This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document E1998C0317
EFTA Surveillance Authority Decision No 317/98/COL of 4 November 1998 on the fifteenth amendment of the Procedural and Substantive Rules in the Field of State Aid
Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 317/98/COL van 4 november 1998 betreffende de vijftiende wijziging van formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun
Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 317/98/COL van 4 november 1998 betreffende de vijftiende wijziging van formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun
PB L 111 van 29.4.1999, p. 73–87
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
Besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nr. 317/98/COL van 4 november 1998 betreffende de vijftiende wijziging van formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun
Publicatieblad Nr. L 111 van 29/04/1999 blz. 0073 - 0087
BESLUIT VAN DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA Nr. 317/98/COL van 4 november 1998 betreffende de vijftiende wijziging van formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun DE TOEZICHTHOUDENDE AUTORITEIT VAN DE EVA, heeft de formele en materiële regels op het gebied van overheidssteun(1), die op 19 januari 1994 zijn vastgesteld(2) en laatstelijk op 4 november 1998 zijn gewijzigd(3), als volgt gewijzigd: 1. Hoofdstuk 21 (Steun aan de textiel- en confectie-industrie) wordt geschrapt. 2. De volgende regels inzake regionale steun voor grote investeringsprojecten worden als nieuw hoofdstuk 26, respectievelijk als nieuwe bijlage XIII, aan de richtsnoeren inzake overheidssteun toegevoegd: "26. MULTISECTORALE KADERREGELING BETREFFENDE REGIONALE STEUN VOOR GROTE INVESTERINGSPROJECTEN(4) 26.1. Noodzaak en werkingssfeer van de maatregel 1. De laatste jaren wordt vrij algemeen de noodzaak aanvaard van een systematischer toezicht op regionale steun voor grootschalige, niet-plaatsgebonden investeringsprojecten. De totstandbrenging van de Europese Economische Ruimte maakt het belangrijker dan ooit om voor dergelijke projecten een strenge controle op staatssteun te handhaven, daar de mededingingvervalsende gevolgen van steun groter worden doordat andere door de overheid veroorzaakte mededingingsbeperkingen wegvallen en de markten opener en geïntegreerder worden. 2. Investeerders in grote projecten overwegen vaak alternatieve locaties in verscheidene EER-staten, wat tot een spiraal van steeds genereuzere steuntoezeggingen kan leiden. Aan een dergelijk subsidieopbod is het grote gevaar verbonden dat de mededinging wordt verstoord. Daarom voert de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA - aanvankelijk slechts voor een proefperiode - de onderhavige regeling in, teneinde steun voor grootschalige projecten tot een zodanig niveau te beperken dat de negatieve gevolgen van het ondersteunde project voor de mededinging zoveel mogelijk worden vermeden, maar het ondersteunde gebied zijn aantrekkingskracht behoudt. 3. Voor een aantal bedrijfstakken bestaan reeds speciale steunregelingen, namelijk voor ijzer en staal, scheepsbouw, synthetische vezels, de automobielsector, de vervoerssector en de kolenindustrie. Tijdens de proefperiode zullen die bedrijfstakken uitsluitend onderworpen blijven aan hun eigen bestaande sectorale richtsnoeren (uitgezonderd de textiel- en kledingsector, die enkel aan de onderhavige kaderregeling is onderworpen(5)). De situatie zal opnieuw worden onderzocht nadat de doeltreffendheid van de onderhavige kaderregeling zal zijn beoordeeld. Wat betreft regionale investeringssteun geldt voor de overige bedrijfstakken thans als enige beperking dat het steunbedrag niet hoger mag zijn dan de plafonds die de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA voor de betrokken regionale steunregeling heeft goedgekeurd. De regionale steunplafonds zijn echter in het algemeen opgesteld met de bedoeling een stimulans te zijn voor het soort investering dat met de grootste problemen kampt, en zij zijn gewoonlijk hoger dan de gemiddelde regionale handicaps. De onderhavige regeling beoogt deze nettostimulans voor grote projecten tot een niveau te beperken waarbij negatieve sectorale gevolgen van het project zoveel mogelijk worden vermeden. 4. Op grond van de onderhavige kaderregeling zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA voor elk geval afzonderlijk beslissen wat de maximaal toegestane steunintensiteit is voor projecten die aan de aanmeldingsplicht zijn onderworpen. Dit zou kunnen leiden tot steunintensiteiten die lager liggen dan het toepasselijke regionale plafond. Deze kaderregeling is niet van toepassing op gevallen van herstructureringssteun, die geregeld blijven door de richtsnoeren van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden(6). Deze kaderregeling doet evenmin afbreuk aan de werking van de bestaande horizontale kaderregelingen van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, zoals die inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling(7) en die inzake staatssteun voor milieubescherming(8). 5. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA beklemtoont dat het niet in haar bedoeling ligt, onnodig inbreuk te maken op de beoordelingsbevoegdheid van de EVA-staten op het gebied van het regionaal beleid. Zij wenst evenmin afbreuk te doen aan de toepassing van artikel 61, lid 3, onder a) en c), van de EER-Overeenkomst, die erop gericht is ondernemingen ertoe aan te moedigen in minder begunstigde gebieden te investeren, ondanks de structurele handicaps waarmee zij daar worden geconfronteerd. Integendeel, het is de bedoeling de werkingssfeer van de nieuwe regels strikt te beperken tot de grootschalige, vaak kapitaalintensieve projecten die ernstige gevolgen kunnen hebben voor elders in de EER gevestigde concurrenten die geen steun ontvangen, en een kritischer onderzoek te doen naar het voorgenomen steunniveau van projecten die noch direct noch indirect merkbare gevolgen voor het betrokken gebied hebben wat betreft de bevordering van de werkgelegenheid, die een belangrijke doelstelling van het regionaal beleid is. In de grote meerderheid van de gevallen blijven de EVA-staten vrij over de steunintensiteit te beslissen, onder de voorwaarden van de goedgekeurde regionale steunregelingen. 6. Bij de opstelling van deze kaderregeling heeft de toezichthoudende Autoriteit van de EVA getracht ervoor te zorgen dat de regeling zo duidelijk, ondubbelzinnig, voorspelbaar, zeker en doelmatig mogelijk is, en zo weinig mogelijk administratieve beslommeringen meebrengt. 26.2. Aanmeldingsvereiste 1. Volgens de regeling moeten de EVA-staten overeenkomstig artikel 1, lid 3, van Protocol nr. 3 bij de overeenkomst tussen de EVA-staten betreffende de oprichting van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie (hierna de Toezichtovereenkomst genoemd) elk voornemen voor regionale investeringssteun(9) aanmelden dat binnen het toepassingsgebied van een goedgekeurde regeling valt(10), indien aan een van de volgende twee criteria is voldaan: i) de totale kosten van het project bedragen ten minste 50 miljoen euro(11), de gecumuleerde steunintensiteit, uitgedrukt als percentage van de voor steun in aanmerking komende investeringskosten, bedraagt ten minste 50 % van het regionale steunplafond voor grote ondernemingen in het betrokken gebied, en de steun per geschapen of behouden arbeidsplaats bedraagt ten minste 40000 euro(12); of ii) de totale steun bedraagt ten minste 50 miljoen euro. Vorm van aanmelding 2. Het standaardaanmeldingsformulier is opgenomen in bijlage XIII bij deze richtsnoeren. Dit formulier moet rechtstreeks naar de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA worden gezonden. 26.3. Beoordelingsregels 1. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA stelt met betrekking tot een steunvoornemen volgens de in punt 10 vermelde berekeningsformule een maximaal toelaatbare steunintensiteit vast. De berekening begint ermee dat wordt nagegaan wat de maximale steunintensiteit (regionaal steunplafond) is die een grote onderneming in het betrokken gebied in het kader van de goedgekeurde regionale steunregeling die op het ogenblik van de aanmelding van kracht is, zou kunnen verkrijgen (tenzij het gaat om ad hoc-steun, in welk geval het voor het betrokken gebied vastgestelde steunplafond van toepassing is). Vervolgens wordt op dit percentage een reeks correctiecoëfficiënten toegepast, in overeenstemming met drie specifieke beoordelingscriteria (zie hierna), om op een maximaal toelaatbare steunintensiteit voor het betrokken project uit te komen. In het geval van het derde criterium, dat de regionale gevolgen aangeeft, kan een positieve coëfficiënt worden toegepast die afhankelijk is van de mate waarin het project waarschijnlijk voordeel voor het betrokken gebied zal opleveren. De vraag naar de levensvatbaarheid van een individueel project moet worden beantwoord door de EVA-staten zelf. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA heeft echter het recht, zo zij zulks nodig acht, inlichtingen over de levensvatbaarheid van een project te vragen. Ten slotte zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA om de waarschijnlijke gevolgen voor de mededinging op de relevante markt te beoordelen, zo nodig gebruik maken van onafhankelijke externe gegevens; wanneer deze evenwel moeilijk zijn te verkrijgen, zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het volle gewicht geven aan de argumenten van de EVA-staten. De drie beoordelingscriteria i) De mededinging 2. De goedkeuring van steun aan ondernemingen die bedrijvig zijn in sectoren met een structurele overcapaciteit, houdt bijzondere gevaren in voor de vervalsing van de mededinging. Elke capaciteitsuitbreiding die niet door capaciteitsverminderingen elders wordt gecompenseerd, zal het probleem van structurele overcapaciteit verergeren. Steun voor een dergelijke uitbreiding zal overtollige capaciteit bij de steun ontvangende onderneming doen ontstaan, die zij in de toekomst niet zal kunnen benutten, of deze onderneming in staat stellen een prijzenoorlog te beginnen om andere producenten van de relevante markt te verdrijven. Het is ook waarschijnlijk dat arbeidsplaatsen elders zullen worden bedreigd. De factor mededinging houdt derhalve in, dat wordt onderzocht of het voorgenomen project plaatsvindt in een sector of subsector met een structurele overcapaciteit. 