EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52016IR4438
Opinion of the European Committee of the Regions — Action plan on the integration of third country nationals
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Actieplan inzake de integratie van onderdanen van derde landen
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Actieplan inzake de integratie van onderdanen van derde landen
OJ C 185, 9.6.2017, p. 55–61
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
9.6.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 185/55 |
Advies van het Europees Comité van de Regio’s — Actieplan inzake de integratie van onderdanen van derde landen
(2017/C 185/08)
|
BELEIDSAANBEVELINGEN
HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,
Algemeen kader en basisbeginselen
1. |
verwelkomt het Actieplan van de Europese Commissie inzake de integratie van onderdanen van derde landen (1) tegen de achtergrond van een steeds toenemende diversiteit van de Europese samenleving en de noodzaak om hen volwaardig te integreren in onze samenleving, en onderstreept het belang van integratie, dat een tweerichtingsproces is waarbij onderdanen van zowel derde landen als het gastland zijn betrokken; |
2. |
is van mening dat integratie moet worden beschouwd als een dynamisch, interactief en tijdelijk proces dat onderdanen van derde landen in staat stelt om zich volledig thuis te voelen in de maatschappij en zich in de gastgemeenschap naar een positie van zelfredzaamheid op te werken, en moedigt hen aan tot interactie met en participatie in de gastgemeenschap; |
3. |
benadrukt dat integratie een bevoegdheid is van de lidstaten zoals bepaald in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (2) dat EU-maatregelen toestaat om de acties van de lidstaten aan te moedigen en te ondersteunen met het oog op integratie van onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven. Daarbij is harmonisatie van wet- en regelgeving van de lidstaten uitgesloten. Daarom roept het Comité op om te blijven waken over het subsidiariteitsbeginsel en herinnert het eraan dat de maatregelen van de lidstaten in dit verband met het communautaire acquis overeen moeten stemmen, inclusief de gemeenschappelijke basisbeginselen voor integratie van immigranten in de EU; |
4. |
wijst erop dat het eigenlijke integratiebeleid vooral uitgevoerd wordt op de politieke niveaus die dicht bij de burger staan. Een multilevel governanceaanpak is daarom ten zeerste aangewezen, met uiteraard een bijzondere focus op de lokale en regionale overheden, aangezien zij het meest direct worden geconfronteerd met de uitdagingen en kansen van integratie; |
5. |
wijst in het politiek debat op het belang van het gebruik van de correcte terminologie met betrekking tot verschillende categorieën nieuwkomers. Het Actieplan heeft enkel betrekking op nieuwkomers (migranten, vluchtelingen en begunstigden van subsidiaire bescherming) die onderdaan zijn van een derde land en legaal in de EU verblijven. Onderdanen van EU-lidstaten van wie de ouders of grootouders uit een derde land afkomstig zijn, en EU-onderdanen die hun recht van vrij verkeer hebben uitgeoefend en hun familieleden, vallen dus buiten dit Actieplan; |
6. |
benadrukt dat integratie als beleidsdomein niet louter op zichzelf kan staan en per definitie de verschillende klassieke beleidsdomeinen zoals onderwijs, werk, welzijn, volksgezondheid, huisvesting, etc. doorkruist, en dat integratiebeleid daarom idealiter horizontaal wordt geïmplementeerd waarbij er in elk beleidsdomein aandacht is voor de uitdagingen en kansen van integratie; |
7. |
benadrukt dat integratie een tweerichtingsproces is dat moet kaderen in een verhaal van rechten en plichten, en dit voor zowel de onderdaan van een derde land als de gastgemeenschap, die beide hun verantwoordelijkheid moeten opnemen; |
8. |
benadrukt dat integratie idealiter het sluitstuk is van een asiel- en migratiebeleid, en dat het Actieplan bijgevolg dus niet los gezien mag worden van onder andere de voorstellen van de Europese Commissie betreffende het Gemeenschappelijk Europees Asielsysteem (3) en het nieuwe partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda (4); |
9. |
