EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999R0800

Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten

OJ L 102, 17.4.1999, p. 11–52 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 025 P. 129 - 171
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 027 P. 187 - 229
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 027 P. 187 - 229

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 05/08/2009; opgeheven door 32009R0612

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1999/800/oj

31999R0800

Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten

Publicatieblad Nr. L 102 van 17/04/1999 blz. 0011 - 0052


VERORDENING (EG) Nr. 800/1999 VAN DE COMMISSIE

van 15 april 1999

houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 923/96(2), en met name op de artikelen 13 en 21 alsmede op de overeenkomstige bepalingen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der markten voor landbouwproducten,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2799/98 van de Raad van 15 december 1998 tot vaststelling van het agromonetaire stelsel voor de euro(3), en met name op de artikelen 3 en 9,

(1) Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten(4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 604/98(5), herhaaldelijk en ingrijpend is gewijzigd; dat, nu nieuwe wijzigingen nodig zijn, van de gelegenheid gebruik moet worden gemaakt om die verordening duidelijkheidshalve om te werken;

(2) Overwegende dat krachtens de door de Raad vastgestelde algemene regels de restitutie wordt uitbetaald wanneer het bewijs is geleverd dat de producten uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd; dat, wanneer voor alle derde landen dezelfde restitutie geldt, het recht op de restitutie in beginsel is verworven zodra de producten de markt van de Gemeenschap hebben verlaten; dat, indien de restitutie naar de bestemming van de producten is gedifferentieerd, het recht op de restitutie aan de invoer in een derde land is gekoppeld;

(3) Overwegende dat de tenuitvoerlegging van de overeenkomst inzake de landbouw in het kader van de Uruguayronde meebrengt dat voor de toekenning van restituties in de regel een uitvoercertificaat moet worden overgelegd waarin de restitutie vooraf is vastgesteld; dat het echter bij leveranties in de Gemeenschap aan internationale organisaties en aan strijdkrachten, bij leveranties voor proviandering en bij uitvoer van kleine hoeveelheden gaat om leveringen van zeer specifieke aard die economisch van ondergeschikt belang zijn; dat daarom een specifieke regeling zonder uitvoercertificaat is ingevoerd, zodat enerzijds deze uitvoer wordt vergemakkelijkt en anderzijds nodeloze administratieve rompslomp voor het bedrijfsleven en de betrokken overheidsinstanties wordt voorkomen;

(4) Overwegende dat in de zin van deze verordening de dag van uitvoer de dag is waarop de douanedienst de handeling aanvaardt waardoor de aangever te kennen geeft de producten waarvoor hij een uitvoerrestitutie aanvraagt, te willen uitvoeren; dat deze handeling tot doel heeft de aandacht van met name de douaneautoriteiten erop te vestigen dat de betrokken transactie met financiële steun van de Gemeenschap plaatsvindt, opdat deze autoriteiten de nodige controles zullen uitvoeren; dat de producten op het tijdstip van deze aanvaarding onder douanecontrole worden geplaatst totdat zij daadwerkelijk worden uitgevoerd; dat die datum bepalend is voor de vaststelling van hoeveelheid, aard en kenmerken van het uitgevoerde product;

(5) Overwegende dat wordt erkend dat bij zendingen in bulk of in niet-gestandaardiseerde eenheden de mogelijkheid bestaat dat de precieze nettomassa van de producten pas na het laden van het vervoermiddel bekend is; dat met het oog hierop dient te worden voorzien in een regeling om in de uitvoeraangifte een voorlopige massa te vermelden;

(6) Overwegende dat, om een correcte toepassing mogelijk te maken van Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad van 12 februari 1990 inzake de controle bij de uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 163/94(7), dient te worden bepaald dat de overeenstemming tussen de uitvoeraangifte en de landbouwproducten wordt geverifieerd op het tijdstip van het laden van de container, de vrachtwagen, het vaartuig of andere soortgelijke bergingsmiddelen;

(7) Overwegende dat voor de bepaling van de dag die in aanmerking moet worden genomen voor de vaststelling van de restitutie, een vereenvoudigde procedure moet worden gevolgd wanneer het producten betreft die herhaaldelijk in kleine hoeveelheden worden uitgevoerd;

(8) Overwegende dat, om een eenvormige interpretatie van het begrip uitvoer uit de Gemeenschap te verkrijgen, als maatstaf dient te worden genomen het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap door het product;

(9) Overwegende dat de exporteur of de vervoerder eventueel maatregelen moet nemen om te voorkomen dat de voor uitvoer bestemde producten bederven tijdens de periode van 60 dagen na het aanvaarden van de uitvoeraangifte en vóór het tijdstip waarop de producten het douanegebied van de Gemeenschap verlaten of hun bestemming bereiken; dat diepvriezen één van die maatregelen is, omdat daardoor de producten in goede staat kunnen worden bewaard; dat bijgevolg moet worden bepaald dat de producten tijdens de genoemde periode mogen worden diepgevroren;

(10) Overwegende dat de bevoegde autoriteiten zich ervan dienen te vergewissen dat de producten die de Gemeenschap verlaten of die met het oog op bepaalde bestemmingen worden geleverd, dezelfde producten zijn als die waarvoor de douaneformaliteiten bij uitvoer werden vervuld; dat te dien einde, wanneer een product alvorens het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten of een bijzondere bestemming te bereiken over het grondgebied van andere lidstaten wordt vervoerd, het controle-exemplaar T5 moet worden gebruikt dat is bedoeld in de artikelen 471 tot en met 495 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 502/1999(9); dat het evenwel ter vereenvoudiging van de administratieve werkzaamheden wenselijk is in een soepelere procedure te voorzien dan die van het controle-exemplaar T5 voor die gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de regeling inzake vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers als bedoeld in de artikelen 412 tot en met 442 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, in welke regeling is bepaald dat, wanneer een vervoersbeweging binnen de Gemeenschap begint en daarbuiten dient te eindigen, bij het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert geen enkele formaliteit behoeft te worden vervuld;

(11) Overwegende dat producten die zijn uitgevoerd met een verzoek om betaling van de restitutie en die het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, soms, voordat ze uiteindelijk terechtkomen op een eindbestemming buiten het grondgebied van de Gemeenschap, weer in de Gemeenschap worden binnengebracht voor overlading of in het kader van doorvoerhandel; dat het gevaar bestaat dat dit ook gebeurt om andere redenen dan de eisen die het vervoer stelt, en met name in verband met speculatie; dat in die gevallen de inachtneming van de termijn van 60 dagen waarbinnen de producten in ongewijzigde staat het douanegebied van de Gemeenschap moeten verlaten, in gevaar komt; dat, om dergelijke situaties te voorkomen, duidelijk moet worden bepaald onder welke omstandigheden een dergelijke terugkeer van producten mogelijk is;

(12) Overwegende dat alleen producten die in het vrije verkeer zijn gebracht en in voorkomend geval van oorsprong uit de Gemeenschap zijn, voor de in deze verordening vervatte regeling in aanmerking kunnen komen; dat in het geval van bepaalde samengestelde producten de restitutie niet voor de producten zelf wordt vastgesteld, maar onder verwijzing naar de basisproducten waaruit zij zijn samengesteld; dat het in de gevallen waarin voor één of meer bestanddelen de restitutie op een dergelijke wijze werd geïndividualiseerd, voldoende is dat dit bestanddeel, respectievelijk deze bestanddelen aan de bovenbedoelde voorwaarden voldoet, respectievelijk voldoen of daar niet meer aan voldoet, respectievelijk voldoen uitsluitend als gevolg van verwerking ervan in andere producten, om de toekenning van de restitutie, respectievelijk van het desbetreffende deel van de restitutie te rechtvaardigen; dat, om rekening te houden met de bijzondere situatie van bepaalde bestanddelen, een lijst moet worden vastgesteld van de producten waarvoor de restituties worden geacht voor een bestanddeel te zijn vastgesteld;

(13) Overwegende dat in de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautaire douanewetboek(10), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 82/97 van het Europees Parlement en de Raad(11), een omschrijving is gegeven van de niet-preferentiële oorsprong van goederen; dat voor de toekenning van de uitvoerrestitutie alleen producten die geheel en al in de Gemeenschap zijn verkregen of in de Gemeenschap een ingrijpende verwerking hebben ondergaan, worden geacht van oorsprong uit de Gemeenschap te zijn; dat, met het oog op een eenvormige toepassing in alle lidstaten, dient te worden verduidelijkt dat sommige mengsels van producten niet aan de voorwaarden voor de restitutie voldoen;

(14) Overwegende dat de restitutievoet afhankelijk is van de tariefindeling van het product; dat deze indeling voor bepaalde mengsels, assortimenten en werken tot gevolg kan hebben dat een hogere restitutie wordt verleend dan economisch verantwoord is; dat derhalve bijzondere maatregelen moeten worden vastgesteld voor de bepaling van de restitutie voor mengsels, assortimenten en werken;

(15) Overwegende dat, wanneer de restitutievoet naar gelang van de bestemming van de producten verschilt, men zich ervan dient te vergewissen dat het product is ingevoerd in het derde land of in één van de derde landen waarvoor de restitutie werd vastgesteld; dat voor uitvoertransacties die recht geven op een klein bedrag aan restitutie, een versoepeling hiervan zonder bezwaar mogelijk is, voorzover de uitvoertransacties ten aanzien van de aankomst ter bestemming van de producten voldoende waarborgen bieden; dat met de betrokken bepaling wordt beoogd tot een administratieve vereenvoudiging te komen wat de overlegging van bewijsstukken betreft;

(16) Overwegende dat, wanneer de restitutie op de dag waarop zij vooraf wordt vastgesteld, voor alle bestemmingen dezelfde is, in sommige gevallen een verplichte bestemming geldt; dat deze omstandigheid als een differentiatie van de restitutie moet worden beschouwd ingeval op de dag van uitvoer een lagere restitutie van toepassing is dan de op de dag van de vaststelling vooraf geldende restitutie, in voorkomend geval aangepast naar de datum van uitvoer;

(17) Overwegende dat, wanneer de restitutie naar de bestemming van de uitgevoerde producten is gedifferentieerd, het bewijs moet worden geleverd dat het betrokken product in een derde land is ingevoerd; dat de vervulling van de douaneformaliteiten bij invoer met name bestaat in het betalen van de invoerrechten die gelden om het product op de markt van het betrokken derde land te kunnen afzetten; dat, gezien de uiteenlopende situaties die in de derde landen van invoer bestaan, de overlegging dient te worden aanvaard van de op de invoer betrekking hebbende douanedocumenten die een garantie van de aankomst ter bestemming van de uitgevoerde producten bieden en tegelijk kunnen worden verkregen op een wijze die het handelsverkeer zo weinig mogelijk belemmert;

(18) Overwegende dat, om het de communautaire exporteurs gemakkelijker te maken bewijzen van de aankomst ter bestemming te verkrijgen, moet worden bepaald dat verklaringen inzake de aankomst ter bestemming van de uit de Gemeenschap uitgevoerde landbouwproducten waarvoor een gedifferentieerde restitutie geldt, worden afgegeven door op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma's die door de lidstaten zijn erkend; dat de erkenning van deze firma's onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt, die per geval tot erkenning van deze firma's overgaan aan de hand van bepaalde bestaande richtsnoeren; dat ter verduidelijking van de situatie de voornaamste richtsnoeren in deze verordening dienen te worden opgenomen;

(19) Overwegende dat, om de uitvoertransacties waarvoor naar gelang van de bestemming verschillende restituties worden toegekend, met de andere uitvoertransacties op gelijke voet te stellen, dient te worden bepaald dat een gedeelte van de restitutie, berekend op basis van met name de laagste restitutievoet, wordt uitbetaald zodra de exporteur het bewijs heeft geleverd dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten;

(20) Overwegende dat, wanneer de restitutie afhankelijk is van de bestemming en de bestemming wordt gewijzigd, de restitutie voor de werkelijke bestemming van de producten moet worden betaald, maar nooit meer dan de restitutie voor de vooraf vastgestelde bestemming; dat, om het misbruik tegen te gaan dat erin bestaat systematisch de restitutie te laten vaststellen voor de bestemming waarvoor de hoogste restitutie geldt, een sanctie moet worden toegepast wanneer in geval van wijziging van de bestemming de restitutie voor de werkelijke bestemming lager is dan die voor de vooraf vastgestelde bestemming; dat deze bepaling consequenties heeft voor de berekening van het deel van de restitutie dat mag worden betaald zodra de exporteur het bewijs levert dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten;

(21) Overwegende dat in de artikelen 23 tot en met 26 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 een omschrijving van de niet-preferentiële oorsprong van goederen is gegeven en dat het dienstig is in bepaalde gevallen het in artikel 24 bedoelde criterium van een ingrijpende be- of verwerking toe te passen voor de opnieuw ingevoerde producten om te beoordelen of de eerder uitgevoerde producten hun bestemming hebben bereikt;

(22) Overwegende dat sommige uitvoertransacties aanleiding kunnen geven tot verlegging van het handelsverkeer; dat, om een dergelijke verlegging te voorkomen, bij deze transacties aan betaling van de restitutie niet alleen de voorwaarde dient te worden verbonden dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, maar ook de voorwaarde dat het product in een derde land is ingevoerd of een ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan; dat voorts in sommige gevallen de betaling van de restitutie afhankelijk kan worden gesteld van aanvullende bewijzen dat het product daadwerkelijk op de markt is gebracht in het derde land van invoer of een ingrijpende be- of verwerking heeft ondergaan;

(23) Overwegende dat, wanneer het product is vernietigd of ernstig is beschadigd voordat het in een derde land op de markt is gebracht of een ingrijpende verwerking heeft ondergaan, de restitutie als onverschuldigd wordt beschouwd; dat aan de exporteur de mogelijkheid dient te worden geboden aan te tonen dat de uitvoer heeft plaatsgevonden onder economische voorwaarden die het onder normale omstandigheden mogelijk zouden hebben gemaakt de transactie te verrichten;

(24) Overwegende dat communautaire financiering van een uitvoertransactie niet gerechtvaardigd is, wanneer wordt vastgesteld dat het niet om een normale handelstransactie gaat, aangezien er geen echt economisch doel mee wordt beoogd en een en ander uitsluitend is opgezet om een door de Gemeenschap gefinancierd economisch voordeel te verkrijgen;

(25) Overwegende dat moet worden voorkomen dat financiële middelen van de Gemeenschap worden toegekend voor economische transacties die niet aan een van de doeleinden van de uitvoerrestitutieregeling beantwoorden; dat het gevaar dat dergelijke transacties worden opgezet, bestaat ten aanzien van voor een restitutie in aanmerking komende producten waarop bij wederinvoer in de Gemeenschap zonder dat deze producten in een derde land een ingrijpende be- of verwerking hebben ondergaan, krachtens een preferentiële overeenkomst of een besluit van de Raad een lager recht dan het normale recht of een nulrecht zou worden toegepast; dat de desbetreffende maatregelen alleen voor de gevoeligste producten dienen te gelden om de bezwaren die er voor de exporteurs aan zijn verbonden, te beperken;

(26) Overwegende dat het, om de onzekerheid voor de exporteurs te beperken, dienstig is om producten die niet eerder dan twee jaar na de dag van uitvoer opnieuw in de Gemeenschap worden ingevoerd, van toepassing van de maatregelen inzake de terugbetaling van de restituties vrij te stellen;

(27) Overwegende dat enerzijds de lidstaten in staat moeten worden gesteld de restitutie niet toe te kennen of terug te vorderen wanneer overduidelijk is gebleken dat de transactie niet aan het doel van de uitvoerrestitutieregeling beantwoordt, en dat anderzijds moet worden voorkomen dat de nationale overheidsdiensten te zwaar worden belast door een verplichting alle gevallen van invoer systematisch te controleren;

(28) Overwegende dat de producten van een zodanige kwaliteit dienen te zijn dat zij op het grondgebied van de Gemeenschap onder normale omstandigheden in de handel kunnen worden gebracht; dat evenwel rekening dient te worden gehouden met de bijzondere verplichtingen die voortvloeien uit de normen die in de derde landen van bestemming van kracht zijn;

(29) Overwegende dat voor sommige producten het recht op de restitutie verloren kan gaan wanneer deze producten niet langer van gezonde handelskwaliteit zijn;

(30) Overwegende dat, wanneer bij uitvoer een vooraf vastgestelde of in het kader van een inschrijving bepaalde restitutie wordt toegekend, geen uitvoerheffing wordt toegepast, daar de uitvoer moet geschieden onder de voorwaarden die vooraf zijn vastgesteld of in het kader van de inschrijving zijn bepaald; dat op overeenkomstige wijze moet worden bepaald dat, wanneer bij uitvoer een uitvoerheffing wordt toegepast die vooraf is vastgesteld of in het kader van een inschrijving is bepaald, deze uitvoer onder de gestelde voorwaarden moet geschieden en er bijgevolg geen uitvoerrestitutie kan worden toegekend;

(31) Overwegende dat, om voor de exporteurs de financiering van hun uitvoertransacties te vergemakkelijken, de lidstaten dienen te worden gemachtigd de restitutie geheel of gedeeltelijk aan de exporteurs voor te schieten zodra de uitvoeraangifte of de betalingsaangifte is aanvaard, op voorwaarde dat door het stellen van een zekerheid wordt gewaarborgd dat dit voorschot zal worden terugbetaald zo later mocht blijken dat de restitutie niet had mogen worden betaald;

(32) Overwegende dat het vóór de uitvoer betaalde bedrag moet worden terugbetaald, wanneer blijkt dat er geen recht op de uitvoerrestitutie of er slechts recht op een lagere restitutie bestaat; dat, om misbruik te voorkomen, er bij een dergelijke terugbetaling een extra bedrag moet worden betaald; dat in geval van overmacht dit extra bedrag niet verschuldigd is;

(33) Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 565/80(12), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2026/83(13) de algemene bepalingen zijn vastgesteld ten aanzien van de betaling, vóór de uitvoer, van een bedrag dat gelijk is aan de uitvoerrestitutie;

(34) Overwegende dat in artikel 4, leden 5 en 6, van Verordening (EEG) nr. 565/80 is voorgeschreven dat de dag waarop de basisproducten onder douanecontrole worden geplaatst, bepalend is voor de restitutievoet of voor de uit te voeren aanpassingen van de geldende restitutievoet;

(35) Overwegende dat de datum die bepalend is, derhalve de dag moet zijn waarop de douaneautoriteiten de aangifte aanvaarden waarin de betrokkene te kennen geeft voornemens te zijn de producten of goederen onder het in artikel 4 of 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 bedoelde stelsel te plaatsen en deze na verwerking of opslag met toekenning van een restitutie uit te voeren; dat die aangifte de nodige gegevens voor de berekening van de restituties moet bevatten;

(36) Overwegende dat de betaling van de restituties vóór de verwerking tot doel heeft de communautaire producten gelijk te stellen met de producten die met het oog op verwerking en wederuitvoer worden ingevoerd uit derde landen;

(37) Overwegende dat ten aanzien van de productiemethoden voor verwerkte producten en de procedures voor de controle daarop enige soepelheid is vereist; dat artikel 115 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 in het kader van de regeling actieve verdeling in een equivalentiestelsel voorziet;

(38) Overwegende dat, met het oog op een beter beheer van de bestaande opslagcapaciteit, dient te worden voorzien in een regeling volgens welke vervanging door equivalente producten kan worden toegestaan voor in bulk opgeslagen basisproducten of tussenproducten die na verwerking zullen worden uitgevoerd;

(39) Overwegende dat producten die niet voor restituties in aanmerking kunnen komen, geen equivalente producten kunnen zijn;

(40) Overwegende dat volgens het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 3002/92 van de Commissie van 16 oktober 1992 tot vaststelling van gemeenschappelijke bepalingen inzake de controle op het gebruik en/of de bestemming van producten uit interventie(14), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 770/96(15), interventieproducten de voorgeschreven bestemming moeten bereiken; dat hieruit voortvloeit dat deze producten niet door equivalente producten kunnen worden vervangen;

(41) Overwegende dat een termijn voor de uitvoer van de betrokken producten moet worden vastgesteld; dat bij de vaststelling van die termijn rekening moet worden gehouden met de regeling inzake uitvoercertificaten en voorfixatiecertificaten;

(42) Overwegende dat het wenselijk is te bepalen dat in geval van opslag vóór de uitvoer uitsluitend behandelingen die geschikt zijn om de bewaring van de betrokken producten of goederen in ongewijzigde staat te garanderen, mogen worden uitgevoerd; dat ter verduidelijking dient te worden bepaald dat deze behandelingen niet van invloed zijn op de toe te passen restitutie;

(43) Overwegende dat in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 is bepaald dat een bedrag dat gelijk is aan de uitvoerrestitutie, wordt betaald zodra de producten of goederen onder het stelsel van douane-entrepots of vrije zones zijn gebracht; dat dient te worden toegestaan dat deze producten of goederen na de aanvaarding van de betalingsaangifte worden vervoerd naar een andere lidstaat dan die waar een aanvang is gemaakt met de betaling, om aldaar te worden opgeslagen en er later te worden uitgevoerd; dat de producten of goederen vergezeld dienen te gaan van een controle-exemplaar T5 om het bewijs te kunnen leveren dat zij de Gemeenschap hebben verlaten; dat, om het risico te vermijden dat tweemaal wordt betaald, in de uitvoeraangifte bepaalde vermeldingen dienen te worden opgenomen die het betaalorgaan van de lidstaat waar de uitvoeraangifte is aanvaard, ervan op de hoogte brengen dat met de procedure voor de betaling van de restitutie reeds een aanvang is gemaakt;