3. Om te bepalen of in de betrokken sector of subsector een structurele overcapaciteit bestaat, zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA nagaan welk verschil er op EER-niveau bestaat tussen het gemiddelde benuttingspercentage van de capaciteit voor de fabrieksnijverheid als geheel en het benuttingspercentage van de capaciteit voor de relevante sector of subsector. Teneinde rekening te houden met de cyclische schommelingen in de relatieve capaciteitsbenuttingspercentages zullen de laatste vijf jaren de referentieperiode zijn waarvoor gegevens beschikbaar zijn. 4. Wanneer onvoldoende gegevens over de capaciteitsbenutting beschikbaar zijn, zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA onderzoeken of de investering plaatsvindt in een krimpende markt. Hiertoe zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de ontwikkeling van de schijnbare consumptie van het (de) betrokken product(en) (d.w.z. de productie plus de invoer min de uitvoer) vergelijken met het groeiritme van de fabrieksnijverheid in de EER in haar geheel. 5. Om vast te stellen of de investering tot een capaciteitstoename zal leiden, wordt de totale levensvatbare capaciteit van de toekomstige begunstigde (en/of, in voorkomend geval, het concern waartoe hij behoort) voor het relevante product als relevante capaciteit beschouwd. In alle gevallen zal de levensvatbare capaciteit de tijdelijk niet-benutte capaciteit (d.w.z. de capaciteit die bij een verbetering van de verkoop opnieuw zal worden ingezet) omvatten, maar niet de verouderde en niet-gebruiksklare capaciteit (d.w.z. de onbenutte capaciteit die slechts kan worden gebruikt na aanzienlijke bijkomende investeringen). 6. Bezit een onderneming, voordat zij om een verzoekt, voor het (de) betrokken product(en) reeds een groot marktaandeel - dat in het kader van de onderhavige kaderregeling wordt geacht minstens 40 % te bedragen -, dan bestaat het gevaar dat de mededinging ontoelaatbaar wordt vervalst wanneeer de maximaal toegestane steunniveaus die normaal in het betrokken gebied gelden, worden toegekend. Onder dergelijke omstandigheden zou de onderneming in beginsel minder steun mogen ontvangen dan anders het geval zou zijn, ook al draagt haar investering tot de regionale ontwikkeling bij. Op deze algemene regel zijn echter uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld indien de onderneming door werkelijke innovatie een nieuwe productmarkt schept. ii) De verhouding kapitaal/arbeid 7. Omdat regionale steun gewoonlijk in de vorm van kapitaalsubsidies wordt verleend, bestaat er een tendens om voor kapitaalintensieve projecten locaties in ondersteunde gebieden te kiezen. Hoewel dit een positieve ontwikkeling is, draagt een dergelijk beleid niet steeds bij tot het scheppen van een groot aantal nieuwe arbeidsplaatsen en tot vermindering van de werkloosheid. Deze factor zal alleen invloed hebben op zeer kapitaalintensieve projecten. Het begrip behouden arbeidsplaatsen zal slechts relevant zijn, wanneer wordt aangetoond dat deze arbeidsplaatsen rechtstreeks verband houden met het betrokken investeringsproject, zodat dit project kan worden beoordeeld vanuit het oogpunt van investeringssteun en niet als steun voor de werkgelegenheid. 8. Door middel van dit criterium wordt rekening gehouden met de mogelijke verstorende werking van de steun op de prijs van het eindproduct. Ondernemingen waarbij het aandeel van de kapitaalkosten in de totale kosten betrekkelijk hoog is, kunnen dankzij de steun hun kostprijs per eenheid aanzienlijk verlagen en verkrijgen aldus een belangrijk voordeel ten opzichte van concurrenten die geen steun ontvangen. De mededingingvervalsende werking van staatssteun zal sterker zijn naarmate het ondersteunde investeringsproject kapitaalintensiever is. iii) De regionale gevolgen 9. Terwijl bij de factoren mededinging en de verhouding kapitaal/arbeid de mogelijke mededingingvervalsende gevolgen van het project worden beschouwd, wordt bij de factor regionale gevolgen rekening gehouden met de gunstige gevolgen voor de economieën van de ondersteunde gebieden. Volgens de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA kan het scheppen van arbeidsplaatsen worden gebruikt als een indicator dat een project bijdraagt tot de ontwikkeling van een gebied. Wanneer een kapitaalintensieve investering slechts een beperkt aantal rechtstreekse arbeidsplaatsen schept, kan zij niettemin indirect een groot aantal arbeidsplaatsen scheppen in het betrokken ondersteunde gebied en in nabijgelegen ondersteunde gebieden. In dit verband wordt onder scheppen van arbeidsplaatsen verstaan: arbeidsplaatsen die rechtstreeks door het project worden geschapen, alsmede die welke door de rechtstreekse leveranciers en klanten in reactie op de gesteunde investering worden geschapen. Wanneer deze factor op de berekeningsformule wordt toegepast om de maximaal toegestane steunintensiteit te verkrijgen, zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA meer gewicht hechten aan het scheppen van arbeidsplaatsen door steunontvangers in gebieden van artikel 61, lid 3, onder a), dan in gebieden van artikel 61, lid 3 onder c), daar de eerste met ernstiger economische problemen te kampen hebben. Berekeningsformule 10. De volledige berekeningsformule bestaat in de vermenigvuldiging van de