Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020IP0015

    Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2020 over de 15e bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP15) (2019/2824(RSP))

    PB C 270 van 7.7.2021, p. 94–104 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    7.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 270/94


    P9_TA(2020)0015

    COP15 bij het Biodiversiteitsverdrag (Kunming 2020)

    Resolutie van het Europees Parlement van 16 januari 2020 over de 15e bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP15) (2019/2824(RSP))

    (2021/C 270/11)

    Het Europees Parlement,

    gezien de tussentijdse evaluatie van de biodiversiteitsstrategie van de EU en zijn resolutie van 2 februari 2016 over de tussentijdse evaluatie van de biodiversiteitsstrategie van de EU (1),

    gezien zijn resolutie van 15 november 2017 over een actieplan voor de natuur, de mensen en de economie (2),

    gezien zijn resolutie van 25 oktober 2018 over de 14e bijeenkomst van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (COP14) (3),

    gezien het verslag van de Commissie van 20 mei 2015 getiteld “De stand van de natuur in de Europese Unie: Verslag over de staat van en trends voor typen habitats en soorten die onder de habitat- en de vogelrichtlijn vallen, in de periode 2007-2012, zoals vereist krachtens artikel 17 van de habitatrichtlijn en artikel 12 van de vogelrichtlijn” (COM(2015)0219),

    gezien Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (4) (kaderrichtlijn mariene strategie),

    gezien Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (5) (kaderrichtlijn water),

    gezien het mondiaal verslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het IPBES van 31 mei 2019,

    gezien de Rode Lijst van bedreigde soorten van de Internationale Unie voor behoud van de natuur en de natuurlijke hulpbronnen,

    gezien het Handvest van Metz voor biodiversiteit van 6 mei 2019,

    gezien de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling (SDG’s) van de Verenigde Naties en de discussienota van de Commissie van 30 januari 2019 met de titel “Naar een duurzaam Europa in 2030” (COM(2019)0022),

    gezien de speciale verslagen van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over klimaatverandering, woestijnvorming, bodemdegradatie, duurzaam bodembeheer, voedselzekerheid en broeikasgasstromen in terrestrische ecosystemen, het speciaal IPCC-verslag van 25 september 2019 over de oceaan en de cryosfeer in een veranderend klimaat en het speciaal IPCC-verslag over de opwarming van de aarde met 1,5o C, het vijfde evaluatierapport (AR5) en het samenvattend verslag van september 2018,

    gezien de mededeling van de Commissie van 23 juli 2019 met de titel “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” (COM(2019)0352) en de mededeling van de Commissie van 20 september 2013 met de titel “Een nieuwe EU-bosstrategie ten bate van de bossen en de houtsector” (COM(2013)0659),

    gezien het verslag van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties van 2019 over de stand van de biodiversiteit voor voedsel en landbouw in de wereld,

    gezien de verklaring van de Hoge Commissaris van de VN voor de mensenrechten in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN in New York op 15 oktober 2019,

    gezien de Oproep van Beijing inzake het behoud van de biodiversiteit en klimaatverandering van 6 november 2019,

    gezien het verslag van het Europees Milieuagentschap van 4 december 2019 getiteld “Het milieu in Europa: toestand en vooruitzichten 2020” (SOER 2020),

    gezien de ontwerpresolutie van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid,

    gezien artikel 132, lid 2, van zijn Reglement,

    gezien de vragen aan de Commissie en de Raad over de COP15 bij het Verdrag inzake biologische diversiteit die in oktober 2020 zal plaatsvinden in Kunming, China (O-000044/2019 en O-000043/2019),

    A.

    overwegende dat de verklaarde doelstelling van het strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020 is “doeltreffende en urgente actie te ondernemen om het biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen, teneinde ervoor te zorgen dat de ecosystemen uiterlijk in 2020 veerkrachtig zijn en essentiële diensten blijven bewijzen, en op die manier de diversiteit van het leven op onze planeet te vrijwaren en te behouden, en bij te dragen tot menselijk welzijn en het uitbannen van armoede”;

    B.

