EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOL_2011_090_R_0001_01

2011/213/EU: Besluit van de Raad van 9 maart 2011 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan op het gebied van wetenschap en technologie

OJ L 90, 6.4.2011, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.4.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 90/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 maart 2011

betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie

(2011/213/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 186, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), punt v),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft namens de Europese Gemeenschap onderhandeld over een overeenkomst betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie met de regering van Japan.

(2)

Die overeenkomst is door de vertegenwoordigers van de partijen op 30 november 2009 te Brussel ondertekend, onder voorbehoud van sluiting ervan op een latere datum.

(3)

Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Gemeenschap waarvan zij de opvolgster is.

(4)

De overeenkomst moet namens de Unie worden gesloten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan betreffende samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de Overeenkomst is gehecht aan dit besluit.

Artikel 2

De Commissie stelt het standpunt van de Unie dat in het bij artikel 6, lid 1, van de overeenkomst ingestelde Gemengd Comité met betrekking tot wijzigingen van de overeenkomst overeenkomstig artikel 13, lid 5, van de overeenkomst moet worden ingenomen, vast.

Artikel 3

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 13, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving en doet de volgende kennisgeving aan de regering van Japan:

„Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 is de Europese Unie in de plaats getreden van de Europese Gemeenschap waarvan zij de opvolgster is en met ingang van die datum oefent zij alle rechten van de Europese Gemeenschap uit en neemt zij al haar verplichtingen over. Derhalve dienen alle verwijzingen in de tekst van de overeenkomst naar „de Europese Gemeenschap” waar passend gelezen te worden als „de Europese Unie”.”

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

CSÉFALVAY Z.


OVEREENKOMST

tussen de Europese Gemeenschap en de regering van Japan op het gebied van wetenschap en technologie

DE EUROPESE GEMEENSCHAP (hierna „de Gemeenschap” genoemd)

en

DE REGERING VAN JAPAN;

WENSENDE de bestaande nauwe en vriendschappelijke betrekkingen tussen Japan en de Gemeenschap verder te bevorderen en zich bewust van de snelle uitbreiding van de wetenschappelijke kennis en de positieve bijdrage ervan tot de bevordering van bilaterale en internationale samenwerking;

WENSENDE het terrein van wetenschappelijke en technologische samenwerking op een aantal gebieden van gemeenschappelijk belang te verbreden door het opzetten van een productief partnerschap voor vreedzame doeleinden en wederzijds voordeel;

GELOVENDE dat deze samenwerking en de toepassing van de resultaten van deze samenwerking zullen bijdragen tot de economische en sociale ontwikkeling van Japan en de Gemeenschap;

VERLANGENDE een formeel kader in te stellen voor de uitvoering van de algemene samenwerkingsactiviteiten die de samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie tussen de partijen zullen versterken,

ZIJN OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT:

Artikel 1

1.   De partijen bevorderen, ontwikkelen en vergemakkelijken in het kader van deze overeenkomst samenwerkingsactiviteiten op wetenschappelijk en technologisch gebied voor vreedzame doeleinden.

2.   De samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst worden uitgevoerd op basis van de volgende beginselen:

a)

wederzijdse en billijke bijdragen en voordelen;

b)

wederkerige toegang tot programma’s en -projecten voor onderzoek en ontwikkeling en faciliteiten voor gastonderzoekers;

c)

tijdige uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst;

d)

bevordering van een kennismaatschappij ten voordele van de economische en sociale ontwikkeling van Japan en de Gemeenschap.

Artikel 2

1.   De samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst bestaan uit directe samenwerkingsactiviteiten en indirecte samenwerkingsactiviteiten.

