Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CJ0771

Arrest van het Hof (Negende kamer) van 16 juli 2020.
Europese Commissie tegen Hongarije.
Niet-nakoming – Interne markt voor elektriciteit en aardgas – Elektriciteits- en aardgastransmissiesystemen – Voorwaarden voor toegang – Verordening (EG) nr. 714/2009 – Artikel 14, lid 1 – Verordening (EG) nr. 715/2009 – Artikel 13, lid 1 – Kosten – Vaststelling van de tarieven voor nettoegang – Richtlijn 2009/72/EG – Artikel 37, lid 17 – Richtlijn 2009/73/EG – Artikel 41, lid 17 – Nationale rechtsmiddelen – Beginsel van effectieve rechterlijke bescherming.
Zaak C-771/18.

ECLI identifier: ECLI:EU:C:2020:584

 ARREST VAN HET HOF (Negende kamer)

16 juli 2020 ( *1 )

„Niet-nakoming – Interne markt voor elektriciteit en aardgas – Elektriciteits- en aardgastransmissiesystemen – Voorwaarden voor toegang – Verordening (EG) nr. 714/2009 – Artikel 14, lid 1 – Verordening (EG) nr. 715/2009 – Artikel 13, lid 1 – Kosten – Vaststelling van de tarieven voor nettoegang – Richtlijn 2009/72/EG – Artikel 37, lid 17 – Richtlijn 2009/73/EG – Artikel 41, lid 17 – Nationale rechtsmiddelen – Beginsel van effectieve rechterlijke bescherming”

In zaak C‑771/18,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 7 december 2018,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door O. Beynet en K. Talabér-Ritz als gemachtigden,

verzoekster,

tegen

Hongarije, aanvankelijk vertegenwoordigd door M. Z. Fehér en Z. Wagner, vervolgens door M. Z. Fehér als gemachtigden,

verweerder,

wijst

HET HOF (Negende kamer),

samengesteld als volgt: S. Rodin, kamerpresident, D. Šváby en N. Piçarra (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: E. Tanchev,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat Hongarije:

door bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang geen rekening te houden met de werkelijke door de netbeheerders gemaakte kosten, de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 14, lid 1, van verordening (EG) nr. 714/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1228/2003 (PB 2009, L 211, blz. 15), zoals gewijzigd bij verordening (EU) nr. 347/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2013 (PB 2013, L 115, blz. 39) (hierna: „verordening nr. 714/2009”), en artikel 13, lid 1, van verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1775/2005 (PB 2009, L 211, blz. 36), zoals gewijzigd bij verordening nr. 347/2013 (hierna: „verordening nr. 715/2009”), en

door geen geschikt mechanisme vast te stellen dat het recht op beroep tegen de besluiten van de nationale regelgevende instantie waarborgt in de zin van artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG (PB 2009, L 211, blz. 55; hierna: „richtlijn 2009/72”) en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG (PB 2009, L 211, blz. 94; hierna: „richtlijn 2009/73”), de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens die bepalingen van richtlijnen 2009/72 en 2009/73.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Verordening nr. 714/2009

2

De overwegingen 3, 14 en 16 van verordening nr. 714/2009 luiden:

„(3)

Momenteel zijn er [...] nog obstakels om in de Gemeenschap op voet van gelijkheid, zonder discriminatie of benadeling, elektriciteit te verkopen. Er is met name nog steeds niet in elke lidstaat sprake van een niet-discriminerende netwerktoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regulerende instanties en er bestaan nog steeds geïsoleerde markten.

[...]

(14)

Er is behoefte aan een goed systeem voor locatiespecifieke signalen voor de lange termijn met als uitgangspunt dat de hoogte van de tarieven voor nettoegang in beginsel het evenwicht tussen productie en verbruik in de betrokken regio moet weerspiegelen, dat wordt verkregen door een differentiatie van de tarieven voor nettoegang voor producenten en/of consumenten.

[...]

(16)

Voorwaarde voor een goed functionerende concurrentie in de interne markt voor elektriciteit zijn niet-discriminerende en transparante tarieven voor het gebruik van het systeem waaronder de interconnectoren in het transmissiesysteem. De beschikbare capaciteit van deze leidingen moet gesteld worden op het maximum dat met de veiligheidsnormen voor een bedrijfszeker beheer van het net in overeenstemming is.”

3

Artikel 11 van die verordening bepaalt:

„De kosten die met de in de artikelen 4 tot en met 12 van deze verordening en artikel 11 van verordening (EU) nr. 347/2013 genoemde werkzaamheden van het [Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders (ENTSB)] voor elektriciteit verbonden zijn, worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn.”

4

Artikel 14 van die verordening luidt als volgt:

„1.   De door de netwerkbeheerders gehanteerde tarieven voor nettoegang moeten transparant zijn, rekening houden met de noodzakelijke zekerheid van het netwerk en een afspiegeling vormen van de werkelijk gemaakte kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte en structureel vergelijkbare netbeheerder en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Deze tarieven mogen niet afstandgebonden zijn.

2.   Wanneer passend, worden in het op producenten en/of consumenten van toepassing zijnde tarief locatiespecifieke signalen op communautair niveau ingebouwd en wordt rekening gehouden met de omvang van de veroorzaakte netverliezen en congestie en met de investeringskosten voor infrastructuur.

3.   Bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang wordt rekening gehouden met:

a)

de uit het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders voortvloeiende betalingen en ontvangsten;

b)

de werkelijk verrichte en ontvangen betalingen, alsmede de over toekomstige tijdvakken verwachte betalingen, een en ander aan de hand van ramingen over tijdvakken in het verleden.

[...]”

