EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32008R1242
Commission Regulation (EC) No 1242/2008 of 8 December 2008 establishing a Community typology for agricultural holdings
Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven
Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven
OJ L 335, 13.12.2008, p. 3–24
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 041 P. 226 - 247
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2014; opgeheven door 32014R1198
. Latest consolidated version: 01/01/2010
13.12.2008 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 335/3 |
VERORDENING (EG) Nr. 1242/2008 VAN DE COMMISSIE
van 8 december 2008
houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening 79/65/EEG van de Raad van 15 juni 1965 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Economische Gemeenschap (1), en met name op artikel 4, lid 4, artikel 6, lid 2, en artikel 7, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In de Gemeenschap komen zeer uiteenlopende productiestructuren en -systemen voor. Opdat de structurele kenmerken en de economische resultaten van de landbouwbedrijven gemakkelijker kunnen worden geanalyseerd, is een geschikte, homogene classificatie van de landbouwbedrijven op basis van hun economische bedrijfsomvang en hun productierichting ingevoerd bij Beschikking 85/377/EEG van de Commissie van 7 juni 1985 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (2). |
(2) |
De communautaire typologie moet zo worden opgezet dat op verschillende aggregatieniveaus homogene bedrijfsgroepen kunnen worden gevormd en dat vergelijkingen mogelijk zijn wat de toestand van de bedrijven betreft. |
(3) |
Omdat de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, andere dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, een steeds groter deel van het inkomen van de landbouwers voor hun rekening nemen, dient in de communautaire typologie een classificatievariabele te worden opgenomen die aangeeft hoe belangrijk die rechtstreeks met het bedrijf verband houdende andere winstgevende werkzaamheden (AWW's) zijn. |
(4) |
Ter verwezenlijking van de doelstellingen die zijn bepaald in artikel 4, lid 1, artikel 6, lid 1, onder b), en artikel 7, lid 2, van Verordening 79/65/EEG, dienen uitvoeringsbepalingen voor de communautaire typologie te worden vastgesteld. Bovendien moet de communautaire typologie worden toegepast op de bedrijven met boekhouding aan de hand van de boekhoudkundige gegevens die zijn verzameld via het communautaire informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB). |
(5) |
In bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 (3) is bepaald dat de op een steekproef gebaseerde landbouwstructuurenquêtes statistisch representatief moeten zijn voor aard en omvang van de landbouwbedrijven zoals geclassificeerd volgens de communautaire typologie. Daarom moet de communautaire typologie ook worden toegepast op de bedrijven waarover gegevens worden verzameld via de landbouwstructuurenquêtes. |
(6) |
De productierichting en de economische bedrijfsomvang dienen te worden bepaald aan de hand van een economische maatstaf die altijd positief blijft. Daarom verdient het aanbeveling de standaardopbrengst te gebruiken. De standaardopbrengsten moeten per product worden vastgesteld. De lijst van de producten waarvoor de standaardopbrengsten moeten worden berekend, dient in overeenstemming te worden gebracht met de lijst van de kenmerken voor de landbouwstructuurenquêtes zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1166/2008. Opdat de typologie ook kan worden toegepast op de ILB-bedrijven, dient een tabel te worden opgesteld waarin de overeenstemming wordt aangegeven tussen de kenmerken van de structuurenquêtes en de rubrieken van het ILB-bedrijfsformulier. |
(7) |
De standaardopbrengsten moeten worden gebaseerd op gemiddelde waarden over een referentieperiode van vijf jaar, maar moeten in verband met de economische ontwikkelingen geregeld worden geactualiseerd zodat een zinvolle toepassing van de typologie mogelijk blijft. De actualisatiefrequentie dient samen te hangen met de jaren waarin een landbouwstructuurenquête wordt gehouden. |
(8) |
Met het oog op de opstelling van het schema voor de keuze van de in het ILB-onderzoek 2010 op te nemen bedrijven met boekhouding dient te worden bepaald dat de bij deze verordening vastgestelde typologie reeds wordt toegepast voor de landbouwstructuurenquête 2007. Ook ter wille van de vergelijkbaarheid van de analyses betreffende de toestand van de volgens die typologie geclassificeerde landbouwbedrijven dient te worden voorzien in toepassing van die typologie voor de landbouwstructuurenquêtes en de ILB-onderzoeken van vóór 2010. Daarom moet een afwijkende bepaling worden opgenomen volgens welke de standaardopbrengsten worden berekend voor de referentieperiode 2004. |
(9) |
De standaardopbrengsten en de voor de berekening daarvan benodigde gegevens moeten aan de Commissie worden meegedeeld door het verbindingsorgaan dat elke lidstaat overeenkomstig artikel 6 van Verordening 79/65/EEG heeft aangewezen. Bepaald dient te worden dat het verbindingsorgaan de relevante informatie rechtstreeks aan de Commissie kan verstrekken via het door de Commissie opgezette informatiesysteem. Voorts dient te worden bepaald dat dit systeem het mogelijk moet maken de benodigde informatie elektronisch uit te wisselen aan de hand van modellen die het verbindingsorgaan via dit systeem beschikbaar zijn gesteld. Tevens dient te worden bepaald dat de Commissie de lidstaten van de algemene voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van het computersysteem in kennis stelt via het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen. |
(10) |
Duidelijkheidshalve en gezien het feit dat de communautaire typologie veeleer een maatregel van algemene strekking is dan een tot bepaalde adressaten gerichte maatregel, dient Beschikking 85/377/EEG te worden vervangen door een verordening. |
(11) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening wordt de „communautaire typologie van de landbouwbedrijven”, hierna „typologie” genoemd, tot stand gebracht, welke typologie een uniforme classificatie is van de landbouwbedrijven in de Gemeenschap volgens hun productierichting en hun economische bedrijfsomvang en volgens het belang van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende andere winstgevende werkzaamheden.
2. De typologie wordt in het bijzonder gebruikt voor de presentatie, per klasse van productierichting en per klasse van economische bedrijfsomvang, van de gegevens die zijn verzameld via de communautaire landbouwstructuurenquêtes en het communautaire informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.
Artikel 2
Productierichting
1. In het kader van de toepassing van deze verordening wordt de „productierichting” van een bedrijf bepaald door de relatieve bijdrage van de standaardopbrengst van elk van de verschillende kenmerken van het bedrijf aan de totale standaardopbrengst van het bedrijf. Voor de standaardopbrengst geldt het bepaalde in artikel 5.
2. Afhankelijk van het vereiste detailleringsniveau, worden de volgende klassen van productierichting onderscheiden:
a) |
de klassen van algemene productierichting, |
b) |
de klassen van hoofdproductierichting, |
c) |
de klassen van bijzondere productierichting. |
Het schema voor de classificatie van de bedrijven volgens productierichting wordt vastgesteld in bijlage I.
Artikel 3
Economische bedrijfsomvang
De economische bedrijfsomvang wordt bepaald op basis van de totale standaardopbrengst van het bedrijf. Deze omvang wordt uitgedrukt in euro's. De wijze van berekening van de economische bedrijfsomvang en de klassen van economische bedrijfsomvang worden vastgesteld in bijlage II.