(44) Overwegende dat de restitutie niet wordt toegekend wanneer de termijn voor de uitvoer of voor het leveren van de bewijzen die nodig zijn om de betaling van de restitutie te verkrijgen, is overschreden; dat maatregelen moeten worden genomen die overeenkomen met die welke zijn vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(16), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3403/93(17);

(45) Overwegende dat in de lidstaten producten die met het oog op bepaalde bestemmingen worden geleverd, vrij van invoerrechten uit derde landen mogen worden ingevoerd; dat producten uit de Gemeenschap op dezelfde voet dienen te worden behandeld als uit derde landen ingevoerde producten, voorzover de betrokken afzet een bepaalde omvang heeft; dat deze situatie zich met name voordoet voor producten die worden gebruikt voor de proviandering van schepen en luchtvaartuigen;

(46) Overwegende dat in de specifieke gevallen van proviandering van schepen en luchtvaartuigen en van levering aan strijdkrachten bijzondere regels voor de bepaling van de restitutievoet kunnen gelden;

(47) Overwegende dat de producten die als scheepsproviand aan boord van schepen worden gebracht, bestemd zijn voor verbruik aan boord; dat deze producten, die worden verbruikt in ongewijzigde staat of na aan boord te zijn toebereid, in aanmerking komen voor de restitutie die geldt voor de producten in ongewijzigde staat; dat in het geval van luchtvaartuigen de producten wegens plaatsgebrek moeten worden toebereid voordat zij aan boord worden gebracht; dat, met het oog op harmonisatie, regels moeten worden vastgesteld die het mogelijk maken dat voor landbouwproducten die aan boord van luchtvaartuigen worden verbruikt, dezelfde restituties gelden als die welke worden toegekend voor producten die worden verbruikt na aan boord van een schip te zijn toebereid;

(48) Overwegende dat de handel voor de proviandering van schepen of luchtvaartuigen een zeer specifiek karakter draagt dat de instelling van een bijzondere regeling voor het voorschieten van de restitutie rechtvaardigt; dat de aan bevoorradingsdepots geleverde producten en goederen later voor proviandering moeten worden geleverd; dat de leveranties aan deze depots wat het recht op de restitutie betreft niet met definitieve uitvoer kunnen worden gelijkgesteld;

(49) Overwegende dat, ingeval bij toepassing van de bovenbedoelde voorschotregeling later zou blijken dat de restitutie niet had mogen worden betaald, de exporteur ten onrechte een kosteloos krediet zou hebben gekregen; dat bijgevolg passende maatregelen moeten worden genomen om een dergelijk ongerechtvaardigd voordeel te voorkomen;

(50) Overwegende dat, om de communautaire producten concurrerend te houden die aan platforms in gebieden in de nabijheid van de lidstaten worden geleverd, de voor proviandering binnen de Gemeenschap geldende restitutie moet worden toegekend; dat betaling van een restitutievoet die hoger is dan de laagste die voor leveranties op een bepaalde plaats van bestemming geldt, alleen gerechtvaardigd is als met voldoende zekerheid kan worden uitgemaakt dat de goederen de betrokken bestemming hebben bereikt; dat de bevoorrading van platforms in geïsoleerde maritieme zones noodzakelijkerwijs gespecialiseerd werk is, zodat het mogelijk moet zijn op dergelijke leveranties voldoende controle uit te oefenen; dat het dienstig is voor deze leveranties de restitutievoet toe te passen die geldt voor proviandering binnen de Gemeenschap, op voorwaarde dat adequate controlemaatregelen worden vastgesteld; dat voor leveranties van kleinere omvang een vereenvoudigde procedure kan gelden; dat de breedte van de territoriale wateren uiteenloopt van 3 tot 12 mijl naar gelang van de lidstaat en dat het derhalve eveneens dienstig is de leveranties aan alle platforms buiten de driemijlszone met uitvoer gelijk te stellen;

(51) Overwegende dat, wanneer een militair vaartuig van een lidstaat in volle zee wordt bevoorraad door een militair vaartuig dat deze activiteit vanuit een haven van de Gemeenschap ontplooit, van een officiële autoriteit een bewijsstuk kan worden verkregen waarin de betrokken leverantie wordt bevestigd; dat het dienstig is voor deze leveranties dezelfde restitutievoet toe te passen als die welke voor proviandering in een haven van de Gemeenschap geldt;

(52) Overwegende dat het wenselijk is dat voor landbouwproducten die voor de proviandering van schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, dezelfde restitutie geldt ongeacht of deze aan boord van een schip of luchtvaartuig worden gebracht dat zich in de Gemeenschap of daarbuiten bevindt;

(53) Overwegende dat voor de proviandering in derde landen directe of indirecte leveranties mogelijk zijn; dat voor elke leverantievorm een specifieke controleregeling moet worden ingesteld;

(54) Overwegende dat op grond van artikel 161, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 het eiland Helgoland niet als een bestemming kan worden beschouwd die recht geeft op restituties; dat het verbruik van landbouwproducten uit de Gemeenschap op het eiland Helgoland dient te worden vergemakkelijkt en dat daartoe de nodige maatregelen moeten worden genomen;

(55) Overwegende dat sinds de inwerkingtreding van de interimovereenkomst inzake handel en een douane-unie tussen de Gemeenschap en San Marino(18) het grondgebied van deze staat geen deel meer uitmaakt van het douanegebied van de Gemeenschap; dat krachtens de artikelen 1, 5 en 7 van deze overeenkomst binnen de douane-unie hetzelfde prijsniveau geldt voor landbouwproducten, zodat er geen economische reden is uitvoerrestituties toe te kennen voor landbouwproducten uit de Gemeenschap die naar San Marino worden verzonden;

(56) Overwegende dat, indien later afwijzend wordt beschikt op een verzoek om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten, de producten eventueel in aanmerking zullen kunnen komen voor een uitvoerrestitutie of in voorkomend geval zullen worden onderworpen aan een heffing of belasting bij uitvoer; dat derhalve specifieke bepalingen dienen te worden vastgesteld;

(57) Overwegende dat legereenheden die in een derde land zijn gestationeerd doch niet onder dat land ressorteren, en in een derde land gevestigde internationale organisaties en diplomatieke vertegenwoordigingen zich over het algemeen met vrijdom van invoerbelastingen bevoorraden; dat voor legereenheden die ressorteren onder een lidstaat of onder een internationale organisatie waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt, voor internationale organisaties waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt, en voor diplomatieke vertegenwoordigingen specifieke maatregelen kunnen worden genomen die behelzen dat het bewijs van invoer door middel van een bijzonder document wordt geleverd;

(58) Overwegende dat moet worden bepaald dat de restitutie wordt betaald door de lidstaat op het grondgebied waarvan de uitvoeraangifte is aanvaard;

(59) Overwegende dat het kan voorkomen dat als gevolg van omstandigheden die niet aan de exporteur zijn toe te rekenen, het controle-exemplaar T5 niet kan worden overgelegd hoewel het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten of een bijzondere bestemming heeft bereikt; dat dergelijke situaties een belemmering voor de handel kunnen vormen; dat in die gevallen andere documenten als gelijkwaardig dienen te worden erkend;

(60) Overwegende dat voor een goed administratief beheer dient te worden verlangd dat de aanvraag en alle andere voor de betaling van de restitutie benodigde documenten binnen een redelijke termijn worden ingediend behalve in geval van overmacht, waartoe met name de omstandigheid wordt gerekend dat deze termijn niet in acht kon worden genomen als gevolg van een administratieve vertraging die niet aan de exporteur is toe te rekenen;

(61) Overwegende dat de termijn waarbinnen de uitvoerrestituties worden betaald, van lidstaat tot lidstaat verschilt; dat ter voorkoming van mededingingverstoringen een eenvormige maximumtermijn voor de betaling van deze restituties door de betaalorganen dient te worden ingevoerd;

(62) Overwegende dat de uitvoer van zeer kleine hoeveelheden producten geen economisch belang vertegenwoordigt en dat de behandeling van de betrokken transacties een onnodige extra belasting voor de bevoegde instanties kan betekenen; dat de bevoegde diensten van de lidstaten de mogelijkheid dienen te hebben voor dergelijke uitvoertransacties geen restituties te betalen;

(63) Overwegende dat volgens de geldende communautaire reglementering uitvoerrestituties uitsluitend op basis van objectieve criteria, met name inzake hoeveelheid, aard en kenmerken van het uitgevoerde product en de geografische bestemming ervan, worden toegekend; dat het, gezien de opgedane ervaring, met het oog op de bestrijding van onregelmatigheden, en vooral van fraude, ten nadele van de Gemeenschapsbegroting noodzakelijk is in de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen en in de toepassing van sancties te voorzien om de exporteurs ertoe aan te sporen de communautaire reglementering na te leven;

(64) Overwegende dat, om te garanderen dat het stelsel van uitvoerrestituties goed functioneert, sancties moeten worden toegepast ongeacht het subjectieve aspect van de schuld; dat het evenwel dienstig is in bepaalde gevallen, en met name wanneer het een duidelijke vergissing betreft die door de bevoegde autoriteiten als zodanig wordt erkend, van de toepassing van sancties af te zien en in zwaardere sancties te voorzien voor het geval van opzet; dat deze maatregelen noodzakelijk zijn en dat zij evenredig en voldoende afschrikwekkend moeten zijn en in alle lidstaten eenvormig moeten worden toegepast;

(65) Overwegende dat het, om een gelijke behandeling van de exporteurs in de lidstaten te garanderen, dienstig is op het gebied van de uitvoerrestituties uitdrukkelijk te bepalen dat wie een onverschuldigd betaald bedrag heeft ontvangen, daarover rente moet vergoeden, en voorts de nadere regels inzake de betaling daarvan te preciseren; dat, om de financiële belangen van de Gemeenschap beter te beschermen, met name dient te worden bepaald dat deze verplichting in geval van overdracht van het recht op de restitutie tot de cessionaris wordt uitgebreid; dat het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) voor de ontvangsten uit hoofde van teruggevorderde bedragen, rente en sanctiebedragen moet worden gecrediteerd in overeenstemming met de in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad van 21 april 1970 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(19), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1287/95(20) vervatte beginselen;

(66) Overwegende dat, om ervoor te zorgen dat in het kader van de terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen het beginsel van het gewettigde vertrouwen in de hele Gemeenschap eenvormig wordt toegepast, de voorwaarden dienen te worden vastgesteld waaronder een beroep op dit beginsel kan worden gedaan, onverminderd de behandeling van de onverschuldigd betaalde bedragen waarin is voorzien in met name de artikelen 5 en 8 van Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad;

(67) Overwegende dat de exporteur met name verantwoordelijk moet zijn voor de handelingen van derden die het mogelijk zouden maken ten onrechte de nodige documenten voor de betaling van de restituties te verkrijgen;

(68) Overwegende dat de betrokken comités van beheer geen advies hebben uitgebracht binnen de door de voorzitter bepaalde termijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I

WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Onverminderd afwijkende bepalingen in bijzondere Gemeenschapsregelingen voor bepaalde producten worden in deze verordening voor het stelsel van restituties bij uitvoer, hierna "restituties" genoemd, dat bij:

- artikel 3 van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad(21) (oliën en vetten),

- artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad(22) (melk en zuivelproducten),

- artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad(23) (rundvlees),

- artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad(24) (varkensvlees),

- artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2771/75 van de Raad(25) (eieren),

- artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad(26) (slachtpluimvee),

- artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 van de Raad(27) (suiker, isoglucose en inulinestroop),

- de artikelen 55 en 56 van Verordening (EEG) nr. 822/77 van de Raad(28) (wijn),

- artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad (granen),

- artikel 13 van Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad(29) (rijst),

- artikel 35 van Verordening (EG) nr. 2200/96 van de Raad(30) (groenten en fruit), en

- de artikelen 16, 17 en 18 van Verordening (EG) nr. 2201/96 van de Raad(31) (op basis van groenten en fruit verwerkte producten),

is ingevoerd, gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen vastgesteld.

Artikel 2

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) - "producten": de in artikel 1 opgesomde producten en de goederen;

- "basisproducten": producten die bestemd zijn om na verwerking tot verwerkte producten of tot goederen te worden uitgevoerd; goederen die bestemd zijn om na verwerking te worden uitgevoerd, worden eveneens als basisproducten beschouwd,

- "verwerkte producten": producten die zijn verkregen door verwerking van basisproducten en waarvoor een restitutie bij uitvoer geldt,

- "goederen": in bijlage B bij Verordening (EG) nr. 1222/94 van de Commissie(32) opgenomen goederen;

b) "rechten bij invoer": de douanerechten en heffingen van gelijke werking, en andere belastingen bij invoer die zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of in het kader van de specifieke regelingen voor het handelsverkeer die op bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen van toepassing zijn;

c) "lidstaat van uitvoer": de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard;

d) "vaststelling vooraf van de restitutie": de vaststelling vooraf van de restitutievoet op de dag waarop een uitvoer- of voorfixatiecertificaat wordt aangevraagd; deze restitutievoet wordt eventueel aangepast op basis van de geldende maandelijkse verhogingen en correcties;

e) "gedifferentieerde restitutie":

- de vaststelling van verschillende restitutievoeten voor hetzelfde product naar gelang van het derde land van bestemming, of

- de vaststelling van één of meer restitutievoeten voor hetzelfde product voor bepaalde derde landen van bestemming, en de niet-vaststelling van een restitutie voor een of meer andere derde landen;

f) "gedifferentieerd gedeelte van de restitutie": het gedeelte van de restitutie dat overeenstemt met de volledige restitutie, verminderd met de restitutie die werd of moet worden betaald, nadat overeenkomstig artikel 18 het bewijs is geleverd dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten;

g) "uitvoer": het vervullen van de douaneformaliteiten bij uitvoer gevolgd door het verlaten van de producten van het douanegebied van de Gemeenschap;

h) "controle-exemplaar T5": het in de artikelen 471 tot en met 495 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 bedoelde document;

i) "exporteur": de natuurlijke persoon of rechtspersoon die recht heeft op de restitutie. Wanneer gebruik moet of kan worden gemaakt van een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie, heeft de houder van het certificaat of eventueel de cessionaris recht op de restitutie. De exporteur in de zin van de douanewetgeving kan, rekening gehouden met de privaatrechtelijke betrekkingen tussen marktdeelnemers, een andere zijn dan de exporteur in de zin van deze verordening, tenzij in de gemeenschappelijke marktordeningen anders is bepaald;

j) "voorschot op de restitutie": de betaling van ten hoogste het bedrag van de uitvoerrestitutie zodra de aangifte ten uitvoer is aanvaard;

k) "voorfinanciering van de restitutie": de in Verordening (EEG) nr. 565/80 van de Raad bedoelde vooruitbetaling van de restitutie in de gevallen waarin producten vóór de uitvoer worden verwerkt of opgeslagen;

l) "in het kader van een inschrijving vastgestelde restitutie": de restitutie waarvoor de exporteur heeft aangeboden uit te voeren en die in het kader van een inschrijving is aanvaard;

m) "douanegebied van de Gemeenschap": de in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde gebieden;

n) "restitutienomenclatuur": landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3846/87 van de Commissie(33);

o) "uitvoercertificaat": het document bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 van de Commissie(34).

2. Voor de toepassing van deze verordening worden de in het kader van een inschrijving bepaalde restituties als vooraf vastgestelde restituties beschouwd.

3. Wanneer in één aangifte ten uitvoer verscheidene van elkaar verschillende codes van de restitutienomenclatuur of de gecombineerde nomenclatuur zijn vermeld, worden de gegevens betreffende elk van die codes als een afzonderlijke aangifte beschouwd.

TITEL II

UITVOER NAAR DERDE LANDEN

HOOFDSTUK 1

Recht op restitutie

Afdeling 1

Algemene bepalingen

Artikel 3

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 18, 20 en 21 van deze verordening en artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2988/95 van de Raad(35), ontstaat het recht op restitutie:

- bij het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap, wanneer voor alle derde landen eenzelfde restitutievoet van toepassing is;

- bij invoer in een bepaald derde land, wanneer voor dit derde land een gedifferentieerde restitutievoet van toepassing is.

Artikel 4

1. Behalve voor de uitvoer van goederen en de uitvoer in het kader van internationale voedselhulp in de zin van artikel 10, lid 4, van de overeenkomst inzake de landbouw in het kader van de Uruguayronde, ontstaat het recht op restitutie pas na overlegging van een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie.

Voor het verkrijgen van een restitutie is evenwel geen certificaat vereist:

- wanneer het restitutiebedrag per aangifte ten uitvoer niet hoger is dan 60 euro;

- in de gevallen bedoeld in de artikelen 6, 36, 40, 44, 45 en artikel 46, lid 1;

- voor leveringen bestemd voor in derde landen gestationeerde strijdkrachten van de lidstaten.

2. ln afwijking van lid 1 is een uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie ook geldig voor de uitvoer van een product dat onder een andere productcode van twaalf cijfers valt dan die welke in vak 16 van het certificaat is vermeld, indien beide producten behoren tot:

- dezelfde categorie als bedoeld in artikel 13 bis, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 3719/88, of

- dezelfde productgroep, voorzover deze productgroep daartoe is bepaald volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 of het overeenkomstige artikel van één van de overige verordeningen houdende een gemeenschappelijke marktordening.

In de in de eerste alinea bedoelde gevallen gelden de volgende voorwaarden:

- indien de restitutievoet voor het werkelijke product gelijk is aan of hoger is dan de restitutievoet voor het in vak 16 van het certificaat vermelde product, wordt deze laatste voet toegepast;

- indien de restitutievoet voor het werkelijke product lager is dan de restitutievoet voor het in vak 16 van het certificaat vermelde product, wordt de restitutie betaald welke voortvloeit uit de toepassing van de restitutie voor het werkelijke product, behoudens overmacht verminderd met 20 % van het verschil tussen de restitutie voor het in vak 16 van het certificaat vermelde product en de restitutie voor het werkelijke product.

Wanneer het bepaalde in het tweede streepje van de tweede alinea en het bepaalde in artikel 18, lid 3, onder b), van toepassing zijn, wordt de op de restitutie voor het werkelijke product en de werkelijke bestemming toe te passen vermindering berekend over het verschil tussen de restitutie voor het product en de bestemming die in het certificaat zijn vermeld, en de restitutie voor het werkelijke product en de werkelijke bestemming.

Voor de toepassing van dit lid worden de restitutievoeten in aanmerking genomen die golden op de dag waarop de certificaataanvraag is ingediend, en worden deze restitutievoeten zo nodig op de dag van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer of de betalingsaangifte aangepast.

3. Wanneer lid 1 of lid 2 en artikel 51 op dezelfde uitvoertransactie van toepassing zijn, wordt het bedrag dat uit de toepassing van lid 1 of lid 2 voortvloeit, verlaagd met het op grond van artikel 51 toepasselijke sanctiebedrag.

Artikel 5

1. Onder de dag van uitvoer wordt verstaan de dag waarop de douaneautoriteit de aangifte ten uitvoer aanvaardt, waarin is vermeld dat een restitutie zal worden gevraagd.

2. De dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard, is bepalend voor:

a) de toe te passen restitutievoet, ingeval de restitutie niet vooraf werd vastgesteld,

b) de in voorkomend geval uit te voeren aanpassingen van de restitutievoet, ingeval de restitutie vooraf werd vastgesteld,

c) de vaststelling van hoeveelheid, aard en kenmerken van het uitgevoerde product.

3. Elke handeling die dezelfde rechtsgevolgen heeft als de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer, wordt met die aanvaarding gelijkgesteld.

4. Op het document dat bij de uitvoer wordt gebruikt om een restitutie te verkrijgen moeten alle nodige gegevens voor de berekening van de restitutie worden vermeld, en met name:

a) voor producten:

- de, eventueel vereenvoudigde, omschrijving van de producten volgens de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties en de code van de restitutienomenclatuur en, voorzover nodig voor de berekening van de restitutie, de samenstelling van de betrokken producten of een verwijzing naar deze samenstelling;

- de nettomassa van de producten, of, in voorkomend geval, de hoeveelheid in de voor de berekening van de restitutie in aanmerking te nemen meeteenheid;

b) voor goederen is het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1222/94 van toepassing.

5. Op het tijdstip van deze aanvaarding of van de in lid 3 bedoelde handeling worden de producten overeenkomstig artikel 4, punten 13 en 14, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 onder douanecontrole geplaatst totdat zij het douanegebied van de Gemeenschap verlaten.

6. ln afwijking van artikel 282, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2454/93, kan in de vergunning om een vereenvoudigde aangifte ten uitvoer in te dienen worden bepaald dat de vereenvoudigde aangifte een schatting van de nettomassa van de producten moet bevatten, wanneer, bij producten die in bulk of in niet-gestandaardiseerde eenheden worden uitgevoerd, het gewicht alleen exact kan worden vastgesteld nadat het vervoermiddel geladen is.

