This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32021R1134
Regulation (EU) 2021/1134 of the European Parliament and of the Council of 7 July 2021 amending Regulations (EC) No 767/2008, (EC) No 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 and (EU) 2019/1896 of the European Parliament and of the Council and repealing Council Decisions 2004/512/EC and 2008/633/JHA, for the purpose of reforming the Visa Information System
Verordening (EU) 2021/1134 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad, met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem
Verordening (EU) 2021/1134 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad, met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem
PB L 248 van 13.7.2021, p. 11–87
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 13/07/2021
13.7.2021 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 248/11 |
VERORDENING (EU) 2021/1134 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 7 juli 2021
tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad, met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, punten a), b), d) en e) en artikel 87, lid 2, punt a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Het Visuminformatiesysteem (VIS) werd opgezet bij Beschikking 2004/512/EG van de Raad (3) als technologische oplossing voor de uitwisseling van visumgegevens tussen de lidstaten. Bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) zijn het doel, de functies en de bevoegdheden met betrekking tot het VIS vastgesteld, evenals de voorwaarden en procedures voor de uitwisseling van informatie inzake visa voor kort verblijf tussen de lidstaten, teneinde de behandeling van aanvragen voor visa voor kort verblijf en de daarmee samenhangende beslissingen te vergemakkelijken. In Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5) worden de regels inzake de registratie van biometrische kenmerken in het VIS vastgelegd. Bij Besluit 2008/633/JBZ van de Raad (6) zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) toegang kunnen krijgen tot het VIS om het te raadplegen met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten. Het VIS is operationeel sinds 11 oktober 2011 en is tussen oktober 2011 en februari 2016 geleidelijk aan ingevoerd in alle consulaten van de lidstaten. |
(2) |
Het VIS heeft ten doel de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid, de consulaire samenwerking en de raadpleging van de centrale visumautoriteiten te verbeteren door de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten betreffende aanvragen en de daarmee samenhangende beslissingen te vergemakkelijken, teneinde: de visumaanvraagprocedure te vergemakkelijken; “visumshopping” te voorkomen; de bestrijding van identiteitsfraude te vergemakkelijken; controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen en op het grondgebied van de lidstaten te vergemakkelijken; te helpen bij de identificatie van personen die niet of niet meer aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten voldoen; het gemakkelijker te maken om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor het onderzoek van een aanvraag voor internationale bescherming op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7); en bij te dragen tot het voorkomen van bedreigingen van de binnenlandse veiligheid in de lidstaten. |
(3) |
In haar mededeling van 6 april 2016 getiteld: “Krachtigere en slimmere informatiesystemen voor grenzen en veiligheid'” heeft de Commissie benadrukt dat de Unie haar informatiesystemen, gegevensarchitectuur en informatie-uitwisseling op het gebied van grensbeheer, rechtshandhaving en terrorismebestrijding moet versterken en verbeteren, en dat de interoperabiliteit van informatiesystemen moet worden bevorderd. In de mededeling werd ook opgemerkt dat informatielacunes moeten worden aangepakt, onder meer waar het gaat om onderdanen van derde landen die houder zijn van een visum voor verblijf van langere duur. |
(4) |
In zijn routekaart voor het verbeteren van informatie-uitwisseling en informatiebeheer uit 2016 en in zijn conclusies van 8 juni 2017 over de verdere stappen voor het verbeteren van de informatie-uitwisseling en het waarborgen van de interoperabiliteit van de EU-informatiesystemen verzocht de Raad de Commissie verzocht een haalbaarheidsstudie uit te voeren voor de instelling van een centraal EU-register met informatie over visa voor verblijf van lange duur en verblijfsvergunningen. Op grond daarvan heeft de Commissie twee studies verricht waarin werd geconcludeerd dat de ontwikkeling van een register technisch haalbaar zou zijn en dat het hergebruik van de VIS-structuur vanuit technisch oogpunt de beste optie zou zijn, en dat het noodzakelijk en evenredig zou zijn het toepassingsgebied van het VIS uit te breiden met informatie over visa voor verblijf van lange duur en verblijfsvergunningen. |
(5) |
In haar mededeling van 27 september 2017, getiteld “De uitvoering van de Europese migratieagenda” benadrukte de Commissie dat het gemeenschappelijk visumbeleid van de Unie niet alleen een essentieel instrument is voor het faciliteren van toerisme en bedrijfsleven, maar ook van groot belang is voor het voorkomen van veiligheidsrisico’s en risico's van irreguliere migratie naar de Unie. In die mededeling erkende de Commissie dat het gemeenschappelijk visumbeleid verder moet worden aangepast aan de huidige uitdagingen, en dat daarbij nieuwe IT-oplossingen moeten worden benut en een evenwicht moet worden gezocht tussen de voordelen van versoepeld reizen met een visum enerzijds en verbeterd migratie-, veiligheids- en grensbeheer anderzijds. Er werd in gesteld dat het rechtskader van het VIS zou worden herzien, om de behandeling van visumaanvragen verder te verbeteren, onder meer wat gegevensbescherming en de toegang van de rechtshandhavingsinstanties betreft, het gebruik van het VIS verder te verruimen voor nieuwe categorieën gegevens en nieuwe toepassingen van gegevens, en de interoperabiliteitsinstrumenten optimaal te benutten. |
(6) |
In haar mededeling van 14 maart 2018 over de aanpassing van het gemeenschappelijk visumbeleid aan nieuwe uitdagingen bevestigde de Commissie opnieuw dat het rechtskader van het VIS zou worden herzien, als onderdeel van het bredere denkproces over de interoperabiliteit van informatiesystemen. |
(7) |
Artikel 21 van de Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Schengenakkoord) (8) geeft houders van een geldige verblijfsvergunning of geldig visum voor verblijf van langere duur het recht van vrij verkeer op het grondgebied van de partijen bij de overeenkomst gedurende ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, door te zorgen voor de wederzijdse erkenning van de verblijfsvergunningen en visa voor verblijf van langere duur die door deze partijen bij de overeenkomst worden afgegeven. De middelen ontbreken thans om te controleren of aanvragers of houders van dergelijke verblijfsvergunningen of visa voor verblijf van langere duur een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van andere lidstaten dan de lidstaat die de aanvraag voor een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning in behandeling neemt. Om de bestaande informatielacunes aan te pakken, moet informatie over aanvragers en houders van visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen worden opgeslagen in het VIS. Wat die documenten betreft, moet het VIS ten doel hebben een hoog niveau van veiligheid te ondersteunen, hetgeen bijzonder belangrijk is voor het Schengengebied als gebied zonder controles aan de binnengrenzen, en wel door bij te dragen aan de beoordeling of de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de interne veiligheid of de volksgezondheid. Het moet ook gericht zijn op het verbeteren van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de controles aan de buitengrenzen en van controles op het grondgebied van de lidstaten overeenkomstig het recht van de Unie of het nationale recht. Het VIS moet ook helpen bij de identificatie, met name om de terugkeer te vergemakkelijken van personen die niet of niet langer aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten voldoen. Ten slotte moet het bijdragen tot het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten; een correcte identificatie van personen waarborgen; de toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 en Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) vergemakkelijken en de doelstellingen van het Schengeninformatiesysteem (SIS) ondersteunen. |
(8) |
Beschikking 2004/512/EG en Besluit 2008/633/JBZ moeten worden geïntegreerd in Verordening (EG) nr. 767/2008, om de regels voor het opzetten en het gebruik van het VIS in één verordening te consolideren. |
(9) |
Verordening (EG) nr. 767/2008 moet ook de architectuur van het VIS worden vastgelegd. Het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) wordt belast met de technische ontwikkeling en het operationele beheer van het VIS en de onderdelen ervan. Indien eu-LISA bij de uitvoering van VIS-gerelateerde taken samenwerkt met een externe contractant, ziet het nauwlettend toe op de werkzaamheden van die contractant, om de naleving van Verordening (EG) nr. 767/2008 te waarborgen, met name de bepalingen inzake beveiliging, vertrouwelijkheid en gegevensbescherming. Het operationeel beheer van het VIS wordt niet toevertrouwd aan particuliere ondernemingen of particuliere organisaties. |
(10) |
Bij de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 810/2009 is erkend dat de vraag of een voldoende betrouwbare identificatie en verificatie van de vingerafdrukken van kinderen jonger dan 12 jaar mogelijk is, en in het bijzonder op welke manier vingerafdrukken met de leeftijd evolueren, in een latere fase zou moeten worden behandeld, op basis van de resultaten van een onder de verantwoordelijkheid van de Commissie uitgevoerde studie. Uit de studie getiteld “Fingerprint Recognition for Children” die het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek in 2013 heeft uitgevoerd, is gebleken dat vingerafdrukherkenning voor kinderen tussen zes en twaalf jaar onder bepaalde voorwaarden haalbaar is met een voldoende graad van nauwkeurigheid. Een tweede studie getiteld “Automatic fingerprint recognition: from children to elderly” heeft deze bevinding in december 2017 bevestigd en heeft meer inzicht verschaft in hoe de kwaliteit van vingerafdrukken evolueert met de leeftijd. Op basis daarvan heeft de Commissie in 2017 nog een studie uitgevoerd getiteld “Feasibility and implications of lowering the fingerprinting age for children and on storing a scanned copy of the visa applicant’s travel document in the Visa Information System (VIS)”, welke studie werd afgerond in 2018 en die betrekking had op de noodzaak en evenredigheid van het verlagen van de leeftijd voor het nemen van vingerafdrukken van kinderen in de visumprocedure tot zes jaar. Uit die studie is gebleken dat het verlagen van de leeftijd voor het nemen van vingerafdrukken de doelstellingen van het VIS zou helpen bereiken, met name waar het gaat om het faciliteren van de bestrijding van identiteitsfraude en om controles aan doorlaatposten aan de buitengrenzen. Er is ook uit gebleken dat het verlagen van de leeftijd voor het nemen van vingerafdrukken aanvullende voordelen zou kunnen opleveren, zoals een betere preventie en bestrijding van schendingen van de rechten van het kind, doordat identificatie of identiteitscontrole mogelijk wordt van kinderen die onderdanen van derde landen zijn en die in het Schengengebied worden aangetroffen in een situatie waarin hun rechten mogelijk of daadwerkelijk geschonden zijn, bijv. kinderen die slachtoffer zijn van mensenhandel, vermiste kinderen of niet-begeleide minderjarigen die asiel aanvragen. Er zij echter op gewezen dat kinderen een bijzonder kwetsbare groep zijn en dat het verzamelen van hun biometrische gegevens onderworpen moet zijn aan strengere waarborgen en dat de doeleinden waarvoor die gegevens kunnen worden gebruikt moeten worden beperkt tot situaties waarin het in het belang van het kind is. In de studie die in 2018 werd afgerond, werd ook gesteld dat vingerafdrukgegevens van ouderen van lagere kwaliteit zijn en een matige nauwkeurigheid hebben, en werden maatregelen aanbevolen om deze tekortkomingen te verhelpen. De lidstaten moeten de aanbevelingen van die studie opvolgen om de kwaliteit van vingerafdrukken en biometrische matching te verbeteren. |
(11) |
Bij alle procedures waarin de onderhavige verordening voorziet, moeten de lidstaten het belang van het kind vooropstellen. Het welzijn, de veiligheid en de mening van het kind moeten terdege in aanmerking worden genomen, in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit. Het VIS is met name relevant waar er een risico bestaat dat een kind slachtoffer is van mensenhandel. |
(12) |
De visumprocedure en het VIS moeten baat hebben bij de technologische ontwikkelingen in verband met gezichtsherkenning. Het maken van gezichtsopnamen ter plaatse bij indiening van visumaanvragen moet de regel zijn wanneer de gezichtsopname van aanvragers in het VIS wordt geregistreerd, ook bij de behandeling van aanvragen voor visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen indien het nationale recht dit toestaat. Het ter plaatse maken van gezichtsopnamen bij indiening van aanvragen zal ook bijdragen tot het aanpakken van zwakke punten in verband met biometrische kenmerken, zoals het “morfen” van het gezicht met het oog op identiteitsfraude. Voor biometrische matching mogen alleen ter plaatse gemaakte gezichtsopnamen worden gebruikt. |
(13) |
Biometrische gegevens, die in het kader van de onderhavige verordening vingerafdrukken en gezichtsopnamen omvatten, zijn uniek en bijgevolg veel betrouwbaarder dan alfanumerieke gegevens met het oog op de identificatie van een persoon. Biometrische gegevens zijn echter gevoelige persoonsgegevens. Derhalve worden bij de onderhavige verordening de grondslag en de waarborgen vastgesteld voor de verwerking van dergelijke gegevens met het oog op de identificatie van de betrokkenen. |
(14) |
De persoonsgegevens die een visumaanvrager met het oog op een visum voor kort verblijf verstrekt, moeten door het VIS worden verwerkt, zodat kan worden nagegaan of de toegang van de aanvrager tot het grondgebied van de lidstaten een bedreiging kan vormen voor het overheidsbeleid, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid en het risico van irreguliere migratie door de aanvrager kan worden beoordeeld. Wat betreft aanvragers van een visum voor een verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning moeten dergelijke controles beperkt blijven tot de beoordeling of de onderdaan van het derde land een bedreiging kan vormen voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid. |
(15) |
Voor de beoordeling van de bovengenoemde risico’s is de verwerking vereist van persoonsgegevens met betrekking tot de identiteit van de aanvrager, het reisdocument, en andere relevante gegevens. Elk element van de persoonsgegevens in een aanvraag moet worden vergeleken met de gegevens in een notitie, dossier of signalering in de volgende informatiesystemen en databanken: het VIS, het SIS, het inreis-uitreissysteem (EES), het Europees reisinformatie- en -autorisatiesysteem (Etias), Eurodac, het Europees Strafregisterinformatiesysteem voor onderdanen van derde landen (Ecris-TCN) wat veroordelingen met betrekking tot terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten betreft, de Europol-gegevens, de Interpol-databank voor gestolen en verloren reisdocumenten (SLTD van Interpol), de Interpol-databank voor reisdocumenten met signaleringen (TDAWN van Interpol), de Etias-observatielijst als bedoeld in Verordening (EU) 2018/1240 van het Europees Parlement en de Raad (10) en met specifieke risico-indicatoren. De categorieën persoonsgegevens die voor de vergelijking worden gebruikt, moeten behoren tot de categorieën gegevens die zijn opgenomen in de doorzochte informatiesystemen en databanken, de Etias-observatielijst of de specifieke risico-indicatoren. |
(16) |
De interoperabiliteit tussen bepaalde EU-informatiesystemen is tot stand gebracht bij de Verordeningen (EU) 2019/817 (11) en 2019/818 van het Europees Parlement en de Raad (12) om ervoor te zorgen dat die systemen en hun gegevens elkaar aanvullen, met het oog op het verbeteren van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de controles aan de buitengrenzen van de Unie, het beter voorkomen en bestrijden van illegale immigratie en het bijdragen aan een hoog niveau van veiligheid in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de Unie, onder meer door handhaving van de openbare orde en veiligheid en vrijwaring van de veiligheid op het grondgebied van de lidstaten. |
(17) |
De interoperabiliteit tussen de informatiesystemen van de EU stelt die systemen in staat elkaar aan te vullen teneinde de correcte identificatie van personen te vergemakkelijken, bij te dragen tot de bestrijding van identiteitsfraude, vereisten inzake de gegevenskwaliteit van de desbetreffende Europese informatiesystemen te verbeteren en te harmoniseren, de technische en operationele implementatie van de bestaande en de toekomstige informatiesystemen van de EU door de lidstaten te vergemakkelijken, de waarborgen inzake gegevensbeveiliging en -bescherming die van toepassing zijn op de desbetreffende informatiesystemen van de EU, te versterken en te vereenvoudigen, de toegang van rechtshandhavingsinstanties tot het VIS, het EES, het Etias en Eurodac te stroomlijnen en de doelen van het VIS, het SIS, het EES, het Etias, Eurodac en het Ecris-TCN-systeem te ondersteunen. |
(18) |
De interoperabiliteitscomponenten hebben betrekking op gegevens in het VIS, het SIS, het EES, het Etias, Eurodac en het Ecris-TCN alsmede Europol-gegevens, opdat de Europol-gegevens gelijktijdig met die EU-informatiesystemen kunnen worden doorzocht. Het is derhalve aangewezen die interoperabiliteitscomponenten te gebruiken ten behoeve van geautomatiseerde zoekopdrachten en bij de toegang tot het VIS voor rechtshandhavingsdoeleinden. Het Europees zoekportaal (ESP), opgericht bij Verordening (EU) 2019/817, moet worden gebruikt om de autoriteiten van de lidstaten een snelle, naadloze, efficiënte, systematische en gecontroleerde toegang te geven tot de EU-informatiesystemen, de Europol-gegevens en de Interpol-databanken zodat die systemen hun taken kunnen uitvoeren overeenkomstig de voor deze systemen geldende toegangsrechten, en om de doelstellingen van het VIS te ondersteunen. |
(19) |
Het ESP maakt het mogelijk de in het VIS opgeslagen gegevens en de in de andere betrokken EU-informatiesystemen opgeslagen gegevens tegelijkertijd op te vragen. |
(20) |
De vergelijking van in het VIS opgeslagen gegevens met gegevens opgeslagen in andere informatiesystemen en databanken moet automatisch gebeuren. Indien een dergelijke vergelijking een overeenkomst (“treffer”) oplevert met persoonsgegevens of een combinatie van persoonsgegevens in een aanvraag en een bestand, dossier of signalering in die andere informatiesystemen of databanken, of met persoonsgegevens op de Etias-observatielijst, moet de aanvraag handmatig worden geverifieerd door een operator van de bevoegde autoriteit. Afhankelijk van het soort gegevens dat tot de treffer heeft geleid, moet de treffer handmatig worden geverifieerd en beoordeeld door de bevoegde visum- of immigratieautoriteit, door de nationale Etias-eenheid als bedoeld in Verordening (EU) 2018/1240 of door een door de lidstaat aangewezen centrale autoriteit (“aangewezen VIS-autoriteit”). Aangezien treffers die worden gegenereerd door rechtshandhavingssystemen of gerechtelijke gegevensbanken over het algemeen gevoeliger zijn, hoeven zij niet geverifieerd en beoordeeld te worden door consulaten, maar wordt dit eerder gedaan door de aangewezen VIS-autoriteiten of de nationale Etias-eenheden. De lidstaten moeten meer dan één autoriteit als aangewezen VIS-autoriteit kunnen aanwijzen. Het Sirene-bureau mag alleen als aangewezen VIS-autoriteit worden aangewezen als het voldoende extra middelen krijgt om die taak te vervullen. De beoordeling van de treffers door de bevoegde autoriteit dient te worden meegenomen bij de beslissing om al dan niet een visum voor kort verblijf af te geven of bij de beoordeling of de aanvrager van een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning een bedreiging kan vormen voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid van de lidstaten. |
(21) |
Aangezien het VIS deel zal uitmaken van het gemeenschappelijke interoperabiliteitskader, moet de ontwikkeling van nieuwe functies en processen volledig in overeenstemming zijn met functies en processen in de andere EU-informatiesystemen die deel uitmaken van dat kader. De automatische zoekopdrachten die door het VIS zullen worden gegeven om te weten te komen of er informatie over aanvragers van een visum of verblijfsvergunning bekend is bij andere EU-informatiesystemen, zullen treffers met die andere EU-informatiesystemen opleveren. Een soortgelijk zoeksysteem bestaat momenteel in slechts één ander systeem, namelijk Etias, terwijl het concept “treffers” ook in het EES voorkomt, onder meer met betrekking tot de interoperabiliteit tussen het EES en het VIS, en in het SIS. |
(22) |
De weigering van een aanvraag voor een visum voor kort verblijf mag niet uitsluitend zijn gebaseerd op de automatische verwerking van persoonsgegevens in een aanvraag voor een visum. |
(23) |
Indien een aanvraag voor een visum voor kort verblijf op grond van informatie afkomstig uit de VIS-verwerking wordt geweigerd, moet de aanvrager het recht hebben beroep aan te tekenen. Het beroep moet worden ingesteld in de lidstaat die de beslissing over de aanvraag heeft genomen, overeenkomstig het nationale recht van die lidstaat. De waarborgen en regelingen inzake beroep van Verordening (EG) nr. 810/2009 zijn van toepassing. |
(24) |
Het gebruik van specifieke risico-indicatoren die afgestemd zijn op vooraf bepaalde risico’s met betrekking tot veiligheid en irreguliere migratie of hoge epidemiologische risico’s draagt bij aan de beoordeling van de aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De criteria die worden gebruikt voor het vaststellen van de specifieke risico-indicatoren mogen in geen geval uitsluitend op het geslacht of de leeftijd van de aanvrager zijn gebaseerd. Zij mogen onder geen beding gebaseerd zijn op informatie waaruit ras, huidskleur, etnische of sociale achtergrond, genetische kenmerken, taal, politieke of andere opvattingen, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, het lidmaatschap van een vakvereniging, het behoren tot een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap of seksuele gerichtheid van de aanvrager af te leiden zijn. Voor zover mogelijk en indien relevant moeten de regels, procedures en governancestructuur voor de specifieke risico-indicatoren worden afgestemd op die voor de Etias-screeningsregels, zoals vastgelegd in de artikelen 9, 10 en 33 van Verordening (EU) 2018/1240. De specifieke risico-indicatoren moeten door de in Verordening (EU) 2018/1240 bedoelde centrale Etias-eenheid worden gedefinieerd, vastgesteld, vooraf beoordeeld, geïmplementeerd, achteraf geëvalueerd, herzien en gewist na raadpleging van een VIS-screeningsraad, die bestaat uit vertegenwoordigers van de betrokken centrale visumautoriteiten en agentschappen. Om bij te dragen aan de naleving van de grondrechten bij het toepassen van de specifieke risico-indicatoren dient een VIS-sturingsraad voor de eerbiediging van de grondrechten te worden opgericht. Het secretariaat voor de bijeenkomsten van deze raad dient door de grondrechtenfunctionaris van het Europees Grens- en kustwachtagentschap te worden waargenomen. |