2.   Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

a)   „de partijen”: de regering van Japan en de Gemeenschap;

b)   „directe samenwerkingsactiviteiten”: samenwerkingsactiviteiten tussen de partijen of hun instanties;

c)   „indirecte samenwerkingsactiviteiten”: samenwerkingsactiviteiten tussen personen van Japan en de Gemeenschap die in het kader van programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling worden uitgevoerd;

d)   „programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling”: het door de Gemeenschap beheerde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling of de door de regering van Japan, haar instanties of officiële instellingen beheerde programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling met het competitieve financieringssysteem;

e)   „personen”:

i)

met betrekking tot Japan, alle staatsburgers van Japan of alle krachtens de nationale wetten van Japan opgerichte rechtspersonen, en

ii)

met betrekking tot de Gemeenschap, alle staatsburgers van de lidstaten van de Gemeenschap of alle krachtens de nationale wetten van de lidstaten van de Gemeenschap of het communautaire recht opgerichte rechtspersonen;

f)   „instanties”:

i)

met betrekking tot Japan, de overheidsinstanties van Japan, en

ii)

met betrekking tot de Gemeenschap, de Commissie;

g)   „officiële instellingen”: officiële instellingen waarvan de begroting en het beheersplan door de bevoegde ministers van de Japanse regering zijn goedgekeurd en waarvan de programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling op basis van het competitieve financieringssysteem met hun instemming in die programma’s en projecten voor indirecte samenwerkingsactiviteiten zijn opgenomen;

h)   „intellectueel eigendom”: hetgeen hieronder verstaan wordt in artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor intellectuele eigendom, gedaan te Stockholm op 14 juli 1967.

Artikel 3

1.   Directe samenwerkingsactiviteiten kunnen de volgende vorm aannemen:

a)

bijeenkomsten in verschillende vormen, zoals bijeenkomsten van deskundigen, om te discussiëren en informatie uit te wisselen over wetenschappelijke en technologische aspecten van algemene of specifieke thema’s en om projecten en programma’s voor onderzoek en ontwikkeling vast te stellen waarvan de uitvoering in samenwerkingverband nuttig kan zijn;

b)

uitwisseling van informatie over activiteiten, beleidslijnen, werkmethoden en wet- en regelgeving betreffende onderzoek en ontwikkeling;

c)

bezoeken en uitwisselingen van wetenschappers, technisch personeel of andere deskundigen in verband met algemene of specifieke thema’s;

d)

uitvoering van alle andere vormen van samenwerkingsactiviteiten als door het in artikel 6 van deze overeenkomst genoemd Gemengd Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking kunnen worden vastgesteld, voorgesteld en aangenomen.

2.   In het kader van de ontwikkeling van indirecte samenwerkingsactiviteiten kan elke persoon van een partij overeenkomstig de wet- en regelgeving van de andere partij en behoudens de bijlagen I en II van deze overeenkomst deelnemen aan programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling die door de andere partij, haar instanties of officiële instellingen worden beheerd.

Artikel 4

De nadere regels en procedures voor elke samenwerkingsactiviteit in het kader van deze overeenkomst kunnen door de bij die samenwerkingsactiviteiten betrokken partijen, hun instanties of officiële instellingen worden aangenomen.

Artikel 5

Met betrekking tot de directe samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst kan elke partij of haar instanties, met instemming van de andere partij of haar instanties, in voorkomend geval de deelname toestaan van onderzoekers en organisaties uit alle sectoren van het onderzoeksbestel inclusief de marktsector.

Artikel 6

1.   Voor de effectieve uitvoering van deze overeenkomst richten de partijen een Gemengd Comité voor wetenschappelijke en technologische samenwerking op (hierna „het Gemengd Comité” genoemd). Het Gemengd Comité wordt gezamenlijk voorgezeten door ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken van Japan en van de Commissie.

2.   Het Gemengd Comité heeft de volgende taken:

a)

uitwisselen van informatie en zienswijzen over wetenschappelijke en technologische beleidskwesties;

b)

vaststellen, voorstellen en aannemen van de samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst;

c)

evalueren en bespreken van de resultaten van de samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst;

d)

adviseren en aanmoedigen van de partijen met betrekking tot de uitvoering van deze overeenkomst;

e)

regelmatig evalueren van de wederkerige toegang tot de programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling en regelingen voor gastonderzoekers en onderzoeken van concrete maatregelen om die toegang te verbeteren en om de toepassing van het in artikel 1 van deze overeenkomst vermelde wederkerigheidsbeginsel te verzekeren.

