EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31993R2477

VERORDENING (EEG) Nr. 2477/93 VAN DE COMMISSIE van 6 september 1993 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten fotoalbums van oorsprong uit de Volksrepubliek China

OJ L 228, 9.9.1993, p. 16–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 09/01/1994

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1993/2477/oj

31993R2477

VERORDENING (EEG) Nr. 2477/93 VAN DE COMMISSIE van 6 september 1993 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten fotoalbums van oorsprong uit de Volksrepubliek China

Publicatieblad Nr. L 228 van 09/09/1993 blz. 0016 - 0023


VERORDENING (EEG) Nr. 2477/93 VAN DE COMMISSIE van 6 september 1993 tot instelling van een voorlopig anti-dumpingrecht op de invoer van bepaalde soorten fotoalbums van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 11,

Na overleg in het bij de genoemde verordening ingestelde raadgevend comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE (1) In mei 1992 opende de Commissie met een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (2) de inleiding van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde soorten fotoalbums van oorsprong uit de Volksrepubliek China en opende zij een onderzoek.

De procedure werd geopend naar aanleiding van een klacht die door het Comité van Europese Fabrikanten van Fotoalbums (Committee of European Photo Album Manufacturers, Cepam) was ingediend namens de producenten wier gezamenlijke produktie van fotoalbums, volgens de indieners van de klacht, een groot gedeelte van de communautaire produktie van deze albums vertegenwoordigt.

De klacht bevatte het bewijs van dumping van dit produkt van oorsprong uit het vorengenoemde land en daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade. Dit bewijsmateriaal werd toereikend geacht om de opening van een procedure te rechtvaardigen.

(2) De Commissie heeft de producenten, exporteurs en importeurs waarvan bekend is dat zij bij deze zaak betrokken zijn, de vertegenwoordiger van het land van uitvoer en de indieners van de klacht hiervan officieel in kennis gesteld en de rechtstreeks betrokkenen de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken om te worden gehoord.

Een in Hong-Kong gevestigde onderneming die in boekvorm ingebonden fotoalbums, hierna "ingebonden fotoalbums" genoemd, van oorsprong uit de Volksrepubliek China exporteert, een aantal importeurs in de Gemeenschap en producenten in de Gemeenschap die de klacht hadden onderschreven, maakten hun standpunt schriftelijk bekend. Alle partijen die een daartoe strekkend verzoek indienden, werden gehoord.

(3) De Commissie heeft de haar bekende betrokkenen vragenlijsten doen toekomen en ontving gedetailleerde informatie van de producenten in de Gemeenschap die de klacht hadden ingediend, evenals van een onderneming in Hong-Kong die ingebonden fotoalbums van oorsprong uit de Volksrepubliek China uitvoert en van een aantal importeurs in de Gemeenschap. Een producent in de Gemeenschap die de klacht niet had onderschreven, liet na, zelfs nadat de Commissie hierom had verzocht, een niet vertrouwelijke versie van zijn schriftelijke antwoord te verstrekken. De Commissie besliste op grond van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 2423/88, hierna "de basisverordening" genoemd, geen rekening te houden met de door deze onderneming verstrekte informatie. De resterende producenten in de Gemeenschap vertegenwoordigen op zich niettemin een groot gedeelte van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

(4) De Commissie heeft een onderzoek ingesteld ten kantore van de hierna volgende ondernemingen:

a) Producenten in de Gemeenschap die de klacht hebben onderschreven

Duitsland:

- Walther Aulfes, Muenchen,

- Ludwig Fleischmann GmbH & Co KG, Fulda,

- Karl Walther GmbH & Co KG, Nettetal.

Nederland:

- Henzo BV, Roermond.

b) Exporteur van in boekvorm ingebonden fotoalbums van oorsprong uit de Volksrepubliek China:

- Climax Paper Converters Ltd, Hong-Kong.

c) Importeur (onafhankelijk)

Duitsland:

- KLS Service Non-Food-Vertriebs-Gesellschaft mbH, Kaarst.

(5) Het onderzoek bestreek de periode van 1 april 1991 tot en met 31 maart 1992 (onderzoektijdvak).

(6) Het onderzoek duurde langer dan de normale tijdspanne van een jaar omdat het vinden van een geschikt referentieland voor het vaststellen van de normale waarde veel tijd in beslag nam.

B. BETROKKEN PRODUKT EN SOORTGELIJK PRODUKT i) Omschrijving van het betrokken produkt

(7) De produkten waarop de klacht betrekking had en waarvoor de procedure werd geopend zijn fotoalbums in de form van een ingebonden boek (GN-code ex 4820 50 00).

