EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62013CJ0439
Judgment of the Court (Fifth Chamber) of 12 November 2015.#Elitaliana SpA v Eulex Kosovo.#Appeal — Public service contracts — Joint Action 2008/124/CFSP — Call for tenders for helicopter support for the Eulex Mission in Kosovo — Action brought against the decision awarding the contract — Article 24(1), second subparagraph, TEU — Article 275, first paragraph, TFEU — Common foreign and security policy (CFSP) — Jurisdiction of the Court — Article 263, first paragraph, TFEU — Meaning of ‘bodies, offices or agencies of the Union’ — Measures attributable to the European Commission — Excusable error.#Case C-439/13 P.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 12 november 2015.
Elitaliana SpA tegen Eulex Kosovo.
Hogere voorziening – Overheidsopdrachten voor diensten – Gemeenschappelijk optreden 2008/124/GBVB – Oproep tot indiening van offertes betreffende helikopterondersteuning aan de missie Eulex Kosovo – Beroep tegen het gunningsbesluit – Artikel 24, lid 1, tweede alinea, VEU – Artikel 275, eerste alinea, VWEU – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) – Bevoegdheid van het Hof – Artikel 263, eerste alinea, VWEU – Begrip ‚orgaan of instantie van de Unie’ – Maatregelen die aan de Europese Commissie kunnen worden toegerekend – Verschoonbare dwaling.
Zaak C-439/13 P.
Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 12 november 2015.
Elitaliana SpA tegen Eulex Kosovo.
Hogere voorziening – Overheidsopdrachten voor diensten – Gemeenschappelijk optreden 2008/124/GBVB – Oproep tot indiening van offertes betreffende helikopterondersteuning aan de missie Eulex Kosovo – Beroep tegen het gunningsbesluit – Artikel 24, lid 1, tweede alinea, VEU – Artikel 275, eerste alinea, VWEU – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) – Bevoegdheid van het Hof – Artikel 263, eerste alinea, VWEU – Begrip ‚orgaan of instantie van de Unie’ – Maatregelen die aan de Europese Commissie kunnen worden toegerekend – Verschoonbare dwaling.
Zaak C-439/13 P.
Court reports – general
ECLI identifier: ECLI:EU:C:2015:753
ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)
12 november 2015 ( * )
„Hogere voorziening — Overheidsopdrachten voor diensten — Gemeenschappelijk optreden 2008/124/GBVB — Oproep tot indiening van offertes betreffende helikopterondersteuning aan de missie Eulex Kosovo — Beroep tegen het gunningsbesluit — Artikel 24, lid 1, tweede alinea, VEU — Artikel 275, eerste alinea, VWEU — Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) — Bevoegdheid van het Hof — Artikel 263, eerste alinea, VWEU — Begrip orgaan of instantie van de Unie — Maatregelen die aan de Europese Commissie kunnen worden toegerekend — Verschoonbare dwaling”
In zaak C‑439/13 P,
betreffende een hogere voorziening krachtens artikel 56 van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ingesteld op 2 augustus 2013,
Elitaliana SpA, gevestigd te Rome (Italië), vertegenwoordigd door R. Colagrande, avvocato,
rekwirante,
andere partij in de procedure:
Eulex Kosovo, gevestigd te Pristina (Kosovo), vertegenwoordigd door G. Brosadola Pontotti, solicitor,
verweerster in eerste aanleg,
wijst
HET HOF (Vijfde kamer),
samengesteld als volgt: T. von Danwitz, president van de Vierde kamer, waarnemend voor de president van de Vijfde kamer, D. Šváby, A. Rosas, E. Juhász (rapporteur) en C. Vajda, rechters,
advocaat-generaal: N. Jääskinen,
griffier: L. Carrasco Marco, administrateur,
gezien de stukken,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 4 december 2014,
gezien de beschikking van 10 februari 2015 tot heropening van de mondelinge behandeling en na de terechtzitting op 25 maart 2015,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 21 mei 2015,
het navolgende
Arrest
1 |
Met haar hogere voorziening verzoekt Elitaliana SpA (hierna: „Elitaliana”) om vernietiging van de beschikking van het Gerecht van de Europese Unie van 4 juni 2013 in de zaak Elitaliana/Eulex Kosovo (T‑213/12, EU:T:2013:292; hierna: „bestreden beschikking”), waarbij het Gerecht heeft verworpen het beroep van Elitaliana strekkende tot, ten eerste, nietigverklaring van de maatregelen die de missie had genomen op de grondslag van gemeenschappelijk optreden 2008/124/GBVB van de Raad van 4 februari 2008 inzake de rechtsstaatmissie van de Europese Unie in Kosovo, Eulex Kosovo (PB L 42, blz. 92), zoals gewijzigd bij besluit 2011/752/GBVB van de Raad van 24 november 2011 (PB L 310, blz. 10; hierna: „gemeenschappelijk optreden 2008/124”), in het kader van de gunning van overheidsopdracht „EuropeAid/131516/D/SER/XK – Helikopterondersteuning aan de Eulex-missie in Kosovo (PROC/272/11)” aan een andere inschrijver (hierna: „litigieuze maatregelen”), en, ten tweede, veroordeling van de rechtsstaatmissie in Kosovo (Eulex Kosovo), bedoeld in artikel 1 van gemeenschappelijk optreden 2008/124, tot herstel van de schade die is geleden doordat de opdracht niet aan rekwirante is gegund. |