Artikel 4
Rechtstreeks met het bedrijf verband houdende andere winstgevende werkzaamheden
Het belang van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, andere dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, wordt bepaald op basis van het procentuele aandeel van die andere winstgevende werkzaamheden in de finale output van het bedrijf. Deze verhouding wordt uitgedrukt in de vorm van een klassenbreedte op basis van percentages. De betrokken klassenbreedten op basis van percentages worden vastgesteld in bijlage III, deel C.
Bepalingen betreffende de finale output, de definitie en de methode voor het schatten van de genoemde verhouding worden vastgesteld in bijlage III, delen A en B.
Artikel 5
Standaardopbrengst en totale standaardopbrengst
1. In het kader van de toepassing van de onderhavige verordening wordt onder „standaardopbrengst” verstaan de standaardwaarde van de brutoproductie.
De standaardopbrengst wordt per regio zoals bedoeld in bijlage IV bij de onderhavige verordening bepaald voor elk van de bij de landbouwstructuurenquêtes te gebruiken kenmerken van de plantaardige en de dierlijke productie zoals vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1166/2008.
De wijze van berekening voor de bepaling van de standaardopbrengst voor elk kenmerk en de werkwijze voor het verzamelen van de desbetreffende gegevens worden vastgesteld in bijlage IV bij de onderhavige verordening.
2. De totale standaardopbrengst van een bedrijf is gelijk aan de som van de waarden die worden verkregen door voor elk kenmerk de standaardopbrengst per eenheid te vermenigvuldigen met het desbetreffende aantal eenheden.
3. Met het oog op de berekening van de standaardopbrengsten voor de landbouwstructuurenquête van het jaar N wordt onder „referentieperiode” verstaan de periode omstreeks het jaar N-3 die de vijf opeenvolgende jaren van het jaar N-5 tot en met het jaar N-1 omvat.
De standaardopbrengsten worden bepaald aan de hand van gemiddelde basisgegevens die zijn berekend over een referentieperiode van vijf jaar zoals bedoeld in de eerste alinea. Op zijn minst telkens wanneer een landbouwstructuurenquête wordt gehouden, worden zij geactualiseerd om rekening te houden met de economische ontwikkelingen.
De eerste referentieperiode waarover de standaardopbrengsten worden berekend, is de referentieperiode 2007, die de kalenderjaren 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 of de landbouwjaren 2005/2006, 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 2009/2010 omvat.
4. In afwijking van lid 3 berekenen de lidstaten de standaardopbrengsten over de referentieperiode 2004 voor de kenmerken die zijn opgenomen in de bij Verordening (EG) nr. 204/2006 van de Commissie (4) vastgestelde lijst voor de landbouwstructuurenquête 2007. In dit geval omvat de referentieperiode hetzij de kalenderjaren 2003, 2004 en 2005, hetzij de landbouwjaren 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006.
Artikel 6
Mededeling aan de Commissie
1. De standaardopbrengsten en de in bijlage IV, deel 3, bedoelde gegevens worden aan de Commissie (Eurostat) meegedeeld door het verbindingsorgaan dat elke lidstaat overeenkomstig artikel 6 van Verordening 79/65/EEG heeft aangewezen, of door de instantie waaraan deze taak is gedelegeerd.
2. De lidstaten delen de Commissie de standaardopbrengsten over een referentieperiode voor een jaar N en de in bijlage IV, deel 3, bedoelde gegevens aan de Commissie mee vóór 31 december van het jaar N+3 of, indien nodig, vóór een datum die de Commissie vaststelt na raadpleging van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.
De standaardopbrengsten over de referentieperiode 2004 worden de Commissie uiterlijk op 31 december 2008 meegedeeld.
3. Voor de mededeling van de standaardopbrengsten en van de in lid 1 bedoelde gegevens gebruiken de lidstaten de door de Commissie (Eurostat) beschikbaar gestelde computersystemen die elektronische uitwisselingen van documenten en informatie tussen haar en de lidstaten mogelijk maken.
4. De vorm en de inhoud van de voor een mededeling benodigde documenten worden door de Commissie vastgesteld aan de hand van modellen of vragenlijsten die beschikbaar worden gesteld via de in lid 3 bedoelde systemen. De voorschriften betreffende de attributen van de in lid 1 bedoelde gegevens worden vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Comité van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen.
Artikel 7
Intrekking
1. Beschikking 85/377/EEG wordt ingetrokken.
Beschikking 85/377/EEG blijft evenwel van toepassing tot en met het boekjaar 2009 voor de classificatie van de bedrijven van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen en tot en met de enquête 2007 voor de classificatie van de bedrijven van de in Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (5) bedoelde landbouwstructuurenquêtes.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar deze verordening en moeten worden gelezen overeenkomstig de in bijlage V opgenomen concordantietabel.
Artikel 8
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van het boekjaar 2010 in het geval van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen en vanaf de enquête 2010 in het geval van de landbouwstructuurenquêtes.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 december 2008.
Voor de Commissie
Mariann FISCHER BOEL
Lid van de Commissie
(1) PB 109 van 23.6.1965, blz. 1859/65.
(2) PB L 220 van 17.8.1985, blz. 1.
(3) PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14.
(4) PB L 34 van 7.2.2006, blz. 3.
(5) PB L 56 van 2.3.1988, blz. 1.