legt, in het besef dat werk een essentiële bijdrage levert aan de maatschappelijke integratie van onderdanen van derde landen, ook de link met de „blauwe kaart” in het voorstel over legale migratie van de Commissie met de herziening van de Richtlijn betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan (5); |
Uitdagingen en kansen in verband met integratie
10. |
volgt de Commissie in haar analyse dat niet-integratie een enorm verlies zou betekenen voor zowel de onderdanen van derde landen als de gastgemeenschap; de maatschappelijke en economische kosten van niet-integratie zouden de investeringen in integratiebeleid en het potentieel dat hieruit voortkomt wel eens kunnen overstijgen; |
11. |
is ervan overtuigd dat een goed integratiebeleid een van de noodzakelijke voorwaarden is om de relatief lagere scores van onderdanen van derde landen op het gebied van arbeidsmarkt, onderwijs, inkomen, huisvesting, gezondheid, maatschappelijk engagement en sociale cohesie aan te pakken. Zie in dit verband de OESO-indicatoren (6); |
12. |
treedt de Commissie bij in haar oproep voor meer maatwerk en is ervan overtuigd dat integratiebeleid meer oog moet hebben voor de grote diversiteit binnen de verschillende groepen van onderdanen van derde landen en hun verschillende noden. Een goed integratiebeleid is dus gestoeld op maatwerk, en vertrekt niet vanuit het idee van „one size fits all”. Rekening moet onder andere gehouden worden met taalkennis, culturele achtergrond, opleidingsniveau, verwachte duur van het verblijf, reden van migratie, vaardigheden, werkervaring, mogelijk opgelopen trauma’s, et cetera. Lokale en regionale overheden zijn goed geplaatst om te kunnen inspelen op die grote diversiteit tussen de onderdanen van derde landen onderling en hun specifieke noden, en kunnen op dit gebied een platform bieden voor de uitwisseling van kennis en ervaring. In dit kader verwijst het Comité van de Regio’s naar goede praktijken waarbij gewerkt wordt vanuit het perspectief van het individu met integratie- en inburgeringstrajecten die op maat van de noden van de onderdaan van een derde land worden opgesteld; |
13. |
verwelkomt de overtuiging van de Commissie en het Europees Parlement (7) dat integratiebeleid in het algemeen, en arbeidsmarktintegratie voor vluchtelingen in het bijzonder, niet gevoerd mag worden ten koste van het beleid dat naar andere kwetsbare groepen in de gastgemeenschap gericht is; |
Een samenhangende maatschappij creëren
14. |
benadrukt dat onze Europese samenleving is gestoeld op fundamentele normen en waarden zoals de democratie, de rechtsstaat, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van religie, de gelijkheid tussen man en vrouw, mensenrechten, solidariteit, tolerantie, etc., en verwelkomt het feit dat de relatie tussen integratie en deze normen en waarden aan bod kwam tijdens de Raad Algemene Zaken van de Europese Unie van 24 mei 2016 (8) over de rechtsstaat. Het Comité verzoekt de komende Maltese en Estse voorzitterschappen deze dialoog voort te zetten ten behoeve van meer begrip tussen de lidstaten, de EU-instellingen, de lokale en regionale autoriteiten en het maatschappelijk middenveld betreffende de bescherming van deze normen en waarden en de wijze waarop zij integratie kunnen bevorderen; |
15. |
is ervan overtuigd dat om integratie succesvol te laten zijn, begrip en aanvaarding van deze Europese normen en waarden essentieel zijn, zowel bij onderdanen van derde landen als in de gastgemeenschap. Dit kadert mee in de idee dat integratiebeleid ook best gelinkt wordt aan inburgering en gemeenschapsvorming en dat daarom de nodige instrumenten voor de totstandbrenging van wederzijds begrip moeten worden ontwikkeld en op verschillende niveaus moeten worden ondersteund met de nodige hulp van Europese zijde, zoals burgereducatie door middel van zowel klassieke lessen als innovatieve onderwijsmethoden; |
16. |
wijst op de noodzaak om mechanismen te ontwikkelen die enerzijds de solidariteit en samenwerking tussen alle Europese regio’s en anderzijds de samenwerking tussen de verschillende overheden en gespecialiseerde actoren versterken. Bewustmaking van de overheden van de lidstaten, die bevoegdheden op asielgebied hebben, is een essentiële uitdaging; |
17. |