De aanvullende aangifte waarin het exacte gewicht wordt aangegeven, moet onmiddellijk na het laden worden ingediend. Zij moet vergezeld gaan van schriftelijke bewijsstukken waaruit de exact geladen nettomassa blijkt.

Voor de hoeveelheid boven 110 % van de geschatte nettomassa wordt geen restitutie toegekend. Wanneer de daadwerkelijk geladen massa minder bedraagt dan 90 % van de geschatte nettomassa, wordt de restitutie voor de daadwerkelijk geladen nettomassa verlaagd met 10 % van het verschil tussen de restitutie voor 90 % van de geschatte nettomassa en de restitutie voor de daadwerkelijk geladen massa.

Als producten in niet-gestandaardiseerde eenheden worden beschouwd: levende dieren, (halve) karkassen en voor- en achtervoeten.

ln afwijking van artikel 278, lid 3, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 is het bepaalde in dit lid van toepassing op de producten die onder de in artikel 26 van deze verordening bedoelde voorfinancieringsregeling worden geplaatst.

7. Ieder die producten uitvoert waarvoor hij om toekenning van de restitutie verzoekt, is verplicht:

a) de aangifte ten uitvoer in te dienen op het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de producten worden geladen voor het vervoer met het oog op uitvoer;

b) dit douanekantoor ten minste 24 uur vóór het begin van de belading ervan in kennis te stellen dat de voor uitvoer bestemde producten worden geladen en aan te geven hoe lang het laden ervan naar verwachting zal duren. De bevoegde autoriteiten kunnen besluiten tot toepassing van een andere termijn dan 24 uur.

Het bevoegde douanekantoor kan toestemming verlenen de producten te laden nadat de aangifte ten uitvoer is aanvaard en voordat de onder b) bedoelde termijn is verstreken.

Het bevoegde douanekantoor moet in staat zijn de fysieke controle uit te voeren en de voor identificatie vereiste maatregelen te nemen voor het vervoer naar het kantoor van uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap.

lndien een lidstaat om redenen die verband houden met de bestuurlijke inrichting besluit dat het in de eerste alinea bepaalde niet kan worden toegepast, mag de aangifte ten uitvoer slechts worden ingediend bij een bevoegd douanekantoor in de betrokken lidstaat en moet, indien een fysieke controle overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad plaatsvindt, in voorkomend geval een ter controle aangeboden geladen product geheel worden uitgeladen. Het product behoeft echter niet geheel te worden uitgeladen wanneer de bevoegde autoriteiten kunnen garanderen dat er een afdoende fysieke controle zal plaatsvinden.

Artikel 6

In afwijking van het bepaalde in artikel 5, lid 2, kan de lidstaat, wanneer de uitgevoerde hoeveelheden niet meer bedragen dan 5000 kg per code van de restitutienomenclatuur voor de sector granen of 500 kg per code van de restitutienomenclatuur of van de gecombineerde nomenclatuur voor producten van de andere sectoren en wanneer herhaaldelijk dergelijke uitvoertransacties plaatsvinden, toestaan dat de laatste dag van de maand in aanmerking wordt genomen, hetzij voor de vaststelling van de toe te passen restitutievoet, hetzij voor de bepaling van de aanpassingen die eventueel moeten worden aangebracht indien de restitutie vooraf is vastgesteld.

Wanneer de restitutie vooraf of in het kader van een inschrijving is vastgesteld, dient het certificaat tot en met de laatste dag van de maand van uitvoer te gelden.

De exporteur aan wie toestemming wordt verleend van deze procedure gebruik te maken, mag voor de in de eerste alinea bedoelde hoeveelheden niet de normale procedure volgen.

Voor de lidstaten die niet aan de Economische en Monetaire Unie deelnemen, wordt voor de bepaling van de wisselkoers van de euro die wordt toegepast om de restitutiebedragen in nationale valuta om te rekenen, ook de laatste dag van de maand in aanmerking genomen.

Artikel 7

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 14 en 20 mag de restitutie slechts worden uitbetaald indien het bewijs is geleverd dat de producten waarvoor de aangifte ten uitvoer is aanvaard, uiterlijk zestig dagen na die aanvaarding in ongewijzigde staat het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

De hoeveelheden producten die bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij uitvoer als monster zijn genomen en later niet zijn teruggegeven, worden evenwel geacht niet te zijn weggenomen van de nettomassa van de producten waaruit zij zijn genomen.

2. Voor de toepassing van deze verordening worden voor de bevoorrading van boor- of productieplatforms als bedoeld in artikel 44, lid 1, onder a), geleverde producten geacht het douanegebied van de Gemeenschap te hebben verlaten.

3. Het invriezen van de producten laat het bepaalde in lid 1 onverlet.

Dit geldt eveneens voor herverpakking, op voorwaarde dat het product daardoor niet van onderverdeling van de restitutienomenclatuur verandert of het goed niet van onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur. Deze herverpakking mag eerst plaatsvinden nadat de douaneautoriteiten daarmee hebben ingestemd.

Bij herverpakking wordt het controle-exemplaar T5 van de desbetreffende aantekening voorzien.

Het aanbrengen of wijzigen van etiketten kan worden toegestaan onder dezelfde voorwaarden als de in de tweede en de derde alinea bedoelde herverpakking.

4. Indien de in lid 1 vermelde termijn ten gevolge van overmacht niet in acht kon worden genomen, kan deze termijn op verzoek van de exporteur worden verlengd met een door de bevoegde instantie van de lidstaat van uitvoer op grond van de aangevoerde omstandigheid nodig geoordeelde termijn.

Artikel 8

Indien een product waarvoor de aangifte ten uitvoer is aanvaard, alvorens het douanegebied van de Gemeenschap te verlaten, over een ander communautair grondgebied dan dat van de lidstaat van uitvoer wordt vervoerd, wordt het bewijs dat dit product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, geleverd door overlegging van het naar behoren van de desbetreffende aantekening voorziene origineel van het controle-exemplaar T5.

Met name worden de vakken 33, 103, 104 en, in voorkomend geval, 105 van het controle-exemplaar ingevuld. Vak 104 wordt van de desbetreffende aantekening voorzien.

Artikel 9

1. Voor het verlenen van een restitutie bij uitvoer over zee gelden de volgende bijzondere bepalingen.

a) Wanneer het controle-exemplaar T5 of het nationale document dat als bewijs geldt dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, door de bevoegde instanties is geviseerd, mogen, behoudens overmacht, de betrokken producten in geval van overlading niet meer dan 28 dagen in een of meer andere in dezelfde lidstaat of een andere lidstaat gelegen havens blijven. Deze termijn geldt niet wanneer de betrokken producten de laatste haven in het douanegebied van de Gemeenschap binnen de oorspronkelijke termijn van 60 dagen hebben verlaten.

b) De restitutie wordt pas betaald nadat

- de exporteur heeft verklaard dat de producten niet in een andere haven van de Gemeenschap worden overgeladen

of

- aan het betaalorgaan het bewijs is overgelegd dat aan het bepaalde onder a) is voldaan. Dit bewijs omvat met name het document of de documenten - of een kopie of fotokopie daarvan - betreffende het vervoer vanaf de eerste haven waar de onder a) genoemde documenten zijn geviseerd tot in het derde land waar de betrokken producten moeten worden gelost.

De in het eerste streepje bedoelde verklaringen worden door het betaalorgaan op passende wijze steekproefsgewijs gecontroleerd. Daarbij wordt overlegging van de in het tweede streepje bedoelde bewijzen geëist.

Bij uitvoer met een schip dat, zonder aan te leggen in een andere haven van de Gemeenschap, een rechtstreekse dienst met een haven in een derde land onderhoudt, mogen de lidstaten voor de toepassing van het eerste streepje een vereenvoudigde procedure toepassen.

c) In plaats van de onder b) bedoelde voorwaarden kan de lidstaat van uitgang voorschrijven dat het controle-exemplaar T5 of het nationale document dat als bewijs geldt dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, pas wordt geviseerd na overlegging van een vervoersdocument waarop een eindbestemming is vermeld die buiten het douanegebied van de Gemeenschap ligt.

In dat geval wordt door de bevoegde instantie van de lidstaat van uitgang op het controle-exemplaar T5 in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" bij "Opmerkingen", of onder de overeenkomstige rubriek op het nationale document, een van de onderstaande vermeldingen aangebracht:

- Documento de transporte con destino fuera de la CE presentado,

- Transportdokument med destination uden for EF forelagt,

- Beförderungspapier mit Bestimmung außerhalb der EG wurde vorgelegt,

- Υποβαλλόμενο έγγραφο μεταφοράς με προορισμό εκτός ΕΚ

- Transport document showing a destination outside the Community has been presented,

- Document de transport avec destination hors CE présenté,

- Documento di trasporto con destinazione fuori CE presentato,

- Vervoerdocument voor bestemming buiten EG voorgelegd,

- Documento de transporte com destino fora da CE apresentado,

- Kuljetusasiakirja, jossa ilmoitetaan yhteisön tullialueen ulkopuolinen määräpaikka, on esitetty,

- Transportdokument med slutlig destination utanför gemenskapens tullområde har lagts fram.

De toepassing van de bepalingen van dit punt wordt door het betaalorgaan op passende wijze steekproefsgewijs gecontroleerd.

d) Wanneer wordt vastgesteld dat niet aan de onder a) genoemde voorwaarden is voldaan, geldt voor de toepassing van de artikelen 35 en 50 het aantal dagen waarmee de termijn van 28 dagen is overschreden, als het aantal dagen waarmee de in de artikelen 7 en 34 bedoelde termijn is overschreden.

Bij overschrijding van de termijn van 60 dagen als bedoeld in artikel 7, lid 1, en van de termijn van 28 dagen als bedoeld onder a), wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering van de restitutie of van het verbeurde gedeelte van de zekerheid het voor de grootste overschrijding geldende bedrag aangehouden.

2. Voor het verlenen van een restitutie bij uitvoer over de weg, over de binnenwateren of per spoor gelden de volgende bijzondere bepalingen:

a) Wanneer het controle-exemplaar T5 of het nationale document dat geldt als bewijs dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, door de bevoegde instanties is geviseerd, mogen de betrokken producten, behoudens overmacht, slechts in het kader van de doorvoerhandel, en voor ten hoogste 28 dagen, weer in dit douanegebied worden binnengebracht. Deze termijn geldt niet wanneer de betrokken producten het douanegebied van de Gemeenschap definitief hebben verlaten binnen de oorspronkelijke termijn van 60 dagen.

b) De toepassing van de onder a) vastgestelde bepalingen wordt door het betaalorgaan op passende wijze steekproefsgewijs gecontroleerd. Daartoe wordt overlegging geëist van de documenten betreffende het vervoer tot in het derde land waar de betrokken producten moeten worden gelost.

Wanneer wordt vastgesteld dat niet aan de onder a) genoemde voorwaarden is voldaan, geldt voor de toepassing van de artikelen 35 en 50 het aantal dagen waarmee de termijn van 28 dagen is overschreden, als het aantal dagen waarmee de in de artikelen 7 en 34 bedoelde termijn is overschreden.

Bij overschrijding van de termijn van 60 dagen als bedoeld in artikel 7, lid 1, en van de termijn van 28 dagen als bedoeld onder a), wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering van de restitutie of van het verbeurde gedeelte van de zekerheid het voor de grootste overschrijding geldende bedrag aangehouden.

3. Voor het verlenen van een restitutie bij uitvoer door de lucht, gelden de volgende bijzondere bepalingen:

a) Het controle-exemplaar T5 of het nationale document dat als bewijs geldt dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, mag door de bevoegde instanties pas worden geviseerd na overlegging van een vervoersdocument waarop een eindbestemming is vermeld die buiten het douanegebied van de Gemeenschap ligt.

b) Ingeval na het vervullen van de onder a) genoemde formaliteiten wordt vastgesteld dat de producten bij overlading gedurende meer dan 28 dagen in een of meer andere luchthavens binnen het douanegebied van de Gemeenschap hebben verbleven, geldt, behoudens overmacht, voor de toepassing van de artikelen 35 en 50 het aantal dagen waarmee de termijn van 28 dagen is overschreden, als het aantal dagen waarmee de in de artikelen 7 en 34 bedoelde termijn is overschreden.

Bij overschrijding van de termijn van 60 dagen als bedoeld in artikel 7, lid 1, en van de in dit punt bedoelde termijn van 28 dagen, wordt voor de berekening van het bedrag van de vermindering van de restitutie of van het verbeurde gedeelte van de zekerheid het voor de grootste overschrijding geldende bedrag aangehouden.

c) De toepassing van de in dit lid vastgestelde bepalingen wordt door het betaalorgaan op passende wijze steekproefsgewijs gecontroleerd.

d) De onder b) bedoelde termijn van 28 dagen geldt niet wanneer de betrokken producten het douanegebied van de Gemeenschap binnen de oorspronkelijke termijn van 60 dagen definitief hebben verlaten.

Artikel 10

1. Wanneer het product in de lidstaat van uitvoer onder een van de regelingen inzake vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers, als bedoeld in de artikelen 412 tot en met 442 van Verordening (EEG) nr. 2454/93, wordt geplaatst om naar een station van bestemming buiten het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd of aan een geadresseerde aldaar te worden geleverd, behoeft voor de betaling van de restitutie het controle-exemplaar T5 niet te worden overgelegd.

2. Voor de toepassing van lid 1 ziet het bevoegde douanekantoor erop toe dat op het met het oog op de betaling van de restitutie afgegeven document de volgende vermelding wordt aangebracht: "Heeft het douanegebied van de Gemeenschap" verlaten onder de regeling vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers.

3. Het douanekantoor waar de producten onder één van de in lid 1 bedoelde regelingen worden geplaatst, mag een wijziging van de vervoerovereenkomst die tot gevolg heeft dat het vervoer binnen de Gemeenschap wordt beëindigd, slechts toestaan indien vaststaat:

- dat een reeds betaalde restitutie is terugbetaald,

of

- dat de betrokken diensten het nodige hebben gedaan opdat de restitutie niet wordt uitbetaald.

Indien echter de restitutie krachtens lid 1 is uitbetaald en het product het douanegebied van de Gemeenschap niet binnen de vastgestelde termijn heeft verlaten, stelt het bevoegde douanekantoor de met de uitbetaling van de restitutie belaste instantie daarvan in kennis en deelt het die instantie zo spoedig mogelijk alle nodige gegevens mee. In dat geval wordt aangenomen dat de restitutie onverschuldigd is uitbetaald.

4. Wanneer een product dat zich in het kader van de regeling voor extern communautair douanevervoer of de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer in het verkeer bevindt, in een andere lidstaat dan de lidstaat van uitvoer onder één van de in lid 1 bedoelde regelingen wordt geplaatst om naar een station van bestemming buiten het douanegebied van de Gemeenschap te worden vervoerd of aan een geadresseerde aldaar te worden geleverd, wordt bij het douanekantoor waar het product onder een van de bovenbedoelde regelingen wordt geplaatst in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" op de keerzijde van het origineel van het controle-exemplaar T5 bij de "Opmerkingen" één van de onderstaande vermeldingen aangebracht:

- Salida del territorio aduaneiro de la Comunidad bajo el régimen de tránsito comunitario simplificado por ferrocarril o en grandes contenedores:

- Documento de transporte:

tipo: ...

número: ...

- Fecha de aceptación para el transporte por parte de la administración ferroviaria o de la empresa de transporte de que se trate: ...

- Udgang af Fællesskabets toldområde i henhold til ordningen for den forenklede procedure for fællesskabsforsendelse med jernbane/store containers:

- Transportdokument:

type: ...

nummer: ...

- Dato for overtagelse ved jernbane eller ved det pågældende transportfirma: ...

- Ausgang aus dem Zollgebiet der Gemeinschaft im Rahmen des vereinfachten gemeinschaftlichen Versandverfahrens mit der Eisenbahn oder in Großbehältern:

- Beförderungspapier:

Art: ...

Nummer: ...

- Zeitpunkt der Annahme zur Beförderung durch die Eisenbahnverwaltung oder das betreffende Beförderungsunternehmen: ...

- Έξοδος από το τελωνειακό έδαφος της Κοινότητας υπό το απλοποιημένο καθεστώς της κοινοτικής διαμετακόμισης με σιδηρόδρομο ή μεγάλα εμπορευματοκιβώτια:

- Έγγραφο μεταφοράς:

τύπος: ...

αριθμός: ...

- Ημερομηνία αποδοχής για μεταφορά από τη σιδηροδρομική αρχή ή την ενδιαφερόμενη εταιρεία μεταφοράς: ...

- Exit from the customs territory of the Community under the simplified Community transit procedure for carriage by rail or large containers:

- Transport document:

type: ...

number: ...

- Date of acceptance for carriage by the railway authorities or the transport undertaking concerned: ...

- Sorte du territoire douanier de la Communauté sous le régime du transit communautaire simplifié par chemin de fer ou par grands conteneurs:

- Document de transport:

espèce: ...

numéro: ...

- Date d'acceptation pour le transport par l'administration des chemins de fer ou par l'entreprise de transports concernée: ...

- Uscita dal territorio doganale della Comunità in regime di transito comunitario semplificato per ferrovia o grandi contenitori:

- Documento di trasporto:

tipo: ...

numero: ...

- Data di accettazione per il trasporto da parte delle ferrovie o dell'impresa di trasporto interessata: ...

- Uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap de regeling vereenvoudigd communautair douanevervoer per spoor of in grote containers:

- Vervoerdocument:

type: ...

nummer: ...

- Datum van aanneming ten vervoer door de betrokken spoorwegadministratie of de betrokken vervoeronderneming: ...

- Saída do território aduaneiro da Comunidade aø abrigo do regime do trânsito comunitário simplificado por caminho-de-ferro ou em grandes contentores:

- Documento de transporte:

tipo: ...

número: ...

- Data de aceitação para o transporte pela administração dos caminhos-de-ferro ou pela empresa de transporte interessada: ...

- Viety yhteisön tullialueelta yksinkertaistetussa yhteisön passitusmenettelyssä rautateitse tai suurissa konteissa

- Kuljetusasiakirja:

tyyppi: ...

numero: ...

- Päivä, jona rautatieviranomainen tai asianomainen kuljetusyritys hyväksyi kuljetettavaksi: ...

- Utförsel från gemenskapens tullområde enligt det förenklade transiteringsförfarandet för järnvägstransporter eller transporter i stora containrar:

- Transportdokument:

typ: ...

nummer: ...

- Mottagningsdag för befordran hos järnvägsföretaget eller det berörda transportföretaget: ...

Bij een wijziging van de vervoerovereenkomst die tot gevolg heeft dat het vervoer binnen de Gemeenschap wordt beëindigd, is lid 3 van overeenkomstige toepassing.

5. Wanneer een product dat zich in het kader van de regeling voor extern communautair douanevervoer of de gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer in het verkeer bevindt, door de spoorwegen in de lidstaat van uitvoer of in een andere lidstaat op grond van een overeenkomst voor gecombineerd railwegvervoer wordt overgenomen om per spoor te worden vervoerd naar een bestemming buiten het douanegebied van de Gemeenschap, wordt bij het douanekantoor waaronder het spoorwegstation ressorteert waar het product wordt overgenomen, of dat in de nabijheid van dat station ligt, in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" op de ommezijde van het origineel van het controle-exemplaar T5 bij "Opmerkingen" een van de onderstaande vermeldingen aangebracht:

- Salida del territorio aduanero de la Comunidad por ferrocarril en transporte combinado por ferrocarril carretera:

- Documento de transporte:

tipo: ...

número: ...

- Fecha de aceptación del transporte por parte de la administración ferroviaria: ...

- Udgang af Fællesskabets toldområde ad jernbane ved kombineret jernbane-/landevejstransport:

- Transportdokument:

type: ...

nummer: ...

- Dato for overtagelse ved jernbane: ...

- Ausgang aus dem Zollgebiet der Gemeinschaft mit der Eisenbahn zur Beförderung im kombinierten Straßen- und Schienenverkehr:

- Beförderungspapier:

Art: ...

Nummer: ...

- Zeitpunkt der Annahme zur Beförderung durch die Eisenbahnverwaltung: ...

- Έξοδος από το τελωνειακό έδαφος της Κοινότητας σιδηροδρομικώς με συνδυασμένη μεταφορά σιδηροδρομικώς-οδικώς:

- Έγγραφο μεταφοράς:

είδος: ...

αριθμός: ...

- Ημερομηνία αποδοχής για τη μεταφορά από τη διοίκηση των σιδηροδρόμων: ...

- Exit from the customs territory of the Community by rail under combined transport by road and by rail:

- Transport document:

type: ...

number: ...

- Date of acceptance for carriage by the railway authorities: ...

- Sorte du territoire douanier de la Communauté par chemin de fer, en transport combiné rail-route:

- Document de transport:

espèce: ...

numéro: ...

- Date d'acceptation pour le transport par l'administration des chemins de fer: ...

- Uscita dal territorio doganale della Comunità per ferrovia nell'ambito di un trasporto combinato strada-ferrovia:

- Documento di trasporto:

tipo: ...

numero: ...

