EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019H1108(01)

Aanbevelingen aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële procedures

OJ C 380, 8.11.2019, p. 1–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

8.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 380/1


Aanbevelingen aan de nationale rechterlijke instanties over het aanhangig maken van prejudiciële procedures

(2019/C 380/01)

Deze aanbevelingen, die aan de rechterlijke instanties van de lidstaten van de Unie zijn gericht, weerspiegelen de bepalingen van de derde titel van het Reglement voor de procesvoering van het Hof van Justitie (1). Zij brengen in herinnering wat de essentiële kenmerken van de prejudiciële procedure zijn en met welke punten de nationale rechterlijke instanties rekening moeten houden voordat zij zich tot het Hof wenden. Tegelijkertijd worden praktische aanwijzingen over de vorm en de inhoud van verzoeken om een prejudiciële beslissing gegeven. Omdat het de bedoeling is dat die verzoeken, na vertaling, worden betekend aan alle belanghebbenden die zijn genoemd in artikel 23 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie en dat de beslissingen van het Hof waardoor een einde komt aan het geding in beginsel in alle officiële talen van de Europese Unie worden gepubliceerd, moet grote aandacht worden besteed aan de indiening van verzoeken om een prejudiciële beslissing en met name aan de bescherming van de persoonsgegevens die zij bevatten.

Inhoud

Punten

Inleiding

1-2

I.

Bepalingen die op alle verzoeken om een prejudiciële beslissing van toepassing zijn

3-32

Indiener van het verzoek om een prejudiciële beslissing

3-7

Voorwerp en strekking van het verzoek om een prejudiciële beslissing

8-11

Aangewezen moment om prejudicieel te verwijzen

12-13

Vorm en inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing

14-20

Bescherming van persoonsgegevens en het anonimiseren van het verzoek om een prejudiciële beslissing

21-22

Toezending aan het Hof van het verzoek om een prejudiciële beslissing en het dossier van de nationale procedure

23-24

Interactie tussen de prejudiciële verwijzing en de nationale procedure

25-27

Kosten en rechtsbijstand

28-29

Verloop van de procedure bij het Hof en het gevolg dat de verwijzende rechterlijke instantie aan zijn beslissing geeft

30-32

II.

Bepalingen die van toepassing zijn op de verzoeken om een prejudiciële beslissing die bijzonder snel moeten worden behandeld

33-41

Voorwaarden voor toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure

34-36

Verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure

37-39

Contact tussen het Hof, de verwijzende rechterlijke instantie en de partijen in het hoofdgeding

40-41

Bijlage — Essentiële bestanddelen van een verzoek om een prejudiciële beslissing

INLEIDING

1.

De prejudiciële verwijzing, waarin is voorzien in de artikelen 19, lid 3, onder b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna: “VEU”) en artikel 267 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: “VWEU”), is een mechanisme van fundamenteel belang in het recht van de Europese Unie. Het mechanisme moet waarborgen dat dit recht binnen de Unie uniform wordt uitgelegd en toegepast, door aan de rechterlijke instanties van de lidstaten een instrument te bieden waarmee zij zich prejudicieel tot het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “Hof”) kunnen wenden met vragen over de uitlegging van het recht van de Unie of over de geldigheid van handelingen van de instellingen, de organen en de instanties van de Unie.

2.

De prejudiciële procedure berust op een nauwe samenwerking tussen het Hof en de rechterlijke instanties van de lidstaten. Met het oog op de doeltreffendheid van deze procedure is het noodzakelijk om de voornaamste kenmerken ervan in herinnering te brengen en om bepaalde verduidelijkingen aan te brengen ten aanzien van de bepalingen van het Reglement voor de procesvoering met betrekking tot onder meer de indiener, het voorwerp en de strekking van het verzoek om een prejudiciële beslissing, alsook de vorm en de inhoud van een dergelijk verzoek. Deze verduidelijkingen, die voor alle verzoeken om een prejudiciële beslissing gelden (I), worden aangevuld door bepalingen betreffende verzoeken om een prejudiciële beslissing die bijzonder snel moeten worden behandeld (II) en door een bijlage waarin een samenvatting wordt gegeven van alle bestanddelen die in een verzoek om een prejudiciële beslissing moeten voorkomen.

I.   BEPALINGEN DIE OP ALLE VERZOEKEN OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN TOEPASSING ZIJN

Indiener van het verzoek om een prejudiciële beslissing

3.