Toepasselijke bepalingen
Verordening nr. 1605/2002
2 |
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (PB L 248, blz. 1), zoals gewijzigd bij verordening (EU, Euratom) nr. 1081/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 (PB L 311, blz. 9; hierna: „Financieel Reglement”), van kracht ten tijde van de feiten, bepaalde in artikel 1, lid 1, dat die verordening ertoe strekte de regels neer te leggen „voor de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie, [...], en de indiening en controle van de rekeningen”. |
3 |
Het Financieel Reglement bepaalde in artikel 4, lid 2, onder a): „De uitgaven en de ontvangsten van de Gemeenschappen omvatten:
|
4 |
Artikel 48, lid 1, van het Financieel Reglement bepaalde: „De Commissie voert de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig deze verordening, onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grens van de toegekende kredieten.” |
5 |
Artikel 53 bis van dat Financieel Reglement luidde: „Wanneer de Commissie de begroting op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken ofwel direct door haar diensten of door de delegaties van de Unie overeenkomstig de tweede alinea van artikel 51, ofwel indirect overeenkomstig de artikelen 54 tot en met 57 verricht.” |
6 |
Het Financieel Reglement bepaalde in artikel 54, leden 1 en 2: „1. De Commissie mag de uitvoeringsbevoegdheden die zij krachtens de Verdragen bezit niet aan derden delegeren wanneer zij een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald. Uitvoeringstaken die worden gedelegeerd, moeten nauwkeurig worden omschreven en het gebruik dat ervan wordt gemaakt, moet volledig onder controle staan. [...] 2. Binnen de beperkingen van lid 1 mag de Commissie, wanneer zij de begroting overeenkomstig artikel 53 bis of artikel 53 quater uitvoert volgens de methode van indirect, gecentraliseerd beheer of van gedecentraliseerd beheer, overheidstaken en met name taken tot uitvoering van de begroting delegeren aan: [...]
[...]” |
7 |
Artikel 56, lid 1, van het Financieel Reglement was als volgt verwoord: „Wanneer de Commissie de begroting door middel van indirect gecentraliseerd beheer uitvoert, vergewist zij zich eerst van het bestaan en de goede werking bij de entiteiten waaraan zij de uitvoering toevertrouwt van het volgende:
[...]” |
8 |
Titel V, met het opschrift „Plaatsing van overheidsopdrachten”, van deel I van dit Financieel Reglement bevatte de toepasselijke bepalingen op dit gebied. |
Gemeenschappelijk optreden 2008/124
9 |
Artikel 1 van gemeenschappelijk optreden 2008/124, met het opschrift „Missie”, van kracht ten tijde van de feiten die aanleiding zijn geweest tot het onderhavige geding, bepaalde dat de Unie een rechtsstaatmissie in Kosovo instelde met de naam „Eulex Kosovo”. |
10 |
Volgens artikel 2 van het gemeenschappelijk optreden luidde de missieverklaring van Eulex Kosovo als volgt: „Eulex Kosovo staat de instellingen, het justitieel apparaat en de wetshandhavingsinstanties van Kosovo bij in hun vorderingen op weg naar duurzaamheid en verantwoordingsplicht en bij de verdere ontwikkeling en versterking van een onafhankelijk multi-etnisch justitieel apparaat en een multi-etnisch politioneel en douaneapparaat; daarbij moet ervoor worden gezorgd dat deze instellingen vrij zijn van politieke inmenging en de internationaal erkende normen en Europese beste praktijken naleven. Eulex Kosovo vervult, in volledige samenwerking met de bijstandsprogramma’s van de Europese Commissie, zijn mandaat door monitoring, begeleiding en advies, en blijft over een aantal uitvoeringsbevoegdheden beschikken.” |
11 |
Artikel 3 van dit gemeenschappelijk optreden omschreef de taken van Eulex Kosovo als volgt: „Ter uitvoering van de missieverklaring in artikel 2 heeft Eulex Kosovo de volgende taken:
|
12 |
Artikel 8, lid 5, van dit gemeenschappelijk optreden omschreef de taken van het hoofd van de missie in de volgende bewoordingen: „Het hoofd van de missie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van Eulex Kosovo. Daartoe ondertekent het hoofd van de missie een contract met de Commissie.” |
13 |
Artikel 11 van gemeenschappelijk optreden 2008/124, met het opschrift „Commandostructuur”, bepaalde: „1. Eulex Kosovo heeft, als crisisbeheersingsoperatie, een gemeenschappelijke commandostructuur. 2. Het PVC oefent, onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de HV, het politieke toezicht op en de strategische aansturing van Eulex Kosovo uit. 3. [...] [D]e civiele operationele commandant [is], onder het politieke toezicht en de strategische aansturing van het PVC en onder het algemene gezag van de HV, de commandant van Eulex Kosovo op strategisch niveau, en in die hoedanigheid geeft hij instructies aan het hoofd van de missie en verleent hij deze advies en technische ondersteuning. [...]” |