- Data di acettazione del trasporto da parte dell'amministrazione delle ferrovie: ...

- Uitgang uit het douanegebied van de Gemeenschap per spoor, bij gecombineerd rail-wegvervoer:

- Vervoerdocument:

type: ...

nummer: ...

- Datum van aanneming ten vervoer door de spoorwegadministratie: ...

- Saída do território aduaneiro da Comunidade por caminho-de-ferro, em transporte combinado rodo-ferroviário:

- Documento de transporte:

tipo: ...

número: ...

- Data de aceitação do transporte pela administração dos caminhos-de-ferro: ...

- Viety yhteisön tullialueelta rautateitse yhdistetyssä rautatie- ja maantiekuljetuksessa:

- Kuljetusasiakirja:

tyyppi: ...

numero: ...

- Päivä, jona rautatieviranomainen hyväksyi kuljetettavaksi: ...

- Utförsel från gemenskapens tullområde på järnväg vid kombinerad järnvägs- och landsvägstransport:

- Transportdokument:

typ: ...

nummer: ...

- Mottagningsdag för befordran hos järnvägsföretaget ...

Bij een wijziging van de overeenkomst voor gecombineerd rail-wegvervoer die tot gevolg heeft dat het vervoer, dat buiten de Gemeenschap moest eindigen, binnen de Gemeenschap wordt beëindigd, mag de spoorwegadministratie slechts tot uitvoering van de gewijzigde overeenkomst overgaan indien het kantoor van vertrek daarmee instemt; in dat geval is lid 3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

1. Restituties worden slechts verleend voor producten die, ongeacht de douanestatus van de verpakkingen,

- van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en daar in het vrije verkeer zijn gebracht, of

- in het vrije verkeer zijn gebracht in de Gemeenschap, of

- in het vrije verkeer zijn gebracht in de Gemeenschap, maar waarvoor de restitutie ten hoogste gelijk is aan de rechten die bij de invoer ervan werden geïnd.

De regelgeving betreffende elke gemeenschappelijke marktordening is bepalend voor de status van elk product ten aanzien van de bepalingen van de eerste alinea.

2. Wanneer de restitutie wordt toegekend op voorwaarde dat het product van communautaire oorsprong is, moet de exporteur de oorsprong zoals in de tweede en de derde alinea omschreven, aangeven volgens de geldende communautaire voorschriften.

Voor de toekenning van de restitutie zijn producten van communautaire oorsprong wanneer zij, overeenkomstig artikel 23 of artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, geheel en al in de Gemeenschap zijn verkregen of in de Gemeenschap hun laatste ingrijpende be- of verwerking hebben ondergaan.

Onverminderd lid 5, voldoen de producten die zijn verkregen uit:

- materialen van oorsprong uit de Gemeenschap en

- onder de in artikel 1 genoemde verordeningen vallende agrarische materialen die uit derde landen zijn ingevoerd en geen ingrijpende verwerking in de Gemeenschap hebben ondergaan,

niet aan de voorwaarden voor de restitutie.

3. Voor de toepassing van artikel 17, lid 12, van Verordening (EEG) nr. 1785/81 dient de exporteur te verklaren dat de suiker aan één van de bij deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet en dient hij die uitdrukkelijk te vermelden.

4. De in de leden 2 en 3 bedoelde verklaringen worden onder dezelfde voorwaarden als de overige elementen van de aangifte ten uitvoer geverifieerd.

5. Bij de uitvoer van samengestelde producten waarvoor een voor één of meer bestanddelen daarvan vastgestelde restitutie geldt, wordt de op dit bestanddeel, respectievelijk deze bestanddelen betrekking hebbende restitutie toegekend voor zover het bestanddeel voldoet, respectievelijk de bestanddelen voldoen aan de in lid 1 genoemde voorwaarde.

De restitutie wordt eveneens toegekend wanneer het bestanddeel, respectievelijk de bestanddelen waarvoor de restitutie wordt gevraagd, zich in één van de lid 1 genoemde situaties bevond, respectievelijk bevonden en zich uitsluitend als gevolg van verwerking ervan in andere producten niet meer in het vrije verkeer bevindt, respectievelijk bevinden.

6. Voor de toepassing van lid 5 worden als voor een bestanddeel vastgestelde restituties aangemerkt de restituties die gelden voor:

- de basisproducten van de sectoren granen, eieren, rijst, suiker en melk en zuivelproducten, die in de vorm van goederen bedoeld in bijlage B van Verordening (EEG) nr. 1222/94 worden uitgevoerd;

- witte suiker en ruwe suiker van GN-code 1701, glucose en glucosestroop van de GN-codes 17023051, 1702 30 59, 1702 30 91, 1702 30 99, 1702 40 90 en 17029050, isoglucose van de GN-codes 17023010, 1702 40 10, 1702 60 10 en 1702 90 30 alsmede bietwortelsuikerstroop en rietsuikerstroop van de GN-codes 17026095 en 1702 90 99, die in de vorm van de producten genoemd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2201/96 worden uitgevoerd;

- de producten van de sector melk en zuivelproducten en de sector suiker die in de vorm van producten van de GN-codes 04021091 tot en met 99, 0402 29, 0402 99, 0403 10 31 tot en met 39, 04039031 tot en met 39, 0403 90 61 tot en met 69, 0404 10 26 tot en met 38, 04041072 tot en met 84 en 0404 90 81 tot en met 89 worden uitgevoerd, alsmede die welke worden uitgevoerd in de vorm van producten van GN-code 040630 die zich niet in een van de in artikel 9, lid 2, van het Verdrag bedoelde situatie bevinden;

- de producten van de sector granen die in de vorm van producten van de GN-codes 23091011 tot en met 70, 2309 90 31 tot en met 70 worden uitgevoerd en zijn vermeld in bijlage A bij Verordening (EEG) nr. 1766/92;

- producten van de sector melk en zuivelproducten die in de vorm van producten van de GN-codes 23091011 tot en met 70, 2309 90 31 tot en met 70 worden uitgevoerd en zijn vermeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 804/68.

Artikel 12

1. De restitutievoet voor mengsels van hoofdstuk 2, 10 of 11 van de gecombineerde nomenclatuur is:

a) voor mengsels waarvan één van de bestanddelen ten minste 90 gewichtspercenten uitmaakt, de voor dit bestanddeel geldende restitutievoet;

b) voor andere mengsels, de restitutievoet welke geldt voor het bestanddeel waarop de laagste restitutie van toepassing is. Wanneer een of meer bestanddelen van deze mengsels niet voor een restitutie in aanmerking komen, wordt voor deze mengsels geen restitutie verleend.

2. Voor de berekening van de restituties voor assortimenten en werken wordt elk bestanddeel als een afzonderlijk product beschouwd.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing voor mengsels, assortimenten en werken waarvoor een specifieke berekeningsregeling is vastgesteld.

Artikel 13

De bepalingen inzake de vaststelling vooraf van de restitutie en inzake de uit te voeren aanpassingen van de restitutievoet gelden slechts voor producten waarvoor een restitutievoet is vastgesteld die met een cijfer gelijk aan of hoger dan nul is uitgedrukt.

Afdeling 2

Gedifferentieerde restitutie

Artikel 14

1. In geval van toepassing van een gedifferentieerde restitutie naar gelang van de bestemming wordt de restitutie slechts betaald indien de in de artikelen 15 en 16 vastgestelde bijkomende voorwaarden zijn vervuld.

2. Wanneer op de dag waarop de restitutie vooraf wordt vastgesteld voor alle bestemmingen eenzelfde restitutie van toepassing is en een bepaling inzake verplichte bestemming geldt, wordt deze omstandigheid als een differentiatie van de restitutie naar bestemming beschouwd, indien de restitutievoet die geldt op de dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard, lager is dan de vooraf vastgestelde voet, in voorkomend geval aangepast naar de dag waarop die aanvaarding plaatsvindt.

Artikel 15

1. Het product moet binnen twaalf maanden na de datum waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, in het derde land of in een van de derde landen waarvoor de restitutie is vastgesteld, in ongewijzigde staat zijn ingevoerd; onder de in artikel 49 vastgestelde voorwaarden kunnen evenwel aanvullende termijnen worden toegekend.

2. Als producten die in ongewijzigde staat zijn ingevoerd, worden aangemerkt producten ten aanzien waarvan op geen enkele manier blijkt dat be- of verwerking heeft plaatsgevonden.

Evenwel geldt dat:

- de in artikel 29, lid 4, genoemde behandelingen om de producten te bewaren, vóór de invoer mogen worden verricht, zonder dat dit tot gevolg heeft dat de producten niet meer aan het bepaalde in lid 1 voldoen;

- wanneer een product, alvorens het is ingevoerd, een be- of verwerking heeft ondergaan, het toch wordt geacht in ongewijzigde staat te zijn ingevoerd, op voorwaarde dat die be- of verwerking is gebeurd in het derde land waar alle bij de be- of verwerking verkregen producten zijn ingevoerd.

3. Het product wordt geacht te zijn ingevoerd wanneer de douaneformaliteiten bij invoer in het derde land, en met name de douaneformaliteiten voor de inning van de rechten bij invoer in dit land, zijn vervuld.

4. Het gedifferentieerde gedeelte van de restitutie wordt betaald voor het gewicht aan producten waarvoor de douaneformaliteiten voor invoer in het derde land zijn vervuld; er wordt echter geen rekening gehouden met de door de bevoegde autoriteiten erkende veranderingen van het gewicht tijdens het vervoer als gevolg van natuurlijke oorzaken of als gevolg van het nemen van de in artikel 7, tweede alinea, bedoelde monsters.

Artikel 16

1. Het bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld, wordt geleverd door overlegging van een van de volgende documenten naar keuze van de exporteur:

a) het douanedocument, een kopie of een fotokopie daarvan; die kopie of fotokopie moet voor eensluidend zijn gewaarmerkt door de instantie die het origineel heeft geviseerd, de officiële diensten van het betrokken derde land, de officiële diensten van een van de lidstaten in het betrokken derde land of een met de betaling van de restitutie belast orgaan;

b) een verklaring van lossing en invoer, opgesteld door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die overeenkomstig de in lid 5 vermelde minimumvoorwaarden is erkend door een lidstaat. De datum en het nummer van het douanedocument voor invoer moeten op de verklaring worden vermeld.

2. Indien de exporteur, na daartoe de nodige stappen te hebben ondernomen, het overeenkomstig lid 1, onder a) of b), gekozen document niet kan verkrijgen of indien er twijfel bestaat over de authenticiteit van het overgelegde document, kan het bewijs dat de douaneformaliteiten voor invoer zijn vervuld, worden geacht te zijn geleverd door overlegging van één of meer van de volgende documenten:

a) een kopie van het in het derde land of in een van de derde landen waarvoor de restitutie is vastgesteld, afgegeven of geviseerd lossingsdocument;

b) een verklaring van lossing die door een in het land van bestemming gevestigde of voor dat land bevoegde officiële instantie van een van de lidstaten is afgegeven en waaruit bovendien blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of althans dat het, voorzover deze instantie bekend, met het oog op wederuitvoer niet opnieuw is verladen;

c) een verklaring van lossing, opgesteld door een op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma die overeenkomstig de in lid 5 vermelde minimumvoorwaarden is erkend door een lidstaat, waaruit blijkt dat het product de plaats van lossing heeft verlaten of althans dat het, voor zover deze firma bekend, niet opnieuw is verladen met het oog op wederuitvoer;

d) een door een in de Gemeenschap gevestigde erkende tussenpersoon afgegeven bankdocument, waaruit blijkt dat, wanneer het in bijlage II genoemde derde landen betreft, op de rekening die de exporteur bij de erkende tussenpersoon heeft lopen, het bedrag voor de betrokken uitvoer is gecrediteerd;

e) een door een officiële instantie van het betrokken derde land afgegeven verklaring van overname, wanneer het om een aankoop door dat land of door een officiële instantie van dat land of om een voedselhulptransactie gaat;

f) een verklaring van overname die is afgegeven door een internationale organisatie of door een humanitaire organisatie die is erkend door de lidstaat van uitvoer, wanneer het om een voedselhulptransactie gaat;

g) een verklaring van overname door een instantie van een derde land waarvan voor de toepassing van artikel 44 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 inschrijvingen kunnen worden aanvaard, ingeval het een aankoop door die instantie betreft.

3. De exporteur moet in alle gevallen een kopie of fotokopie van het vervoersdocument overleggen.

4. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG en de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke marktordening, bepalen dat in nader vast te stellen bijzondere gevallen het bewijs van de invoer als bedoeld in de leden 1 en 2 door overlegging van een bijzonder document of anderszins kan worden geleverd.

5. De minimumvoorwaarden voor erkenning van op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma's zijn:

a) de in controle en toezicht gespecialiseerde firma's worden op hun verzoek door de bevoegde diensten van de lidstaten voor een periode van drie jaar erkend. De erkenning is geldig voor alle lidstaten;

b) bij de opstelling van de in lid 1, onder b), en lid 2, onder c), bedoelde hoofd- en secundaire bewijsdocumenten moeten de controle- en toezichtfirma's alle controles uitvoeren die nodig zijn om de aard, de kenmerken en de hoeveelheid van de in de verklaring genoemde producten vast te stellen. Voor iedere afgegeven verklaring moet een dossier worden opgesteld waarin de uitgevoerde toezichtactiviteiten worden beschreven. De controles moeten ter plaatse op het moment van de invoer worden verricht, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen;

c) de in lid 1, onder b), en lid 2, onder c), bedoelde controle- en toezichtfirma's moeten onafhankelijk zijn van de partijen die bij de te controleren transactie zijn betrokken. Met name mag de controle- en toezichtfirma die de inspectie met betrekking tot een bepaalde transactie uitvoert, of enige tot dezelfde financiële groep behorende dochterfirma niet aan de transactie deelnemen als exporteur, douane-expediteur, vervoerder, consignatiehouder of entrepothouder of in welke andere hoedanigheid dan ook die aanleiding tot een belangenconflict zou kunnen geven;

d) onverminderd het bepaalde in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 729/70 en in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad(36), controleren de lidstaten de activiteiten van de controle- en toezichtfirma's met regelmatige tussenpozen of in geval van gegronde twijfel of aan de voorwaarden voor erkenning wordt voldaan;

e) de lidstaten trekken de erkenning geheel of gedeeltelijk in, zodra wordt vastgesteld dat de controle- en toezichtfirma niet langer de garantie biedt dat aan de erkenningsvoorwaarden wordt voldaan.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie onverwijld van de intrekking van de erkenning in kennis. Over deze informatie wordt in alle betrokken Comités van beheer van gedachten gewisseld.

De intrekking van de erkenning geldt voor alle lidstaten.

Artikel 17

De lidstaten kunnen de exporteur van de verplichting ontslaan de andere in artikel 16 bedoelde bewijsstukken dan het vervoersdocument over te leggen, indien het een transactie betreft waarvoor voldoende zekerheid bestaat ten aanzien van de aankomst ter bestemming van de producten waarvoor een aangifte ten uitvoer is opgesteld en die recht geeft op een restitutie waarvan het gedifferentieerde gedeelte kleiner is dan of gelijk aan:

a) 1200 EUR voor producten die vallen onder artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening nr. 136/66/EEG;

b) 1200 EUR voor andere dan de onder a) bedoelde producten, wanneer het derde land van bestemming of het gebied van bestemming in bijlage IV is opgenomen;

c) 6000 EUR voor andere dan de onder a) bedoelde producten, wanneer het derde land van bestemming of het gebied van bestemming niet in bijlage IV is opgenomen.

Artikel 18

1. In afwijking van artikel 14 wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 20, op verzoek van de exporteur een deel van de restitutie betaald, zodra het bewijs is geleverd dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten.

2. Het in lid 1 bedoelde deel van de restitutie wordt berekend aan de hand van de laagste restitutievoet, verminderd met 20 % van het verschil tussen de vooraf vastgestelde voet en de laagste voet, met dien verstande dat niet-vaststelling van een restitutie als de laagste restitutievoet wordt beschouwd.

Wanneer het uit te betalen bedrag niet groter is dan 2000 EUR, kan de lidstaat de betaling van dat bedrag tot de betaling van het totale bedrag van de restitutie uitstellen, behalve ingeval de betrokken exporteur verklaart dat hij met betrekking tot deze transactie geen aanspraak op betaling van een aanvullend bedrag zal maken.

3. Ingeval de producten de bestemming die is vermeld in vak 7 van het afgegeven certificaat met vaststelling vooraf van de restitutie, niet hebben bereikt:

a) wordt de restitutievoet voor de in vak 7 vermelde bestemming toegepast, wanneer de restitutievoet voor de werkelijke bestemming gelijk is aan of hoger dan die voor de in vak 7 vermelde bestemming;

b) wordt, wanneer de restitutievoet voor de werkelijke bestemming lager is dan die voor de in vak 7 vermelde bestemming, een restitutievoet toegepast:

- die gelijk is aan de voet voor de werkelijke bestemming,

- welke, behoudens overmacht, wordt verminderd met 20 % van het verschil tussen de restitutie voor de in vak 7 vermelde bestemming en die voor de werkelijke bestemming.

Voor de toepassing van dit artikel worden de restitutievoeten in aanmerking genomen die gelden op de dag waarop de certificaataanvraag is ingediend. Deze restitutievoeten worden eventueel aangepast op de dag waarop de aangifte ten uitvoer of de betalingsaangifte wordt aanvaard.

Wanneer de eerste en de tweede alinea van toepassing zijn en wanneer ook artikel 51 op dezelfde uitvoertransactie van toepassing is, wordt het op grond van de eerste alinea toe te passen bedrag met de in artikel 51 bedoelde sanctie verminderd.

4. Wanneer een restitutie is vastgesteld in het kader van een inschrijving waarvoor een clausule van verplichte bestemming geldt, wordt de niet-vaststelling van een periodieke restitutie of de eventuele vaststelling van een periodieke restitutie voor deze verplichte bestemming, op de datum waarop de certificaataanvraag is ingediend en op de datum waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, voor de bepaling van de laagste restitutievoet niet in aanmerking genomen.

Artikel 19

1. De leden 2 tot en met 5 zijn van toepassing bij uitvoer van een product op basis van een uitvoer- of voorfixatiecertificaat met verplichte bestemming.

2. Ingeval het product de verplichte bestemming niet heeft bereikt, wordt slechts het overeenkomstig artikel 18, lid 2, berekende deel van de restitutie betaald.

3. Wanneer het product door overmacht een andere bestemming krijgt dan die waarvoor het certificaat is afgegeven, wordt op verzoek van de exporteur een restitutie uitbetaald indien hij van de overmacht en van de werkelijke bestemming van het product het bewijs levert; het bewijs omtrent de werkelijke bestemming wordt overeenkomstig de artikelen 15 en 16 geleverd.

4. Bij toepassing van lid 3 geldt de restitutie voor de reële bestemming; deze restitutie mag evenwel niet hoger zijn dan de restitutie voor de bestemming die is vermeld in vak 7 van het afgegeven certificaat met vaststelling vooraf van de restitutie.

De restitutievoet wordt eventueel aangepast op de dag waarop de aangifte ten uitvoer of de betalingsaangifte wordt aanvaard.

5. Wanneer een product wordt uitgevoerd met een in het kader van artikel 44 van Verordening (EEG) nr. 3719/88 afgegeven certificaat en de restitutie naar bestemming is gedifferentieerd, wordt de vooraf vastgestelde restitutie slechts toegekend indien de exporteur, naast de in artikel 16 bedoelde bewijzen, het bewijs levert dat het product, in het kader van de op het certificaat vermelde inschrijving, in het derde land van invoer aan de in de inschrijvingsvoorwaarden genoemde instantie is afgeleverd.

Afdeling 3

Specifieke maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

Artikel 20

1. Wanneer

a) ernstige twijfel bestaat over de werkelijke bestemming van het product,

of

b) het product opnieuw in de Gemeenschap zou kunnen worden ingevoerd wegens een verschil tussen het bedrag van de restitutie voor het uitgevoerde product en het bedrag van de niet-preferentiële rechten bij invoer voor eenzelfde product op de dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard,

of

c) het concrete vermoeden bestaat dat het product in ongewijzigde staat of na be- of verwerking in een derde land opnieuw in de Gemeenschap zal worden ingevoerd met vrijstelling of verlaging van dat recht,

wordt de niet-gedifferentieerde restitutie of het in artikel 18, lid 2, bedoelde gedeelte van de restitutie slechts betaald indien het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten overeenkomstig artikel 7, en

i) bij een niet-gedifferentieerde restitutie, het product binnen twaalf maanden na de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, in een derde land is ingevoerd of daar binnen die termijn een ingrijpende be- of verwerking in de zin van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 heeft ondergaan;

ii) bij een naar bestemming gedifferentieerde restitutie, het product binnen twaalf maanden na de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard, in ongewijzigde staat in een nader bepaald derde land is ingevoerd.

Voor de invoer in een derde land geldt het bepaalde in artikel 15 en artikel 16.