    overwegende dat de Visie voor biodiversiteit 2050 (hierna “Visie 2050”), die werd aangenomen in het kader van het Verdrag inzake de biologische diversiteit (VBD), “in harmonie met de natuur leven” inhoudt, zodat “biodiversiteit tegen 2050 wordt gewaardeerd, behouden, hersteld en verstandig wordt gebruikt, door ecosysteemdiensten te handhaven, een gezonde planeet in stand te houden en te laten profiteren van voordelen die essentieel zijn voor alle mensen” en voor de volgende generaties;

    C.

    overwegende dat de in het kader van het VBD aangenomen Visie 2050 wordt ondersteund door vijf algemene doelstellingen die ook ten grondslag liggen aan de Aichi-biodiversiteitsdoelstellingen voor 2020: a) aanpak van de achterliggende oorzaken van het verlies van biodiversiteit door overheid en samenleving van biodiversiteit bewust te maken; b) vermindering van de directe druk op biodiversiteit en stimuleren van duurzaam gebruik; c) de status van de biodiversiteit verbeteren door ecosystemen, soorten en genetische diversiteit te beschermen; d) de baten van biodiversiteit en ecosysteemdiensten voor iedereen vergroten; en e) de tenuitvoerlegging versterken door participatieplanning, kennismanagement en capaciteitsopbouw;

    D.

    overwegende dat, zoals naar voren is gebracht in het mondiaal verslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het IPBES, de huidige negatieve trends in biodiversiteit en ecosystemen de vooruitgang naar 80 % van de vastgelegde streefcijfers van de SDG’s in verband met armoede, honger, gezondheid, water, steden, klimaat, oceanen en land zullen tegenwerken; overwegende dat dit volgens de prognoses vooral de inheemse volkeren en veel van de armste gemeenschappen op aarde het zwaarst zal treffen; overwegende dat het verlies en de aftakeling van de biodiversiteit daarom niet alleen moeten worden beschouwd als milieuproblemen maar ook als problemen op het gebied van ontwikkeling en economie en als sociale en ethische problemen;

    E.

    overwegende dat het massale gebruik van breedwerkende systemische herbiciden zoals glyfosaat rechtstreeks verantwoordelijk is voor het massale verlies van biodiversiteit;

    F.

    overwegende dat er volgens de IPCC en het intergouvernementeel platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten geen duurzame oplossingen voor de klimaatverandering bestaan zonder een ruimere toepassing van samenhangende en doeltreffende natuurlijke oplossingen;

    G.

    overwegende dat klimaatverandering wordt erkend als de drijvende kracht achter de toename van extreme weersomstandigheden die wereldwijd natuurrampen veroorzaken, met inbegrip van bosbranden;

    H.

    overwegende dat het Protocol van Nagoya inzake toegang en verdeling van voordelen voorziet in een transparant wettelijk kader voor de eerlijke en billijke verdeling van voordelen die voortvloeien uit het gebruik van genetische hulpbronnen en aanverwante traditionele kennis;

    I.

    overwegende dat de EU-biodiversiteitsstrategie 2020 erop gericht is het verlies van biodiversiteit en ecosysteemdiensten in de EU tegen te gaan en het biodiversiteitsverlies wereldwijd tegen 2020 een halt toe te roepen;

    J.

    overwegende dat de EU en de lidstaten de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de bijbehorende 17 SDG’s hebben goedgekeurd en dat zij zich volledig zullen inzetten voor de uitvoering ervan;

    K.

    overwegende dat uit de politieke richtsnoeren van de Europese Commissie 2019-2024 de ambitie spreekt om de Europese Unie de handen in elkaar te laten slaan met haar mondiale partners en de komende vijf jaar gezamenlijk het biodiversiteitsverlies tegen te gaan;

    L.

    overwegende dat bossen onontbeerlijk zijn voor het voortbestaan van de aarde en dat zij 80 % van de biodiversiteit huisvesten hoewel zij slechts 30 % van de landoppervlakte beslaan;

    M.

    overwegende dat habitats en soorten bedreigd worden door de klimaatverandering, zoals blijkt uit het afsterven van het grootste deel van het “Great Barrier Reef” in Australië, en door extreme weersomstandigheden zoals de enorme bosbranden in Australië, waarbij meer dan een miljard dieren zijn gedood; overwegende dat natuurbehoud en het stoppen van biodiversiteitsverlies van cruciaal belang zijn voor de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering;