De bevoegdheid van het Hof om bij prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie wordt uitsluitend op initiatief van de nationale rechterlijke instanties uitgeoefend, ongeacht of de partijen in het hoofdgeding al dan niet de wens hebben geuit dat de rechter zich tot het Hof wendt. De nationale rechterlijke instantie waarbij een geding aanhangig is, zal de verantwoordelijkheid voor de te geven rechterlijke beslissing dragen. Daarom is het alleen aan haar om aan de hand van de bijzonderheden van elke zaak te beoordelen of een verzoek om een prejudiciële beslissing noodzakelijk is om uitspraak te kunnen doen en of de vragen die zij aan het Hof stelt relevant zijn.

4.

Het Hof legt de hoedanigheid van rechterlijke instantie uit als een autonoom begrip van het recht van de Unie. Daarbij houdt het Hof rekening met een reeks van factoren, zoals de wettelijke grondslag van het orgaan dat een verzoek heeft ingediend, het permanente karakter en de verplichte rechtsmacht ervan, het feit dat het orgaan uitspraak doet na een procedure op tegenspraak, de toepassing door het orgaan van rechtsregels en de onafhankelijkheid van dat orgaan.

5.

De rechterlijke instanties van de lidstaten kunnen zich tot het Hof wenden met een vraag over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie wanneer zij van oordeel zijn dat een beslissing van het Hof daarover noodzakelijk is om uitspraak te kunnen doen (zie artikel 267, tweede alinea, VWEU). Een prejudiciële verwijzing kan met name bijzonder nuttig zijn wanneer voor de nationale rechterlijke instantie een nieuwe uitleggingsvraag wordt opgeworpen die van belang is voor de uniforme toepassing van het recht van de Unie, of wanneer de bestaande rechtspraak niet voldoende duidelijk is voor een nieuw feitelijk of rechtskader.

6.

Wanneer een vraag wordt opgeworpen in het kader van een zaak die aanhangig is bij een rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hogere voorziening, is deze instantie evenwel verplicht om zich met een verzoek om een prejudiciële beslissing tot het Hof te wenden (zie artikel 267, derde alinea, VWEU), tenzij er ter zake al vaste rechtspraak is of er geen ruimte is voor redelijke twijfel over de juiste uitlegging van de betrokken rechtsregel.

7.

Bovendien volgt uit vaste rechtspraak dat de nationale rechterlijke instanties weliswaar de voor hen aangevoerde ongeldigheidsgronden tegen een handeling van de instellingen, de organen en de instanties van de Unie kunnen verwerpen, maar dat alleen het Hof een dergelijke handeling ongeldig kan verklaren. Wanneer zij twijfels heeft over de geldigheid van een dergelijke handeling, moet een rechterlijke instantie van een lidstaat zich dan ook tot het Hof wenden, met vermelding van de redenen waarom zij twijfels heeft.

Voorwerp en strekking van het verzoek om een prejudiciële beslissing

8.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing dient betrekking te hebben op de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie, en niet op de uitlegging van de regels van het nationale recht of op feitelijke vragen die in het kader van het hoofdgeding worden opgeworpen.

9.

Het Hof kan alleen uitspraak doen over een verzoek om een prejudiciële beslissing wanneer het recht van de Unie van toepassing is op de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt. In dat verband is het onontbeerlijk dat de verwijzende rechterlijke instantie alle relevante gegevens, feitelijk en rechtens, uiteenzet waarom zij meent dat de bepalingen van het Unierecht op de zaak van toepassing zouden kunnen zijn.

10.

Wat betreft de prejudiciële verwijzingen die op de uitlegging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie betrekking hebben, moet eraan worden herinnerd dat artikel 51, lid 1, daarvan bepaalt dat de bepalingen van het Handvest uitsluitend tot de lidstaten zijn gericht wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Hoewel het recht van de Unie op diverse manieren ten uitvoer kan worden gebracht, moet niettemin duidelijk en ondubbelzinnig uit het verzoek om een prejudiciële beslissing blijken dat een andere regel van het Unierecht dan het Handvest van toepassing is op de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt. Het Hof is niet bevoegd om over een verzoek om een prejudiciële beslissing uitspraak te doen wanneer een rechtssituatie niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt. Daarom kunnen de eventueel door de verwijzende rechterlijke instantie ingeroepen bepalingen van het Handvest op zich niet de grondslag voor die bevoegdheid vormen.

11.