Verordening nr. 715/2009

5

De overwegingen 7 en 8 van verordening nr. 715/2009 luiden als volgt:

„(7)

Er moeten criteria worden vastgesteld voor de berekening van de tarieven voor toegang tot het net opdat deze tarieven volledig voldoen aan het beginsel van niet-discriminatie en aan de behoeften van een goed functionerende interne markt. Daarbij moet ten volle rekening worden gehouden met de noodzakelijke systeemintegriteit. Bovendien moeten de tarieven een afspiegeling vormen van de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, waarbij wordt gelet op een redelijke winst op de investeringen, en, in voorkomend geval, rekening wordt gehouden met de benchmarking van de tarieven door de regulerende instanties.

(8)

Bij de berekening van de tarieven voor de toegang tot netten is het van belang dat rekening wordt gehouden met de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, en met de noodzaak om een redelijke winst op de investeringen te genereren en stimulansen te scheppen voor de aanleg van nieuwe infrastructuur, inclusief een speciale regelgevende behandeling van nieuwe investeringen als bepaald in richtlijn 2009/73/EG. In dat verband zal, met name als er sprake is van daadwerkelijke concurrentie tussen pijpleidingen, de benchmarking van tarieven door de regulerende instanties een relevant punt van overweging zijn.”

6

Artikel 11 van deze verordening bepaalt:

„De kosten die verband houden met de activiteiten [van het ENTSB voor gas] als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 12 van deze verordening [...] en [...] in artikel 11 van verordening (EU) nr. 347/2013 [...] worden gedragen door de transmissiesysteembeheerders en worden in aanmerking genomen bij de berekening van de tarieven. De regulerende instanties keuren deze kosten alleen goed indien deze redelijk en evenredig zijn.”

7

Artikel 13, lid 1, van die verordening luidt:

„De door de transmissiesysteembeheerders toegepaste tarieven, of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden die zijn goedgekeurd door de regulerende instanties overeenkomstig artikel 41, lid 6, van richtlijn 2009/73/EG, alsmede de tarieven die worden gepubliceerd overeenkomstig artikel 32, lid 1, van die richtlijn, zijn transparant, houden rekening met de noodzaak van systeemintegriteit en verbetering ervan en zijn een afspiegeling van de werkelijke kosten, voor zover deze overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder en transparant zijn, waarbij tevens wordt gelet op de nodige winst op de investeringen en in voorkomende gevallen met inachtneming van de benchmarking van tarieven door de regulerende instanties. De tarieven of de voor de berekening daarvan gebruikte methoden zijn niet-discriminerend.

[...]”

Richtlijn 2009/72

8

Artikel 1 van richtlijn 2009/72 bepaalt:

„Bij deze richtlijn worden, met het oog op het verbeteren en integreren van concurrerende elektriciteitsmarkten in de Gemeenschap, gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de productie, de transmissie, de distributie en de levering van elektriciteit, alsook regels voor de bescherming van de consumenten. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de elektriciteitssector, de open toegang tot de markt, de criteria en procedures voor aanbestedingen en voor de verlening van vergunningen en het beheer van systemen. Ook worden verplichtingen op het gebied van de universele dienstverlening en de rechten voor elektriciteitsconsumenten vastgesteld, en worden de verplichtingen op het gebied van mededinging verduidelijkt.”

9

Artikel 37 van deze richtlijn bepaalt:

„1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a)

vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor;

[...]

6.   De regulerende instanties zijn bevoegd voor de vaststelling of de voldoende ruim aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake

a)

de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven of de methode daarvoor; deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten kunnen waarborgen;

[...]

8.   Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden en de balanceringsdiensten zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

[...]

17.   De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.”

Richtlijn 2009/73

10

Artikel 1, lid 1, van richtlijn 2009/73 luidt als volgt:

„Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de aardgassector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas en het beheer van systemen.”

11

Artikel 41 van deze richtlijn bepaalt:

„1.   De regulerende instantie heeft de volgende taken:

a)

vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor;

[...]

6.   De regulerende instanties zijn bevoegd om ten minste de methodes voor het berekenen of tot stand komen van de volgende voorwaarden vast te stellen of voldoende ruim vóór hun inwerkingtreding goed te keuren:

a)

de aansluiting op en toegang tot nationale netten, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot [installaties voor vloeibaar aardgas (LNG-installaties)]. Deze tarieven of methoden maken het mogelijk dat de noodzakelijke investeringen in de netten en LNG-installaties op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten en de LNG-installaties kunnen waarborgen;

[...]

8.   Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden en de balanceringsdiensten zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

[...]

17.   De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.”

Hongaars recht

Elektriciteitswet

12

§ 178 SZ van de wet nr. LXXXVI van 2007 inzake elektriciteit (hierna: „elektriciteitswet”) bepaalt:

„1.   Bij hun factureringsbeleid mogen de houders van een vergunning op grond van deze wet en de houders van een vergunning voor een privélijn de kosten in verband met de heffing op financiële transacties (hierna: ‚transactiekosten’) die hun worden opgelegd bij wet nr. CXVI van 2012 inzake een heffing op financiële transacties, niet doorberekenen aan hun contractuele afnemers. Bijgevolg kunnen de transactiekosten noch rechtstreeks noch onrechtstreeks worden opgenomen in de prijs van de door bovengenoemde vergunninghouders geleverde producten of diensten, en kunnen zij niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, maar worden zij door die vergunninghouders zelf gedragen.