Voor alle restituties kunnen de bevoegde diensten van de lidstaten bovendien aanvullende bewijzen eisen waaruit ten genoegen van de bevoegde autoriteiten moet blijken dat het product daadwerkelijk op de markt is gebracht in een derde land van invoer of daar een ingrijpende be- of verwerking in de zin van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 heeft ondergaan.

Onder de in artikel 49 bedoelde voorwaarden kunnen aanvullende termijnen worden vastgesteld.

2. De lidstaten passen het bepaalde in lid l, op eigen initiatief en ook op verzoek van de Commissie toe.

Het bepaalde voor het in lid 1, onder b), bedoelde geval wordt niet toegepast indien de concrete omstandigheden van de betrokken transactie - met name gelet op de vervoerskosten - waarschijnlijk het gevaar van wederinvoer uitsluiten. Voorts kunnen de lidstaten van toepassing van het bepaalde voor het in lid 1, onder b), bedoelde geval afzien wanneer het restitutiebedrag voor de betrokken aangifte ten uitvoer niet hoger is dan 500 EUR.

3. Wanneer, bij toepassing van lid 1, het product na het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap door overmacht onderweg verloren is gegaan, wordt:

- bij een niet-gedifferentieerde restitutie, het volledige restitutiebedrag betaald,

- een gedifferentieerde restitutie, het bedrag van het overeenkomstig artikel 18 bepaalde gedeelte van de restitutie betaald.

4. Het bepaalde in lid 1 wordt toegepast voordat de restitutie wordt betaald.

De restitutie wordt evenwel beschouwd als niet verschuldigd en moet worden terugbetaald wanneer de bevoegde autoriteiten, zelfs na betaling van de restitutie, vaststellen dat:

a) het product is vernietigd of ernstig beschadigd voordat het in een derde land op de markt is gebracht of in een derde land een ingrijpende be- of verwerking in de zin van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 heeft ondergaan, tenzij de exporteur ten genoegen van de bevoegde autoriteiten kan aantonen dat de uitvoer onder zodanige economische voorwaarden heeft plaatsgevonden dat het product redelijkerwijze op de markt van een derde land kon worden afgezet, onverminderd het bepaalde in artikel 21, lid 2, tweede alinea;

b) het product twaalf maanden na de datum van uitvoer uit de Gemeenschap in een derde land nog steeds onder een rechtenopschortende regeling is geplaatst zonder in een derde land een ingrijpende be- of verwerking in de zin van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 te hebben ondergaan, en de uitvoer niet heeft plaatsgevonden in het kader van een normale handelstransactie;

c) het uitgevoerde product opnieuw in de Gemeenschap wordt ingevoerd zonder dat het een ingrijpende be- of verwerking in de zin van artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 heeft ondergaan, en het niet-preferentiële recht bij invoer lager is dan de toegekende restitutie, en de uitvoer niet heeft plaatsgevonden in het kader van een normale handelstransactie;

d) de in bijlage V bedoelde uitgevoerde producten opnieuw in de Gemeenschap worden ingevoerd:

- nadat zij in een derde land een be- of verwerking hebben ondergaan zonder het in artikel 24 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde niveau van be- of verwerking te hebben bereikt, en

- daarbij in aanmerking komen voor de toepassing van een nulrecht of van een recht bij invoer dat lager is dan het niet-preferentiële recht.

Ingeval de lidstaten vaststellen dat andere dan de in bij- lage V vermelde producten een risico op verlegging van het handelsverkeer vormen, stellen zij de Commissie daarvan zo spoedig mogelijk in kennis.

De leden c) en d) zijn niet van toepassing ingeval het bepaalde in titel VI, hoofdstuk 2 "Terugkerende goederen" van Verordening (EEG) nr. 2913/92 wordt toegepast, en in de gevallen waarin de producten op zijn vroegst twee jaar na de dag van uitvoer opnieuw worden ingevoerd.

Artikel 51 is niet van toepassing in de onder b), c), en d), bedoelde gevallen.

Afdeling 4

Gevallen waarin geen restitutie wordt verleend

Artikel 21

1. Restituties worden niet verleend indien de producten op de dag waarop de aangifte ten uitvoer wordt aanvaard, niet van gezonde handelskwaliteit zijn.

De producten voldoen aan de in de eerste alinea vervatte eis wanneer zij in normale omstandigheden en onder de op de restitutieaanvraag vermelde omschrijving op het grondgebied van de Gemeenschap in de handel kunnen worden gebracht en ingeval deze producten bestemd zijn voor menselijke consumptie, de kenmerken en de toestand ervan niet van dien aard zijn dat de producten helemaal niet of slechts in aanzienlijk mindere mate voor dit doel kunnen worden gebruikt.

Of producten al dan niet aan de eisen van de eerste alinea voldoen, moet worden onderzocht aan de hand van de in de Gemeenschap geldende normen of gebruiken.

De restitutie wordt echter ook toegekend indien de uitgevoerde producten in het land van bestemming moeten voldoen aan bijzondere voorwaarden, waaronder met name gezondheids- of hygiënische voorschriften, die niet in overeenstemming zijn met de in de Gemeenschap geldende normen of gebruiken. De exporteur moet op verzoek van de bevoegde autoriteit aantonen dat de producten voldoen aan die in het derde land van bestemming in acht te nemen voorwaarden.

Bovendien kunnen voor bepaalde producten bijzondere voorschriften worden vastgesteld.

2. Wanneer het product bij het verlaten van het douanegebied van de Gemeenschap van gezonde handelskwaliteit is, moet het overeenkomstig artikel 18, lid 2, berekende deel van de restitutie worden toegekend, tenzij artikel 20 van toepassing is. Dit recht kan echter niet worden verleend, wanneer bewezen is:

- dat het product ten gevolge van een latent gebrek dat later tot uiting komt, niet meer van gezonde handelskwaliteit is;

- dat het product niet meer aan de eindverbruiker kon worden verkocht omdat de uiterste datum waarop het product mocht worden verbruikt en de datum van uitvoer te dicht bij elkaar lagen.

Wanneer bewezen is dat het product niet meer van gezonde handelskwaliteit is vóór de douaneformaliteiten voor invoer in een derde land worden vervuld, mag het gedifferentieerde deel van de restitutie niet worden toegekend.

3. Restituties worden niet verleend indien de producten de bij de communautaire wetgeving van toepassing verklaarde toelaatbare maximumniveaus van radioactiviteit overschrijden. Ongeacht de oorsprong van de producten gelden hiervoor de in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 737/90 van de Raad(37) vastgestelde niveaus.

Artikel 22

1. Bij uitvoer van producten waarop een uitvoerheffing of uitvoerbelasting wordt toegepast die vooraf is vastgesteld of in het kader van een inschrijving is bepaald, wordt geen restitutie verleend.

2. Wanneer voor een of meer bestanddelen van een samengesteld product vooraf een uitvoerheffing of uitvoerbelasting is vastgesteld, wordt voor dit bestanddeel, respectievelijk voor deze bestanddelen geen restitutie verleend.

Artikel 23

Voor producten die aan boord van schepen zijn verkocht of uitgedeeld en aansluitend daarop wederom in de Gemeenschap kunnen worden binnengebracht met gebruikmaking van de vrijstellingen als bepaald in Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad(38), wordt geen restitutie verleend.

HOOFDSTUK 2

Voorschot op de restitutie bij uitvoer

Artikel 24

1. Zodra de aangifte ten uitvoer is aanvaard, schieten de lidstaten op verzoek van de exporteur het restitutiebedrag geheel of gedeeltelijk voor, op voorwaarde dat een zekerheid wordt gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorschot, verhoogd met 10 %.

De lidstaten kunnen bepalen onder welke voorwaarden om vooruitbetaling van een deel van de restitutie kan worden verzocht.

2. Bij de berekening van het voorschot wordt uitgegaan van de voor de opgegeven bestemming geldende restitutievoet, in voorkomend geval aangepast met de andere op grond van de communautaire wetgeving toe te passen bedragen.

3. De lidstaten kunnen afzien van de toepassing van lid 1 wanneer het te betalen bedrag kleiner is dan of gelijk is aan 2000 EUR.

Artikel 25

1. Wanneer het voorschot hoger is dan het werkelijk voor de betrokken uitvoer of voor een equivalente uitvoer verschuldigde bedrag, leidt de bevoegde autoriteit onverwijld de procedure van artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 in met het oog op de betaling door de exporteur van het verschil tussen deze beide bedragen, verhoogd met 10 %.

Wanneer evenwel als gevolg van overmacht:

- de overeenkomstig deze verordening vereiste bewijzen om voor de restitutie in aanmerking te komen, niet kunnen worden geleverd,

of

- het product op een andere bestemming komt dan die waarvoor het voorschot is berekend,

wordt geen betaling van het door de 10 % verhoging gevormde bedrag gevorderd.

2. Wanneer een product, als gevolg van een door derden ten nadele van de exporteur begane onregelmatigheid, de bestemming waarvoor het voorschot was berekend niet bereikt, en de exporteur de bevoegde autoriteiten hiervan op eigen initiatief onmiddellijk schriftelijk op de hoogte brengt en het restitutievoorschot terugbetaalt, blijft de in lid 1 bedoelde verhoging beperkt tot de rente die verschuldigd is voor de periode tussen de ontvangst en de terugbetaling van het voorschot, berekend volgens het bepaalde in artikel 52, lid 1, vierde alinea.

Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de bevoegde autoriteiten de exporteur reeds in kennis hebben gesteld dat zij voornemens zijn een controle uit te voeren of wanneer de exporteur op een andere wijze kennis had van het feit dat de bevoegde autoriteiten voornemens waren een controle uit te voeren.

3. Als equivalente uitvoer wordt beschouwd uitvoer, na wederinvoer van producten onder de regeling terugkerende goederen, van equivalente producten van dezelfde onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur, voorzover is voldaan aan de voorwaarden vermeld in artikel 40, lid 2, onder a) en b), van Verordening (EEG) nr. 3719/88.

Deze bepaling is slechts van toepassing wanneer in de lidstaat waar de aangifte ten uitvoer voor de eerste uitvoer is aanvaard, de regeling terugkerende goederen is gebruikt.

HOOFDSTUK 3

Voorfinanciering van de restitutie

Artikel 26

1. Indien de exporteur zijn voornemen te kennen geeft de producten na verwerking of opslag uit te voeren met toekenning van een restitutie op grond van de in de artikelen 4 of 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 vastgestelde regelingen, worden die regelingen toegepast op voorwaarde dat bij de douaneautoriteiten een verklaring, hierna betalingsaangifte genoemd, wordt ingediend.

De lidstaten kunnen deze aangifte anders noemen.

2. De betalingsaangifte moet alle gegevens bevatten die nodig zijn voor de berekening van de restitutie voor de uit te voeren producten, met name:

a) voor producten:

- de, eventueel vereenvoudigde, omschrijving van de producten volgens de landbouwproductennomenclatuur voor de uitvoerrestituties en de code van de restitutienomenclatuur, en, voorzover nodig voor de bepaling van de restitutie, de samenstelling van de betrokken producten of een verwijzing naar deze samenstelling;

- de nettomassa van de producten of eventueel de hoeveelheid, uitgedrukt in de voor de berekening van de restitutie in aanmerking te nemen meeteenheid;

b) voor goederen is Verordening (EG) nr. 1222/94 van toepassing.

Bovendien moeten, wanneer basisproducten moeten worden verwerkt, in de betalingsaangifte worden vermeld:

- de omschrijving van de basisproducten,

- de hoeveelheid basisproducten,

- het rendement of soortgelijke gegevens.

3. In afwijking van lid 2 mogen, wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen en de exporteur daarom verzoekt, in de betalingsaangifte voorlopige gegevens over de uit de basisproducten te vervaardigen goederen worden opgegeven. In die gevallen moet de exporteur de bevoegde autoriteiten de definitieve gegevens mededelen, wanneer de verwerking is beëindigd.

4. In de betalingsaangifte moet ook het gebruik of de bestemming van de producten worden vermeld wanneer:

a) de exporteur betaling vraagt van een bedrag dat gelijk is aan de restitutie voor het gebruik dat of de bestemming die voor de producten is vastgesteld,

b) de vermelding van het gebruik of de bestemming noodzakelijk is om de termijn vast te stellen waarbinnen de producten met het oog op verwerking onder douanecontrole kunnen blijven of onder een stelsel van douane-entrepots dan wel van vrije zones kunnen worden geplaatst.

5. Het gebruik of de bestemming moet worden aangegeven door vermelding van:

- het specifieke gebruik of het specifieke land van bestemming, of

- de groep van landen van bestemming waarvoor dezelfde restitutievoet geldt.

6. Om te garanderen dat de fysieke controles van de producten worden verricht, moet de betalingsaangifte ook alle gegevens bevatten die nodig zijn om nauwkeurig de plaatsen te bepalen waar de producten zullen worden verwerkt of zullen worden opgeslagen totdat zij worden uitgevoerd. Bij wijziging van de plaats van opslag of verwerking bepalen de bevoegde autoriteiten hetzij dat de exporteur dit vooraf meedeelt, hetzij dat daarvan melding wordt gemaakt in daartoe bijgehouden registers.

Artikel 27

1. Bij het aanvaarden van de betalingsaangifte worden de producten overeenkomstig artikel 4, punten 13 en 14, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 onder douanecontrole geplaatst tot zij het douanegebied van de Gemeenschap verlaten of een voorgeschreven bestemming bereiken.

2. De datum van aanvaarding van de betalingsaangifte is bepalend voor:

a) de toe te passen restitutievoet, ingeval die niet vooraf is vastgesteld;

b) de eventueel uit te voeren aanpassingen van de toe te passen restitutievoet, ingeval die vooraf is vastgesteld;

c) het ontstaansfeit van de wisselkoers van de euro voor de restitutie.

Artikel 28

1. Voor de uit basisproducten verkregen verwerkte producten of goederen wordt met het oog op de betaling van het voorschot de restitutie berekend op grond van de verificatie van de betalingsaangifte in samenhang met het eventuele onderzoek van de basisproducten.

2. Lid 1 vormt geen beletsel voor een door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat op een later tijdstip uit te voeren controle, noch voor de consequenties die daaraan op grond van de geldende bepalingen kunnen worden verbonden.

3. De basisproducten moeten in hun geheel of gedeeltelijk deel uitmaken van de uitgevoerde verwerkte producten of goederen.

De in bulk opgeslagen basisproducten kunnen evenwel, wanneer de bevoegde autoriteiten dit toestaan, volledig of gedeeltelijk worden vervangen door equivalente basisproducten van dezelfde achtcijferige onderverdeling van de gecombineerde nomenclatuur, van dezelfde handelskwaliteit, die dezelfde technische kenmerken hebben en die aan de voorwaarden voor de toekenning van de uitvoerrestitutie beantwoorden, voorzover bovendien de equivalente basisproducten onder douanetoezicht zijn geplaatst.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaten geven de bedoelde toestemming slechts als er voor hen voldoende garanties zijn dat voor de gehele transactie aan de volgende voorwaarden zal worden voldaan:

- de exporteur deelt het bevoegde douanekantoor waar de betalingsaangifte is ingediend vooraf mee dat hij van plan is equivalentie aan te vragen en vermeldt expliciet waar de betrokken opslag- en verwerkingsplaatsen zich precies bevinden;

- de voorraadboekhouding van de exporteur wordt continu bijgehouden en moet een globale controle mogelijk maken, zowel administratief als fysiek, op de totale hoeveelheid basisproducten of verwerkte producten die zich daadwerkelijk ter plaatse bevinden, alsmede op hun specifieke status. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder status de situatie verstaan waarin de producten zich bevinden, namelijk hetzij in het vrije verkeer, hetzij onder een douaneregeling vallend, hetzij onder de in artikel 26 bedoelde voorfinancieringsregeling vallend, hetzij onder de in de artikelen 5 en 32 bedoelde uitvoerregeling vallend;

- gegarandeerd wordt dat de controle op de identiteit, de handelskwaliteit en de technische kenmerken van de basisproducten wordt uitgevoerd vanaf de datum waarop de betalingsaangifte wordt aanvaard tot het in artikel 34, lid 1, bedoelde tijdstip;

Wanneer de equivalente basisproducten worden opgeslagen op plaatsen waarvoor een ander douanekantoor bevoegd is, stelt het douanekantoor waar de betalingsaangifte is ingediend het douanekantoor dat bevoegd is voor de plaats waar de equivalente producten zich bevinden schriftelijk in kennis van alle relevante informatie, en met name van de hoeveelheid product die wordt verwerkt, de handelskwaliteit en de technische kenmerken, en de verwerking of verwerkingen die zal of zullen plaatsvinden.

4. Het in lid 3 bepaalde is van toepassing op basisproducten, maar kan ook worden toegepast op in bulk opgeslagen tussenproducten die zijn vervangen door equivalente tussenproducten.

5. Het equivalentiestelsel is niet van toepassing op producten uit interventievoorraden die bestemd zijn voor uitvoer onder het in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 3002/92 genoemde controlestelsel.

6. De termijn gedurende welke de basisproducten met het oog op verwerking ervan onder douanecontrole kunnen blijven, is zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de betalingsaangifte wordt aanvaard.

Wanneer bij de uitvoer een uitvoercertificaat moet worden overgelegd of wanneer een voorfixatiecertificaat wordt overgelegd, is de termijn evenwel gelijk aan de resterende geldigheidsduur van het certificaat.

ln de gevallen waarin voor de uitvoer een certificaat wordt overgelegd waarvan de resterende geldigheidsduur:

- korter dan drie maanden is, wordt de termijn tot drie maanden verlengd;

- langer dan één jaar is, wordt de termijn tot één jaar beperkt.

Artikel 29

1. Voor producten die bestemd zijn om te worden uitgevoerd na onder een stelsel van douane-entrepots of van vrije zones geplaatst te zijn geweest, wordt de restitutie bepaald op grond van de verificatie van de betalingsaangifte en van de producten.

2. Lid 1 vormt geen beletsel voor een door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat op een later tijdstip uit te voeren controle, noch voor de gevolgen die daaruit krachtens de geldende bepalingen kunnen voortvloeien.

3. Gewichtsverlies van producten dat het gevolg is van natuurlijke gewichtsvermindering tijdens de opslag in douane-entrepots of vrije zones leidt niet tot verbeuring van de zekerheid bedoeld in artikel 35. Beschadiging van producten wordt niet als natuurlijke gewichtsvermindering beschouwd.

4. De producten die onder het stelsel van douane-entrepots of onder dat van vrije zones zijn gebracht, mogen in die entrepots en vrije zones op de door de bevoegde instanties vastgestelde voorwaarden de onderstaande behandelingen ondergaan:

a) inventarisatie,

b) aanbrengen op de producten of op de verpakking ervan van merken, stempels, etiketten of andere soortgelijke herkenningstekens, op voorwaarde dat deze aanbrenging niet van zodanige aard is dat de producten daardoor ogenschijnlijk van andere oorsprong zijn dan in werkelijkheid het geval is,

c) wijziging van de merken en de nummers van de colli of wijziging van etiketten, op voorwaarde dat deze wijziging niet van zodanige aard is dat de producten daardoor ogenschijnlijk van andere oorsprong zijn dan in werkelijkheid het geval is,

d) verpakken, uitpakken, ompakken en herstellen van verpakkingen, op voorwaarde dat deze handelingen niet van zodanige aard zijn dat de producten daardoor ogenschijnlijk van andere oorsprong zijn dan in werkelijkheid het geval is,

e) luchten,

f) koelen,

g) diepvriezen.

De restitutie voor de producten die bovenstaande behandelingen hebben ondergaan, wordt vastgesteld op basis van de hoeveelheid, de aard en de eigenschappen van de producten op de dag die overeenkomstig artikel 27 voor de berekening van de restitutie in aanmerking is genomen.

5. De termijn waarbinnen de producten onder een stelsel van douane-entrepots of van vrije zones kunnen blijven is, te rekenen vanaf de datum waarop de betalingsaangifte wordt aanvaard, zes maanden.

Artikel 30

1. De producten die onder het stelsel van douane-entrepots zijn geplaatst in de lidstaat waar de betalingsaangifte is aanvaard, mogen naar een andere lidstaat worden vervoerd om aldaar in het kader van het stelsel van douane-entrepots te worden opgeslagen, in welk geval voor deze producten met name het bepaalde in dit artikel geldt.

Om de identiteit van de producten bij de verzending van een lidstaat naar een andere lidstaat te waarborgen moeten de voor het vervoer gebruikte vervoermiddelen of colli overeenkomstig artikel 349 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 worden verzegeld.