(8) Fotoalbums in de vorm van een ingebonden boek vormen een afzonderlijke categorie van produkten in het algemene assortiment van fotoalbums, dat zowel albums met ringbinding, albums in de vorm van een boek waarvan de rug voorzien is van klemmen, albums met spiraalrug, albums met overslaghoesjes (klapperalbums) en insteekalbums omvat. De laatstgenoemde, niet in boekvorm ingebonden albums vertonen kenmerken op grond waarvan zij als andere produkten dienen te worden aangemerkt. Zij waren uitgesloten van de beschermende maatregelen in het kader van de vorige anti-dumpingprocedure van Besluit 90/241/EEG van de Commissie (3) betreffende fotoalbums van oorsprong uit Zuid-Korea en Hong-Kong, omdat de bedrijfstak van de Gemeenschap niet aan de vraag kon voldoen. Een onderzoek heeft uitgewezen dat de marktsituatie voor deze fotoalbums ongewijzigd is gebleven. De Commissie is derhalve van mening dat de niet ingebonden fotoalbums van de procedure dienen te worden uitgesloten.

De categorie van de in boekvorm ingebonden fotoalbums omvat de traditionele en de zelfklevende fotoalbums. Traditionele fotoalbums worden gekenmerkt door de aanwezigheid van inlegvellen van karton, met dunne en doorzichtige tussenbladen van pergamijn, waarop de foto's met behulp van een kleefstof worden bevestigd. Zelfklevende fotoalbums worden gekenmerkt door de aanwezigheid van inlegvellen die voorzien zijn van een kleefstof waarop de foto's zonder verdere hulpmiddelen kunnen worden bevestigd. Al deze in boekvorm ingebonden fotoalbums hebben vergelijkbare fysieke kenmerken en hetzelfde gebruiksdoeleinde en worden derhalve als een en hetzelfde produkt beschouwd. Dit blijkt uit het feit dat zij worden vervaardigd door het inbinden van binnenbladen in een omslag volgens een traditionele bindtechniek. Hoewel de ingebonden fotoalbums van elkaar verschillen wat het formaat, het materiaal van de omslag en het aantal bladzijden betreft, zijn zij zonder uitzondering bestemd voor hetzelfde doeleinde, namelijk het opbergen en ordenen van foto's, en kunnen zij als zodanig als boeken op een plank worden bewaard. Bovendien zijn de traditionele en zelfklevende ingebonden fotoalbums onderling verwisselbaar, rechtstreeks met elkaar concurrerend en op de markt niet als verschillende produkten te onderkennen.

ii) Soortgelijk produkt

(9) Alle soorten ingebonden fotoalbums die worden vervaardigd en verkocht in Zuid-Korea, dat als een analoge markteconomie voor het vaststellen van de normale waarde werd geselecteerd (zie overweging 20), en die welke door de producenten van de Gemeenschap worden vervaardigd en verkocht, bezitten dezelfde technische en fysieke kenmerken als de uit de Volksrepubliek China uitgevoerde produkten. De Commissie is derhalve van mening dat de ingebonden fotoalbums die in de Gemeenschap worden vervaardigd en verkocht, vergelijkbaar zijn met het in Zuid-Korea verkochte produkt en het uit de Volksrepubliek China ingevoerde produkt in de zin van artikel 2, lid 12, van de basisverordening.

(10) De in Hong-Kong gevestigde onderneming, Climax Paper Converters Ltd, voerde aan dat de uit de Volksrepubliek China ingevoerde ingebonden fotoalbums van geringere kwaliteit zijn, er anders uitzien en uit andere materialen vervaardigd zijn. Deze produkten zouden derhalve in het basissegment van de markt moeten worden gesitueerd, in tegenstelling met het in de Gemeenschap vervaardigde produkt dat tot het topsegment van de Europese markt behoort. Dit argument is niet aanvaardbaar. Geconstateerd werd namelijk dat de producenten in de Gemeenschap thans ook andere dan dure luxeprodukten vervaardigen en dat de door hen vervaardigde modellen niet op eenvoudige wijze van de Chinese te onderscheiden zijn. Daar komt nog bij dat ingebonden fotoalbums van communautaire oorsprong dezelfde fundamentele fysieke en technische kenmerken bezitten als de produkten van Chinese oorsprong, zodat zij onder dezelfde categorie van soortgelijke produkten vallen. Hoewel tussen het uit China ingevoerde produkt en het in de Gemeenschap vervaardigde produkt bepaalde kwaliteitsverschillen kunnen bestaan, zijn deze niet groot genoeg om het produkt als fundamenteel verschillend aan te merken. Hoe het ook zij, de ingebonden fotoalbums vormen een enkel produkt en de huidige markt in de Gemeenschap voor ingebonden fotoalbums, hetzij van communautaire, hetzij van Chinese oorsprong, blijkt homogeen te zijn en niet splitsbaar in segmenten.

C. INDIVIDUELE BEHANDELING (11) Slechts één onderneming, Climax Paper Converters Ltd, gevestigd in Hong-Kong, beantwoordde de vragenlijst van de Commissie. Deze onderneming voert sedert 1990 ingebonden fotoalbums van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar de Gemeenschap uit.