Hoewel het Hof noodzakelijkerwijs rekening houdt met het feitelijke en het rechtskader van het hoofdgeding zoals dat door de verwijzende rechterlijke instantie is omschreven in haar verzoek om een prejudiciële beslissing, past het Hof het Unierecht niet zelf toe op dit geding. Wanneer het Hof zich uitspreekt over de uitlegging of de geldigheid van het Unierecht, tracht het een antwoord te geven dat nuttig is voor de beslechting van het hoofdgeding, maar het staat aan de verwijzende rechterlijke instantie om daaruit de concrete gevolgen te trekken, waar nodig door de nationale regel die onverenigbaar is met het Unierecht buiten toepassing te laten.

Aangewezen moment om prejudicieel te verwijzen

12.

Een nationale rechterlijke instantie kan het Hof een verzoek om een prejudiciële beslissing voorleggen zodra zij vaststelt dat een beslissing over de uitlegging of de geldigheid van het recht van de Unie nodig is om uitspraak te kunnen doen. Deze rechterlijke instantie kan immers het best beoordelen in welk stadium van de nationale procedure een dergelijk verzoek moet worden gedaan.

13.

Het verzoek van de nationale rechter zal de grondslag vormen voor de procedure die zich voor het Hof zal afspelen. Het Hof moet over alle gegevens beschikken om na te kunnen gaan of het bevoegd is om op de gestelde vragen te antwoorden en, indien dit het geval is, om een nuttig antwoord op die vragen te geven. Daarom is het noodzakelijk dat de beslissing om prejudicieel te verwijzen pas wordt genomen wanneer de procedure zo ver is gevorderd dat de verwijzende rechterlijke instantie het feitelijke en het rechtskader van de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt voldoende nauwkeurig kan afbakenen, evenals de rechtsvragen die zij opwerpt. In het belang van een goede rechtsbedeling kan het ook nuttig zijn pas te verwijzen nadat de partijen zijn gehoord.

Vorm en inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing

14.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing kan elke vorm aannemen die het nationale recht toelaat, maar daarbij moet voor ogen worden gehouden dat dit verzoek de grondslag zal vormen voor de procedure bij het Hof en dat dit zal worden betekend aan alle belanghebbenden die zijn genoemd in artikel 23 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: “Statuut”), en met name aan alle lidstaten, om hun eventuele opmerkingen te ontvangen. De daarmee samenhangende noodzaak om het verzoek om een prejudiciële beslissing in alle officiële talen van de Europese Unie te vertalen, brengt mee dat de verwijzende rechterlijke instantie een eenvoudige, duidelijke en nauwkeurige schrijfwijze dient te hanteren, zonder overbodige uitweidingen. De ervaring wijst uit dat een tiental bladzijden doorgaans volstaat om het feitelijke en het rechtskader van een verzoek om een prejudiciële beslissing naar behoren uiteen te zetten alsmede de redenen waarom dat verzoek aan het Hof wordt voorgelegd.

15.

De vereisten voor de inhoud van het verzoek om een prejudiciële beslissing zijn vastgelegd in artikel 94 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof en zijn samenvattend weergegeven in de bijlage bij dit document. Naast de tekst zelf van de aan het Hof gestelde prejudiciële vragen, moet het verzoek om een prejudiciële beslissing het volgende bevatten:

een summier overzicht van het voorwerp van het hoofdgeding en de relevante feiten zoals die door de verwijzende rechterlijke instantie zijn vastgesteld, of ten minste een uiteenzetting van de feitelijke gegevens waarop de prejudiciële vragen berusten;

de inhoud van de nationale bepalingen die op de zaak van toepassing kunnen zijn en, in voorkomend geval, de relevante nationale rechtspraak, en

de uiteenzetting van de redenen die de verwijzende rechter ertoe hebben gebracht om zich vragen te stellen over de uitlegging of de geldigheid van bepalingen van het recht van de Unie, alsook het verband tussen deze bepalingen en de nationale regelgeving die op het hoofdgeding van toepassing is.

Indien een of meer van de bovenstaande elementen ontbreken, kan het zijn dat het Hof zich met name op grond van artikel 53, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering onbevoegd moet verklaren om over de prejudicieel gestelde vragen uitspraak te doen of het verzoek om een prejudiciële beslissing niet-ontvankelijk moet verklaren.

16.

De verwijzende rechterlijke instantie moet in haar verzoek om een prejudiciële beslissing nauwkeurige verwijzingen opnemen naar de nationale bepalingen die op de feiten van het hoofdgeding van toepassing zijn en naar de bepalingen van het Unierecht waarvan om uitlegging wordt verzocht of waarvan de geldigheid aan de orde wordt gesteld. Die verwijzingen dienen zo veel mogelijk de exacte titel en de datum van vaststelling te bevatten van de handelingen waarin de betrokken bepalingen worden genoemd alsmede publicatiereferenties van die handelingen. Wanneer de verwijzende rechterlijke instantie naar de rechtspraak verwijst wordt zij voorts verzocht om het ECLI-nummer (“European Case Law Identifier”) van de betrokken beslissing te vermelden.