BIJLAGE I
CLASSIFICATIE VAN DE LANDBOUWBEDRIJVEN VOLGENS PRODUCTIERICHTING
A. CLASSIFICATIESCHEMA
Gespecialiseerde bedrijven — gewassen
Algemene productierichting |
Hoofdproductierichting |
Bijzondere productierichting |
|||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||
|
|
||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||
|
|
||||||||||||||
|
|
||||||||||||||
|
|
|
|||||||||||||
|
|
||||||||||||||
|
|
||||||||||||||
|
|
Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt
Algemene productierichting |
Hoofdproductierichting |
Bijzondere productierichting |
||||||||||
|
|
|
||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
|
||||||||||
|
|
|||||||||||
|
|
Gemengde bedrijven
Algemene productierichting |
Hoofdproductierichting |
Bijzondere productierichting |
||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||
|
|
|
||||||||||||||||
|
|
|||||||||||||||||
|
|
|
B. OVEREENSTEMMINGSTABEL EN GROEPERINGSCODES
I. Vergelijking tussen de rubrieken van de landbouwstructuurenquêtes en die van het bedrijfsformulier van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB)
Voor de toepassing van de standaardopbrengsten gelijk te stellen rubrieken |
||||||||||
Voor de rubriek te gebruiken code |
Communautaire enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven van 2010, 2013 en 2016 (Verordening (EG) nr. 1166/2008) |
ILB-bedrijfsformulier (Verordening (EG) nr. 868/2008 betreffende het bedrijfsformulier (1)) |
||||||||
I. Gewassen |
||||||||||
2.01.01.01. |
Zachte tarwe en spelt |
|
||||||||
2.01.01.02. |
Harde tarwe |
|
||||||||
2.01.01.03. |
Rogge |
|
||||||||
2.01.01.04. |
Gerst |
|
||||||||
2.01.01.05. |
Haver |
|
||||||||
2.01.01.06. |
Korrelmais |
|
||||||||
2.01.01.07. |
Rijst |
|
||||||||
2.01.01.99. |
Overige granen voor korrelwinning |
|
||||||||
2.01.02. |
Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad en mengsels van granen en peulvruchten) |
|
||||||||
2.01.02.01. |
waarvan erwten, veldbonen en niet-bittere lupinen |
|
||||||||
2.01.03. |
Aardappelen (inclusief primeurs en pootaardappelen) |
|
||||||||
2.01.04. |
Suikerbieten (exclusief zaaizaad) |
|
||||||||
2.01.05. |
Voederhakvruchten (exclusief zaaizaad) |
|
||||||||
2.01.06.01. |
Tabak |
|
||||||||
2.01.06.02. |
Hop |
|
||||||||
2.01.06.03. |
Katoen |
|
||||||||
2.01.06.04. |
Kool- en raapzaad |
|
||||||||
2.01.06.05. |
Zonnebloemen |
|
||||||||
2.01.06.06. |
Sojabonen |
|
||||||||
2.01.06.07. |
Lijnzaad |
|
||||||||
2.01.06.08. |
Andere oliehoudende gewassen |
|
||||||||
2.01.06.09. |
Vlas |
|
||||||||
2.01.06.10. |
Hennep |
|
||||||||
2.01.06.11. |
Andere vezelgewassen |
|
||||||||
2.01.06.12. |
Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen |
|
||||||||
2.01.06.99. |
Andere handelsgewassen, niet elders genoemd |
|
||||||||
2.01.07. |
Verse groenten, meloenen en aardbeien, waarvan: |
|
||||||||
2.01.07.01. |
In de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking |
|
||||||||
2.01.07.01.01. |
Akkerbouwmatig geteeld |
|
||||||||
2.01.07.01.02. |
Tuinbouwmatig geteeld |
|
||||||||
2.01.07.02. |
Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie |
|
||||||||
2.01.08. |
Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen): |
|
||||||||
2.01.08.01. |
In de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking |
|
||||||||
2.01.08.02. |
Onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie |
|
||||||||
2.01.09. |
Groen geoogste gewassen |
|
||||||||
2.01.09.01. |
Tijdelijk grasland |
|
||||||||
2.01.09.02. |
Andere groen geoogste gewassen |
|
||||||||
2.01.09.02.01. |
Voedermais |
|
||||||||
2.01.09.02.02. |
Voedererwten EN |
|
||||||||
2.01.09.02.99. |
Andere groen geoogste gewassen, niet elders genoemd |
|
||||||||
2.01.10. |
Zaaizaad en zaailingen op bouwland |
|
||||||||
2.01.11. |
Overige gewassen op bouwland |
|
||||||||
2.01.12.01. |
Braakland, zonder financiële steun |
|
||||||||
2.01.12.02. |
Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend |
|
||||||||
2.03.01. |
Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst |
|
||||||||
2.03.02. |
Weiden met geringe opbrengst |
|
||||||||
2.03.03. |
Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt |
|
||||||||
2.04.01. |
Boomgaarden en kleinfruit |
|
||||||||
2.04.01.01. |
Fruit, waarvan |
|
||||||||
2.04.01.01.01. |
Fruit van gematigde breedten |
|
||||||||
2.04.01.01.02. |
Fruit van subtropische breedten |
|
||||||||
2.04.01.02. |
Kleinfruit |
|
||||||||
2.04.01.03. |
Noten |
|
||||||||
2.04.02. |
Citrusvruchtaanplantingen |
|
||||||||
2.04.03. |
Olijfboomgaarden |
|
||||||||
2.04.03.01. |
waar gewoonlijk tafelolijven worden geproduceerd |
|
||||||||
2.04.03.02. |
waar gewoonlijk olijven voor de oliewinning worden geproduceerd |
|
||||||||
2.04.04. |
Wijngaarden waar gewoonlijk: |
|
||||||||
2.04.04.01. |
kwaliteitswijn wordt geproduceerd |
|
||||||||
2.04.04.02. |
andere wijnen worden geproduceerd |
|
||||||||
2.04.04.03. |
tafeldruiven worden geproduceerd |
|
||||||||
2.04.04.04. |
krenten en rozijnen worden geproduceerd |
|
||||||||
2.04.05. |
Boomkwekerijgewassen |
|
||||||||
2.04.06. |
Andere meerjarige teelten |
|
||||||||
2.04.07. |
Meerjarige teelten onder glas |
|
||||||||
2.06.01. |
Paddenstoelen |
|
||||||||
II. Veestapel |
||||||||||
3.01. |
Eenhoevigen |
|
||||||||
3.02.01. |
Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar |
|
||||||||
3.02.02. |
Mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud |
|
||||||||
3.02.03. |
Vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud |
|
||||||||
3.02.04. |
Mannelijke runderen van twee jaar en ouder |
|
||||||||
3.02.05. |
Vaarzen van twee jaar en ouder |
|
||||||||
3.02.06. |
Melkkoeien |
|
||||||||
3.02.99. |
Andere koeien |
|
||||||||
3.03.01. |
Schapen (alle leeftijden) |
|
||||||||
3.03.01.01. |
Schapen, vrouwelijke dieren voor de voortplanting |
|
||||||||
3.03.01.99. |
Andere schapen |
|
||||||||
3.03.02. |
Geiten (alle leeftijden) |
|
||||||||
3.03.02.01. |
Geiten, vrouwelijke dieren voor de voortplanting |
|
||||||||
3.03.02.99. |
Andere geiten |
|
||||||||
3.04.01. |
Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg |
|
||||||||
3.04.02. |
Fokzeugen van 50 kg en meer |
|
||||||||
3.04.99. |
Andere varkens |
|
||||||||
3.05.01. |
Mesthoenders |
|
||||||||
3.05.02. |
Leghennen |
|
||||||||
3.05.03. |
Ander pluimvee |
|
||||||||
3.05.03.01. |
Kalkoenen |
|||||||||