De fabriek in de Volksrepubliek China is, naar wordt beweerd, slechts een produktieafdeling van de in Hong-Kong gevestigde onderneming en de overbrenging van het eindprodukt van de in de Volksrepubliek China gevestigde fabriek naar de onderneming in Hong-Kong geschiedt zonder factuur. Aangevoerd wordt derhalve dat deze onderneming een voor 100 % commerciële onderneming is en dat de commerciële besluitvorming betreffende zowel de produktie als de verkopen in absolute vrijheid in Hong-Kong plaatsvindt. Om deze redenen en met het argument dat zij de enige was die haar medewerking verleende aan het onderzoek, gaf deze onderneming de wens te kennen dat voor haar een afzonderlijke marge van dumping zou worden vastgesteld.

(12) Hoewel in enige voorafgaande anti-dumpingzaken een individuele behandeling werd toegekend aan bepaalde exporteurs in de Volksrepubliek China, meer bepaald wanneer deze konden aantonen dat zij wat hun uitvoerbeleid en het vaststellen van de uitvoerprijzen betreft niet afhankelijk waren van de Staat, is de Commissie in de loop van de procedure tot de gevolgtrekking gekomen dat, om de hierna volgende redenen, in deze aangelegenheid de grootst mogelijke voorzichtigheid geboden is.

(13) Ten eerste zij opgemerkt dat in de basisverordening alleen maar wordt verlangd dat in de anti-dumpingverordeningen het land en het produkt worden aangegeven ten aanzien waarvan het recht wordt ingesteld. Individuele behandeling is derhalve geen vereiste van de basisverordening en is alleen dan aangewezen wanneer zij een beter geproportioneerde en effectievere bescherming biedt tegen dumping en daaruit voortvloeiende schade dan een voor het gehele land geldend recht.

(14) Ten tweede kan voor de in artikel 2, lid 5, van de basisverordening bedoelde landen (waaronder de Volksrepubliek China) bij het vaststellen van de normale waarde geen rekening worden gehouden met de efficiëntie of het comparatieve voordeel van afzonderlijke exporteurs, aangezien deze waarde verplicht moet worden vastgesteld op basis van de prijzen of kosten in landen met een markteconomie. De exporteurs in deze landen zouden alleen dan een individuele behandeling kunnen verkrijgen wanneer hun individuele exportprijzen in aanmerking worden genomen. Dit zal dikwijls verwrongen en derhalve onjuiste individuele resultaten opleveren aangezien geen rekening wordt gehouden met efficiëntie of comparatieve voordelen of met de kenmerken van de door de onderscheidene exporteurs vervaardigde produkten.

(15) Ten derde is het in de praktijk buitengewoon moeilijk voor een land als de Volksrepubliek China vast te stellen of een onderneming daadwerkelijk, zowel rechtens als feitelijk, onafhankelijk is van de Staat en dan vooral of een onderneming die op een gegeven ogenblik onafhankelijk lijkt te zijn, werkelijk doorlopend onafhankelijk is. De economie van de Volksrepubliek China bevindt zich in de overgangsfase van een door de Staat gecontroleerde economie naar een gedeeltelijk op de markt gerichte economie. De Staat blijft zeer vele aspecten van het economische leven controleren en de voor het functioneren van een markteconomie noodzakelijke wetgeving en instellingen zijn nog onvoldoende ontwikkeld; bovendien zijn het bedrijfsleven en de ambtenaren hiermee nog niet voldoende vertrouwd. Men kan er derhalve onmogelijk zeker van zijn dat contracten en ogenschijnlijk wettelijke garanties effectief zullen zijn en dat de exporteurs in hun bedrijfsuitoefening niet worden gehinderd door overheidsbemoeienis. Het is duidelijk dat de invloed van de Staat op alle economische activiteiten in China nog steeds overheersend is. De Staat kan te allen tijde de op de werkgelegenheid en de beloning van werknemers toepasselijke voorschriften veranderen, hij controleert de energievoorziening en kan de convertibiliteit en de overmaking van valuta beperken.

(16) Ten vierde is de Commissie thans niet in staat de verklaringen van de exporteurs ter plaatse in China te verifiëren, voornamelijk omdat in landen met een centraal geleide economie moeilijk inspectiebezoeken kunnen worden uitgevoerd. In het bijzonder is het voor de Commissie buitengewoon moeilijk uit te maken of bepaalde regelingen die, wat het uitvoerbeleid betreft ogenschijnlijk een zekere onafhankelijkheid van de Staat waarborgen, echt zijn of alleen maar een voorwendsel, vooral wanneer dergelijke regelingen worden getroffen op een moment waarop reeds bekend is dat anti-dumpingmaatregelen tot de mogelijkheden behoren.

(17) Aangezien de toekenning van een individuele behandeling ertoe kan leiden dat niet het juiste recht wordt opgelegd en de Staat hierdoor in de gelegenheid wordt gesteld anti-dumpingmaatregelen te ontduiken door de voor uitvoer bestemde produktie bij, dan wel de uitvoer zelf via, de exporteur met het laagste recht te doen plaatsvinden, is de Commissie van mening dat afwijkingen van de algemene regel volgens welke voor de landen met staatshandel één enkel anti-dumpingrecht wordt vastgesteld, alleen zijn toegestaan wanneer zij er volledig van overtuigd is dat de vorenbedoelde moeilijkheden zich niet zullen voordoen.