17.

Indien de verwijzende rechterlijke instantie dit nodig acht voor het begrip van de zaak, kan zij beknopt melding maken van de belangrijkste argumenten van de partijen in het hoofdgeding. In die context is het nuttig erop te wijzen dat alleen het verzoek om een prejudiciële beslissing wordt vertaald, en niet de eventuele bijlagen bij dit verzoek.

18.

De verwijzende rechterlijke instantie kan ook beknopt vermelden hoe de prejudiciële vragen haars inziens zouden moeten worden beantwoord. Een dergelijke aanwijzing kan voor het Hof nuttig zijn, in het bijzonder wanneer het uitspraak moet doen op een verzoek in het kader van een versnelde procedure of een spoedprocedure.

19.

De aan het Hof gestelde prejudiciële vragen moeten zijn opgenomen in een afzonderlijk en duidelijk onderscheiden deel van de verwijzingsbeslissing, bij voorkeur aan het begin of het einde daarvan. Zij moeten op zich kunnen worden begrepen, zonder dat de motivering van het verzoek hoeft te worden geraadpleegd.

20.

Omwille van de leesbaarheid is het van wezenlijk belang dat het verzoek om een prejudiciële beslissing het Hof in uitgetypte vorm bereikt en dat de pagina’s en alinea’s van de verwijzingsbeslissing worden genummerd. Handgeschreven verzoeken om een prejudiciële beslissing worden door het Hof niet in behandeling genomen.

Bescherming van persoonsgegevens en het anonimiseren van het verzoek om een prejudiciële beslissing

21.

Om te zorgen voor een optimale bescherming van de persoonsgegevens in het kader van de behandeling van de zaak door het Hof, de betekening van het verzoek om een prejudiciële beslissing aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden en de verspreiding van de beslissing waardoor een einde komt aan het geding in alle officiële talen van de Unie, wordt de verwijzende rechterlijke instantie — die als enige volledige kennis van het aan het Hof voorgelegde dossier heeft — verzocht om zelf in haar verzoek over te gaan tot anonimisering van de zaak, bijvoorbeeld door de naam van de natuurlijke personen die in het verzoek worden vermeld te vervangen door initialen of een combinatie van letters en door gegevens weg te laten waardoor die personen geïdentificeerd kunnen worden. Wegens het toenemende gebruik van nieuwe informatietechnologieën en met name het gebruik van zoekmachines zal een anonimisering na de betekening van dit verzoek aan de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden en na de bekendmaking van de mededeling over de zaak in kwestie in het Publicatieblad van de Europese Unie immers minder efficiënt kunnen zijn.

22.

Wanneer de verwijzende rechterlijke instantie beschikt over een versie van het verzoek om een prejudiciële beslissing die de namen en de volledige gegevens van de partijen in het hoofdgeding bevat, en een geanonimiseerde versie daarvan, wordt zij verzocht om de twee versies aan het Hof over te leggen teneinde de behandeling van de zaak door het Hof te vergemakkelijken.

Toezending aan het Hof van het verzoek om een prejudiciële beslissing en het dossier van de nationale procedure

23.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing moet van een datum en een handtekening zijn voorzien en vervolgens worden toegezonden aan de griffie van het Hof, hetzij langs elektronische weg hetzij per post (Griffie van het Hof van Justitie, Rue du Fort Niedergrünewald, L-2925 Luxembourg). Om redenen verband houdende met, onder meer, de noodzaak om een snelle behandeling van de zaak en een zo goed mogelijke communicatie met de verwijzende rechterlijke instantie te verzekeren, beveelt het Hof het gebruik van de applicatie e-Curia aan. De modaliteiten voor toegang tot deze applicatie, waardoor de processtukken langs elektronische weg kunnen worden ingediend en betekend, en de voorwaarden voor het gebruik ervan kunnen worden geraadpleegd op de website van de instelling (https://curia.europa.eu/jcms/jcms/P_78957/nl/). Teneinde de behandeling van verzoeken om een prejudiciële beslissing door het Hof en, met name, de vertaling ervan in alle officiële talen van de Europese Unie te vergemakkelijken, wordt de nationale rechterlijke instantie verzocht om, naast de toezending van de originele versie van het verzoek om een prejudiciële beslissing via e-Curia, een versie van dit verzoek in een formaat dat kan worden bewerkt (tekstverwerkingsprogramma zoals “Word”, “OpenOffice” of “LibreOffice”) toe te zenden aan het volgende adres: DDP-GreffeCour@curia.europa.eu

24.