14 |
Artikel 16, leden 2 tot en met 4, van gemeenschappelijk optreden 2008/124, over de financiële regelingen, luidde: „2. Alle uitgaven worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie. 3. Behoudens goedkeuring van de Commissie, mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren in Kosovo over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan Eulex Kosovo. [...] 4. Het hoofd van de missie brengt over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat.” |
Voorgeschiedenis van het geding
15 |
De voorgeschiedenis van het geding is in de punten 2 tot en met 7 van de bestreden beschikking als volgt uiteengezet: |
16 |
In de aankondiging van opdracht was vermeld dat de opdracht onder het programma van gemeenschappelijk optreden 2008/124 viel. De opdracht werd als volgt omschreven: „Verlening van een helikopterdienst (24 uur per dag, 7 dagen per week) in de regio Kosovo en de buurlanden voor zoeken en redden en medische evacuatievluchten (Medevac) evenals vluchten ter ondersteuning van een actie met betrekking tot de Missie, zoals vervoer van politieagenten, luchtbewaking en andere acties met betrekking tot de Missie. [...]” |
Procedure bij het Gerecht en bestreden beschikking
17 |
Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 23 mei 2012, heeft Elitaliana beroep ingesteld strekkende tot, ten eerste, nietigverklaring van de litigieuze maatregelen en, ten tweede, veroordeling van Eulex Kosovo tot herstel van de schade die rekwirante als gevolg van die maatregelen heeft geleden. |
18 |
Tijdens deze procedure heeft Eulex Kosovo overeenkomstig artikel 114, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen, die in de eerste plaats was gebaseerd op het feit dat Eulex Kosovo geen onafhankelijke instantie is, dus niet de hoedanigheid van verwerende partij bezit en het beroep van Elitaliana daardoor niet tegen haar kon worden gericht, en in de tweede plaats op het feit dat het Gerecht niet bevoegd is, nu de litigieuze maatregelen waren vastgesteld op de grondslag van de bepalingen in het VWEU over het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB). |
19 |
In de punten 19 tot en met 37 van de bestreden beschikking heeft het Gerecht de exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen door Eulex Kosovo aanvaard en het beroep van Elitaliana derhalve verworpen. |
20 |
Ten eerste heeft het Gerecht in de punten 19 tot en met 25 van de bestreden beschikking onderzocht of Eulex Kosovo een „orgaan of instantie van de Unie” is in de zin van artikel 263, eerste alinea, VWEU en derhalve de hoedanigheid van verwerende partij in de bij het Gerecht aanhangige procedure kon hebben. |
21 |
Na een analyse van de bewoordingen van de artikelen 1, lid 1, 6, 7, leden 1 en 2, en 11 van gemeenschappelijk optreden 2008/124 heeft het Gerecht in punt 26 van de bestreden beschikking als volgt geoordeeld: |
22 |
Nadat het Gerecht ten tweede in punt 27 van de bestreden beschikking had opgemerkt dat Elitaliana nietigverklaring vordert van de maatregelen die Eulex Kosovo heeft genomen in het kader van de gunning van de litigieuze opdracht, heeft het in punt 31 van deze beschikking overwogen dat het hoofd van de missie uit hoofde van artikel 8, lid 5, van gemeenschappelijk optreden 2008/124 verantwoordelijk is voor de uitvoering van de begroting van Eulex Kosovo en daartoe een contract met de Europese Commissie ondertekent, en dat de uitgaven volgens artikel 16, lid 2, daarvan „worden beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de EU”. Het Gerecht heeft daaruit afgeleid dat de Commissie bepaalde taken in verband met de uitvoering van de begroting van Eulex Kosovo aan het hoofd van deze missie had gedelegeerd. |
23 |
Het Gerecht is derhalve in punt 34 van de bestreden beschikking tot de slotsom gekomen dat „[i]n die omstandigheden moet worden geoordeeld dat de handelingen die het hoofd van Eulex Kosovo in het kader van de betrokken aanbestedingsprocedure heeft vastgesteld, [...] toe [zijn] te rekenen aan de Commissie, die de hoedanigheid van verwerende partij bezit krachtens artikel 263, eerste alinea, VWEU. Op die handelingen kan dus rechterlijk toezicht worden uitgeoefend overeenkomstig de eisen van het algemene beginsel waarop [Elitaliana] zich beroept, dat elke handeling van een instelling, orgaan of instantie van de Unie die beoogt rechtsgevolgen jegens derden teweeg te brengen, moet kunnen worden onderworpen aan rechterlijk toezicht”. Deze overwegingen hebben het Gerecht er in punt 35 van de bestreden beschikking toe gebracht te oordelen dat Eulex Kosovo bijgevolg niet de hoedanigheid van verwerende partij bezat. |
24 |