    N.

    overwegende dat vier van de negen planetaire grenzen, zoals gedefinieerd door het Stockholm Resilience Centre, zijn overschreden;

    Algemene opmerkingen

    1.

    constateert met bezorgdheid dat in het mondiaal verslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het IPBES duidelijk wordt gewezen op de omvang van de ecologische crisis en de noodzaak van dringende en gecoördineerde inspanningen ter bevordering van transformatieve verandering, aangezien de natuur wereldwijd in een ongekend tempo aftakelt en de biodiversiteit steeds sneller afneemt en ongeveer een miljoen dier- en plantensoorten met uitsterven bedreigd zijn, met ernstige gevolgen voor mensen wereldwijd, ook voor de volgende generaties;

    2.

    maakt zich ernstig zorgen over de bijkomende druk op de biodiversiteit ten gevolge van de klimaatverandering op het land, zoals is besproken in het speciaal IPCC-verslag van 8 augustus 2019; maakt zich ernstig zorgen over de achteruitgang van zeezoogdieren en andere visbestanden en de dramatische verdwijning van koraalriffen, zoals is beschreven in het speciaal IPCC-verslag van 24 september 2019, waarvan naar verwachting meer dan 99 % in een 2o C-scenario nog verder zullen achteruitgaan volgens het speciaal IPCC-verslag over de opwarming van de aarde met 1,5o C;

    3.

    maakt zich na de publicatie van het IPCC-verslag over de oceaan en de cryosfeer in een veranderend klimaat ernstig zorgen, aangezien de klimaatverandering hierin wordt erkend als een van de belangrijkste directe oorzaken van het verlies van biodiversiteit, en onderstreept dat de negatieve gevolgen ervan voor de natuur en biodiversiteit, ecosysteemdiensten, oceanen en voedselzekerheid volgens de prognoses in de komende decennia steeds ernstiger zullen worden; vestigt de aandacht op de waarschuwing van de IPCC dat de gezondheid van de ecosystemen in de oceanen en zeeën momenteel lijdt onder de opwarming van de aarde, vervuiling, overexploitatie van de mariene biodiversiteit, stijgende zeeniveaus, verzuring, zuurstofverlies, mariene hittegolven, het nooit eerder geziene afsmelten van gletsjers en zee-ijs, kusterosie en vaker voorkomende natuurrampen, die de ecosystemen van zeeën en kustgebieden aantasten doordat ze ingrijpen op hun werking en de achteruitgang van zeezoogdieren en visbestanden versnellen, alsook de verdwijning van koraalriffen en mangroves sterk in de hand werken; herinnert eraan dat de oceaan deel uitmaakt van de oplossing voor het beperken van en aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering; vraagt daarom aan de EU om van de oceaan een van de prioriteiten van de biodiversiteitsstrategie te maken en verzoekt alle partijen bij het VBD (hierna “partijen”) om de oceaan te erkennen als gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid, teneinde een nieuwe aanpak te ontwikkelen die individuele en collectieve verantwoordelijkheden veel hoger plaatst dan de traditionele beginselen van vrijheid en eigendom van de oceaan om het behoud ervan te garanderen;

    4.

    is van mening dat we worden geconfronteerd met een ecologische noodtoestand, die ingrijpende maatregelen vereist, zowel op EU-niveau als wereldwijd; verzoekt de Commissie om natuurbescherming en -herstel, samen met klimaatverandering, te beschouwen als topprioriteiten voor de Europese Green Deal;

    5.

    merkt met bezorgdheid op dat de Aichi-biodiversiteitsdoelstellingen voor 2020 niet gehaald zullen worden met de huidige ontwikkeling van het biodiversiteitsverlies, en verzoekt alle partijen opnieuw dringend hun inspanningen te verhogen; betreurt dat de EU niet op koers ligt om haar kerndoel wat betreft het tot staan brengen van het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosystemen tegen 2020 te halen; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan zich te committeren aan onmiddellijke, substantiële en dwingende bijkomende inspanningen om de biodiversiteit te behouden en te herstellen en zo de mondiale en EU-doelstellingen te halen en bij te dragen tot het realiseren van de Aichi-doelstellingen;