2.   De houders van een vergunning op grond van deze wet mogen de bijzondere inkomstenbelasting en de heffing op netten van openbare nutsbedrijven (hierna samen: ‚bijzondere belastingen’) die hun worden opgelegd bij wet nr. LXVII van 2008 inzake het concurrentievermogen van de stadsverwarming en wet nr. CLXVIII van 2012 betreffende de belasting op netwerken van diensten van openbaar nut (hierna samen: ‚wetten op de bijzondere belastingen’), niet aan hun contractuele afnemers doorberekenen. Bijgevolg kunnen de bijzondere belastingen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks worden opgenomen in de prijs van de door bovengenoemde vergunninghouders geleverde producten of diensten, en kunnen zij niet afzonderlijk in rekening worden gebracht. De fiscale last wordt door de belastingplichtigen zelf gedragen in de zin van de wetten op de bijzondere belastingen.”

Wet inzake de aardgasvoorziening s

13

In § 103 van de wet nr. XL van 2008 inzake de aardgasvoorziening (hierna: „wet inzake de aardgasvoorziening”) is bepaald:

„[...]

4.   De producenten en houders van een vergunning op grond van deze wet mogen de bijzondere inkomstenbelasting en de heffing op netten van openbare nutsbedrijven (hierna samen: ‚bijzondere belastingen’) die hun worden opgelegd bij wet nr. LXVII van 2008 inzake het concurrentievermogen van de stadsverwarming en wet nr. CLXVIII van 2012 betreffende de belasting op netwerken van diensten van openbaar nut (hierna samen: ‚wetten op de bijzondere belastingen’), niet aan hun contractuele afnemers doorberekenen. Bijgevolg kunnen de bijzondere belastingen noch rechtstreeks noch onrechtstreeks worden opgenomen in de prijs van de door bovengenoemde producenten en vergunninghouders geleverde producten of diensten, en kunnen zij niet afzonderlijk in rekening worden gebracht. De fiscale last wordt door de belastingplichtigen zelf gedragen in de zin van de wetten op de bijzondere belastingen.

4a.   Bij het factureringsbeleid mogen de producenten en de houders van een vergunning op grond van deze wet de kosten in verband met de heffing op financiële transacties (hierna: ‚transactiekosten’) die hun worden opgelegd bij wet nr. CXVI van 2012 inzake een heffing op financiële transacties, niet doorberekenen aan hun contractuele afnemers. Bijgevolg kunnen de transactiekosten noch rechtstreeks noch onrechtstreeks worden opgenomen in de prijs van de door bovengenoemde producenten en vergunninghouders geleverde producten of diensten, en kunnen zij niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, maar worden zij door die producenten en vergunninghouders zelf gedragen.

[...]”

Wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen ter harmonisatie

14

§ 7 van de wet nr. LIX van 2016 tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen (hierna: „wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen”) bepaalt:

„In het deel met het opschrift ‚Algemene procedureregels van de instantie’ van de elektriciteitswet, wordt na § 168 een § 168 A toegevoegd, die luidt als volgt:

‚§ 168 A

1)   In het kader van de wijzen van vaststelling van de gebruiksvergoedingen, de vergoeding voor door een distributeur tegen bijzondere tarieven verrichte diensten en de aansluitvergoedingen, wordt alleen de vergunninghouder van het betrokken netwerk als klant beschouwd.

2)   Binnen een termijn van twee weken na de kennisgeving van een besluit van de instantie waarbij de gebruiksvergoedingen, de vergoeding voor door een distributeur tegen bijzondere tarieven verrichte diensten en de aansluitvergoedingen worden vastgesteld, kan de betrokken klant bij de bestuursrechter een verzoek indienen tot rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van dat besluit, door tegen de instantie beroep in te stellen.

3)   Het verzoek tot rechterlijke toetsing van een besluit waarbij de gebruiksvergoedingen, de vergoeding voor door een distributeur tegen bijzondere tarieven verrichte diensten en aansluitvergoedingen worden vastgesteld, is een buitengewoon rechtsmiddel en de aangezochte rechter doet uiterlijk dertig dagen na neerlegging van dat verzoek uitspraak.

[...]’”

15

§ 23 van de wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen, bepaalt:

„In de wet inzake de aardgasvoorziening wordt vóór het opschrift ‚Internationale samenwerking en betrekkingen met de instellingen van de Europese Unie’ volgende § 129 A toegevoegd:

‚§ 129 A

[...]

4)   Binnen een termijn van twee weken na de kennisgeving van een besluit van de instantie waarbij de gebruiksvergoedingen, de vergoeding voor door een netbeheerder tegen bijzondere tarieven verrichte diensten en de aansluitvergoedingen worden vastgesteld, kan de betrokken klant bij de bestuursrechter een verzoek indienen tot rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van dat besluit, door tegen de instantie beroep in te stellen.

5)   Het verzoek tot rechterlijke toetsing van een besluit waarbij de gebruiksvergoedingen, de vergoeding voor door een netbeheerder tegen bijzondere tarieven verrichte diensten en de aansluitvergoedingen worden vastgesteld, is een buitengewoon rechtsmiddel en de aangezochte rechter doet uiterlijk dertig dagen na neerlegging van dat verzoek uitspraak.

[...]’”

16

§ 29, lid 2, van de wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen, bepaalt:

„Aan § 12 van wet nr. XXII van 2013 tot vaststelling van de Hongaarse regulerende instantie voor de energiesector en de diensten van openbaar nut worden de volgende punten n) en o) toegevoegd:

‚[De voorzitter van de instantie]

n)

neemt een besluit tot vaststelling van de vergoedingen voor het gebruik van het elektriciteitsnet en de vergoedingen voor aansluiting op het elektriciteitsnet, alsmede van de vergoeding van diensten die afhankelijk van de behoeften van de vergunninghouder of de gebruiker tegen bijzondere tarieven door een distributeur worden verricht in geval van verbreking van het contract door de klant;

o)

neemt een besluit tot vaststelling van de tarieven voor het gebruik van het aardgassysteem en die voor aansluiting op het aardgassysteem, alsmede van de vergoeding van diensten die afhankelijk van de behoeften van de vergunninghouder of de gebruiker tegen bijzondere tarieven door de netbeheerders worden verricht en de vergoeding van diensten die door de netbeheerders tegen bijzondere tarieven worden verricht in geval van verbreking van het contract door de gebruiker.’”

Wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen

17

Bij § 6, lid 4, van wet nr. CLXXXIII van 2016 tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen (hierna: „wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen”) is § 168 A van de elektriciteitswet ingetrokken, en bij § 12, lid 3, van die wet, de leden 2 tot en met 7 van § 129 A van de wet inzake de aardgasvoorziening.

18

§ 4 van de wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen, bepaalt:

„In de [elektriciteitswet] wordt vóór het opschrift ‚Bepalingen inzake inwerkingtreding’ volgende § 178 U toegevoegd:

‚§ 178 U

1.   De regelingen als bedoeld in § 143, lid 5, § 146, lid 4, en § 146A, lid 3, van deze wet, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen], moeten voor het eerst met ingang van 1 januari 2017 worden toegepast om de verschuldigde vergoedingen vast te stellen.

2.   De besluiten die zijn bekendgemaakt op basis van § 143, lid 5, § 146, lid 4, en § 146 A, lid 3, van deze wet, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen], treden niet in werking.

3.   Indien een besluit dat is bekendgemaakt op basis van § 143, lid 5, § 146, lid 4, en § 146 A, lid 3, van deze wet, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen], op het ogenblik van de inwerkingtreding van de [wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen] het voorwerp uitmaakt van een procedure voor rechterlijke toetsing, beëindigt de aangezochte rechter de behandeling van die vordering.

4.   Ook moeten de bepalingen van deze wet worden toegepast op lopende administratieve en gerechtelijke procedures, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen].’”

19

§ 10 van de wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen, bepaalt:

„Aan hoofdstuk XVIII van de wet inzake de aardgasvoorziening wordt volgende § 146 M toegevoegd:

‚§ 146 M

1.   De regelingen als bedoeld in § 104 B, lid 4, § 106, lid 3, en § 108, lid 2, van deze wet, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen], moeten voor het eerst met ingang van 1 januari 2017 worden toegepast om de verschuldigde tarieven vast te stellen.

2.   De besluiten die zijn bekendgemaakt op basis van § 104 B, lid 4, § 106, lid 3, en § 108, lid 2, van deze wet, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen], treden niet in werking.

3.   Indien een besluit dat is bekendgemaakt op basis van § 104 B, lid 4, § 106, lid 3, en § 108, lid 2, van deze wet, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen], op het ogenblik van de inwerkingtreding van de [wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen] het voorwerp uitmaakt van een procedure voor rechterlijke toetsing, beëindigt de aangezochte rechter de behandeling van die vordering.

4.   Ook moeten de bepalingen van deze wet worden toegepast op lopende administratieve en gerechtelijke procedures, zoals gewijzigd bij de [wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen].’”

20

§ 13 van de wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen, bepaalt:

„In § 12 van wet nr. XXII van 2013 tot vaststelling van de Hongaarse regulerende instantie voor de energiesector en de diensten van openbaar nut worden de bewoordingen: ‚neemt een besluit’ vervangen door de bewoordingen ‚stelt een regeling vast’.”

Precontentieuze procedure

21

Op 15 juli 2013 heeft de Commissie in het kader van dossier „EU Pilot” nr. 5366/13/ENER verschillende vragen gesteld aan Hongarije over de omzetting van de richtlijnen 2009/72 en 2009/73 en de toepassing van de verordeningen nr. 714/2009 en nr. 715/2009, met name wat betreft het niet-discriminerende karakter van de toegang tot het netwerk voor derden, de onafhankelijkheid, de bevoegdheden en de werking van de nationale regulerende instanties, de regels betreffende de tarieven voor nettoegang en de grensoverschrijdende toegang tot de netwerkinfrastructuur.

22

De nationale autoriteiten hebben op deze vragen gereageerd bij brieven van 23 oktober en 11 december 2013.

23

Op 27 februari 2015 heeft de Commissie Hongarije een aanmaningsbrief gestuurd, omdat zij van mening was dat het antwoord van deze lidstaat haar twijfels over de verenigbaarheid van de Hongaarse wetgeving met het Unierecht niet wegnam en dat deze wetgeving in vele opzichten niet in overeenstemming was met de bovengenoemde richtlijnen en verordeningen.

24

Hongarije heeft op deze aanmaningsbrief geantwoord bij brieven van 8 mei en 7 juli 2015 en heeft de verstrekte informatie aangevuld bij brieven van 23 november en 17 december 2015 en 13 en 20 mei 2016. Deze lidstaat heeft bij zijn aanvullend antwoord van 19 juli 2016 de tekst gevoegd van de wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen.

25

Aangezien de Commissie van mening was dat de door de Hongaarse autoriteiten in antwoord op die aanmaningsbrief meegedeelde maatregelen niet alle in die aanmaningsbrief genoemde problemen hadden opgelost, heeft zij Hongarije op 9 december 2016 een met redenen omkleed advies gezonden waarin zij stelde dat deze lidstaat de verplichtingen niet was nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 41, lid 6, van richtlijn 2009/73, artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009.

26

Hongarije heeft op het met redenen omkleed advies geantwoord bij brief van 8 februari 2017.

27

Na dit antwoord te hebben onderzocht, heeft de Commissie geoordeeld dat de vastgestelde problemen waren opgelost. Gelet op de wijzigingen die intussen door de wet tot wijziging, ter prijsregulering, van bepaalde wetten die de energiesector beheersen in de betrokken regeling waren aangebracht, heeft de Commissie evenwel geoordeeld dat Hongarije zijn verplichtingen niet was nagekomen door geen geschikt mechanisme vast te stellen dat het recht van beroep tegen de besluiten van de nationale regelgevende instantie waarborgt in de zin van artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73. Op 28 april 2017 heeft de Commissie die lidstaat een aanvullend met redenen omkleed advies gezonden.