verwijst in dit opzicht naar navolgenswaardige voorbeelden van inburgeringstrajecten waarbij onderdanen van derde landen cursussen maatschappelijke oriëntatie worden aangeboden om hen interactief te laten kennismaken met Europese normen en waarden en met de manier van leven in de gastgemeenschap. Doel is om hen te helpen met het verwerven van de noodzakelijke instrumenten om volwaardige leden van de samenleving te worden; |
18. |
stelt voor om alle initiatieven in verschillende EU-lidstaten waarbij onderdanen van derde landen wordt gevraagd een engagements- of participatieverklaring met onder andere fundamentele normen en waarden te ondertekenen, in kaart te brengen, na te gaan hoe deze de gemeenschap in kwestie beïnvloeden en de resultaten van en ervaringen met dergelijke programma’s te delen zodat de lokale en regionale autoriteiten er voordeel uit kunnen trekken; onderstreept dat niet alleen onderdanen van derde landen, maar ook de lokale bevolkingsgroepen zich actief moeten inzetten voor deze fundamentele waarden en normen; |
19. |
herhaalt dat integratie een tweerichtingsproces is waarbij ook het gastland een taak te vervullen heeft. In dit verband wordt gekeken naar de gastgemeenschap die onderdanen van derde landen actief moet laten participeren in de gastgemeenschap door drempels weg te werken, toegang te verschaffen tot basisdiensten, en een integratieaanbod doet om onderdanen van derde landen wegwijs te maken in de samenleving. In het bijzonder bij familiemigratie, kan de gastgemeenschap een belangrijke rol spelen in het integratieproces. In eerste instantie hebben we het hier over de lidstaten en lokale of regionale overheden, maar daarnaast zijn ook niet-gouvernementele organisaties, het maatschappelijk middenveld, de private sector, religieuze gemeenschappen of etnische minderheidsgemeenschappen binnen de gastgemeenschap belangrijke partners in het integratiebeleid; |
20. |
verwijst ook naar de verantwoordelijkheid van al deze verschillende actoren om de gastgemeenschap voor te bereiden op de komst van onderdanen van derde landen en aanvaarding te stimuleren, en benadrukt in dit kader het belang van een correcte informatieverstrekking naar de gastgemeenschap toe; |
Beleidsprioriteiten ter ondersteuning van integratie
Maatregelen die voorafgaand aan vertrek/aankomst worden uitgevoerd
21. |
is ervan overtuigd dat het integratieproces — indien mogelijk — best zo snel mogelijk begint, zelfs wanneer de onderdaan van een derde land zich nog in zijn land van herkomst bevindt; |
22. |
wijst erop dat kennis van de taal van het gastland onontbeerlijk is om goed te kunnen integreren en dat een nieuwe taal leren vaak enige tijd duurt. Zo richten verschillende EU-lidstaten vandaag al taallessen of —testen in voor de aankomst van de onderdaan van een derde land in het gastland. Op deze manier verblijft de onderdaan van een derde land een zo kort mogelijke periode, of zelfs helemaal niet, in het gastland zonder zich in de lokale taal te kunnen uitdrukken wat de interactie met de lokale gastgemeenschap vergemakkelijkt. Vanzelfsprekend mag dit geen voorwaarde zijn voor het toekennen van bescherming aan vluchtelingen of begunstigden van subsidiaire bescherming; |
23. |
wijst erop dat om tot maatwerk te komen, intakegesprekken met de onderdaan van een derde land noodzakelijke instrumenten zijn om de verwachtingen voor de onderdaan van een derde land en de gastgemeenschap beter in beeld te krijgen. Deze intakegesprekken zouden indien mogelijk reeds deels in het land van herkomst kunnen plaatsvinden zodat de onderdaan van een derde land van zodra hij zich in de gastgemeenschap bevindt, zich volledig kan toespitsen op het eigenlijke integratieproces; |
24. |
benadrukt het belang van begeleidende maatregelen in het kader van voorlichting voor de gastgemeenschap voor de aankomst van de onderdaan van een derde land, in het bijzonder in gemeenschappen waar vluchtelingen worden hervestigd; |
Onderwijs
25. |
verwelkomt de focus van de Commissie op onderwijs als een van de kernbeleidsdomeinen om een succesvol integratiebeleid te voeren en vraagt om in dit kader te blijven waken over het subsidiariteitsbeginsel; |
26. |