3.   De besluiten van het Gemengd Comité komen in gemeenschappelijk overleg tot stand.

4.   Het Gemengd Comité vergadert op wederzijds geschikte tijden, bij voorkeur ten minste eenmaal om de twee jaar.

5.   De regering van Japan en de Gemeenschap treedt afwisselend als gastheer op voor vergaderingen van het Gemengd Comité.

6.   De reis- en verblijfkosten van deelnemers aan vergaderingen van het Gemengd Comité worden gedragen door de partij waarop deze betrekking hebben. Alle andere kosten in verband met de vergaderingen van het Gemengd Comité worden gedragen door de gastpartij.

7.   Het Gemengd Comité stelt zijn reglement van orde vast.

8.   Het Gemengd Comité kan langs diplomatieke kanalen beslissingen nemen wanneer het niet vergadert.

Artikel 7

Deze overeenkomst wordt uitgevoerd onder voorbehoud van de beschikbaarheid van gereserveerde middelen en de toepasselijke wet- en regelgeving van elke partij.

Artikel 8

1.   Niet eigendomsrechtelijk beschermde wetenschappelijke en technologische informatie die voortkomt uit directe samenwerkingsactiviteiten kan door elke partij langs de gebruikelijke kanalen en overeenkomstig de normale procedures van de deelnemende instanties publiek worden gemaakt.

2.   Rechten van intellectueel eigendom en geheime informatie voortvloeiend uit, gecreëerd in de loop van of verkregen via de samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van bijlage II van deze overeenkomst.

Artikel 9

Elke partij spant zich tot het uiterste in om, in het kader van haar wet- en regelgeving, aan de personen die de samenwerkingsactiviteiten in het kader van deze overeenkomst uitvoeren alle mogelijke faciliteiten toe te kennen om het vrije verkeer en verblijf van aan deze samenwerkingsovereenkomsten deelnemende onderzoekers en het binnen en buiten haar grondgebied brengen van materialen, gegevens en apparatuur bestemd voor gebruik bij deze samenwerkingsactiviteiten te vergemakkelijken.

Artikel 10

De bepalingen van deze overeenkomst doen geen afbreuk aan rechten en verplichtingen op grond van bestaande en toekomstige overeenkomsten voor samenwerking tussen de partijen of tussen de regering van Japan en de regering van een lidstaat van de Gemeenschap.

Artikel 11

Alle zaken of geschillen in verband met de interpretatie of uitvoering van deze overeenkomst worden door de partijen in onderling overleg geregeld.

Artikel 12

De bijlagen I en II van deze overeenkomst maken integrerend deel uit van deze overeenkomst.

Artikel 13

1.   Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen diplomatieke nota’s uitwisselen waarin zij elkaar ervan in kennis stellen dat hun respectieve voor de inwerkingtreding van de overeenkomst noodzakelijke interne procedures zijn voltooid.

2.   Deze overeenkomst blijft van kracht gedurende vijf jaar en blijft daarna van kracht tenzij de ene partij aan het einde van de eerste periode van vijf jaar of op enig moment daarna de overeenkomst opzegt door de andere partij ten minste zes maanden van te voren schriftelijk in kennis te stellen van haar voornemen om deze overeenkomst op te zeggen.

3.   De opzegging van deze overeenkomst heeft geen invloed op de uitvoering van de samenwerkingsactiviteiten die in het kader van deze overeenkomst zijn ondernomen en op het moment van de opzegging van deze overeenkomst niet volledig zijn uitgevoerd, noch op specifieke rechten en verplichtingen die zijn ontstaan met inachtneming van bijlage II van deze overeenkomst.

4.   Elke partij kan het effect van deze overeenkomst en activiteiten in het kader van deze overeenkomst om de vijf jaar evalueren en de partij die dit doet stelt de andere partij van de resultaten van de evaluatie in kennis. Elke partij spant zich tot het uiterste in om de door de andere partij uitgevoerde evaluatie te vergemakkelijken.

5.   Deze overeenkomst kan in onderling overleg tussen de partijen worden gewijzigd door middel van de uitwisseling van diplomatieke nota’s. Wijzigingen treden in werking onder dezelfde voorwaarden als vermeld in lid 1, tenzij door de partijen anders is overeengekomen.