(18) In het onderhavige geval zijn verder de produktievoorschriften in de Volksrepubliek China vastgesteld in een overeenkomst tussen de in Hong-Kong gevestigde onderneming en de Chinese autoriteiten. In deze overeenkomst is niet bepaald dat de produktie in China geheel autonoom en zonder staatsinmenging geschiedt. Deze produktie vindt in China plaats in bedrijven waar de onderneming uit Hong-Kong gebruik maakt van haar eigen machines en personeel, doch die eigendom zijn van een Chinese overheidsinstantie die over eigen leidinggevend en ander personeel beschikt en van haar economische activiteiten verslag moet doen aan de Chinese autoriteiten. Het is deze overheidsinstantie die de overeenkomst met de in Hong-Kong gevestigde onderneming heeft ondertekend. Sommige bepalingen van deze overeenkomst, met name betreffende het management van de fabriek en de aanwerving en de betaling van het personeel, doen vermoeden dat de produktieadministratie en het commerciële beleid van het betrokken bedrijf niet geheel onafhankelijk van de Chinese autoriteiten plaatsvinden.

In de voorgelegde documenten werd bovendien aan een andere overeenkomst gerefereerd met de vermelding dat de bepalingen daarvan door de partijen bij de bovengenoemde overeenkomst dienen te worden nageleefd.

Deze tweede overeenkomst werd niet aan de Commissie voorgelegd omdat zij, zo werd betoogd, tussen twee partijen in China werd gesloten en derhalve geen openbaar document was. Volgens de verstrekte informatie waren in deze overeenkomst evenwel bepalingen en voorwaarden voor buitenlandse investeringen in de betrokken regio van China neergelegd en deze bepalingen en voorwaarden hebben gevolgen voor de wijze waarop in de Chinese fabriek van fotoalbums de besluitvorming plaatsvindt.

Om deze en al de andere in de overwegingen 13 tot en met 17 genoemde redenen is de Commissie van mening dat een individuele behandeling in dit geval en op dit tijdstip niet wenselijk is.

D. DUMPING i) Normale waarde

(19) Climax Paper Converters Ltd, gevestigd in Hong-Kong, was de enige onderneming die haar volledige medewerking verleende aan het onderzoek. Deze onderneming verklaarde dat de door haar verkochte fotoalbums in een in de Volksrepubliek China gevestigde fabriek worden vervaardigd en naar de Gemeenschap worden uitgevoerd via Hong-Kong, waar de verkoopinfrastructuur van de onderneming gevestigd is. De Commissie stelde vast dat de betrokken produkten inderdaad in de Volksrepubliek China werden vervaardigd en van Chinese oorsprong waren. De normale waarde diende derhalve te worden vastgesteld met inachtneming van het land van oorsprong, de Volksrepubliek China.

Bij het vaststellen van de normale waarde diende de Commissie rekening te houden met het feit dat China geen land met een markteconomie is. Zij diende derhalve overeenkomstig artikel 2, lid 5, van de basisverordening haar berekeningen te baseren op de normale waarde van het betrokken produkt in een land met een markteconomie. De in Hong-Kong gevestigde onderneming stelde voor de markt van Indonesië of Zuid-Korea als grondslag voor de vaststelling van de normale waarde te nemen. Met de producenten in deze twee landen werd contact opgenomen doch geen enkele Indonesische producent werd bereid gevonden zijn medewerking te verlenen. Eén producent verstrekte evenwel informatie waaruit bleek dat in dit land slechts een beperkt assortiment van het betrokken produkt wordt vervaardigd.

(20) Twee Zuidkoreaanse ondernemingen die wel bereid waren hun medewerking te verlenen, vervaardigen produkten die identiek of vergelijkbaar zijn met die welke door China worden uitgevoerd. Zuid-Korea werd derhalve geacht een geschikte en niet onredelijke markt te zijn waar een aantal producenten met elkaar concurreren bij de verkoop van het soortgelijke produkt. De producenten in Zuid-Korea en de Volksrepubliek China hebben onder vergelijkbare omstandigheden toegang tot de noodzakelijke grondstoffen en de Zuidkoreaanse markt is voldoende representatief in vergelijking met de hoeveelheid Chinese ingebonden fotoalbums die worden uitgevoerd.

(21) De Commissie constateerde dat de op de binnenlandse markt van Zuid-Korea verkochte ingebonden fotoalbums talrijke kenmerken vertonen welke de naar de Gemeenschap uitgevoerde Chinese modellen niet bezitten. Er werd derhalve van uitgegaan dat de enige praktische methode voor het vaststellen van de normale waarde erin bestond een waarde samen te stellen die gebaseerd was op de produktiekosten van de naar de Gemeenschap uitgevoerde Koreaanse modellen waarvan werd vastgesteld dat zij vergelijkbaar waren met de Chinese modellen, vermeerderd met een bedrag voor uitgaven in verband met verkoop en administratie en andere algemene uitgaven (hierna VAA genoemd) en een winstmarge, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), en artikel 2, lid 5, onder b), van de basisverordening.

