EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019XR3856

Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over het Europees Semester 2019, met het oog op de jaarlijkse groeianalyse 2020

OJ C 39, 5.2.2020, p. 7–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

5.2.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 39/7


Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s over het Europees Semester 2019, met het oog op de jaarlijkse groeianalyse 2020

(2020/C 39/02)

Ingediend door de fracties van EVP, PSE, Renew Europe, EA en ECR

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR):

gezien de mededeling van de Europese Commissie over de jaarlijkse groeianalyse 2019 (1) en het Europees Semester 2019,

gezien zijn resolutie van 10 oktober 2018 over het economisch beleid van de eurozone en met het oog op de jaarlijkse groeianalyse 2019 (2), en zijn advies van 10 april 2019 getiteld “Het Europees Semester en het cohesiebeleid: structurele hervormingen en langetermijninvesteringen op elkaar afstemmen”,

gezien de resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2019 over het Europees Semester voor coördinatie van het economisch beleid: jaarlijkse groeianalyse 2019 (3),

1.

is verheugd dat in de jaarlijkse groeianalyse 2019 de nadruk wordt gelegd op investeringen en hervormingen die duurzame en inclusieve groei bevorderen, teneinde het concurrentievermogen en de cohesie tussen en binnen de lidstaten en regio’s te verbeteren en alle investeringsmaatregelen van de EU, ook in het kader van het cohesiebeleid, te coördineren;

2.

dringt erop aan dat de lokale en regionale overheden formeel worden betrokken bij de structurele hervormingen in het kader van het Europees Semester om ervoor te zorgen dat deze hervormingen lokaal draagvlak hebben en doeltreffend worden uitgevoerd, conform de beginselen van partnerschap en multilevel governance (4) en op basis van het voorstel van het CvdR voor een “gedragscode voor de inbreng van de lokale en regionale overheden in het Europees Semester” (5);

3.

constateert dat de groei vertraagt en dat de spanningen op handelsgebied en het risico van een no-deal Brexit onzekerheid veroorzaken die investeringen ontmoedigt. Het CvdR dringt er daarom bij de EU op aan om vroegtijdig maatregelen te nemen die de Europese investeringsprogramma’s een boost geven en steun te verlenen aan gebieden die de meeste gevolgen zouden kunnen ondervinden van een no-deal Brexit;

4.

wijst erop dat de overheidsinvesteringen op nationaal niveau fors zijn afgenomen en te laag blijven, vooral in de landen die het meest werden getroffen door de crisis; merkt op dat de lopende uitgaven in tijden van ernstige budgettaire beperkingen lang niet zo sterk zijn teruggelopen als de investeringen; onderstreept dat subnationale overheden, die verantwoordelijk zijn voor meer dan de helft van de overheidsinvesteringen in de EU, hun investeringen onevenredig hebben moeten terugschroeven (6);

5.

verzoekt de Commissie om, voorafgaand aan de voor 2020 geplande hervormingen van het stabiliteits- en groeipact (SGP), het gebruik van de flexibiliteitsclausules van het SGP sinds 2015 te evalueren. Het CvdR is van mening dat de hervorming van het SGP moet leiden tot duidelijker regels die procyclisch begrotingsbeleid helpen voorkomen, een redelijke en duurzame schuldvermindering voor de meest kwetsbare economieën in een situatie van lage inflatie mogelijk maken, de financiële bijdragen van de lidstaten aan de cohesieprogramma’s niet meer meetellen bij de berekening van de SGP-maxima, en een “gouden boekhoudregel” invoeren die overheden op alle niveaus de noodzakelijke budgettaire ruimte geeft om de langetermijninvesteringen te doen die nodig zijn om duurzame ontwikkeling te waarborgen;

6.

benadrukt dat de lidstaten die over voldoende begrotingsruimte beschikken, de overheidsinvesteringen moeten doen die nodig zijn om de groei op lange termijn te stimuleren, zodat de macro-economische onevenwichtigheden in de EU en de eurozone afnemen;

7.

is groot voorstander van de toezegging van de nieuwe voorzitter van de Commissie om van het Europees Semester een instrument te maken waarin de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties een plaats hebben gekregen;

8.

