EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019AE0699

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad — Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU(COM(2019) 8 final)

EESC 2019/00699

OJ C 353, 18.10.2019, p. 90–95 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 353/90


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad — Naar een meer efficiënte en democratische besluitvorming in het fiscale beleid van de EU

(COM(2019) 8 final)

(2019/C 353/14)

Rapporteur: Juan MENDOZA CASTRO

Rapporteur: Krister ANDERSSON

Rapporteur: Mihai IVAȘCU

Raadpleging

Europese Commissie, 18.2.2019

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

2.7.2019

Goedkeuring door de voltallige vergadering

17.7.2019

Zitting nr.

545

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

171/17/18

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) schaart zich achter de ambitie van de Europese Commissie om de aanzet te geven tot een noodzakelijk debat, aangezien de besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen (BGM) in belastingaangelegenheden gevoelig ligt.

1.2.

Het EESC heeft in eerdere adviezen al aangegeven dat het voorstander is van een wijziging van de unanimiteitsregel en dat het openstaat voor een aanpak met gekwalificeerde meerderheid.

1.3.

Wel is het van mening dat aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan om BGM met succes te kunnen uitvoeren.

1.4.

De unanimiteitsvereiste op het gebied van belastingen kan in toenemende mate worden gezien als een politiek anachronisme dat juridische problemen veroorzaakt en economisch gezien contraproductief is.

1.5.

Belastingconcurrentie leidt vaak tot een toenemende druk op overheidsbegrotingen; bovendien leggen krappe overheidsbegrotingen druk op het concurrentievermogen.

1.6.

Dankzij BGM zou het Europees Parlement in de toekomst een belangrijke rol gaan spelen in belastingaangelegenheden.

1.7.

De unanimiteitsvereiste op het gebied van belastingen heeft gevolgen gehad voor andere, algemenere beleidsprioriteiten van de EU.

1.8.

Een geleidelijke overgang naar BGM zou ertoe bijdragen dat de milieudoelstellingen doelmatiger worden bereikt op een ogenblik waarop klimaatactie dringender is dan ooit.

1.9.

De voorgestelde gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), waarover al 20 jaar wordt gediscussieerd, behelst, mits goed ontworpen en ingevoerd, aanzienlijke voordelen voor bedrijven en burgers. Een hervorming van het EU-btw-stelsel met passende coördinatie op het niveau van de EU en de lidstaten is broodnodig omdat er momenteel enorme inkomsten verloren gaan door het versnipperde systeem.

1.10.

Het fiscale beleid in het algemeen en de bestrijding van belastingfraude in het bijzonder moeten beleidsprioriteiten blijven voor de volgende Europese Commissie. Het EESC is van mening dat grensoverschrijdende belastingfraude beter op Europees niveau kan worden bestreden, en juicht de publicatie toe van de eerste EU-lijst van “niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden”.

1.11.

Anderzijds is het EESC zich ervan bewust dat het belastingbeleid altijd nauw verbonden is geweest met de soevereiniteit van de lidstaten, omdat het voor hen van het grootste belang is.

1.12.

De EU moet in beginsel sterk zijn in zaken van overkoepelend belang. Het EESC begrijpt dat belastingconcurrentie voor sommige EU-lidstaten in het verleden een rol heeft gespeeld bij het oplossen van financiële problemen. De recente goedkeuring van maatregelen tegen belastingontwijking heeft uitgewezen dat de lidstaten bereid zijn om transparante en eerlijke belastingconcurrentie te bevorderen.

1.13.

In dit verband wijst het EESC — met voldoening — op de vooruitgang die op EU-niveau reeds werd geboekt in de bestrijding van agressieve fiscale planning en belastingontduiking en bij de verbetering van het btw-stelsel. Tegelijkertijd zou het EESC graag zien dat ook op andere gebieden vooruitgang wordt geboekt.

1.14.

Na een grondige economische, sociale en fiscale analyse moet elke nieuwe regel geschikt zijn voor het beoogde doel, en alle lidstaten moeten te allen tijde voldoende mogelijkheden hebben om deel te nemen aan het besluitvormingsproces. Het bereiken van een gunstig resultaat, zowel op EU-niveau als op het niveau van de afzonderlijke lidstaten, moet het uiteindelijke doel zijn.