Ten derde heeft het Gerecht het argument van Elitaliana onderzocht dat de aangezochte rechter, indien Eulex Kosovo niet de hoedanigheid van verwerende partij zou bezitten, deze vergissing zou kunnen herstellen door degene die de bestreden handeling heeft opgesteld, als verwerende partij te beschouwen. |
25 |
In punt 39 van de bestreden beschikking heeft het Gerecht vastgesteld dat Eulex Kosovo in casu niet bij vergissing als verwerende partij was aangeduid, aangezien uit de inhoud van het verzoekschrift duidelijk volgde dat Eulex Kosovo volgens Elitaliana „een orgaan of instantie van de Unie” in de zin van artikel 263, eerste alinea, VWEU was en dat het verzoekschrift hoe dan ook geen gegevens bevatte aan de hand waarvan kon worden overwogen dat rekwirante haar beroep had ingesteld tegen een ander lichaam dan Eulex Kosovo. |
26 |
In de vierde plaats heeft het Gerecht beoordeeld of Elitaliana met vrucht een beroep kon doen op verschoonbare dwaling, zoals zij stelt op basis van de rechtspraak van het Hof en het Gerecht, die het bestaan van een dergelijke dwaling volgens haar aanvaardt indien de betrokken instelling zich op zodanige wijze heeft gedragen dat dit gedrag, op zich of in doorslaggevende mate, begrijpelijke verwarring kan veroorzaken bij een justitiabele te goeder trouw die alle zorgvuldigheid aan de dag legt die van een marktdeelnemer met normale kennis van zaken mag worden verwacht. |
27 |
Met betrekking tot dit laatste middel van rekwirante heeft het Gerecht om te beginnen in punt 41 van de bestreden beschikking vastgesteld dat in geen van de aanbestedingsdocumenten de partij was vermeld tegen wie beroep kon worden ingesteld. Daaruit heeft het Gerecht afgeleid dat het, „gelet op de ingewikkelde juridische situatie inzake de verhouding in deze procedure tussen Eulex Kosovo en zijn hoofd enerzijds en de Commissie en de Raad anderzijds, [...] zeker moeilijk [was] voor [rekwirante] om de partij aan te duiden aan wie de [litigieuze] maatregelen waren toe te rekenen en die de hoedanigheid van verwerende partij bezat”. |
28 |
Vervolgens heeft het Gerecht in punt 42 van de bestreden beschikking niettemin vastgesteld dat een verschoonbare dwaling volgens de rechtspraak waarop Elitaliana zich beroept, enkel tot gevolg kon hebben dat de aangezochte rechter het beroep in behandeling kan nemen, hoewel het te laat is ingesteld. Het heeft opgemerkt dat Elitaliana binnen de gestelde termijnen heeft gehandeld, zodat deze rechtspraak in casu geen toepassing kon vinden. |
29 |
In punt 43 van de bestreden beschikking heeft het Gerecht opgemerkt dat uit het verzoekschrift bleek dat Elitaliana Eulex Kosovo had geïdentificeerd als orgaan of instantie van de Unie en haar verzoekschrift ondubbelzinnig tegen deze entiteit had gericht, hoewel rekwirante deze vergissing bij lezing van gemeenschappelijk optreden 2008/124 had kunnen vermijden. |
30 |
In de vijfde en laatste plaats heeft het Gerecht zijn onderzoek in punt 45 van de bestreden beschikking als volgt afgerond: |
Procedure bij het Hof en conclusies van partijen
Procedure bij het Hof
31 |
Bij beslissing van 24 juni 2014 heeft het Hof de zaak toegewezen aan de Vijfde kamer en beslist uitspraak te doen zonder terechtzitting. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 4 december 2014 zijn conclusie genomen. |
32 |
Bij beschikking van 10 februari 2015 heeft het Hof de heropening van de mondelinge behandeling en een terechtzitting gelast. Partijen en de Commissie en de Raad – de laatste twee overeenkomstig artikel 24, tweede alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie – zijn uitgenodigd om een standpunt in te nemen over de vraag of het Gerecht en het Hof van Justitie bevoegd waren om kennis te nemen van deze zaak, gezien de bepalingen over het GBVB in titel V, hoofdstuk 2, afdeling 1, VEU en artikel 275 VWEU. |
33 |
Na de pleitzitting van 25 maart 2015 en nadat de advocaat-generaal ter terechtzitting van 21 mei 2015 zijn conclusie had genomen, is de mondelinge behandeling gesloten. |
Conclusies van partijen
34 |
Met haar hogere voorziening verzoekt Elitaliana het Hof om vernietiging van de bestreden beschikking. Indien de zaak in staat van wijzen is, verzoekt Elitaliana dat de vorderingen in eerste aanleg worden toegewezen en dat Eulex Kosovo wordt verwezen in de kosten van de procedure. Indien het Hof oordeelt dat de zaak niet in staat van wijzen is, verzoekt zij deze terug te verwijzen voor afdoening door het Gerecht. |
35 |
Eulex Kosovo concludeert tot afwijzing van de hogere voorziening en tot verwijzing van Elitaliana in de kosten. |
Hogere voorziening
36 |
Vooraf moet worden opgemerkt dat het Gerecht de vraag van Eulex Kosovo over de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van de Unie om kennis te nemen van de zaak in het licht van de bepalingen van de Verdragen over het GBVB niet heeft onderzocht, maar uitspraak heeft gedaan over het middel van niet-ontvankelijkheid in verband met het ontbreken van de hoedanigheid van verwerende partij van Eulex Kosovo. |