2. In het in lid 1 bedoelde geval wordt het bewijs dat de producten het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten of de voorgeschreven bestemming hebben bereikt, geleverd door overlegging van het controle-exemplaar T5.

a) In vak 104 van het controle-exemplaar wordt onder de rubriek "Andere" een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Prefinanciación de la restitución - Artículo 30 del Reglamento (CE) nr. 800/1999. Declaración de exportación que debe ser presentada, a más tardar, el ... (fecha límite establecida para el plazo contemplado en el apartado 5 del artículo 29),

- Forudbetaling af restitutionen - Artikel 30 i forordning (EF) nr. 800/1999. Udførselsangivelsen skal indgives senest den ... (dato fastsat i overensstemmelse med den i artikel 29, stk. 5, omhandlede frist),

- Vorfinanzierung der Erstattung - Artikel 30 der Verordnung (EG) Nr. 800/1999. Die Ausfuhranmeldung ist bis spätestens ... vorzulegen (durch die Frist gemäß Artikel 29 Absatz 5 festgelegter Schlußtermin),

- Εκ των προτέρων πληρωμή της επιστροφής - κανονισμός (ΕΚ) nr. 800/1999, άρθρο 30. Η δήλωση εξαγωγής πρέπει να κατατεθεί το αργότερο μέχρι ... (ημερομηνία λήξεως της προθεσμίας που αναφέρεται στο άρθρο 296 παράγραφος 5)

- Prefinancing of the refund - Regulation (EC) Nr. 800/1999, Article 30. Export declaration to be lodged by ... (deadline set by the time limit referred to in Article 29(5)),

- Préfinancedment de la restitution - règlement (CE) nr. 800/1999, article 30. Déclaration d'exportation à déposer au plus tard le ... (date limite fixée par le délai visé à l'article 29, paragraphe 5,

- Prefinanziamento della restituzione - Regolamento (CE) nr. 800/1999, articolo 30. Dichiarazione d'esportazione da presentare entro il ... (data limite fissata in base ai termini indicati al paragrafo 5 dell'articolo 29),

- Voorfinanciering van de restitutie - Verordening (EG) nr. 800/1999, artikel 30. Aangifte ten uitvoer moet uiterlijk worden ingediend op ... (uiterste datum vastgesteld op basis van de in artikel 29, lid 5 bedoelde termijn),

- Pré-financiamento da restituição - Regulamento (CE) n.o 800/1999, artigo 30.o. Apresentação da declaração de exportação o mais tardar em ... (data-limite fixada pelo prazo referido no n.o 5 do artigo 29.o),

- Ennakolta maksettu tuki - asetuksen (EY) Nr. 800/1999 30 artiklane, vienti-ilmoitus annettava viimeistään ... (määräpäivä vahvistetaan 29 artiklan 5 kohdassa mainitun aikarajoituksen mukaisesti),

- Förfinansiering av exportbidrag - artikel 30 i förordning (EG) nr. 800/1999. Exportdeklaration skall ges in senast den ... (tidspunkt fastställd enligt den i av artikel 29.,5 angivna tidsfristen).

b) Het controlekantoor van het douane-entrepot van opslag bewaart het controle-exemplaar T5 en brengt in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" op de keerzijde van dat controle-exemplaar onder de rubriek "Opmerkingen" de volgende vermeldingen aan:

- La fecha de aceptación de la declaración de exportación: ...

- La fecha de salida del territorio aduanero o la de llegada al destino correspondiente: ...

- Datoen for antagelsen af udførselsangivelsen: ...

- Datoen for udgangen af toldområdet eller ankomsten til destinationen: ...

- Zeitpunkt der Annahme der Ausfuhranmeldung: ...

- Zeitpunkt des Verlassens des Zollgebiets oder des Erreichens der Bestimmung: ...

- την ημερομηνία αποδοχής της διασάφησης εξαγωγής: ...

- την ημερομηνία εξόδου από το τελωνειακό έδαφος ή αφίξεως στον προορισμό: ...

- Date of acceptance of the export declaration: ...

- Date of exit from the customs territory or arrival at destination: ...

- La date d'acceptation de la déclaration d'exportation: ...

- La date de sortie du territoire douanier ou de l'arrivée à destination: ...

- La data di accettazione della dichiarazione d'esportazione: ...

- La data di uscita dal territorio doganale o dell'arrivo a destinazione: ...

- De datum van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer: ...

- De datum waarop de producten of goederen het douanegebied hebben verlaten of ter bestemming zijn aangekomen: ...

- Data de aceitação da declaração de exportação: ...

- Data de saída do território aduaneiro ou da chegada ao destino: ...

- Vienti-ilmoituksen vastaanottopäivämäärä: ...

- Päivä, jona viety tullialueelta tai saapunut määräpaikkaan: ...

- Mottagningsdag for exportdeklaration: ...

- Utförseldag från tullområdet eller ankomstdag till destinationen: ...

c) Wanneer de producten, na opslag, over het grondgebied van een andere lidstaat worden vervoerd om te worden uitgevoerd of de voorgeschreven bestemming te bereiken, handelt het eerste douanekantoor van bestemming als douanekantoor van vertrek en stelt het één of meer nieuwe controle-exemplaren T5 op of laat deze onder zijn verantwoordelijkheid opstellen.

Vak 104 van het nieuwe controle-exemplaar T5 wordt dienovereenkomstig ingevuld. Bovendien worden in vak 106 het nummer van het oorspronkelijke controle-exemplaar T5, de naam van het douanekantoor dat dit controle-exemplaar heeft afgegeven en de datum van afgifte vermeld.

Wanneer de aantekening in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" van het oorspronkelijke controle-exemplaar T5 op gegevens uit van douane-instanties van andere lidstaten ontvangen controle-exemplaren of uit van andere nationale instanties ontvangen nationale documenten berust; vermeldt het in de eerste alinea bedoelde douanekantoor van bestemming in de rubriek "Opmerkingen" het nummer of de nummers van de betrokken controle-exemplaren T5 of nationale documenten.

Wanneer slechts voor een deel van de in het controle-exemplaar T5 omschreven producten aan de gestelde voorwaarden is voldaan, vermeldt het douanekantoor van bestemming in het vak "Controle van het gebruik en/of de bestemming" van het controle-exemplaar de hoeveelheid producten waarvoor aan deze voorwaarden is voldaan.

3. In het in lid 1 bedoelde geval worden de vakken 37 en 40 van de aangifte ten uitvoer dienovereenkomstig ingevuld. In vak 40 dient ook de datum van aanvaarding van de aangifte COM 7 te worden vermeld.

Artikel 31

1. Het voorschotbedrag wordt slechts op uitdrukkelijk verzoek van de exporteur betaald door de lidstaat op het grondgebied waarvan de betalingsaangifte is aanvaard.

De restitutieaanvraag moet worden ingediend:

a) hetzij schriftelijk; de lidstaten kunnen daartoe een specifiek formulier voorschrijven;

b) hetzij met behulp van informatieverwerkende systemen volgens door de bevoegde instanties vastgestelde voorschriften.

Voor de toepassing van dit lid zijn artikel 199, leden 2 en 3, en de artikelen 222, 223 en 224 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van overeenkomstige toepassing.

2. Het bedrag wordt berekend op grond van de restitutievoet voor het aangegeven gebruik of de aangegeven bestemming. Wanneer geen gebruik of geen bestemming is aangegeven, wordt het overeenkomstig het bepaalde in artikel 18, lid 2, berekende bedrag toegepast.

Artikel 32

1. De aangifte ten uitvoer moet uiterlijk op de laatste dag van de in artikel 28, lid 6, en artikel 29, lid 5, vastgestelde termijnen worden ingediend in de lidstaat waar de betalingsaangifte is aanvaard of, in geval van toepassing van artikel 30 in de lidstaat van opslag.

2. In de zin van dit artikel worden voor de tenuitvoerlegging van artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 België en Luxemburg als één enkele lidstaat beschouwd.

Artikel 33

1. Vóór de aanvaarding van de betalingsaangifte moet een zekerheid worden gesteld die gelijk is aan het overeenkomstig artikel 31, lid 2, berekende bedrag, vermeerderd met 15 % van de aldus verkregen som.

2. De lidstaten kunnen toestaan dat de in lid 1 bedoelde zekerheid wordt gesteld na de aanvaarding van de betalingsaangifte op voorwaarde dat nationale voorschriften:

- de exporteur verplichten de zekerheid te stellen binnen maximaal 30 dagen na deze aanvaarding en voordat het voorschot wordt uitbetaald,

- garanderen dat een bedrag overeenkomend met de in lid 1 bedoelde verhoging wordt betaald indien de zekerheid, behoudens overmacht, niet tijdig wordt gesteld; voor de declarant die al het mogelijke heeft gedaan, kan evenwel een aanvullende termijn worden toegestaan.

Artikel 34

1. Binnen 60 dagen na de dag waarop de producten niet langer zijn onderworpen aan het in artikel 4 of 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 bedoelde stelsel, moeten de producten:

- het douanegebied van de Gemeenschap in ongewijzigde staat verlaten,

of

- in de in artikel 36, lid 1, bedoelde gevallen, in ongewijzigde staat de bestemming ervan bereiken.

2. Artikel 7, leden 3 en 4, artikel 9 en artikel 10 zijn in de in lid 1 bedoelde gevallen van toepassing.

Artikel 35

1. Wanneer voor producten waarvoor de regeling van dit hoofdstuk is toegepast, het recht op restitutie is bewezen, moet het betrokken bedrag met het vooruitbetaalde bedrag worden verrekend. Wanneer voor de geëxporteerde hoeveelheid recht bestaat op een hoger bedrag dan het vooruitbetaalde bedrag, moet het verschil aan de betrokkene worden betaald.

Wanneer voor de uitgevoerde hoeveelheid recht bestaat op een lager bedrag dan het vooruitbetaalde bedrag, met name bij toepassing van lid 2, leidt de bevoegde instantie onverwijld de procedure van artikel 29 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 in om de exporteur te dwingen het verschil tussen beide bedragen, verhoogd met 15 %, terug te betalen.

2. Bij niet-inachtneming van een of meer van de in deze verordening vastgestelde termijnen wordt, behoudens overmacht, de restitutie voor de betrokken uitvoer in afwijking van artikel 50 en onverminderd het bepaalde in lid 1, tweede alinea, van het onderhavige artikel als volgt gecorrigeerd:

- wanneer één of meer van de in artikel 15, lid 1, artikel 28, lid 6, artikel 29, lid 5, en artikel 34, lid 1, vastgestelde termijnen worden overschreden, wordt zij eerst met 15 % verminderd; de aldus verlaagde restitutie wordt per dag waarmee de in artikel 15, lid 1, artikel 28, lid 6, en artikel 29, lid 5, bepaalde termijn wordt overschreden, met 2 % en per dag waarmee de in artikel 34, lid 1, bepaalde termijn wordt overschreden, met 5 % verlaagd;

- wanneer de in artikel 49, lid 2, bedoelde documenten binnen zes maanden na afloop van de vastgestelde termijn worden overgelegd, wordt de restitutie, in voorkomend geval zoals vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in het eerste streepje, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan 15 % van de restitutie die bij inachtneming van alle termijnen had moeten worden betaald.

Het bepaalde in artikel 50, leden 4 en 6, is van overeenkomstige toepassing.

3. Wanneer wegens overmacht het verschuldigde bedrag lager is dan het vooruitbetaalde bedrag bestaat, wordt de verhoging met 15 % niet toegepast.

4. Wanneer een product als gevolg van een door derden ten nadele van de exporteur begane onregelmatigheid de bestemming waarvoor het voorschot was berekend niet bereikt, en de exporteur de bevoegde autoriteiten hiervan op eigen initiatief onmiddellijk schriftelijk op de hoogte brengt en het restitutievoorschot terugbetaalt, blijft de in lid 1 bedoelde verhoging beperkt tot de rente die verschuldigd is voor de periode tussen de ontvangst en de terugbetaling van het voorschot, berekend volgens het bepaalde in artikel 52, lid 1, vierde alinea.

Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de bevoegde autoriteiten de exporteur reeds in kennis hebben gesteld dat zij voornemens zijn een controle uit te voeren of wanneer de exporteur op een andere wijze kennis had van het feit dat de bevoegde autoriteiten voornemens waren een controle uit te voeren.

TITEL III

ANDERE SOORTEN VAN UITVOER EN BIJZONDERE GEVALLEN

HOOFDSTUK 1

Met uitvoer uit de Gemeenschap gelijkgestelde bestemmingen en bevoorrading

Artikel 36

1. In de zin van deze verordening worden met uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap gelijkgesteld:

a) leveranties voor de bevoorrading in de Gemeenschap:

- van zeeschepen,

- van luchtvaartuigen in gebruik voor het verkeer op internationale lijnen, met inbegrip van intracommunautaire lijnen;

b) leveranties aan in de Gemeenschap gevestigde internationale organisaties;

c) leveranties aan strijdkrachten die op het grondgebied van een lidstaat zijn gestationeerd doch die niet tot die lidstaat behoren.

2. Lid 1 is slechts van toepassing voorzover de producten van dezelfde soort, die met het oog op deze bestemmingen uit derde landen worden ingevoerd, bij invoer in de betrokken lidstaat voor vrijstelling van rechten in aanmerking komen.

3. Leveringen van producten die bestemd zijn voor in de Gemeenschap gelegen opslagruimten van internationale in humanitaire hulp gespecialiseerde organisaties en die in derde landen voor voedselhulpoperaties worden gebruikt, worden met uitvoer uit het douanegebied van de Gemeenschap gelijkgesteld.

De toestemming om de eerste alinea toe te passen wordt gegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van opslag, die de douanestatus van de opslagplaats bepalen en de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de betrokken producten hun bestemming bereiken.

4. Artikel 5 is van toepassing op de in het onderhavige artikel bedoelde leveranties.

Artikel 37

1. Voor de in de artikelen 36 en 44 bedoelde leveranties kunnen de lidstaten voor de betaling van de restituties toestemming verlenen om in afwijking van artikel 5 de hierna beschreven procedure te gebruiken. De exporteur aan wie toestemming wordt verleend van deze procedure gebruik te maken, kan niet tegelijkertijd voor eenzelfde product de normale procedure aanwenden.

De toestemming kan worden beperkt tot bepaalde plaatsen waar in de lidstaat van uitvoer producten aan boord worden gebracht. De toestemming kan betrekking hebben op in andere lidstaten aan boord gebrachte producten, in welk geval artikel 8 van toepassing is.

2. Voor de elke maand overeenkomstig dit artikel aan boord gebrachte producten wordt voor de bepaling van de restitutievoet of voor de bepaling van de aanpassingen die eventueel nodig zijn indien de restitutie vooraf is vastgesteld, de laatste dag van de maand in aanmerking genomen.

Voor de lidstaten die niet aan de Economische en monetaire unie deelnemen, wordt voor de bepaling van de wisselkoers van de euro die wordt toegepast om de restitutiebedragen in nationale valuta om te rekenen, ook de laatste dag van de maand in aanmerking genomen.

3. Wanneer de restitutie vooraf of in het kader van een inschrijving wordt vastgesteld, moet het certificaat op de laatste dag van de maand geldig zijn.

4. De exporteur moet een controleregister bijhouden waarin de volgende gegevens worden vermeld:

a) de gegevens die volgens artikel 5, lid 4, voor de identificatie van de producten nodig zijn;

b) de naam of het inschrijvingsnummer van het zeeschip of de zeeschepen of van het luchtvaartuig of de luchtvaartuigen aan boord waarvan de producten zijn gebracht;

c) de datum van het aan boord brengen.

De in de eerste alinea bedoelde gegevens moeten in het register voorkomen uiterlijk op de eerste werkdag na die waarop de producten aan boord zijn gebracht. Wanneer de producten evenwel in een andere lidstaat aan boord worden gebracht, moeten bovenbedoelde gegevens in het register voorkomen uiterlijk op de eerste werkdag na die waarop de exporteur ervan in kennis moet zijn gesteld dat de producten aan boord zijn gebracht.

Voorts moet de exporteur medewerking verlenen aan de door de lidstaten nodig geachte controlemaatregelen en moet hij het controleregister gedurende ten minste drie jaar na het einde van het lopende kalenderjaar bewaren.

5. De lidstaten kunnen bepalen dat het register mag worden vervangen door de bij elke leverantie gebruikte documenten waarop de douaneautoriteiten de datum hebben vermeld waarop de producten aan boord zijn gebracht.

6. Het bepaalde in de leden 2 tot en met 5 is van overeenkomstige toepassing voor de in artikel 36, lid 1, onder b) en c), bedoelde leveranties.

Artikel 38

1. Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, onder a), worden de producten die bestemd zijn om aan boord van luchtvaartuigen of passagiersschepen, veerboten daarbij inbegrepen, te worden verbruikt en die vóór het aan boord brengen zijn bereid, geacht aan boord van deze vervoermiddelen te zijn bereid.

2. Dit artikel is slechts van toepassing voorzover de exporteur voldoende bewijsstukken overlegt met betrekking tot hoeveelheid, aard en kenmerken van de basisproducten die voor de bereiding zijn gebruikt en waarvoor de restitutie wordt aangevraagd.

3. De in artikel 40 vervatte regeling betreffende bevoorradingsdepots kan worden gebruikt voor de bereidingen bedoeld in de leden 1 en 2.

Artikel 39

1. De restitutie wordt slechts betaald indien het product waarvoor de aangifte ten uitvoer is aanvaard, uiterlijk 60 dagen na de dag van aanvaarding, in ongewijzigde staat een van de in artikel 36 bedoelde bestemmingen heeft bereikt.

2. De bepalingen van artikel 7, leden 3 en 4, zijn van toepassing in het geval bedoeld in lid 1.

3. Indien, alvorens een van de in artikel 36 bedoelde bestemmingen te bereiken, een product waarvoor de aangifte ten uitvoer is aanvaard, over ander communautair grondgebied wordt vervoerd dan over dat van de lidstaat op het grondgebied waarvan de aanvaarding geschiedde, wordt het bewijs dat dit product zijn voorgeschreven bestemming heeft bereikt, door overlegging van het controle-exemplaar T5 geleverd.

Met name de vakken 33, 103, 104 en eventueel 105 van het controle-exemplaar worden ingevuld. In vak 104 worden de dienovereenkomstige vermeldingen aangebracht.

4. Formulier 302, dat de producten vergezelt die in het kader van artikel 36, lid 1, onder c), aan de strijdkrachten worden geleverd, wordt met het in lid 3 bedoelde controle-exemplaar T5 gelijkgesteld op voorwaarde dat de bevoegde militaire autoriteiten op dat formulier certificeren dat zij de producten hebben ontvangen.

Artikel 40

1. De lidstaten kunnen het restitutiebedrag onder de hierna omschreven bijzondere voorwaarden aan de exporteur voorschieten, wanneer het bewijs wordt geleverd dat de producten behoudens overmacht binnen dertig dagen na de aanvaarding van de aangifte ten uitvoer in onder douanetoezicht staande ruimten zijn opgeslagen met het oog op de bevoorrading in de Gemeenschap van:

- zeeschepen,

of

- luchtvaartuigen gebruikt in het verkeer op internationale lijnen, met inbegrip van intracommunautaire lijnen,

of

- boor- of productieplatforms als bedoeld in artikel 44.

De onder douanetoezicht staande ruimten, hierna bevoorradingsdepots genoemd, en de depothouder moeten speciaal voor de toepassing van dit artikel zijn erkend.

2. De lidstaat op het grondgebied waarvan zich het bevoorradingsdepot bevindt, erkent slechts depothouders en bevoorradingsdepots die de nodige waarborgen bieden. De erkenning kan worden ingetrokken.

Erkend worden slechts de depothouders die zich schriftelijk ertoe verbinden:

a) de producten voor de bevoorrading in de Gemeenschap van:

- zeeschepen,

of

- luchtvaartuigen in gebruik voor het verkeer op internationale lijnen, met inbegrip van intracommunautaire lijnen,

of

- boor- en productieplatforms als bedoeld in artikel 44;

in ongewijzigde staat of diepgevroren en/of na verpakking aan boord te brengen;

b) een register bij te houden dat de bevoegde instanties in staat stelt de nodige controles uit te voeren en waarin met name worden vermeld:

- de datum van inslag in het bevoorradingsdepot,

- de nummers van de douanedocumenten waarvan de producten vergezeld gaan en de naam van het betrokken douanekantoor,

- de gegevens die volgens artikel 5, lid 4, nodig zijn voor de identificatie van de producten,

- de datum van vertrek van de producten uit het bevoorradingsdepot,

- het inschrijvingsnummer en eventueel de naam van het zeeschip of de zeeschepen of van het luchtvaartuig of de luchtvaartuigen aan boord waarvan de producten zijn gebracht of de naam van het volgende depot,

- de datum van het aan boord brengen;

c) dit register nog ten minste drie jaar na het einde van het lopende kalenderjaar te bewaren;

d) medewerking te verlenen aan elke, met name periodieke, controlemaatregel die de bevoegde instanties wenselijk achten om na te gaan of het bepaalde in dit lid wordt nageleefd;

e) de bedragen te betalen die in geval van toepassing van artikel 42 van hen zullen worden gevorderd als terugbetaling van de restitutie.

3. Het bedrag dat de exporteur op grond van lid 1 wordt uitgekeerd, wordt door de instantie die het voorschot heeft betaald, als een betaling geboekt.

Artikel 41

1. Indien de aangifte ten uitvoer in de lidstaat waar het bevoorradingsdepot zich bevindt, is aanvaard, maakt de bevoegde douane-instantie bij de inslag in het bevoorradingsdepot op het nationale document dat zal worden gebruikt om het voorschot op de restitutie te verkrijgen, melding van het feit dat de producten zich in de in artikel 40 bedoelde omstandigheden bevinden.