1.15.

Zodra ze zijn goedgekeurd moeten de vier voorgestelde stappen geleidelijk worden uitgevoerd en moet de Europese Commissie na elke stap een evaluatie uitvoeren.

1.16.

Het EESC onderstreept de noodzaak van een breder proces om tot een meer doeltreffende BGM te kunnen komen: dit proces zal tijd vergen en moet in overeenstemming zijn met andere beleidsinitiatieven. In die zin wijst het EESC op de noodzaak van:

een voldoende sterke EU-begroting;

een beter gecoördineerd economisch beleid;

een grondige analyse om te beoordelen in welke mate de huidige belastingmaatregelen ontoereikend zijn geweest.

2.   Samenvatting van het Commissievoorstel

2.1.

De lidstaten kunnen maatregelen en richtlijnen op EU-niveau vaststellen die bedoeld zijn om gemeenschappelijke nationale belastingregels in te stellen voor indirecte belastingen zoals de btw, of directe belastingen zoals de vennootschapsbelasting. De huidige EU-wetgevingsprocedure voor deze problematiek heeft echter zijn nadelen, volgens de Commissie, aangezien de lidstaten daarbij unaniem tot een akkoord moeten komen voordat er maatregelen kunnen worden getroffen. Deze unanimiteit wordt mogelijk niet bereikt of kan leiden tot suboptimaal beleid.

2.2.

Wetgevingsvoorstellen in verband met fiscale aangelegenheden worden geregeld met behulp van de artikelen 113 en 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Beide artikelen voorzien in een bijzondere wetgevingsprocedure waarbij de Raad met eenparigheid van stemmen besluit over fiscale kwesties en het Europees Parlement alleen wordt geraadpleegd.

2.3.

De Verdragen bevatten ook de nodige bepalingen om in bepaalde omstandigheden in de Raad over te gaan van unanimiteit naar besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid (BGM).

2.4.

Artikel 48, lid 7, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de zogenoemde “overbruggingsclausule”, biedt de lidstaten de mogelijkheid om van unanimiteit over te gaan naar BGM, of van de bijzondere wetgevingsprocedure over te gaan naar de gewone wetgevingsprocedure in domeinen waarvoor anders de unanimiteitsvereiste geldt.

2.5.

Met haar mededeling wil de Commissie het debat openen over de wijze waarop de besluitvorming inzake het fiscale beleid van de EU kan worden herzien. Er wordt aangestuurd op een geleidelijke overgang in vier stappen naar BGM in het kader van de gewone wetgevingsprocedure op bepaalde domeinen van het fiscale beleid van de EU.

2.5.1.

In stap 1 moeten de lidstaten instemmen met de overgang op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor maatregelen ter verbetering van de samenwerking en wederzijdse rechtshulp in de strijd tegen belastingfraude en -ontduiking alsook voor administratieve initiatieven voor de bedrijven in de EU, zoals een harmonisering van de verslagleggingsverplichtingen.

2.5.2.

Stap 2 dient om de gekwalificeerde meerderheid van stemmen in te voeren als een nuttig instrument voor de bevordering van maatregelen waarbij belastingheffing andere beleidsdoelstellingen ondersteunt, bijvoorbeeld de bestrijding van de klimaatverandering, de bescherming van het milieu en de verbetering van de volksgezondheid.

2.5.3.

In het kader van stap 3 zou besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen van pas komen om reeds geharmoniseerde EU-voorschriften, zoals die met betrekking tot btw en accijnzen te moderniseren.

2.5.4.

Stap 4 zou het mogelijk maken om over te stappen op besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor grootschalige belastingprojecten, zoals de gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag (CCCTB) en een nieuw systeem voor het belasten van de digitale economie.

2.6.

In de mededeling worden de lidstaten aangemoedigd om het snel eens te worden over een besluit om stappen 1 en 2 uit te voeren en te overwegen om stappen 3 en 4 tegen het einde van 2025 verder uit te werken.

2.7.

De Commissie beweert dat zij hiermee de volgende problemen aanpakt die het huidige besluitvormingsproces inzake het fiscale beleid met zich meebrengt:

2.7.1.