benadrukt dat het aanleren van de officiële talen van de gastgemeenschap prioritair is om onderdanen van derde landen en hun kinderen zo snel mogelijk in staat te stellen in interactie te treden met de gastgemeenschap, om hun rechten op te kunnen nemen en hun plichten na te kunnen leven. Het is belangrijk dat ook hier wordt ingezet op maatwerkonderwijs op basis van het profiel van de onderdaan van een derde land en zijn specifieke behoeften; |
27. |
verwijst naar de goede praktijken op het vlak van onthaalonderwijs voor anderstalige onderdanen van derde landen in het basis- en secundair onderwijs waarbij scholen maatwerk kunnen aanbieden aan onderdanen van derde landen in een aparte klas, door extra ondersteuning in de gewone klas, of door middel van een mengvorm (9); |
28. |
verwijst naar goede praktijken op vlak van taaloverbruggende maatregelen, zoals bijvoorbeeld sociale vertalers en tolken, in het onderwijs die leerkrachten en begeleiders helpen om ervoor te kunnen zorgen dat onderdanen van derde landen die de taal van het gastland nog niet machtig zijn, toch actief in interactie kunnen treden met onderwijsinstellingen waar hun kinderen opleiding genieten; |
29. |
verwelkomt het voorstel van de Commissie om verder te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om in het secundair onderwijs cursussen maatschappelijke oriëntatie in te richten gezien de noodzaak dat iedereen wordt geïnformeerd over de wetten, cultuur, normen en waarden van de gemeenschap, en stelt voor dit ook in volwassenonderwijs- en beroepsopleiding te doen; |
30. |
vraagt extra aandacht voor de doelgroep van 16- tot 18-jarige onderdanen van derde landen die vaak tegen het einde van hun verplichte onderwijsleeftijd zitten en vaak nog niet de nodige instrumenten in handen hebben om een beroepsopleiding of hogere studies aan te vatten of om te slagen op de arbeidsmarkt; |
Integratie in de arbeidsmarkt en toegang tot beroepsopleiding
31. |
verwelkomt het feit dat de Commissie arbeidsmarktintegratie als een van de prioriteiten naar voren schuift als mogelijkheid voor onderdanen van derde landen om een plaats in de samenleving te bemachtigen en zich hierin thuis te voelen, gezien het feit dat onderdanen van derde landen, met name vrouwen, doorgaans een lagere arbeidsparticipatie kennen, in vergelijking met autochtonen (10); |
32. |
roept op tot systemen, eventueel via stagemogelijkheden en diensten voor begeleiding of juridische bijstand, waarbij onderdanen van derde landen zo snel mogelijk toegang krijgen tot de arbeidsmarkt. Zo kunnen zij de taal oefenen in de praktijk, door contact met collega’s, en kunnen zij een netwerk opbouwen dat hen aan een baan kan helpen en hun de kans geeft in hun eigen middelen van bestaan te voorzien; |
33. |
is, in het kader van de opleidings- en arbeidsmarktintegratie, ingenomen met maatregelen voor niet meer leerplichtige onderdanen van derde landen om alsnog een beroepsgerichte basisopleiding te volgen en om hun voorbereiding op een opleiding te verbeteren; |
34. |
is ervan overtuigd dat een gerichte economische arbeidsmigratie mee kan helpen aan de uitdagingen op het vlak van de vergrijzing van de beroepsbevolking, de behoefte aan bepaalde specifieke arbeidskrachten en de druk die op onze socialezekerheidsstelsels staat, maar benadrukt dat de opvang en bijhorende integratie van vluchtelingen en het principe van gezinshereniging in eerste instantie gezien moeten worden als zijnde in het belang van zowel het gastland als van de migrant en ook gebaseerd dienen te zijn op grondrechten en internationale verplichtingen, en niet verkeerdelijk mogen worden voorgesteld als de oplossing voor onze arbeidsmarktproblemen; |
35. |
erkent de noodzaak om de vaardigheden en academische en opleidingskwalificaties van onderdanen van derde landen snel en correct te kunnen beoordelen en valideren aangezien dit prioritair is om onderdanen van derde landen te laten participeren op de arbeidsmarkt of hen hierop voor te bereiden via beroepsopleiding. Daarom is het uitkijken naar onder andere de uitwerking van de voorstellen van de Commissie in het kader van haar nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa (11); |
36. |
benadrukt in verband met de herziening van de blauwekaartrichtlijn (12) dat het essentieel is voor onze Europese economieën dat we hooggekwalificeerden aantrekken voor effectief openstaande vacatures; |
37. |