28

Bij brief van 28 juni 2017 heeft Hongarije op dit aanvullende met redenen omkleed advies geantwoord en daarbij verwezen naar zijn antwoord op het vorige met redenen omkleed advies, waarin het erop had gewezen dat het, gelet op de eisen van het „derde energiepakket”, die op 1 oktober en 22 december 2016 in werking waren getreden, inmiddels wijzigingen had aangebracht in de wet inzake de aardgasvoorziening, en aldus de bevoegdheden van de nationale regulerende instantie in overeenstemming had gebracht met artikel 41, lid 6, van richtlijn 2009/73.

29

Aangezien de Commissie van mening was dat Hongarije niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit, ten eerste, artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 en, ten tweede, uit artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73, heeft zij het onderhavige beroep ingesteld.

Beroep

Eerste grief: schending van artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009

Argumenten van partijen

30

De Commissie betoogt in de eerste plaats dat in artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 het beginsel is vastgelegd dat de tarieven voor nettoegang kostengeoriënteerd zijn op basis van de kosten die door de netbeheerders worden gedragen, en dat in die artikelen geen beperkingen zijn opgenomen wat de kosten betreft waarmee rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang. Volgens de Commissie schrijven deze bepalingen voor dat die tarieven een afspiegeling zijn van alle door deze beheerders gedragen kosten, voor zover deze kosten transparant zijn en overeenkomen met die van een efficiënte, structureel vergelijkbare netbeheerder, terwijl § 178 SZ, leden 1 en 2, van de elektriciteitswet en § 103, leden 4 en 4a, van de wet inzake de aardgasvoorziening, die de netbeheerders beletten om de bedragen van de bijzondere belasting op energietransmissiesystemen en de heffing op financiële transacties af te wentelen op de consument, de nationale regulerende instantie niet in staat stellen om bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang rekening te houden met de kosten die verband houden met die belastingen.

31

In de tweede plaats stelt de Commissie dat het verbod voor de nationale regulerende instantie om bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang rekening te houden met de betrokken kosten door geen enkele objectieve reden wordt gerechtvaardigd. De reden die Hongarije in zijn antwoord op het verzoek om inlichtingen van de Commissie aanvoert, namelijk dat het door de litigieuze bepalingen nagestreefde doel erin bestaat om de door de residentiële eindgebruiker betaalde gas- en elektriciteitsprijzen te doen dalen, is immers niet relevant.

32

Dienaangaande merkt de Commissie op dat artikel 3, lid 8, van richtlijn 2009/72 en artikel 3, lid 4, van richtlijn 2009/73 de lidstaten inderdaad toestaan om maatregelen ter bescherming van de consument vast te stellen, met name om de energiearmoede te bestrijden. Zij kunnen dit echter slechts doen op voorwaarde dat dergelijke maatregelen geen belemmering vormen voor de goede werking van de markt, waarvoor onder meer is vereist dat het beginsel dat de tarieven voor nettoegang kostengeoriënteerd zijn, wordt geëerbiedigd.

33

Wat in de derde plaats het argument van Hongarije betreft dat uit de verordeningen nr. 714/2009 en nr. 715/2009 en de richtlijnen 2009/72 en 2009/73 volgt dat het aan de nationale wetgever staat om bij het aannemen van de regels voor de vaststelling van de tarieven voor nettoegang het passende evenwicht te vinden tussen de tegenstrijdige belangen van de netbeheerders en de consumenten, betoogt de Commissie dat het „derde energiepakket”, dat op 13 juli 2009 is vastgesteld en onder meer de richtlijnen 2009/72 en 2009/73 alsook de verordeningen nr. 714/2009 en 715/2009 omvat, de lidstaten geen beoordelingsmarge laat. De Uniewetgever heeft immers ten volle rekening gehouden met de belangen van de netbeheerders en van de consumenten in artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009. Zo zouden de tarieven voor nettoegang, indien zij niet alle door de beheerders gedragen kosten weerspiegelen, niet van een redelijk niveau zijn.

34

In de vierde plaats is de Commissie van mening dat, los van de economische gevolgen van de betrokken maatregel, vaststaat dat Hongarije de verplichtingen niet is nagekomen die op hem rusten krachtens artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009. De Commissie hoeft de gevolgen van de bestreden wetgeving dus niet aan te tonen.

35

Hongarije betoogt onder verwijzing naar het arrest van 29 november 1983, Roussel Laboratoria e.a. (181/82, EU:C:1983:352, punt 25), dat de betrokken nationale wetgeving is vastgesteld in het kader van de fiscale autonomie van de lidstaten inzake directe belastingen en, onder eerbiediging van de rechtspraak van het Hof inzake non-discriminatie tussen belastingplichtigen, algemeen en niet-discriminerend van toepassing is op alle netbeheerders. Hongarije is van mening dat de heffing op transacties en de inkomstenbelasting van energieleveranciers niet van belang zijn voor de vaststelling van de tarieven voor nettoegang.

36

Hongarije verwijt de Commissie artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 onjuist te hebben uitgelegd, omdat zij geen rekening houdt met de bijzondere kenmerken van de markt en evenmin met het doel en de omvang van de prijsregulering.

37

In dit verband voert Hongarije ten eerste aan dat het netwerkbeheer een bijzonder gebied van de energiemarkt is, waarop een natuurlijk monopolie bestaat, namelijk elektriciteits- en aardgastransmissiesystemen. Artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 hebben dan ook tot doel de tarieven voor toegang tot deze netten op een laag en billijk niveau te houden en het risico te verminderen dat deze beheerders, die over een monopolie beschikken, misbruik maken van hun machtspositie, met inbegrip van buitensporige tarifering.