(22) Om deze reden werden alle kosten, zowel vaste als variabele, ingecalculeerd die in het normale handelsverkeer worden gemaakt door de Koreaanse producenten die de soortgelijke modellen exporteren. Wat de uitgaven in verband met VAA en de de winst betreft, werden voor de binnenlandse verkopen van de twee Koreaanse producenten gemiddelde marges vastgesteld en toegepast op de produktiekosten van ieder model.

ii) Prijzen bij uitvoer

(23) Bij het vaststellen van de prijzen bij uitvoer diende de Commissie rekening te houden met het feit dat voor het produkt dat uit het land van oorsprong, te weten de Volksrepubliek China, voor uitvoer naar de Gemeenschap werd verkocht, geen prijs bleek te bestaan. Opdat de normale waarde vergelijkbaar zou zijn met de prijs bij uitvoer diende deze laatste te worden samengesteld aan de hand van de prijs tegen dewelke het betrokken produkt door de in Hong-Kong gevestigde onderneming aan onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap wederverkocht werd, overeenkomstig artikel 2, lid 8, onder b), van de basisverordening. Overeenkomstig deze bepaling werd een correctie toegestaan voor een geraamde marge in verband met winst op verkopen die via Hong-Kong hadden plaatsgevonden.

Aangezien de Commissie niet voor alle uitvoer van het Chinese produkt over de nodige informatie beschikte, werden de prijzen bij uitvoer overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van de basisverordening vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens. De betrokkenen zouden namelijk als het ware voor het niet verlenen van medewerking worden beloond indien deze produkten zouden worden geacht in de Gemeenschap te zijn verkocht tegen prijzen die hoger waren dan de laagste prijzen die werden vastgesteld voor de uitvoer waarvoor informatie werd verstrekt. Er zijn bovendien geen redenen om aan te nemen dat de betrokken produkten tegen deze hogere prijzen werden verkocht. De prijzen bij uitvoer van deze resterende goederen, die ongeveer 40 % van alle uitvoer van het betrokken produkt naar de Gemeenschap vertegenwoordigen, werden vastgesteld op basis van een aanzienlijke hoeveelheid met dumping uitgevoerde goederen waarvoor informatie beschikbaar was.

iii) Vergelijking

(24) De vergelijking vond plaats op het niveau fob Chinese grens ten einde rekening te houden met de verkoopvoorwaarden en de normale waarden. De prijzen bij uitvoer werden transactie per transactie met elkaar vergeleken. Op aanvraag en voor zover zulks gerechtvaardigd werd geacht in de zin van artikel 2, leden 9 en 10, van de basisverordening, werden correcties toegestaan voor verschillen die van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zoals verschillen ten aanzien van de fysieke kenmerken, de invoerheffingen en de verkoopkosten.

Met het oog op een billijke vergelijking met de Chinese modellen werd voor zover nodig rekening gehouden met verschillen in fysieke kenmerken, met name wat het aantal en het formaat van de inlegvellen en het formaat van de omslag betreft. De normale waarde werd gecorrigeerd voor het bedrag van de invoerheffingen die op de in het soortgelijke produkt verwerkte materialen van toepassing waren en bovendien werd rekening gehouden met diverse verkoopkosten ten einde een billijke vergelijking met de Chinese prijs bij uitvoer mogelijk te maken. Voor de rechtstreeks aan de verkopen voor uitvoer gerelateerde verkoopkosten werden de aan de Chinese prijs bij uitvoer aan te brengen correcties geraamd.

iv) Marge van dumping

(25) Voor de Volksrepubliek China werd een enkele dumpingmarge vastgesteld op basis van het gewogen gemiddelde van de dumpingmarge voor de uitvoer waarvoor informatie beschikbaar was en de dumpingmarge die overeenkomstig artikel 7, lid 7, onder b), van de basisverordening op basis van de beschikbare gegevens werd vastgesteld voor de resterende uitvoer waarvoor geen informatie werd ontvangen. De laatstgenoemde dumpingmarge, die werd berekend voor een aanzienlijke hoeveelheid met dumping door de Hongkongse exporteur uitgevoerde fotoalbums van oorsprong uit China, bedraagt 32,3 % terwijl de dumpingmarge voor de uitvoer waarvoor de exporteur uit Hong-Kong volledige informatie had verstrekt, 11,5 % bedraagt. De enige marge van dumping voor de uitvoer uit de Volksrepubliek China werd derhalve, als een gewogen gemiddelde, vastgesteld op 19,4 %.

E. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP (26) Volgens de informatie waarover de Commissie beschikt, zijn er naast de vijf door de Cepam vertegenwoordigde producenten nog andere producenten in de Gemeenschap. Op basis van de tijdens het onderzoek verzamelde informatie werd vastgesteld dat de producenten in de Gemeenschap die lid zijn van het Cepam, gedurende het onderzoektijdvak ten minste 78 % van de produktie van ingebonden fotoalbums in de Gemeenschap voor hun rekening namen. De Commissie concludeerde derhalve dat de vijf producenten die lid zijn van het Cepam, de bedrijfstak van de Gemeenschap vormen in de zin van artikel 4, lid 5, van de basisverordening.