juicht het samenkomen van de tripartiete sociale top van 16 maart 2016 over de vluchtelingencrisis toe, maar roept op om ook de input van de onderwijswereld mee te nemen aangezien zij een belangrijke partner is die het debat rond (arbeidsmarkt)integratie mee vooruit kan helpen; |
Toegang tot basisdiensten
38. |
benadrukt nogmaals dat er een duidelijk onderscheid gemaakt moet worden tussen (economische) migranten en vluchtelingen of begunstigden van subsidiaire bescherming, zeker in het politiek debat betreffende de toegang tot basisdiensten aangezien verschillende doelgroepen verschillende noden kunnen hebben waarbij een fundamenteel andere aanpak nodig is. De noodzaak om succesvolle integratie mogelijk te maken geldt echter voor alle onderdanen van derde landen die legaal in de EU verblijven; |
39. |
benadrukt dat het de lidstaten toekomt om hun stelsels van sociale zekerheid in te richten en neemt akte van het politieke debat in verschillende lidstaten waarbij men het verzekeringsprincipe naar voren schuift en bijgevolg dus opteert voor het geleidelijk opbouwen van bepaalde sociale rechten, ook voor onderdanen van derde landen, op basis van geleverde bijdragen; |
40. |
vraagt in het kader van gezondheidszorg een grotere focus op het aspect van de geestelijke gezondheidszorg die vooral van belang kan zijn bij de opvang en integratie van vluchtelingen met oorlogs- of andere traumatische ervaringen, in het bijzonder kinderen en jongeren; |
41. |
is zich ervan bewust dat lidstaten het recht hebben om van migranten die geen recht hebben op bescherming uit hoofde van het internationaal recht te vragen dat zij wanneer zij in de gastgemeenschap aankomen in hun eigen onderhoud kunnen voorzien en dus geen beroep moeten doen op een sociaalzekerheidsstelsel; |
42. |
wijst erop dat er steeds voldoende aandacht moet zijn voor sociale huisvesting, hoewel de bewoner, of deze nu al dan niet een onderdaan van een derde land is, zich op termijn zelf zou moeten kunnen redden zodat hij op de private markt woonruimte kan vinden; |
43. |
is ingenomen met het feit dat de Commissie van mening is dat er geen integratiebeleid gevoerd mag worden ten koste van het beleid dat op andere kwetsbare groepen in de gastgemeenschap gericht is; |
Actieve participatie en sociale inclusie
44. |
verwelkomt het feit dat de Commissie met dit onderdeel in haar Actieplan de kaart trekt van een actief burgerschap waarbij onderdanen van derde landen niet voor altijd nieuwkomers blijven, maar ongeacht hun nationaliteit zo snel mogelijk deel gaan uitmaken van de gastgemeenschap, en moedigt daarom niet alleen integratiebeleid aan, maar ook inburgering en gemeenschapsvorming; |
45. |
is het eens met de Commissie dat integratie niet enkel gaat over de taal spreken en werk vinden, maar ook over het actief deelnemen aan de samenleving en het maatschappelijk middenveld. Mede hierom is het zo belangrijk dat integratie van onderdanen van derde landen niet enkel vanuit de politiek aangeboden of opgelegd wordt, maar dat het maatschappelijk middenveld hierbij wordt betrokken; |
46. |
is van mening dat naast het formeel aanleren van de officiële talen van de gastgemeenschap via onderwijs, interactie met het maatschappelijk middenveld onderdanen van derde landen een noodzakelijk informeel kader biedt om de nieuwe talen te gebruiken en te oefenen, en dat ze zo op een zeer praktische manier vertrouwd raken met de officiële talen van de gastgemeenschap; |
47. |
is er samen met de Commissie van overtuigd dat wanneer onderdanen van derde landen zich engageren in het maatschappelijk middenveld van de gastgemeenschap, de dialoog en het wederzijds begrip tussen nieuwkomers en gastgemeenschap gestimuleerd wordt, de aanvaarding vanuit de gastgemeenschap toeneemt, en discriminatie en racisme worden teruggedrongen; |
48. |
steunt de Commissie in haar oproep naar de lidstaten om toe te zien op de handhaving van de rechten inzake de bescherming tegen discriminatie en racisme, en roept op om een actief beleid van gelijke kansen en non-discriminatie te voeren om een gedeeld burgerschap te versterken; |
Beleidsinstrumenten ter ondersteuning van integratie
Beleidscoördinatie
49. |
verwelkomt de inspanning van de Commissie om bij de omvorming van het huidige netwerk van nationale contactpunten voor integratie naar een Europees integratienetwerk sterker in te zetten op het delen van goede praktijken, in het bijzonder in de samenwerking met het maatschappelijk middenveld en lokale en regionale overheden; |