3.05.03.02. |
Eenden |
|||||||||
3.05.03.03. |
Ganzen |
|||||||||
3.05.03.04. |
Struisvogels |
|||||||||
3.05.03.99. |
Ander pluimvee, niet elders genoemd |
|||||||||
3.06. |
Moederkonijnen (voedsters) |
|
||||||||
3.07. |
Bijen |
|
II. Codes waaronder enige in de landbouwstructuurenquêtes van 2010, 2013 en 2016 opgenomen kenmerken worden gegroepeerd
P45. |
Melkvee = 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar) + 3.02.03. (vrouwelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.05. (vaarzen van twee jaar en ouder) + 3.02.06. (melkkoeien). |
||||||
P46. |
Runderen = P45 (melkvee) + 3.02.02. (mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud) + 3.02.04. (mannelijke runderen van twee jaar en ouder) + 3.02.99. (andere koeien). |
||||||
GL |
Graasdieren = 3.01. (eenhoevigen) + P46 (runderen) + 3.03.01.01. (schapen, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.3.1.99. (andere schapen) + 3.03.02.01. (geiten, vrouwelijke dieren voor de voortplanting) + 3.03.02.99. (andere geiten). |
||||||
Indien GL=0 |
|
||||||
Indien GL>0 |
|
||||||
P151. |
Granen, uitgezonderd rijst = 2.01.01.01. (zachte tarwe en spelt) + 2.01.01.02. (harde tarwe) + 2.01.01.03. (rogge) + 2.01.01.04. (gerst) + 2.01.01.05. (haver) + 2.01.01.06. (korrelmais) + 2.01.01.99. (overige granen voor korrelwinning). |
||||||
P15. |
Granen = P151 (granen, uitgezonderd rijst) + 2.01.01.07. (rijst). |
||||||
P16. |
Oliehoudende zaden = 2.01.06.04. (kool- en raapzaad) + 2.01.06.05. (zonnebloemen) + 2.01.06.06. (sojabonen) + 2.01.06.07. (lijnzaad) + 2.01.06.08. (andere oliehoudende gewassen). |
||||||
P51. |
Varkens = 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) + 3.04.02. (fokzeugen van 50 kg en meer) + 3.04.99. (andere varkens). |
||||||
P52. |
Pluimvee = 3.05.01. (mesthoenders) + 3.05.02. (leghennen) + 3.05.03. (ander pluimvee). |
||||||
P1. |
Akkerbouw = P15 (granen) + 2.01.02. (drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning) + 2.01.03. (aardappelen) + 2.01.04. (suikerbieten) + 2.01.06.01. (tabak) + 2.01.06.02. (hop) + 2.01.06.03. (katoen) + P16 (oliehoudende zaden) + 2.01.06.09. (vlas) + 2.01.06.10. (hennep) + 2.01.06.11. (andere vezelgewassen) + 2.01.06.12. (aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen) + 2.01.06.99. (andere handelsgewassen, niet elders genoemd) + 2.01.07.01.01. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — akkerbouwmatig geteeld) + 2.01.10. (zaaizaad en zaailingen op bouwland) + 2.01.11. (overige gewassen op bouwland) + 2.01.12.01. (braakland, zonder financiële steun) + FCP1 (voor verkoop bestemde voedergewassen). |
||||||
P2. |
Tuinbouw = 2.01.07.01.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking — tuinbouwmatig geteeld) + 2.01.07.02. (verse groenten, meloenen en aardbeien — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.01.08.01. (bloemen en sierplanten — in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking) + 2.01.08.02. (bloemen en sierplanten — onder glas of andere hoge (betreedbare) beschermingsinstallatie) + 2.06.01. (paddenstoelen) + 2.04.05. (boomkwekerijgewassen). |
||||||
P3. |
Meerjarige teelten = 2.04.01. (boomgaarden en kleinfruit) + 2.04.02. (citrusvruchtaanplantingen) + 2.04.03. (olijfboomgaarden) + 2.04.04. (wijngaarden) + 2.04.06. (andere meerjarige teelten) + 2.04.07. (meerjarige teelten onder glas). |
||||||
P4. |
Graasdieren en voedergewassen = GL (graasdieren) + FCP4 (voedergewassen voor graasdieren). |
||||||
P5. |
Hokdieren = P51 (varkens) + P52 (pluimvee) + 3.06. (moederkonijnen (voedsters)). |
C. DEFINITIE VAN DE KLASSEN VAN PRODUCTIERICHTING
Aan de bepaling van de klassen van productierichting liggen twee uitgangspunten ten grondslag, namelijk:
a) |
De aard van de betrokken kenmerken De kenmerken zijn ontleend aan de lijst van kenmerken waarvoor bij de enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven 2010, 2013 en 2016 gegevens worden verzameld: zij worden aangeduid met de code die is vermeld in de overeenstemmingstabel in deel B.I van deze bijlage, of met een code waaronder een aantal van die kenmerken is gegroepeerd, voor welke codes wordt verwezen naar deel B.II van deze bijlage (2). |
b) |
De minimale en/of maximale aandelen van de kenmerken die de klassengrenzen bepalen Tenzij anders vermeld, worden deze minimale en/of maximale aandelen aangegeven als breuken van de totale standaardopbrengst van het bedrijf. |
Gespecialiseerde bedrijven — gewassen
Productierichting (PR) |
Definitie |
Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan (zie deel B van deze bijlage) |
|||||
Algemene PR |
Hoofd-PR |
Bijzondere PR |
|||||
Code |
|
Code |
|
Code |
|
||
1 |
Gespecialiseerde akkerbouwbedrijven |
|
|
|
|
Akkerbouw, d.w.z. granen, drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning, oliehoudende zaden, aardappelen, suikerbieten, handelsgewassen, verse groenten, meloenen en aardbeien als akkerbouwgewas, zaaizaad en zaailingen op bouwland, overige gewassen op bouwland, braakland en voor verkoop bestemde voedergewassen > 2/3 |
P1 > 2/3 |
15 |
Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen, oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen |
|
|
Granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning > 2/3 |
P15 + P16 + 2.01.02. > 2/3 |
||
151 |
Bedrijven gespecialiseerd in de teelt van granen (andere dan rijst), oliehoudende zaden en eiwithoudende gewassen |
Granen, uitgezonderd rijst, oliehoudende zaden, drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning > 2/3 |
P151 + P16 + 2.01.02. > 2/3 |
||||
152 |
Gespecialiseerde rijstbedrijven |
Rijst > 2/3 |
2.01.01.07. > 2/3 |
||||
153 |
Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en rijst |
Bedrijven van klasse 15, uitgezonderd die van de klassen 151 en 152 |
|
||||
16 |
Andere akkerbouwbedrijven |
|
|
Akkerbouw > 2/3; granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning ≤ 2/3 |
P15 + P16 + 2.01.02. ≤ 2/3 |
||
161 |
Gespecialiseerde hakvruchtenbedrijven |
Aardappelen, suikerbieten en voederhakvruchten > 2/3 |
P17 > 2/3 |
||||
162 |
Bedrijven met gecombineerde teelt van granen, oliehoudende zaden, eiwithoudende gewassen en hakvruchten |
Granen, oliehoudende zaden en drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning > 1/3; hakvruchten > 1/3 |
P15 + P16 + 2.01.02. > 1/3; P17 > 1/3 |
||||
163 |
Gespecialiseerde akkerbouwgroentebedrijven |
