EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE0265

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen (JOIN (2016) 49)

OJ C 209, 30.6.2017, p. 60–65 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

30.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 209/60


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen

(JOIN (2016) 49)

(2017/C 209/11)

Rapporteur:

Jan SIMONS

Raadpleging

Europese Commissie, 27.1.2017

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Bevoegde afdeling

REX

Goedkeuring door de afdeling

6.3.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

29.3.2017

Zitting nr.

524

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

201/2/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) constateert dat de gezamenlijke mededeling over de governance van zowel oceanen als zeeën gaat. en stelt daarom voor de titel ervan te veranderen in „een agenda voor de toekomst van onze oceanen en zeeën”.

1.2.

Het EESC deelt de toenemende bezorgdheid omtrent de behoefte aan betere governance en bescherming van de oceanen, die onder steeds grotere druk komen te staan. Eeuwenlang zijn we ervan uitgegaan dat onze oceanen simpelweg te groot zijn om last te hebben van wat we doen, maar nu worden zij bedreigd door toegenomen menselijke activiteiten. Overal ter wereld hebben de oceanen te lijden onder niet-duurzame visserij, onvoldoende bescherming, toerisme, drukke scheepvaart, vervuiling en de effecten van klimaatverandering, zoals stijgende zeespiegels en een veranderende spreiding van soorten. Het huidige kader voor internationale oceaangovernance is ontoereikend om een duurzaam beheer van oceanen en hun rijkdommen te waarborgen. Daarom is dringende actie geboden.

1.3.

Het EESC is zeer te spreken over de gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie (hierna „de Commissie”) en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna „de hoge vertegenwoordiger”) over betere oceaangovernance. In de gezamenlijke mededeling wordt een agenda „voor de toekomst van onze oceanen” vastgesteld, een toekomst die in gevaar is. De Commissie en de hoge vertegenwoordiger moeten de huidige bedreigingen van onze oceanen echter hoger op de agenda zetten om duidelijk te maken dat er dringend maatregelen moeten worden genomen.

1.4.

Ondoeltreffende internationale oceaangovernance wordt onder meer veroorzaakt door het bestaan van lacunes in het huidige kader voor internationale oceaangovernance. Het EESC beveelt de Commissie en de hoge vertegenwoordiger aan om deze lacunes en inconsistenties aan te pakken, evenals erop toe te zien dat de bestaande regels beter worden nageleefd, bijvoorbeeld door de uitvoering van de kaderrichtlijn mariene strategie te verbeteren. De EU moet ervan afzien om nieuwe regels voor te stellen wanneer een betere of beter gecoördineerde uitvoering van de bestaande regels en voorschriften efficiënter zou zijn.

1.5.

Het EESC staat achter de acties in de gezamenlijke mededeling die bedoeld zijn om onze kennis over de Europese oceanen te vergroten. De EU zou een belangrijke rol kunnen spelen in het verbeteren van de governance van onze oceanen, vooral door steun te verlenen voor wetenschappelijk onderzoek naar de oceanen in de wereld. Er moet goed en doeltreffend gebruik worden gemaakt van de thans beschikbare gegevens. Er is volop informatie beschikbaar over onze zeeën, maar deze informatie is zeer versnipperd. Het EESC dringt er dan ook met klem op aan om het Europees marien observatie- en datanetwerk uit te bouwen tot een wereldwijd marien datanetwerk. De EU zou de spil van onderzoek op dit vlak kunnen worden.

1.6.

Het EESC moedigt de Europese Unie ten sterkste aan om samen te werken met partnerlanden om bedreigingen en risico’s voor maritieme veiligheid te beperken, zoals piraterij en mensen-, wapen- en drugshandel, en daarbij de capaciteit van het nieuwe Europese Grens- en kustwachtagentschap, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) en het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA) te benutten. Door een werkbare gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur (CISE) te gebruiken wordt ervoor gezorgd dat gegevens in één keer worden verzameld en op een doeltreffende manier worden gedeeld door de EU-lidstaten.