F. SCHADE i) Hoeveelheden en marktaandeel van de met dumping ingevoerde fotoalbums

(27) Daar ingebonden fotoalbums vallen onder een GN-code waaronder ook andere soorten fotoalbums zijn ingedeeld, waren er geen nauwkeurige cijfers beschikbaar over de totale invoer en het totale verbruik van het betrokken produkt.

Tijdens het onderzoek had de Commissie echter kunnen vaststellen dat het verbruik tamelijk stabiel was en in de periode januari 1990 - maart 1992 rond de 17 000 ton per jaar lag. Het verbruik was toegenomen van 15 528 ton in 1989 tot 16 900 ton in het onderzoektijdvak.

(28) In dezelfde periode nam de invoer van bedoelde fotoalbums uit China toe van 671,5 tot 3 581 ton, wat neerkomt op een stijging van 433 %. Deze trend werd weerspiegeld in een toename van het marktaandeel van 4,3 % in 1989 tot 21,2 % in het onderzoektijdvak. Het marktaandeel van de bedrijfstak in de Gemeenschap nam in dezelfde periode af van 43,8 % tot 40,6 %.

ii) Prijzen van de met dumping ingevoerde fotoalbums

(29) De Commissie heeft de prijzen, na inklaring, van elk ingebonden model fotoalbum uit China, dat door de te Hong-Kong gevestigde exporteur naar de Gemeenschap werd uitgevoerd, op hetzelfde handelsniveau, vergeleken met de gewogen gemiddelde prijs af fabriek van elk vergelijkbaar model van de EG-producenten. Geconstateerd werd dat elk Chinees model tegen een lagere prijs werd verkocht dan het vergelijkbare model van de EG-producenten. Na correcties op grond van kleine verschillen in fysieke kenmerken bleek de prijsonderbieding te variëren van 3 % tot 37,9 %. De Commissie was van oordeel dat de prijsonderbieding door de andere Chinese producenten, om dezelfde redenen als in overweging 23 reeds waren genoemd, niet lager was dan de gewogen gemiddelde prijsonderbieding die voor de te Hong-Kong gevestigde exporteur was vastgesteld, namelijk 32,1 %.

iii) Toestand van de bedrijfstak van de Gemeenschap

a) Produktie en bezettingsgraad

(30) De jaarproduktie van de bedrijfstak van de Gemeenschap is toegenomen van 6,003 miljoen eenheden (ongeveer 7 226 ton) in 1989 tot 7,094 miljoen eenheden (8 623 ton) in 1991. Tijdens het onderzoektijdvak werden echter slechts 6,425 miljoen eenheden (7 802 ton) geproduceerd, wat op een daling met 9,43 % neerkomt. De bezettingsgraad van de bedrijfstak van de Gemeenschap werd in de jaren 1989-1991 op ongeveer 75 % geraamd, maar daalde in het onderzoektijdvak tot 67 %.

b) Verkochte hoeveelheden en voorraden

(31) De verkoop door de bedrijfstak van de Gemeenschap steeg van 5,325 miljoen eenheden (6 808 ton) in 1989 tot 6,286 miljoen eenheden (7 741 ton) in 1991. Aan deze stijging kwam in het onderzoektijdvak een einde, toen de verkoop tot 5,575 miljoen eenheden (6 854 ton) daalde. De daling van de verkoop in het onderzoektijdvak kwam tot uiting in een stijging met 18,4 % van de voorraden tussen 1991 en het einde van dit tijdvak.

c) Prijzen

(32) De gewogen gemiddelde prijsstijging van modellen die ongeveer 70 % uitmaken van de produktie in de Gemeenschap vanaf 1989 tot het onderzoektijdvak bedroeg ongeveer 0,8 %. Hoewel de bedrijfstak van de Gemeenschap de prijzen van sommige modellen in 1991 met ongeveer 4 % kon verhogen, was de prijsstijging in het algemeen onvoldoende om een netto verslechtering van de financiële resultaten te voorkomen.

d) Winstgevendheid

(33) De totale winst over de verkoop in het onderzoektijdvak was minder dan 0,2 %. De bedrijfstak van de Gemeenschap kon de prijzen niet genoeg verhogen om weer redelijke winsten te maken. In het onderzoektijdvak bleef of werd de verkoop van sommige modellen die zowel door de Chinese importeur als door de bedrijstak van de Gemeenschap in aanzienlijke hoeveelheden in de Gemeenschap werden verkocht, verliesgevend.

e) Werkgelegenheid

(34) De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Gemeenschap daalde in de periode van 1989 tot het einde van het onderzoektijdvak met 7 %.

iv) Conclusie

(35) Op grond van alle vorengenoemde factoren en met name de onvoldoende winst op een duidelijk verminderde verkoop in het onderzoektijdvak, is de Commissie in het kader van haar voorlopige bevindingen tot de conclusie gekomen dat de producenten van ingebonden fotoalbums in de Gemeenschap aanmerkelijke schade hebben geleden in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

G. VERBAND TUSSEN SCHADE EN DUMPING (36) De Commissie heeft onderzocht of de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden aan de invoer met dumping te wijten is en of andere factoren deze schade kunnen hebben veroorzaakt of daartoe kunnen hebben bijgedragen.

i) De gevolgen van invoer met dumping

(37) De gevolgen van de invoer van ingebonden fotoalbums uit China moeten in verband worden gebracht met de anti-dumpingmaatregelen die in mei 1990 zijn genomen tegen de invoer in de Gemeenschap van ingebonden fotoalbums uit Zuid-Korea en Hong-Kong.