Het verzoek om een prejudiciële beslissing moet bij de griffie worden ingediend met alle documenten die relevant en nuttig kunnen zijn voor de behandeling van de zaak door het Hof, met name de nauwkeurige contactgegevens van de partijen in het hoofdgeding en hun eventuele vertegenwoordigers, alsook het procesdossier van de zaak die aan het hoofdgeding ten grondslag ligt of een afschrift daarvan. Dit dossier (of het afschrift ervan) — dat langs elektronische weg of per post kan worden toegezonden — wordt voor de gehele duur van de procedure bij het Hof ter griffie bewaard, waar het, behoudens andersluidende aanwijzingen van de verwijzende rechterlijke instantie, door de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbenden kan worden ingezien.

Interactie tussen de prejudiciële verwijzing en de nationale procedure

25.

Hoewel de verwijzende rechterlijke instantie bevoegd blijft om voorlopige maatregelen te nemen, in het bijzonder bij een verwijzing ter beoordeling van de geldigheid, brengt de neerlegging van een verzoek om een prejudiciële beslissing mee dat de nationale procedure wordt geschorst totdat het Hof uitspraak heeft gedaan.

26.

Een verzoek om een prejudiciële beslissing blijft in beginsel bij het Hof aanhangig zolang dit door de verwijzende rechterlijke instantie niet is ingetrokken. Daarbij moet de rol van het Hof in het kader van de prejudiciële procedure voor ogen worden gehouden, die erin bestaat om tot een doeltreffende rechtsbedeling in de lidstaten bij te dragen, en niet om rechtsgeleerde adviezen te formuleren over algemene of hypothetische vragen. De prejudiciële procedure veronderstelt dat er daadwerkelijk een geschil bij de verwijzende rechterlijke instantie aanhangig is. Daarbij is het aan laatstgenoemde om het Hof in kennis te stellen van enig procesincident dat een weerslag kan hebben op de aanhangigheid van de zaak voor deze nationale instantie en meer bepaald van elke afstand van instantie of minnelijke regeling van het hoofdgeding dan wel elk ander incident waardoor een einde komt aan het geding. Deze rechterlijke instantie dient het Hof tevens in kennis te stellen van een eventuele beslissing in het kader van een beroep tegen de verwijzingsbeslissing en de gevolgen ervan voor het verzoek om een prejudiciële beslissing. In het belang van het goede verloop van de prejudiciële procedure bij het Hof en met name om te vermijden dat het Hof tijd en middelen besteedt aan een zaak die kan worden ingetrokken of zonder voorwerp kan geraken, is het van belang dat dergelijke informatie zo snel mogelijk aan het Hof wordt meegedeeld.

27.

De aandacht van de nationale rechterlijke instanties wordt er verder op gevestigd dat de intrekking van een verzoek om een prejudiciële beslissing een weerslag kan hebben op de behandeling van vergelijkbare zaken door de verwijzende rechterlijke instantie. Wanneer de afloop van meerdere aanhangige zaken voor de verwijzende rechterlijke instantie afhangt van het antwoord dat het Hof op de vragen van deze instantie zal geven, is het aangewezen om die zaken te voegen alvorens het verzoek om een prejudiciële beslissing aan het Hof voor te leggen, teneinde het Hof in staat te stellen om, ondanks de eventuele intrekking van één of meer zaken, op de vragen te antwoorden.

Kosten en rechtsbijstand

28.

De prejudiciële procedure voor het Hof is kosteloos. Het Hof beslist niet over de kosten van de partijen in het geding dat bij de verwijzende rechterlijke instantie aanhangig is; het staat aan deze laatste om daarover te beslissen.

29.

Indien een partij in het hoofdgeding over onvoldoende middelen beschikt, kan het Hof deze partij rechtsbijstand toekennen ter dekking van de kosten die de procedure bij het Hof voor haar meebrengt, met name de kosten van vertegenwoordiging. Die bijstand kan echter alleen worden toegekend wanneer de betrokken partij niet reeds op nationaal vlak bijstand ontvangt of wanneer die bijstand de kosten van de procedure bij het Hof niet — of slechts gedeeltelijk — dekt. Deze partij wordt in elk geval verzocht om het Hof alle informatie en bewijsstukken toe te zenden om haar werkelijke economische situatie te kunnen beoordelen.