1.7.

Het EESC is van mening dat capaciteitsopbouw voor oceaangovernance van cruciaal belang is voor het bereiken van duurzame ontwikkeling en om ontwikkelingslanden in staat te stellen om, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos), gebruik te maken van de oceanen en de daarin voorkomende rijkdommen. De EU-maatregelen die in de gezamenlijke mededeling worden genoemd, zijn daarom toe te juichen, maar de Commissie en de hoge vertegenwoordiger moeten nog specifieke maatregelen en instrumenten vaststellen om die capaciteitsopbouw te bereiken.

1.8.

Het EESC is groot voorstander van de oprichting van een EU-belanghebbendenforum dat gewijd is aan wereldzeeën en oceanen, vooral omdat oceaangovernance een horizontaal thema is waarbij een aantal belanghebbenden zijn betrokken. Wel moet erop worden gelet dat een dergelijk forum niet dezelfde discussie gaat voeren als die reeds op internationaal niveau wordt gevoerd. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan om alle belanghebbenden hierbij te betrekken; willen we een doeltreffende oceaangovernance bereiken, dan moet het hele maatschappelijke middenveld worden gemobiliseerd.

1.9.

Om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij tegen te gaan moeten er doeltreffende vlaggenstaatcontroles worden uitgevoerd en handhavingsinstrumenten, waaronder ook monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen, voorhanden zijn. De visserijgegevens van alle EU-lidstaten moeten beter worden verzameld en adequaat worden gedeeld. Dit kan mogelijk worden gedaan door gebruik te maken van de middelen van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV).

1.10.

Het EESC is van mening dat er bij oceaangovernance een evenwicht moet worden gevonden tussen sociaaleconomische ontwikkeling en bescherming van het mariene milieu. Technologieën voor de exploitatie van de hulpbronnen die zich in de oceaanbodem bevinden moeten met zorg en omzichtigheid worden gebruikt. Het innovatieve karakter van die technologieën en hun betekenis voor de economische ontwikkeling mogen niet de risico’s verhullen voor het milieu waarin ze worden toegepast. Naar het voorbeeld van de milieueffectbeoordelingen voor activiteiten op het land zouden overeenkomstige gebiedsgerichte beoordelingen voor de exploitatie van mariene hulpbronnen kunnen worden ingevoerd.

2.   Achtergrond van de gezamenlijke mededeling

2.1.

In juni 2015 besloten de leden van de Algemene Vergadering van de VN om, krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos), een juridisch bindend instrument te ontwikkelen voor de instandhouding en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit in de zones die buiten de nationale jurisdictie vallen (afgekort „BBNJ”) (1). Nu landen met het oog op hun economische ontwikkeling zich steeds vaker richten op de oceanen, ondervinden de meeste oceaangebieden de negatieve gevolgen van niet-duurzame activiteiten die aan land of op zee plaatsvinden, om nog maar te zwijgen over de impact van klimaatverandering en de effecten van verzuring van de oceanen.

2.2.

De Europese Unie moet een agenda voor betere oceaangovernance vaststellen die uitgaat van een internationale sectoroverschrijdende en op regels gebaseerde aanpak. De mededeling is ook het antwoord van de EU op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties, met name duurzame ontwikkelingsdoelstelling 14 („beschermen en duurzaam gebruikmaken van de oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen”), als onderdeel van een sterk onderling verweven agenda, en is gebaseerd op het politieke mandaat dat commissaris Vella van Commissievoorzitter Juncker heeft gekregen om „vorm te geven aan internationale oceaangovernance”.

2.3.

De gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger bevat 14 reeksen acties op drie prioritaire gebieden: 1) verbeteren van het kader voor internationale oceaangovernance; 2) verminderen van de menselijke druk op de oceanen en creëren van de omstandigheden voor een duurzame blauwe economie; 3) versterken van internationaal onderzoek en gegevens betreffende de oceanen.