coëfficiënten die voor elk van de drie hierboven beschreven factoren uit het onderzoek resulteren, met het oorspronkelijke steunplafond. Hierbij worden voor de verschillende factoren de volgende symbolen gebruikt: R= toegestane maximale steunintensiteit voor grote ondernemingen in het betrokken ondersteunde gebied (regionaal steunplafond) T= factor mededinging I= = factor kapitaal/arbeid M= = factor regionale gevolgen. De formule voor de maximal toelaatbare steunintensiteit is dus: >REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>. De volgende correctiecoëfficiënten zijn van toepassing op elk van de drie beoordelingscriteria: 1. Factor mededinging i) Project dat leidt tot capaciteitsuitbreiding in een sector met ernstige structurele overcapaciteit en/of absoluut afnemende vraag: 0,25. ii) Project dat leidt tot een capaciteitsuitbreiding in een sector met structurele overcapaciteit en/of een krimpende markt en dat waarschijnlijk een hoog marktaandeel zal versterken: 0,50. iii) Project dat leidt tot capaciteitsuitbreiding in een sector met structurele overcapaciteit en/of een krimpende markt: 0,75. iv) Waarschijnlijk geen negatieve gevolgen in de zin van i) - iii): 1,00. 2. Factor kapitaal/arbeid >RUIMTE VOOR DE TABEL> 3. Factor regionaal effect >RUIMTE VOOR DE TABEL> NB: Vanzelfsprekend mag een project niet meer steun ontvangen dan het regionale steunplafond. 26.4. Datum van inwerkingtreding en geldigheidsduur 1. Deze kaderregeling zal met ingang van 1 januari 1999 van toepassing zijn voor een aanvankelijke proefperiode van drie jaar. Voor het einde van de proefperiode zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA het nut en de werkingssfeer van de kaderregeling onderzoeken, waarbij onder meer zal worden nagegaan of zij dient te worden verlengd, herzien of afgeschaft. 26.5. Procedure voor de behandeling van zaken door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA 1. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA streeft er in beginsel naar, binnen twee maanden na de ontvangst van een volledige aanmelding, in de gestandaardiseerde vorm overeenkomstig het standaardformulier in bijlage XIII, te beslissen of zij de steun goedkeurt dan wel de procedure van artikel 1, lid 2, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst inleidt. (Indien de aanmelding onvolledig is, zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA binnen tien werkdagen een verzoek om bijkomende inlichtingen tot de EVA-staat richten.) De termijn van twee maanden mag slechts met toestemming van de betrokken EVA-staat worden verlengd. 2. Ingeval de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA een procedure op grond van artikel 1, lid 2, van Protocol nr. 3 bij de Toezichtovereenkomst inleidt, zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA binnen vier maanden na het besluit tot inleiding van de procedure een eindbeschikking geven. De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA houdt rekening met al het bewijsmateriaal dat gedurende die periode kan worden verzameld, met inbegrip van inlichtingen van belanghebbende derden en alle bijkomende elementen waarmee bij een eerste onderzoek geen rekening werd gehouden. De maximumtermijn voor het onderzoek van een individuele zaak zou bijgevolg normaal ten hoogste zes maanden bedragen. 26.6. Controle achteraf 1. Gelet op de gevoelige aard van de zeer grote, niet plaatsgebonden investeringen waarom het hier gaat, is het van wezenlijk belang een systeem op te zetten met behulp waarvan erop kan worden toegezien dat de hoeveelheid steun die daadwerkelijk aan de begunstigde wordt uitgekeerd, in overeenstemming is met het besluit van de Toezichthoudende Autoriteiten van de EVA. 2. Voor elk steunproject dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA krachtens deze kaderregeling goedkeurt, verlangt de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA dat de overeenkomst inzake de toegekende steun tussen de bevoegde autoriteit van de betrokken EVA-staat en de begunstigde van de steun een terugbetalingsclausule bevat voor het geval van niet-nakoming van de overeenkomst, dan wel dat de laatste grote schijf van de steun (bijvoorbeeld 25 %) slechts zal worden betaald wanneer de EVA-staat zich ervan heeft vergewist dat het project werd uitgevoerd in overeenstemming met het besluit van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en op voorwaarde dat de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, op basis van de door de betrokken EVA-staat verstrekte inlichtingen over de uitvoering van het project, binnen 60 werkdagen haar instemming heeft betuigd dan wel geen bezwaren heeft geuit inzake de betaling van de steun. 3. Van elke steunovereenkomst tussen de EVA-staat en de begunstigde van de steun dient onmiddellijk na de ondertekening ervan door de partijen een afschrift aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA te worden bezorgd. 4. Teneinde de Toezichthoudende autoriteit van de EVA in staat te stellen na te gaan of haar besluit is nageleefd, moeten de EVA-staten, in samenwerking met de ontvangers van de steun, bij de toezichthoudende Autoriteit van de EVA jaarlijks een verslag indienen over het project, waarbij gegevens worden verstrekt over de reeds betaalde subsidies, een exemplaar van eventuele interim-verslagen over de uitvoering van de steunovereenkomst en een eindverslag waarin de doelstellingen worden aangeduid: tijdschema, investeringen, nakoming van specifieke voorwaarden die door de steunverlenende autoriteit zijn gesteld. 