38

Ten tweede voert Hongarije aan dat artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 geen gedetailleerde regels of methoden bevatten om de kosten te bepalen die in aanmerking moeten worden genomen bij de vaststelling van de tarieven. Volgens deze lidstaat vloeit uit de logica van het bij deze verordeningen en de richtlijnen 2009/72 en 2009/73 ingevoerde stelsel voort dat het aan de nationale wetgever is om binnen de door die verordeningen en richtlijnen gestelde grenzen de belangen van alle actoren op de energiemarkt, inclusief die van de consumenten, alsmede het openbaar belang, met name de voorzieningszekerheid en de milieubescherming, te beoordelen en op basis van die beoordeling gedetailleerde nationale regels aan te nemen die in overeenstemming zijn met het Unierecht.

39

De betrokken nationale wetgeving streeft het openbaar belang na, dat erin bestaat de prijs van elektriciteit en aardgas voor de eindverbruiker op een redelijk niveau te houden. Dit is opgelegd door het feit dat de lidstaten de belangen moeten verzoenen van enerzijds de netbeheerders, die er belang bij hebben dat de tarieven voor nettoegang alle door hen gedragen kosten en uitgaven omvatten, en anderzijds de consumenten en de andere gebruikers van de netten, die er belang bij hebben dat deze tarieven op een billijk niveau blijven.

40

Ten derde betoogt Hongarije dat de tarieven voor nettoegang overeenkomstig artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 op passende wijze een afspiegeling moeten vormen van de kosten van de netbeheerders. Het benadrukt dat de Commissie niet aanvoert dat de tarieven voor nettoegang vanwege de betrokken nationale wetgeving worden vastgesteld op een niveau dat de activiteit van de netbeheerders of het passend onderhoud van de netten in gevaar zou brengen.

41

Ten slotte wijst Hongarije erop dat het volgens vaste rechtspraak van het Hof aan de Commissie is om de gestelde niet-nakoming aan te tonen. De Commissie heeft niet aangevoerd waarom de winst van de netbeheerders in Hongarije niet passend kan worden geacht.

Beoordeling door het Hof

42

Om uit te maken of, zoals de Commissie betoogt, artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 vereisen dat alle kosten in de zin van deze bepalingen, met inbegrip van de kosten die verband houden met de aan de orde zijnde bijzondere belasting op de energietransmissiesystemen en de heffing op de financiële transacties, door de nationale regulerende instantie noodzakelijkerwijs in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang, moet niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen van deze twee bepalingen, maar ook met de context en doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaken [zie naar analogie arrest van 3 maart 2020, X (Europees aanhoudingsbevel – Dubbele strafbaarheid), C‑717/18, EU:C:2020:142, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

43

Wat in de eerste plaats de bewoordingen van artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en van artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 betreft, moet worden vastgesteld dat deze slechts algemeen uiteenzetten welke kosten bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang in aanmerking moeten worden genomen, zonder te verduidelijken of „al” deze kosten door de nationale regulerende instantie in aanmerking moeten worden genomen.

44

Wat in de tweede plaats de context van artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 betreft, moet worden opgemerkt dat deze verordeningen slechts enkele categorieën kosten noemen die bij de berekening van tarieven voor nettoegang in aanmerking moeten worden genomen. Dit geldt met name voor de kosten die verband houden met de activiteiten van het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit, die redelijk en evenredig moeten zijn (artikel 11 van verordening nr. 714/2009 en artikel 11 van verordening nr. 715/2009) en de investeringskosten voor infrastructuur (artikel 14, lid 2, van verordening nr. 714/2009).

45

Wat in de derde plaats de doelstellingen betreft die worden nagestreefd met de regeling waarvan de betrokken bepalingen deel uitmaken, blijkt uit artikel 1 van verordening nr. 714/2009 en artikel 1 van verordening nr. 715/2009 dat deze verordeningen beogen niet-discriminerende toegangsregels vast te stellen voor elektriciteits- en aardgastransmissiesystemen en het ontstaan te bevorderen van goed functionerende en transparante groothandelsmarkten met een hoog niveau van voorzieningszekerheid.

46

Deze doelstellingen kunnen evenwel doeltreffend worden bereikt zonder dat de tarieven voor nettoegang een afspiegeling moeten zijn van alle kosten die daadwerkelijk door de beheerders van deze netwerken worden gemaakt. Deze heffingen dragen bij tot de verwezenlijking van dergelijke doelstellingen omdat zij, ten eerste, transparant moeten zijn en op niet-discriminerende wijze moeten worden toegepast op alle gebruikers (overweging 16 en artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009, alsook overweging 7 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009) en, ten tweede, een redelijk winstniveau moeten waarborgen, zodat de beheerders de noodzakelijke investeringen kunnen doen die nodig zijn voor de levensvatbaarheid van de elektriciteits- en aardgastransmissienetten (artikel 14, leden 1 en 2, van verordening nr. 714/2009 en overweging 8 en artikel 13 van verordening nr. 715/2009).

47

Uit het voorgaande volgt dat de uitlegging van de Commissie dat artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 vereisen dat alle kosten in de zin van deze bepalingen, met inbegrip van deze die verband houden met de aan de orde zijnde bijzondere belasting op de energietransmissiesystemen en de heffing op de financiële transacties, door de nationale regelgevende instantie noodzakelijkerwijs in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang, niet kan worden aanvaard.

48

Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het argument van de Commissie dat indien de netbeheerders de kosten van de bijzondere belasting op de energietransmissiesystemen en de heffing op financiële transacties niet kunnen doorberekenen, hun winst geen redelijk niveau zal bereiken. De hoogte van de tarieven voor nettoegang wordt immers niet uitsluitend bepaald op basis van de door de netbeheerders gedragen kosten.

