EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0631

Zaak T-631/15: Beroep ingesteld op 11 november 2015 — Stena Line Scandinavia/Commissie

OJ C 59, 15.2.2016, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 59/22


Beroep ingesteld op 11 november 2015 — Stena Line Scandinavia/Commissie

(Zaak T-631/15)

(2016/C 059/25)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Stena Line Scandinavia AB (Göteborg, Zweden) (vertegenwoordigers: P. Alexiadis, Solicitor, L. Sandberg-Mørch, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

ontvankelijk- en gegrondverklaring van de vordering

nietigverklaring van het besluit van de Europese Commissie van 23 juli 2015 inzake staatssteun SA.39078 (2014/N) (Denemarken) tot financiering van het Fehmarn Belt Fixed Link project; en

verwijzing van de Commissie in verzoeksters kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster baseert haar beroep op vier middelen:

1.

Eerste middel: abusievelijke vaststelling door de Commissie dat de aan Femern A/S voor verbindingen van het Deense spoorhinterland verleende financiering geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU vormt.

2.

Tweede middel: abusievelijke vaststelling door de Commissie dat de aan Femern A/S voor de Fixed Link verleende steun verenigbaar is met de interne markt krachtens artikel 107, lid 1, VWEU. De Commissie paste het recht verkeerd toe en maakte een kennelijk onjuiste beoordeling door vast te stellen dat het Fehmarn Belt Fixed Link project van algemeen Europees belang was en dat de steun noodzakelijk en evenredig was. Een verdere verkeerde toepassing van het recht en kennelijk onjuiste beoordeling door de Commissie betroffen het voorkomen van ongerechtvaardigde mededingingsverstoringen en de afwegingstoets alsook het gebruik van staatsgaranties.

3.

Derde middel: niet-nakoming door de Commissie van haar verplichting om een formele onderzoeksprocedure in te leiden. Volgens verzoekster is er bewijs van ernstige moeilijkheden inzake de duur en de omstandigheden van de procedure van onderzoek vooraf. Bovendien, aldus verzoekster, was er onvoldoende en onvolledig onderzocht betreffende de aan Femern A/S voor de verbindingen van het Deense spoorhinterland verleende financiering, het gemeenschappelijke Europese belang van het Fehmarn Belt Fixed Link project, de noodzaak en evenredigheid van de steun en ten slotte het voorkomen van ongerechtvaardigde mededingingsverstoringen en de afwegingstoets.

4.

Vierde middel: niet-nakoming door de Commissie van haar motiveringsplicht. De Commissie verzuimde te motiveren inzake de verbindingen van het Deense spoorhinterland, het gemeenschappelijke Europese belang van het Fehmarn Belt Fixed Link project, de noodzakelijkheid en evenredigheid van steun en ten slotte de ongerechtvaardigde mededingingsverstoringen en de afwegingstoets.


Top