26.7. Definitie van de gebruikte termen 1. De in deze kaderregeling gebruikte termen worden als volgt gedefinieerd. Investeringsproject 2. Onder investeringsproject wordt verstaan een investering in vaste activa bij de oprichting van een nieuwe vestiging, de uitbreiding van een bestaande vestiging of de aanvang van een activiteit die een fundamentele wijziging inhoudt van het product of de productiewijze van een bestaande vestiging (door rationalisatie, diversificatie of modernisering). Het kan ook gaan om de overname van een vestiging die is gesloten of die zou zijn gesloten indien de overname niet had plaatsgevonden, maar niet om de verwerving van activa van een onderneming in moeilijkheden (waarvoor de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van toepassing zijn). Een investeringsproject mag niet op kunstmatige wijze in onderprojecten worden verdeeld om aan de aanmeldingsverplichting te ontkomen. Totale projectkosten 3. Onder totale projectkosten van het project wordt verstaan: de totale uitgaven voor nieuwe materiële en immateriële activa die door een onderneming met het oog op de uitvoering van een investeringsproject worden aangekocht en over hun levensduur zullen worden afgeschreven (of geleasd). Voor steun in aanmerking komende uitgaven 4. De voor steun in aanmerking komende uitgaven stemmen overeen met de uitgaven voor de materiële en immateriële activa die zijn toegestaan uit hoofde van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen. Arbeidsplaatsen 5. Onder arbeidsplaats wordt verstaan een vaste voltijdbaan of het equivalent ervan in deeltijdbanen. Het kan zowel om een nieuwe arbeidsplaats gaan als om een bestaande arbeidsplaats die bewaard blijft, voorzover in dit laatste geval de arbeidsplaats direct met de investering verband houdt en een belangrijk bedrag aan omscholing vergt, en bovendien zonder de investering niet langer zou bestaan bij het opstarten van de nieuwe productie. Relevante markt 6. De relevante productmarkt(en) voor de vaststelling van het marktaandeel omvat(ten) de producten waarop het investeringsproject betrekking heeft, alsmede waar passend die welke als substituten daarvoor worden beschouwd, hetzij door de consument (wegens de kenmerken van de producten, hun prijs en het gebruik waarvoor zij zijn bestemd), hetzij door de producent (ten gevolge van flexibiliteit van de productie-installaties)(13). De relevante geografische markt omvat in beginsel de EER of, indien dit niet het geval is, een wezenlijk deel van de EER, voorzover de concurrentievoorwaarden in dat gebied in voldoende mate van die in andere gebieden in de EER kunnen worden onderscheiden. Waar passend kan de relevante markt als wereldmarkt worden beschouwd. Structurele overcapaciteit 7. Structurele overcapaciteit wordt geacht te bestaan wanneer het benuttingspercentage van de capaciteit in de relevante sector of subsector(14) over de laatste vijf jaren gemiddeld meer dan twee procentpunten lager ligt dan in de fabrieksnijverheid als geheel. Ernstige structurele overcapaciteit wordt geacht te bestaan wanneer het verschil met het gemiddelde voor de gehele fabrieksnijverheid meer dan vijf procentpunten bedraagt. Krimpende markt 8. De markt voor het (de) betrokken product(en) wordt geacht een krimpende markt te zijn indien de gemiddelde jaarlijkse groei van het schijnbaar verbruik van het (de) betrokken product(en) gedurende de voorbije vijf jaren aanzienlijk (meer dan 10 %) lager was dan het jaargemiddelde van de EER-fabrieksnijverheid als geheel, tenzij er een sterk stijgende tendens is in het relatieve groeipercentage van de vraag naar het (de) product(en). Een absoluut krimpende markt is een markt waarin het gemiddelde jaarlijkse groeipercentage van het schijnbaar verbruik gedurende de laatste vijf jaren negatief is." "BIJLAGE XIII STANDAARDFORMULIER VOOR AANMELDING OVEREENKOMSTIG DE MULTISECTORALE KADERREGELING BETREFFENDE REGIONALE STEUN VOOR GROTE INVESTERINGSPROJECTEN Inleiding In dit formulier wordt gespecificeerd welke inlichtingen een EVA-staat moet verstrekken bij de aanmelding bij Toezichthoudende Autoriteit van de EVA van een investeringsproject in een ondersteund gebied waarvoor de aanmeldingsregels van de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten gelden. De EVA-staten worden erop gewezen dat: a) alle in dit formulier gevraagde inlichtingen moeten worden gegeven. Indien zij echter te goeder trouw niet in staat zijn een vraag te beantwoorden of, op basis van de beschikbare gegevens, slechts een gedeeltelijk antwoord kunnen geven, wordt hun verzocht dit te vermelden en hiervan de redenen te geven; b) wanneer niet alle afdelingen volledig zijn ingevuld en geen passende redenen zijn gegeven waarom het niet mogelijk is gebleken de vragen volledig te beantwoorden, de aanmelding onvolledig is en pas van kracht wordt op de datum waarop alle inlichtingen zijn ontvangen; c) de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA de EVA-staat en de ontvanger van de steun kan vragen om de in dit formulier gegeven inlichtingen aan te vullen en/of toe te lichten met het oog op het vergemakkelijken van de eerste beoordeling, die binnen tien werkdagen moet worden gegeven en die het onderwerp kan vormen van een technische vergadering die de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA met de bevoegde overheidsinstantie belegt. Ondersteunende stukken a) Een afschrift van het ontwerp van steunovereenkomst of, zo dit niet beschikbaar is, een afschrift van de brief waarin het aanbod van de beoogde steun wordt gedaan. Indien het ontwerp van steunovereenkomst op het ogenblik van de aanmelding niet beschikbaar is, dient het zo snel mogelijk te worden toegezonden en niet later dan wanneer het wordt verzonden naar de ontvangers van de steun. b) Een exemplaar van de meest recente jaarverslagen en jaarrekeningen van de ontvanger(s) van de steun en, indien deze tot een groter concern behoort (behoren), de meest recente jaarverslagen en -rekeningen van het concern. c) Een lijst en een korte beschrijving van de inhoud van alle overige analyses, verslagen, studies en onderzoeken die door of voor de ontvanger(s) van de steun zijn verricht met het oog op de beoordeling of de analyse van de voorgenomen ondersteunde investering, op het gebied van de concurrentievoorwaarden, de (daadwerkelijke en potentiële) concurrenten en de marktvoorwaarden. Voor elke post op de lijst moet de naam en de functie van de auteur worden vermeld. Hoe de aanmelding te verrichten De aanmelding moet worden verricht in de officiële taal van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA (Engels) of in de officiële taal van een EVA-staat. Ondersteunende stukken mogen in hun originele taal, dan wel in het Engels vertaald worden overgelegd. De gevraagde financiële gegevens moeten worden verschaft in de plaatselijke munteenheid of in euro, met vermelding van de gebruikte omzettingskoersen. De aanmelding moet worden gezonden aan: Toezichthoudende Autoriteit van de EVA Trierstraat 74 B - 1040 Brussel ,of moet tijdens de normale werktijden worden overhandigd op hetzelfde adres. Geheimhouding De betrokken EVA-staat en/of de ontvanger van de steun wordt erop gewezen dat alle gevraagde inlichtingen kunnen worden gebruikt ter voorbereiding van een beschikking in de zaak. Hun wordt verzocht met de vermelding "zakengeheim" aan te geven, welke gedeelten van de in deze aanmelding verstrekte inlichtingen niet mogen worden gepubliceerd of op andere wijze aan andere partijen bekendgemaakt. Er dient te worden aangegeven waarom deze inlichtingen niet mogen worden bekendgemaakt of gepubliceerd. Mocht het gebruik van vertrouwelijke informatie echter noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van een beschikking, dan zal de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA eerst overleg plegen met de EVA-staat en/of de ontvanger van de steun over de publicatie van de delen van de beschikking die vertrouwelijke inlichtingen bevatten. Controle achteraf De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA erkent dat gedeelten van de in dit aanmeldingsformulier gevraagde inlichtingen de toekomst betreffen en dus niet volledig accuraat kunnen zijn. De betrokken EVA-staat en/of de ontvanger van de steun wordt gevraagd naar beste vermogen een raming te geven en een rechtvaardiging van de te verstrekken inlichtingen. Het gesteunde investeringsproject zal achteraf worden gecontroleerd, waarbij ook de in het kader van de aanmelding verstrekte inlichtingen worden geverifieerd. AFDELING 1 EVA-STAAT 1.1. Inlichtingen betreffende de aanmeldende overheidsinstantie 1.1.2. Naam en adres van de aanmeldende instantie. 1.1.3. Naam, telefoonnummer, faxnummer, e-mailadres en functie van de perso(o)n(en) met wie contact moet worden opgenomen indien bijkomende inlichtingen worden gevraagd. 1.2. Informatie betreffende de contactpersoon bij de Permanente Vertegenwoordiging 1.2.1. Naam, telefoonnummer, faxnummer, e-mailadres en functie van de persoon met wie contact moet worden opgenomen indien bijkomende inlichtingen worden gevraagd. AFDELING 2 ONTVANGER VAN DE STEUN 2.1. Structuur van de onderneming of ondernemingen die in het project investeren 2.1.1. Identiteit van de ontvanger van de steun. 2.1.2. Indien de juridische identiteit van de ontvanger van de steun verschillend is van de onderneming(en) die het project financier(t)(en) of die de steun ontvang(t)(en), omschrijf ook die verschillen. 2.1.3. Identificeer het moederconcern van de ontvanger van de steun, omschrijf de structuur van het concern en de aandelenstructuur van elke moederonderneming. 2.2. Gelieve de volgende gegevens over de laatste drie boekjaren te verschaffen voor de onderneming of ondernemingen die in het project investeren 2.2.1. Wereldwijde omzet, EER-omzet, omzet in de betrokken EVA-staat. 2.2.2. Winst na belastingen en kasstroom (op geconsolideerde basis). 2.2.3. Aantal arbeidsplaatsen in de wereld, op EER-niveau en in de betrokken EVA-staat. 2.2.4. Uitsplitsing per markt van de verkoop in de betrokken EVA-staat, in de rest van de EER en buiten de EER. 2.3. Indien de investering plaatsvindt in een bestaande industriële vestiging, geef de volgende gegevens voor de laatste drie boekjaren voor die entiteit 2.3.1. Totale omzet. 