49

Zo volgt ten eerste uit artikel 14, lid 1, van verordening nr. 714/2009 juncto artikel 37, lid 6, onder a), van richtlijn 2009/72, enerzijds, en artikel 13, lid 1, van verordening nr. 715/2009 juncto artikel 41, lid 6, onder a), van richtlijn 2009/73, anderzijds, dat de hoogte van deze tarieven ook moet worden vastgesteld op basis van de investeringen die noodzakelijk zijn voor de levensvatbaarheid van de elektriciteits- en aardgastransmissienetten.

50

Ten tweede kunnen de nationale regulerende instanties volgens artikel 37, lid 8, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 8, van richtlijn 2009/73 bij de vaststelling van de tarieven voor nettoegang ervoor zorgen dat de netbeheerders passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.

51

Ten derde volgt uit overweging 14 juncto artikel 14, leden 2 en 3, van verordening nr. 714/2009, dat de hoogte van de tarieven voor toegang tot de elektriciteitstransmissienetten een weerspiegeling moet zijn van de investeringskosten voor infrastructuur en het evenwicht tussen productie en verbruik in de betrokken regio. Daartoe moet ook rekening worden gehouden met de omvang van de veroorzaakte netverliezen en congestie, alsook met de uit het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen netbeheerders voortvloeiende betalingen en de daadwerkelijk verrichte betalingen, een en ander aan de hand van ramingen over tijdvakken in het verleden.

52

Tot slot blijkt uit artikel 13, lid 1, juncto de overwegingen 7 en 8 van verordening nr. 715/2009, dat in de hoogte van de tarieven voor de toegang tot aardgastransmissienetten een redelijke winst op de investeringen en stimulansen voor de aanleg van nieuwe infrastructuur moeten zijn begrepen en in voorkomende gevallen ook de benchmarking van tarieven door de regulerende instanties in aanmerking moet worden genomen.

53

Gelet op een en ander moet de eerste grief van de Commissie ongegrond worden verklaard.

Tweede grief: schending van artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en van artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73

Argumenten van partijen

54

De Commissie stelt dat Hongarije de verplichtingen die krachtens artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73 op hem rusten niet is nagekomen door geen mechanisme in te stellen dat geschikt is ter waarborging van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte tegen de besluiten van de nationale regulerende instantie in de zin van die bepalingen. Volgens de Commissie is een dergelijk recht op beroep een logisch gevolg van het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming, dat een algemeen beginsel van Unierecht vormt, dat is neergelegd in artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”).

55

De Commissie merkt in de eerste plaats op dat het in § 168, lid 10, van de nationale elektriciteitswet en in § 129 van de wet inzake de aardgasvoorziening vermelde recht om tegen de besluiten van de nationale regelgevende bestuursinstantie beroep in te stellen bij een bestuursrechter, zich niet uitstrekt tot de regelingen waarbij deze instantie de tarieven voor nettoegang vaststelt. Deze regelingen zijn namelijk enkel aanvechtbaar bij de Alkotmánybíróság (grondwettelijk hof, Hongarije) met een klacht wegens ongrondwettigheid op grond van § 26 van wet nr. CLI van 2011 betreffende het grondwettelijk hof. Tegen deze regelingen kan geen enkel ander rechtsmiddel worden aangewend. Bovendien neemt de Alkotmánybíróság volgens § 29 van die wet enkel kennis van klachten wegens ongrondwettigheid „die betrekking hebben op een fundamentele constitutionele kwestie”.

56

Bovendien herinnert de Commissie eraan dat de richtlijnen 2009/72 en 2009/73 de rol van de nationale regulerende instanties hebben versterkt door strengere eisen van onafhankelijkheid vast te stellen ten aanzien van openbare en particuliere entiteiten en door hun nieuwe bevoegdheden te verlenen op grond waarvan zij op een aantal gebieden juridisch bindende besluiten kunnen nemen. De regels inzake de verantwoordelijkheid van deze instanties in deze richtlijnen, waaronder artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73, vormen een tegenwicht voor hun toegenomen onafhankelijkheid en bevoegdheid.

57

In de tweede plaats betoogt de Commissie, onder verwijzing naar het arrest van 22 mei 2003, Connect Austria (C‑462/99, EU:C:2003:297, punt 37), dat het Hof in een zaak betreffende een bepaling die vergelijkbaar is met artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73, namelijk artikel 5 bis, lid 3, van richtlijn 90/387/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende de totstandbrenging van telecommunicatiediensten door middel van de tenuitvoerlegging van Open Network Provision (ONP) (PB 1990, L 192, blz. 1), reeds heeft geoordeeld dat een beroepsrecht bij een grondwettelijk hof dat beperkt is tot schendingen van de constitutionele wet of een verdrag, geen geschikt mechanisme is in de zin van de betrokken bepaling.

58

Ten slotte benadrukt de Commissie dat Hongarije in zijn antwoord op de aanmaningsbrief heeft erkend dat deze situatie moest worden verholpen en vervolgens, in de loop van 2016, de wet tot wijziging, ter harmonisatie, van de wetten die de energiesector beheersen, heeft vastgesteld. Krachtens deze wet stelt de nationale regulerende instantie in een regeling enkel de beginselen en het kader voor de vaststelling van de rechten vast, terwijl de eigenlijke tarieven bij beschikkingen worden vastgesteld, hetgeen een volledige rechterlijke toetsing van deze beschikkingen mogelijk maakt. Krachtens een latere wet, eveneens vastgesteld in 2016, waarbij met het oog op de regulering van de prijzen bepaalde wetten tot regeling van de energiesector zijn gewijzigd, worden de eigenlijke tarieven thans echter vastgesteld bij regelingen van de nationale regulerende instantie en kunnen zij om die reden slechts worden aangevochten bij de Alkotmánybíróság.