50. |
vraagt de Commissie dat het Europees integratienetwerk een platform wordt om samenwerking tussen en medeverantwoordelijkheid van het nationale, regionale en lokale niveau bij de formulering van hun integratiebeleid en bij de coördinatie en de verdeling van bevoegdheden aan te moedigen en te ondersteunen (13); |
Financiering
51. |
betreurt, zonder afbreuk te doen aan het feit dat het hun eigen bevoegdheid is, het feit dat de lidstaten in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 minder hebben uitgetrokken voor integratie via hun nationale programma’s voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) terwijl de noden net toegenomen zijn, niet in het minst in het kader van de huidige migratie-, asiel- en humanitaire crisis; |
52. |
is verheugd over het feit dat de Commissie ernaar streeft om in de ontwerpbegroting 2017 de financiële steun van de EU aan de lidstaten betreffende integratiebeleid via het AMIF te verhogen; |
53. |
is ervan overtuigd dat er synergiën moeten worden gevonden tussen de verschillende Europese fondsen die integratiebeleid kunnen ondersteunen. In eerste instantie gaat het dan vanzelfsprekend over het AMIF, maar ook in het kader van het Intern Veiligheidsfond (ISF), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) moeten bepaalde integratieprojecten mogelijk zijn (14); |
54. |
roept de Europese Commissie op te overwegen om in het kader van het cohesiebeleid voor de periode na 2020 een specifieke themadoelstelling Integratie in het leven te roepen om een doeltreffendere en meer gerichte toespitsing van de ESIF-middelen voor integratieprojecten te verzekeren. Wat de programmering 2014-2020 betreft, moeten aan de beheersautoriteiten verdere richtsnoeren worden aangereikt die zo duidelijk en uitvoerig mogelijk uiteenzetten welke integratiemaatregelen voor financiering door het ESIF in aanmerking komen; |
55. |
roept op om ervoor te zorgen dat het voor lidstaten, lokale en regionale autoriteiten, en het maatschappelijk middenveld zo eenvoudig mogelijk wordt om voorstellen in te dienen voor de nationale programma’s in het kader van de verschillende fondsen, en verwelkomt daarom onder andere het voorstel van de Commissie om meer in te zetten op het gebruik van de partnerschapsmechanismen; |
56. |
pleit voor een ruimer en gerichter gebruik van Interreg om integratieprojecten te ondersteunen, ook door middel van een herziening van de voorschriften en de prioriteiten van de betreffende operationele programma’s en wijst op de centrale rol die Europese territoriale samenwerking kan spelen bij het verbeteren van het integratiebeleid, met name op lokaal niveau, door synergieën aan te moedigen en de uitwisseling van goede praktijken te bevorderen; |
57. |
vraagt de Commissie om al te zware administratie en bureaucratie in de controlemechanismen in de verschillende Europese fondsen die voor integratieprojecten aangewend worden terug te dringen zodat alle energie van lidstaten, lokale en regionale autoriteiten effectief in integratiebeleid op het terrein kan geïnvesteerd worden, zonder hierbij afbreuk te doen aan de terechte strenge screening die ervoor zorgt dat overheidsmiddelen efficiënt besteed worden; |
58. |
vraagt de Commissie om de maatwerkaanpak die integratiebeleid vereist ook door te trekken in de controlemechanismen in de verschillende Europese fondsen die voor integratieprojecten aangewend worden, zonder hierbij afbreuk te doen aan de terechte strenge screening die ervoor zorgt dat overheidsmiddelen efficiënt besteed worden; |
Rol van de lokale en regionale overheden
59. |
wijst er nogmaals op dat het eigenlijke integratiebeleid vooral uitgevoerd wordt op lokaal en regionaal niveau en dat zij het meest direct worden geconfronteerd met de uitdagingen en kansen van integratie; |
60. |
vraagt de Commissie daarom om rekening te houden met de specifieke noden van lokale en regionale overheden, en hen meer dan ooit tevoren te betrekken en te ondersteunen in het integratiebeleid dat vanuit Europees niveau uitgestippeld, gevoerd of aangemoedigd wordt; |
61. |