Door de unanimiteitsvereiste is het moeilijker om überhaupt een compromis te bereiken, omdat er maar één lidstaat nodig is om een akkoord te voorkomen. lidstaten zien er vaak vanaf om serieuze onderhandelingen over oplossingen in de Raad te voeren, omdat zij weten dat zij elk resultaat dat hun niet bevalt eenvoudigweg kunnen vetoën.

2.7.2.

Zelfs als er unaniem overeenstemming wordt bereikt op het gebied van belastingen, vindt deze overeenstemming vaak plaats op het niveau van de kleinste gemene deler, wat de positieve gevolgen voor bedrijven en consumenten beperkt of de uitvoering moeilijker maakt.

2.7.3.

Sommige lidstaten kunnen belangrijke fiscale voorstellen gebruiken als drukmiddel om eisen op volledig andere gebieden door te duwen, of om de Commissie onder druk te zetten om met wetgevingsvoorstellen te komen.

2.7.4.

Besluiten die met eenparigheid van stemmen zijn genomen, kunnen alleen met eenparigheid van stemmen ongedaan worden gemaakt. Dit zorgt ervoor dat lidstaten vaak uiterst voorzichtig zijn; het remt de ambitie en verzwakt het uiteindelijke resultaat.

2.8.

Als het Europees Parlement evenveel gewicht in de schaal zou kunnen leggen bij de uiteindelijke vormgeving van fiscale beleidsinitiatieven van de EU, zou het ten volle kunnen bijdragen aan het vormgeven van het fiscale beleid van de EU.

2.9.

De EU krijgt geen nieuwe bevoegdheden en de bevoegdheden van de lidstaten worden niet ingeperkt. De Commissie beweert voorts dat dit geen nadelige gevolgen zou hebben voor het recht van de lidstaten om naar eigen goeddunken tarieven voor de personen- of vennootschapsbelasting vast te stellen.

2.10.

Volgens de Commissie zijn de kosten hoog als er geen maatregelen worden genomen op het gebied van het fiscale beleid van de EU. De kosten voor een trage vooruitgang in verband met het definitieve btw-stelsel, de CCCTB, de belasting op financiële transacties en de digitaledienstenbelasting worden alles samen geraamd op ongeveer 292 miljard EUR (1).

3.   Algemene en specifieke opmerkingen

3.1.

Het EESC schaart zich achter de ambitie van de Commissie om de aanzet te geven tot een noodzakelijk debat, aangezien BGM in belastingaangelegenheden gevoelig ligt. In de 21e eeuw moet een succesvol fiscaal beleid de EU in de gelegenheid stellen economische en financiële uitdagingen aan te gaan die in de toekomst kunnen en zullen ontstaan. De unanimiteitsvereiste op het gebied van belastingen was zinvol in de jaren 1950, met zes lidstaten; momenteel kan deze vereiste echter steeds meer worden gezien als een politiek anachronisme dat juridische problemen veroorzaakt en economisch gezien contraproductief is.

3.2.

Het EESC heeft in eerdere adviezen al aangegeven dat het voorstander is van een wijziging van de unanimiteitsregel en dat het openstaat voor een aanpak met gekwalificeerde meerderheid (2). Het EESC brengt dit advies uit met inachtneming van deze achtergrond en rekening houdend met zijn rol als orgaan dat het Europese project wil bevorderen.

3.3.

Wel is het van mening dat onder de huidige omstandigheden aan bepaalde voorwaarden moet worden voldaan die verband houden met een bredere context om BGM met succes te kunnen uitvoeren.

3.4.

Zodra ze zijn goedgekeurd zouden de vier voorgestelde stappen volgens het EESC geleidelijk moeten worden uitgevoerd en moet de Europese Commissie na elke stap een grondige en alomvattende evaluatie uitvoeren.

3.5.

De unanimiteitsvereiste op het gebied van belastingen heeft gevolgen gehad voor andere, algemenere beleidsprioriteiten van de EU. Het fiscale beleid is tevens cruciaal voor een flink aantal van de meest ambitieuze projecten van de EU, zoals de economische en monetaire unie (EMU), de kapitaalmarktenunie (KMU), de digitale eengemaakte markt, het klimaat- en energiekader tot 2030 en de circulaire economie. Het voorstel van de Commissie om de energiebelastingenrichtlijn te herzien is nog een voorbeeld.