(25) |
Het fenomeen dat zich steeds nieuwe soorten veiligheidsrisico’s, patronen van irreguliere migratie en hoge epidemiologische risico’s aftekenen, vereist een doeltreffende respons en moet met moderne middelen worden tegengegaan. Aangezien moderne middelen gepaard gaan met de verwerking van grote hoeveelheden persoonsgegevens, moet op adequate wijze worden gewaarborgd dat de inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens wordt beperkt tot wat in een democratische samenleving noodzakelijk en evenredig is. |
(26) |
Er moet voor worden gezorgd dat voor aanvragers van een visum voor kort verblijf of voor onderdanen van derde landen die een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning aanvragen, ten minste een zelfde niveau van controle wordt toegepast als voor onderdanen van derde landen die een reisautorisatie aanvragen in overeenstemming met Verordening (EU) 2018/1240. In dit verband moet de Etias-observatielijst met gegevens over personen die worden verdacht van het plegen van of betrokkenheid bij een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit of personen ten aanzien van wie er feitelijke aanwijzingen zijn of een redelijk vermoeden bestaat dat zij een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit zullen plegen, ook worden gebruikt voor verificatie van de bovengenoemde categorieën onderdanen van derde landen. |
(27) |
Ter nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van de Schengenovereenkomst moeten internationale vervoerders verifiëren of onderdanen van een derde land die een visum voor kort verblijf, visum voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunning dienen te hebben, in het bezit zijn van een geldig visum voor kort verblijf, een geldig visum voor verblijf van langere duur of een geldige verblijfsvergunning, door een zoekopdracht in het VIS te geven. Deze verificatie moet mogelijk worden gemaakt door dagelijks uit het VIS gegevens te halen en deze in een afzonderlijke, alleen uitleesbare databank in te voeren, zodat een minimaal noodzakelijke hoeveelheid gegevens wordt opgeslagen aan de hand waarvan een zoekopdracht kan worden uitgevoerd die het antwoord OK/niet OK oplevert. Internationale vervoerders mogen geen toegang hebben tot het aanvraagdossier zelf. De technische specificaties voor de toegang tot het VIS via het toegangsportaal voor internationale vervoerders moeten de gevolgen voor het passagiersvervoer en voor de vervoerders zoveel mogelijk beperken. Daartoe moet voor het EES en het Etias integratie met de toegangsportalen voor vervoerders worden overwogen. |
(28) |
Met het oog op het beperken van de gevolgen van de in de onderhavige verordening opgenomen verplichtingen voor internationale vervoerders die groepen per bus over land vervoeren, dienen gebruiksvriendelijke mobiele toepassingen beschikbaar te worden gemaakt. |
(29) |
De beoordeling van de geschiktheid, de verenigbaarheid en de samenhang van de bepalingen in artikel 26 van de Schengenovereenkomst als bedoeld in de preambule van Verordening (EU) 2018/1240 met het oog op de toepassing van de Etias-bepalingen voor vervoer over land per bus moet worden uitgebreid tot de desbetreffende bepalingen van de onderhavige verordening. |
(30) |
In Verordening (EG) nr. 767/2008 moet nader worden omschreven welke autoriteiten van de lidstaten toegang kunnen hebben tot het VIS voor het invoeren, wijzigen, verwijderen of raadplegen van gegevens inzake aanvragen voor en besluiten over visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen voor de specifieke doelen die in die verordening zijn opgenomen, voor zover dat nodig is voor het vervullen van de taken van die autoriteiten. |
(31) |
De verwerking van VIS-gegevens inzake visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen moet in verhouding staan tot het beoogde doel en noodzakelijk zijn voor het vervullen van de taken van de bevoegde autoriteiten. Daarom moet de toegang van bepaalde bevoegde autoriteiten tot gegevens over personen wier verblijfsvergunningen tien jaar of langer ononderbroken opgeslagen zijn geweest in het VIS, worden beperkt. |
(32) |
Wanneer zij het VIS gebruiken, moeten de bevoegde autoriteiten ervoor zorgen dat de menselijke waardigheid en de integriteit van de personen van wie gegevens worden opgevraagd, worden geëerbiedigd en mogen zij deze personen niet discrimineren op grond van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale achtergrond, genetische kenmerken, taal, godsdienstige, levensbeschouwelijke, politieke of andere overtuiging, het behoren tot een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. |
(33) |
Het is van essentieel belang dat rechtshandhavingsautoriteiten voor de bestrijding van terrorisme en andere vormen van criminaliteit over zo actueel mogelijke informatie beschikken om hun taken uit te voeren. Bij Besluit 2008/633/JBZ is voorzien in de toegang van rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten en van Europol tot het VIS. Dit besluit moet worden geïntegreerd in Verordening (EG) nr. 767/2008 om deze in overeenstemming te brengen met het huidige Verdragskader. |
(34) |
Het is al gebleken dat toegang tot VIS-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden nuttig is voor de identificatie van personen die in gewelddadige omstandigheden om het leven zijn gekomen en ertoe kan bijdragen dat onderzoekers aanzienlijke vooruitgang boeken in zaken betreffende mensenhandel, terrorisme of drugshandel. De VIS-gegevens inzake verblijf van langere duur moeten daarom, onder de voorwaarden die in de onderhavige verordening worden vastgelegd, ook beschikbaar zijn voor aangewezen autoriteiten van de lidstaten en Europol. |
(35) |
Aangezien Europol een sleutelrol speelt bij de samenwerking tussen de instanties van de lidstaten voor het onderzoeken van grensoverschrijdende criminaliteit, door mede criminaliteit op het niveau van de Unie te voorkomen, te analyseren en te onderzoeken, moet de huidige toegang van Europol tot het VIS in het kader van zijn taken worden gecodificeerd en gestroomlijnd, waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met de recente ontwikkelingen van het rechtskader, zoals Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad (13). |
(36) |
Toegang tot het VIS voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, vormt een inmenging in het grondrecht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens van personen van wie persoonsgegevens in het VIS worden verwerkt. Elke dergelijke inmenging moet plaatsvinden in overeenstemming met het recht, dat voldoende nauwkeurig moet zijn vastgesteld zodat personen hun gedrag kunnen aanpassen, dat personen moet beschermen tegen willekeur en dat voldoende duidelijk moet aangeven over welke discretionaire bevoegdheid de bevoegde autoriteiten beschikken en op welke manier die wordt uitgeoefend. Elke inmenging in de grondrechten is enkel mogelijk wanneer in een democratische samenleving noodzakelijk om een rechtmatig en evenredig belang te beschermen en wanneer evenredig met het te bereiken rechtmatige doel. |
(37) |
Verordening (EU) 2019/817 voorziet in de mogelijkheid voor de politieautoriteit van een lidstaat om, waar de nationale wetgeving dat toestaat, een persoon te identificeren aan de hand van biometrische gegevens die van deze persoon bij een identiteitscontrole zijn verzameld. Er kunnen zich echter ook specifieke situaties voordoen waarin een persoon moet worden geïdentificeerd in zijn eigen belang. Het kan bijvoorbeeld gaan om situaties waarin een vermiste of ontvoerde persoon of een slachtoffer van mensenhandel wordt teruggevonden. In dergelijke gevallen moeten rechtshandhavingsautoriteiten snel toegang hebben tot VIS-gegevens, zodat zij op een snelle en betrouwbare manier een persoon kunnen identificeren, zonder dat aan alle voorwaarden en aanvullende waarborgen voor toegang van rechtshandhavingsautoriteiten moet worden voldaan. |
(38) |
Het vergelijken van gegevens op basis van een latente vingerafdruk, dat wil zeggen het dactyloscopische spoor dat eventueel op de plaats van het misdrijf wordt gevonden, is een fundamenteel hulpmiddel op het gebied van politiële samenwerking. De mogelijkheid om in zaken waarin er gegronde redenen bestaan om te vermoeden dat de dader of het slachtoffer in het VIS is geregistreerd, een latente vingerafdruk te vergelijken met de in het VIS opgeslagen vingerafdrukgegevens, zou voor de rechtshandhavingsautoriteiten zeer waardevol zijn als hulpmiddel om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken, wanneer bijvoorbeeld latente vingerafdrukken het enige op de plaats van het misdrijf beschikbare bewijsmateriaal zijn. |
(39) |
Het is nodig de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan te wijzen, alsook het centrale toegangspunt waarlangs verzoeken om toegang tot VIS-gegevens worden ingediend, en een lijst bij te houden van de operationele diensten van de aangewezen autoriteiten die om die toegang mogen verzoeken voor specifieke doeleinden, namelijk het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten. |
(40) |
Verzoeken om toegang tot in het VIS-centrale systeem opgeslagen gegevens moeten door de operationele diensten van de aangewezen autoriteiten worden gericht aan het centrale toegangspunt en moeten worden gemotiveerd. De operationele diensten van de aangewezen autoriteiten die om toegang tot VIS-gegevens mogen verzoeken, mogen niet als verifiërende autoriteit optreden. De centrale toegangspunten moeten onafhankelijk van de aangewezen autoriteiten optreden en moeten worden belast met het onafhankelijke toezicht op de strikte naleving van de in de onderhavige verordening vastgelegde toegangsvoorwaarden. In uitzonderlijke urgente gevallen, wanneer in een vroeg stadium toegang moet worden verkregen om te kunnen reageren op een specifiek en reëel gevaar in verband met een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit, moet het centrale toegangspunt het verzoek om toegang onmiddellijk kunnen verwerken, waarbij verificatie pas achteraf plaatsvindt. |
(41) |
Om persoonsgegevens te beschermen en de mogelijkheid tot systematische zoekopdrachten door rechtshandhavingsautoriteiten uit te sluiten, mag de verwerking van VIS-gegevens slechts plaatsvinden in welbepaalde gevallen en indien die verwerking noodzakelijk is voor het voorkomen, opsporen of onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten. De aangewezen autoriteiten en Europol mogen alleen om toegang tot het VIS verzoeken indien zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat die toegang informatie zal opleveren die in aanzienlijke mate bijdraagt aan het voorkomen, opsporen of onderzoeken van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit. |
(42) |
De in het VIS opgeslagen persoonsgegevens mogen niet langer worden bewaard dan voor de doelstellingen van het VIS noodzakelijk is. Het is aangewezen de gegevens inzake onderdanen van derde landen gedurende een periode van vijf jaar op te slaan, zodat bij de beoordeling van aanvragen voor visa voor kort verblijf rekening kan worden gehouden met de opgeslagen gegevens, overschrijding van de toegestane verblijfsduur kan worden opgespoord en een veiligheidsbeoordeling kan worden uitgevoerd van onderdanen van derde landen aan wie dergelijke documenten zijn afgegeven. De gegevens inzake het gebruik van eerdere documenten kunnen de toekomstige afgifte van visa voor kort verblijf vergemakkelijken. Een kortere bewaringstermijn zou voor de gestelde doelen niet toereikend zijn. De gegevens moeten na afloop van de periode van vijf jaar worden gewist, tenzij er gronden zijn om dat eerder te doen. |
(43) |
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (14) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van de toepassing van Verordening (EG) nr. 767/2008. De verwerking van persoonsgegevens door rechtshandhavingsautoriteiten met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van strafbare feiten of het ten uitvoer leggen van straffen wordt geregeld bij Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (15). |
(44) |
Leden van de Europese grens- en kustwachtteams en personeel dat betrokken is bij met terugkeer verband houdende taken kunnen op grond van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (16) EU-informatiesystemen en databanken raadplegen indien dat nodig is voor de uitvoering van de operationele taken die in het operationele plan zijn vastgelegd met betrekking tot grenscontrole, grensbewaking en terugkeer, onder het gezag van de gastlidstaat. Om deze raadpleging te vergemakkelijken en de teams een doeltreffende toegang tot de VIS-gegevens te garanderen, moeten zij toegang krijgen tot het VIS. Voor deze toegang moeten de voorwaarden en toegangsbeperkingen gelden die van toepassing zijn op de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor ieder specifiek doel waarvoor VIS-gegevens kunnen worden geraadpleegd. |
(45) |
De terugkeer van onderdanen van derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (17), is een wezenlijk onderdeel van de brede maatregelen om irreguliere migratie aan te pakken en vormt een belangrijke reden van zwaarwegend algemeen belang. |
(46) |
Om de medewerking van derde landen op het gebied van overname van irreguliere migranten te bevorderen en de terugkeer te faciliteren van illegaal op het grondgebied verblijvende onderdanen van derde landen van wie mogelijk gegevens in het VIS zijn opgeslagen, moeten in het VIS kopieën van de reisdocumenten van aanvragers worden opgeslagen. Kopieën van reisdocumenten vormen een bewijs van nationaliteit dat op een grotere schaal door derde landen wordt erkend, hetgeen niet het geval is met de informatie die van het VIS wordt uitgelezen. |
(47) |
In het VIS opgeslagen persoonsgegevens mogen niet worden overgedragen aan of ter beschikking worden gesteld van derde landen of internationale organisaties. Bij wijze van uitzondering op deze regel moet het mogelijk zijn om deze persoonsgegevens door te geven aan een derde land of een internationale organisatie indien deze overdracht aan strenge voorwaarden wordt onderworpen en in afzonderlijke gevallen noodzakelijk is om bijstand te verlenen bij de identificatie van een onderdaan van een derde land met het oog op diens terugkeer of hervestiging. Bij ontstentenis van een adequaatheidsbesluit in de vorm van een uitvoeringshandeling krachtens Verordening (EU) 2016/679 of van passende waarborgen voor doorgifte krachtens die verordening moet het in uitzonderlijke gevallen mogelijk zijn VIS-gegevens aan een derde land of een internationale organisatie door te geven met het oog op terugkeer of hervestiging, doch uitsluitend indien doorgifte noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, als bedoeld in die verordening. |
(48) |
Persoonsgegevens die lidstaten op grond van Verordening (EG) nr. 767/2008 hebben verkregen, moeten eveneens kunnen worden doorgegeven aan een derde land in uitzonderlijke urgente gevallen, indien er sprake is van onmiddellijk gevaar vanwege een terroristisch misdrijf of indien een ernstig strafbaar feit onmiddellijk levensgevaar voor een persoon inhoudt. Onder onmiddellijk levensgevaar voor een persoon wordt verstaan een gevaar dat voortvloeit uit een ernstig strafbaar feit ten aanzien van die persoon zoals ernstige lichamelijke verwonding, illegale handel in menselijke organen of weefsels, ontvoering, wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling, seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en verkrachting. Die gegevens mogen slechts aan een derde land worden verstrekt indien gewaarborgd is dat het verzoekende derde land op basis van wederkerigheid alle in zijn bezit zijnde gegevens over visumdossiers zal verstrekken aan de lidstaten die het VIS gebruiken. |
(49) |
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (18) is van toepassing op de activiteiten van de instellingen, organen, instanties en agentschappen van de Unie bij het uitvoeren van de taken waarvoor zij verantwoordelijk in verband met het operationeel beheer van het VIS. |
(50) |
Het raadplegen van de lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht, als vastgesteld bij Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad (19), maakt verplicht deel uit van de behandeling van een visumaanvraag voor kort verblijf. Visumautoriteiten moeten die verplichting systematisch nakomen en die lijst moet derhalve worden opgenomen in het VIS, zodat automatisch kan worden gecontroleerd of het reisdocument van de aanvrager wordt erkend. |
(51) |
Onverminderd de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de accuraatheid van de in het VIS ingevoerde gegevens, dient eu-LISA de verantwoordelijkheid te hebben om de gegevenskwaliteit te verbeteren door een centraal instrument voor het monitoren van de gegevenskwaliteit te ontwikkelen en te onderhouden, en om op gezette tijden verslag uit te brengen aan de lidstaten. |
(52) |
Om het gebruik van het VIS voor het analyseren van trends in migratiedruk en grensbeheer beter te kunnen monitoren, moet eu-LISA in staat zijn om, zonder gevaar voor de integriteit van de gegevens, een capaciteit te ontwikkelen voor statistische rapportage aan de lidstaten, de Commissie en het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Daarom moet eu-LISA bepaalde statistische gegevens opslaan in het centrale register voor rapportage en statistieken overeenkomstig Verordening (EU) 2019/817. De geproduceerde statistieken mogen geen persoonsgegevens bevatten. |
(53) |
De onderhavige verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad (20). |
(54) |
Er moeten specifieke bepalingen gelden voor visumplichtige onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die onder het Unierecht inzake vrij verkeer valt, en niet in het bezit zijn van een verblijfskaart overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG. In artikel 21, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) wordt bepaald dat iedere burger van de Unie het recht heeft vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij de Verdragen en de bepalingen ter uitvoering van die beperkingen en voorwaarden zijn vastgesteld. Die beperkingen en voorwaarden zijn opgenomen in Richtlijn 2004/38/EG. |
(55) |
Zoals bekrachtigd door het Hof van Justitie van de Europese Unie hebben dergelijke familieleden niet alleen het recht het grondgebied van de lidstaat binnen te komen, maar ook het recht hiervoor een inreisvisum te verkrijgen. De lidstaten moeten deze personen alle faciliteiten verlenen om de nodige visa te krijgen, en de visa moeten zo spoedig mogelijk via een versnelde procedure kosteloos worden afgegeven. |
(56) |
Het recht om een visum te verkrijgen is niet onvoorwaardelijk en kan worden geweigerd aan familieleden om redenen van openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid in de zin van Richtlijn 2004/38/EG. In het licht daarvan kunnen de persoonsgegevens van familieleden alleen worden geverifieerd indien de gegevens verband houden met hun identificatie en hun status, en alleen voor zover die gegevens relevant zijn om de eventuele veiligheidsdreiging of het eventuele gevaar voor de volksgezondheid die/dat van deze personen uitgaat te beoordelen. Bij de behandeling van de visumaanvragen van die familieleden mogen alleen veiligheids- of volksgezondheidsoverwegingen worden getoetst, en niet overwegingen op het gebied van migratie. |
(57) |
Daar de doelstellingen van de onderhavige verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de noodzaak om te zorgen voor de uitvoering van een gemeenschappelijk visumbeleid, een hoog veiligheidsniveau binnen het gebied zonder controle aan de binnengrenzen en de geleidelijke invoering van een geïntegreerd systeem van beheer van de buitengrenzen, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de onderhavige verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken |
(58) |
Bij de onderhavige verordening worden strenge regels voor de toegang tot het VIS en de nodige waarborgen vastgesteld. De verordening voorziet ook in het recht van inzage, rectificatie, wissing en beroep, in het bijzonder het recht op een voorziening in rechte, en in toezicht op de verwerkingsactiviteiten door onafhankelijke openbare autoriteiten. De onderhavige verordening introduceert aanvullende waarborgen die de specifieke behoeften moeten dekken van de nieuwe categorieën van gegevens die door het VIS zullen worden verwerkt. De onderhavige verordening strookt derhalve met de grondrechten en de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen, met name het recht op menselijke waardigheid, het recht op vrijheid en veiligheid, de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, het recht op asiel en de bescherming van het beginsel van non-refoulement en bescherming in geval van verwijdering, uitzetting en uitlevering, het recht op non-discriminatie, de rechten van het kind en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. |
(59) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien de onderhavige verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over de onderhavige verordening of het deze in zijn interne recht zal omzetten. |
(60) |
De onderhavige verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (21). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van de onderhavige verordening en deze is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. |
(61) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (22) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B, C en F, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (23). |
(62) |
Wat Zwitserland betreft, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (24) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B, C en F, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (25) en artikel 3 van Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (26). |
(63) |
Wat Liechtenstein betreft, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (27) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punten A, B, C en F, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (28) en artikel 3 van Besluit 2011/349/EU van de Raad (29). |
(64) |
Wat Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië betreft, zijn de bepalingen van de onderhavige verordening bepalingen die voortbouwen op of op andere wijze gerelateerd zijn aan het Schengenacquis, in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005, in samenhang met Besluit (EU) 2017/1908 van de Raad (30) en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011. |
(65) |
Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ moeten worden ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken handelingen moeten gelden als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 767/2008 en moeten worden gelezen volgens de concordantietabellen in bijlage I, respectievelijk bijlage II. |
(66) |
Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240 , (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 moeten worden gewijzigd. |