staat in principe achter het voornemen van de nieuwe voorzitter van de Commissie om een investeringsplan voor een duurzaam Europa op te stellen, in het kader waarvan de komende tien jaar in de hele EU voor 1 biljoen EUR zal worden geïnvesteerd, maar zou graag zien dat er meer duidelijkheid wordt verschaft over hoe dit plan zich verhoudt tot met name het InvestEU-programma en welke gevolgen te verwachten zijn voor de investeringen in de regio’s en steden van de EU. Het CvdR steunt ook het voornemen van de nieuwe voorzitter van de Commissie om een strategie voor groene financiering op te stellen;

9.

deelt de nadruk die de nieuwe voorzitter van de Commissie legt op het stimuleren van de overgang van de EU naar klimaatneutraliteit tegen 2050 aan de hand van passende industriële strategieën, evenals het steunen van de mensen en regio’s die hierdoor het meest worden getroffen met behulp van een nieuw fonds voor een rechtvaardige transitie. Het CvdR wijst erop dat dit fonds met name de maatschappelijke, sociaal-economische en milieugevolgen van de structurele veranderingen in de Europese steenkoolregio’s moet helpen verzachten;

10.

beklemtoont dat de handelsovereenkomsten die de Europese Unie heeft gesloten, moeten bijdragen tot de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen;

11.

merkt op dat de landspecifieke aanbevelingen nog steeds traag en niet overal in dezelfde mate worden uitgevoerd en denkt dat dit ook het gevolg is van een gebrek aan draagvlak en een ontoereikende administratieve en institutionele capaciteit; wijst erop dat in 2019 maar liefst 137 deelaanbevelingen (d.w.z. losse aanbevelingen die deel uitmaken van de meer algemene landspecifieke aanbevelingen), oftewel 62 % van alle deelaanbevelingen voor 2019, direct of indirect tot de lokale en regionale overheden waren gericht of een territoriale impact hadden, tegen 120 in 2018 (7). 112 van deze deelaanbevelingen hadden betrekking op belemmeringen voor investeringen, tegen 79 in 2018, als gevolg van de sterkere nadruk die dit jaar in het Europees Semester werd gelegd op investeringen, terwijl 26 deelaanbevelingen betrekking hadden op de verbetering van de administratieve capaciteit van lokale en regionale overheden en gericht waren tot 17 lidstaten. Hieruit blijkt duidelijk dat de lokale en regionale overheden een rol spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europees Semester, hetgeen onvoldoende wordt erkend in het governanceproces van het Europees Semester;

12.

benadrukt dat 55 deelaanbevelingen van de landspecifieke aanbevelingen voor 2019 betrekking hadden op de rol van lokale en regionale overheden bij de tenuitvoerlegging van de Europese pijler van sociale rechten. Aangezien sociale ongelijkheden vaak het gevolg zijn van regionale ongelijkheden, moeten deze in de landenrapporten en de nationale hervormingsprogramma’s uitvoerig worden bestudeerd. Het CvdR heeft in samenwerking met Eurostat bijgedragen aan een methodologisch onderzoek naar de wijze waarop vorm kan worden gegeven aan een Europees regionaal sociaal scorebord, dat in het kader van het Europees Semester kan worden gebruikt om de voortgang van de Europese pijler van sociale rechten te monitoren, en verzoekt de nieuwe Commissie om hieraan verdere steun te verlenen;

13.

is op de hoogte van de meerjarige beoordeling door de Europese Commissie van de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen, waaruit blijkt dat in meer dan twee derde van de gevallen minstens “enige vooruitgang” is geboekt met de implementatie van de landspecifieke aanbevelingen die tot 2018 zijn gedaan (8), maar betreurt eens te meer het aanhoudende gebrek aan transparantie omtrent de criteria waarop een dergelijk oordeel is gebaseerd;

14.

is ingenomen met de richtsnoeren voor de programmering van de ESI-fondsen voor de periode 2021-2027, die zijn opgenomen in de landenrapporten (bijlage D); merkt echter op dat de analyse van de regionale verschillen die hieraan ten grondslag ligt nog steeds onvoldoende is, ook omdat de lokale en regionale overheden hierbij niet betrokken zijn, zoals blijkt uit onderzoek dat het CvdR vlak na de publicatie van de landenrapporten heeft verricht;

15.

benadrukt dat de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het investeringsbeleid jaarlijks in het kader van het Europees Semester moet worden beoordeeld; onderstreept dat de lokale en regionale overheden, via hun vertegenwoordigende organisaties, vanaf de publicatie van de landenrapporten bij deze beoordeling moeten worden betrokken, evenals bij de dialoog tussen de bevoegde vicevoorzitter van de Commissie en de lidstaten;