3.6.

Een geleidelijke overgang naar BGM zou ertoe bijdragen dat de milieudoelstellingen doelmatiger worden bereikt op een ogenblik waarop klimaatactie dringender is dan ooit. Uit gegevens van Eurostat blijkt dat de lidstaten gemiddeld slechts 6 % van hun totale belastinginkomsten halen uit milieubelastingen. De overgrote meerderheid daarvan is afkomstig van belastingen in verband met energie en vervoer, terwijl slechts minimale belastinginkomsten geïnd worden op vervuiling of het gebruik van natuurlijke hulpbronnen (minder dan 0,1 %) (3).

3.7.

De voorgestelde gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB), waarover al 20 jaar wordt gediscussieerd, behelst, mits goed ontworpen en ingevoerd, aanzienlijke voordelen voor bedrijven en burgers. Voor grotere ondernemingen die in andere EU-lidstaten handel drijven zullen de nalevingskosten lager uitvallen en zal de situatie minder complex worden. Hetzelfde geldt voor ondernemingen die zelf voor toepassing van de regels kiezen. De CCCTB kan een doorslaggevende rol vervullen bij de bestrijding van agressieve fiscale planning en het vertrouwen van de burger in het belastingstelsel herstellen (4).

3.8.

Het EESC is voorstander van een hervorming van het EU-btw-stelsel. Zolang er over deze kwestie geen akkoord is bereikt, wordt ten gevolge van belastingontwijking, belastingontduiking en slechte belastinginning door de lidstaten jaarlijks 147 miljard EUR aan btw niet geïnd. Het huidige btw-stelsel is mateloos versnipperd en ingewikkeld en vermindert en verstoort daardoor het handelsverkeer en investeringen door onnodige en zware administratieve lasten en handelsbelemmeringen voor bedrijven (5). De btw-fraude kost de overheidsbegrotingen momenteel jaarlijks ongeveer 50 miljard EUR.

3.9.

De uiteenlopende fiscale beleidsmaatregelen in de eengemaakte markt hebben nadelige gevolgen. De versnippering ondermijnt de eenheid van de eengemaakte markt en brengt hogere kosten met zich mee voor de belastinggrondslag, zoals arbeid, inkomen en verbruik. In wezen betalen werknemers en consumenten in heel Europa voor het gebrek aan consensus tussen de lidstaten. Voorts vormen de uiteenlopende belastingstelsels een belemmering voor kleine en middelgrote ondernemingen die handel willen drijven op de eengemaakte markt.

3.10.

Het EESC is zich ervan bewust dat het belastingbeleid altijd nauw verbonden is geweest met de soevereiniteit van de lidstaten, omdat het voor sommigen van hen van het grootste belang is.

3.11.

Uit het OESO-project over grondslaguitholling en winstverschuiving (Base Erosion and Profit Shifting — BEPS) (6) is gebleken dat de omvang van BEPS, vóór de invoering van fraudebestrijdingsmaatregelen, wereldwijd 100 tot 240 miljard USD bedroeg (7). De onderzoeksdienst van het Europees Parlement heeft dergelijke cijfers berekend voor de EU en kwam tot een bedrag van 50 à 70 miljard EUR (8). Dit komt neer op 0,35 % van het bbp van de EU.

3.12.

Momenteel is de politieke rol van het Europees Parlement in belastingzaken slechts een adviserende rol. Indien in belastingzaken wordt overgestapt van unanimiteit naar BGM, dan zou het Europees Parlement in de toekomst een belangrijke rol kunnen krijgen in belastingaangelegenheden.

3.13.

De Commissie wil de aanzet geven voor een debat over hoe de manier waarop de EU de haar vooraf toegewezen bevoegdheden op het gebied van belastingen uitoefent, het beste kan worden hervormd. Voorgesteld wordt om de geleidelijke overgang naar de volledige toepassing van BGM te laten gebeuren op specifieke beleidsterreinen die van bijzonder belang zijn voor alle lidstaten. Met haar mededeling heeft de Commissie niet de bedoeling om nieuwe bevoegdheden te creëren voor de EU. Ze heeft evenmin de overgang naar een geharmoniseerd EU-stelsel van inkomsten- en vennootschapsbelastingen op het oog.