2.3.1.   Verbeteren van het kader voor internationale oceaangovernance

2.3.1.1.

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger stellen acties voor om de instandhouding en het duurzame gebruik van de mariene biologische diversiteit in BBNJ te bevorderen, de doelstelling om 10 % van de kust- en zeegebieden in stand te houden via beschermde mariene zones tegen 2020 te halen, en de bedreiging van en risico’s voor de maritieme veiligheid, zoals piraterij, mensensmokkel en wapen- en drugshandel, te verminderen.

2.3.2.   Verminderen van de menselijke druk op de oceanen en creëren van de omstandigheden voor een duurzame blauwe economie

2.3.2.1.

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger stellen acties voor om de klimaatovereenkomst van Parijs uit te voeren, waarbij de nadruk wordt gelegd op oceaangerelateerde actie, om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij) en zwerfvuil op zee tegen te gaan, en internationale richtsnoeren voor maritieme ruimtelijke planning op te stellen.

2.3.3.   Versterken van internationaal onderzoek en gegevens betreffende de oceanen

2.3.3.1.

De Commissie en de hoge vertegenwoordiger stellen acties voor om ons inzicht en onze wetenschappelijke kennis te verbeteren, die van belang zijn om de mariene hulpbronnen duurzaam te beheren en de menselijke druk op de oceanen te doen afnemen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1.

Het EESC constateert dat de gezamenlijke mededeling over de governance van zowel oceanen als zeeën gaat. Gezien de sterke verwevenheid tussen deze wateren stelt het EESC voor om de titel van de gezamenlijke mededeling te veranderen in „een agenda voor de toekomst van onze oceanen en zeeën” om duidelijk te maken wat de reikwijdte van dit initiatief is.

3.2.

Het EESC beseft dat Unclos van groot belang is voor de versterking van vrede, veiligheid en samenwerking tussen alle landen en bijdraagt aan de bevordering van de economische en sociale vooruitgang van alle volkeren in de wereld, overeenkomstig de beginselen van de Verenigde Naties, evenals aan de duurzame ontwikkeling van de oceanen en zeeën.

3.3.

Het EESC stelt vast dat de algemene vergadering van de Verenigde Naties een jaarlijkse evaluatie van de ontwikkelingen in de oceanen en het zeerecht uitvoert en elk jaar twee resoluties aanneemt die beleidsrichtsnoeren bevatten, één over oceanen en zeerecht en één over duurzame visserij. De EU zou nauwer moeten samenwerken met internationale partners om de door de VN vastgestelde maatregelen uit te voeren.

3.4.

Het EESC is van mening dat er bij oceaangovernance een evenwicht moet worden gevonden tussen sociaaleconomische ontwikkeling en bescherming van het mariene milieu. Oceaangovernance moet er in eerste instantie voor helpen zorgen dat mariene hulpbronnen en mariene milieus op duurzame wijze worden gebruikt, ook voor toekomstige generaties. De winning van hulpbronnen mag niet ten koste gaan van het ecosysteem; integendeel, de winning van hulpbronnen moet compatibel zijn met het ecosysteem en moet, met behulp van het juiste beleid en de juiste bestuursstructuren, op verantwoorde wijze plaatsvinden.

3.4.1.

Technologieën voor de exploitatie van de hulpbronnen die zich in de oceaanbodem bevinden moeten met zorg en omzichtigheid worden gebruikt. Het innovatieve karakter van die technologieën en hun betekenis voor de economische ontwikkeling mogen niet de risico’s verhullen voor het milieu waarin ze worden toegepast. Naar het voorbeeld van de milieueffectbeoordelingen voor activiteiten op het land zouden overeenkomstige gebiedsgerichte beoordelingen voor de exploitatie van mariene hulpbronnen kunnen worden ingevoerd.

3.5.

