EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015TN0677

Zaak T-677/15: Beroep ingesteld op 20 november 2015 — Panzeri/Parlement en Commissie

OJ C 27, 25.1.2016, p. 74–75 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 27/74


Beroep ingesteld op 20 november 2015 — Panzeri/Parlement en Commissie

(Zaak T-677/15)

(2016/C 027/93)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partij: Pier Antonio Panzeri (Calusco d’Adda, Italië) (vertegenwoordiger: C. Cerami, advocaat)

Verwerende partijen: Europees Parlement en Europese Commissie

Conclusies

ten gronde: het onderhavige beroep toewijzen en de bestreden maatregel derhalve nietig verklaren wegens onrechtmatigheid;

subsidiair: de terugverwijzing van de zaak naar de secretaris-generaal van het Europees Parlement gelasten, opdat deze het bedrag waarvan de terugvordering aan de orde is billijk opnieuw vaststelt;

verweerders verwijzen in de kosten;

dit alles onder ieder wettelijk en redelijk voorbehoud, inclusief het voorbehoud om een verzoek in te dienen dat strekt tot veroordeling tot terugbetaling van bedragen die inmiddels zijn uitbetaald op grond van het bestreden bevel, vermeerderd met rente en geherwaardeerd.

Middelen en voornaamste argumenten

Het onderhavige beroep betreft ten eerste nota prot. nr. 315070 van 21 september 2015 van het directoraat-generaal Financiën van het Europees Parlement — Directoraat Financiële en Sociale Rechten van de leden, houdende een tegen verzoeker gerichte debetnota ten bedrage van 83 764 EUR, ten tweede (de in het Engels luidende) nota prot. nr. 312998 van 27 juli 2012 van de secretaris-generaal van het Europees Parlement, waarin de motivering van de voornoemde debetnota is opgenomen, en ten derde ook elke handeling die de twee voornoemde handelingen voorbereidt, ermee samenhangt is of erop volgt.

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker vier middelen aan.

1.

Schending van het materiële voorschrift van artikel 81, lid 1, van verordening nr. 966/2012; schending van het beginsel van de redelijke termijn; en verjaring van de schuldvordering van de Unie.

Het Parlement vordert langs bestuurlijke weg 83 764,34 EUR van verzoeker, maar deze vordering is overeenkomstig artikel 81, lid 1, van verordening nr. 966/2012 verjaard. De feiten die aan de basis liggen van de vermeende schuldvordering betreffen immers uitsluitend de vijfjarige periode 2004-2009, terwijl het betalingsbevel van het directoraat slechts dateert van 21 september 2015, zodat het duidelijk tardief is.

2.

Schending van de wezenlijke vormvoorschriften van de artikelen 1, 4, lid 6, 6, lid 5, en 9 van verordening nr. 1073/1999 alsook van overweging 10 van deze verordening; schending van de wezenlijke vormvoorschriften van artikel 4 van het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door OLAF; onbevoegdheid van OLAF; en schending van de beginselen van evenredigheid en redelijkheid, alsook ontoereikend onderzoek en gebrekkige afweging.

De door OLAF gevolgde procedure is in meerdere opzichten gebrekkig. Het beginsel van hoor en wederhoor is jegens verzoeker immers niet in acht genomen, OLAF heeft geen eindverslag opgesteld en de onderzoeksprocedure is in haar geheel kennelijk in strijd met artikel 6, lid 5, van verordening nr. 1073/1999, aangezien zij is ingeleid op 23 november 2009 en (vermoedelijk) is afgesloten in juli 2012. OLAF kon bovendien niet bevoegd zijn, gelet op de onbeduidendheid van de aan verzoeker verweten gedragingen, zodat het evenredigheidsbeginsel in casu in geschonden.

3.

Schending van artikel 55 VEU en van de artikelen 20 en 24, lid 4, VWEU; schending van de wezenlijke vormvoorschriften van artikel 7, lid 1, van besluit 2005/684/EG van het Europees Parlement (houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement).

Verzoeker betoogt dat nota prot. nr. 312998 van 27 juli 2012 van de secretaris-generaal van het Europees Parlement, houdende de enige grieven die verzoeker daadwerkelijk bekend zijn, is opgesteld in het Engels. Dit levert een schending op van diverse voorschriften van de Europese Verdragen en het Statuut van de leden van het Europees Parlement, die erop gericht zijn aan elke burger van de Unie (inclusief de leden van het Europees Parlement) het recht te verlenen om met alle instellingen van de Unie mondeling of schriftelijk te communiceren in zijn eigen taal.

4.

Schending van de wezenlijke vormvoorschriften van de artikelen 62 en 68 van het besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008; schending van de wezenlijke vormvoorschriften van artikel 14, lid 2, van de Regeling kosten en vergoedingen van de leden van het Europees Parlement; ontbreken van de maatregel en geheel ontbreken van een motivering.

De secretaris-generaal heeft nagelaten zijn eindbeslissing, op grond waarvan het in casu bestreden betalingsbevel is uitgevaardigd, vast te stellen (of ten minste om verzoeker ervan op de hoogte te stellen). Derhalve ontbreekt overduidelijk iedere motivering, of ontbreekt zelfs de maatregel op zich. Aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 14, lid 2, van de Regeling kosten en vergoedingen van de leden van het Europees Parlement.


Top