37 |
Daar waar het vraagstuk van de bevoegdheid van het Hof om kennis te nemen van een geding van openbare orde is, kan het in iedere stand van het geding door het Hof worden onderzocht, ook ambtshalve (zie in die zin arrest Commissie/Cyprus, C‑340/10, EU:C:2012:143, punt 20). |
38 |
In casu moet dit punt, waarvoor de mondelinge behandeling is heropend, ambtshalve worden opgeworpen en als eerste worden onderzocht. |
Argumenten van partijen
39 |
De Raad, de Commissie en Elitaliana zijn van mening dat het Hof bevoegd is om kennis te nemen van de onderhavige zaak. |
40 |
Eulex Kosovo stelt dat het Hof bevoegd is om kennis te nemen van de rechtspositie en de activiteiten van de Raad en de Commissie, maar niet om kennis te nemen van de rechtspositie en de activiteiten van Eulex Kosovo. |
Beoordeling door het Hof
41 |
Krachtens artikel 24, lid 1, tweede alinea, laatste volzin, VEU en artikel 275, eerste alinea, VWEU, is het Hof in beginsel niet bevoegd ten aanzien van de bepalingen van het GBVB en evenmin ten aanzien van de op grond daarvan vastgestelde besluiten (arrest Parlement/Raad, C‑658/11, EU:C:2014:2025, punt 69). |
42 |
Evenwel vormen de genoemde artikelen 24, lid 1, tweede alinea, laatste volzin, en 275, eerste alinea, een afwijking van de regel van de algemene bevoegdheid die bij artikel 19 VEU aan het Hof is verleend om de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van de Verdragen te verzekeren, zodat zij restrictief moeten worden uitgelegd (arrest Parlement/Raad, C‑658/11, EU:C:2014:2025, punt 70). |
43 |
Volgens artikel 41, lid 2, eerste alinea, VEU komen de „beleidsuitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van [het] hoofdstuk [over de specifieke bepalingen betreffende het GBVB] ten laste van de begroting van de Unie, behalve wanneer het beleidsuitgaven betreft die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied en gevallen waarin de Raad met eenparigheid van stemmen anders besluit”. |
44 |
Deze bepaling wordt in wezen herhaald in artikel 4, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement. |
45 |
Overeenkomstig artikel 17 VEU en artikel 317 VWEU is het de Commissie die de begroting van de Unie uitvoert. |
46 |
Volgens artikel 16, lid 2, van gemeenschappelijk optreden 2008/124 worden „alle uitgaven” van de missie Eulex Kosovo „beheerd overeenkomstig de voorschriften en procedures van de Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie”. |
47 |
In casu staat vast dat de missie Eulex Kosovo een civiele missie is en dat het de bedoeling was dat de uitgaven in verband met de helikopterondersteuning van de missie Eulex Kosovo ten laste van de begroting van de Unie zouden worden gebracht. |
48 |
De litigieuze maatregelen, waarvan nietigverklaring was verzocht wegens schending van de toepasselijke regels voor overheidsopdrachten van de Unie, hadden betrekking op een overheidsopdracht die uitgaven ten laste van de begroting van de Unie meebracht. Daaruit volgt dat de betrokken opdracht onder de bepalingen van het Financieel Reglement valt. |
49 |
Gelet op die omstandigheden kan niet worden betoogd dat de strekking van de beperking op de bevoegdheid van het Hof, in de vorm van een uitzondering, als voorzien in artikel 24, lid 1, tweede alinea, laatste volzin, VEU en artikel 275 VWEU, zo ver gaat dat zou zijn uitgesloten dat het Hof bevoegd is ter zake van de uitlegging en de toepassing van de bepalingen van het Financieel Reglement over het plaatsen van overheidsopdrachten. |
50 |
Derhalve zijn het Gerecht en, in geval van een hogere voorziening, het Hof bevoegd om kennis te nemen van dit geschil. |
Eerste en tweede middel: het Gerecht had Eulex Kosovo moeten erkennen als „orgaan of instantie van de Unie ” in de zin van artikel 263 VWEU en heeft Eulex Kosovo ten onrechte gelijkgesteld met een delegatie van de Unie
Argumenten van partijen
51 |
Met zijn eerste en tweede middel, die tezamen moeten worden onderzocht, verwijt Elitaliana het Gerecht ten eerste dat het blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in punt 26 van de bestreden beschikking te oordelen dat „Eulex Kosovo geen rechtspersoonlijkheid [bezit] en [dat niet] is [...] bepaald dat het partij [kan zijn] in een procedure voor de rechterlijke instanties van de Unie”, wat heeft geleid tot de conclusie dat Eulex Kosovo geen „orgaan of instantie van de Unie” in de zin van artikel 263, eerste alinea, VWEU is. Elitaliana voert aan dat het Gerecht ten onrechte de rechtspraak die is voortgevloeid uit het arrest Les Verts/Parlement (294/83, EU:C:1986:166) niet heeft toegepast. Ter onderbouwing daarvan wijst Elitaliana erop dat de artikelen 8 en 16 van gemeenschappelijk optreden 2008/124 de vertegenwoordiging en de daarmee verbonden juridische verantwoordelijkheid voor de handelingen van Eulex Kosovo, evenals financiële autonomie, aan het hoofd van de missie hebben toegekend. Daaruit leidt zij af dat deze entiteit „een zelfstandig drager van rechten en verplichtingen” was, zodat zij in feite rechtspersoonlijkheid had en dientengevolge de hoedanigheid van orgaan of instantie van de Unie. |