Verse groenten, meloenen en aardbeien als akkerbouwgewas > 2/3 |
2.01.07.01.01. > 2/3 |
||||
164 |
Gespecialiseerde tabakbedrijven |
Tabak > 2/3 |
2.01.06.01. > 2/3 |
||||
165 |
Gespecialiseerde katoenbedrijven |
Katoen > 2/3 |
2.01.06.03. > 2/3 |
||||
166 |
Bedrijven met diverse combinaties van akkerbouwgewassen |
Bedrijven van klasse 16, uitgezonderd die van de klassen 161, 162, 163, 164 en 165 |
|
||||
2 |
Gespecialiseerde tuinbouwbedrijven |
|
|
|
|
Verse groenten, meloenen en aardbeien als opengrondstuinbouwgewas en onder glas, bloemen en sierplanten in de open grond en onder glas, paddenstoelen en boomkwekerijgewassen > 2/3 |
P2 > 2/3 |
21 |
Gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven |
|
|
Verse groenten, meloenen en aardbeien onder glas en bloemen en sierplanten onder glas > 2/3 |
2.01.07.02. + 2.01.08.02. > 2/3 |
||
211 |
Gespecialiseerde glasgroentebedrijven |
Verse groenten, meloenen en aardbeien onder glas > 2/3 |
2.01.07.02. > 2/3 |
||||
212 |
Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten onder glas |
Bloemen en sierplanten onder glas > 2/3 |
2.01.08.02. > 2/3 |
||||
213 |
Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw onder glas |
Bedrijven van klasse 21, uitgezonderd die van de klassen 211 en 212 |
|
||||
22 |
Gespecialiseerde opengrondstuinbouwbedrijven |
|
|
Verse groenten, meloenen en aardbeien in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking tuinbouwmatig geteeld en bloemen en sierplanten in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking > 2/3 |
2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. > 2/3 |
||
221 |
Gespecialiseerde opengrondsgroentebedrijven |
Verse groenten, meloenen en aardbeien in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking tuinbouwmatig geteeld > 2/3 |
2.01.07.01.02. > 2/3 |
||||
222 |
Gespecialiseerde bedrijven bloemen en sierplanten in de open grond |
Bloemen en sierplanten in de open lucht of onder lage (niet-betreedbare) beschermingsafdekking > 2/3 |
2.01.08.01. > 2/3 |
||||
223 |
Gespecialiseerde bedrijven gemengde tuinbouw in de open grond |
Bedrijven van klasse 22, uitgezonderd die van de klassen 221 en 222 |
|
||||
23 |
Andere tuinbouwbedrijven |
|
|
Tuinbouwbedrijven met glastuinbouw ≤ 2/3 en tuinbouw in de open grond ≤ 2/3 |
2.01.07.01.02. + 2.01.08.01. ≤ 2/3; 2.01.07.02. + 2.01.08.02. ≤ 2/3 |
||
231 |
Gespecialiseerde paddenstoelbedrijven |
Paddenstoelen > 2/3 |
2.06.01. > 2/3 |
||||
232 |
Gespecialiseerde boomkwekerijbedrijven |
Boomkwekerijgewassen > 2/3 |
2.04.05. > 2/3 |
||||
233 |
Bedrijven met diverse tuinbouwteelten |
Bedrijven van klasse 23, uitgezonderd die van de klassen 231 en 232 |
|
||||
3 |
Gespecialiseerde bedrijven blijvende teelten |
|
|
|
|
Boomgaarden en kleinfruit, citrusvruchtaanplantingen, olijfboomgaarden, wijngaarden, andere meerjarige teelten en meerjarige teelten onder glas > 2/3 |
P3 > 2/3 |
35 |
Gespecialiseerde bedrijven wijnbouw en druiventeelt |
|
|
Wijngaarden > 2/3 |
2.04.04. > 2/3 |
||
351 |
Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — kwaliteitswijn |
Wijngaarden waar gewoonlijk kwaliteitswijn wordt geproduceerd > 2/3 |
2.04.04.01. > 2/3 |
||||
352 |
Gespecialiseerde wijnbouwbedrijven — andere wijn dan kwaliteitswijn |
Wijngaarden waar gewoonlijk andere wijnen worden geproduceerd > 2/3 |
2.04.04.02. > 2/3 |
||||
353 |
Gespecialiseerde bedrijven tafeldruiven |
Wijngaarden waar gewoonlijk tafeldruiven worden geproduceerd > 2/3 |
2.04.04.03. > 2/3 |
||||
354 |
Andere bedrijven wijnbouw en druiventeelt |
Bedrijven van klasse 35, uitgezonderd die van de klassen 351, 352 en 353 |
|
||||
36 |
Gespecialiseerde fruit- en citrusteeltbedrijven |
|
|
Boomgaarden en kleinfruit en citrusvruchtaanplantingen > 2/3 |
2.04.01. + 2.04.02. > 2/3 |
||
361 |
Gespecialiseerde fruitteeltbedrijven (andere vruchten dan citrusfruit, tropisch fruit en noten) |
Fruit van gematigde breedten en kleinfruit > 2/3 |
2.04.01.01.01. + 2.04.01.02. > 2/3 |
||||
362 |
Gespecialiseerde citrusteeltbedrijven |
Citrusfruit > 2/3 |
2.04.02. > 2/3 |
||||
363 |
Gespecialiseerde notenteeltbedrijven |
Noten > 2/3 |
2.04.01.03. > 2/3 |
||||
364 |
Gespecialiseerde bedrijven tropisch fruit |
Tropisch fruit > 2/3 |
2.04.01.01.02. > 2/3 |
||||
365 |
Gespecialiseerde bedrijven fruit, citrusfruit, tropisch fruit en noten: gemengde productie |
Bedrijven van klasse 36, uitgezonderd die van de klassen 361, 362, 363 en 364 |
|
||||
37 |
Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven |
370 |
Gespecialiseerde olijventeeltbedrijven |
Olijfboomgaarden > 2/3 |
2.04.03. > 2/3 |
||
38 |
Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten |
380 |
Bedrijven met diverse combinaties van blijvende teelten |
Bedrijven van klasse 3, uitgezonderd die van de klassen 35, 36 en 37 |
|
Gespecialiseerde bedrijven — veeteelt
Productierichting (PR) |
Definitie |
Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan (zie deel B van deze bijlage) |
|||||
Algemene PR |
Hoofd-PR |
Bijzondere PR |
|||||
Code |
|
Code |
|
Code |
|
||
4 |
Gespecialiseerde graasdierbedrijven |
|
|
|
|
Voedergewassen voor graasdieren (d.w.z. voederhakvruchten, groen geoogste gewassen, grasland en weiden met geringe opbrengst) en graasdieren (d.w.z. eenhoevigen en alle categorieën van runderen, schapen en geiten) > 2/3 |
P4 > 2/3 |
45 |
Gespecialiseerde melkveebedrijven |
|
|
Melkkoeien > 3/4 van alle graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen |
3.02.06. > 3/4 GL; GL > 1/3 P4 |
||
46 |
In jong- en vleesvee gespecialiseerde rundveebedrijven |
|
|
Alle runderen (d.w.z. runderen jonger dan één jaar, runderen tussen één en twee jaar oud en runderen van twee jaar en ouder (mannelijke dieren, vaarzen, melkkoeien en andere koeien)) > 2/3 van de graasdieren; melkkoeien ≤ 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen |
P46 > 2/3 GL; 3.02.06. ≤ 1/10 GL; GL > 1/3 P4 |
||
47 |
Rundveebedrijven: melk en jong- en vleesvee gecombineerd |
|
|
Alle runderen > 2/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/10 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 45 |
P46 > 2/3 GL; 3.02.06. > 1/10 GL; GL > 1/3 P4; uitgezonderd klasse 45 |
||
48 |
Graasdierbedrijven: schapen, geiten en andere graasdieren |
|
|
Alle runderen ≤ 2/3 van de graasdieren |
P46 ≤ 2/3 |
||
481 |
Gespecialiseerde schapenbedrijven |
Schapen > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen |
3.03.01. > 2/3 GL; GL > 1/3 P4 |
||||
482 |
Bedrijven met schapen en rundvee gecombineerd |
Alle runderen > 1/3 van de graasdieren; schapen > 1/3 van de graasdieren; graasdieren >1/3 van de graasdieren en voedergewassen |
P46 > 1/3 GL; 3.03.01. > 1/3 GL; GL > 1/3 P4 |
||||
483 |
Gespecialiseerde geitenbedrijven |
Geiten > 2/3 van de graasdieren; graasdieren > 1/3 van de graasdieren en voedergewassen |
3.03.02. > 2/3 GL; GL > 1/3 P4 |
||||
484 |
Bedrijven met diverse graasdieren |
Bedrijven van klasse 48, uitgezonderd die van de klassen 481, 482 en 483 |
|
||||
5 |
Gespecialiseerde hokdierbedrijven |
|
|
|
|
Hokdieren, d.w.z. varkens (d.w.z. biggen, fokzeugen en andere varkens), pluimvee (d.w.z. mesthoenders, leghennen en ander pluimvee) en moederkonijnen (voedsters) > 2/3 |
P5 > 2/3 |
51 |
Gespecialiseerde varkensbedrijven |
|
|
Varkens > 2/3 |
P51 > 2/3 |
||
511 |
Gespecialiseerde fokvarkensbedrijven |
Fokzeugen > 2/3 |
3.04.02. > 2/3 |
||||
512 |
Gespecialiseerde vleesvarkensbedrijven |
Biggen en andere varkens > 2/3 |
3.04.01. + 3.04.99. > 2/3 |
||||
513 |
Bedrijven met fok- en vleesvarkens gecombineerd |
Bedrijven van klasse 51, uitgezonderd die van de klassen 511 en 512 |
|
||||
52 |
Gespecialiseerde pluimveebedrijven |
|
|
Pluimvee > 2/3 |
P52 > 2/3 |
||
521 |
Gespecialiseerde legkippenbedrijven |
Leghennen > 2/3 |
3.05.02. > 2/3 |
||||
522 |
Gespecialiseerde slachtpluimveebedrijven |
Mesthoenders en ander pluimvee > 2/3 |
3.05.01. + 3.05.03. > 2/3 |
||||
523 |
Bedrijven met combinaties van legkippen en slachtpluimvee |
Bedrijven van klasse 52, uitgezonderd die van de klassen 521 en 522 |
|
||||
53 |
Andere gespecialiseerde hokdierbedrijven |
|
|
Bedrijven van klasse 5, uitgezonderd die van de klassen 51 en 52 |
|
Gemengde bedrijven
Productierichting (PR) |
Definitie |
Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan (zie deel B van deze bijlage) |
|||||
Algemene PR |
Hoofd-PR |
Bijzondere PR |
|||||
Code |
|
Code |
|
Code |
|
||
6 |
Bedrijven met combinaties van gewassen |
61 |
Bedrijven met combinaties van gewassen |
|
|
Akkerbouw en tuinbouw en meerjarige teelten > 2/3 maar {akkerbouw ≤ 2/3 en tuinbouw ≤ 2/3 en meerjarige teelten ≤ 2/3} |
(P1 + P2 + P3) > 2/3; P1 ≤ 2/3; P2 ≤ 2/3; P3 ≤ 2/3 |
611 |
Bedrijven met combinaties van tuinbouw en blijvende teelten |
Tuinbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3 |
P2 > 1/3; P3 > 1/3 |
||||
612 |
Bedrijven met combinaties van akker- en tuinbouw |
Akkerbouw > 1/3; tuinbouw > 1/3 |
P1 > 1/3; P2 > 1/3 |
||||
613 |
Bedrijven met combinaties van akkerbouw en wijnbouw/druiventeelt |
Akkerbouw > 1/3; wijngaarden > 1/3 |
P1 > 1/3; 2.04.04. > 1/3 |
||||
614 |
Bedrijven met combinaties van akkerbouw en blijvende teelten |
Akkerbouw > 1/3; meerjarige teelten > 1/3; wijngaarden ≤ 1/3 |
P1 > 1/3; P3 > 1/3; 2.04.04. ≤ 1/3 |
||||
615 |
Bedrijven met combinaties van gewassen (accent op akkerbouw) |
Akkerbouw > 1/3; geen enkele andere productietak > 1/3 |
P1 > 1/3; P2 ≤ 1/3; P3 ≤ 1/3; |
||||
616 |
Andere bedrijven met combinaties van gewassen |
Bedrijven van klasse 61, uitgezonderd die van de klassen 611, 612, 613, 614 en 615 |
|
||||
7 |
Bedrijven met combinaties van veeteelt |
|
|
|
|
Graasdieren en voedergewassen en hokdieren > 2/3; graasdieren en voedergewassen ≤ 2/3; hokdieren ≤ 2/3 |
P4 + P5 > 2/3; P4 ≤ 2/3; P5 ≤ 2/3 |
73 |
Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren |
|
|
Graasdieren en voedergewassen > hokdieren |
P4 > P5 |
||
731 |
Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op melkvee |
Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee |
P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; |
||||
732 |
Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op graasdieren andere dan melkvee |
Bedrijven van klasse 73, uitgezonderd die van klasse 731 |
|
||||
74 |
Bedrijven met veeteeltcombinaties, accent op hokdieren |
|
|
Graasdieren en voedergewassen ≤ hokdieren |
P4 ≤ P5 |
||
741 |
Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en melkvee |
Melkvee > 1/3 van de graasdieren; hokdieren > 1/3; melkkoeien > 1/2 van het melkvee |
P45 > 1/3 GL; P5 > 1/3; 3.02.06. > 1/2 P45 |
||||
742 |
Bedrijven met veeteeltcombinaties: hokdieren en graasdieren andere dan melkvee |
Bedrijven van klasse 74, uitgezonderd die van klasse 741 |
|
||||
8 |
Bedrijven met combinaties van gewassen en veeteelt |
|
|
|
|
Bedrijven die niet konden worden ondergebracht in de klassen 1 t/m 7 |
|
83 |
Bedrijven met combinaties van akkerbouw en graasdieren |
|
|
Akkerbouw > 1/3; graasdieren en voedergewassen > 1/3 |
P1 > 1/3; P4 > 1/3 |
||
831 |
Bedrijven met combinaties van akkerbouw met melkvee |
Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee < akkerbouw |
P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 < P1 |
||||
832 |
Bedrijven met combinaties van melkvee met akkerbouw |
Melkvee > 1/3 van de graasdieren; melkkoeien > 1/2 van het melkvee; melkvee ≥ akkerbouw |
P45 > 1/3 GL; 3.02.06. > 1/2 P45; P45 ≥ P1 |
||||
833 |
Bedrijven met combinaties van akkerbouw met graasdieren andere dan melkvee |
Akkerbouw > graasdieren en voedergewassen; uitgezonderd de bedrijven van klasse 831 |
P1 > P4; uitgezonderd klasse 831 |
||||
834 |
Bedrijven met combinaties van graasdieren andere dan melkvee met akkerbouw |
Bedrijven van klasse 83, uitgezonderd die van de klassen 831, 832 en 8332 |
|
||||
84 |
Bedrijven met diverse gewassen- en veeteeltcombinaties |
|
|
Bedrijven van klasse 8, uitgezonderd die van klasse 83 |
|
||
841 |
Bedrijven met combinaties van akkerbouw en hokdieren |
Akkerbouw > 1/3; hokdieren > 1/3 |
P1 > 1/3; P5 > 1/3 |
||||
842 |
Bedrijven met combinaties van blijvende teelten en graasdieren |
Meerjarige teelten > 1/3; graasdieren en voedergewassen > 1/3 |
P3 > 1/3; P4 > 1/3 |
||||
843 |
Bijenteeltbedrijven |
Bijen > 2/3 |
3.7. > 2/3 |
||||
844 |
Bedrijven met andere gewassen- en veeteeltcombinaties |
Bedrijven van klasse 84, uitgezonderd die van de klassen 841, 842 en 843 |
|
Niet-geclassificeerde bedrijven
Productierichting (PR) |
Definitie |
Code van het kenmerk en minimaal/maximaal aandeel ervan (zie deel B van deze bijlage) |
|||||
Algemene PR |
Hoofd-PR |
Bijzondere PR |
|||||
Code |
|
Code |
|
Code |
|
||
9 |
Niet-geclassificeerde bedrijven |
|
|
|
|
Niet-geclassificeerde bedrijven |
Totale standaardopbrengst = 0 |
(1) PB L 237 van 4.9.2008, blz. 18.