Deze overeenkomst en de daarbij behorende bijlagen I en II zijn opgesteld in twee exemplaren in de Japanse, Bulgaarse, Tsjechische, Deense, Nederlandse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Duitse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Poolse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Spaanse en Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek. Bij interpretatieverschillen hebben de Japanse en Engelse tekst voorrang op de teksten in de andere talen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd door onderscheidenlijk de Europese Gemeenschap en de Regering van Japan, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

Gedaan te Brussel de dertigste november 2009.

Voor de Europese Gemeenschap

Image

Voor de Regering van Japan

Image

BIJLAGE I

VOORWAARDEN BETREFFENDE DE DEELNAME VAN PERSONEN AAN PROGRAMMA’S EN PROJECTEN VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

I.

Als binnen het raam van deze overeenkomst een partij, haar instanties of officiële instellingen met een persoon van de andere partij een contract voor programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling sluit, poogt de andere partij desgevraagd alle redelijke en mogelijke bijstand te verstrekken die voor de eerste partij, haar instanties of officiële instellingen nodig of nuttig kan zijn voor de vlotte uitvoering van dit contract.

II.

Personen van Japan kunnen deelnemen aan het door de Gemeenschap beheerde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Deze deelname van personen van Japan dient in overeenstemming te zijn met de regels voor deelname, verspreiding en uitvoering van het Kaderprogramma.

III.

Personen van de Gemeenschap kunnen aan in competitie gefinancierde door de regering van Japan, haar instanties of officiële instellingen beheerde programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling deelnemen die betrekking hebben op vergelijkbare wetenschappelijke en technologische gebieden als die van het Kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling. Deze deelname van personen van de Gemeenschap dient in overeenstemming te zijn met de wet- en regelgeving van Japan en de relevante regels voor deelname, verspreiding en uitvoering van het specifieke programma of project.

BIJLAGE II

RECHTEN VAN INTELLECTUEEL EIGENDOM EN GEHEIME INFORMATIE

I.   Rechten van intellectueel eigendom van de partijen bij directe samenwerkingsactiviteiten

1.

De volgende regels zijn van toepassing op uit directe samenwerkingsactiviteiten voortvloeiende rechten van intellectueel eigendom, met uitzondering van auteursrechten en gerelateerde rechten als bedoeld in onderstaand lid 3:

a)

De partij of haar instanties die het intellectuele eigendom genereren, zijn eigenaar van de rechten van intellectueel eigendom. Als het intellectuele eigendom gezamenlijk is gegenereerd, overleggen de partijen of hun instanties om een akkoord te bereiken over het eigendom of de toewijzing van de rechten van intellectueel eigendom rekening houdend met het respectieve aandeel in de werkzaamheden van de partijen of hun instanties.

b)

De partij of haar instanties die de rechten van intellectueel eigendom bezitten, verlenen aan de andere partij of haar instanties een licentie om deze rechten te gebruiken voor het uitvoeren van alle directe samenwerkingsactiviteiten indien dit nodig is om de andere partij of haar instanties in staat te stellen hun eigen werkzaamheden voor het specifiek project in het kader van deze overeenkomst uit te voeren. Bij octrooien en gebruiksmodellen wordt deze licentie verleend vrij van royalty’s. De verlening van een licentie om gebruik te maken van rechten van intellectueel eigendom uit hoofde van dit punt is onderworpen aan de toepasselijke wet- en regelgeving van elke partij en de voorwaarden waarover de partijen of hun instanties voor de start van het project een akkoord dienen te bereiken.

2.

De partij of haar instanties die de in de loop van directe samenwerkingsactiviteiten gecreëerde rechten van intellectueel eigendom bezitten, verlenen een licentie voor het gebruik van die rechten aan de andere partij of haar instanties voor het uitvoeren van alle directe samenwerkingsactiviteiten indien dit nodig is om de andere partij of haar instanties in staat te stellen hun eigen werkzaamheden voor het specifieke project in het kader van deze overeenkomst uit te voeren. De verlening van een licentie voor het gebruiken van rechten van intellectueel eigendom uit hoofde van dit lid is onderworpen aan de toepasselijke wet- en regelgeving van elke partij en de voorwaarden waarover de partijen of hun instanties voor de start van het project een akkoord dienen te bereiken.