52 |
Ten tweede voert Elitaliana aan dat het Gerecht in de punten 27 tot en met 35 van de bestreden beschikking Eulex Kosovo ten onrechte heeft gelijkgesteld met een delegatie en daaruit de conclusie heeft getrokken dat de handelingen die in het kader van de betrokken aanbestedingsprocedure waren vastgesteld, toe waren te rekenen aan de Commissie. |
53 |
Eulex Kosovo concludeert tot afwijzing van deze twee middelen. |
Beoordeling door het Hof
54 |
Met betrekking tot de klacht van rekwirante dat het Gerecht niet heeft erkend dat Eulex Kosovo de hoedanigheid van orgaan of instantie van de Unie had, moet worden opgemerkt dat artikel 263 VWEU bepaalt dat het Hof de wettigheid nagaat van de handelingen van de organen of instanties waarmee rechtsgevolgen worden beoogd. |
55 |
Zoals het Gerecht in de punten 24 en 25 van de bestreden beschikking heeft opgemerkt, benadrukken meerdere bepalingen van gemeenschappelijk optreden 2008/124, met name artikel 11, lid 2, dat het politieke toezicht op en de strategische aansturing van Eulex Kosovo niet autonoom door deze missie werden uitgeoefend, maar door het Politiek en Veiligheidscomité (PVC), die dit toezicht en deze aansturing op zijn beurt uitoefent onder de verantwoordelijkheid van de Raad en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV). |
56 |
Wat de begroting en de financiën betreft, blijkt uit artikel 8, lid 5, van gemeenschappelijk optreden 2008/124 dat het hoofd van de missie Eulex Kosovo „verantwoordelijk [is] voor de uitvoering van de begroting van Eulex Kosovo. Daartoe ondertekent het hoofd van de missie een contract met de Commissie”. Artikel 16, lid 3, van dit gemeenschappelijk optreden bepaalde bovendien: „Behoudens goedkeuring van de Commissie, mag het hoofd van de missie technische regelingen sluiten met lidstaten, deelnemende derde staten en andere internationale actoren in Kosovo over het leveren van uitrusting, diensten en lokalen aan Eulex Kosovo.” In artikel 16, lid 4, van het gemeenschappelijk optreden is voorts bepaald dat het hoofd van de missie over de in het kader van zijn contract ondernomen activiteiten volledig verslag uitbrengt aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat. |
57 |
Daaruit volgt dat het hoofd van de missie volgens gemeenschappelijk optreden 2008/124 weliswaar „verantwoordelijk” is voor de uitvoering van de begroting van de Unie, maar zijn taken op het gebied van de begroting en de financiën uitoefent onder toezicht en gezag van de Commissie. Deze factoren hebben het Gerecht ertoe gebracht in punt 36 van de bestreden beschikking terecht te oordelen dat het hoofd van de missie op dat gebied over beperkte bevoegdheden beschikte en in werkelijkheid „uit materieel oogpunt slechts een strikt beperkte handelingsbevoegdheid” had, anders dan de stellingen van rekwirante volgens welke Eulex Kosovo „zeker rechtspersoonlijkheid bezat als zelfstandig drager van rechten en verplichtingen”. |
58 |
Gelet op het bovenstaande heeft het Gerecht terecht geoordeeld dat Eulex Kosovo niet kon worden beschouwd als een lichaam met rechtspersoonlijkheid, aangezien zij in gemeenschappelijk optreden 2008/124 was gekwalificeerd als „missie” en deze missie op politiek en strategisch gebied onder het gezag en het toezicht van de Raad en de HV was geplaatst en het hoofd van de missie zijn taken op het gebied van de begroting en de financiën uitoefende onder toezicht en gezag van de Commissie. |
59 |
Het Gerecht heeft derhalve geen blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door in punt 26 van de bestreden beschikking te oordelen, ten eerste, dat Eulex Kosovo geen rechtspersoonlijkheid bezat en, ten tweede, dat niet was bepaald dat het partij kon zijn in een procedure voor de rechterlijke instanties van de Unie. Op basis van die gegevens is het Gerecht terecht tot de slotsom gekomen dat Eulex Kosovo een missie van beperkte duur was die niet kon worden beschouwd als een „orgaan of instantie” in de zin van artikel 263, eerste alinea, VWEU. |
60 |
Voorts moet de grief van rekwirante dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat Eulex Kosovo de litigieuze maatregelen heeft vastgesteld in het kader van een delegatie om de volgende redenen worden verworpen. |
61 |