(67) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (31) en heeft op 12 december 2018 advies uitgebracht (32), |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 767/2008
Verordening (EG) nr. 767/2008 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
de titel wordt vervangen door: “ Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van informatie op het gebied van visa voor kort verblijf, visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen (VIS-verordening) ”; |
2) |
artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
artikel 2 wordt vervangen door: “Artikel 2 Doelstelling van het VIS 1. Het VIS heeft ten doel de uitvoering van het gemeenschappelijk visumbeleid inzake kort verblijf, de consulaire samenwerking en de raadpleging van de visumautoriteiten te verbeteren door de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten over aanvragen en de daarmee samenhangende beslissingen te vergemakkelijken, teneinde:
2. Met betrekking tot visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen heeft het VIS ten doel de uitwisseling van gegevens tussen de lidstaten over de aanvragen en daarmee samenhangende beslissingen te vergemakkelijken, teneinde:
Artikel 2 bis Architectuur 1. Het VIS wordt gebaseerd op een gecentraliseerde architectuur en bestaat uit:
Voor het centrale systeem van het VIS, de NUI, de webdienst, het toegangsportaal voor vervoerders en de communicatie-infrastructuur van het VIS worden de hardware- en softwarecomponenten van respectievelijk het centrale systeem van het EES, de nationale uniforme interfaces van het EES, het toegangsportaal voor vervoerders van het Etias, de webdienst van het EES en de communicatie-infrastructuur van het EES zoveel als technisch mogelijk is, gedeeld en hergebruikt. 2. Elke lidstaat beschikt over ten minste twee NUI’s als bedoeld in lid 1, punt c), die zorgen voor de fysieke verbinding tussen de lidstaten en het fysieke netwerk van het VIS. De verbinding via de in lid 1, punt d), bedoelde communicatie-infrastructuur wordt versleuteld. De NUI’s bevinden zich in gebouwen van de lidstaat. De NUI’s mogen uitsluitend worden gebruikt voor in wetgevingshandelingen van de Unie vastgestelde doeleinden. 3. Het centrale systeem van het VIS vervult technische toezichts- en administratiefuncties en beschikt over een vervangend centraal systeem van het VIS waarmee alle functies van het centrale systeem van het VIS kunnen worden gewaarborgd in geval van een storing van dat systeem. Het centrale systeem van het VIS bevindt zich in Straatsburg (Frankrijk) en een vervangend centraal systeem van het VIS bevindt zich in Sankt Johann im Pongau (Oostenrijk). 4. De communicatie-infrastructuur ondersteunt en draagt bij tot het waarborgen van de ononderbroken beschikbaarheid van het VIS. Zij omvat redundanties voor de verbindingen tussen het centrale systeem van het VIS en het vervangende centrale systeem van het VIS, alsook redundanties voor de verbindingen tussen iedere NUI enerzijds en het centrale systeem van het VIS en het vervangende centrale systeem van het VIS anderzijds. De communicatie-infrastructuur voorziet in een versleuteld virtueel particulier netwerk dat specifiek bestemd is voor VIS-gegevens en voor communicatie tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en eu-LISA. 5. eu-LISA voorziet in technische oplossingen om ervoor te zorgen dat het VIS ononderbroken beschikbaar is, hetzij door een gelijktijdige werking van het centrale systeem van het VIS en het vervangende centrale systeem van het VIS, op voorwaarde dat het vervangende centrale systeem van het VIS de werking van het VIS bij uitval van het centrale systeem van het VIS kan blijven waarborgen, hetzij door het systeem of de onderdelen ervan te dupliceren. (*) Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31)." (**) Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 60).”;" |
4) |
artikel 3 wordt geschrapt; |
5) |
artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
de artikelen 5 en 6 worden vervangen door: “Artikel 5 Categorieën gegevens 1. Alleen de volgende categorieën gegevens worden in het VIS opgeslagen:
1 bis. Het CIR bevat de gegevens als bedoeld in artikel 9, punt 4, punten a) tot en met c bis), artikel 9, punten 5 en 6, artikel 22 bis, lid 1, punten d) tot en met g), j) en k). De overige VIS-gegevens worden opgeslagen in het centrale systeem van het VIS. 1 ter. Verificatie en identificatie in het VIS door middel van een gezichtsopname zijn alleen mogelijk aan de hand van in het VIS geregistreerde gezichtsopnamen met een vermelding dat de gezichtsopname bij de indiening van de aanvraag ter plaatse is gemaakt, overeenkomstig artikel 9, punt 5, en artikel 22 bis, lid 1, punt j). 2. Onverminderd de opslag van gegevensverwerkende handelingen krachtens artikel 34 worden de overeenkomstig artikel 16, artikel 24, lid 2, en artikel 25, lid 2, via VISMail verzonden kennisgevingen niet in het VIS opgeslagen. Artikel 5 bis Lijst van erkende reisdocumenten 1. De lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht, als vastgelegd in Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad (*), wordt in het VIS opgenomen. 2. Het VIS voorziet in de functie voor het gecentraliseerde beheer van de lijst van erkende reisdocumenten en van de kennisgeving van erkenning of niet-erkenning van de in de lijst opgenomen reisdocumenten overeenkomstig artikel 4 van Besluit 1105/2011/EU. 3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere bepalingen betreffende het beheer van de in lid 2 van dit artikel bedoelde functie vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 6 Toegang voor het invoeren, wijzigen, verwijderen en raadplegen van gegevens 1. Uitsluitend de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de visumautoriteiten en de autoriteiten die bevoegd zijn om overeenkomstig de artikelen 22 bis tot en met 22 septies beslissingen te nemen over aanvragen voor visa voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunningen hebben toegang tot het VIS voor het invoeren, wijzigen of verwijderen van de in artikel 5, lid 1, bedoelde gegevens. Het aantal naar behoren gemachtigde personeelsleden is beperkt tot de werkelijke behoeften van de dienstverlening. 2. De toegang tot het VIS voor raadpleging van de gegevens is uitsluitend voorbehouden aan de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de nationale autoriteiten van een lidstaat en van de organen van de Unie die bevoegd zijn voor de in de artikelen 15 tot en met 22, 22 octies tot en met 22 quaterdecies, en artikel 45 sexies van de onderhavige verordening, genoemde doelen, alsmede voor de in de artikelen 20 en 21 van Verordening (EU) 2019/817 genoemde doelen. Deze toegang is beperkt tot de gegevens die vereist zijn voor de uitvoering van de taken van die autoriteiten en organen van de Unie overeenkomstig de beoogde doelen en staat in verhouding tot de doelstellingen. 2 bis. In afwijking van de bepalingen inzake het gebruik van gegevens als bedoeld in de hoofdstukken II, III en III bis, mogen vingerafdrukgegevens en gezichtsopnamen van kinderen alleen worden gebruikt om het VIS te doorzoeken en, in geval van een treffer, alleen worden geraadpleegd om de identiteit van het kind te verifiëren
Indien de zoekopdracht aan de hand van alfanumerieke gegevens niet kan worden uitgevoerd wegens het ontbreken van een reisdocument, kunnen de vingerafdrukgegevens van kinderen ook worden gebruikt om het VIS te doorzoeken in het kader van de asielprocedure overeenkomstig de artikelen 21, 22, 22 undecies of 22 duodecies. 2 ter. In afwijking van de bepalingen inzake het gebruik van gegevens als bedoeld in artikel 22 nonies, hebben de autoriteiten die bevoegd zijn om op het grondgebied van de lidstaten controles uit te voeren, in het geval van personen die tien jaar of langer ononderbroken in het bezit zijn geweest van een geldige, in het VIS opgeslagen verblijfsvergunning, alleen toegang tot het VIS om de in artikel 22 quater, punten d), e) en f), bedoelde gegevens en de statusinformatie van de verblijfsvergunning te raadplegen. 2 quater. In afwijking van de bepalingen inzake het gebruik van gegevens als bedoeld in artikel 22 decies, hebben de autoriteiten die bevoegd zijn om op het grondgebied van de lidstaten controles uit te voeren, in het geval van personen die tien jaar of langer ononderbroken in het bezit zijn geweest van een geldige, in het VIS opgeslagen verblijfsvergunning, alleen toegang tot het VIS om de in artikel 22 quater, punten d), e) en f), bedoelde gegevens en de statusinformatie van de verblijfsvergunning te raadplegen. Indien de betrokkene geen geldig reisdocument overlegt of indien er twijfel bestaat over de echtheid van het overgelegde reisdocument of indien de verificatie op grond van artikel 22 nonies niet heeft plaatsgevonden, hebben de bevoegde autoriteiten ook toegang tot het VIS om de in artikel 22 bis, lid 1, punten d), e), f), g) en i), bedoelde gegevens te raadplegen. 2 quinquies. In afwijking van de bepalingen inzake het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 22 undecies en 22 duodecies hebben de bevoegde asielautoriteiten geen toegang tot VIS-gegevens van personen die, overeenkomstig hoofdstuk III bis, tien jaar of langer ononderbroken in het bezit zijn geweest van een geldige, in het VIS opgeslagen verblijfsvergunning. 2 sexies. In afwijking van de bepalingen inzake het gebruik van gegevens in hoofdstuk III ter hebben de aangewezen autoriteiten van de lidstaten en Europol geen toegang tot VIS-gegevens van personen die, overeenkomstig hoofdstuk III bis, tien jaar of langer ononderbroken in het bezit zijn geweest van een geldige, in het VIS opgeslagen verblijfsvergunning. 2 septies. In afwijking van de bepalingen inzake het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 45 sexies en 45 septies hebben de leden van de Europese grens- en kustwachtteams, met uitzondering van de teams voor grensbeheer, geen toegang tot VIS-gegevens van personen die, overeenkomstig hoofdstuk III bis, tien jaar of langer ononderbroken in het bezit zijn geweest van een geldige, in het VIS opgeslagen verblijfsvergunning. 3. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteiten aan waarvan de naar behoren gemachtigde personeelsleden toegang hebben tot VIS-gegevens in te voeren, te wijzigen, te verwijderen of te raadplegen. Elke lidstaat deelt onverwijld de lijst van deze autoriteiten mee aan de Commissie en eu-LISA, in overeenstemming met artikel 45 ter. De lijst vermeldt voor welk doel elke autoriteit VIS-gegevens mag verwerken. Elke lidstaat kan de meegedeelde lijst te allen tijde wijzigen of vervangen en zij stelt de Commissie en eu-LISA daarvan onverwijld in kennis. De autoriteiten die recht hebben op raadpleging van of toegang tot het VIS om terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken, worden overeenkomstig hoofdstuk III ter aangewezen. 4. Naast de in lid 3 bedoelde kennisgevingen doet elke lidstaat aan eu-LISA onverwijld de lijst toekomen van de operationele diensten van de nationale bevoegde autoriteiten die voor de toepassing van de onderhavige verordening toegang hebben tot het VIS. Op de lijst staat vermeld voor welk doel een operationele dienst toegang heeft tot het VIS. Het VIS voorziet in de functie voor het gecentraliseerde beheer van die lijst. 5. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere bepalingen vast betreffende het beheer van de functie voor het gecentraliseerde beheer van de in lid 3 van de artikel bedoelde lijst. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. (*) Besluit nr. 1105/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht en betreffende de invoering van een mechanisme voor het opstellen van deze lijst (PB L 287 van 4.11.2011, blz. 9).”;" |
7) |
in artikel 7 wordt lid 2 vervangen door: “2. De verwerking van persoonsgegevens in het VIS door elke bevoegde autoriteit mag niet leiden tot discriminatie van aanvragers en houders van visa, onder wie aanvragers en houders van visa voor verblijf van langere duur, en van verblijfsvergunningen op grond van geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale achtergrond, genetische kenmerken, taal, godsdienstige of levensbeschouwelijke, politieke of andere overtuiging, het behoren tot een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Bij de verwerking van persoonlijke gegevens in het VIS respecteert elke bevoegde autoriteit ten volle de menselijke waardigheid en de grondrechten en beginselen die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met inbegrip van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en bescherming van persoonsgegevens. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan kinderen, ouderen en personen met een handicap. 3. Bij alle procedures waarin de onderhavige verordening voorziet, stellen de lidstaten het belang van het kind voorop, in overeenstemming met de waarborgen die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind. Er wordt rekening gehouden met het welzijn, de veiligheid en de beveiliging van het kind, in het bijzonder indien het gevaar bestaat dat het kind het slachtoffer wordt van mensenhandel. Ook de mening van het kind wordt in overweging genomen, waarbij de leeftijd en de maturiteit van het kind op passende wijze in aanmerking worden genomen.”; |
8) |
de titel van hoofdstuk II wordt vervangen door: “INVOERING EN GEBRUIK VAN GEGEVENS OVER VISA DOOR DE VISUMAUTORITEITEN”; |
9) |
artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
de volgende artikelen worden ingevoegd: “Artikel 9 bis Zoekopdrachten in andere informatiesystemen en databanken 1. De aanvraagdossiers worden automatisch door het VIS verwerkt om na te gaan of er treffers zijn in overeenstemming met dit artikel. Het VIS onderzoekt elk aanvraagdossier afzonderlijk. 2. Wanneer een aanvraagdossier wordt aangemaakt, gaat het VIS na of het reisdocument dat met die aanvraag verband houdt, is erkend overeenkomstig Besluit 1105/2011/EU, door een automatische zoekopdracht uit te voeren in de in artikel 5 bis van de onderhavige verordening bedoelde lijst van erkende reisdocumenten, en zendt het een resultaat terug. Indien uit de zoekopdracht blijkt dat het reisdocument door een of meer lidstaten niet wordt erkend, is artikel 25, lid 3, van Verordening (EG) nr. 810/2009 van toepassing wanneer een visum wordt afgegeven. 3. Met het oog op de verificaties waarin artikel 21, lid 1, artikel 21, lid 3, punten a), c) en d), en artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 810/2009 voorzien en met het oog op de in artikel 2, lid 1, punt k), van de onderhavige verordening bedoelde doelstelling, start het VIS een zoekopdracht met behulp van het ESP om de in artikel 9, punten 4, 5 en 6, van de onderhavige verordening bedoelde relevante gegevens te vergelijken met de gegevens in een notitie, dossier of signalering die zijn geregistreerd in:
De vergelijking wordt gemaakt met zowel alfanumerieke als biometrische gegevens, tenzij het doorzochte informatiesysteem of de databank in kwestie slechts één van die gegevenscategorieën bevat. 4. Het VIS gaat met name na:
5. SIS-signaleringen met betrekking tot vermiste personen of kwetsbare personen, personen die worden gezocht met het oog op een gerechtelijke procedure en personen of voorwerpen met het oog op onopvallende controle, onderzoekscontrole of gerichte controle worden uitsluitend voor de in artikel 2, lid 1, punt k), genoemde doelstelling doorzocht. 6. Met betrekking tot SLTD van Interpol en TDAWN van Interpol worden raadplegingen of verificaties zodanig uitgevoerd dat hierover aan de eigenaar van de Interpol-signalering geen informatie wordt vrijgegeven. Indien niet is voldaan aan het vereiste van dit lid, raadpleegt het VIS de databanken van Interpol niet. 7. Wat Europol-gegevens betreft, wordt de passende kennisgeving overeenkomstig artikel 21, lid 1 ter, van Verordening (EU) 2016/794 automatisch verwerkt. 8. Een treffer wordt gegenereerd wanneer alle of sommige voor de zoekopdracht gebruikte gegevens uit het aanvraagdossier volledig of gedeeltelijk overeenstemmen met de gegevens in notities, dossiers of signaleringen in de in lid 3 bedoelde informatiesystemen of databanken. In de in artikel 9 nonies, lid 2, bedoelde handleiding wordt bepaald wanneer er sprake is van gedeeltelijke overeenstemming, met inbegrip van een mate van waarschijnlijkheid, om het aantal valse treffers te beperken. 9. Indien de automatische vergelijking als bedoeld in lid 3 een treffer oplevert met betrekking tot lid 4, punt a), i), ii) en iii), punt b), punt c), i), punt d) en punt g), i), voegt het VIS in het aanvraagdossier een verwijzing toe naar elke treffer en, in voorkomend geval, naar de lidstaten die de gegevens hebben ingevoerd of aangeleverd die de treffer hebben gegenereerd. 10. Indien de automatische vergelijking als bedoeld in lid 3 een treffer oplevert met betrekking tot lid 4, punt a), iv), punt c), ii), punten e) en f) en punt g), ii), geeft het VIS in het aanvraagdossier alleen aan dat er verdere verificaties nodig zijn. In het geval van treffers overeenkomstig lid 4, punt a), iv), punten e) en f), en punt g), ii), zendt het VIS een geautomatiseerde kennisgeving van dergelijke treffers aan de aangewezen VIS-autoriteit van de lidstaat die de aanvraag verwerkt. Dergelijke geautomatiseerde kennisgeving bevat de gegevens die overeenkomstig artikel 9, punten 4, 5 en 6, in het aanvraagdossier zijn opgeslagen. In het geval van treffers overeenkomstig lid 4, punt c), ii), zendt het VIS een geautomatiseerde kennisgeving over dergelijke treffers aan de nationale Etias-eenheid van de lidstaat die de gegevens heeft ingevoerd of, indien de gegevens door Europol zijn ingevoerd, aan de nationale Etias-eenheid van de lidstaten die de aanvraag verwerken. Die geautomatiseerde kennisgeving bevat de gegevens die overeenkomstig artikel 9, punt 4, in het aanvraagdossier zijn opgeslagen. 11. Indien de automatische vergelijking als bedoeld in lid 3 een treffer oplevert met betrekking tot lid 3 bis, punt a), v), vi) en vii), registreert het VIS de treffer niet in het aanvraagdossier en registreert het daarin ook niet dat er verdere verificaties nodig zijn. 12. Het unieke referentienummer van het gegevensbestand dat een treffer heeft gegenereerd, wordt in het aanvraagdossier bewaard met het oog op het bijhouden van logbestanden, rapportages en statistieken overeenkomstig de artikelen 34 en 45 bis. 13. Het VIS vergelijkt de desbetreffende gegevens als bedoeld in artikel 9, punt 4, punten a), a bis), g), h), j), k) en l), met de specifieke risico-indicatoren als bedoeld in artikel 9 undecies. Artikel 9 ter Specifieke bepalingen voor familieleden van burgers van de Unie of van andere onderdanen van derde landen die onder het Unierecht inzake vrij verkeer vallen 1. Wat betreft onderdanen van derde landen die familielid zijn van een burger van de Unie op wie Richtlijn 2004/38/EG van toepassing is of van een onderdaan van een derde land die het recht van vrij verkeer geniet dat gelijkwaardig is aan dat van de burgers van de Unie op grond van een overeenkomst tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en een derde land, anderzijds, worden de in artikel 9 bis, lid 3, bedoelde automatische zoekopdrachten uitsluitend uitgevoerd om na te gaan of er geen feitelijke aanwijzingen of op feitelijke aanwijzingen gebaseerde redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de aanwezigheid van die onderdaan van een derde land op het grondgebied van de lidstaten een risico voor de veiligheid of een hoog epidemiologisch risico vormt overeenkomstig Richtlijn 2004/38/EG. 2. Het VIS gaat niet na:
3. Indien de automatische verwerking op grond van artikel 9 bis, lid 3, van de onderhavige verordening een treffer heeft opgeleverd die overeenkomt met een signalering met het oog op weigering van toegang en verblijf als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2018/1861, verifieert de visumautoriteit om welke reden werd beslist deze signalering in het SIS op te nemen. Indien deze reden verband houdt met een risico op het gebied van illegale immigratie, wordt bij de beoordeling van de aanvraag geen rekening gehouden met de signalering. De visumautoriteit gaat te werk overeenkomstig artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1861. 4. De overeenkomstig artikel 9 undecies bepaalde specifieke risico-indicatoren die zijn gebaseerd op risico’s op het gebied van illegale immigratie zijn niet van toepassing. Artikel 9 quater Handmatige verificatie en follow-up van treffers door bevoegde visumautoriteiten 1. Elke treffer overeenkomstig artikel 9 bis, lid 9, wordt handmatig geverifieerd door de bevoegde visumautoriteit van de lidstaat die de visumaanvraag behandelt. 2. Met het oog op de handmatige verificatie als bedoeld in lid 1 van dit artikel heeft de bevoegde visumautoriteit toegang tot het aanvraagdossier en eventueel daaraan gekoppelde aanvraagdossiers, evenals tot alle treffers die de automatische verwerking overeenkomstig artikel 9 bis, lid 9, heeft opgeleverd. De bevoegde visumautoriteit heeft ook tijdelijk toegang tot de gegevens in het SIS, EES, Etias, Eurodac of SLTD van Interpol die tot de treffer hebben geleid, te weten voor de duur van de in dit artikel bedoelde verificaties en het onderzoek van de visumaanvraag en in het geval van een beroepsprocedure. De tijdelijke toegang is in overeenstemming met de rechtsinstrumenten betreffende het SIS, het EES, het Etias, Eurodac en SLTD van Interpol. 3. De bevoegde visumautoriteit verifieert of de in het aanvraagdossier geregistreerde identiteit van de aanvrager overeenkomt met de gegevens in een van de doorzochte informatiesystemen of databanken. 4. Indien de persoonsgegevens in het aanvraagdossier overeenstemmen met de in het desbetreffende informatiesysteem of de desbetreffende databank opgeslagen gegevens, wordt de treffer in aanmerking genomen bij het onderzoek van de visumaanvraag overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 810/2009. 5. Indien de persoonsgegevens in het aanvraagdossier niet overeenstemmen met de in het desbetreffende informatiesysteem of de desbetreffende databank opgeslagen gegevens, wist de bevoegde visumautoriteit de valse treffer uit het aanvraagdossier. 6. Indien de automatische vergelijking op grond van artikel 9 bis, lid 13 van de onderhavige verordening, een treffer oplevert, beoordeelt de bevoegde visumautoriteit het veiligheidsrisico, het risico op het gebied van illegale immigratie en het hoge epidemiologische risico en houdt zij daarmee rekening bij het onderzoek van de visumaanvraag overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 810/2009. De bevoegde visumautoriteit kan in geen geval automatisch een beslissing nemen die is gebaseerd op een treffer op basis van specifieke risico-indicatoren. De bevoegde visumautoriteit gaat in elk geval over tot een individuele beoordeling van het veiligheidsrisico, het risico op het gebied van illegale immigratie en het hoge epidemiologische risico. Artikel 9 quinquies Handmatige verificatie van treffers door aangewezen VIS-autoriteiten 1. Elke lidstaat wijst een autoriteit aan (de “aangewezen VIS-autoriteit”) voor de handmatige verificatie en follow-up van treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt a), iv) tot en met vii), punt e), punten f) g), ii). De lidstaten mogen meer dan één autoriteit als aangewezen VIS-autoriteit aanwijzen. De lidstaten stellen de Commissie en eu-LISA in kennis van de aangewezen VIS-autoriteit. Indien de lidstaten ervoor kiezen het Sirene-bureau als de aangewezen VIS-autoriteit aan te wijzen, wijzen zij het Sirene-bureau voldoende extra middelen toe om het bureau in staat te stellen de taken uit te voeren die krachtens de onderhavige verordening aan de aangewezen VIS-autoriteit zijn toevertrouwd. 