(2) De kenmerken 2.01.05. (voederhakvruchten), 2.01.09. (groen geoogste gewassen), 2.01.12.01. (braakland, zonder financiële steun), 2.01.12.02. (braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend), 2.02. (tuinen voor eigen gebruik), 2.03.01. (grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst), 2.03.02. (weiden met geringe opbrengst), 2.03.03. (blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt), 3.02.01. (mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar), 3.03.01.99. (andere schapen), 3.03.02.99. (andere geiten) en 3.04.01. (biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg) worden slechts onder bepaalde voorwaarden meegeteld (zie bijlage IV, punt 5).
BIJLAGE II
ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG
A. ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG
De economische bedrijfsomvang wordt gemeten als de totale standaardopbrengst van het bedrijf, uitgedrukt in euro's.
B. KLASSEN VAN ECONOMISCHE BEDRIJFSOMVANG
De bedrijven worden ingedeeld in grootteklassen met de volgende grenzen:
Klasse |
Grenzen in euro's |
I |
minder dan 2 000 EUR |
II |
van 2 000 tot minder dan 4 000 EUR |
III |
van 4 000 tot minder dan 8 000 EUR |
IV |
van 8 000 tot minder dan 15 000 EUR |
V |
van 15 000 tot minder dan 25 000 EUR |
VI |
van 25 000 tot minder dan 50 000 EUR |
VII |
van 50 000 tot minder dan 100 000 EUR |
VIII |
van 100 000 tot minder dan 250 000 EUR |
IX |
van 250 000 tot minder dan 500 000 EUR |
X |
van 500 000 tot minder dan 750 000 EUR |
XI |
van 750 000 tot minder dan 1 000 000 EUR |
XII |
van 1 000 000 tot minder dan 1 500 000 EUR |
XIII |
van 1 500 000 tot minder dan 3 000 000 EUR |
XIV |
3 000 000 EUR of meer |
Voor toepassing op het gebied van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen en de communautaire enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven kan worden bepaald dat de grootteklassen IV en V, VIII en IX, X en XI, van XII tot en met XIV of van X tot en met XIV worden samengevoegd.
Ter uitvoering van artikel 4, lid 1, van Verordening 79/65/EEG stellen de lidstaten voor het waarnemingsgebied van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen een drempelwaarde van de economische bedrijfsomvang vast die gelijk is aan de ondergrens van een van de bovenvermelde grootteklassen.
BIJLAGE III
RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN
A. DEFINITIE VAN RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN
De rechtstreeks met het bedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden, andere dan de landbouwwerkzaamheden van het bedrijf, omvatten alle niet-landbouwwerkzaamheden die rechtstreeks met het bedrijf verband houden en een economische impact op het bedrijf hebben. Het betreft werkzaamheden waarbij hetzij productiemiddelen van het bedrijf (grond, gebouwen, machines, landbouwproducten enz.), hetzij producten van het bedrijf worden gebruikt.
B. SCHATTING VAN HET BELANG VAN DE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE ANDERE WINSTGEVENDE WERKZAAMHEDEN (AWW'S)
Het aandeel van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende AWW's in de finale output van het bedrijf wordt als volgt geschat aan de hand van het aandeel van de omzet uit de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende AWW's in de totale omzet van het bedrijf (inclusief rechtstreekse betalingen):
C. KLASSEN NAAR HET BELANG VAN DE RECHTSTREEKS MET HET BEDRIJF VERBAND HOUDENDE AWW's
De bedrijven worden als volgt in klassen ingedeeld volgens de grenzen waarbinnen het belang van de rechtstreeks met het bedrijf verband houdende AWW's in procenten van de finale output ligt.
Klasse |
Grenzen in procenten |
I |
Van 0 % tot en met 10 % |
II |
Van meer dan 10 % tot en met 50 % |
III |
Van meer dan 50 % tot minder dan 100 % |
BIJLAGE IV
STANDAARDOPBRENGSTEN (SO's)
1. DEFINITIE EN WIJZE VAN BEREKENING VAN DE SO's
a) Onder opbrengst van een landbouwkenmerk wordt verstaan: de geldwaarde van de brutoproductie van het betrokken landbouwproduct tegen de prijs af boerderij.
Onder standaardopbrengst (SO) wordt verstaan: de waarde van de opbrengst die overeenstemt met de gemiddelde situatie in een bepaalde regio voor elk van de onderscheiden landbouwkenmerken.
b) De opbrengst is gelijk aan de som van de waarde van het/de hoofdproduct(en) en de waarde van het/de bijproduct(en).
De waarden worden berekend door de productie per eenheid te vermenigvuldigen met de prijs af boerderij. Zij zijn exclusief btw, belastingen op producten en rechtstreekse betalingen.
c) Productieperiode
De SO's hebben betrekking op een productieperiode van twaalf maanden (kalender- of landbouwjaar).