3.14.

Belastingconcurrentie zorgt vaak voor een toenemende druk op de overheidsbegrotingen. Dit verergert niet alleen wijdverbreide onevenwichtige verdelingen, maar verzwakt ook de vraagzijde en brengt daardoor de economische ontwikkeling schade toe. In de context van de eurocrises werden, vanwege beperkte budgettaire middelen, strikte bezuinigingsmaatregelen vastgesteld.

3.15.

Concurrentiepositie en budgettaire stabiliteit. Bovendien zetten krappe overheidsbegrotingen het concurrentievermogen vaak onder druk wegens het gebrek aan mogelijkheden om toekomstige investeringen in, bijvoorbeeld, infrastructuur, digitalisering of onderzoek en ontwikkeling, te financieren. Tot slot zijn de stabiliteit van de begroting en die van de financiële markt met elkaar verweven.

3.16.

Maatregelen tegen belastingontwijking. Het EESC is van mening dat in kwesties van overkoepelend belang een cruciale rol is weggelegd voor de Europese Unie. Hoewel sommige lidstaten in het verleden belastingconcurrentie hebben gebruikt om bepaalde interne financiële problemen op te lossen, wijst de recente goedkeuring van maatregelen tegen belastingontwijking op een open houding en de bereidheid om transparante en eerlijke belastingconcurrentie te bevorderen.

3.17.

Begrotingsbeleid van de EU. Het EESC is er sterk van overtuigd dat het Europese project gebaseerd is op de voorwaarde dat alle lidstaten te allen tijde voldoende mogelijkheden moeten hebben om deel te nemen aan het besluitvormingsproces. De belangrijkste doelstelling is het creëren van een gunstig klimaat, zowel voor de EU als voor de afzonderlijke lidstaten.

3.18.    Fiscale planning en belastingontduiking

3.18.1.

Het EESC wijst — met voldoening — op de vooruitgang die op EU-niveau reeds werd geboekt in de bestrijding van agressieve fiscale planning en belastingontduiking en bij de verbetering van het btw-stelsel. In de loop van het huidige mandaat van de Commissie werden zowat 14 voorstellen op het gebied van belastingen goedgekeurd, meer dan in de voorgaande 20 jaar (9). De transparantieregels werden versterkt en omvatten nu veel meer informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over de grensoverschrijdende belastingaangelegenheden van burgers en grote ondernemingen. De invordering van de btw is verbeterd met nieuwe regels voor de onlineverkoop van goederen en diensten, en met nieuwe grensoverschrijdende samenwerkingsinstrumenten om btw-fraude aan te pakken (10).

3.18.2.

Gebrek aan vooruitgang op sommige gebieden. Het EESC moet erop wijzen dat er op Europees niveau geen grote vooruitgang is geboekt in de hervorming van de vennootschapsbelasting, voornamelijk omdat daartoe in de Raad de politieke wil ontbreekt. Ook werden belangrijke voorstellen in verband met de digitaledienstenbelasting en belastingontduiking geblokkeerd door het besluitvormingstelsel met eenparigheid van stemmen.

3.18.3.

Het EESC is van mening dat het fiscale beleid in het algemeen en de bestrijding van belastingfraude beleidsprioriteiten moeten blijven voor de volgende Europese Commissie. Gezien de talrijke schandalen met belastingparadijzen (LuxLeaks, Panama Papers, Paradise Papers enz.) en gezien de recentste ramingen van belastingontduiking in de EU die een bedrag van ongeveer 825 miljard EUR per jaar vermelden (11), pleit het EESC voor een strak tijdschema.

3.18.4.

De beste resultaten in de strijd tegen grensoverschrijdende belastingfraude kunnen op Europees niveau worden bereikt. Het EESC staat kritisch tegenover het feit dat de Raad belangrijke wetgevingsvoorstellen over deze kwestie heeft geblokkeerd. Uit een recente Eurobarometer-enquête blijkt dat driekwart van de EU-burgers van mening is dat de bestrijding van fiscaal misbruik een Europese prioriteit moet zijn (12).