2.3.2. Winst na belastingen en kasstroom. 2.3.3. Aantal arbeidsplaatsen. 2.3.4. Uitsplitsing per markt van de verkoop in de betrokken EVA-staat, in de rest van de EER en buiten de EER. AFDELING 3 OVERHEIDSBIJSTAND Verschaf de volgende gegevens voor elke maatregel van voorgenomen overheidsbijstand 3.1. Details 3.1.1. Titel van de regeling (of geef aan indien het gaat om een ad hoc-steun). 3.1.2. Rechtsgrond (wet, decreet enz.). 3.1.3. Overheidsinstantie die bijstand verleent. 3.1.4. Indien de rechtsgrond wordt gevormd door een door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA goedgekeurde steunregeling, geef de datum van de goedkeuring en het staatssteunreferentienummer. 3.2. Vorm van de voorgenomen bijstand 3.2.1. Is de voorgenomen bijstand een subsidie, een rentesubsidie, een verlaging van de socialezekerheidsbijdragen, een belastingkrediet(vermindering), een participatie in het eigen vermogen, een omzetting van schuld of een afschrijving van schulden, een zachte lening, een betalingsuitstel, een bedrag dat onder een garantieregeling valt, enz.? 3.2.2. Geef de voorwaarden aan waaraan de betaling van de voorgenomen bijstand is verbonden. 3.3. Bedrag van de voorgenomen bijstand 3.3.1. Nominaal bedrag van de steun en bruto- en nettosubsidie-equivalent daarvan. 3.3.2. Is de bijstandmaatregel onderworpen aan vennootschapsbelasting (of andere directe belastingen)? Indien slechts gedeeltelijk, in welke mate? 3.3.3. Geef een volledig betalingsschema voor de voorgenomen bijstand. Verstrek voor het pakket van voorgenomen overheidsbijstandsmaatregelen de volgende gegevens 3.4. De kenmerken van de bijstandsmaatregelen 3.4.1. Zijn een of meer van de bijstandsmaatregelen nog niet omschreven? Zo ja, specificeer. 3.4.2. Geef aan welke van de voornoemde maatregelen geen staatssteun vormen en om welke reden(en). 3.5. Cumulatie van maatregelen van openbare bijstand 3.5.1. Raming van het brutosubsidie-equivalent (vóór belasting) van de gecombineerde steunmaatregelen. 3.5.2. Raming van het nettosubsidie-equivalent (na belasting) van de gecombineerde steunmaatregelen. AFDELING 4 ONDERSTEUND PROJECT (De inlichtingen die in deze afdeling moeten worden gegeven, worden onder meer gebruikt om het resultaat te bepalen van de toepassing van de factor kapitaal/arbeid.) 4.1. Plaats van het project 4.1.1. Vermeld het gebied, de gemeente en het adres. 4.2. Duur van het project 4.2.1. Specificeer de aanvangsdatum van het investeringsproject en de datum van voltooiing van de investering. 4.2.2. Specificeer de geplande aanvangsdatum van de nieuwe productie en het jaar waarin volledige productie kan worden bereikt. 4.3. Beschrijving van het project 4.3.1. Geef het type van het project en specificeer of het gaat om een nieuwe vestiging, een uitbreiding van capaciteit of iets anders. 4.3.2. Geef een korte algemene beschrijving van het project. 4.4. Uitplitsing van de projectkosten 4.4.1. Specificeer de totale kostprijs van kapitaaluitgaven die worden geïnvesteerd en afgeschreven over de duur van het project. 4.4.2. Geef een gedetailleerd overzicht van de kapitaaluitgaven en overige uitgaven(1) in verband met het investeringsproject, door de volgende tabel in te vullen: >PIC FILE= "L_1999111NL.008401.EPS"> 4.5. Financiering van de totale projectkosten 4.5.1. Vermeld de financiering van de totale kostprijs van het investeringsproject door de volgende tabel in te vullen: >PIC FILE= "L_1999111NL.008501.EPS"> 4.6. Scheppen van arbeidsplaatsen 4.6.1. Schept het project nieuwe blijvende arbeidsplaatsen (voltijdsequivalent)? Zo ja, geef het aantal arbeidsplaatsen dat zal worden geschapen en gedurende welke periode dit zal geschieden, alsmede een beschrijving van de te scheppen arbeidsplaatsen. 4.7. Instandhouding van bestaande arbeidsplaatsen 4.7.1. Worden door het project bestaande arbeidsplaatsen in stand gehouden? Zo ja, geef het aantal in stand te houden arbeidsplaatsen en gedurende welke periode zulks het geval zal zijn, alsmede een beschrijving van de in stand te houden arbeidsplaatsen. 4.7.2. Geef een gedetailleerde toelichting inzake de herscholing wat betreft het gemiddelde aantal uren en de kostprijs (exclusief de salarissen van de personen in opleiding), nodig om deze blijvende arbeidsplaatsen in stand te houden. 4.7.3. Zet uiteen waarom voor deze arbeidsplaatsen gevaar dreigt indien het project niet zou worden uitgevoerd. AFDELING 5 OVERWEGINGEN INZAKE CAPACITEIT EN BETROKKEN MARKT(EN) (De in deze afdeling te verstrekken gegevens worden gebruikt om het resultaat te bepalen van de toepassing van de factor mededinging. In de bijlage wordt een definitie van de relevante markt(en) gegeven alsmede een definitie van structurele overcapaciteit en van krimpende markt(en).) 5.1. Kenmerken van de product(en) waarop het project betrekking heeft 5.1.1. Specificeer het product of de producten die in de ondersteunde vestiging zullen worden geproduceerd na de voltooiing van de investering (vermeld de GN-code) en de relevante sector(en) of subsector(en) waartoe het product of de producten behoren (vermeld de NACE-code). 5.1.2. Welk(e) product(en) wordt of worden vervangen? Indien deze vervangen producten niet in dezelfde vestiging worden geproduceerd, vermeld waar zij thans worden geproduceerd. 