Het EESC is groot voorstander van de oprichting van een EU-belanghebbendenforum dat gewijd is aan de wereldzeeën en oceanen, maar vindt dat ook het maatschappelijk middenveld hierbij zou moeten worden betrokken. Een dergelijk forum zou kunnen worden gebruikt als platform voor de uitwisseling van kennis, ervaring en goede praktijken op het gebied van betere oceaangovernance. Het kan ook worden gebruikt om de verdeling van de EU-middelen voor betere oceaangovernance te „finetunen” en kan het economisch rendement van overheidsinvesteringen in marien onderzoek en observatie helpen evalueren.

3.6.

Het EESC vindt dat de Europese Unie naar het totale plaatje moet kijken wanneer zij nieuwe voorstellen voor een betere oceaangovernance doet, zodat onderdelen van oceaangovernance die al zijn uitontwikkeld en soepel functioneren, niet onopzettelijk worden beïnvloed. De Europese Unie moet er ook op letten dat zij niet dezelfde discussie gaat voeren als die reeds op internationaal niveau wordt gevoerd.

3.7.

Het EESC stelt vast dat lacunes in de regelgeving kunnen leiden tot ongereglementeerde en ongemelde activiteiten, overexploitatie van mariene hulpbronnen en vernietiging van de ecosystemen op aarde. Willen we hier iets aan doen, dan moet er wetenschappelijk onderzoek worden gedaan naar deze ecosystemen en moet er meer inzicht komen in de huidige bestuursstructuur, zodat deze lacunes kunnen worden aangevuld. Het EESC denkt dat de EU zou kunnen uitgroeien tot de leider op het gebied van wetenschappelijk onderzoek naar de wereldzeeën en de spil van dergelijk onderzoek zou kunnen worden.

3.8.

Behalve het in kaart brengen van lacunes in de regelgeving en inconsistenties, moet ook een betere naleving van de bestaande regels tot de doelstellingen van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger behoren. Dit doel kan worden bereikt door gebruik te maken van het marktgewicht van de EU op bepaalde beleidsterreinen (bijv. visserij) om belangrijke spelers aan boord te krijgen, zoals aangegeven door commissaris Vella in zijn reactie op de EU-maatregelen tegen illegale visserij (2).

3.9.

Het EESC vindt ook dat alle sectoren moeten blijven streven naar een beter model voor oceaangovernance, naarmate de druk op onze oceanen toeneemt. Het EESC constateert bijvoorbeeld dat organisaties als de regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) hun bestuursbeginselen trachten te verbeteren ter verruiming van het bestaande strategische kader.

3.10.

Het EESC acht het belangrijk dat de Commissie en de hoge vertegenwoordiger nagaan welke behoeften er zijn op het vlak van vaardigheden, competenties en opleiding, zodat kan worden ingespeeld op de verwachte ontwikkeling van de werkgelegenheid in oceaangerelateerde sectoren, een onderwerp dat in de mededeling niet aan bod is gekomen.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1.    Verbeteren van het kader voor internationale oceaangovernance

4.1.1.

Het EESC is blij dat de Commissie en de hoge vertegenwoordiger willen samenwerken met de lidstaten en met internationale partners om te zorgen voor de goedkeuring, ratificering en uitvoering van belangrijke bestaande wereldwijde instrumenten voor oceaangovernance, zoals het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), en voor de ontwikkeling van noodzakelijke nieuwe instrumenten, zoals de geplande Unclos-uitvoeringsovereenkomst inzake BBNJ. Het EESC spoort de Commissie en de hoge vertegenwoordiger ook aan tot samenwerking met de IMO, om de toepassing en handhaving van de IMO-instrumenten te vergemakkelijken. De Commissie moet bepalen welke praktische maatregelen en instrumenten nodig zijn om dit doel te bereiken.

4.1.2.