2. De aangewezen VIS-autoriteit is ten minste gedurende de normale werktijden operationeel. De aangewezen VIS-autoriteit heeft tijdelijk toegang tot de in het aanvraagdossier opgeslagen gegevens en de gegevens in het SIS, Ecris-TCN, Europol-gegevens of TDAWN van Interpol die tot de treffer hebben geleid, te weten voor de duur van de in dit artikel en in artikel 9 octies bedoelde verificaties. 3. De aangewezen VIS-autoriteit verifieert binnen twee dagen te rekenen vanaf de door het VIS toegezonden kennisgeving of de in het aanvraagdossier geregistreerde identiteit van de aanvrager overeenstemt met de gegevens in een van de doorzochte informatiesystemen of databanken. 4. Indien de persoonsgegevens in het aanvraagdossier niet overeenstemmen met de in het desbetreffende informatiesysteem of de desbetreffende databank opgeslagen gegevens, wist de aangewezen VIS-autoriteit in het aanvraagdossier de vermelding dat er verdere verificaties nodig zijn. Artikel 9 sexies Handmatige verificatie en follow-up van treffers in de Etias-observatielijst 1. De nationale Etias-eenheid van de lidstaat die de gegevens in de Etias-observatielijst heeft ingevoerd of, indien de gegevens door Europol zijn ingevoerd, de nationale Etias-eenheid van de lidstaat die de aanvraag verwerkt, verifieert en volgt de treffers op overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt c), ii). 2. De desbetreffende nationale Etias-eenheid verifieert binnen twee werkdagen te rekenen vanaf de door het VIS toegezonden kennisgeving of de in het aanvraagdossier geregistreerde gegevens overeenstemmen met de gegevens in de ETIAS-observatielijst. 3. Indien de gegevens in het aanvraagdossier overeenstemmen met de gegevens in de ETIAS-observatielijst, verstrekt de nationale Etias-eenheid de centrale visumautoriteit van de lidstaat die de visumaanvraag behandelt een met redenen omkleed advies over de vraag of de aanvrager een gevaar vormt voor de openbare veiligheid, waarmee rekening wordt gehouden bij het onderzoek van de visumaanvraag overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 810/2009. 4. Indien de gegevens door Europol in de Etias-observatielijst zijn ingevoerd, verzoekt de nationale Etias-eenheid van de lidstaat die de aanvraag behandelt, onverwijld om het advies van Europol zodat de nationale Etias-eenheid een met redenen omkleed advies kan opstellen. Daartoe zendt de nationale Etias-eenheid de in het aanvraagdossier geregistreerde gegevens overeenkomstig artikel 9, punt 4, toe aan Europol. Europol antwoordt binnen 60 uur te rekenen vanaf de datum van het verzoek. Indien Europol binnen deze termijn geen antwoord heeft gegeven, dan wordt er geacht geen bezwaar te bestaan tegen de afgifte van het visum. 5. De nationale Etias-eenheid zendt het met redenen omkleed advies binnen zeven kalenderdagen te rekenen vanaf de kennisgeving door het VIS toe aan de centrale visumautoriteit. Indien de nationale Etias-eenheid binnen deze termijn geen met redenen omkleed advies heeft gezonden, wordt er geacht geen bezwaar te bestaan tegen de afgifte van het visum. 6. Het met redenen omkleed advies wordt in het aanvraagdossier op zodanige wijze geregistreerd dat het advies alleen toegankelijk is voor de centrale visumautoriteit van de lidstaat die de visumaanvraag behandelt. 7. Indien de gegevens in het aanvraagdossier niet overeenstemmen met de gegevens in de Etias-observatielijst, deelt de nationale Etias-eenheid dit mee aan de centrale visumautoriteit van de lidstaat die de visumaanvraag behandelt, waarna deze in het aanvraagdossier de vermelding wist dat er verdere verificaties nodig zijn. Artikel 9 septies Follow-up van bepaalde treffers door het Sirene-bureau 1. In het geval van treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt a), iii) tot en met vii), en na handmatige verificatie, stelt de bevoegde visumautoriteit of de aangewezen VIS-autoriteit het Sirene-bureau van de lidstaat die de aanvraag behandelt, in kennis van dergelijke treffers. 2. In het geval van treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt a), iii), dient het Sirene-bureau van de lidstaat die de aanvraag behandelt:
3. In het geval van treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt a), iv) tot en met vii) van de onderhavige verordening, dient het Sirene-bureau van de lidstaat die de aanvraag behandelt, passende follow-upmaatregelen te nemen overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1862. Artikel 9 octies Follow-up van bepaalde treffers door aangewezen VIS-autoriteiten 1. In het geval van geverifieerde treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt e), f) of g), ii), neemt de aangewezen VIS-autoriteit zo nodig passende follow-upmaatregelen. Daartoe raadpleegt zij, in voorkomend geval, respectievelijk het nationale centrale bureau van Interpol van de lidstaat die de aanvraag behandelt, Europol of de overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad aangewezen centrale autoriteit van de lidstaat van veroordeling (*). 2. De aangewezen VIS-autoriteit brengt aan de centrale visumautoriteit van de lidstaat die de visumaanvraag behandelt, een met redenen omkleed advies uit over de vraag of de aanvrager een gevaar vormt voor de openbare veiligheid, waarmee rekening wordt gehouden bij het onderzoek van de visumaanvraag overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 810/2009. 3. In het geval van geverifieerde treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt e) van de onderhavige verordening, houdt de aangewezen VIS-autoriteit, indien de veroordeling is uitgesproken vóór de ingebruikneming van het Ecris-TCN krachtens artikel 35, lid 4, van Verordening (EU) 2019/816, in het in lid 2 van dit artikel bedoelde met redenen omklede advies, geen rekening met veroordelingen wegens terroristische misdrijven die meer dan 25 jaar vóór de datum van de visumaanvraag zijn uitgesproken, noch met veroordelingen wegens andere ernstige strafbare feiten die meer dan 15 jaar vóór de datum van de visumaanvraag zijn uitgesproken. 4. Indien een door de aangewezen VIS-autoriteit handmatig geverifieerde treffer betrekking heeft op de in artikel 9 bis, lid 4, punt f), bedoelde Europol-gegevens, verzoekt de aangewezen VIS-autoriteit Europol onverwijld om advies met het oog op de uitvoering van haar in lid 2 van dit artikel bedoelde taak. Daartoe zendt de aangewezen VIS-autoriteit de in het aanvraagdossier geregistreerde gegevens overeenkomstig artikel 9, punten 4, 5 en 6 toe aan Europol. Europol antwoordt binnen 60 uur te rekenen vanaf de datum van het verzoek. Indien Europol binnen deze termijn geen antwoord heeft gegeven, wordt er geacht geen bezwaar te bestaan tegen de afgifte van het visum. 5. In het geval van geverifieerde treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt a), iv), van de verordening verstrekt de aangewezen VIS-autoriteit van de lidstaat die de aanvraag behandelt, na overleg met het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat, aan de centrale visumautoriteit die de visumaanvraag behandelt, een met redenen omkleed advies over de vraag of de aanvrager een gevaar vormt voor de openbare veiligheid, waarmee rekening wordt gehouden bij het onderzoek van de visumaanvraag overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 810/2009. 6. Het met redenen omkleed advies wordt in het aanvraagdossier op zodanige wijze geregistreerd dat het advies alleen toegankelijk is voor de in artikel 9 quinquies bedoelde aangewezen VIS-autoriteit van de lidstaat die de visumaanvraag behandelt en voor de centrale visumautoriteit van dezelfde lidstaat. 7. De aangewezen VIS-autoriteit zendt het met redenen omkleed advies binnen zeven kalenderdagen te rekenen vanaf de kennisgeving door het VIS toe aan de centrale visumautoriteit. In het geval van geverifieerde treffers overeenkomstig artikel 9 bis, lid 4, punt e), bedraagt de termijn voor het toezenden van het met redenen omkleed advies tien kalenderdagen. Indien de aangewezen VIS-autoriteit binnen deze termijn geen met redenen omkleed advies heeft gezonden, wordt er geacht geen bezwaar te bestaan tegen de afgifte van het visum. Artikel 9 nonies Uitvoering en handleiding 1. Voor de uitvoering van de artikelen 9 bis tot en met 9 octies zet eu-LISA, in samenwerking met de lidstaten en Europol, passende kanalen op voor de in die artikelen bedoelde kennisgevingen en uitwisseling van informatie. 2. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 48 bis een gedelegeerde handeling vast om in een handleiding de procedures en regels vast te leggen die nodig zijn voor deze zoekopdrachten, verificaties en beoordelingen. Artikel 9 decies Taken van Europol Europol past zijn informatiesysteem aan om de automatische verwerking van de zoekopdrachten op grond van artikel 9 bis, lid 3, en artikel 22 ter, lid 2, mogelijk te maken. Artikel 9 undecies Specifieke risico-indicatoren 1. De specifieke risico-indicatoren worden toegepast als een algoritme waarmee profilering zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 4, van Verordening (EU) 2016/679 mogelijk is door overeenkomstig artikel 9 bis, lid 13 van de onderhavige verordening de gegevens die in een aanvraagdossier in het VIS zijn geregistreerd te vergelijken met specifieke risico-indicatoren die de centrale Etias-eenheid overeenkomstig lid 4 van dit artikel heeft vastgesteld en die wijzen op een veiligheidsrisico, een risico op het gebied van illegale immigratie of een hoog epidemiologisch risico. De centrale Etias-eenheid voert de specifieke risico-indicatoren in het VIS in. 2. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 48 bis een gedelegeerde handeling vast tot nadere omschrijving van het veiligheidsrisico, het risico op het gebied van illegale immigratie of het hoge epidemiologische risico, op basis van:
3. De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast tot specificering van de risico’s als vermeld in onderhavige verordening en in de gedelegeerde handeling als bedoeld in lid 2 van dit artikel, waarop de in lid 4 bedoelde specifieke risico-indicatoren moeten worden gebaseerd. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De specifieke risico’s bedoeld in de eerste alinea van dit lid worden ten minste elke zes maanden geëvalueerd en de Commissie stelt, waar nodig, een nieuwe uitvoeringshandeling vast volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. Op basis van de overeenkomstig lid 3 bepaalde specifieke risico’s stelt de centrale Etias-eenheid een aantal specifieke risico-indicatoren vast, die bestaan uit een combinatie van gegevens, waaronder een of meer van de volgende:
5. De specifieke risico-indicatoren zijn gericht en evenredig. Zij mogen in geen geval uitsluitend gebaseerd zijn op geslacht of leeftijd, noch gebaseerd zijn op informatie waaruit huidskleur, ras, etnische of sociale achtergrond, genetische kenmerken, taal, politieke of andere denkbeelden, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, lidmaatschap van een vakvereniging, het behoren tot een nationale minderheid, eigendom, geboorte, handicap of seksuele gerichtheid af te leiden zijn. 6. De specifieke risico-indicatoren worden gedefinieerd, vastgesteld, vooraf beoordeeld, geïmplementeerd, achteraf geëvalueerd, herzien en gewist door de centrale Etias-eenheid, na raadpleging van de VIS-screeningsraad. Artikel 9 duodecies VIS-screeningsraad 1. Binnen het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt een VIS-screeningsraad met een adviesfunctie opgericht. Deze bestaat uit een vertegenwoordiger van de centrale visumautoriteit van elke lidstaat, van het Europees Grens- en kustwachtagentschap en van Europol. 2. De centrale Etias-eenheid raadpleegt de VIS-screeningsraad over de definitie, vaststelling, beoordeling vooraf, implementatie, evaluatie achteraf, en herziening en schrapping van de in artikel 9 undecies bedoelde specifieke risico-indicatoren. 3. De VIS-screeningsraad verstrekt adviezen, richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken voor de in lid 2 vermelde doeleinden. Bij het verstrekken van aanbevelingen houdt de VIS-screeningsraad rekening met de aanbevelingen van de VIS-sturingsraad voor de grondrechten. 4. De VIS-screeningsraad vergadert wanneer nodig, doch ten minste tweemaal per jaar. De kosten en logistieke ondersteuning van de vergaderingen van de sturingsraad komen ten laste van het Europees Grens- en kustwachtagentschap. 5. De VIS-screeningsraad kan de VIS-sturingsraad voor de grondrechten raadplegen over met grondrechten verband houdende aangelegenheden, met name wat betreft privacy, de bescherming van persoonsgegevens en non-discriminatie. 6. De VIS-screeningsraad stelt in zijn eerste vergadering zijn reglement van orde vast bij gewone meerderheid van stemmen van zijn leden. Artikel 9 terdecies VIS-sturingsraad voor de grondrechten 1. Er wordt een onafhankelijke VIS-sturingsraad voor de grondrechten met een advies- en beoordelingsfunctie opgericht. Onverminderd hun respectieve bevoegdheden en onafhankelijkheid bestaat deze raad uit de grondrechtenfunctionaris van het Europees Grens- en kustwachtagentschap, een vertegenwoordiger van het adviesforum voor grondrechten van het Europees Grens- en kustwachtagentschap, een vertegenwoordiger van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, een vertegenwoordiger van het Europees Comité voor gegevensbescherming dat is opgericht bij Verordening (EU) 2016/679 en een vertegenwoordiger van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. 2. De VIS-sturingsraad voor de grondrechten voert regelmatig beoordelingen uit en doet aanbevelingen aan de VIS-screeningsraad over de gevolgen voor de grondrechten van de verwerking van aanvragen en van de toepassing van artikel 9 undecies, met name wat betreft privacy, de bescherming van persoonsgegevens en non-discriminatie. Tevens staat de VIS-sturingsraad voor de grondrechten de VIS-screeningsraad bij in de uitvoering van zijn taken indien hij door deze laatste wordt geraadpleegd over specifieke aangelegenheden in verband met grondrechten, met name wat betreft privacy, de bescherming van persoonsgegevens en non-discriminatie. De VIS-sturingsraad voor de grondrechten heeft toegang tot de in artikel 7, lid 2, punt e), van Verordening (EU) 2018/1240 bedoelde controles. 3. De VIS-sturingsraad voor de grondrechten vergadert wanneer nodig, doch ten minste tweemaal per jaar. De kosten en logistieke ondersteuning van de vergaderingen van de sturingsraad komen ten laste van het Europees Grens- en kustwachtagentschap. De vergaderingen van de sturingsraad vinden plaats in de gebouwen van het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Het secretariaat van de vergaderingen van de sturingsraad wordt waargenomen door het Europees Grens- en kustwachtagentschap. De VIS-sturingsraad voor de grondrechten stelt in zijn eerste vergadering zijn reglement van orde vast bij gewone meerderheid van stemmen van zijn leden. 4. Een vertegenwoordiger van de VIS-sturingsraad voor de grondrechten wordt uitgenodigd om als adviseur de vergaderingen van de VIS-screeningsraad bij te wonen. De leden van de VIS-sturingsraad voor de grondrechten hebben toegang tot de informatie en dossiers van de VIS-screeningsraad. 5. De VIS-sturingsraad voor de grondrechten stelt een jaarverslag op. Het verslag wordt openbaar gemaakt. (*) Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).”;" |
12) |
artikel 10, lid 1, punt f), wordt vervangen door het volgende:
|
13) |
artikel 11 wordt geschrapt; |
14) |
artikel 12, lid 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
aan artikel 13 wordt het volgende lid toegevoegd: “4. Indien het aanvraagdossier overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel is bijgewerkt, zendt het VIS een kennisgeving naar de lidstaat die het visum heeft afgegeven, waarin de beslissing tot nietigverklaring of intrekking van dat visum en de reden voor die beslissing worden meegedeeld. Een dergelijke kennisgeving wordt automatisch door het VIS-centrale systeem gegenereerd en overeenkomstig artikel 16 via VISMail verzonden.”; |
16) |
artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
artikel 16 wordt vervangen door: “Artikel 16 Gebruik van het VIS voor raadpleging en voor verzoeken om documenten. 1. Ten behoeve van de raadpleging tussen centrale visumautoriteiten over aanvragen overeenkomstig artikel 22 van Verordening (EG) nr. 810/2009 worden het verzoek om raadpleging en de antwoorden daarop overeenkomstig lid 2 van dit artikel toegezonden. 2. Wanneer in het VIS een aanvraagdossier wordt aangemaakt betreffende een onderdaan van een bepaald derde land of een persoon die behoort tot een specifieke categorie onderdanen van een bepaald derde land, waarvoor op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 810/2009 voorafgaande raadpleging is vereist, zendt het VIS het verzoek om raadpleging automatisch via VISMail naar de aangegeven lidstaat of lidstaten. De geraadpleegde lidstaat of lidstaten zend(t)(en) het antwoord naar het VIS, dat het via VISMail doorzendt naar de lidstaat die het aanvraagdossier heeft aangemaakt. In het geval van een negatief antwoord wordt in het antwoord gespecificeerd of de aanvrager een bedreiging vormt voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid, de volksgezondheid of de internationale betrekkingen. Uitsluitend met het oog op de uitvoering van de raadplegingsprocedure wordt de lijst van lidstaten die op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 810/2009 verlangen dat hun centrale autoriteiten worden geraadpleegd door de centrale autoriteiten van andere lidstaten bij het onderzoeken van visumaanvragen voor eenvormige visa van onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen, in het VIS geïntegreerd. Het VIS voorziet in de functie voor het gecentraliseerde beheer van die lijst. 3. De toezending van informatie via VISMail is ook van toepassing op:
3 bis De lijst van lidstaten die op grond van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 810/2009 verlangen dat hun centrale autoriteiten in kennis worden gesteld van visa die door andere lidstaten worden afgegeven aan onderdanen van bepaalde derde landen of specifieke categorieën onderdanen van die landen, wordt in het VIS geïntegreerd. Het VIS voorziet in het gecentraliseerde beheer van die lijst. 3 ter De toezending van informatie overeenkomstig lid 3, punten a), b) en c), wordt automatisch door het VIS gegenereerd. 3 quater De bevoegde visumautoriteiten beantwoorden verzoeken uit hoofde van lid 3, punt e), binnen drie werkdagen. 4. De krachtens dit artikel verstrekte persoonsgegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor het raadplegen en informeren van centrale visumautoriteiten en voor de consulaire samenwerking.”; |
18) |
artikel 17 wordt geschrapt; |
19) |
de titel van hoofdstuk III wordt vervangen door: “TOEGANG TOT GEGEVENS OVER VISA DOOR ANDERE AUTORITEITEN”; |
20) |
artikel 17 bis wordt als volgt gewijzigd:
|
21) |
artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
22) |
artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
|
23) |
in artikel 19 bis wordt lid 4 vervangen door: “4. Indien de zoekopdracht aan de hand van de in lid 2 vermelde gegevens uitwijst dat in het VIS gegevens over de onderdaan van een derde land zijn geregistreerd, verifieert de autoriteit die bevoegd is om controles te verrichten aan de grenzen waar het EES wordt gebruikt, voorts de vingerafdrukken of de gezichtsopname van de onderdaan van een derde land aan de hand van de in het VIS geregistreerde vingerafdrukken of ter plaatse gemaakte gezichtsopname. De autoriteit kan een dergelijke verificatie vanuit het EES uitvoeren. Voor onderdanen van derde landen wier vingerafdrukken of gezichtsopnamen niet kunnen worden gebruikt, wordt de zoekopdracht uitsluitend verricht aan de hand van de in lid 2 genoemde alfanumerieke gegevens.”; |
24) |
artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
artikelen 21 en 22 wordt vervangen door: “Artikel 21 Toegang tot VIS-gegevens met het oog op de vaststelling van de verantwoordelijkheid voor verzoeken om internationale bescherming 1. Uitsluitend om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig de artikelen 12 en 34 van Verordening (EU) nr. 604/2013, hebben de bevoegde asielautoriteiten toegang tot het VIS om te zoeken aan de hand van de vingerafdrukken van de persoon die om internationale bescherming verzoekt. Indien de vingerafdrukken van de persoon die om internationale bescherming verzoekt niet kunnen worden gebruikt of indien het zoeken aan de hand van de vingerafdrukken geen resultaat oplevert, wordt gezocht aan de hand van de gegevens bedoeld in artikel 9, punt 4, punten a), a bis), b), c) of c bis) of artikel 9, punt 5. De gezichtsopname mag evenwel niet het enige zoekcriterium zijn. 2. Indien uit het zoeken aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens blijkt dat in het VIS is geregistreerd dat een visum is afgegeven waarvan de geldigheidsduur niet meer dan zes maanden vóór de datum van het verzoek om internationale bescherming is verstreken of waarvan de geldigheidsduur is verlengd tot niet meer dan zes maanden vóór de datum van het verzoek om internationale bescherming, hebben de bevoegde asielautoriteit, uitsluitend met het oog op de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, toegang tot het VIS om de volgende gegevens van het aanvraagdossier van de betrokkene, en, wat betreft de in punt e) van dit lid genoemde gegevens, van de echtgeno(o)t(e) en de kinderen, als bedoeld in artikel 8, lid 4, te raadplegen:
3. Het raadplegen van het VIS overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel geschiedt alleen door de aangewezen nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 34, lid 6, van Verordening (EU) nr. 604/2013. Artikel 22 Toegang tot VIS-gegevens met het oog op de behandeling van een verzoek om internationale bescherming 1. Uitsluitend met het oog op de behandeling van een verzoek om internationale bescherming hebben de bevoegde asielautoriteiten overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 604/2013 toegang om te zoeken aan de hand van de vingerafdrukken van de persoon die om internationale bescherming verzoekt. Indien de vingerafdrukken van de persoon die om internationale bescherming verzoekt, niet kunnen worden gebruikt of indien het zoeken aan de hand van de vingerafdrukken geen resultaat oplevert, wordt gezocht aan de hand van de gegevens bedoeld in artikel 9, punt 4, punten a), a bis), b), c) of c bis) of artikel 9, punt 5. De gezichtsopname mag evenwel niet het enige zoekcriterium zijn. 2. Indien uit het zoeken aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens blijkt dat er gegevens over de persoon die om internationale bescherming verzoekt in het VIS zijn geregistreerd, hebben de bevoegde asielautoriteit uitsluitend met het oog op de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, toegang tot het VIS voor het raadplegen van de volgende gegevens van de verzoeker en van eventueel daaraan gekoppelde aanvraagdossiers, als bedoeld in artikel 8, lid 3, en, wat betreft de gegevens genoemd in punt f) van dit lid, van de echtgeno(o)t(e) en de kinderen, als bedoeld in artikel 8, lid 4:
3. Het raadplegen van het VIS overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel geschiedt alleen door de aangewezen nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 34, lid 6, van Verordening (EU) nr. 604/2013.”; |
26) |
na artikel 22 worden de volgende hoofdstukken ingevoegd: “HOOFDSTUK III bis INVOERING EN GEBRUIK VAN GEGEVENS BETREFFENDE VISA VOOR VERBLIJF VAN LANGERE DUUR EN VERBLIJFSVERGUNNINGEN Artikel 22 bis Procedures voor het invoeren van gegevens na een aanvraag voor een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning 1. Na een aanvraag voor een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning maakt de autoriteit die bevoegd is om de aanvraag in ontvangst of behandeling te nemen, onverwijld een aanvraagdossier aan door de volgende gegevens in het VIS in te voeren, voor zover die gegevens overeenkomstig het relevante Unierecht of nationale recht door de aanvrager moeten worden verstrekt:
2. Wat betreft de in lid 1, punt k), bedoelde vingerafdrukken mogen de vingerafdrukken van kinderen jonger dan zes jaar niet in het VIS worden ingevoerd. Wat betreft de in lid 1, punten j) en k), bedoelde gezichtsopnames en vingerafdrukken mogen de gegevens van minderjarigen alleen in het VIS worden ingevoerd indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
3. Na het aanmaken van het aanvraagdossier start het VIS automatisch de zoekopdracht overeenkomstig artikel 22 ter. 4. Indien de aanvrager zijn aanvraag heeft ingediend als lid van een groep of samen met een familielid, maakt de autoriteit een aanvraagdossier aan voor elke persoon die deel uitmaakt van de groep, en koppelt zij de dossiers van de personen die samen een aanvraag hebben ingediend voor een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning. 5. Indien bepaalde gegevens overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht niet moeten worden verstrekt of niet kunnen worden verstrekt, wordt in de rubrieken voor deze gegevens “niet van toepassing” vermeld. In het geval van vingerafdrukken moet het systeem de mogelijkheid bieden een onderscheid te maken tussen de gevallen waarin overeenkomstig het Unierecht of het nationale recht geen vingerafdrukken moeten worden verstrekt en de gevallen waarin zij niet kunnen worden verstrekt. Artikel 22 ter Zoekopdrachten in informatiesystemen en databanken 1. De aanvraagdossiers worden door het VIS automatisch verwerkt om na te gaan of er treffers zijn in overeenstemming met dit artikel. Het VIS onderzoekt elk aanvraagdossier afzonderlijk. 2. Met het doel na te gaan of de persoon een bedreiging vormt voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid van de lidstaten als bedoeld in artikel 6, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2016/399 en met het oog op de in artikel 2, lid 2, punt f) van de onderhavige verordening bedoelde doelstelling, start het VIS een zoekopdracht door gebruik te maken van het ESP om de in artikel 22 bis, lid 1, punten d) tot en met g), i), j) en k) van de onderhavige verordening bedoelde relevante gegevens te vergelijken met de gegevens in een notitie, dossier of signalering die zijn geregistreerd in:
De vergelijking wordt gemaakt met zowel alfanumerieke als biometrische gegevens, tenzij de het doorzochte informatiesysteem of de doorzochte databank slechts één van die gegevenscategorieën bevat. 3. Het VIS gaat met name na:
4. SIS-signaleringen met betrekking tot vermiste personen of kwetsbare personen, personen die worden gezocht met het oog op een gerechtelijke procedure en personen of voorwerpen met het oog op onopvallende controle, onderzoekscontrole of gerichte controle worden uitsluitend voor de in artikel 2, lid 2, punt f), genoemde doelstelling doorzocht. 5. Met betrekking tot SLTD van Interpol en TDAWN van Interpol worden raadplegingen en verificaties zodanig uitgevoerd dat hierover aan de eigenaar van de Interpol-signalering geen informatie wordt vrijgegeven. Indien niet wordt voldaan aan het vereiste van dit lid raadpleegt het VIS de databanken van Interpol niet. 6. Wat Europol-gegevens betreft, wordt de passende kennisgeving overeenkomstig artikel 21, lid 1 ter, van Verordening (EU) 2016/794 automatisch verwerkt. 7. Er wordt een treffer gegenereerd wanneer alle of sommige voor de zoekopdracht gebruikte gegevens uit het aanvraagdossier volledig of gedeeltelijk overeenstemmen met de gegevens in notities, dossiers of signaleringen in de in lid 2 bedoelde informatiesystemen of databanken. In de in lid 18 bedoelde handleiding wordt bepaald wanneer er sprake is van gedeeltelijke overeenstemming, met inbegrip van een mate van waarschijnlijkheid, om het aantal valse treffers te beperken. 8. Indien de automatische vergelijking als bedoeld in lid 2 een treffer oplevert met betrekking tot lid 3, punt a), i), ii) en iii), punt b), punt c), i), punt d) en punt g), i), voegt het VIS in het aanvraagdossier een verwijzing toe naar elke treffer en, in voorkomend geval, naar de lidstaten die de gegevens hebben ingevoerd of aangeleverd die de treffer hebben gegenereerd. 9. Indien de automatische vergelijking als bedoeld in lid 2 een treffer oplevert met betrekking tot lid 3, punt a), iv), punt c), ii), punt e), punt f) en punt g), ii), geeft het VIS in het aanvraagdossier alleen aan dat er verdere verificaties nodig zijn. In het geval van treffers overeenkomstig lid 3, punt a), iv), punt e), punt f), en punt g), ii), zendt het VIS een geautomatiseerde kennisgeving van dergelijke treffers aan de aangewezen VIS-autoriteit van de lidstaat die de aanvraag verwerkt. Deze geautomatiseerde kennisgeving bevat de gegevens die overeenkomstig artikel 22 bis, lid 1, punten d) tot en met g), i), j) en k) in het aanvraagdossier zijn geregistreerd. In het geval van treffers overeenkomstig lid 3, punt c), ii), zendt het VIS een geautomatiseerde kennisgeving over dergelijke treffers aan de nationale Etias-eenheid van de lidstaat die de gegevens heeft ingevoerd of, indien de gegevens door Europol zijn ingevoerd, aan de nationale Etias-eenheid van de lidstaten die de aanvraag verwerken. Die geautomatiseerde kennisgeving bevat de gegevens die overeenkomstig artikel 22 bis, lid 1, punten d) tot en met g) en i) in het aanvraagdossier zijn geregistreerd. 10. Indien de automatische vergelijking als bedoeld in lid 2 een treffer oplevert met betrekking tot lid 3, punt a), v), vi) en vii), registreert het VIS de treffer niet in het aanvraagdossier, noch geeft het in het aanvraagdossier aan dat een verdere verificatie nodig is. 11. Het unieke referentienummer van het gegevensbestand dat een treffer heeft gegenereerd, wordt in het aanvraagdossier bewaard met het oog op het bijhouden van logbestanden, rapportages en statistieken overeenkomstig de artikelen 34 en 45 bis. 12. Elke treffer overeenkomstig lid 6 wordt handmatig geverifieerd door de bevoegde visum- of immigratieautoriteit van de lidstaat die de aanvraag voor een visum voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunning behandelt. Voor de handmatige verificatie uit hoofde van de eerste alinea van dit lid heeft de bevoegde autoriteit toegang tot het aanvraagdossier en eventueel daaraan gekoppelde aanvraagdossiers, evenals tot alle treffers die de automatische verwerking overeenkomstig artikel lid 7 heeft opgeleverd. De bevoegde autoriteit heeft ook tijdelijk toegang tot gegevens in het EES, Etias, SIS, VIS of SLTD van Interpol die tot de treffer hebben geleid, te weten voor de duur van de in dit artikel bedoelde verificaties en de behandeling van de aanvraag voor een visum voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunning en in het geval van een beroepsprocedure. De bevoegde autoriteit verifieert of de in het aanvraagdossier geregistreerde identiteit van de aanvrager overeenkomt met de gegevens in een van de doorzochte informatiesystemen en databanken. Indien de persoonsgegevens in het aanvraagdossier overeenkomen met de gegevens die het desbetreffende informatiesysteem of databank zijn opgeslagen, wordt de treffer in aanmerking genomen bij de beoordeling of de aanvrager van een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning een bedreiging kan vormen voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid van de lidstaten die de aanvraag verwerken. Indien de treffer betrekking heeft op een persoon die gesignaleerd is met het oog op weigering van toegang en verblijf of voor wie een signalering inzake terugkeer is ingegeven in het SIS door een andere lidstaat, is de voorafgaande raadpleging overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2018/1861 of artikel 9 van Verordening (EU) 2018/1860 van toepassing. Indien de persoonsgegevens in het aanvraagdossier niet overeenstemmen met de gegevens die in het desbetreffende informatiesysteem of databank zijn opgeslagen, wist de bevoegde autoriteit de valse treffer uit het aanvraagdossier. 13. Voor de handmatige verificatie van treffers overeenkomstig lid 3, punt a), iv) tot en met vii), en de punten e), f) en g), ii), van dit artikel door de aangewezen VIS-autoriteiten is artikel 9 quinquies van overeenkomstige toepassing. 14. Voor de handmatige verificatie en follow-up van treffers in de Etias-observatielijst overeenkomstig lid 3, punt c), ii), van dit artikel door de nationale Etias-eenheden, is artikel 9 sexies van overeenkomstige toepassing. De verwijzing naar de centrale visumautoriteit wordt begrepen als een verwijzing naar de visum- of immigratieautoriteit die bevoegd is voor visa voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunningen. 15. Voor de follow-up van treffers in het SIS overeenkomstig lid 3, punt a), iv) tot en met vii), van dit artikel door de Sirene-bureaus is artikel 9 septies van overeenkomstige toepassing. 16. Voor de follow-up van treffers overeenkomstig lid 3, punt e), punt f) of punt g), ii), van dit artikel door de aangewezen VIS-autoriteiten is artikel 9 octies van overeenkomstige toepassing. De verwijzing naar de centrale visumautoriteit wordt begrepen als een verwijzing naar de visum- of immigratieautoriteit die bevoegd is voor visa voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunningen. 17. Voor de uitvoering van dit artikel zet eu-LISA, in samenwerking met de lidstaten en Europol, passende kanalen op voor de in dit artikel bedoelde kennisgevingen en uitwisseling van informatie. 18. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 48 bis een gedelegeerde handeling vast om in een handleiding de procedures en regels vast te leggen die nodig zijn voor zoekopdrachten, verificaties en beoordelingen. Artikel 22 quater Toe te voegen gegevens bij uitgifte van een visum voor verblijf van langere duur of van een verblijfsvergunning Indien een bevoegde autoriteit beslist om een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning af te geven, voegt zij de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier indien deze gegevens overeenkomstig het relevante Unierecht en nationale recht zijn verzameld:
Artikel 22 quinquies Gegevens die moeten worden toegevoegd in bepaalde gevallen van weigering van een visum voor verblijf van langere duur of van een verblijfsvergunning 1. Indien een bevoegde autoriteit beslisteen visum voor verblijf van langere duur of van een verblijfsvergunning te weigeren omdat de aanvrager wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare orde, de binnenlandse veiligheid of de volksgezondheid, of omdat de aanvrager documenten heeft overgelegd die op frauduleuze wijze zijn verkregen, zijn vervalst of op ongeoorloofde manier zijn gewijzigd, voegt zij de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier indien deze gegevens overeenkomstig het relevante Unierecht of nationale recht zijn verzameld:
2. In het geval van een definitieve beslissing om een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning te weigeren om andere dan de in lid 1 genoemde redenen, wordt het aanvraagdossier onverwijld uit het VIS verwijderd. Artikel 22 sexies Toe te voegen gegevens bij intrekking of nietigverklaring van een visum voor verblijf van langere duur of van een verblijfsvergunning In het geval een bevoegde autoriteit beslist tot intrekking of nietigverklaring van een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning voegt zij, de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier indien deze gegevens overeenkomstig het relevante Unierecht en/of nationale recht zijn verzameld:
Artikel 22 septies Toe te voegen gegevens bij verlenging van een visum voor verblijf van langere duur of vernieuwing van een verblijfsvergunning 1. In het geval een bevoegde autoriteit beslist tot verlenging van een visum voor verblijf van langere duur voegt zij, de volgende gegevens toe aan het aanvraagdossier indien de gegevens overeenkomstig het relevante Unierecht of nationale recht zijn verzameld:
2. Indien een bevoegde autoriteit beslist een verblijfsvergunning te vernieuwen, is artikel 22 quater van toepassing. Artikel 22 octies Toegang tot VIS-gegevens met het oog op verificatie van visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen bij doorlaatposten aan de buitengrenzen 1. Uitsluitend met het oog op de verificatie van de identiteit van de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning of van de echtheid en de geldigheid ervan, of de verificatie of aan de voorwaarden voor toegang tot het grondgebied van de lidstaten overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 voldaan is, hebben de autoriteiten die bevoegd zijn om overeenkomstig die verordening controles aan de doorlaatposten aan de buitengrenzen te verrichten, toegang om in het VIS te zoeken aan de hand van de volgende gegevens:
2. Indien uit het zoeken aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens blijkt dat in het VIS gegevens betreffende de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning zijn geregistreerd, heeft de bevoegde grenscontroleautoriteit, uitsluitend met het oog op de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, toegang tot het VIS voor het raadplegen van de volgende gegevens in het aanvraagdossier en de daaraan gekoppelde aanvraagdossiers, als bedoeld in artikel 22 bis, lid 4:
3. Voor de in lid 1 genoemde doeleinden hebben de autoriteiten die bevoegd zijn voor het verrichten van controles bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen ook toegang tot het VIS om de vingerafdrukken of de gezichtsopname van de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning te verifiëren aan de hand van de vingerafdrukken of de ter plaatse gemaakte gezichtsopname die in het VIS zijn geregistreerd. 4. Indien de verificatie van de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning geen resultaat oplevert of er twijfel bestaat omtrent de identiteit van de houder of de echtheid van het visum voor verblijf van langere duur, de verblijfsvergunning of het reisdocument, hebben de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de autoriteiten die bevoegd zijn voor het verrichten van controles bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen, toegang tot VIS-gegevens overeenkomstig artikel 22 decies, leden 1 en 2. Artikel 22 nonies Toegang tot VIS-gegevens voor verificatie op het grondgebied van de lidstaat 1. Uitsluitend met het oog op de verificatie van de identiteit van de houder en/of van de echtheid en de geldigheid van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning, en/of om na te gaan of de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten zijn vervuld, hebben de autoriteiten die bevoegd zijn om controles op het grondgebied van de lidstaten te verrichten teneinde na te gaan of de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten zijn vervuld, toegang tot het VIS om te zoeken aan de hand van het nummer van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning in combinatie met verificatie van de vingerafdrukken van de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning, of het nummer van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning. Indien de identiteit van de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning niet aan de hand van vingerafdrukken kan worden geverifieerd, kunnen de bevoegde autoriteiten de verificatie ook met behulp van de gezichtsopname verrichten. 2. Indien uit het zoeken aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens blijkt dat in het VIS gegevens betreffende de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning zijn geregistreerd, heeft de bevoegde autoriteit, uitsluitend met het oog op de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, toegang tot het VIS voor het raadplegen van de volgende gegevens in het aanvraagdossier en de daaraan gekoppelde aanvraagdossiers, als bedoeld in artikel 22 bis, lid 4:
3. Indien de verificatie van de houder van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning geen resultaat oplevert of er twijfel bestaat omtrent de identiteit van de houder, de echtheid van het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning of het reisdocument, hebben de naar behoren gemachtigde personeelsleden van de bevoegde autoriteiten toegang tot VIS-gegevens overeenkomstig artikel 22 decies, leden 1 en 2. Artikel 22 decies Toegang tot VIS-gegevens voor identificatie 1. Uitsluitend met het oog op het identificeren van een persoon die mogelijk al eerder in het VIS is geregistreerd of die niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, hebben de autoriteiten die bevoegd zijn om controles te verrichten bij de doorlaatposten aan de buitengrenzen in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/399 of op het grondgebied van de lidstaten teneinde na te gaan of aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten wordt voldaan, toegang tot het VIS om te zoeken aan de hand van de vingerafdrukken van die persoon. Indien de vingerafdrukken van die persoon niet kunnen worden gebruikt of indien het zoeken aan de hand van de vingerafdrukken geen resultaat oplevert, wordt gezocht aan de hand van de gegevens bedoeld in artikel 22 bis, lid 1, punt d), e), f), g) of j). De gezichtsopname mag evenwel niet het enige zoekcriterium zijn. 2. Indien uit het onderzoek aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens blijkt dat in het VIS-gegevens betreffende de aanvrager zijn geregistreerd, heeft de bevoegde autoriteit, uitsluitend met het oog op de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, toegang tot het VIS voor het raadplegen van de volgende gegevens in het aanvraagdossier en de daaraan gekoppelde aanvraagdossiers, als bedoeld in artikel 22 bis, lid 4:
3. Indien de persoon houder is van een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning, hebben de bevoegde autoriteiten in eerste instantie toegang tot het VIS overeenkomstig artikel 22 octies of 22 nonies. Artikel 22 undecies Toegang tot VIS-gegevens met het oog op de vaststelling van de verantwoordelijkheid voor verzoeken om internationale bescherming 1. Uitsluitend om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming overeenkomstig de artikelen 12 en 34 van Verordening (EU) nr. 604/2013, hebben de bevoegde asielautoriteiten toegang tot het VIS om te zoeken aan de hand van de vingerafdrukken van de persoon die om internationale bescherming verzoekt. Indien de vingerafdrukken van de verzoeker om internationale bescherming niet kunnen worden gebruikt of indien het zoeken aan de hand van de vingerafdrukken geen resultaat oplevert, wordt gezocht aan de hand van de gegevens bedoeld in artikel 22 bis, lid 1, punt d), e), f), g) of j). De gezichtsopname mag echter niet het enige zoekcriterium zijn. 2. Indien uit het zoeken aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens blijkt dat in het VIS een visum voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunning is geregistreerd, heeft de bevoegde asielautoriteit, uitsluitend met het oog op het in lid 1 van dit artikel genoemde doel, toegang tot het VIS voor het raadplegen van de volgende gegevens van het aanvraagdossier, en wat de in punt g), van dit lid genoemde gegevens betreft, van de daaraan gekoppelde aanvraagdossiers betreffende de echtgeno(o)t(e) en de kinderen, overeenkomstig artikel 22 bis, lid 4:
3. Het raadplegen van het VIS overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel geschiedt alleen door de aangewezen nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 34, lid 6 van Verordening (EU) nr. 604/2013. Artikel 22 duodecies Toegang tot VIS-gegevens met het oog op de behandeling van een verzoek om internationale bescherming 1. Uitsluitend met het oog op de behandeling van een verzoek om internationale bescherming hebben de bevoegde asielautoriteiten overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) nr. 604/2013 toegang tot het VIS om te zoeken aan de hand van de vingerafdrukken van de persoon die om internationale bescherming verzoekt. Indien de vingerafdrukken van de verzoeker om internationale bescherming niet kunnen worden gebruikt of indien het zoeken aan de hand van de vingerafdrukken geen resultaat oplevert, wordt gezocht aan de hand van de gegevens bedoeld in artikel 22 bis, lid 1, punt d), e), f), g) of j). De gezichtsopname mag echter niet het enige zoekcriterium zijn. 2. Indien uit het zoeken aan de hand van de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens blijkt dat gegevens over de verzoeker om internationale bescherming in het VIS zijn geregistreerd, hebben de bevoegde asielautoriteit, uitsluitend met het oog op de in lid 1 van dit artikel genoemde doeleinden, toegang tot het VIS voor het raadplegen van de volgende gegevens van de aanvraag en, wat betreft de gegevens genoemd in punt f), van dit lid, van de echtgeno(o)t(e) en de kinderen, als bedoeld in artikel 22 bis, lid 4:
3. Het raadplegen van het VIS overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel geschiedt alleen door de aangewezen nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 34, lid 6, van Verordening (EU) nr. 604/2013. HOOFDSTUK III ter PROCEDURE EN VOORWAARDEN VOOR TOEGANG TOT HET VIS VOOR RECHTSHANDHAVINGSDOELEINDEN Artikel 22 terdecies Aangewezen autoriteiten van de lidstaat 1. Elke lidstaat wijst de autoriteiten aan die bevoegd zijn de VIS-gegevens te raadplegen om terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te voorkomen, op te sporen en te onderzoeken. De gegevens waartoe die autoriteiten toegang verkrijgen, worden uitsluitend verwerkt voor de doeleinden van het specifieke geval waarvoor de gegevens zijn geraadpleegd. 2. Elke lidstaat stelt een lijst van aangewezen autoriteiten op en zij stelt de Commissie en eu-LISA in kennis van die lijst. Elke lidstaat kan de lijst die zij heeft gestuurd te allen tijde wijzigen of vervangen en zij stelt de Commissie en eu-LISA daarvan op de hoogte. 3. Elke lidstaat wijst een centraal toegangspunt aan dat toegang heeft tot het VIS. Het centrale toegangspunt verifieert of de in artikel 22 sexdecies vastgelegde voorwaarden voor verzoeken om toegang tot VIS-gegevens zijn vervuld. Indien het nationale recht dit toestaat, kunnen de aangewezen autoriteiten en het centrale toegangspunt deel uitmaken van dezelfde organisatie, maar het centrale toegangspunt treedt bij de uitvoering van zijn taken uit hoofde van de onderhavige verordening volledig onafhankelijk van de aangewezen autoriteiten op. Het centrale toegangspunt staat los van de aangewezen autoriteiten en ontvangt van deze diensten geen instructies met betrekking tot de resultaten van de verificatie, die het onafhankelijk verricht. De lidstaten kunnen, afhankelijk van hun organisatorische en bestuurlijke structuur, meer dan één centraal toegangspunt aanwijzen om hun grondwettelijke of wettelijke verplichtingen na te komen. 4. Elke lidstaat stelt de Commissie en eu-LISA in kennis van zijn centrale toegangspunt, en kan deze kennisgeving te allen tijde wijzigen of vervangen. 5. Op nationaal niveau houdt elke lidstaat een lijst bij van de operationele diensten binnen de aangewezen autoriteiten die via een centraal toegangspunt om toegang mogen verzoeken tot in VIS-gegevens. 6. Alleen naar behoren gemachtigd personeel van een centraal toegangspunt mag verzoeken om toegang tot VIS-gegevens overeenkomstig de artikelen 22 quindecies en 22 sexdecies. Artikel 22 quaterdecies Europol 1. Europol wijst een van zijn operationele diensten aan als “aangewezen autoriteit van Europol” en machtigt deze tot het indienen van verzoeken om toegang tot het VIS via het in lid 2 bedoelde aangewezen centrale toegangspunt van het VIS teneinde het optreden van de lidstaten bij het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten te ondersteunen en te versterken. De gegevens waartoe Europol toegang verkrijgt, worden uitsluitend verwerkt voor de doeleinden van het specifieke geval waarvoor de gegevens zijn geraadpleegd. 2. Europol wijst een gespecialiseerde dienst met naar behoren gemachtigde Europol-ambtenaren aan als centraal toegangspunt. Het centrale toegangspunt verifieert of de in artikel 22 novodecies vastgelegde voorwaarden voor verzoeken om toegang tot VIS-gegevens zijn vervuld. Het centrale toegangspunt treedt bij de uitvoering van zijn taken uit hoofde van de onderhavige verordening onafhankelijk op en ontvangt van de in lid 1 bedoelde aangewezen autoriteit van Europol geen instructies met betrekking tot de resultaten van de verificatie. Artikel 22 quindecies Procedure voor toegang tot VIS-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden 1. De in artikel 22 terdecies, lid 5, bedoelde operationele diensten richten een gemotiveerd elektronisch of schriftelijk verzoek om toegang tot in het VIS opgeslagen gegevens aan de in lid 3 van dat artikel bedoelde centrale toegangspunten. Bij ontvangst van een verzoek om toegang verifieert het centrale toegangspunt of de in artikel 22 sexdecies bedoelde voorwaarden zijn vervuld. Indien de voorwaarden zijn vervuld, wordt het verzoek verwerkt door het centrale toegangspunt. De verkregen VIS-gegevens worden op zodanige wijze naar de in artikel 22 terdecies, lid 5, bedoelde operationele diensten gezonden dat de beveiliging van de gegevens niet in gevaar wordt gebracht. 2. In uitzonderlijk dringende gevallen, wanneer een dreigend gevaar voor het leven van een persoon in verband met een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit moet worden voorkomen, verwerkt het centrale toegangspunt het verzoek onmiddellijk en verifieert het pas achteraf of alle voorwaarden van artikel 22 sexdecies zijn vervuld en er daadwerkelijk sprake was van een dringend geval. De verificatie achteraf geschiedt zonder onnodige vertraging en in elk geval uiterlijk zeven werkdagen na de verwerking van het verzoek. 3. Indien uit een verificatie achteraf blijkt dat de toegang tot VIS-gegevens niet gerechtvaardigd was, wissen alle autoriteiten die tot de gegevens toegang hebben gehad, onverwijld de uit het VIS verkregen informatie en stellen zij de centrale toegangspunten in kennis van die wissing. Artikel 22 sexdecies Voorwaarden voor toegang tot VIS-gegevens door de aangewezen autoriteiten van de lidstaten 1. Onverminderd artikel 22 van Verordening (EU) 2019/817 hebben aangewezen autoriteiten toegang tot het VIS voor raadplegingsdoeleinden wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
2. De in lid 1, punt d), genoemde voorwaarde hoeft niet te zijn vervuld in situaties waarin de toegang tot het VIS nodig is als instrument ter raadpleging van het visumverleden of de perioden van toegestaan verblijf op het grondgebied van de lidstaten van een bekende verdachte, een bekende dader of een bekend vermoedelijk slachtoffer van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit, of als de gegevenscategorie aan de hand waarvan de opzoeking wordt verricht, niet in het CIR is opgeslagen. 3. De raadpleging van het VIS is beperkt tot het zoeken aan de hand van de volgende gegevens uit het aanvraagdossier:
4. De gezichtsopname als bedoeld in lid 3, punt e), mag niet het enige zoekcriterium zijn. 5. De raadpleging van het VIS geeft, in het geval van een treffer, toegang tot de in lid 3 vermelde gegevens, alsook tot alle andere gegevens uit het aanvraagdossier, met inbegrip van gegevens die zijn ingevoerd in verband met afgegeven, geweigerde, nietig verklaarde, ingetrokken of vernieuwde documenten, of documenten waarvan de geldigheidsduur is verlengd. Toegang tot de in artikel 9, punt 4, l), bedoelde gegevens die in het aanvraagdossier zijn opgenomen, wordt alleen verstrekt indien uitdrukkelijk om raadpleging van die gegevens is verzocht in een gemotiveerd verzoek en het raadplegingsverzoek na onafhankelijke verificatie is goedgekeurd. 6. In afwijking van de leden 3 en 5 mogen de in lid 3, punten d) en e), bedoelde gegevens van kinderen jonger dan 14 jaar alleen worden gebruikt om het VIS te doorzoeken en in het geval van een treffer alleen worden geraadpleegd indien:
Artikel 22 septdecies Toegang tot het VIS-gegevens met het oog op identificatie van personen in specifieke omstandigheden 1. In afwijking van artikel 22 sexdecies, lid 1, dienen de aangewezen autoriteiten de in dat lid vastgelegde voorwaarden niet te vervullen om toegang tot het VIS te verkrijgen met het oog op de identificatie van personen die vermist, ontvoerd of als slachtoffers van mensenhandel aangemerkt zijn en ten aanzien van wie er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de raadpleging van VIS-gegevens zal bijdragen tot hun identificatie, of tot het onderzoek naar specifieke gevallen van mensenhandel. In die omstandigheden kunnen de aangewezen autoriteiten in het VIS-opzoekingen doen aan de hand van de vingerafdrukken van die personen. 2. Indien de vingerafdrukken van de in lid 1 bedoelde personen niet kunnen worden gebruikt of indien het zoeken aan de hand van de vingerafdrukken geen resultaat oplevert, wordt gezocht aan de hand van de gegevens bedoeld in artikel 9, punt 4, punten a) tot en met c bis) of artikel 22 bis, lid 1, punten d) tot en met g). 3. Raadpleging van het VIS geeft, in het geval van een treffer, toegang tot alle in artikel 9 en artikel 22 bis genoemde gegevens en tot de gegevens in gekoppelde aanvraagdossiers in overeenstemming met artikel 8, leden 3 en 4, of artikel 22 bis, lid 4. Artikel 22 octodecies Gebruik van VIS-gegevens voor het invoeren van SIS-signaleringen van vermiste en kwetsbare personen die moeten worden verhinderd te reizen en de toegang tot die gegevens 1. VIS-gegevens kunnen worden gebruikt voor het invoeren in het SIS van een signalering van vermiste of kwetsbare personen die moeten worden verhinderd te reizen overeenkomstig artikel 32 van Verordening (EU) 2018/1862. In die gevallen zorgt het in artikel 22 terdecies, lid 3, bedoelde centrale toegangspunt voor de verzending van gegevens via beveiligde kanalen. 2. In het geval van een treffer met een SIS-signalering door middel van het gebruik van VIS-gegevens als bedoeld in lid 1, kunnen kinderbeschermingsautoriteiten en nationale gerechtelijke autoriteiten bij de uitoefening van hun taken een autoriteit met toegang tot het VIS om toegang tot die gegevens verzoeken. Deze nationale justitiële autoriteiten omvatten de autoriteiten die belast zijn met de instelling van strafvervolging en van justitiële onderzoeken voorafgaand aan het in staat van beschuldiging stellen van een persoon, alsook hun coördinerende instanties, als bedoeld in artikel 44, lid 3, van Verordening (EU) 2018/1862. De voorwaarden waarin het recht van de Unie en het nationaal recht voorzien, zijn van toepassing. De lidstaten zien erop toe dat de gegevens op een beveiligde manier worden verzonden. Artikel 22 novodecies Procedure en voorwaarden voor toegang tot VIS-gegevens door Europol 1. Europol heeft toegang tot het VIS voor raadplegingsdoeleinden indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
2. De in lid 1, punt d), genoemde voorwaarde hoeft niet te zijn vervuld in situaties waarin de toegang tot het VIS nodig is als instrument ter raadpleging van het visumverleden of de perioden van toegestaan verblijf op het grondgebied van de lidstaten van een bekende verdachte, een bekende dader of een bekend vermoedelijk slachtoffer van een terroristisch misdrijf of een ander ernstig strafbaar feit, of als de gegevenscategorie aan de hand waarvan de opzoeking wordt verricht, niet in het CIR is opgeslagen. 3. De raadpleging van het VIS is beperkt tot het zoeken aan de hand van de volgende gegevens uit het aanvraagdossier:
4. De gezichtsopname als bedoeld in lid 2 bis, punt e), mag niet het enige zoekcriterium zijn. 5. De raadpleging van het VIS geeft, in het geval van een treffer, toegang tot de in lid 3 vermelde gegevens, alsook tot alle andere gegevens uit het aanvraagdossier, met inbegrip van gegevens die zijn ingevoerd in verband met afgegeven, geweigerde, nietig verklaarde, ingetrokken of vernieuwde documenten, of documenten waarvan de geldigheidsduur is verlengd. Toegang tot de in artikel 9, punt 4, l), bedoelde gegevens die in het aanvraagdossier zijn opgenomen, wordt alleen verstrekt indien uitdrukkelijk om raadpleging van die gegevens is verzocht in een gemotiveerd verzoek en het raadplegingsverzoek na onafhankelijke verificatie is goedgekeurd. 6. In afwijking van de leden 3 en 5 mogen de in lid 3, punten d) en e), bedoelde gegevens van kinderen jonger dan 14 jaar alleen worden gebruikt om het VIS te doorzoeken en in het geval van een treffer worden geraadpleegd indien:
7. De aangewezen autoriteit van Europol kan een gemotiveerd elektronisch verzoek om raadpleging van alle of van een specifieke reeks VIS-gegevens richten tot het centrale toegangspunt van Europol. Bij ontvangst van een verzoek om toegang gaat het centrale toegangspunt van Europol na of de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden zijn vervuld. Indien alle voorwaarden zijn vervuld, verwerkt het naar behoren bevoegde personeel van het centrale toegangspunt het verzoek. De verkregen VIS-gegevens worden op zodanige wijze naar de aangewezen autoriteit van Europol gezonden dat de beveiliging van de gegevens niet in gevaar wordt gebracht. 8. Voor het verwerken van de gegevens die Europol door raadpleging van VIS-gegevens heeft verkregen, is de toestemming nodig van de lidstaat van herkomst. Deze toestemming wordt verkregen via de nationale Europol-eenheid van die lidstaat. Artikel 22 vicies Bijhouden van logbestanden voor verzoeken om raadpleging van VIS-gegevens met het oog op voorkoming, opsporing en onderzoek van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten 1. eu-LISA houdt logbestanden bij van alle in het VIS verrichte gegevensverwerkingen die de toegang van de in artikel 22 terdecies, lid 3, bedoelde centrale toegangspunten voor de doeleinden van hoofdstuk III ter inhouden. Deze logbestanden bevatten de datum en het tijdstip van elke verrichting, de gegevens die zijn gebruikt om de zoekopdracht te starten, de gegevens die zijn doorgegeven door het VIS en de naam van de gemachtigde personeelsleden van de centrale toegangspunten die de gegevens invoeren en opvragen. 2. Voorts houden alle lidstaten en Europol logbestanden bij van alle gegevensverwerkende handelingen in het VIS die voortvloeien uit verzoeken om raadpleging van gegevens of uit toegang tot VIS-gegevens voor de doeleinden van hoofdstuk III ter. 3. In de in lid 2 bedoelde logbestanden wordt het volgende vermeld:
4. De in de leden 1 en 2 bedoelde logbestanden worden uitsluitend gebruikt om de ontvankelijkheid van het verzoek te controleren, de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te monitoren en de gegevensintegriteit en -beveiliging te waarborgen. De logbestanden worden met passende maatregelen beschermd tegen onrechtmatige toegang. De logbestanden worden één jaar na het verstrijken van de in artikel 23 bedoelde bewaringstermijn gewist indien zij niet nodig zijn voor reeds aangevangen monitoringprocedures. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de bevoegde toezichthoudende autoriteiten krijgen op verzoek toegang tot de logbestanden om hun taken te kunnen vervullen. De autoriteit die verantwoordelijk is voor het controleren van de ontvankelijkheid van het verzoek, heeft voor dat doel ook toegang tot de logbestanden. Behalve voor die doeleinden worden de persoonsgegevens na één maand uit alle nationale en Europol-bestanden gewist indien deze gegevens niet vereist zijn voor het specifieke lopende strafrechtelijke onderzoek in het kader waarvan de betrokken lidstaat of Europol om de gegevens heeft verzocht. Alleen logbestanden die geen persoonsgegevens bevatten, mogen worden gebruikt voor monitoring en evaluatie in de zin van artikel 50. Artikel 22 unvicies Voorwaarden voor toegang tot VIS-gegevens door aangewezen autoriteiten van een lidstaat ten aanzien waarvan de onderhavige verordening nog niet in werking is getreden 1. De aangewezen autoriteiten van een lidstaat ten aanzien waarvan de onderhavige verordening nog niet in werking is getreden, krijgen onder de volgende voorwaarden toegang tot het VIS voor raadpleging:
2. Een lidstaat ten aanzien waarvan de onderhavige verordening nog niet in werking is getreden, stelt op basis van een naar behoren gemotiveerd schriftelijk of elektronisch verzoek zijn visumgegevens beschikbaar aan de lidstaten waarop de onderhavige verordening van toepassing is, mits de voorwaarden van artikel 22 sexdecies, lid 1, zijn vervuld.”; |
27) |
artikel 23 wordt vervangen door: “Artikel 23 Bewaringstermijn van opgeslagen gegevens 1. Onverminderd het wissen van gegevens als bedoeld in de artikelen 24 en 25 en de registratie van gegevens als bedoeld in artikel 34, worden de aanvraagdossiers voor ten hoogste vijf jaar in het VIS opgeslagen. Deze termijn gaat in:
2. Na het verstrijken van de in lid 1 van dit artikel bedoelde termijn worden het aanvraagdossier en de in artikel 8, leden 3 en 4, en artikel 22 bis, lid 4, bedoelde koppelingen naar dat dossier automatisch uit het VIS gewist. 3. In afwijking van lid 1 worden vingerafdrukken en gezichtsopnamen van kinderen jonger dan 12 jaar gewist zodra het visum, het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning is verlopen en, in het geval van een visum, het kind is uitgereisd. Met het oog op die wissing stelt het EES het VIS automatisch in kennis van de invoering van de uitreis van het kind in de inreis-uitreisnotitie overeenkomstig artikel 16, lid 3, van Verordening (EU) 2017/2226.”; |
28) |
artikel 24 wordt vervangen door: “Artikel 24 Wijziging van de gegevens 1. Alleen de bevoegde lidstaat is gerechtigd om de gegevens welke die lidstaat aan het VIS heeft toegezonden, te wijzigen, door de gegevens te corrigeren of te verwijderen. 2. Indien een lidstaat over aanwijzingen beschikt dat in het VIS verwerkte gegevens onjuist zijn of dat gegevens in strijd met de onderhavige verordening in het VIS zijn verwerkt, stelt die lidstaat de bevoegde lidstaat daarvan onmiddellijk in kennis. Die kennisgeving gebeurt via VISMail volgens de in artikel 16, lid 3, bedoelde procedure. Indien de onjuiste gegevens betrekking hebben op de koppelingen die zijn gemaakt overeenkomstig artikel 8, lid 3 of 4, of artikel 22 bis, lid 4, of indien een koppeling ontbreekt, controleert de bevoegde lidstaat de betrokken gegevens, geeft hij binnen drie werkdagen een antwoord en rectificeert hij, indien nodig, de koppeling. Bij gebreke van antwoord binnen de gestelde termijn rectificeert de verzoekende lidstaat de koppeling en stelt hij de bevoegde lidstaat daarvan in kennis via VISMail. 3. De bevoegde lidstaat controleert de betrokken gegevens zo spoedig mogelijk en, indien nodig, rectificeert of wist hij deze onmiddellijk.”; |
29) |
artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
artikel 26 wordt vervangen door: “Artikel 26 Operationeel beheer 1. eu-LISA is verantwoordelijk voor het technisch en operationeel beheer van het VIS en de onderdelen daarvan, als omschreven in artikel 2 bis. Het zorgt er in samenwerking met de lidstaten voor dat voor die onderdelen te allen tijde de meest geavanceerde technologie wordt gebruikt, onder voorbehoud van een kosten-batenanalyse. 2. eu-LISA wordt tevens belast met de volgende taken met betrekking tot de communicatie-infrastructuur tussen het centrale systeem van het VIS en de NUI:
3. Het operationeel beheer van het VIS omvat alle taken die nodig zijn om het VIS overeenkomstig de onderhavige verordening 24 uur per dag en zeven dagen per week te laten functioneren, met name de onderhoudswerkzaamheden en technische ontwikkelingen die nodig zijn voor een bevredigende operationele kwaliteit van het VIS, in het bijzonder wat betreft de antwoordtijd bij raadpleging van het VIS door visumautoriteiten, autoriteiten die bevoegd zijn om beslissingen te nemen over aanvragen voor visa voor verblijf van langere duur of verblijfsvergunningen en grensautoriteiten. Die antwoordtijd moet zo kort mogelijk zijn. 8 bis. In de volgende omstandigheden mag eu-LISA geanonimiseerde werkelijke persoonsgegevens uit het VIS gebruiken voor testdoeleinden:
In de in lid 1, punt b), bedoelde gevallen worden in de testomgeving maatregelen voor beveiliging, toegangscontrole en registratie toegepast die gelijkwaardig zijn aan die van het VIS. Werkelijke persoonsgegevens die voor testdoeleinden worden gebruikt, worden zodanig geanonimiseerd dat de betrokkene niet meer kan worden geïdentificeerd. 9. Onverminderd artikel 17 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, als neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (*) van de Raad, past eu-LISA passende voorschriften inzake het beroepsgeheim of een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht toe op elk personeelslid dat moet werken met gegevens die zijn opgeslagen in het centrale systeem. Deze geheimhoudingsplicht blijft ook gelden nadat deze personeelsleden hun functie of dienstverband hebben beëindigd of hun werkzaamheden hebben stopgezet. 10. Indien eu-LISA samenwerkt met externe contractanten voor VIS-gerelateerde taken volgt het nauwlettend de activiteiten van de contractanten om zeker te zijn dat wordt voldaan aan de onderhavige verordening, met name inzake beveiliging, vertrouwelijkheid en gegevensbescherming. |
31) |
artikel 27 wordt geschrapt; |
32) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 27 bis Interoperabiliteit met andere EU-informatiesystemen en Europol-gegevens Er wordt gezorgd voor interoperabiliteit tussen het VIS en het SIS, het EES, het Etias, Eurodac, het Ecris-TCN en Europol-gegevens teneinde de geautomatiseerde verwerking van de zoekopdrachten in andere systemen krachtens de artikelen 9 bis tot en met 9 octies en artikel 22 ter te kunnen uitvoeren. De interoperabiliteit berust op het ESP.”; |
33) |
artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:
|
34) |
artikel 29 wordt vervangen door: “Artikel 29 Verantwoordelijkheid voor het gebruik en de kwaliteit van gegevens 1. Elke lidstaat ziet erop toe dat de gegevens op rechtmatige wijze worden verwerkt en dat met name alleen naar behoren gemachtigde personeelsleden toegang tot de in het centrale register verwerkte gegevens hebben voor de uitvoering van de taken overeenkomstig de onderhavige verordening. De verantwoordelijke lidstaat ziet er in het bijzonder op toe dat:
2. eu-LISA ziet erop toe dat het VIS wordt gebruikt overeenkomstig de onderhavige verordening en de in artikel 45 bedoelde uitvoeringsvoorschriften. Dit houdt met name in dat eu-LISA:
2 bis. eu-LISA ontwikkelt en onderhoudt een mechanisme en procedures ter controle van de kwaliteit van de gegevens in het VIS en brengt regelmatig verslag uit aan de lidstaten. eu-LISA brengt aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie regelmatig verslag uit over problemen die zich hebben voorgedaan. De Commissie gaat, door middel van uitvoeringshandelingen, over tot het vastleggen en ontwikkelen van het mechanisme en de procedures ter controle van de kwaliteit en de passende vereisten voor naleving van de gegevenskwaliteit. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 3. eu-LISA stelt het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in kennis van de maatregelen die het krachtens lid 2 neemt. 4. Elke lidstaat wijst voor de verwerking van persoonsgegevens in het VIS de autoriteit aan die moet worden beschouwd als de voor de verwerking verantwoordelijke in de zin van artikel 4, punt 7, van Verordening (EU) 2016/679 en die de centrale verantwoordelijkheid voor de gegevensverwerking door die lidstaat draagt. Elke lidstaat stelt de Commissie ervan in kennis welke autoriteit hij heeft aangewezen. Artikel 29 bis Specifieke regels voor het invoeren van gegevens 1. De gegevens als bedoeld in artikel 6, lid 4, de artikelen 9 tot en met 14, 22 bis en 22 quater tot en met 22 septies worden pas in het VIS ingevoerd na een door de nationale verantwoordelijke autoriteiten uitgevoerde kwaliteitscontrole en worden door het VIS verwerkt na een door het VIS overeenkomstig lid 2 van dit artikel uitgevoerde kwaliteitscontrole. 2. Kwaliteitscontroles van de gegevens als bedoeld in de artikelen 9 tot en met 14, artikel 22 bis en de artikelen 22 quater tot en met 22 septies door het VIS worden overeenkomstig dit lid uitgevoerd. De kwaliteitscontroles worden gestart bij het aanmaken of bijwerken van aanvraagdossiers in het VIS. Indien de controles niet voldoen aan de vastgestelde kwaliteitsnormen, wordt/worden de bevoegde autoriteit/autoriteiten automatisch door het VIS daarvan in kennis gesteld. De automatische zoekopdrachten als bedoeld in artikel 9 bis, lid 3, en artikel 22 ter, lid 2, kunnen pas door het VIS worden geactiveerd na een positieve kwaliteitscontrole; kwaliteitscontroles op de kwaliteit van gezichtsopnamen en vingerafdrukken worden uitgevoerd bij het aanmaken of bijwerken van aanvraagdossiers in het VIS, om na te gaan of voldaan is aan de minimumnormen voor gegevenskwaliteit die biometrische matching mogelijk maken; kwaliteitscontroles op de gegevens als bedoeld in artikel 6, lid 4, worden uitgevoerd bij het opslaan van informatie over de nationale bevoegde autoriteiten in het VIS. 3. Er worden kwaliteitsnormen vastgesteld voor het opslaan van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde gegevens. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin die kwaliteitsnormen worden gespecificeerd. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”; |
35) |