Overeenkomstig artikel 53 bis van het Financieel Reglement kunnen de uitvoeringstaken, wanneer de Commissie de begroting op gecentraliseerde wijze uitvoert, overeenkomstig de artikelen 45 tot en met 57 indirect worden verricht. Artikel 54, lid 2, onder d), van dit Financieel Reglement bepaalt voorts dat de Commissie, wanneer zij de begroting uitvoert volgens de methode van indirect, gecentraliseerd beheer volgens artikel 53 bis, overheidstaken en met name taken tot uitvoering van de begroting kan delegeren aan personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd. |
62 |
In casu bepalen de artikelen 8, lid 5, en 16, lid 4, van gemeenschappelijk optreden 2008/124 dat het hoofd van de missie Eulex Kosovo verantwoordelijk is voor de uitvoering van de begroting van Eulex Kosovo en daartoe een contract met de Europese Commissie ondertekent. In het kader van de uitvoering van dat contract brengt het hoofd van de missie over de ondernomen activiteiten volledig verslag uit aan de Commissie, onder wier toezicht hij staat. |
63 |
Uit de twee voorgaande punten van het onderhavige arrest blijkt dat het Gerecht in de punten 31 en 32 van de bestreden beschikking terecht heeft opgemerkt dat de Commissie door middel van het contract dat zij met het hoofd van de missie heeft ondertekend en uit hoofde van artikel 54, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement, haar bevoegdheid tot uitvoering van de begroting aan hem heeft gedelegeerd. In het kader van die delegatie is het hoofd van de missie Eulex Kosovo, als delegataris van de Commissie, gehouden zich te voegen naar de begrotingsvoorschriften van het recht van de Unie, waaronder begrepen de voorschriften voor het plaatsen van overheidsopdrachten, zoals neergelegd in titel V van deel I van het Financieel Reglement. |
64 |
In dat verband heeft het Gerecht in punt 33 van de bestreden beschikking het beginsel in herinnering geroepen dat handelingen die zijn vastgesteld op grond van gedelegeerde bevoegdheden in de regel worden toegerekend aan de delegerende instelling, die de betrokken handeling in rechte moet verdedigen. |
65 |
Anders dan rekwirante stelt en zoals de advocaat-generaal in de punten 62 en 63 van zijn conclusie van 4 december 2014 heeft opgemerkt, wordt in punt 33 van de bestreden beschikking weliswaar verwezen naar een uitspraak van het Gerecht over een delegatie van de Unie, namelijk een entiteit die overeenkomstig artikel 221 VWEU was opgericht om de Unie te vertegenwoordigen, in dat geval de delegatie van de Unie in Montenegro, maar dat punt kan niet aldus worden uitgelegd dat het Gerecht heeft geoordeeld dat Eulex Kosovo aan een dergelijke entiteit moest worden gelijkgesteld; het heeft enkel een rechtsbeginsel in herinnering gebracht waarop het Gerecht in die beslissing steunt. |
66 |
Daaruit volgt dat het Gerecht in de punten 34 en 35 van de bestreden beschikking terecht tot de conclusie is gekomen dat de handelingen van Eulex Kosovo in het kader van de betrokken aanbestedingsprocedure waren toe te rekenen aan de Commissie en dat Eulex Kosovo bijgevolg niet de hoedanigheid van verwerende partij bezat. |
67 |
In dat verband moet worden onderstreept dat Elitaliana ten onrechte stelt dat het ontbreken van de hoedanigheid van partij bij de procedure van Eulex Kosovo indruist tegen de beginselen die het Hof in het arrest Les Verts/Parlement (294/83, EU:C:1986:166) in herinnering heeft geroepen en volgens welke in het stelsel van het Verdrag rechtstreeks beroep openstaat tegen alle door de instellingen getroffen bepalingen die beogen rechtsgevolgen teweeg te brengen. Zoals het Gerecht in punt 34 van de bestreden beschikking terecht heeft opgemerkt, konden de litigieuze maatregelen worden onderworpen aan rechterlijk toezicht, op voorwaarde dat niet Eulex Kosovo maar de Commissie, als delegerende autoriteit, wordt gedaagd in het verzoekschrift strekkende tot onder meer nietigverklaring van die maatregelen. |
68 |
Gelet op de voorgaande overwegingen moeten het eerste en het tweede middel van de hogere voorziening ongegrond worden verklaard. |
Derde middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet te erkennen dat Elitaliana verschoonbaar heeft gedwaald
Argumenten van partijen
69 |
Het derde middel van Elitaliana, dat betrekking heeft op de overwegingen van het Gerecht over de verschoonbare dwaling, bestaat uit twee onderdelen. |
70 |
Met het eerste onderdeel van haar derde middel verwijt Elitaliana het Gerecht dat het in punt 42 van de bestreden beschikking ten onrechte heeft beslist dat een dergelijke dwaling alleen kan worden ingeroepen in gevallen waarin de partij die zich daarop beroept, probeert te ontsnappen aan de gevolgen van niet-inachtneming van een termijn. |
71 |
Met het tweede onderdeel van haar derde middel voert Elitaliana aan dat de motivering van punt 41 van de bestreden beschikking in strijd is met die van punt 43. Het Gerecht heeft namelijk enerzijds erkend dat de ingewikkelde juridische situatie van de betrokken opdracht het rekwirante moeilijk maakte om de partij aan te duiden aan wie de betrokken maatregelen waren toe te rekenen en anderzijds dat de bepalingen van gemeenschappelijk optreden 2008/124 voldoende duidelijk waren, zodat rekwirante de vergissing om Eulex Kosovo als een „orgaan of instantie van de Unie” in de zin van artikel 263 VWEU te beschouwen, had kunnen vermijden. |