2. Indien de aangifte ten uitvoer in een andere lidstaat dan in die waar het bevoorradingsdepot zich bevindt, is aanvaard, wordt het bewijs dat de producten in een bevoorradingsdepot zijn opgeslagen, geleverd door overlegging van het controle-exemplaar T5.

Met name de vakken 33, 103 en 104 en, in voorkomend geval, 105 van het controle-exemplaar T5 worden ingevuld. Vak 104 van het controle-exemplaar T5 wordt onder de rubriek "Andere" met een van de volgende vermeldingen vervolledigd:

- Depositado con entrega obligatoria para el abastecimiento - Aplicación del artículo 40 del Reglamento (CE) nr. 800/1999,

- Anbringelse på oplag med obligatorisk levering til proviantering - anvendelse af artikel 40 i forordning (EF) nr. 800/1999,

- Einlagerung ins Vorratslager mit Lieferpflicht zur Bevorratung - Artikel 40 der Verordnung (EG) Nr. 800/1999,

- Εναποθήκευση με υποχρεωτική παράδοση για τον ανεφοδιασμό - εφαρμογή του άρθρου 40 του κανονισμού ΕΚ nr. 800/1999

- Compulsory entry into warehouse for delivery for victualling - Article 40 of Regulation (EC) Nr. 800/1999,

- Mise en entrepôt avec livraison obligatoire pour l'avitaillement - application de l'article 40 du règlement (CE) nr. 800/1999,

- Deposito con consegna obbligatoria per l'approvvigionamento - applicazione dell'articolo 40 del regolamento (CE) 800/1999,

- Opslag in depot onder verplichting van levering voor de bevoorrading van zeeschepen of luchtvaartuigen - toepassing van artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999,

- Colocado em entreposto com destino obrigatório para abastecimento - aplicação do artigo 800/1999 do Regulamento (CE) n.o 800/1999,

- Siirto varastoon sekä pakollinen toimittaminen muonitustarkoituksiin - asetuksen (EY) Nr. 800/1999 40 artiklan soveltaminen,

- Placering i lager med skyldighet att leverera för proviantering - artikel 40 i förordning (EG) nr. 800/1999.

Het bevoegde douanekantoor van de lidstaat van bestemming bevestigt de opslag op het controle-exemplaar, na te hebben nagegaan of de producten in het in artikel 40, lid 2, bedoelde register zijn ingeschreven.

Artikel 42

1. Indien wordt vastgesteld dat een in een bevoorradingsdepot opgeslagen product niet de voorgeschreven bestemming heeft gekregen of deze niet meer kan krijgen, moet de depothouder aan de bevoegde instantie van de lidstaat van opslag een forfaitair bedrag betalen.

2. Het in lid 1 bedoelde forfaitaire bedrag wordt als volgt berekend:

a) de som van de rechten bij de invoer die van toepassing zijn op eenzelfde product wanneer dit in de lidstaat van opslag in het vrije verkeer wordt gebracht,

b) het overeenkomstig punt a) berekende bedrag wordt met 20 % verhoogd.

Het voor de berekening van de rechten bij invoer in aanmerking te nemen tarief is:

- het tarief dat gold op de dag waarop het product een andere dan de voorgeschreven bestemming heeft gekregen of van waaraf het de voorgeschreven bestemming niet meer kon krijgen,

of

- wanneer deze dag niet kan worden bepaald, dat van de dag waarop is vastgesteld dat de verplichte bestemming niet in acht is genomen.

3. Wanneer de depothouder kan bewijzen dat het voor het betrokken product voorgeschoten bedrag lager is dan het overeenkomstig lid 2 berekende forfaitaire bedrag, betaalt hij het voorgeschoten bedrag terug, verhoogd met 20 %.

Indien evenwel het bedrag in een andere lidstaat is voorgeschoten, bedraagt de verhoging 40 %. In dat geval wordt voor de lidstaten die niet aan de Economische en monetaire unie deelnemen voor de omrekening in nationale valuta van de lidstaat van opslag gebruik gemaakt van de wisselkoers van de euro die op de datum die voor de berekening van de in lid 2, onder a), bedoelde rechten is aangehouden.

4. Het in dit artikel bedoelde bedrag behoeft niet te worden betaald over de verliezen die gedurende de opslag in het bevoorradingsdepot als gevolg van de natuurlijke gewichtsvermindering van de producten of als gevolg van het verpakken zijn opgetreden.

Artikel 43

1. De bevoegde instanties van de lidstaat waar het bevoorradingsdepot zich bevindt, verrichten ten minste eenmaal per twaalf maanden een materiële controle op de in dit bevoorradingsdepot opgeslagen producten.

Indien de inslag van de producten in en de uitslag uit het bevoorradingsdepot evenwel onder permanente materiële controle van de douanediensten plaatsvinden, is het voldoende dat de bevoegde instanties op de producten die zich in opslag bevinden, een administratieve controle uitoefenen.

2. De bevoegde instanties van de lidstaat van opslag kunnen toestaan dat de producten naar een tweede bevoorradingsdepot worden overgebracht.

In dit geval wordt in het register van het eerste bevoorradingsdepot een vermelding betreffende het tweede bevoorradingsdepot aangebracht. Het tweede bevoorradingsdepot en de tweede depothouder moeten voor de toepassing van het ten aanzien van het bevoorradingsdepot bepaalde eveneens speciaal zijn erkend.

Wanneer de producten in het tweede bevoorradingsdepot onder controle zijn geplaatst, komen de bij toepassing van artikel 42 te betalen bedragen voor rekening van de tweede depothouder.

3. Wanneer het tweede bevoorradingsdepot niet in dezelfde lidstaat is gelegen als het eerste, wordt het bewijs dat de producten in het tweede depot zijn opgeslagen geleverd door middel van het origineel van het controle-exemplaar T5, waarop een van de in artikel 41, lid 2, aangegeven vermeldingen voorkomt.

Het bevoegde douanekantoor van de lidstaat van bestemming bevestigt de opslag op het controle-exemplaar T5, na te hebben nagegaan of de producten in het in artikel 40, lid 2, bedoelde register zijn ingeschreven.

4. Wanneer de producten na opslag in een bevoorradingsdepot in een andere lidstaat aan boord worden gebracht dan in die van opslag, wordt het bewijs dat de producten aan boord zijn gebracht, volgens de procedure van artikel 39, lid 3, geleverd.

5. Het bewijs dat de producten onder controle zijn geplaatst in een ander bevoorradingsdepot, het bewijs dat de producten aan boord zijn gebracht in de Gemeenschap en het bewijs van de in artikel 44 en artikel 45, lid 3, onder a), bedoelde leveranties worden, behoudens overmacht, geleverd binnen twaalf maanden na de datum van vertrek van de producten uit het bevoorradingsdepot, waarbij het bepaalde in artikel 49, leden 3, 4 en 5, van overeenkomstige toepassing is.

HOOFDSTUK 2

Bijzondere gevallen

Artikel 44

1. Leveranties van boordproviand aan:

a) boor- of productieplatforms, met inbegrip van daarbij horende installaties voor dienstverlening, die zich binnen het gebied van het Europees continentaal plat of het continentaal plat van het niet-Europese deel van de Gemeenschap bevinden, maar buiten een zone van 3 mijl vanaf de basislijn waarvan voor de afbakening van de territoriale wateren van een lidstaat wordt uitgegaan,

en

b) marine- en hulpschepen die de vlag van een lidstaat voeren en in volle zee opereren,

worden voor de vaststelling van de restitutievoet als leveranties bedoeld in artikel 36, lid 1, onder a), beschouwd.

Onder boordproviand wordt verstaan producten die uitsluitend bestemd zijn om aan boord te worden verbruikt.

2. Lid 1 is slechts van toepassing als de restitutievoet in dit geval hoger is dan de laagste restitutievoet.

De lidstaten kunnen deze bepalingen voor alle leveranties van boordproviand toepassen op voorwaarde dat:

a) een leverantiebewijs wordt afgegeven,

en

b) wat de bevoorrading van platforms betreft, de volgende voorwaarden zijn vervuld:

- de leverantie dient te geschieden in het kader van de bevoorradingsmaatregelen voor het platform, die door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van waaruit de voor het platform bestemde producten worden verzonden, als normaal worden beschouwd. Behoudens overmacht moet daarbij van de normale haven of plaats van verzending, het normale soort vaartuig - wanneer de bevoorrading over zee geschiedt - en de normale soort verpakking of recipiënt gebruik worden gemaakt;

- het bevoorradingsschip of de -helikopter moet worden geëxploiteerd door een natuurlijke of door een rechtspersoon die binnen de Gemeenschap een administratie bijhoudt die voor inzage beschikbaar is en voldoende gegevens bevat om bijzonderheden in verband met de reis of vlucht na te gaan.

3. Het in lid 2, onder a), bedoelde leverantiebewijs moet volledige gegevens over de producten bevatten, alsmede de naam en/of andere identificatiegegevens van het platform, marine- of hulpschip waaraan is geleverd en de leverantiedatum. De lidstaten mogen bijkomende gegevens verlangen.

Het leverantiebewijs wordt ondertekend,

a) voor platforms: door een persoon die volgens een verklaring van de exploitanten van het platform verantwoordelijk is voor de bevoorrading. De bevoegde autoriteiten nemen passende maatregelen om de echtheid van de transactie te waarborgen. De lidstaten delen de Commissie de getroffen maatregelen mede;

b) voor marine- of voor hulpschepen: door de defensieautoriteiten.

In afwijking van lid 2 kunnen de lidstaten de exporteurs bij de bevoorrading van platforms van overlegging van het leverantiebewijs vrijstellen, wanneer het een levering betreft:

- die recht geeft op een restitutie van ten hoogste 3000 EUR per uitvoertransactie,

- ten aanzien waarvan de betrokken lidstaat over voldoende waarborgen beschikt dat de producten ter bestemming zijn aangekomen, en

- waarvoor het vervoersdocument en het betalingsbewijs worden overgelegd.

4. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat die de restitutie betaalt, controleren de opgegeven, aan platforms geleverde hoeveelheden door verifiëring van de administratie van de exporteur en van de exploitant van het schip of van de helikopter waarmee de leverantie is verricht. Zij vergewissen zich tevens ervan dat in het kader van dit artikel niet meer proviand wordt geleverd dan het boordpersoneel nodig heeft.

Voor de toepassing van de vorige alinea kan, indien nodig, een beroep worden gedaan op de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten.

5. Wanneer bij een leverantie aan een platform artikel 8 van toepassing is, wordt in vak 104 van het controle-exemplaar T5 onder de rubriek "Andere" een van de volgende vermeldingen aangebracht:

- Suministro para el abastecimiento de las plataformas - Reglamento (CE) nr. 800/1999,

- Proviant til platforme - forordning (EF) nr. 800/1999,

- Bevorratungslieferung für Plattformen - Verordnung (EG) Nr. 800/1999,

- Προμήθειες τροφοδοσίας για εξέδρες - κανονισμός (ΕΚ) nr. 800/1999,

- Catering supplies for rigs - Regulation (EC) Nr. 800/1999,

- Livraison pour l'avitaillement des plates-formes - règlement (CE) nr. 800/1999,

- Provviste di bordo per piattaforma - Regolamento (CE) nr. 800/1999,

- Leverantie van boordproviand aan platform - Verordening (EG) nr. 800/1999,

- Forneccimentos para abastecimento de plataformas - Regulamento (CE) nr. 800/1999,

- Muonitustoimitukset lautoille - asetus (EY) Nr. 800/1999,

- Proviant till plattformar-förordning (EG) nr. 800/1999.

6. In geval van toepassing van artikel 40 moet de entrepothouder zich ertoe verbinden in het in artikel 40, lid 2, onder b), bedoelde register de identificatiegegevens van het platform waarvoor de zending is bestemd te vermelden, alsmede de naam/het nummer van het vaartuig/de helikopter waarmee de leverantie wordt uitgevoerd en de datum waarop de producten aan boord van het platform worden gebracht. De in lid 3, onder a), bedoelde leverantiebewijzen maken deel uit van het register.

7. De lidstaten dragen ervoor zorg dat een register wordt bijgehouden van de hoeveelheden die, met toepassing van dit artikel, van elke groep producten aan platforms worden geleverd.

Artikel 45

1. Leveranties voor de bevoorrading buiten de Gemeenschap worden voor de vaststelling van de toe te kennen restitutievoet met de in artikel 36, lid 1, onder a), bedoelde leveranties gelijkgesteld.

2. Ingeval de restitutie naar bestemming is gedifferentieerd, is lid 1 van toepassing op voorwaarde dat het bewijs wordt gegeven dat de daadwerkelijk aan boord gebrachte producten dezelfde zijn als die welke met dit doel het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten.

3. Het in lid 2 bedoelde bewijs wordt als volgt geleverd:

a) Het bewijs van directe leverantie aan boord voor bevoorrading wordt geleverd met een douanedocument of een document dat is geviseerd door de douaneautoriteiten van het derde land waar de producten aan boord zijn gebracht; dit document kan volgens het model in bijlage III worden opgesteld.

Het moet worden ingevuld in een of meer officiële talen van de Gemeenschap en in een taal die in het betrokken derde land in gebruik is.

Onder directe leverantie wordt verstaan de levering van een container of een niet-gesplitste partij producten die aan boord van een schip wordt gebracht.

b) Wanneer de uitgevoerde producten niet voor directe leverantie zijn bestemd en in het derde land van bestemming onder een regeling voor douanetoezicht worden geplaatst alvorens deze aan boord voor bevoorrading worden afgeleverd, kan het bewijs dat ze aan boord zijn gebracht, met de volgende documenten worden geleverd:

- een douanedocument of een document dat door de douaneautoriteiten van het derde land is geviseerd en waarin wordt verklaard dat de inhoud van een container of een niet-gesplitste partij producten in een bevoorradingsdepot is geplaatst en dat de betrokken producten uitsluitend voor bevoorrading zullen worden gebruikt; dit document kan volgens het model in bijlage III worden opgesteld, en

- een douanedocument of een document dat is geviseerd door de douaneautoriteiten van het derde land waar de producten aan boord zijn gebracht en waarin wordt verklaard dat alle producten van de oorspronkelijke container of van de oorspronkelijke partij het depot definitief hebben verlaten en aan boord zijn afgeleverd en hoeveel deelleveringen hebben plaatsgehad; dit document kan worden opgesteld volgens het model in bijlage III.

c) Wanneer de onder a) of onder b), tweede streepje, bedoelde documenten niet kunnen worden overgelegd, kan de lidstaat ermee instemmen dat het bewijs wordt geleverd met een door de scheepskapitein of een andere scheepsofficier van dienst ondertekend certificaat van ontvangst dat van het scheepsstempel is voorzien.

Wanneer de onder b), tweede streepje, bedoelde documenten niet kunnen worden overgelegd, kan de lidstaat ermee instemmen dat het bewijs wordt geleverd met een door een beambte van de luchtvaartmaatschappij ondertekend certificaat van ontvangst dat van het stempel van deze maatschappij is voorzien.

d) De onder a) of onder b), tweede streepje, bedoelde documenten mogen slechts door de lidstaten worden aanvaard indien zij volledige gegevens over de aan boord geleverde producten bevatten en indien de leveringsdatum, het registratienummer en, indien deze bestaat, de naam van het schip of het luchtvaartuig, respectievelijk van de schepen of luchtvaartuigen erin zijn vermeld. Om te garanderen dat de als boordproviand geleverde hoeveelheden overeenstemmen met de normale behoeften van de bemanningsleden en van de passagiers van het betrokken schip of luchtvaartuig, mogen de lidstaten eisen dat aan hen nadere inlichtingen of aanvullende documenten worden verstrekt.

4. In alle gevallen moeten bij het verzoek om betaling een kopie of fotokopie van het vervoersdocument alsmede het document waaruit blijkt dat de voor bevoorrading bestemde producten zijn betaald, worden gevoegd.

5. De producten die onder het in artikel 40 bedoelde stelsel zijn geplaatst, mogen niet voor de in lid 3, onder b), bedoelde leveranties worden gebruikt.

6. Artikel 17 is van overeenkomstige toepassing.

7. In het in dit artikel bedoelde geval zijn de bepalingen van artikel 37 niet van toepassing.

Artikel 46

1. In afwijking van artikel 161, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 worden de voor het eiland Helgoland bestemde producten voor de toepassing van de bepalingen inzake de betaling van de uitvoerrestituties geacht te zijn uitgevoerd.

2. Producten bestemd voor San Marino worden niet beschouwd als zijnde uitgevoerd voor de toepassing van de bepalingen inzake de betaling van uitvoerrestituties.

Artikel 47

1. Voor producten die opnieuw worden uitgevoerd op grond van artikel 883 van Verordening (EG) nr. 2454/93 kan slechts een restitutie worden toegekend na een negatief besluit over een verzoek tot terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer, en voorzover de andere voorwaarden voor de toekenning van een restitutie zijn vervuld.

2. Wanneer de producten in het kader van de in lid 1 bedoelde procedure opnieuw worden uitgevoerd, wordt op het in artikel 5, lid 4, bedoelde document een verwijzing naar deze procedure aangebracht.

Artikel 48

Producten die worden uitgevoerd met als bestemming:

- in een derde land gestationeerde legereenheden die onder een lidstaat of onder een internationale organisatie waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt, ressorteren,

- in een derde land gevestigde internationale organisaties waarvan ten minste één lidstaat deel uitmaakt,

- in een derde land gevestigde diplomatieke vertegenwoordigingen,

en waarvoor de exporteur de in artikel 16, lid 1 of lid 2, bedoelde bewijsstukken niet kan overleggen, worden geacht in het derde land van stationering of van vestiging te zijn ingevoerd indien het bewijs van betaling van de producten, en een door de geadresseerde legereenheid, internationale organisatie of diplomatieke vertegenwoordiging in het derde land afgegeven verklaring van overneming worden overgelegd.

TITEL IV

PROCEDURE VOOR DE RESTITUTIEBETALING

HOOFDSTUK 1

Algemene bepalingen

Artikel 49

1. De restitutie wordt slechts op uitdrukkelijk verzoek van de exporteur betaald door de lidstaat op het grondgebied waarvan de aangifte ten uitvoer is aanvaard.

De restitutieaanvraag moet worden ingediend:

a) hetzij schriftelijk; de lidstaten kunnen daartoe een specifiek formulier voorschrijven;

b) hetzij met behulp van informatieverwerkende systemen volgens door de bevoegde instanties vastgestelde voorschriften.

Voor de toepassing van dit lid zijn artikel 199, leden 2 en 3, en de artikelen 222, 223 en 224 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van overeenkomstige toepassing.

2. Het dossier voor de betaling van de restitutie of het vrijgeven van de zekerheid moet, behalve in geval van overmacht, worden ingediend binnen twaalf maanden na de dag waarop de aangifte ten uitvoer is aanvaard.

Wanneer het uitvoercertificaat voor de uitvoertransactie die recht geeft op de betaling van de restitutie, door een andere lidstaat dan de lidstaat van uitvoer is afgegeven, moet het dossier voor de betaling van de uitvoerrestitutie een rectoversofotokopie van het naar behoren afgeschreven certificaat bevatten.

3. Wanneer het controle-exemplaar T5 of, in voorkomend geval, het nationale document waaruit blijkt dat het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, als gevolg van omstandigheden die niet aan de exporteur zijn toe te rekenen, niet binnen drie maanden na afgifte is terugontvangen bij het kantoor van vertrek of bij de centraliserende instantie, kan de exporteur bij de bevoegde instantie een met redenen omkleed verzoek indienen om andere bewijsstukken als gelijkwaardig te erkennen.

Bij dit verzoek worden de volgende bewijsstukken overgelegd:

a) wanneer als bewijs dat de producten het douanegebied van de Gemeenschap hebben verlaten, het controle-exemplaar of het nationale document is afgegeven:

- een kopie of fotokopie van het vervoersdocument

en

- een document waaruit blijkt dat het product bij een douanekantoor van een derde land is aangeboden, of een of meer van de in artikel 16, leden 1, 2 en 4, bedoelde documenten.

Het in het tweede streepje bedoelde document behoeft niet te worden overgelegd voor uitvoertransacties waarvoor een restitutie van niet meer dan 1200 EUR wordt verleend; in dit geval echter is de exporteur gehouden het bewijs van betaling over te leggen.

Bij uitvoer naar een derde land dat partij is bij de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer, geldt terugzendingsexemplaar nr. 5 van het document voor gemeenschappelijk douanevervoer, naar behoren geviseerd door dit land, of een voor conform gewaarmerkte fotokopie of een kennisgeving van het douanekantoor van vertrek als bewijsstuk,

b) bij toepassing van de artikelen 36, 40 of 44: een verklaring van het voor de controle op de betrokken bestemming bevoegde douanekantoor, waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor visering van het controle-exemplaar T5 door dat kantoor is voldaan, of

c) bij toepassing van artikel 36, lid 1, onder a), of artikel 40: het certificaat van ontvangst, bedoeld in artikel 45, lid 3, onder c), en een document dat de betaling van de voor bevoorrading bestemde producten bewijst.