artikel 31 wordt vervangen door: “Artikel 31 Doorgifte van gegevens aan derde landen of naar internationale organisaties 1. De overeenkomstig de onderhavige verordening in het VIS verwerkte gegevens worden niet doorgegeven aan of ter beschikking gesteld van een derde land of een internationale organisatie, met uitzondering van de doorgifte aan Interpol met het oog op het uitvoeren van de in artikel 9 bis, lid 4, punt g), en artikel 22 ter, lid 3, punt g) van de onderhavige verordening bedoelde zoekopdrachten. De doorgifte van persoonsgegevens aan Interpol is onderworpen aan hoofdstuk V van Verordening (EU) 2018/1725 en hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679. 2. In afwijking van lid 1 van dit artikel kunnen de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot de in artikel 9, punt 4, punten a), b), c bis), k) en m), artikel 9, punten 6 en 7 of artikel 22 bis, lid 1, punten d) tot en met i) en k), van de onderhavige verordening bedoelde gegevens en mogen zij deze gegevens doorgeven aan of ter beschikking stellen van een derde land of een in de bijlage vermelde internationale organisatie, op voorwaarde dat dit in individuele gevallen noodzakelijk is om de identiteit van onderdanen van derde landen aan te tonen met het oog op terugkeer overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG, of, met betrekking tot de doorgifte aan een in de bijlage van de onderhavige verordening vermelde internationale organisatie, met het oog op hervestiging in overeenstemming met Europese of nationale hervestigingsregelingen, en op voorwaarde dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Bovendien mogen de in de eerste alinea bedoelde gegevens alleen worden doorgegeven indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
Onverminderd de eerste en tweede alinea van dit lid geldt dat indien ten aanzien van een onderdaan van een derde land een uit hoofde van Richtlijn 2008/115/EG vastgesteld terugkeerbesluit is uitgevaardigd, de in de eerste alinea bedoelde gegevens alleen mogen worden doorgegeven indien de tenuitvoerlegging van dit terugkeerbesluit niet is geschorst en er geen hoger beroep is ingesteld dat tot schorsing van de tenuitvoerlegging ervan kan leiden. 3. De doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties overeenkomstig lid 2 laat de rechten van personen die om internationale bescherming hebben verzocht of internationale bescherming genieten, onverlet, met name ten aanzien van non-refoulement. 4. De door een lidstaat of Europol voor rechtshandhavingsdoeleinden uit het VIS verkregen persoonsgegevens mogen niet worden doorgegeven aan of ter beschikking worden gesteld van derde landen, internationale organisaties of in of buiten de Unie gevestigde particuliere organisaties. Het verbod geldt ook indien deze gegevens op nationaal niveau of tussen lidstaten onderling verder worden verwerkt uit hoofde van Richtlijn (EU) 2016/680. 5. In afwijking van lid 4 van dit artikel bis mag de aangewezen autoriteit de in artikel 9, punt 4, punten a) tot en met c bis), en in artikel 22 bis, lid 1, punten d) tot en met g), bedoelde gegevens in individuele gevallen aan een derde land doorgeven, maar uitsluitend indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
Indien een doorgifte overeenkomstig de eerste alinea van dit lid plaatsvindt, wordt deze gedocumenteerd en wordt de documentatie desgevraagd ter beschikking gesteld van de in artikel 41, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/680 bedoelde toezichthoudende autoriteit, met inbegrip van de datum en het tijdstip van doorgifte, informatie over de ontvangende bevoegde autoriteit, de reden voor de doorgifte en de doorgegeven persoonsgegevens zelf.”; |
36) |
artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
37) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 32 bis Beveiligingsincidenten 1. Elke gebeurtenis die gevolgen heeft of kan hebben voor de beveiliging van het VIS en kan leiden tot beschadiging of verlies van VIS-gegevens, wordt beschouwd als een beveiligingsincident, met name wanneer ongeoorloofde toegang tot gegevens kan zijn verkregen of de beschikbaarheid, integriteit of vertrouwelijkheid van gegevens in gevaar is of kan zijn gekomen. 2. Het beheer van beveiligingsincidenten is gericht op een snelle, doeltreffende en passende reactie. 3. Onverminderd de melding en mededeling van een inbreuk in verband met persoonsgegevens uit hoofde van artikel 33 van Verordening (EU) 2016/679, artikel 30 van Richtlijn (EU) 2016/680, of beide, stellen de lidstaten de Commissie, eu-LISA en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in kennis van beveiligingsincidenten. eu-LISA stelt de Commissie en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in kennis van beveiligingsincidenten in het centrale systeem van het VIS. Europol en het Europees Grens- en kustwachtagentschap melden een VIS-gerelateerd beveiligingsincident aan de Commissie en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. 4. Informatie betreffende een beveiligingsincident dat gevolgen heeft of kan hebben voor de werking van het VIS of voor de beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid van in het VIS opgeslagen gegevens, wordt aan de Commissie verstrekt en, voor zover dat voor hen gevolgen heeft, aan de lidstaten, aan Europol en aan het Europees Grens- en kustwachtagentschap. Dergelijke incidenten worden ook gemeld in overeenstemming met het door eu-LISA te verstrekken incidentenbeheerplan. 5. De lidstaten, het Europees Grens- en kustwachtagentschap, eu-LISA en Europol werken samen wanneer zich een beveiligingsincident voordoet. 6. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onverwijld in kennis van ernstige incidenten en van de maatregelen die met betrekking tot deze incidenten zijn getroffen. Deze informatie wordt in voorkomend geval overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften gerubriceerd als “EU RESTRICTED/RESTREINT UE.”;” |
38) |
de artikelen 33 en 34 worden vervangen door: “Artikel 33 Aansprakelijkheid 1. Onverminderd de aansprakelijkheid van, en het recht op schadevergoeding door, de voor de verwerking verantwoordelijke of de verwerker op grond van Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn (EU) 2016/680 en Verordening (EU) nr. 2018/1725, geldt het volgende:
De lidstaat of de instelling, het orgaan, of de instantie van de Unie wordt geheel of gedeeltelijk van aansprakelijkheid op grond van de eerste alinea ontheven indien hij of zij kan aantonen niet verantwoordelijk te zijn voor het feit dat de schade heeft veroorzaakt. 2. Indien schade aan het VIS ontstaat doordat een lidstaat zijn verplichtingen uit hoofde van de onderhavige verordening niet is nagekomen, is deze lidstaat daarvoor aansprakelijk, tenzij en voor zover eu-LISA of een andere lidstaat die aan het VIS deelneemt, heeft nagelaten redelijke maatregelen te treffen om het optreden van de schade te voorkomen of de omvang ervan zoveel mogelijk te beperken. 3. Op vorderingen tegen een lidstaat tot vergoeding van de in de leden 1 en 2 bedoelde schade is het nationale recht van die lidstaat van toepassing. Op vorderingen tegen een instelling, orgaan of instantie van de Unie tot vergoeding van de in de leden 1 en 2 bedoelde schade zijn de in de Verdragen bepaalde voorwaarden van toepassing.”; Artikel 34 Bijhouden van logbestanden 1. Elke lidstaat, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en eu-LISA houden logbestanden bij van al hun gegevensverwerkende handelingen in het VIS. In die logbestanden wordt het volgende vermeld:
Voorts houdt elke lidstaat logbestanden bij van de personeelsleden die naar behoren gemachtigd zijn gegevens in het VIS in te voeren of daaruit op te vragen. 2. Voor de zoekopdrachten en raadplegingen bedoeld in de artikelen 9 bis tot en met 9 octies en 22 ter, wordt per gegevensverwerkende handeling in het VIS en respectievelijk het EES, het Etias, het SIS, het Ecris-TCN en Eurodac een logbestand bijgehouden overeenkomstig dit artikel en respectievelijk artikel 28 bis van Verordening (EU) nr. 603/2013, artikel 46, lid 2, van Verordening (EU) 2017/2226, artikel 69 van Verordening (EU) 2018/1240, artikel 18 bis van Verordening (EU) 2018/1861, artikel 18 bis van Verordening (EU) 2018/1862 en artikel 31 bis van Verordening (EU) 2019/816. 3. Voor de in artikel 45 quater van de onderhavige verordening bedoelde handelingen wordt van elke in het VIS en het EES verrichte gegevensverwerkende handeling een logbestand bijgehouden overeenkomstig dat artikel en artikel 46 van Verordening (EU) 2017/2226. Voor de in artikel 17 bis van de onderhavige verordening bedoelde handelingen wordt van elke in het VIS en het EES verrichte gegevensverwerkende handeling een logbestand bijgehouden overeenkomstig dat artikel en artikel 46 van Verordening (EU) 2017/2226. 4. Krachtens dit artikel bewaarde logbestanden mogen uitsluitend worden gebruikt voor het toezicht op de toelaatbaarheid van de gegevensverwerking vanuit een oogpunt van gegevensbescherming en voor het verzekeren van de gegevensbeveiliging. De logbestanden moeten met passende maatregelen tegen ongeoorloofde toegang en wijziging worden beschermd en na een periode van één jaar na het verstrijken van de in artikel 23 bedoelde bewaringstermijn worden verwijderd, indien zij niet voor reeds aangevangen controleprocedures noodzakelijk zijn.”; |
39) |
artikel 36 wordt vervangen door: “Artikel 36 Sancties Onverminderd Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680 stellen de lidstaten de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de onderhavige verordening, onder meer voor de verwerking van persoonsgegevens in strijd met de onderhavige verordening, en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.”; |
40) |
in hoofdstuk VI wordt het volgende artikel ingevoegd: “Artikel 36 bis Gegevensbescherming 1. Verordening (EU) 2018/1725 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Europees Grens- en kustwachtagentschap en eu-LISA krachtens de onderhavige verordening. 2. Verordening (EU) 2016/679 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de visum-, grens-, asiel- en immigratieautoriteiten bij de uitvoering van taken uit hoofde van de onderhavige verordening. 3. Richtlijn (EU) 2016/680 is van toepassing op de verwerking van in het VIS opgeslagen persoonsgegevens, met inbegrip van de toegang tot die gegevens, voor de in hoofdstuk III ter van de onderhavige verordening bedoelde doeleinden door de krachtens dat hoofdstuk aangewezen autoriteiten van de lidstaten. 4. Verordening (EU) 2016/794 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door Europol krachtens de onderhavige verordening.”; |
41) |
artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
|
42) |
de artikelen 38 tot en met 43 worden vervangen door: “Artikel 38 Recht op toegang tot, rectificatie, aanvulling en wissing van persoonsgegevens en op beperking van de verwerking 1. Om zijn rechten krachtens de artikelen 15 tot en met 18 van Verordening (EU) 2016/679 te kunnen uitoefenen, heeft eenieder het recht te vernemen welke gegevens over hem in het VIS zijn opgeslagen en welke lidstaat deze gegevens aan het VIS heeft toegezonden. De lidstaat die de aanvraag ontvangt, onderzoekt en beantwoordt de aanvraag zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen één maand na ontvangst van de aanvraag. 2. Eenieder kan verzoeken dat hem betreffende onjuiste gegevens worden gerectificeerd en dat onrechtmatig opgeslagen gegevens worden gewist. Indien het verzoek is gericht tot de bevoegde lidstaat en blijkt dat de in het VIS geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn of daarin onrechtmatig zijn geregistreerd, dient de bevoegde lidstaat deze gegevens in het VIS onverwijld en uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het verzoek overeenkomstig artikel 24, lid 3, te rectificeren of te wissen. De bevoegde lidstaat deelt de betrokkene onverwijld schriftelijk mee het nodige te hebben gedaan om de gegevens die op de betrokkene betrekking hebben, te rectificeren of te wissen. Indien het verzoek tot een andere dan de bevoegde lidstaat wordt gericht, nemen de autoriteiten van de lidstaat waaraan het verzoek werd ingediend binnen zeven dagen contact op met de autoriteiten van de bevoegde lidstaat. De bevoegde lidstaat handelt overeenkomstig de tweede alinea van dit lid. De lidstaat die contact heeft opgenomen met de autoriteit van de bevoegde lidstaat, stelt de betrokkenen ervan in kennis dat hun verzoek is doorgestuurd, aan welke lidstaat hun verzoek is doorgestuurd en wat de verdere procedure is. 3. Indien de bevoegde lidstaat het niet eens is met de stelling dat de in het VIS geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn of daarin onrechtmatig zijn geregistreerd, stelt hij onverwijld een administratief besluit vast waarbij schriftelijk aan de betrokkene wordt uitgelegd waarom de lidstaat niet bereid is de hem of haar betreffende gegevens te rectificeren of te wissen. 4. Het in lid 3 bedoelde administratief besluit informeert de betrokkene tevens over de mogelijkheid om de beslissing aan te vechten en, indien relevant, over de wijze waarop hij een rechtsvordering kan instellen of een klacht kan indienen bij de bevoegde autoriteiten of rechterlijke instanties, alsmede over voor de betrokkene beschikbare bijstand, onder meer van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten. 5. Elk verzoek krachtens lid 1 of 2 bevat de informatie die nodig is om de betrokkene te identificeren. Deze informatie wordt uitsluitend gebruikt om de uitoefening van de in lid 1 of 2 bedoelde rechten mogelijk te maken. 6. De bevoegde lidstaat legt in een schriftelijk document vast dat een in lid 1 of 2 bedoeld verzoek is ingediend en op welke wijze dit is behandeld. Zij stelt dit document onverwijld en uiterlijk zeven dagen na het nemen van het in de tweede alinea van lid 2 genoemde administratief besluit om gegevens te rectificeren of te wissen, of na het in lid 3 genoemde besluit, ter beschikking van de bevoegde toezichthoudende autoriteiten. 7. In afwijking van de leden 1 tot en met 6 van dit artikel en uitsluitend met betrekking tot gegevens die zijn opgenomen in de met redenen omklede adviezen die overeenkomstig artikel 9 sexies, lid 6, artikel 9 octies, lid 6, en artikel 22 ter, leden 14 en 16 als resultaat van de zoekopdrachten krachtens de artikelen 9 bis en 22 ter in het VIS zijn opgeslagen, besluiten de lidstaten overeenkomstig nationaal of Unierecht geen of slechts gedeeltelijke informatie aan de betrokkene mee te delen, voor zover en zolang die volledige of gedeeltelijke beperking in een democratische samenleving, met inachtneming van de grondrechten en legitieme belangen van de betrokkene in kwestie, een noodzakelijke en evenredige maatregel is om:
In de gevallen als bedoeld in de eerste alinea stelt de lidstaat de betrokkene schriftelijk en zonder onnodige vertraging in kennis van een eventuele weigering of beperking van de inzage en van de redenen voor die weigering of beperking. Die informatie kan achterwege worden gelaten indien de verstrekking daarvan een van de in de eerste alinea, punten a) tot en met e), bedoelde redenen ondermijnt. De lidstaat stelt de betrokkene in kennis van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit of om beroep in te stellen bij de rechter. De lidstaat documenteert de feitelijke of juridische redenen die ten grondslag liggen aan de beslissing om geen informatie aan de betrokkene te verstrekken. Die documentatie wordt ter beschikking gesteld van de toezichthoudende autoriteiten. In dergelijke gevallen kan de betrokkene zijn rechten ook uitoefenen via de bevoegde toezichthoudende instanties. Artikel 39 Samenwerking om het recht op gegevensbescherming te waarborgen 1. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken er actief aan mee dat de in artikel 38 vastgestelde rechten kunnen worden uitgeoefend. 2. In elke lidstaat verleent de in artikel 51, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde toezichthoudende autoriteit de betrokkene desgevraagd bijstand en advies bij de uitoefening van zijn recht op rectificatie, aanvulling of wissing van de hem betreffende persoonsgegevens of op beperking van de verwerking van deze persoonsgegevens in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679. De toezichthoudende autoriteit van de bevoegde lidstaat en de toezichthoudende autoriteit van de aangezochte lidstaat werken samen om de in de eerste alinea bedoelde doelen te verwezenlijken. Artikel 40 Rechtsmiddelen 1. Onverminderd de artikelen 77 en 79 van Verordening (EU) 2016/679 heeft eenieder het recht een rechtsvordering in te stellen of een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteiten of de rechterlijke instanties van de lidstaat die hem de bij artikel 38 en 39, lid 2, van de onderhavige verordening geboden rechten op toegang tot en rectificatie, aanvulling of wissing van hem betreffende gegevens hebben ontzegd. Het recht om een dergelijke rechtsvordering in te stellen of een dergelijke klacht in te dienen is ook van toepassing indien verzoeken om toegang, rectificatie, aanvulling of wissing niet binnen de in artikel 38 vermelde termijn zijn beantwoord of nooit in behandeling zijn genomen door de voor de verwerking verantwoordelijke. 2. Gedurende deze procedure blijft de in artikel 51, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde toezichthoudende autoriteit bijstand verlenen. Artikel 41 Toezicht door de nationale toezichthoudende autoriteiten 1. Elke lidstaat zorgt ervoor dat de in artikel 51, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde toezichthoudende autoriteit uit hoofde van de onderhavige verordening onafhankelijk toezicht uitoefent op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de betrokken lidstaat. 2. De in artikel 41, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/680 bedoelde toezichthoudende autoriteit oefent toezicht uit op de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in overeenstemming met hoofdstuk III ter, met inbegrip van de toegang tot persoonsgegevens door de lidstaten en de doorgifte van die gegevens naar en vanuit het VIS. 3. De in artikel 51, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde toezichthoudende autoriteit zorgt ervoor dat ten minste om de vier jaar overeenkomstig de desbetreffende internationale auditnormen een audit wordt verricht van de gegevensverwerking door de verantwoordelijke nationale autoriteiten. De resultaten van de audit kunnen worden meegenomen in de evaluaties in het kader van het mechanisme dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 (*) van de Raad. Het aantal verzoeken om rectificatie, aanvulling, wissing of beperking van verwerking van gegevens, het daaraan gegeven gevolg en het aantal rectificaties, aanvullingen, wissingen en beperkingen van verwerking dat op verzoek van de betrokkenen is uitgevoerd, worden jaarlijks door de in artikel 51, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde toezichthoudende autoriteit bekendgemaakt. 4. De lidstaten zorgen ervoor dat hun toezichthoudende autoriteiten over voldoende middelen beschikken om hun taken uit hoofde van de onderhavige verordening te kunnen vervullen, en toegang hebben tot advies van personen met voldoende kennis van biometrische gegevens. 5. De lidstaten verstrekken de door de toezichthoudende autoriteiten gevraagde informatie, en in het bijzonder informatie over de activiteiten die zijn verricht in overeenstemming met hun verantwoordelijkheden krachtens de onderhavige verordening. De lidstaten bieden de toezichthoudende autoriteit inzage in hun logbestanden en verlenen haar te allen tijde toegang tot al hun gebouwen en terreinen die verband houden met het VIS. Artikel 42 Toezicht door de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming 1. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is op grond van de onderhavige verordening verantwoordelijk voor het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door eu-LISA, Europol en het Europees Grens- en kustwachtagentschap en zorgt ervoor dat die activiteiten worden verricht in overeenstemming met de onderhavige verordening en Verordening (EU) 2018/1725 of, wat Europol betreft, met Verordening (EU) 2016/794. 2. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zorgt ervoor dat ten minste om de vier jaar een audit van de activiteiten van eu-LISA op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens wordt verricht overeenkomstig de desbetreffende internationale auditnormen. Een rapport over die audit wordt toegezonden aan het Europees Parlement, de Raad, eu-LISA, de Commissie en de toezichthoudende autoriteiten. Alvorens de rapporten worden aangenomen, wordt eu-LISA in de gelegenheid gesteld opmerkingen te formuleren. 3. eu-LISA verstrekt de door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming gevraagde informatie, biedt deze te allen tijde inzage in alle documenten en in de in de artikelen 22 vicies, 34 en 45 quater bedoelde logbestanden, en verleent hem te allen tijde toegang tot al zijn gebouwen en terreinen. Artikel 43 Samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming 1. De toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werken, elk binnen hun eigen bevoegdheidsgebieden en in het kader van hun eigen verantwoordelijkheden, actief met elkaar samen om te zorgen voor een gecoördineerd toezicht op het VIS en de nationale systemen. 2. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de toezichthoudende autoriteiten wisselen relevante informatie uit, staan elkaar bij in de uitvoering van audits en inspecties, behandelen problemen bij de uitlegging of toepassing van de onderhavige verordening, beoordelen problemen bij de uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten van personen wier gegevens worden verwerkt, stellen geharmoniseerde voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op, en bevorderen het bewustzijn over gegevensbeschermingsrechten, voor zover noodzakelijk. 3. Voor de in lid 2 vervatte doeleinden komen de nationale toezichthoudende autoriteiten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming elk jaar ten minste tweemaal bijeen in het kader van het Europees Comité voor gegevensbescherming. Het Europees Comité voor gegevensbescherming organiseert en betaalt die bijeenkomsten. Tijdens de eerste bijeenkomst wordt een reglement van orde vastgesteld. Indien nodig worden in onderling overleg verdere werkmethoden vastgesteld. 4. Om de twee jaar zendt het Europees Comité voor gegevensbescherming een gezamenlijk activiteitenverslag, uitgevoerd uit hoofde van dit artikel, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, Europol, het Europees Grens- en kustwachtagentschap en eu-LISA. Het verslag bevat voor elke lidstaat een hoofdstuk, dat door de toezichthoudende autoriteit van de betrokken lidstaat wordt opgesteld. (*) Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).”;" |
43) |
artikel 44 wordt geschrapt; |
44) |
artikel 45 wordt vervangen door: “Artikel 45 Uitvoering door de Commissie 1. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de maatregelen vast die nodig zijn voor de ontwikkeling van het centraal systeem van het VIS, de NUI in elke lidstaat en de communicatie-infrastructuur tussen het centrale systeem van het VIS en de NUI met betrekking tot:
2. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de maatregelen vast die nodig zijn voor de technische uitvoering van de functies van het centrale systeem van het VIS, met name:
3. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen de technische specificaties vast voor de kwaliteit, de resolutie en het gebruik van vingerafdrukken en gezichtsopnamen voor biometrische verificatie en identificatie in het VIS. 4. De in de leden 1, 2 en 3 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Artikel 45 bis Gebruik van VIS-gegevens voor rapportage en statistieken 1. De naar behoren gemachtigde personeelsleden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, de Commissie, eu-LISA, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en het Europees Grens- en kustwachtagentschap, waaronder de centrale Etias-eenheid overeenkomstig artikel 9 undecies, hebben, uitsluitend met het oog op het opstellen van verslagen en statistieken, zonder dat daarbij personen kunnen worden geïdentificeerd en overeenkomstig de in artikel 7, lid 2, bedoelde waarborgen in verband met non-discriminatie, toegang tot het VIS om de volgende gegevens te raadplegen:
De naar behoren gemachtigde personeelsleden van het Europees Grens- en kustwachtagentschap hebben toegang tot het VIS om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gegevens te raadplegen, teneinde risicoanalyses en kwetsbaarheidsbeoordelingen als bedoeld in de artikelen 29 en 32 van Verordening (EU) 2019/1896 te kunnen uitvoeren. 2. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel slaat eu-LISA de in dat lid bedoelde gegevens op in het centrale register voor rapportage en statistieken als bedoeld in artikel 39 van Verordening (EU) 2019/817. Overeenkomstig artikel 39, lid 1, van die verordening kunnen de in lid 1 van dit artikel bedoelde autoriteiten aan de hand van systeemoverschrijdende statistische gegevens en analytische verslagen op maat gesneden verslagen en statistieken verkrijgen om de toepassing van de in artikel 9 undecies van de onderhavige verordening bedoelde specifieke risico-indicatoren te ondersteunen, veiligheidsrisico’s, risico’s op het gebied van illegale immigratie en hoge epidemiologische risico’s beter te beoordelen, grenscontroles doeltreffender te maken en de visumautoriteiten te helpen bij de behandeling van visumaanvragen. 3. De door eu-LISA ingevoerde procedures voor toezicht op de werking van het VIS als bedoeld in artikel 50, lid 1, omvatten de mogelijkheid om regelmatige statistieken op te stellen voor het waarborgen van dat toezicht. 4. Elk kwartaal stelt eu-LISA op basis van VIS-gegevens inzake visa statistieken op waarin voor elke locatie waar een visumaanvraag werd ingediend en voor elke lidstaat, melding wordt gemaakt van:
De dagelijkse statistieken worden opgeslagen in het centraal register voor rapportage en statistieken, overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EU) 2019/817. 5. Elk kwartaal stelt eu-LISA op basis van de VIS-gegevens inzake visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen statistieken op, waarin voor elke locatie melding wordt gemaakt van:
6. Aan het eind van ieder jaar worden de statistische gegevens samengevat in een jaarverslag. De statistieken bevatten een uitsplitsing van de gegevens per locatie en per lidstaat. Het verslag wordt gepubliceerd en toegestuurd aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Grens- en kustwachtagentschap, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de toezichthoudende autoriteiten. 7. Op haar verzoek verstrekt eu-LISA de Commissie statistieken over specifieke aspecten van de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk visumbeleid of van het migratie- en asielbeleid, onder meer wat betreft aspecten in verband met de toepassing van Verordening (EU) nr. 1053/2013. Artikel 45 ter Kennisgevingen 1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de autoriteit die moet worden beschouwd als de in artikel 29, lid 4, bedoelde verantwoordelijke voor de verwerking. 2. De lidstaten stellen de Commissie en eu-LISA in kennis van de in artikel 6, lid 3, bedoelde bevoegde autoriteiten die toegang hebben tot het VIS om gegevens in het VIS in te voeren, te wijzigen, te verwijderen of te raadplegen, en van de aangewezen VIS-autoriteit als bedoeld in artikel 9 quinquies, lid 1, en artikel 22 ter, lid 14. Drie maanden na de datum van ingebruikneming van het VIS op grond van artikel 11 van Verordening (EU) 2021/1134 van het Europees Parlement en de Raad (*), maakt eu-LISA een geconsolideerde lijst van de krachtens de eerste alinea van dit lid in kennis gestelde autoriteiten bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. De lidstaten geven de Commissie en eu-LISA onverwijld kennis van wijzigingen van de in kennis gestelde autoriteiten. Bij eventuele wijzigingen maakt eu-LISA die informatie eenmaal per jaar in de vorm van een bijgewerkte geconsolideerde lijst bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. eu-LISA houdt een voortdurend bijgewerkte versie van de geconsolideerde lijst bij die op haar openbare website bij waarop die informatie beschikbaar is. 3. De lidstaten stellen de Commissie en eu-LISA in kennis van hun aangewezen autoriteiten en van hun in artikel 22 terdecies bedoelde centrale toegangspunten, en stellen hen onverwijld in kennis van wijzigingen daaromtrent. 4. De Commissie maakt de in de leden 1 en 3 bedoelde informatie bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Eventuele wijzigingen van die informatie worden door de Commissie eenmaal per jaar in de vorm van een bijgewerkte geconsolideerde versie daarvan bekendgemaakt. De Commissie houdt een voortdurend bijgewerkte openbare website bij waarop die informatie beschikbaar is. Artikel 45 quater Toegang tot gegevens voor verificatie door vervoerders 1. Ter nakoming van hun verplichtingen uit hoofde van artikel 26, lid 1, punt b), van de Schengenovereenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen sturen luchtvervoerders, zeevervoerders en internationale vervoerders die groepen per bus over land vervoeren, een zoekopdracht naar het VIS om te verifiëren of onderdanen van derde landen die visumplichtig zijn of die een visum voor verblijf van langere duur of een verblijfsvergunning moeten hebben, in het bezit zijn van een geldig visum, een geldig visum voor verblijf van langere duur of een geldige verblijfsvergunning, naargelang het geval. 2. Beveiligde toegang tot het toegangsportaal voor vervoerders, zoals bedoeld in artikel 2 bis, punt h), met inbegrip van de mogelijkheid om mobiele technische oplossingen te gebruiken, stelt vervoerders in staat om de in lid 1 van dit artikel bedoelde zoekopdracht te verrichten voordat de passagier instapt. Wat visa betreft, verstrekt de vervoerder hiertoe de in artikel 9, punt 4, punten a), b) en c), vermelde gegevens en, wat visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen betreft, verstrekt de vervoerder de in artikel 22 bis, lid 1, punten d), e) en f), vermelde gegevens die in het reisdocument zijn opgenomen. De vervoerder vermeldt tevens de lidstaat van binnenkomst of, in het geval van een luchthaventransit, de lidstaat van doortocht. In afwijking van de tweede alinea van dit lid is de vervoerder in het geval van een luchthaventransit niet verplicht een zoekopdracht naar het VIS te zenden, behalve wanneer de onderdaan van een derde land in het bezit moet zijn van een luchthaventransitvisum overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 810/2009. 3. Het VIS verstrekt de vervoerders een antwoord OK/NOT OK, waarbij wordt aangegeven of de betrokkene beschikt over een geldig visum, een geldig visum voor verblijf van langere duur of een geldige verblijfsvergunning, naargelang het geval. Indien er een visum met beperkte territoriale geldigheid is afgegeven overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EG) nr. 810/2009, wordt in het antwoord van het VIS rekening gehouden met de lidstaat of lidstaten waarvoor het visum geldt en met de lidstaat van binnenkomst die door de vervoerder is vermeld. Vervoerders mogen de door hen verstuurde informatie en het door hen ontvangen antwoord opslaan in overeenstemming met het toepasselijke recht. Het antwoord “OK/NIET OK” kan niet worden beschouwd als een beslissing om toegang te verlenen of te weigeren overeenkomstig Verordening (EU) 2016/399. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen nadere regels vast met betrekking tot de voorwaarden voor de werking van het toegangsportaal voor vervoerders en de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming en -beveiliging. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 4. Indien onderdanen van derde landen op grond van een zoekopdracht in het VIS aan boord worden geweigerd, delen vervoerders hen mee dat deze weigering het gevolg is van in het VIS opgeslagen informatie en verstrekken zij hen informatie over hun rechten met betrekking tot toegang tot en rectificatie of wissing van in het VIS opgeslagen persoonsgegevens. 5. Een uitsluitend voor vervoerders bestemd authenticatiesysteem wordt opgezet om, voor de toepassing van dit artikel, de naar behoren gemachtigde personeelsleden van vervoerders toegang te bieden tot het toegangsportaal voor vervoerders. Bij het instellen van het authenticatiesysteem wordt rekening gehouden met risicobeheer op het gebied van informatiebeveiliging en met de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen. Het authenticatiesysteem wordt door de Commissie vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. 6. Het toegangsportaal voor vervoerders maakt gebruik van een afzonderlijke, alleen uitleesbare databank die dagelijks wordt bijgewerkt door extractie in één richting van de minimaal noodzakelijke subreeks van in het VIS opgeslagen gegevens. eu-LISA is verantwoordelijk voor de beveiliging van het toegangsportaal voor vervoerders, voor de beveiliging van de persoonsgegevens die dat toegangsportaal bevat en voor het proces van extractie van de persoonsgegevens en invoer ervan in de afzonderlijke, alleen uitleesbare databank. 7. In afwijking van lid 1 van dit artikel is de verificatie op grond van dit lid voor vervoerders die groepen per bus over land vervoeren, gedurende de eerste 18 maanden na de datum van ingebruikneming van het VIS, op grond van artikel 11 van Verordening (EU) 2021/1134 , facultatief. 8. Teneinde uitvoering te geven aan lid 1 of teneinde een oplossing te bieden voor een geschil waartoe de toepassing ervan aanleiding zou geven, houdt eu-LISA logbestanden bij van alle gegevensverwerkende handelingen van vervoerders binnen het toegangsportaal voor vervoerders. Deze logbestanden bevatten de datum en het tijdstip van elke handeling, de voor raadpleging gebruikte gegevens, de door middel van het toegangsportaal voor vervoerders doorgezonden gegevens en de naam van de betrokken vervoerder. eu-LISA logbestanden worden gedurende twee jaar opgeslagen. eu-LISA logbestanden worden door passende maatregelen beschermd tegen ongeoorloofde toegang. Artikel 45 quinquies Vangnetprocedures ingeval het voor vervoerders technisch niet mogelijk is toegang tot gegevens te verkrijgen 1. Indien het technisch niet mogelijk is om de in artikel 45 quater, lid 1, bedoelde zoekopdracht te verrichten wegens een storing van een onderdeel van het VIS, worden de vervoerders vrijgesteld van de verplichting om het bezit van een geldig visum, een geldig visum voor verblijf van langere duur of een geldige verblijfsvergunning te verifiëren met gebruikmaking van het toegangsportaal voor vervoerders. Indien een dergelijke storing door eu-LISA wordt ontdekt, stelt de centrale Etias-eenheid de vervoerders en de lidstaat daarvan in kennis. Zij doet hetzelfde wanneer de storing is hersteld. Indien een dergelijke storing door de vervoerders wordt ontdekt, mogen zij de centrale Etias-eenheid daarvan in kennis stellen. De centrale Etias-eenheid informeert de lidstaten onverwijld over de kennisgeving van de vervoerders. 2. Indien het om andere redenen dan een storing in enig deel van het VIS gedurende een langere periode voor een vervoerder technisch onmogelijk is om de in artikel 45 quater, lid 1, bedoelde zoekopdracht te verrichten, stelt de vervoerder de centrale Etias-eenheid daarvan in kennis. De centrale Etias-eenheid informeert de lidstaten onverwijld over de kennisgeving van die vervoerder. 3. De Commissie stelt door middel van een uitvoeringshandeling de bijzonderheden van de vangnetprocedures vast ingeval het voor vervoerders technisch niet mogelijk is toegang tot gegevens te verkrijgen. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 45 sexies Toegang tot VIS-gegevens door de Europese grens- en kustwachtteams 1. Om de in artikel 82, leden 1 en 10, van Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (**) bedoelde taken en bevoegdheden te kunnen uitoefenen, hebben de leden van de Europese grens- en kustwachtteams en de teams van personeelsleden die betrokken zijn bij terugkeergerelateerde activiteiten, binnen de grenzen van hun mandaat, recht op toegang tot en het doorzoeken van de VIS-gegevens. 2. Om de in lid 1 van dit artikel bedoelde toegang te waarborgen, wijst het Europees Grens- en kustwachtagentschap een gespecialiseerde eenheid met naar behoren gemachtigde functionarissen van de Europese grens- en kustwacht aan als centraal toegangspunt. Het centrale toegangspunt verifieert of de in artikel 45 septies vastgestelde voorwaarden voor verzoeken om toegang tot het VIS zijn vervuld. Artikel 45 septies Procedure en voorwaarden voor toegang tot VIS-gegevens door Europese grens- en kustwachtteams 1. Met het oog op de in artikel 45 sexies, lid 1, bedoelde toegang kan een Europees grens- en kustwachtteam een verzoek tot raadpleging van alle of van een specifieke reeks VIS-gegevens richten tot het in artikel 45 sexies, lid 2, bedoeld centraal toegangspunt van de Europese grens- en kustwacht. In het verzoek wordt verwezen naar het operationeel plan van de betrokken lidstaat inzake grenscontroles, grensbewaking of terugkeer waarop het verzoek is gebaseerd. Bij ontvangst van een verzoek om toegang verifieert het centrale toegangspunt van de Europese grens- en kustwacht of de in lid 2 van dit artikel bedoelde voorwaarden voor toegang zijn vervuld. Indien alle voorwaarden voor toegang zijn vervuld, verwerkt het naar behoren gemachtigde personeel van het centrale toegangspunt het verzoek. De VIS-gegevens waartoe toegang is verkregen, worden op zodanige wijze naar het team gezonden dat de beveiliging van de gegevens niet in gevaar wordt gebracht. 2. Voor de verlening van toegang gelden de volgende voorwaarden:
3. Overeenkomstig artikel 82, lid 4, van Verordening (EU) 2019/1896 mogen leden van de Europese grens- en kustwachtteams en teams van personeelsleden die betrokken zijn bij terugkeergerelateerde taken, in reactie op uit het VIS verkregen informatie, alleen handelen op instructie van en, als algemene regel, in aanwezigheid van grenswachters of personeel dat betrokken is bij terugkeergerelateerde taken van de ontvangende lidstaat waar zij actief zijn. De ontvangende lidstaat mag de leden van de Europese grens- en kustwachtteams toestaan namens hem op te treden. 4. In geval van twijfel of indien de verificatie van de identiteit van de houder van het visum, het visum voor verblijf van langere duur of de verblijfsvergunning mislukt, verwijst het lid van het Europees grens- en kustwachtteam de betrokkene naar een grenswachter van de ontvangende lidstaat. 5. De raadpleging van de VIS-gegevens door leden van de teams geschiedt als volgt:
6. Indien een toegang en een zoekopdracht krachtens lid 5 uitwijzen dat er gegevens in het VIS zijn opgenomen, wordt de ontvangende lidstaat daarvan in kennis gesteld. 7. Elk logbestand van gegevensverwerkende handelingen in het VIS door een lid van de Europese grens- en kustwachtteams of teams van personeelsleden die betrokken zijn bij terugkeergerelateerde taken, wordt door eu-LISA bijgehouden overeenkomstig artikel 34. 8. Elke toegang en zoekopdracht door de teams van het Europees Grens- en kustwachtteam wordt overeenkomstig artikel 34 in een logbestand vastgelegd en elk gebruik van de door die teams geraadpleegde gegevens wordt geregistreerd. 9. Voor de toepassing van artikel 45 sexies en van dit artikel is het niet toegestaan om delen van het VIS te verbinden met een computersysteem voor gegevensverzameling en -verwerking dat door of bij het Europees Grens- en kustwachtagentschap wordt gebruikt, noch om in het VIS opgeslagen gegevens waartoe het Europees Grens- en kustwachtagentschap toegang heeft, over te dragen naar een dergelijk systeem. Er mogen geen delen van het VIS worden gedownload. Het registreren van de toegang en de zoekopdrachten in logbestanden wordt niet beschouwd als downloaden of kopiëren van VIS-gegevens. 10. Het Europees Grens- en kustwachtagentschap neemt maatregelen om te zorgen voor de beveiliging van gegevens als bedoeld in artikel 32, en past deze toe. (*) Verordening (EU) 2021/1134 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 767/2008, (EG) nr. 810/2009, (EU) 2016/399, (EU) 2017/2226, (EU) 2018/1240, (EU) 2018/1860, (EU) 2018/1861, (EU) 2019/817 en (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Beschikking 2004/512/EG van de Raad en Besluit 2008/633/JBZ van de Raad, met het oog op de herziening van het Visuminformatiesysteem (PB L 248 van 13.7.2021, blz. 11)." (**) Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1).”;" |
45) |
de artikelen 46, 47 en 48 worden geschrapt; |
46) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: “Artikel 48 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 9, artikel 9 nonies, lid 2, artikel 9 undecies, lid 2, en artikel 22 ter, lid 18, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 2 augustus 2021. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 9, artikel 9 nonies, lid 2, artikel 9 undecies, lid 2, en artikel 22 ter, lid 18, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. 5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 6. Een overeenkomstig artikel 9, artikel 9 nonies, lid 2, artikel 9 undecies, lid 2, of artikel 22 ter, lid 18, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”; |
47) |
artikels 49 en 50 worden vervangen door: “Artikel 49 Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door het comité ingesteld bij artikel 68, lid 1, van Verordening (EU) 2017/2226. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 (*). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 49 bis Adviesgroep eu-LISA richt een adviesgroep op, die het voorziet van deskundig advies met betrekking tot het VIS, in het bijzonder bij de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma en van het jaarlijkse activiteitenverslag. Artikel 50 Monitoring en evaluatie 1. eu-LISA zorgt ervoor dat er procedures zijn om de resultaten, de kosteneffectiviteit, de beveiliging en de kwaliteit van de dienstverlening van het VIS te toetsen aan de doelstellingen. 2. Met het oog op het technisch onderhoud heeft eu-LISA toegang tot de vereiste informatie over de in het VIS verrichte gegevensverwerkingsactiviteiten. 3. Om de twee jaar legt eu-LISA aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag voor over de technische werking van het VIS, inclusief de beveiliging en de kosten ervan. Het verslag bevat ook een evaluatie van het gebruik van gezichtsopnamen ter identificatie van personen, zodra deze technologie wordt gebruikt, en een beoordeling van eventuele ondervonden moeilijkheden. 4. Elke lidstaat en Europol stellen, met inachtneming van de bepalingen van nationaal recht inzake de bekendmaking van gevoelige informatie, jaarverslagen op over de doeltreffendheid van de toegang tot VIS-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden, waarin informatie en statistieken zijn opgenomen over het volgende:
De jaarverslagen van de lidstaten en van Europol worden uiterlijk 30 juni van het daaropvolgende jaar aan de Commissie toegezonden. Een technische oplossing wordt ter beschikking van de lidstaten gesteld om het hen gemakkelijker te maken die gegevens overeenkomstig hoofdstuk III ter te verzamelen met het oog op het genereren van de in dit lid bedoelde statistieken. De Commissie stelt, door middel van uitvoeringshandelingen, specificaties vast betreffende de technische oplossing. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 49, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 5. Drie jaar na de datum van ingebruikneming van het VIS, op grond van artikel 11 van Verordening 2021/1134 , en vervolgens om de vier jaar, stelt de Commissie een algemene evaluatie van het VIS op. In de algemene evaluatie worden de bereikte resultaten afgezet tegen de doelstellingen en de gemaakte kosten, en wordt nagegaan of de uitgangspunten nog gelden, wat de gevolgen zijn voor de grondrechten, hoe de onderhavige verordening wordt toegepast met betrekking tot het VIS, hoe de beveiliging van het VIS is, hoe gebruik wordt gemaakt van de in artikel 31 bedoelde bepalingen en welke gevolgen een en ander voor toekomstige werkzaamheden heeft. De evaluatie bevat ook een gedetailleerde analyse van de gegevens in de jaarverslagen als bedoeld in lid 4 van het onderhavige artikel om de doeltreffendheid van de toegang tot VIS-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden te beoordelen. In de evaluatie wordt ook beoordeeld of de bevraging van het Ecris-TCN door het VIS heeft bijgedragen aan de ondersteuning van de doelstelling om na te gaan of de aanvrager een bedreiging vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid. De Commissie legt deze evaluatie voor aan het Europees Parlement en de Raad. 6. De lidstaten verstrekken eu-LISA en de Commissie de informatie die nodig is om de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde verslagen op te stellen. 7. eu-LISA verstrekt de Commissie de informatie die nodig is om de in lid 5 bedoelde algemene evaluaties op te stellen. (*) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 28.2.2011, blz. 13).”." |
Artikel 2
Wijziging van Verordening (EG) nr. 810/2009
Verordening (EG) nr. 810/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
in artikel 25, lid 1, punt a), wordt het volgende punt toegevoegd:
|
5) |
in artikel 35 wordt het volgende lid toegevoegd: “5 bis. Aan een onderdaan van een derde land voor wie de verificatie van treffers overeenkomstig de artikelen 9 bis tot en met 9 octies van de VIS-Verordening niet is afgerond, wordt aan de buitengrens in beginsel geen visum afgegeven. In bijzondere gevallen kan aan de buitengrens aan dergelijke personen overeenkomstig artikel 25, lid 1, punt a), echter een visum met territoriaal beperkte geldigheid voor het grondgebied van de lidstaat van afgifte worden afgegeven.”; |
6) |
in artikel 36 wordt lid 3 vervangen door: “3. Dit artikel is van toepassing onverminderd het bepaalde in artikel 35, leden 3 tot en met 5 bis.”; |
7) |
in artikel 39 worden de leden 2 en 3 vervangen door: “2. Het personeel van de consulaire en centrale autoriteiten eerbiedigt bij de uitoefening van zijn taken de menselijke waardigheid en de grondrechten en beginselen die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Elke maatregel staat in verhouding tot de daarmee beoogde doelen. 3. Bij de uitvoering van zijn taken onthoudt het personeel van de consulaten en centrale autoriteiten zich van discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische achtergrond, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Zij schenken bijzondere aandacht aan kinderen, ouderen en personen met een handicap. Het belang van het kind komt op de eerste plaats.”; |
8) |
artikel 46 wordt geschrapt; |
9) |
artikel 57 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
in bijlage X, punt C, punt b), wordt na het tweede streepje het volgende ingevoegd:
|