Het EESC juicht het toe dat de Commissie en de hoge vertegenwoordiger hebben toegezegd om betere samenwerking en coördinatie tussen mondiale en regionale organisaties tot stand te brengen en oceaanpartnerschappen willen ontwikkelen met belangrijke spelers op het gebied van de oceanen. Hieruit blijkt het streven naar een geïntegreerde en sectoroverschrijdende aanpak van het — nog altijd grotendeels sectorale — beheer van maritieme activiteiten. Het EESC is sterk voorstander van de betrokkenheid van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger in VN-oceanen, een mechanisme om de coördinatie, consistentie en doeltreffendheid van de bevoegde organisaties van de Verenigde Naties te verbeteren.

4.1.3.

Capaciteitsopbouw is van cruciaal belang voor het bereiken van duurzame ontwikkeling en om ontwikkelingslanden in staat te stellen om, op duurzame wijze en in overeenstemming met Unclos, gebruik te maken van de oceanen en de daarin voorkomende rijkdommen. De Commissie en de hoge vertegenwoordiger moeten echter nog specifieke EU-maatregelen voor capaciteitsopbouw vaststellen.

4.1.3.1.

Het EESC merkt op dat in de gezamenlijke mededeling wordt verwezen naar middelen voor capaciteitsopbouw ter verbetering van de duurzame ontwikkeling en de blauwe economie in het Middellandse Zeegebied. Dergelijke middelen moeten echter voor alle Europese zeeën, evenals voor het noordpoolgebied, worden vrijgemaakt.

4.1.4.

Het EESC is voorstander van een betere bescherming van de hulpbronnen van het noordpoolgebied, die het natuurlijke kapitaal van toekomstige generaties zijn, en vindt dat de huidige milieuveranderingen in het noordpoolgebied moeten worden gezien als maatstaf van de Europese en mondiale vooruitgang op het vlak van klimaatbescherming. Het EESC is van mening dat de Commissie de partijen die actief zijn in het noordpoolgebied bewust zou moeten maken van de kwetsbaarheid van het gebied en de groeiende behoefte aan duurzame ontwikkeling ervan. De maatregelen tot behoud van het noordpoolgebied en ter bestrijding van klimaatverandering mogen niet worden genomen zonder oog te hebben voor de inwoners van dat gebied of op een manier die schadelijk is voor hen. Hoewel ze hun cultuur wensen te beschermen, willen de mensen die daar wonen ook kunnen profiteren van de mogelijkheden die worden geboden door duurzame economische en sociale ontwikkeling.

4.1.4.1.

Het EESC zou graag zien dat het maatschappelijk middenveld een actieve rol kan spelen bij de behartiging van de belangen van de mensen in het noordpoolgebied. De EU zou ook openbare discussies kunnen organiseren, waarbij de belangrijkste actoren hun bijdragen aan de duurzame ontwikkeling van het gebied zouden kunnen presenteren en waaraan ook de inheemse bevolking deelneemt. Ook kan worden overwogen om in Brussel een informatiecentrum voor het Noordpoolgebied op te richten (3).

4.1.5.

Er is sprake van een toename van onveilige migratie over zee, en daarom moet er dringend actie worden ondernomen om het verlies van mensenlevens op zee te voorkomen. Het EESC is daarom erg blij met de nieuwe Europese Grens- en kustwachtverordening (EU) 2016/1624, ook al had het graag gezien dat het agentschap het „Europees Grenswachtagentschap” was genoemd. Het EESC staat ook achter de gewijzigde verordeningen betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) en het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA).

4.1.5.1.

In zijn advies over de wijziging van de verordening tot oprichting van het EMSA (4) heeft het EESC zich positief uitgelaten over de rol die het agentschap speelt bij de verbetering van de maritieme veiligheid in de lidstaten. Daarbij is ook toen al aangetekend dat het van groot belang is dat de taken en bevoegdheden van het EMSA op een verantwoorde manier worden uitgebreid.

4.1.6.