Na deze maatregelen is de invoer van fotoalbums uit Zuid-Korea en Hong-Kong van 1990 tot het onderzoektijdvak duidelijk teruggelopen. De dalende invoer werd echter slechts gedeeltelijk gecompenseerd door een stijgende verkoop van de bedrijfstak van de Gemeenschap, een stijging waar in de loop van 1991 een einde aan kwam. Van alle invoer in 1990 vertoonde alleen die uit China een duidelijk stijgende lijn. Deze invoer kwam overeen met de invoer die eerder vanuit Hong-Kong had plaatsgevonden, daar Climax Paper Converters Ltd en andere exporteurs die niet aan de procedure medewerkten, hun produktie in 1989 of 1990 van Hong-Kong naar de Volksrepubliek China hadden overgebracht. De stijgende invoer uit China verving gedeeltelijk ook de invoer uit Zuid-Korea, steeds meer ten nadele van de bedrijfstak van de Gemeenschap. De markt voor ingebonden fotoalbums van de Gemeenschap is transparant en prijsgevoelig. In het onderzoektijdvak verkocht de bedrijfstak van de Gemeenschap dus duidelijk minder, met steeds kleinere winsten of met steeds grotere verliezen, gezien de steeds grotere Chinese invoer tegen prijzen die veel lager waren dan die van de EG-producenten.

(38) Uit het bovenstaande blijkt dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de invoer met dumping uit China geen baat had bij de anti-dumpingmaatregelen die in 1990 tegen de invoer van het soortgelijke produkt uit andere landen waren genomen. Deze invoer had gedurende het onderzoektijdvak een negatieve invloed op de omvang van de verkoop, het marktaandeel, de voorraden en winsten van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

ii) De invloed van andere factoren

(39) De invoer in de Gemeenschap van ingebonden fotoalbums uit andere landen dan China is stabiel gebleven of vertoonde een dalende tendens. De invoer uit Zuid-Korea en Hong-Kong is gedaald, vermoedelijk ten gevolge van de anti-dumpingmaatregelen die in 1990 tegen het soortgelijke produkt zijn genomen.

(40) Uit Eurostatistics blijkt dat de invoer uit Indonesië van albums van GN-code 4820 50 00 is gestegen. Importeurs in de Gemeenschap hebben echter laten weten dat de invoer van ingebonden fotoalbums uit Indonesië te verwaarlozen is. Vanuit Indonesië worden voornamelijk albums met overslaghoesjes (klapperalbums), insteek- en ringalbums ingevoerd. Gezien de geringe hoeveelheid ingebonden fotoalbums die vanuit Indonesië in de Gemeenschap worden ingevoerd, komt de Commissie tot de conclusie dat de gevolgen hiervan voor de bedrijfstak van de Gemeenschap te verwaarlozen zijn.

(41) De Commissie is derhalve tot de conclusie gekomen dat de omvang van de invoer met dumping uit China terwijl de produktie in de Gemeenschap van 1991 tot het einde van het onderzoektijdvak afnam, en de veel lagere prijzen van deze ingevoerde albums, duidelijk ongunstige gevolgen moeten hebben gehad op de markt van ingebonden fotoalbums van de Gemeenschap. De aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap heeft geleden moet derhalve beschouwd worden op zich door de invoer uit China te zijn veroorzaakt.

H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP (42) Bij het beoordelen van het belang van de Gemeenschap houdt de Commissie rekening met enige essentiële elementen. Een ervan is dat het beëindigen van oneerlijke handelspraktijken die tot concurrentievervalsing leiden en het herstel van een open en eerlijke concurrentie in de Gemeenschap het doel zijn van anti-dumpingmaatregelen en op zich het algemeen belang van de Gemeenschap dienen. Worden geen voorlopige maatregelen genomen, dan zou de bedrijfstak van de Gemeenschap nog meer in de problemen komen, daar zij nu al geen redelijke winsten meer maakt en dus in haar voortbestaan wordt bedreigd.

(43) Zou bedoelde produktie in de Gemeenschap worden stilgelegd, dan zou de Gemeenschap geheel afhankelijk worden van de invoer uit derde landen om aan de vraag te kunnen voldoen. Dit zou tevens ernstige gevolgen kunnen hebben voor de bedrijven die aan deze bedrijfstak toeleveren, namelijk de producenten van papier, karton, vinyl en pergamijn.