16.

wijst erop dat het gebrek aan structurele en permanente betrokkenheid van de lokale en regionale overheden bij het Europees Semester, met name bij het opstellen en uitvoeren van de nationale hervormingsprogramma’s, leidt tot asymmetrie tussen het Semester, dat gecentraliseerd en top-down is, en het cohesiebeleid, dat onder gedeeld beheer valt en gedecentraliseerd is. Het CvdR stelt voor deze kwestie onmiddellijk aan te pakken door de huidige gedragscode inzake partnerschap uit te breiden tot het beleidsproces van het Europees Semester;

17.

beklemtoont dat het nationale hervormingsprogramma (NHP) ook het enige document is waarmee elke EU-lidstaat de Europese Commissie jaarlijks het specifieke beleid voorlegt dat de lidstaat wil gaan voeren om gemeenschappelijke doelstellingen te bereiken, voor houdbare overheidsfinanciën te zorgen en structurele hervormingen door te voeren, alsook voorstellen doet om de groei- en werkgelegenheidsdoelstellingen te verwezenlijken, rekening houdend met de aanbevelingen van het Europees Semester en de “tienjarendoelstellingen” (targets) van de Europa 2020-strategie. Het is zaak dat het beginsel van multilevel governance ten volle wordt toegepast en daarom moeten de regio’s aan het opstellen van het NHP deelnemen, zoals in sommige landen reeds gebeurt. Het NHP kan dan gebruikt worden als een instrument dat een geïntegreerde planning van de maatregelen op het terrein mogelijk maakt, mede in het licht van de nieuwe elementen die met de EU-verordeningen voor de programmeringsperiode 2021-2027 zijn ingevoerd met het oog op de aanpassing aan het Europees Semester. Het CvdR wil er in dit verband aan herinneren dat het een Europees regionaal sociaal scorebord in het leven heeft geroepen (9), en is dan ook ingenomen met het voorstel van de Europese Commissie om een regionale dimensie toe te voegen aan het sociaal scorebord dat in het kader van het Europees Semester wordt gebruikt — een voorstel dat wat het CvdR betreft niet snel genoeg kan worden gerealiseerd;

18.

betreurt, nogmaals, dat de Europese Commissie nog altijd geen definitie heeft gegeven van “structurele hervormingen” in de context van de economische governance van de EU en van eventuele steunverlening uit hoofde van EU-programma’s zoals het voorgestelde steunprogramma voor hervormingen. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zou de EU-steun alleen bestemd moeten zijn voor structurele hervormingen op strategische gebieden die voor de verwezenlijking van de Verdragsdoelstellingen relevant zijn en rechtstreeks verband houden met de bevoegdheden van de Unie;

19.

verwacht dat het Europees Semester zal leiden tot een brede, gecoördineerde en geïntegreerde EU-aanpak om een antwoord te bieden op de ontwrichtende effecten van demografische verandering, in het bijzonder door het cohesiebeleid doeltreffender te maken en regionale strategieën te bevorderen, met name strategieën die gericht zijn op de ontwikkeling van slimme en concurrerende plattelandsgebieden;

20.

stelt vast dat de woningmarkt in de landspecifieke aanbevelingen wordt aangemerkt als een risicofactor voor de financiële stabiliteit en dat het gebrek aan geschikte en betaalbare huisvesting in verschillende lidstaten steeds problematischer wordt, waardoor de eventuele invoering van een Europese agenda voor huisvesting, waarbij de lidstaten een ruime discretionaire marge zouden behouden binnen hun bevoegdheidsgebied, des te noodzakelijker wordt (10);

21.

wijst erop dat multilateralisme en een op regels gebaseerde wereldorde in het belang zijn van de EU en moeten worden verdedigd. Het Comité is dan ook ingenomen met initiatieven die bedoeld zijn om een gelijk speelveld te bevechten en streng op te treden tegen landen die hun concurrentiepositie te danken hebben aan dumping, deregulering of subsidiëring; waarschuwt er echter voor dat de regels van het interne mededingingsbeleid van de EU veel strenger zijn dan de internationale regels, waardoor Europese bedrijven op mondiaal niveau in een nadelige positie dreigen te komen;

22.

is van mening dat de onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten onder meer gebaseerd moeten zijn op regionale effectbeoordelingen, aangezien dit vroegtijdige opsporing en kwantificering van eventuele verschillen in impact op Europese regio’s mogelijk zou maken, zodat de overheid snel kan reageren;