3.18.5.

Niet-coöperatieve rechtsgebieden. Het EESC is ingenomen met de publicatie van de eerste EU-lijst van “niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden” in december 2017, die voortdurend up-to-date wordt gehouden (13). Het staat volledig achter de door de Commissie ingevoerde methode van een “zwarte lijst” en een “grijze lijst” (14). In het licht van de schandalen rond de “Panama Papers” en de “Paradise Papers” heeft het EESC de lidstaten al opgeroepen om mazen in de wet voor agressieve fiscale planning te dichten (15). Niet-coöperatieve rechtsgebieden vormen een bedreiging voor de interne markt van de EU (16).

3.19.

Het EESC onderstreept de noodzaak van een breder proces om vooruitgang te kunnen boeken met BGM: dit proces zal tijd vergen en moet in overeenstemming zijn met andere beleidsinitiatieven.

3.19.1.

Een voldoende sterke EU-begroting zou financiële overdrachten mogelijk maken als compensatie voor schokken of comparatieve nadelen. De Groep op hoog niveau inzake eigen middelen, die is opgericht om te onderzoeken hoe de ontvangstenzijde van de EU-begroting eenvoudiger, transparanter, billijker en democratischer kan worden gemaakt, wijst op het belang van een Europees begrotingsbeleid (17).

3.19.2.

Met een beter gecoördineerd economisch beleid is het niet langer noodzakelijk om een tegenwicht te bieden aan ongecoördineerde nationale belastingregels. De EU-economie zal doeltreffender zijn in een context van structurele hervormingen, gerichte investeringen, eerlijke belastingheffing, eerlijke handelsovereenkomsten, herstel van het leiderschap op het gebied van innovatie en de voltooiing van de interne markt.

3.19.3.

Het is echter van cruciaal belang dat de eengemaakte markt wordt gerealiseerd. De regels betreffende non-discriminatie en de vier vrijheden die door het Verdrag worden gegarandeerd, zouden de voorwaarden voor een eengemaakte markt reeds moeten vervullen. Ontwikkelingen op het gebied van staatssteun en het aantal zaken tegen inbreuken op de staatssteunregels hebben ook aangetoond dat de Commissie over middelen beschikt om dergelijke verstoringen te corrigeren. Er moeten nog veel analytische werkzaamheden worden verricht om te beoordelen in welke mate de huidige belastingmaatregelen ontoereikend zijn geweest.

Brussel, 17 juli 2019.

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  COM(2019) 8 final, blz. 4.

(2)  EESC-advies PB C 230 van 14.7.2015, blz. 24; EESC-advies PB C 434 van 15.12.2017, blz. 18; EESC-advies PB C 271 van 19.9.2013, blz. 23; EESC-advies PB C 332 van 8.10.2015, blz. 8.

(3)  Euractiv — Time to get rid of EU’s unanimity rule on green fiscal matters.

(4)  EESC-advies PB C 434 van 15.12.2017, blz. 58.

(5)  EESC-advies PB C 237 van 6.7.2018, blz. 40.

(6)  https://www.oecd.org/tax/beps/

(7)  http://www.oecd.org/ctp/oecd-presents-outputs-of-oecd-g20-beps-project-for-discussion-at-g20-finance-ministers-meeting.htm

(8)  http://europa.eu/rapid/press-release_MEMO-16-160_en.htm

(9)  Commissaris Moscovici, tweet van 13 februari 2019.

(10)  EESC-adviezen: PB C 237 van 6.7.2018, blz. 40; PB C 283 van 10.8.2018, blz. 35.

(11)  Europees Parlement — Verslag over financiële misdrijven, belastingontduiking en belastingontwijking.

(12)  Europees Parlement Nieuws: Belastingfraude.

(13)  https://www.consilium.europa.eu/media/31945/st15429en17.pdf

(14)  https://www.oxfam.org/en/even-it/full-disclosure-eus-blacklist-tax-havens

(15)  https://www.eesc.europa.eu/nl/node/56888

(16)  EESC-advies PB C 229 van 31.07.2012, blz. 7.

(17)  De toekomstige financiering van de EU (“verslag-Monti”). December 2016.


Top