(44) Wat het belang van de consumenten in de Gemeenschap betreft, moet hun prijsvoordeel op korte termijn worden afgewogen tegen de gevolgen op langere termijn van oneerlijke concurrentie. Worden geen maatregelen genomen, dan loopt het voortbestaan van de bedrijfstak van de Gemeenschap gevaar. Bij het verdwijnen van de bedrijfstak zouden aanbod en concurrentie afnemen, wat uiteindelijk in het nadeel van de consument is.

(45) De Commissie merkt op dat de Chinese producenten geenszins worden verhinderd bij het herstel van open en eerlijke marktvoorwaarden aan de concurrentie op de EG-markt deel te namen. Anti-dumpingmaatregelen zijn slechts tegen concurrentievervalsing ten gevolge van dumping gericht en vormen geen beletsel voor de invoer uit derde landen tegen eerlijke prijzen om aan de vraag te voldoen. In onderhavig geval is de dumpingmarge lager dan het bedrag dat nodig is om de schade op te heffen (zie overweging 50). Deshalve zal slechts het oneerlijke concurrentievoordeel van de exporteur te niet worden gedaan. In een dergelijke situatie kunnen de exporteurs op grond van een werkelijk concurrentievoordeel nog volledig aan de concurrentie deelnemen.

(46) Het enige te Hong-Kong gevestigde bedrijf dat ingebonden fotoalbums uit China exporteert, stelde dat het niet in het belang van de Gemeenschap was maatregelen te nemen omdat deze slechts andere producenten in derde landen, en met name in Indonesië, ten goede zullen komen. De bedrijven die de klacht hebben ingediend zouden hierdoor niet worden beschermd. Bij het onderzoek is echter gebleken dat uit Indonesië slechts onbeduidende hoeveelheden ingebonden fotoalbums worden ingevoerd. Elke vervanging van de fotoalbums uit China op de EG-markt zou trouwens slechts het resultaat zijn van de normale marktkrachten, daar de kopers van deze ingebonden fotoalbums uit China slechts ten gevolge van oneerlijke handelspraktijken een prijsvoordeel behalen. Er is derhalve geen reden om dit prijsvoordeel te laten voortduren.

(47) Na onderzoek van de algemene en bijzondere belangen in deze zaak komt de Commissie tot de voorlopige conclusie dat eerlijke mededinging zal worden hersteld door het nemen van maatregelen die de schadelijke gevolgen van dumping wegnemen. De bedrijfstak van de Gemeenschap zal dan kunnen profiteren van de belangrijke investeringen die hij de afgelopen jaren heeft gedaan en ook de toeleveranciers van de bedrijfstak zullen hierdoor enige zekerheid hebben.

(48) De Commissie is dan ook van oordeel dat het in het belang van de Gemeenschap is anti-dumpingmaatregelen te nemen in de vorm van voorlopige rechten, om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap door de bij deze procedure bedoelde invoer met dumping nog meer schade lijdt.

I. RECHT (49) Voor het vaststellen van het voorlopige recht heeft de Commissie rekening gehouden met de geconstateerde dumpingmarge en berekend hoe hoog het recht moet zijn om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Gemeenschap nog schade lijdt.

(50) De door dumping veroorzaakte schade is in de eerste plaats te wijten aan prijsonderbieding. Daar het gewogen gemiddelde prijsverschil tussen de uit China ingevoerde en de door EG-bedrijven geproduceerde fotoalbums groter is dan de vastgestelde dumpingmarge, moet het voorlopige recht, op grond van artikel 13, lid 3, van de basisverordening, met de enige dumpingmarge overeenstemmen (zie overweging 25).

(51) Overeenkomstig de beginselen van een behoorlijk bestuur, moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen belanghebbenden hun opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts wordt opgemerkt dat alle bevindingen in het kader van deze verordening voorlopig zijn en kunnen worden herzien alvorens de Commissie er eventueel toe overgaat een definitief recht voor te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Op de invoer van in boekvorm ingebonden fotoalbums, vallende onder GN-code ex 4820 50 00 en van oorsprong uit de Volksrepubliek China, geldt een voorlopig anti-dumpingrecht.

2. Het anti-dumpingrecht op de nettoprijs vrij grens Gemeenschap, vóór inklaring, bedraagt:

4. Het in lid 1 genoemde produkt wordt eerst na het stellen van een zekerheid die met het bedrag van het voorlopige recht overeenstemt, in de Gemeenschap in het vrije verkeer gebracht.

Artikel 2

Onverminderd artikel 7, lid 4, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2423/88 kunnen de betrokkenen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening hun standpunt schriftelijk kenbaar maken en verzoeken door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 11, 12 en 13 van Verordening (EEG) nr. 2423/88 is artikel 1 van deze verordening vier maanden van toepassing, tenzij de Raad vóór het verstrijken van deze termijn definitieve maatregelen vaststelt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 6 september 1993.

Voor de Commissie

Leon BRITTAN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 209 van 2. 8. 1988, blz. 1.

(2) PB nr. C 120 van 12. 5. 1992, blz. 10.

(3) PB nr. L 138 van 31. 5. 1990, blz. 48.

Top