Verloop van de procedure bij het Hof en het gevolg dat de verwijzende rechterlijke instantie aan zijn beslissing geeft

30.

De griffie van het Hof blijft gedurende de gehele procedure met de verwijzende rechterlijke instantie in contact. Zij zendt haar een afschrift van alle processtukken toe en in voorkomend geval ook de verzoeken om toelichting of verduidelijking die noodzakelijk worden geacht om een nuttig antwoord te kunnen geven op de door die rechterlijke instantie gestelde vragen.

31.

Na afloop van de procedure, die in beginsel uit een schriftelijke en een mondelinge fase bestaat, doet het Hof bij arrest uitspraak over de vragen van de verwijzende rechterlijke instantie. In bepaalde gevallen kan het Hof echter zonder mondelinge behandeling uitspraak over die vragen doen, of zelfs zonder de in artikel 23 van het Statuut bedoelde belanghebbende te vragen om schriftelijke opmerkingen in te dienen. Dit is met name het geval wanneer de gestelde prejudiciële vraag identiek is aan een vraag waarover het Hof zich reeds heeft uitgesproken, wanneer het antwoord op die vraag duidelijk kan worden afgeleid uit de rechtspraak of wanneer daarover redelijkerwijs geen twijfel kan bestaan. In dergelijke gevallen zal het Hof op grond van artikel 99 van zijn Reglement voor de procesvoering snel uitspraak doen over de gestelde vraag bij met redenen omklede beschikking die dezelfde draagwijdte en bindende kracht heeft als een arrest.

32.

Na de uitspraak van het arrest of de betekening van de beschikking waarmee een einde komt aan het geding zendt de griffie de beslissing van het Hof aan de verwijzende rechterlijke instantie toe, die wordt verzocht om het Hof te laten weten welk gevolg zij aan deze beslissing heeft gegeven in het hoofdgeding. De eindbeslissing van de verwijzende rechterlijke instantie moet met expliciete vermelding van het zaaknummer bij het Hof worden toegezonden aan het volgende adres: Follow-up-DDP@curia.europa.eu

II.   BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP DE VERZOEKEN OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING DIE BIJZONDER SNEL MOETEN WORDEN BEHANDELD

33.

Onder de voorwaarden in artikel 23 bis van het Statuut en de artikelen 105 tot en met 114 van het Reglement voor de procesvoering kan op een prejudiciële verwijzing in bepaalde omstandigheden een versnelde procedure of een spoedprocedure worden toegepast. Over de toepassing van deze procedures wordt door het Hof beslist op met redenen omkleed afzonderlijk verzoek van de verwijzende rechterlijke instantie, waarin de feitelijke en juridische omstandigheden zijn vermeld die de toepassing van die procedure(s) rechtvaardigen. In uitzonderlijke gevallen kan het Hof hiertoe ambtshalve beslissen, op grond van de aard of de omstandigheden van de zaak.

Voorwaarden voor toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure

34.

Volgens artikel 105 van het Reglement voor de procesvoering kan een prejudiciële verwijzing dus worden behandeld volgens een versnelde procedure die afwijkt van de bepalingen van dit Reglement, wanneer de aard van de zaak een behandeling binnen korte termijn vereist. Aangezien deze procedure grote druk legt op de deelnemers aan de procedure, en met name op alle lidstaten, die binnen veel kortere termijnen dan gewoonlijk hun schriftelijke of mondelinge opmerkingen zullen moeten indienen, mag alleen wanneer uit bijzondere omstandigheden een dringende situatie blijkt die rechtvaardigt dat het Hof snel over de gestelde vragen uitspraak doet, om de toepassing ervan worden gevraagd. Dit kan met name het geval zijn wanneer sprake is van grote en op handen zijnde gevaren voor de volksgezondheid of het milieu, die mede door een snelle beslissing van het Hof kunnen worden voorkomen, of wanneer bijzondere omstandigheden vereisen dat twijfel over fundamentele vragen in verband met het nationale constitutionele recht en het Unierecht binnen zeer korte termijn wordt weggenomen. Volgens vaste rechtspraak zijn het grote aantal personen of rechtssituaties dat mogelijk wordt geraakt door de beslissing die de verwijzende rechterlijke instantie zal moeten nemen na bij het Hof een prejudiciële procedure aanhangig te hebben gemaakt, het bestaan van grote economische belangen of de verplichting van de verwijzende rechterlijke instantie om snel uitspraak te doen, op zich echter geen uitzonderlijke omstandigheden die het beroep op de versnelde procedure kunnen rechtvaardigen.