3.

De volgende regels zijn van toepassing op auteursrechten en gerelateerde rechten van de partijen of hun instanties:

a)

Als een partij of haar instanties door middel van tijdschriften, artikelen, rapporten, boeken, videobanden en digitale opslagapparatuur wetenschappelijke en technische gegevens, informatie en resultaten publiceert die voortkomen uit directe samenwerkingsactiviteiten, spant de partij zich tot het uiterste in om voor de andere partij in alle landen waar auteursrechtelijke bescherming voorhanden is niet-exclusieve, onherroepelijke, auteursrechtenvrije licenties te verkrijgen om deze werken te vertalen, te reproduceren, te bewerken, over te dragen en publiek te verspreiden.

b)

Op alle publiek verspreide kopieën van een auteursrechtelijk beschermd werk als bedoeld in a) dient de naam van de auteurs van het werk te worden vermeld tenzij de auteurs daar expliciet van afzien. Tevens moet op een duidelijk zichtbare plaats worden verwezen naar de medewerking en de steun van de partijen.

II.   Geheime informatie bij directe samenwerkingsactiviteiten

De volgende regels zijn van toepassing op geheime informatie van de partijen of hun instanties:

1.

Bij het doorgeven aan de andere partij of haar instanties van informatie die nodig is voor het uitvoeren van directe samenwerkingsactiviteiten geeft elke partij aan welke informatie zij niet openbaar gemaakt wil zien.

2.

De partij of haar instanties die geheime informatie ontvangen, mogen op eigen verantwoordelijkheid deze geheime informatie doorgeven aan haar instanties of personen die binnen die instanties werkzaam zijn en personen die bij die instanties elders werkzaam zijn indien dit nodig is om die instanties of personen in staat te stellen hun eigen werkzaamheden voor het specifiek project in het kader van deze overeenkomst uit te voeren.

3.

Met voorafgaande schriftelijke toestemming van een partij of haar instanties die geheime informatie verstrekken, kan de andere partij of haar instanties deze geheime informatie op grotere schaal verspreiden dan krachtens lid 2 is toegestaan. De partijen of hun instanties werken samen procedures uit voor het aanvragen en verkrijgen van voorafgaande schriftelijke toestemming voor deze verspreiding op grotere schaal; elke partij verleent deze instemming in de mate waarin dit door haar wet- en regelgeving is toegestaan.

4.

Informatie die wordt verkregen via uit hoofde van deze overeenkomst georganiseerde seminars, andere vergaderingen, detachering van personeel en gebruik van faciliteiten blijft vertrouwelijk als de ontvanger van die geheime of andere vertrouwelijke of bevoorrechte informatie van het vertrouwelijke karakter van de doorgegeven informatie op de hoogte is gebracht toen die informatie werd doorgegeven overeenkomstig bovenstaand lid 1 en wordt behandeld als aangegeven in de bovenstaande leden 2 en 3.

5.

Indien een partij vaststelt dat zij niet in staat zal zijn, of redelijkerwijs verwacht kan worden dat zij niet in staat zal zijn de beperkingen en voorwaarden in de bovenstaande leden 2, 3 en 4 na te leven, stelt zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis. De partijen overleggen vervolgens om een passende gedragslijn te bepalen.

III.   Rechten van intellectueel eigendom van personen bij indirecte samenwerkingsactiviteiten

Elke partij verzekert dat de rechten van intellectueel eigendom van personen van de andere partij die deelnemen aan door haar, haar instanties of officiële instellingen beheerde programma’s en projecten voor onderzoek en ontwikkeling en de gerelateerde rechten en verplichtingen die voortvloeien uit deze deelname verenigbaar zijn met de internationale overeenkomsten die bindend zijn voor de regering van Japan en de Gemeenschap of al haar lidstaten, inclusief de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van het intellectuele eigendom in bijlage 1C van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie alsmede de Akte van Parijs van 24 juli 1971 van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst en de Akte van Stockholm van 14 juli 1967 van het Verdrag van Parijs tot bescherming van het industriële eigendom.


Top