This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 31998D0307
98/307/EC: Council Decision of 1 May 1998 abrogating the Decision on the existence of an excessive deficit for Belgium
98/307/EG: Beschikking van de Raad van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België
98/307/EG: Beschikking van de Raad van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België
PB L 139 van 11.5.1998, p. 9–10
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
In force
98/307/EG: Beschikking van de Raad van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België
Publicatieblad Nr. L 139 van 11/05/1998 blz. 0009 - 0010
BESCHIKKING VAN DE RAAD van 1 mei 1998 tot intrekking van de beschikking betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België (98/307/EG) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 104 C, lid 12, Gezien de aanbeveling van de Commissie, Overwegende dat de tweede fase van de verwezenlijking van de Economische en Monetaire Unie op 1 januari 1994 is ingegaan; dat in artikel 109 E, lid 4, van het Verdrag is bepaald dat de lidstaten in de tweede fase ernaar streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen; Overwegende dat er een procedure bij buitensporige tekorten bestaat, die inhoudt dat een beschikking over het bestaan van een buitensporig tekort wordt vastgesteld en dat, nadat het buitensporige tekort is gecorrigeerd, bedoelde beschikking wordt ingetrokken; dat voor de tweede fase de procedure bij buitensporige tekorten is bepaald in artikel 104 C van het Verdrag, met uitzondering van de leden 1, 9 en 11; dat het protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat aan het Verdrag is gehecht, nadere bepalingen behelst betreffende de toepassing van de procedure bij buitensporige tekorten; dat in Verordening (EG) nr. 3605/93 (1) gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van genoemd protocol zijn vervat; Overwegende dat de Raad op 26 september 1994 op grond van een aanbeveling van de Commissie overeenkomstig artikel 104 C, lid 6, van het Verdrag heeft besloten dat in België een buitensporig tekort bestond; dat overeenkomstig artikel 104 C, lid 7, de Raad aanbevelingen tot België heeft gericht om dit buitensporige tekort te corrigeren (2); Overwegende dat overeenkomstig de bepalingen van artikel 104 C, lid 12, van het Verdrag een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort wordt ingetrokken, indien de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd; Overwegende dat de Raad zijn beschikking tot intrekking van bedoelde beschikking vaststelt op grond van een aanbeveling van de Commissie; dat uit de gegevens die de Commissie heeft verstrekt, nadat België vóór 1 maart 1998 overeenkomstig Verordening (EG) nr. 3605/93 gegevens heeft overgelegd, de volgende conclusies kunnen worden getrokken: Sinds 1993 is het overheidstekort in België sterk teruggelopen. In 1997 bedroeg het 2,1 % van het BBP, hetgeen lager is dan de referentiewaarde van het Verdrag. Naar verwachting zal het in 1998 verder afnemen tot 1,7 % van het BBP. Volgens het convergentieprogramma van 1997 voor België zal het overheidstekort wellicht verder dalen tot 1,4 % van het BBP in 2000. De schuldquote van de overheid bereikte in 1993 een hoogtepunt van 135,2 % van het BBP, maar is sindsdien ieder jaar teruggelopen tot 122,2 % in 1997. Voor 1998 wordt een verdere daling verwacht, die volgens de prognoses in het Belgische convergentieprogramma de komende jaren zou aanhouden. De vermindering van het tekort en met name het hoge peil van het primaire overschot, dat na 1994 steeds hoger was dan 5 % van het BBP, hebben ertoe bijgedragen dat de schuldquote een neerwaartse tendens is gaan vertonen. Sinds de goedkeuring van haar convergentie-programma heeft de Belgische regering opnieuw bevestigd dat zij het primaire overschot op middellange termijn op een niveau van rond 6 % van het BBP zal handhaven. Dit primaire overschot is van wezenlijk belang voor het handhaven van de duurzame neerwaartse tendens van de schuldquote. Het tekort lag in 1997 onder de referentiewaarde van het Verdrag. Verwacht wordt dat dit ook in 1998 het geval zal zijn en dat het tekort op middellange termijn verder zal teruglopen. De schuldquote van de overheid is de afgelopen vier jaar gedaald en wordt verwacht in de komende jaren verder af te nemen, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD: Artikel 1 Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in België is gecorrigeerd. Artikel 2 De beschikking van de Raad van 26 september 1994 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in België wordt hierbij ingetrokken. Artikel 3 Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België. Gedaan te Brussel, 1 mei 1998. Voor de Raad De Voorzitter G. BROWN (1) PB L 332 van 31. 12. 1993, blz. 7. (2) Aanbevelingen van de Raad van 7 november 1994, 24 juli 1995, 16 september 1996 en 15 september 1997.