Het EESC neemt nota van de maatregelen van de EU ter bestrijding van illegale visvangst en versterking van het duurzame beheer van de voedselvoorraden van de oceanen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid werd ingevoerd in de jaren 60 en moet voortdurend worden bijgewerkt. Het Comité is dan ook ingenomen met de aanpassing van het beleid aan de technologische ontwikkelingen, met het oog op een betere instandhouding en bescherming van de visbestanden.

4.1.6.1.

Om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij tegen te gaan moeten er doeltreffende controles worden uitgevoerd en handhavingsinstrumenten, waaronder ook monitoring-, controle- en bewakingsmaatregelen, voorhanden zijn. Het Comité vestigt de aandacht van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger op het feit dat de Verenigde Naties met bezorgdheid hebben geconstateerd dat het doeltreffende beheer van zeevisserij in sommige gebieden is bemoeilijkt door onbetrouwbare informatie. Alle EU-lidstaten moeten derhalve bijdragen tot een verbetering van de kennis en het delen van gegevens over de visbestanden in hun wateren. Dit kan eventueel worden gedaan door gebruik te maken van de middelen van het EFMZV.

4.1.6.2.

Het EESC moedigt de Commissie aan om zich te blijven inspannen voor betere werkprestaties van de ROVB’s. In het kader van de geïntegreerde aanpak van maritieme zaken zou de Commissie moeten zorgen voor betere coördinatie tussen verschillende instrumenten en fora, bijvoorbeeld tussen regionale zeeverdragen en mondiale organisaties.

4.2.    Verminderen van de menselijke druk op de oceanen en creëren van de omstandigheden voor een duurzame blauwe economie

4.2.1.

Het EESC is groot voorstander van EU-actie, waaronder de mededeling betreffende de uitvoering van de COP 21-overeenkomst en de vermindering van de schadelijke gevolgen van de stijging van de zeespiegel, opwarming en verzuring. Het EESC moedigt de Commissie en de hoge vertegenwoordiger ook aan om proactief te zijn en na te gaan wat de impact is van dergelijke effecten op de blauwe economie, niet alleen in gevestigde sectoren maar ook voor opkomende industrieën.

4.2.2.

Het EESC staat achter de actie van de Commissie ter bevordering van de uitvoering van de Overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen (PSMA), die in juni 2016 in werking is getreden als bindend internationaal verdrag ter bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij). Correcte uitvoering van de PSMA zal de sector duurzamer maken en zal een aanzienlijk positief effect hebben op de gehele toeleveringsketen.

4.2.3.

Het EESC is van mening dat er strenge strafmaatregelen moeten gelden in geval van schending van visserijwetgeving. De tenuitvoerlegging van het ILO-Verdrag betreffende werk in de visserijsector is belangrijk om arbeidsrechtschendingen op visserijschepen en oneerlijke concurrentie als gevolg van de schending van de fundamentele principes en rechten met betrekking tot werk te voorkomen. De levens- en arbeidsomstandigheden op zee moeten voldoen aan de strengste internationale en EU-normen.

4.2.4.

Het EESC stelt vast dat schadelijke visserijsubsidies, om de vlootcapaciteit te vergroten of voor vissers die zich bezighouden met IOO-visserij, een van de voornaamste oorzaken van overbevissing zijn, en is dan ook ingenomen met de toezegging van de EU om vaart te zetten achter de afronding van de lopende onderhandelingen over dit onderwerp in het kader van de Wereldhandelsorganisatie.

4.2.5.

Het EESC merkt bezorgd op dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat zwerfvuil op zee negatieve effecten heeft op diersoorten en natuurlijke habitats en op de mariene biodiversiteit en het milieu. Het EESC maakt zich vooral zorgen over het probleem van microplastics, kleine deeltjes plastic die rechtstreeks of door het uiteenvallen van grotere stukken plasticafval zelfs de meest afgelegen gebieden bereiken, in dit geval inclusief diepzeegebieden, en schadelijke chemische stoffen afgeven die de voedselketen kunnen verontreinigen.