Voor de toepassing van dit lid heeft een attest van het kantoor van uitgang, waarin wordt bevestigd dat het controle-exemplaar T5 naar behoren is overgelegd en waarin het nummer en het kantoor van afgifte van het T5-document en de datum waarop het product het douanegebied van de Gemeenschap heeft verlaten, zijn vermeld, dezelfde waarde als het oorspronkelijke controle-exemplaar T5.

Lid 4 geldt voor het leveren van als gelijkwaardig aangemerkte bewijzen.

4. Wanneer de op grond van artikel 16 vereiste documenten niet binnen de in lid 2 voorgeschreven termijn kunnen worden overgelegd, kunnen de exporteur, wanneer hij zich de nodige moeite heeft gegeven om de documenten binnen die termijn te verkrijgen en mede te delen, op zijn verzoek bijkomende termijnen worden toegestaan om deze documenten over te leggen.

5. Het in lid 3 bedoelde verzoek, al dan niet vergezeld van bewijsstukken, en het in lid 4 bedoelde verzoek om bijkomende termijnen, moeten binnen de in lid 2 bedoelde termijn worden ingediend. Indien deze aanvragen evenwel worden ingediend binnen zes maanden na deze termijn, is het bepaalde in artikel 50, lid 2, eerste alinea, van toepassing.

6. Bij toepassing van artikel 37 moet, behoudens overmacht, het dossier voor de betaling van de restitutie worden ingediend binnen twaalf maanden na de maand waarin de producten aan boord zijn gebracht; in het kader van de in artikel 37, lid l, bedoelde toestemming kan de exporteur evenwel worden verplicht om de betalingsaanvraag binnen een kortere termijn in te dienen.

7. De bevoegde diensten van een lidstaat kunnen verlangen dat alle documenten van het dossier voor de betaling van de restitutie in de officiële taal of in een van de officiële talen van deze lidstaat worden vertaald.

8. De bevoegde autoriteiten verrichten de in lid 1 bedoelde betaling binnen drie maanden vanaf de dag waarop zij over alle elementen beschikken om het dossier te kunnen afhandelen, behalve:

a) bij overmacht,

of

b) ingeval over het recht op de restitutie een bijzonder administratief onderzoek loopt, in welk geval de betaling pas plaatsvindt nadat het recht op de restitutie is erkend,

of

c) om de compensatie als bedoeld in artikel 52, lid 2, tweede alinea, toe te passen.

9. Als de restitutie per aangifte ten uitvoer niet meer dan 60 EUR bedraagt, hoeft zij niet te worden toegekend.

Artikel 50

1. Indien is voldaan aan alle in de communautaire regeling vervatte vereisten om voor een restitutie in aanmerking te komen, behalve aan één vereiste met betrekking tot een van de in de artikel 7, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 40, lid 1, bedoelde termijnen, worden de volgende regels toegepast.

a) De restitutie wordt eerst verlaagd met 15 %.

b) Het resterende deel van de restitutie, hierna de "verlaagde restitutie" genoemd, wordt verder als volgt verminderd:

i) 2 % van de verlaagde restitutie wordt verbeurd voor elke dag waarmee de in artikel 15, lid l, bedoelde termijn wordt overschreden;

ii) 5 % van de verlaagde restitutie wordt verbeurd voor elke dag waarmee de in artikel 7, lid 1, bedoelde termijn wordt overschreden, of

iii) 10 % van de verlaagde restitutie wordt verbeurd voor elke dag waarmee de in artikel 40, lid 1, bedoelde termijn wordt overschreden.

2. Wanneer het bewijs dat aan alle in de communautaire regeling vervatte vereisten is voldaan, binnen zes maanden na de in artikel 49, leden 2 en 4, bedoelde termijnen wordt geleverd, is het te betalen restitutiebedrag gelijk aan 85 % van de restitutie die zou zijn betaald indien aan alle vereisten was voldaan.

Wanneer het bewijs dat aan alle bij de communautaire regeling vervatte vereisten is voldaan, wordt geleverd binnen zes maanden na de in artikel 49, leden 2 en 4, vastgestelde termijnen, maar de in artikel 7, lid 1, artikel 15, lid 1, of artikel 40, lid 1, bedoelde termijn is overschreden, is het te betalen restitutiebedrag gelijk aan de overeenkomstig lid 1 verlaagde restitutie verminderd met 15 % van het bedrag dat zou zijn betaald indien alle termijnen in acht waren genomen.

3. Wanneer de restitutie overeenkomstig artikel 24 is voorgeschoten en één of meer van de in artikel 7, lid 1, en artikel 15, lid 1, bedoelde termijnen zijn overschreden, is de verbeurde zekerheid gelijk aan:

- de overeenkomstig lid 1 berekende verlaging,

- verhoogd met 10 %.

Het overige deel van de zekerheid wordt vrijgegeven.

Wanneer de restitutie overeenkomstig artikel 24 is voorgeschoten en het bewijs dat aan alle in de communautaire regeling vervatte vereisten is voldaan, binnen zes maanden na de in artikel 49, leden 2 en 4, vastgestelde termijnen wordt geleverd, is het terug te betalen bedrag gelijk aan 85 % van de zekerheid.

Indien in het in de derde alinea bedoelde geval ook één of meer van de in artikel 7, lid 1, en artikel 15, lid 1, bedoelde termijnen zijn overschreden, moet worden terugbetaald:

- een bedrag dat gelijk is aan het in de derde alinea bedoelde terug te betalen bedrag,

- verminderd met het overeenkomstig de eerste alinea verbeurde zekerheidsbedrag.

4. Het totale bedrag waarmee het restitutiebedrag wordt verminderd, mag niet hoger zijn dan het volledige restitutiebedrag dat zou zijn betaald indien aan alle vereisten was voldaan.

5. In de zin van dit artikel wordt de niet-inachtneming van de in artikel 7, lid 1, gestelde termijn gelijkgesteld met de niet-inachtneming van de in artikel 39, lid 1, genoemde termijn.

6. Wanneer artikel 4, lid 2, en/of artikel 18, lid 3, en/of artikel 51 van toepassing zijn:

- wordt de berekening van de in dit artikel bedoelde verminderingen gebaseerd op het op grond van artikel 4, lid 2, en/of artikel 18, lid 3, en/of artikel 51 verschuldigde restitutiebedrag;

- mag het bedrag van de op grond van dit artikel toegepaste restitutieverminderingen niet hoger zijn dan het op grond van artikel 4, lid 2, en/of artikel 18, lid 3, en/of artikel 51 verschuldigde restitutiebedrag.

HOOFDSTUK 2

Sancties en terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen

Artikel 51

1. Wanneer wordt vastgesteld dat een exporteur, in het kader van het toekennen van restitutie, een hogere uitvoerrestitutie heeft gevraagd dan de geldende, is de verschuldigde restitutie voor de betreffende uitvoer gelijk aan de voor de werkelijke uitvoer geldende restitutie, verminderd met een bedrag dat gelijk is aan:

a) de helft van het verschil tussen de gevraagde restitutie en de geldende restitutie voor het daadwerkelijk uitgevoerde product;

b) het dubbele van het verschil tussen de gevraagde restitutie en de geldende restitutie, indien de exporteur opzettelijk onjuiste gegevens heeft verstrekt.

2. Als gevraagde restitutie wordt beschouwd het bedrag dat is berekend aan de hand van de op grond van artikel 5 of van artikel 26, lid 2, verstrekte gegevens. Wanneer de restitutievoet verschilt naar gelang van de bestemming, wordt het gedifferentieerde gedeelte van de gevraagde restitutie berekend aan de hand van de op grond van artikel 49 verstrekte gegevens over hoeveelheid, gewicht en bestemming.

3. De in lid 1, onder a), bedoelde sanctie wordt niet toegepast:

a) in geval van overmacht;

b) in uitzonderlijke gevallen waarin de exporteur vaststelt dat de gevraagde restitutie te hoog is en hij dit op eigen initiatief onmiddellijk en schriftelijk aan de bevoegde autoriteiten meldt, tenzij de bevoegde autoriteiten zelf de exporteur ervan in kennis hebben gesteld dat zij voornemens zijn diens aanvraag te onderzoeken of de exporteur langs een andere weg kennis heeft gekregen van dit voornemen of de bevoegde autoriteiten reeds de onregelmatigheid van de gevraagde restitutie hebben vastgesteld;

c) indien het duidelijk gaat om een vergissing wat de gevraagde restitutie betreft en de bevoegde autoriteit dat heeft erkend;

d) indien de restitutieaanvraag is ingediend overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EG) nr. 1222/94, en met name in artikel 3, lid 2, van die verordening, en de restitutie is berekend op basis van de gemiddelde hoeveelheden die in een gegeven periode zijn gebruikt;

e) in geval van aanpassingen van het gewicht voor zover de gewichtsafwijking aan een verschil in de toegepaste weegmethode is toe te schrijven.

4. Indien de in lid 1, onder a) of b), bedoelde vermindering een negatief bedrag oplevert, is dit negatieve bedrag verschuldigd door de exporteur.

5. Wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat de gevraagde restitutie onjuist was en de uitvoer niet is geschied, zodat vermindering van de restitutie niet mogelijk is, betaalt de exporteur een bedrag dat gelijk is aan het in lid 1, onder a), respectievelijk b), bedoelde sanctiebedrag dat van toepassing zou zijn indien de uitvoer zou hebben plaatsgevonden. Wanneer de restitutievoet varieert naar gelang van de bestemming, wordt, tenzij het om een verplichte bestemming gaat, voor de berekening van de gevraagde restitutie en van de toe te passen restitutie de laagste positieve voet of de voet die overeenkomt met de overeenkomstig artikel 24, lid 2, of artikel 26, lid 4, vermelde bestemming, indien die hoger is, in aanmerking genomen.

6. De in de leden 4 en 5 bedoelde bedragen moeten binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek tot betaling worden voldaan. Indien deze betalingstermijn niet in acht wordt genomen, betaalt de exporteur over de periode die 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek tot betaling aanvangt en eindigt op de dag vóór die waarop het gevraagde bedrag wordt betaald, een rente die aan de hand van de in artikel 52, lid 1, bedoelde rentevoet wordt berekend.

7. De sancties worden niet toegepast wanneer alleen wegens de toepassing van artikel 4, lid 2, artikel 18, lid 3, artikel 35, lid 2, en/of artikel 50 de gevraagde restitutie hoger is dan de geldende restitutie.

8. De sancties gelden onverminderd de eventueel door de lidstaat opgelegde aanvullende sancties.

9. De lidstaten mogen afzien van de toepassing van sancties die 60 EUR of minder per aangifte ten uitvoer bedragen.

10. Indien het in de aangifte ten uitvoer of de betalingsaangifte vermelde product niet door het certificaat wordt gedekt, is geen restitutie verschuldigd en is het bepaalde in lid 1 niet van toepassing.

11. Indien de restitutie vooraf is vastgesteld, wordt de sanctie berekend op basis van de restitutievoeten die golden op de dag waarop de certificaataanvraag werd ingediend, zonder rekening te houden met het verlies van de restitutie ingevolge artikel 4, lid 1, of de vermindering van de restitutie ingevolge artikel 4, lid 2, of artikel 18, lid 3. Zo nodig worden deze restitutievoeten op de dag van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer of de betalingsaangifte aangepast.

Artikel 52

1. Onverminderd de verplichting tot betaling van het negatieve bedrag als bedoeld in artikel 51, lid 4, is de begunstigde verplicht, indien een restitutie ten onrechte is betaald, de ten onrechte ontvangen bedragen terug te betalen, waaronder begrepen de overeenkomstig artikel 51, lid 1, geldende sanctiebedragen, vermeerderd met een rente over het tussen de betaling en de terugbetaling verstreken tijdvak. Indien evenwel:

a) de terugbetaling door een nog niet vrijgegeven zekerheid wordt gewaarborgd, geldt het verbeuren van de zekerheid overeenkomstig artikel 25, lid 1, of artikel 35, lid 1, als teruggave van de verschuldigde bedragen;

b) de zekerheid reeds is vrijgegeven, betaalt de begunstigde het bedrag van de zekerheid die zou zijn verbeurd, vermeerderd met de rente over de periode vanaf het vrijgeven van de zekerheid tot en met de dag voorafgaande aan die van de betaling.

De bedragen moeten binnen 30 dagen na de datum van ontvangst van het verzoek tot betaling worden betaald.

Wanneer om terugbetaling wordt gevraagd, mag de lidstaat voor de berekening van de rente het tijdstip van betaling op de 20e dag na de datum van de aanvraag stellen.

De toe te passen rentevoet wordt vastgesteld overeenkomstig het nationale recht; de rentevoet mag evenwel niet lager zijn dan die welke wordt toegepast voor terugvorderingen van bedragen in het kader van nationale regelingen.

Wanneer betalingen ten onrechte zijn gedaan als gevolg van een vergissing van de bevoegde autoriteit, is geen rente verschuldigd of wordt hooguit een door de lidstaat vast te stellen bedrag betaald dat met het ten onrechte behaalde voordeel overeenkomt.

Wanneer de restitutie is betaald aan een cessionaris, zijn de exporteur en de cessionaris voor de terugbetaling van de ten onrechte uitgekeerde bedragen en van de ten onrechte vrijgegeven zekerheden alsmede voor de betaling van de desbetreffende rente, die met die specifieke uitvoertransactie verband houden, gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk. De aansprakelijkheid van de cessionaris is evenwel beperkt tot het aan hem uitgekeerde bedrag, vermeerderd met de rente op dat bedrag.

2. De terugbetaalde bedragen, de bedragen berekend overeenkomstig artikel 51, leden 4 en 5, en de geïnde rente worden aan de betaalorganen overgemaakt en door deze in mindering gebracht op de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), onverminderd het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad(39).

Indien de betalingstermijn niet in acht wordt genomen, kunnen de lidstaten, in plaats van terugbetaling te eisen, besluiten dat de ten onrechte uitgekeerde bedragen, de ten onrechte vrijgegeven zekerheden en de rente die is verschuldigd tot de dag van de verrekening, op latere betalingen aan de betrokken exporteur in mindering worden gebracht.

De tweede alinea geldt eveneens voor het op grond van artikel 51, leden 4 en 5, te betalen bedrag.

3. Onverminderd de in artikel 51, lid 9, bedoelde mogelijkheid om af te zien van de toepassing van sancties voor kleine bedragen, mogen de lidstaten afzien van terugvordering van ten onrechte uitgekeerde bedragen, ten onrechte vrijgegeven zekerheden, verschuldigde rente en op grond van artikel 51, lid 4, verschuldigde bedragen, indien het totaal van deze bedragen niet hoger is dan 60 EUR per aangifte ten uitvoer, voorzover hun nationale wetgeving bepaalt dat in soortgelijke gevallen dergelijke bedragen niet worden teruggevorderd.

4. De in lid 1 bedoelde verplichting tot terugbetaling is niet van toepassing:

a) indien de betaling is verricht als gevolg van een fout van de bevoegde autoriteiten zelf van de lidstaten of van een andere betrokken autoriteit, en indien de begunstigde de fout redelijkerwijs niet kon ontdekken en hij zijnerzijds te goeder trouw heeft gehandeld, of

b) indien tussen de dag waarop het definitieve besluit tot toekenning van de restitutie ter kennis van de begunstigde is gebracht, en de dag waarop een nationale of communautaire autoriteit de begunstigde voor het eerst heeft ingelicht over het feit dat de betrokken betaling niet verschuldigd was, meer dan vier jaar is verstreken. Deze bepaling is alleen van toepassing indien de begunstigde te goeder trouw heeft gehandeld.

De begunstigde is verantwoordelijk voor de door derden gestelde handelingen die rechtstreeks of zijdelings betrekking hebben op de voor de betaling van de restitutie nodige formaliteiten, met inbegrip van de handelingen van de op internationaal niveau in controle en toezicht gespecialiseerde firma's.

Het bepaalde in dit lid geldt niet voor voorschotten op restituties. Indien als gevolg van de toepassing van dit lid niet behoeft te worden terugbetaald, is de in artikel 51, lid 1, onder a), bedoelde administratieve sanctie niet van toepassing.

TITEL V

SLOTBEPALINGEN

Artikel 53

De lidstaten delen aan de Commissie mede:

- onverwijld, de gevallen waarin artikel 20, lid 1, is toegepast; de Commissie stelt de andere lidstaten daarvan in kennis;

- per code van twaalf cijfers, de hoeveelheden die in het kader van de in artikel 4, lid 1, tweede alinea, eerste streepje, artikel 6 en artikel 45 bedoelde gevallen zonder uitvoercertificaat met vaststelling vooraf van de restitutie zijn uitgevoerd. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de mededeling plaatsvindt uiterlijk de tweede maand na de maand waarin de douaneformaliteiten bij uitvoer zijn vervuld.

Artikel 54

1. Verordening (EEG) nr. 3665/87 wordt ingetrokken.

Zij blijft evenwel van toepassing

- op de uitvoer waarvoor de aangifte ten uitvoer vóór het van toepassing worden van deze verordening is aanvaard,

en

- in geval van toepassing van Verordening (EEG) nr. 565/80, op de uitvoer waarvoor de betalingsaangifte vóór het van toepassing worden van de onderhavige verordening is aanvaard.

2. In alle besluiten van de Gemeenschap waarin naar de Verordeningen (EEG) nr. 1041/67, (EEG) nr. 192/75, (EEG) nr. 2730/79, (EEG) nr. 798/80, (EEG) nr. 2570/84, (EEG) nr. 2158/87 en (EEG) nr. 3665/87 of naar bepaalde artikelen van die verordeningen wordt verwezen, moet deze verwijzing worden beschouwd als een verwijzing naar deze verordening of de overeenkomstige artikelen van deze verordening.

De concordantietabel voor de artikelen van Verordening (EEG) nr. 3665/87 is in bijlage I opgenomen.

Artikel 55

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1999.

Op verzoek van de belanghebbenden is het bepaalde in artikel 7, lid 1, tweede alinea, en artikel 15, lid 4, van toepassing voor uitvoer waarvoor de douaneformaliteiten bij uitvoer op of na 19 januari 1998 zijn vervuld.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 april 1999.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21.

(2) PB L 126 van 24.5.1996, blz. 37.

(3) PB L 349 van 24.12.1998, blz. 1.

(4) PB L 351 van 14.12.1987, blz. 1.

(5) PB L 80 van 18.3.1998, blz. 19.

(6) PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6.

(7) PB L 24 van 29.1.1994, blz. 2.

(8) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(9) PB L 65 van 12.3.1999, blz. 1.

(10) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(11) PB L 17 van 21.1.1997, blz. 1.

(12) PB L 62 van 7.3.1980, blz. 5.

(13) PB L 199 van 22.7.1983, blz. 12.

(14) PB L 301 van 17.10.1992, blz. 17.

(15) PB L 104 van 27.4.1996, blz. 13.

(16) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(17) PB L 310 van 14.12.1993, blz. 4.

(18) PB L 359 van 9.12.1992, blz. 13.

(19) PB L 94 van 28.4.1970, blz. 13.

(20) PB L 125 van 8.6.1995, blz. 1.

(21) PB 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66.

(22) PB L 148 van 28.6.1968, blz. 13.

(23) PB L 148 van 28.6.1968, blz. 24.

(24) PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1.

(25) PB L 282 van 1.11.1975, blz. 49.

(26) PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77.

(27) PB L 177 van 1.7.1987, blz. 1.

(28) PB L 84 van 27.3.1987, blz. 1.

(29) PB L 329 van 30.12.1995, blz. 18.

(30) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 1.

(31) PB L 297 van 21.11.1996, blz. 29.

(32) PB L 136 van 31.5.1994, blz. 5.

(33) PB L 366 van 24.12.1987, blz. 1.

(34) PB L 331 van 2.12.1988, blz. 1.

(35) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(36) PB L 388 van 30.12.1989, blz. 18.

(37) PB L 82 van 29.3.1990, blz. 1.

(38) PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1.

(39) PB L 67 van 14.3.1991, blz. 11.

BIJLAGE I

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Lijst van in artikel 16, lid 2, onder d), bedoelde derde landen die het betrokken bedrag pas overmaken na invoer van het product

Algerije

Burundi

Equatoriaal-Guinea

Kenia

Lesotho

Malawi

Malta

Sint-Lucia

Senegal

Tanzania

BIJLAGE III

>PIC FILE= "L_1999102NL.004902.EPS">

BIJLAGE IV

Lijst van de in artikel 17, onder b) en c), bedoelde derde landen of gebieden

IJsland

Noorwegen

Liechtenstein

Zwitserland

het eiland Helgoland

Andorra

Gibraltar

Ceuta en Melilla

Vaticaanstad

Malta

Cyprus

Marokko

Turkije

Estland

Letland

Litouwen

Polen

Tsjechië

Slowakije

Hongarije

Roemenië

Bulgarije

Albanië

Oekraïne

Wit-Rusland

Moldavië

Rusland

Georgië

Armenië

Azerbeidzjan

Slovenië

Kroatië

Bosnië-Herzegovina

Servië en Montenegro

de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

BIJLAGE V

Lijst van producten waarvoor artikel 20, lid 4, onder d), van toepassing is

I. De producten als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 3072/95 van de Raad (rijst)

II. De producten als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1785/81 (suiker en isoglucose)

III. De producten als bedoeld in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad (granen)

IV.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

V.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VI.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

VII.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top