Voor de plantaardige en de dierlijke producten waarbij de productieduur minder of meer dan twaalf maanden bedraagt, wordt een SO berekend die betrekking heeft op de aanwas of productie over twaalf maanden.
d) Basisgegevens en referentieperiode
De SO's worden bepaald met behulp van de elementen die zijn genoemd in het vorenstaande punt b). De hiervoor benodigde basisgegevens worden in de lidstaten verzameld over een referentieperiode van vijf opeenvolgende kalender- of landbouwjaren. Deze referentieperiode is uniform voor alle lidstaten en wordt door de Commissie vastgesteld. Zo hebben bijvoorbeeld de SO's van de referentieperiode „2007” betrekking op de kalenderjaren 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 of de landbouwjaren 2005/2006, 2006/2007, 2007/2008, 2008/2009 en 2009/2010.
e) Eenheden
1) Fysieke eenheden:
a) |
De SO's voor de kenmerken van de plantaardige productie worden bepaald per hectare van de betrokken oppervlakte. Voor paddenstoelen worden de SO's evenwel bepaald op basis van de bruto-opbrengsten van alle opeenvolgende oogsten in de loop van het jaar en uitgedrukt per 100 m2 oppervlak van de bedden. Voor gebruik in het kader van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen worden de aldus bepaalde SO's gedeeld door het aantal opeenvolgende oogsten per jaar, welk aantal door de lidstaten wordt meegedeeld. |
b) |
De SO's voor de kenmerken van de dierlijke productie worden bepaald per dier, voor pluimvee evenwel per honderd stuks en voor bijen per volk. |
2) Munteenheden en afronding
De basisgegevens voor de bepaling van de SO's en de berekende SO's zelf dienen te luiden in euro's. Voor de lidstaten die niet deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie, worden de SO's in euro's omgerekend met behulp van de gemiddelde wisselkoersen in de referentieperiode als omschreven in punt 1, onder d), van deze bijlage. Deze wisselkoersen worden door de Commissie aan die lidstaten meegedeeld.
De SO's mogen op het naaste veelvoud van 5 EUR worden afgerond wanneer dit zinvol is.
2. AGGREGATIENIVEAU VAN DE SO's
a) Volgens de kenmerken van de plantaardige en de dierlijke productie
De SO's worden bepaald voor alle landbouwkenmerken waarvoor in de communautaire landbouwstructuurenquêtes een rubriek is opgenomen, zulks overeenkomstig de voor deze enquêtes geldende aanwijzingen.
b) Geografisch
— |
De SO's worden op zijn minst voor geografische eenheden bepaald die verenigbaar zijn met die van de communautaire landbouwstructuurenquêtes en van het informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen. Probleem- of berggebieden worden niet als een geografische eenheid beschouwd. |
— |
Er wordt geen SO bepaald voor kenmerken die niet voorkomen in de betrokken regio. |
3. VERZAMELING VAN GEGEVENS VOOR DE BEPALING VAN DE SO's
a) |
De basisgegevens voor de bepaling van de SO's worden vernieuwd op zijn minst telkens wanneer een landbouwstructuurenquête in de vorm van een telling wordt uitgevoerd. |
b) |
Tussen twee communautaire landbouwstructuurenquêtes in de vorm van een telling worden de SO's geactualiseerd telkens wanneer een landbouwstructuurenquête wordt uitgevoerd. Een dergelijke actualisatie vindt plaats:
|
4. UITVOERING
De lidstaten hebben tot taak overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage de basisgegevens voor de berekening van de SO's te verzamelen, de SO's te berekenen en in euro's om te rekenen en in voorkomend geval de voor de toepassing van de actualisatiemethode benodigde gegevens te verzamelen.
5. BEHANDELING VAN BIJZONDERE GEVALLEN
Voor de berekening van de SO's voor bepaalde soorten kenmerken gelden de volgende bijzondere voorschriften:
a) Braakland, zonder financiële steun
De SO voor braakland zonder financiële steun wordt slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf andere positieve SO's zijn.
b) Braakland zonder economische opbrengst, waarvoor financiële steun wordt verleend, en blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt
Aangezien de inkomsten uit grond zonder economische opbrengst waarvoor financiële steun wordt verleend, beperkt blijven tot de rechtstreekse betalingen, worden de SO's van dergelijke grond geacht gelijk te zijn aan nul.
c) Tuinen voor eigen gebruik
Aangezien de producten van tuinen voor eigen gebruik normaliter bestemd zijn voor consumptie door de bezitter en niet voor verkoop, worden de SO's van dergelijke tuinen geacht gelijk te zijn aan nul.
d) Rundvee
Voor rundvee wordt bij de kenmerken onderscheid gemaakt naar leeftijdscategorie. De opbrengst komt dan overeen met de waarde van de aanwas van het dier tijdens zijn verblijf in de betrokken categorie. Met andere woorden, de opbrengst komt overeen met het verschil tussen de waarde van het dier wanneer het de categorie verlaat en zijn waarde wanneer het de categorie binnenkomt (ook vervangingswaarde genoemd).
e) Mannelijke en vrouwelijke runderen, jonger dan één jaar
SO's voor runderen jonger dan één jaar worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf meer runderen jonger dan één jaar dan koeien zijn. Alleen de SO's voor de boventallige runderen jonger dan één jaar worden meegerekend.
f) Andere schapen en andere geiten
De SO's voor andere schapen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke schapen voor de voortplanting zijn.
De SO's voor andere geiten worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen vrouwelijke geiten voor de voortplanting zijn.
g) Biggen
De SO's voor biggen worden slechts meegerekend in de totale SO van het bedrijf wanneer er op het bedrijf geen fokzeugen zijn.
h) Voedergewassen
Wanneer er geen graasdieren (d.w.z. eenhoevigen, runderen, schapen of geiten) op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen (d.w.z. voederhakvruchten, groen geoogste gewassen en grasland) beschouwd als bestemd voor verkoop en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de akkerbouw.
Wanneer er wel graasdieren op het bedrijf zijn, worden de voedergewassen beschouwd als bestemd voor vervoedering aan de graasdieren en maakt de opbrengst ervan deel uit van de opbrengst van de graasdieren en voedergewassen.
BIJLAGE V
Concordantietabel
Beschikking 85/377/EEG |
De onderhavige verordening |
Artikel 1, eerste alinea |
Artikel 1, lid 1 |
Artikel 1, tweede alinea |
— |
Artikel 2, lid 1, en artikel 2, lid 2 |
— |
Artikel 2, lid 3 |
Artikel 1, lid 2 |
Artikelen 3 tot en met 5 |
— |
Artikel 6 |
Artikel 2, lid 1 |
Artikel 7, eerste alinea, inleidend zinsdeel |
Artikel 2, lid 2, inleidend zinsdeel |
Artikel 7, eerste alinea, eerste tot en met derde streepje |
Artikel 2, lid 2, eerste alinea, onder a) tot en met c) |
Artikel 7, eerste alinea, vierde streepje |
— |
Artikel 7, tweede alinea |
— |
Artikel 7, derde alinea |
Artikel 2, lid 2, tweede alinea |
Artikelen 8 en 9 |
Artikel 3 |
— |
Artikelen 4 tot en met 7 |
Artikel 10 |
— |
Artikel 11 |
— |
Artikel 12 |
— |
— |
Artikel 8 |
Bijlage I |
Bijlage IV |
Bijlage II |
Bijlage I |
Bijlage III |
Bijlage II |
— |
Bijlage III |
— |
Bijlage V |