35.

Het voorgaande geldt nog meer voor de prejudiciële spoedprocedure bedoeld in artikel 107 van het Reglement voor de procesvoering. Deze procedure, die slechts van toepassing is op de gebieden bedoeld in titel V van het derde deel van het VWEU, betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, legt immers nog grotere druk op de betrokken deelnemers, aangezien zij het aantal partijen dat schriftelijke opmerkingen mag indienen beperkt en het mogelijk maakt dat in extreme spoedgevallen de schriftelijke behandeling voor het Hof geheel wordt overgeslagen. Om de toepassing van deze procedure mag dus uitsluitend worden verzocht wanneer het absoluut noodzakelijk is dat het Hof zeer snel uitspraak doet over de vragen van de verwijzende rechterlijke instantie.

36.

Ofschoon het niet mogelijk is om die omstandigheden hier uitputtend op te sommen, aangezien de rechtsregels van de Unie inzake de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht veelomvattend zijn en zich geleidelijk ontwikkelen, kan een nationale rechterlijke instantie bij wijze van voorbeeld in de volgende situaties een verzoek om de prejudiciële spoedprocedure overwegen: in het geval, bedoeld in artikel 267, vierde alinea, VWEU, van een persoon die zich in hechtenis bevindt of wiens vrijheid is ontnomen, wanneer het antwoord op de opgeworpen vraag van doorslaggevende betekenis is voor de beoordeling van de rechtspositie van deze persoon, of bij een geschil betreffende de ouderlijke verantwoordelijkheid of het gezag over jonge kinderen, met name wanneer de uitkomst van het hoofdgeding afhangt van het antwoord op de prejudiciële vraag en het gebruik van de gewone procedure ernstige of zelfs onherstelbare schade kan toebrengen aan de relatie tussen een kind en (een van) zijn ouders dan wel aan zijn ontwikkeling en zijn integratie in het gezin en de samenleving. Louter economische belangen, hoe belangrijk en legitiem deze ook zijn, de rechtsonzekerheid van de partijen in het hoofdgeding of andere partijen in soortgelijke gedingen, het grote aantal betrokken personen of rechtssituaties dat mogelijk wordt geraakt door de beslissing die de verwijzende rechterlijke instantie moet geven nadat zij het Hof om een prejudiciële beslissing heeft gevraagd, of zelfs het grote aantal zaken dat door de beslissing van het Hof kan worden geraakt, vormen als zodanig echter geen omstandigheden die de toepassing van de prejudiciële spoedprocedure kunnen rechtvaardigen.

Verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure

37.

Teneinde het Hof in staat te stellen snel te kunnen beslissen over de vraag of de versnelde procedure of de spoedprocedure moet worden toegepast, moeten in het verzoek nauwkeurig de feitelijke en juridische omstandigheden worden uiteengezet die de spoedeisendheid aantonen, en in het bijzonder de risico’s die worden gelopen indien de zaak volgens de normale procedure wordt behandeld. Waar mogelijk dient de verwijzende rechterlijke instantie tevens op beknopte wijze weer te geven hoe de gestelde vragen volgens haar moeten worden beantwoord. Een dergelijke indicatie vergemakkelijkt namelijk de standpuntbepaling van de partijen in het hoofdgeding en de andere belanghebbenden die bij de procedure betrokken zijn, en draagt derhalve bij tot een snel verloop van de procedure.

38.

Het verzoek om toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure moet in elk geval zodanig duidelijk uit het ingediende dossier blijken dat de griffie onmiddellijk kan vaststellen dat dit dossier een specifieke behandeling vereist. De verwijzende rechterlijke instantie wordt dan ook verzocht om aan te geven welke van beide procedures in de betrokken zaak aangewezen is en om haar verzoek vergezeld te doen gaan van het relevante artikel van het Reglement voor de procesvoering (artikel 105, over de versnelde procedure, of artikel 107, over de spoedprocedure). Deze vermelding moet op een duidelijk herkenbare plaats in haar verwijzingsbeslissing voorkomen of in een afzonderlijk schrijven van de verwijzende rechterlijke instantie.

39.

Wat de verwijzingsbeslissing zelf betreft, is het in geval van spoedeisendheid van nog groter belang dat zij beknopt is, daar dit bijdraagt tot een snel verloop van de procedure.