Beoordeling door het Hof
72 |
Met betrekking tot het eerste onderdeel van dit middel moet worden opgemerkt dat beroepen tegen handelingen van instellingen van de Unie krachtens artikel 21 van het Statuut van het Hof van Justitie formeel moeten worden gericht tegen de instelling waaraan de bestreden handeling kan worden toegerekend. |
73 |
Ten eerste heeft het Hof erkend dat de omstandigheid dat in het verzoekschrift een andere verwerende partij is aangeduid dan degene die de handeling heeft vastgesteld, niet betekent dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk is, indien dat gegevens bevat aan de hand waarvan de partij tegen wie het is gericht, ondubbelzinnig kan worden aangeduid, zoals de vermelding van de bestreden handeling en van degene die ze heeft vastgesteld (zie in die zin beschikking Commissie/EIB, 85/86, EU:C:1986:292, punt 6). Indien het verzoekschrift is gericht tegen een andere persoon dan degene aan wie de handeling die er het voorwerp van is, kan worden toegerekend, kan het Hof niet ingaan tegen of zich in de plaats stellen van de kennelijke wil van de verzoekende partij en heeft het geen andere keuze dan het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. |
74 |
In casu heeft het Gerecht in punt 39 van de bestreden beschikking opgemerkt dat het verzoekschrift van Elitaliana ondubbelzinnig was gericht tegen Eulex Kosovo dat, volgens rekwirante, de hoedanigheid van „orgaan of instantie van de Unie” in de zin van artikel 263, eerste alinea, VWEU had en dat rekwirante op geen enkel moment een beroep tegen een andere partij dan Eulex Kosovo had gericht. Het Gerecht heeft derhalve terecht geoordeeld dat de in het vorige punt van dit arrest aangehaalde rechtspraak niet van toepassing was en dat het niet aan het Gerecht stond om de partij aan te duiden tegen wie het beroep gericht had moeten worden. |
75 |
Ten tweede heeft het Gerecht in punt 42 van de bestreden beschikking terecht vermeld dat de door rekwirante ingeroepen rechtspraak over verschoonbare dwaling, namelijk punt 19 van het arrest Schertzer/Parlement (25/68, EU:C:1977:158), enkel tot gevolg kon hebben dat het beroep niet hoeft te worden verworpen op grond dat het te laat is ingesteld. Vervolgens heeft het Gerecht daaruit stilzwijgend, maar noodzakelijkerwijs, afgeleid dat het beroep op verschoonbare dwaling in casu zinloos was, aangezien in casu vaststond dat rekwirante de beroepstermijn in acht had genomen en dat rekwirante op geen enkel moment een beroep tot een andere partij dan Eulex Kosovo had gericht. |
76 |
Bijgevolg is het eerste onderdeel van dit middel ongegrond. |
77 |
Met betrekking tot het tweede onderdeel van het derde middel dat Elitaliana ter onderbouwing van haar hogere voorziening heeft aangevoerd, moet worden opgemerkt dat het Gerecht in punt 41 van de bestreden beschikking heeft erkend dat het moeilijk was om de partij aan te duiden aan wie de betrokken maatregelen waren toe te rekenen, maar in punt 43 van de bestreden beschikking de conclusie heeft getrokken dat rekwirante ondanks die moeilijkheden de vergissing haar verzoekschrift aan Eulex Kosovo te richten, had kunnen vermijden. |
78 |
Deze grief, waarbij de niet-verschoonbaarheid van de dwaling ter discussie wordt gesteld, moet aanstonds worden verworpen, omdat zij is gericht tegen overwegingen ten overvloede van de beschikking die niet kunnen leiden tot vernietiging ervan (zie in die zin arrest Aéroports de Paris/Commissie, C‑82/01 P, EU:C:2002:617, punten 41 en 67 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Het Gerecht heeft immers terecht, om redenen die al in punt 75 van dit arrest zijn genoemd, geoordeeld dat het inroepen van verschoonbare dwaling in dit geval zinloos was. |
79 |
Het tweede onderdeel van het derde middel is derhalve niet ter zake dienend, zodat het derde middel deels ongegrond en deels niet ter zake dienend moet worden verklaard. |
80 |
Aangezien geen van de door Elitaliana aangevoerde middelen ter onderbouwing van haar hogere voorziening kan worden aanvaard, moet de hogere voorziening in haar geheel worden afgewezen. |
Kosten
81 |
Volgens artikel 138, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, dat krachtens artikel 184, lid 1, van dit Reglement van toepassing is op de procedure in hogere voorziening, wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien Elitaliana op alle punten in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van Eulex Kosovo te worden verwezen in de kosten van de onderhavige procedure. |
Het Hof (Vijfde kamer) verklaart: |
|
|
ondertekeningen |
( * ) Procestaal: Italiaans.