4.2.5.1.

Het EESC is verheugd over de moeite die in het kader van de regionale zeeverdragen wordt gedaan om zwerfvuil op zee te voorkomen en te verminderen, bijv. door het uitwerken van specifieke regionale actieplannen. Het EESC moedigt de EU-lidstaten aan om de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn mariene strategie te verbeteren, ter verwezenlijking en instandhouding van een goede mariene milieutoestand. De Commissie zou ook regio’s buiten de EU moeten aansporen tot het ontwikkelen van soortgelijke actieplannen.

4.2.5.2.

Het EESC onderstreept het belang van internationale instrumenten als het Marpol-Verdrag, het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, en dringt er bij de Commissie op aan om in 2017 met een voorstel tot herziening van de richtlijn inzake havenontvangstvoorzieningen te komen om verdere afstemming op de reikwijdte en definities van Marpol te bewerkstelligen.

4.2.5.3.

Het EESC wijst erop dat de EU meer inzicht zou moeten krijgen in regionale kenmerken evenals in de herkomst, hoeveelheden, routes, verspreiding, aard en gevolgen van zwerfvuil op zee, waaronder microplastics, en dringt er bij de Commissie en de hoge vertegenwoordiger op aan om bronnen van zwerfvuil op zee en aan land aan te pakken.

4.2.6.

Het EESC staat achter de actie van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger met het oog op het bereiken van succesvolle maritieme ruimtelijke planning op mondiaal niveau op korte termijn via samenwerking met alle betrokken actoren (5).

4.2.7.

Het EESC moedigt de Commissie en de hoge vertegenwoordiger aan om steun te verlenen aan regionale en internationale samenwerking om op lange termijn duurzame financieringsmechanismen voor beschermde mariene zones te ontwikkelen en ervoor te zorgen dat zij goed worden beheerd en een ecologisch coherent netwerk vormen.

4.3.    Versterken van internationaal onderzoek en gegevens betreffende de oceanen

4.3.1.

Het EESC staat achter de acties in de gezamenlijke mededeling die bedoeld zijn om de kennis over de Europese oceanen te vergroten, en dringt er dan ook met klem op aan om het Europees marien observatie- en datanetwerk uit te bouwen tot een wereldwijd marien datanetwerk. De EU zou de spil van onderzoek op dit vlak kunnen worden. Maar voordat er nog meer informatie wordt verzameld en geanalyseerd, moet er eerst goed en efficiënt gebruik worden gemaakt van de thans beschikbare gegevens. Er is volop informatie beschikbaar over onze zeeën, maar deze informatie is zeer versnipperd.

4.3.2.

Het EESC spoort de Commissie aan om meer internationale samenwerking op het gebied van maritieme wetenschap en technologie te stimuleren, zoals voorgesteld door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), als middel om innovatie te bevorderen en de duurzame ontwikkeling van de blauwe economie te versterken.

4.3.3.

Tot slot stelt het EESC voor dat de Commissie en de lidstaten werk maken van de verbetering van de statistische en methodologische basis op Europees en nationaal niveau voor het meten van de omvang en de prestaties van gevestigde en in opkomst zijnde oceaangebonden sectoren en hun bijdrage aan de economie als geheel.

Brussel, 29 maart 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  A/RES/69/292.

(2)  Persbericht van de Europese Commissie „EU acts on illegal fishing: Yellow card issued to Thailand while South Korea & Philippines are cleared”, 21 april 2015, http://europa.eu/rapid/press-release_IP-15-4806_en.htm

(3)  PB C 75 van 10.3.2017, blz. 144.

(4)  PB C 107 van 6.4.2011, blz. 68.

(5)  Verwijzing naar de Tweede Internationale Conferentie over maritieme ruimtelijke planning, die door DG MARE van de Commissie en de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van Unesco op 15-17 maart 2017 in het hoofdkantoor van Unesco in Parijs wordt georganiseerd.


Top