5.1.3. Welk(e) overige product(en) kan of kunnen worden geproduceerd binnen de nieuwe faciliteiten tegen weinig of geen bijkomende kosten? 5.2. Kenmerken van de relevante geografische markt(en) 5.2.1. Specificeer de relevante geografische markt(en) indien verschillend van de EER. 5.2.2. Waarom wordt de geografische markt geacht verschillend te zijn van de EER? 5.3. Overwegingen inzake capaciteit 5.3.1. Omschrijf het effect van het project op de totale levensvatbare capaciteit van de ontvanger van de steun in de EER (eveneens voor het concern) voor alle betrokken producten (in eenheden per jaar voor het jaar voorafgaand aan het aanvangsjaar en voor het jaar waarin het project is voltooid). 5.3.2. Geef voor de laatste vijf jaren een raming van het benuttingspercentage van de capaciteit van de relevante sector(en) of subsector(en) in de gehele EER (of in de relevante geografische markt). Welk gedeelte van de capaciteit komt gedurende die periode voor rekening van de ontvanger van de steun en wat is voor deze laatste het benuttingspercentage van de capaciteit in de relevante sector of subsector? 5.4. Marktgegevens 5.4.1. Verschaf voor elk van de laatste vijf boekjaren gegevens over het schijnbare verbruik(2) van het (de) betrokken product(en). Voeg ter illustratie van het antwoord hierbij statistieken die door andere bronnen zijn samengesteld, zo deze beschikbaar zijn. 5.4.2. Geef voor de volgende drie boekjaren een raming van de ontwikkeling van het schijnbare verbruik van het (de) betrokken product(en). Voeg ter illustratie van het antwoord hierbij statistieken die door andere bronnen zijn samengesteld, zo deze beschikbaar zijn. 5.4.3. Is de relevante markt een krimpende markt en om welke redenen? Zo neen, waarom? 5.4.4. Geef een raming van het marktaandeel (in waarde) van de ontvanger van de steun of van het concern waartoe deze behoort voor het jaar voorafgaand aan het aanvangsjaar en bij de voltooiing van het project. AFDELING 6 REGIONALE GEVOLGEN (De in deze afdeling te verschaffen inlichtingen worden gebruikt om het resultaat te bepalen van de toepassing van de factor regionale gevolgen.) 6.1. Inlichtingen over de werkgelegenheid die wordt geschapen bij rechtstreekse leveranciers en klanten van de ontvanger van de steun 6.1.1. Welke van de drie hierna omschreven opties omschrijft volgens de EVA-staat en/of de ontvanger van de steun het beste de mate waarin arbeidsplaatsen worden geschapen bij rechtstreekse leveranciers en klanten als gevolg van het project: i) Hoog percentage schepping van arbeidsplaatsen voor elke door de ontvanger van de steun geschapen arbeidsplaats (meer dan 100 %). ii) Middelmatig percentage schepping van arbeidsplaatsen voor elke door de ontvanger van de steun geschapen arbeidsplaats (tussen 50 % en 100 %). iii) Laag percentage schepping van arbeidsplaatsen voor elke door de ontvanger van de steun geschapen arbeidsplaats (minder dan 50 %). 6.1.2. Rechtvaardig en verklaar het antwoord op de vorige vraag. 6.1.3. Geef een zo volledig mogelijke lijst van de toekomstige rechtstreekse leveranciers voor de nieuwe productie binnen het steungebied en/of steungebieden. 6.1.4. Geef een zo volledig mogelijke lijst van de toekomstige klanten voor de nieuwe productie binnen het steungebied en/of steungebieden. (1) Investeringsuitgaven die niet kunnen worden afgeschreven over de duur van het investeringsproject. (2) Productie plus invoer minus uitvoer." Gedaan te Brussel, 4 november 1998. Voor de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA De voorzitter Knut ALMESTAD (1) Hierna "richtsnoeren inzake overheidssteun" genoemd. (2) PB L 231 van 3.9.1994, blz. 1; EER-Supplement bij het PB 32 van 3.9.1994. (3) Zie bladzijde 46 van dit Publicatieblad. (4) Dit hoofdstuk stemt overeen met de mededeling van de Commissie betreffende een 'multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten' (PB C 107 van 7.4.1998, blz. 7). (5) Mitsdien komt de onderhavige kaderregeling in de plaats van hoofdstuk 21 (Steun aan de textiel- en confectie-industrie) van de richtsnoeren die op 19 januari 1994 door de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA zijn vastgesteld (PB L 231 van 3.9.1994). (6) Zie hoofdstuk 16 van deze richtsnoeren. (7) Zie hoofdstuk 14 van deze richtsnoeren. (8) Zie hoofdstuk 15 van deze richtsnoeren. (9) Regionale investeringssteun die uitsluitend wordt toegekend met het oog op het scheppen van arbeidsplaatsen zoals gedefinieerd in de richtsnoeren inzake regionale steun van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA, valt niet onder deze kaderregeling. (10) Het aanmeldingsvereiste is natuurlijk ook van toepassing op voornemens om ad hoc-steun te verlenen. (11) 15 miljoen euro indien het gaat om een project in de textiel- en kledingindustrie. (12) 30000 euro voor projecten in de textiel- en kledingindustrie. (13) Indien de investering betrekking heeft op de productie van halffabrikaten, kan de relevante markt de markt zijn voor het afgewerkt product indien het grootste deel van de productie niet op de open markt wordt verkocht. (14) De sector of subsector zal in de laagst mogelijke afdeling van de NACE-indeling worden geplaatst.