59

Hongarije voert aan dat de geldende nationale wetgeving in overeenstemming is met artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73, aangezien zij voorziet in de mogelijkheid om tegen de regelingen van de nationale regelgevende instantie op te komen bij de Alkotmánybíróság. De tarieven voor nettoegang worden immers vastgesteld bij een regeling en niet bij een individuele administratieve handeling.

60

Hongarije preciseert dat het onderzoek door de Alkotmánybíróság beperkt is tot de vragen van constitutionele aard die aan deze rechter worden voorgelegd en tot de vragen die hij onder bepaalde voorwaarden ambtshalve kan onderzoeken.

Beoordeling door het Hof

61

Om te beginnen zij opgemerkt dat artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73 de lidstaten verplichten om op nationaal niveau geschikte mechanismen vast te stellen die een partij die wordt getroffen door een besluit van de regulerende instantie in staat stellen zich te wenden tot een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en de regering. Een dergelijk vereiste is een logisch gevolg van het beginsel van effectieve rechterlijke bescherming, dat een algemeen beginsel van Unierecht vormt, dat uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeit en dat is neergelegd in artikel 47 van het Handvest (zie in die zin arrest van 8 december 2011, Chalkor/Commissie, C‑386/10 P, EU:C:2011:815, punt 52).

62

Bij gebreke van Unieregelgeving ter zake is het een aangelegenheid van de rechtsorde van elke lidstaat om de bevoegde rechterlijke instanties aan te wijzen en de procesregels vast te stellen voor vorderingen die worden ingediend ter bescherming van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen (zie in die zin arresten van 16 december 1976, Rewe-Zentralfinanz en Rewe-Zentral, 33/76,EU:C:1976:188, punt 5, en 13 maart 2007, Unibet, C‑432/05, EU:C:2007:163, punt 39), zonder evenwel afbreuk te doen aan het recht op effectieve rechterlijke bescherming [zie in die zin arresten van 19 maart 2015, E.On Földgáz Trade, C‑510/13, EU:C:2015:189, punt 50, en 19 november 2019, A. K. e.a. (Onafhankelijkheid van de tuchtkamer van de Sąd Najwyższy), C‑585/18, C‑624/18 en C‑625/18, EU:C:2019:982, punt 115].

63

Het is juist dat in de Hongaarse wetgeving in § 168, lid 10, van de elektriciteitswet en § 129 van de wet inzake de aardgasvoorziening een algemeen recht van beroep bij een bestuursrechter is voorzien tegen de besluiten van de nationale regulerende instantie. Met betrekking tot de vaststelling in de vorm van een regeling van het bedrag van de tarieven voor nettoegang, die onder de waarborg van artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73 moet vallen, moet echter worden opgemerkt dat, aangezien een dergelijke vaststelling de vorm aanneemt van een regeling, hiertegen volgens § 29 van de wet nr. CLI van 2011 betreffende het grondwettelijk hof bij de Alkotmánybírósá enkel een klacht kan worden ingediend „die betrekking heeft op een fundamentele constitutionele kwestie”.

64

Wat het recht op toegang tot een rechterlijke instantie betreft, is het evenwel vaste rechtspraak dat een dergelijk orgaan, om overeenkomstig artikel 47 van het Handvest uitspraak te kunnen doen over een betwisting inzake uit het Unierecht voortvloeiende rechten en verplichtingen, bevoegd moet zijn om alle voor de beslechting van het bij hem aanhangige geding relevante feitelijke en juridische kwesties te onderzoeken (zie in die zin arrest van 6 november 2012, Otis e.a., C‑199/11, EU:C:2012:684, punten 48 en 49).

65

Gelet op een en ander kan het beroep bij de Alkotmánybíróság, waarin de Hongaarse wetgeving voorziet, tegen de regelingen van de nationale regulerende instantie waarbij de tarieven voor nettoegang worden vastgesteld, niet worden beschouwd als een passend mechanisme in de zin van artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73, aangezien het beperkt is tot het toezicht op de eerbiediging van bepaalde aspecten van het constitutionele recht.

66

Bijgevolg moet de tweede grief van de Commissie worden aanvaard voor zover deze betrekking heeft op de beperkte mogelijkheden om bij een rechterlijke instantie op te komen tegen de regelingen van de nationale regulerende instantie waarbij de tarieven voor nettoegang worden vastgesteld.

67

Gelet op alle voorgaande overwegingen moet:

worden vastgesteld dat Hongarije, door geen doeltreffende voorziening in rechte te waarborgen tegen de regelingen van de nationale regulerende instantie waarbij de tarieven voor nettoegang worden vastgesteld, zijn verplichtingen krachtens artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73 niet is nagekomen, en

het beroep voor het overige worden verworpen.

Kosten

68

Krachtens artikel 138, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof draagt elke partij haar eigen kosten, indien zij onderscheidenlijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld. Aangezien partijen in casu op een of meer punten in het ongelijk zijn gesteld, moet worden beslist dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.

 

Het Hof (Negende kamer) verklaart:

 

1)

Hongarije is, door geen doeltreffende voorziening in rechte te waarborgen tegen de regelingen van de nationale regulerende instantie waarbij de tarieven voor nettoegang worden vastgesteld, zijn verplichtingen krachtens artikel 37, lid 17, van richtlijn 2009/72 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van richtlijn 2003/54/EG en artikel 41, lid 17, van richtlijn 2009/73 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van richtlijn 2003/55/EG, niet nagekomen.

 

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

 

3)

De Europese Commissie en Hongarije dragen ieder hun eigen kosten.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Hongaars.

Top