23.

schaart zich achter het pleidooi van de Europese Raad (11) voor een geïntegreerde beleidsaanpak om de eengemaakt markt te verdiepen en versterken, een industriebeleid uit te werken dat klaar is voor de toekomst, in te spelen op de digitale revolutie en te zorgen voor een billijke en doeltreffende belastingheffing;

24.

is ingenomen met het verslag van de groep op hoog niveau van de Europese Commissie voor de toekomst van de Europese industrie (12), waarin een langetermijnvisie voor een Europese industriële strategie wordt geschetst en de regionale dimensie van een dergelijke strategie wordt benadrukt;

25.

herhaalt zijn oproep tot meer EU-steun voor pan-Europese en interregionale samenwerking die gericht is op het ontwikkelen van synergieën en het bereiken van een kritische massa op het gebied van cofinanciering van innovatie in industriële waardeketens in heel Europa, evenals het benutten van het potentieel van de circulaire en koolstofneutrale economie;

26.

erkent dat het concurrentievermogen van de Europese economie en industrie afhangt van het ondernemings- en innovatiepotentieel van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s); verzoekt de Europese Commissie en de Raad om bij het uitwerken van de economische langetermijnstrategieën van de EU rekening te houden met de specifieke behoeften van kmo’s en ook maatregelen te nemen om de bestaande belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en diensten op de eengemaakte markt van de EU, die vooral de groei van Europese kmo’s in de weg staan, te slechten;

27.

wijst erop dat een verbetering van lokale en regionale aanbestedingen het concurrentievermogen bijzonder ten goede zou komen en de efficiency aanzienlijk zou verhogen. Dit wordt bevestigd door de analyses van het Comité van de Regio’s, die aantonen dat de complexiteit van de huidige aanbestedingsregels en de neiging van veel lidstaten tot “goldplating” de kans op fouten en het daaruit voortvloeiende risico op gerechtelijke stappen vergroten, wat er op zijn beurt toe leidt dat veel lokale en regionale overheden te risicomijdende aanbestedingsstrategieën hanteren;

28.

draagt zijn voorzitter op om deze resolutie aan de Europese Commissie, het Europees Parlement, het Finse voorzitterschap van de Raad en de voorzitter van de Europese Raad toe te sturen.

Brussel, 9 oktober 2019.

De voorzitter

van het Europees Comité van de Regio’s

Karl-Heinz LAMBERTZ


(1)  Mededeling van de Commissie van 21 november 2018, getiteld “Jaarlijkse groeianalyse 2019: Voor een sterker Europa bij mondiale onzekerheid” (COM(2018) 770).

(2)  https://webapi2016.cor.europa.eu/v1/documents/cor-2018-03900-00-00-res-tra-nl.docx/content

(3)  http://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-8-2019-0201_NL.html

(4)  Advies van het CvdR over het Europees Semester en het cohesiebeleid: structurele hervormingen en langetermijninvesteringen op elkaar afstemmen, dat op 10 april 2019 met algemene stemmen werd aangenomen door de voltallige vergadering (https://webapi2016.cor.europa.eu/v1/documents/cor-2018-05504-00-00-ac-tra-en.docx/content).

(5)  https://webapi2016.cor.europa.eu/v1/documents/cor-2016-05386-00-00-ac-tra-nl.docx/content

(6)  https://www.eib.org/attachments/efs/economic_investment_report_2018_key_findings_en.pdf

(7)  CvdR, Europees Semester 2019, Territoriale analyse van de landenspecifieke aanbevelingen

(https://portal.cor.europa.eu/europe2020/Pages/welcome.aspx#).

(8)  Mededeling van de Commissie over de landspecifieke aanbevelingen 2019, blz. 3

(https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52019DC0500&from=EN).

(9)  European Regional Social Scoreboard.

(10)  Paragraaf 20 van de resolutie over de voorstellen van het Europees Comité van de Regio’s voor het nieuwe wetgevingsmandaat van de Europese Unie, 27 juni 2019, https://webapi2016.cor.europa.eu/v1/documents/cor-2019-02550-00-01-res-tra-en.docx/content

(11)  Zie de conclusies van de Europese Raad van 20 juni 2019: https://www.consilium.europa.eu/media/39955/20-21-euco-final-conclusions-nl.pdf

(12)  Gepubliceerd op 26 juni 2019: https://ec.europa.eu/growth/industry/policy/industry-2030_en#vision2030


Top