Contact tussen het Hof, de verwijzende rechterlijke instantie en de partijen in het hoofdgeding

40.

De rechterlijke instantie die om de toepassing van de versnelde procedure of de spoedprocedure verzoekt, wordt verzocht om dit verzoek en de verwijzingsbeslissing zelf — vergezeld van de tekst van die laatste beslissing in een formaat dat kan worden bewerkt (tekstverwerkingsprogramma zoals “Word”, “OpenOffice” of “LibreOffice”) — toe te zenden middels de applicatie e-Curia of per e-mail (DDP-GreffeCour@curia.europa.eu).

41.

Met het oog op een beter verloop van de latere communicatie van het Hof met zowel de verwijzende rechterlijke instantie als de partijen in het hoofdgeding, wordt de verwijzende rechterlijke instantie tevens verzocht om het e-mailadres, en eventueel het faxnummer, dat het Hof kan gebruiken, evenals de e-mailadressen en eventueel de faxnummers van de vertegenwoordigers van de partijen in het hoofdgeding te vermelden.

(1)  PB L 265 van 29 september 2012, blz. 1.


BIJLAGE

Essentiële bestanddelen van een verzoek om een prejudiciële beslissing

Deze bijlage geeft een samenvatting van de belangrijkste gegevens die in een verzoek om een prejudiciële beslissing moeten voorkomen. Deze gegevens worden gevolgd door aanduiding van de punten in deze aanbevelingen waarin uitvoeriger op die gegevens wordt ingegaan.

Elk verzoek om een prejudiciële beslissing moet, ongeacht of zij langs elektronische weg of per post wordt verzonden, het volgende vermelden:

1.

de identiteit van de verwijzende rechterlijke instantie en, in voorkomend geval, van de kamer of de bevoegde rechtsprekende formatie (zie de punten 3-7);

2.

de identiteit van de partijen in het hoofdgeding en, in voorkomend geval, de personen die hen voor de verwijzende rechterlijke instantie vertegenwoordigen (zie voor de partijen in het hoofdgeding echter de punten 21 en 22 van deze aanbevelingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens);

3.

het voorwerp van het hoofdgeding en de relevante feiten (zie punt 15);

4.

de relevante bepalingen van het nationale recht en het Unierecht (zie de punten 15 en 16);

5.

de redenen die de verwijzende rechterlijke instantie ertoe hebben gebracht zich vragen te stellen over de uitlegging of de geldigheid van het Unierecht (zie de punten 8-11 en 15-18);

6.

de prejudiciële vragen (zie punt 19) en, in voorkomend geval,

7.

de eventuele noodzaak van een specifieke behandeling van het verzoek in verband met, bijvoorbeeld, de noodzaak om de anonimiteit van personen die betrokken zijn bij het geding te bewaren of de bijzondere spoed waarmee het verzoek door het Hof moet worden behandeld (zie de punten 33 en volgende).

Wat de vorm betreft, moeten de verzoeken om een prejudiciële beslissing in uitgetypte vorm, gedateerd en ondertekend aan de griffie van het Hof worden toegezonden, bij voorkeur langs elektronische weg, vergezeld van alle documenten die nuttig en relevant zijn voor de behandeling van de zaak (zie de punten 20-24 van deze aanbevelingen en, voor verzoeken die bijzonder snel moeten worden behandeld, de punten 40 en 41).

Door het Hof aanbevolen wijzen van toezending

Om een optimale communicatie te verzekeren met de rechterlijke instanties die een verzoek om een prejudiciële beslissing voorleggen, beveelt het Hof het gebruik van de volgende wijzen van toezending aan:

1)

Indiening van het verzoek om een prejudiciële beslissing (of van andere relevante documenten die verband houden met dat verzoek):

Het ondertekende origineel van het verzoek om een prejudiciële beslissing (of van andere documenten die verband houden met het verzoek): verzending via de applicatie e-Curia. De modaliteiten voor kosteloze en beveiligde toegang tot deze applicatie en de voorwaarden voor het gebruik ervan zijn beschikbaar op het volgende adres: https://curia.europa.eu/jcms/jcms/P_78957/nl/

Een versie van het verzoek om een prejudiciële beslissing (of van andere documenten die verband houden met het verzoek) in een formaat dat kan worden bewerkt: DDP-GreffeCour@curia.europa.eu

2)

Toezending van de eindbeslissing van de verwijzende rechter (indien nodig geanonimiseerd, met name om deze online te zetten) na de beslissing van het Hof over het verzoek om een prejudiciële beslissing: Follow-up-DDP@curia.europa.eu


Top