EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0016

Zaak C-16/18: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof - Oostenrijk) – Michael Dobersberger/Magistrat der Stadt Wien (Prejudiciële verwijzing – Artikelen 56 en 57 VWEU – Vrij verrichten van diensten – Richtlijn 96/71/EG – Toepasselijkheid – Artikel 1, lid 3, onder a) – Terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten – Verstrekken van diensten aan boord van internationale treinen – Nationale regeling waarbij administratieve verplichtingen worden opgelegd in verband met de detachering van werknemers)

OJ C 61, 24.2.2020, p. 2–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 61/2


Arrest van het Hof (Grote kamer) van 19 december 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgerichtshof - Oostenrijk) – Michael Dobersberger/Magistrat der Stadt Wien

(Zaak C-16/18) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Artikelen 56 en 57 VWEU - Vrij verrichten van diensten - Richtlijn 96/71/EG - Toepasselijkheid - Artikel 1, lid 3, onder a) - Terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten - Verstrekken van diensten aan boord van internationale treinen - Nationale regeling waarbij administratieve verplichtingen worden opgelegd in verband met de detachering van werknemers)

(2020/C 61/02)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgerichtshof

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Michael Dobersberger

Verwerende partij: Magistrat der Stadt Wien

Dictum

Artikel 1, lid 3, onder a), van richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten, moet aldus worden uitgelegd dat hieronder niet de met betrekking tot boordservice, schoonmaak en passagierscatering geleverde diensten vallen die worden verricht in het kader van een overeenkomst tussen een in een lidstaat gevestigde onderneming en een in een andere lidstaat gevestigde onderneming die contractueel verbonden is met een in deze laatste lidstaat gevestigde spoorwegonderneming, door werknemers van de eerste onderneming of door werknemers die door een eveneens in de eerste lidstaat gevestigde onderneming bij haar zijn gedetacheerd, in internationale treinen die door de tweede lidstaat rijden, wanneer deze werknemers een aanzienlijk deel van het werk dat aan deze diensten is verbonden op het grondgebied van de eerste lidstaat verrichten en daar hun dienst beginnen of beëindigen.


(1)  PB C 123 van 9.4.2018.


Top