spoort de Commissie aan de lidstaten en de regio’s aan te moedigen en financieel te ondersteunen bij de toepassing van integratiemaatregelen, met name op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en integratie op de arbeids- en de woningmarkt, alsook de uitwisseling te bevorderen van goede praktijken van regio’s die reeds integratiemaatregelen zoals verspreide opvang ten uitvoer hebben gelegd; |
62. |
vraagt de Commissie in dit kader om het Comité van de Regio’s als EU-adviesorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van Europese regionale en lokale overheden als bevoorrechte partner te beschouwen, maar ook andere vormen van samenwerking met lokale en regionale overheden, hun associaties of andere partnerschappen, netwerken en platformen (zoals bijvoorbeeld de Euro-Mediterranean Regional and Local Assembly, de Conference of Regional and Local Authorities for the Eastern Partnership, Joint Consultative Committees, Working Groups, de Conferentie van Perifere en Maritieme Regio’s, de Council of European Municipalities and Regions, etc.) aan te moedigen om zo veel mogelijk input te krijgen van lokale en regionale overheden; |
63. |
roept de Commissie op om het Comité van de Regio’s actief te betrekken in haar ondersteuning van en het delen van goede praktijken naar lokale en regionale overheden specifiek op het vlak van integratiebeleid voorafgaand aan vertrek of aankomst en integratiebeleid met betrekking tot onderwijs, arbeidsmarkt en beroepsopleiding, toegang tot basisdiensten, en actieve deelname en sociale inclusie; en verwijst in dit kader onder andere naar de vergelijkende studie inzake integratiebeleid die voor het Comité van de Regio’s werd uitgevoerd (15); |
64. |
verzoekt de Commissie om verdere vooruitgang te boeken in de kwestie van niet-begeleide minderjarige migranten, waarvoor bepaalde regio’s bevoegd zijn, en verzoekt haar ook om zich tegenover de lidstaten sterk te maken voor een solidaire verdeling van de lasten en verantwoordelijkheden tussen het Europese, nationale en regionale niveau. Het Comité kijkt dan ook uit naar de nieuwe overkoepelende strategie die de Commissie als opvolger van het actieplan inzake niet-begeleide minderjarigen (2011-2014) zal uitbrengen en waarmee de situatie van verdwenen of niet-begeleide kinderen in aanmerking genomen zal worden; |
65. |
verwelkomt de specifieke verwijzing van de Commissie naar het SHARE-netwerk met zijn „Share City Curriculum”-project (16) waarbij lokale en regionale overheden toegang krijgen tot een toolkit die hen helpt bij integratiemaatregelen naar de gastgemeenschap toe in het kader van de hervestiging van vluchtelingen; |
66. |
roept de Commissie op om het Comité van de Regio’s actief te betrekken in het nieuw Europees integratienetwerk, het Europees migratieforum, het partnerschap inzake de integratie van onderdanen van derde landen in het kader van de Stedelijke agenda voor de EU (17) en in het evalueren en verder opvolgen van de zogenaamde integratieindicatoren. |
Brussel, 8 december 2016.
De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's
Markku MARKKULA
(1) COM(2016) 377 final.
(2) Artikel 79, lid 4, VWEU.
(3) COM(2016) 272 final, COM(2016) 270 final en COM(2016) 271 final.
(4) COM(2016) 385 final.
(5) COM(2016) 378 final.
(6) Indicators of immigrant integration 2015, OESO, 2015.
(7) „Integratie van vluchtelingen dringend nodig maar niet ten koste van kwetsbare groepen”, persbericht Europees Parlement ref.: 20160530STO29645 (2016).
(8) Non-paper van het voorzitterschap voor de Raad (Algemene Zaken) van 24 mei 2016 — Dialoog over de rechtsstaat (13 mei 2016).
(9) http://www.flanderstoday.eu/education/okan-schools-help-youngsters-feel-home-flanders
(10) Eurostat: Migrant integration in the EU labour market (2016).
(11) COM(2016) 381 final.
(12) Zie voetnoot 5.
(13) Artikel 79, lid 4, VWEU.
(14) „Synergies between the Asylum Migration and Integration Fund (AMIF) and other EU funding instruments in relation to reception and integration of asylum seekers and other migrants”, Europese Commissie (2015).
(15) „Regelgevingskader inzake werkgelegenheid en financiering op het gebied van migratie- en integratiebeleid in de EU”, Europese Unie (2016).
(16) http://www.resettlement.eu/page/share-city-curriculum.
(17) http://urbanagendaforthe.eu/partnerships/inclusion-of-migrants-and-refugees/.