    6.

    brengt in herinnering dat biodiversiteit en gezonde ecosystemen, onder meer de oceanen, die meer dan 25 % van de CO2-emissies absorberen en de belangrijkste zuurstofleveranciers zijn, van essentieel belang zijn voor het behalen van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en voor het versterken van de weerbaarheid en het aanpassingsvermogen van de EU ten aanzien van de klimaatverandering; betreurt dat slechts 7 % van de oceanen formele bescherming geniet; herinnert eraan hoe belangrijk het is natuurlijke oplossingen te ontwikkelen en toe te passen voor het behoud van de biodiversiteit en de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, met name wat de opname van koolstof betreft; vraagt daarom om de samenhang en de synergie tussen de drie verdragen van Rio (6) te verbeteren en deze beter af te stemmen op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de VN; verzoekt de Commissie om biodiversiteit volledig te integreren in haar klimaatbeleid;

    7.

    is ingenomen met de Oproep van Beijing inzake het behoud van de biodiversiteit en klimaatverandering van 6 november 2019;

    8.

    beklemtoont dat een afruil tussen de bescherming van het klimaat en de bescherming van de biodiversiteit altijd moet worden vermeden, met name in de sector van de bio-economie, die een centrale rol kan vervullen in de transitie naar een klimaatneutrale economie op voorwaarde dat de kwaliteit van de ecosystemen er niet door wordt bedreigd; merkt met bezorgdheid op dat deze afruil onvoldoende ter sprake is gekomen in recente beleidsdiscussies; verzoekt de Commissie en alle belanghebbenden om een samenhangende aanpak te ontwikkelen om een werkelijk duurzame bio-economie op te bouwen op basis van natuurbehoud en andere op ecosystemen gebaseerde oplossingen, aangezien een dergelijke benadering de beste resultaten oplevert voor zowel het klimaat als de biodiversiteit;

    9.

    benadrukt dat biodiversiteit niet alleen onmisbaar is voor de productie van voedsel, brandstof en geneesmiddelen, maar — samen met een gezonde natuurlijke omgeving — ook belangrijk is voor de economische ontwikkeling op lange termijn;

    10.

    is ingenomen met de toezeggingen die Ursula von der Leyen in de politieke richtsnoeren voor de Europese Commissie 2019-2024 en in haar opdrachtbrief aan de commissaris voor Milieu en Oceanen van 10 september 2019 heeft gedaan om binnen de 100 eerste werkdagen van de nieuwe Commissie een ambitieuze biodiversiteitsstrategie voor 2030 te presenteren als onderdeel van een Europese Green Deal; is eveneens verheugd over haar intentie om de EU, zoals bij de klimaatconferentie van Parijs in 2015 het geval was, het voortouw te laten nemen bij de Conferentie van de partijen bij het VBD 2020; dringt erop aan om hiervan een hoge prioriteit te maken voor de nieuwe Commissie en vraagt met aandrang dat de EU de mondiale ambitie op het gebied van biodiversiteit in de aanloop naar de COP15 stimuleert; verzoekt de Commissie om in het licht van de mondiale biodiversiteitscrisis die in het recente IPBES-verslag naar voren is gebracht, te kiezen voor een nieuwe aanpak waarbij minder wordt ingezet op vrijwillige toezeggingen en een ambitieuze en ruime biodiversiteitsstrategie voor 2030 voor te stellen waarin wettelijk bindende streefcijfers worden vastgesteld voor de EU en haar lidstaten, met inbegrip van specifieke doelstellingen op het niveau van de Unie tegen 2030 ten minste 30 % van het land en de mariene gebieden te beschermen en ten minste 30 % van de aangetaste ecosystemen te herstellen;

    11.

    is van mening dat in deze nieuwe strategie de aandacht in het bijzonder moet gaan naar het herstel van ecosystemen, habitats en soorten, met name via onderzoek en innovatie om de verspreiding van op de natuur gebaseerde economieën in alle sectoren te bevorderen, hetgeen een belangrijk instrument is om de biodiversiteitsdoelstellingen te halen;

    12.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om bij de COP15 te pleiten voor de vaststelling van bepalingen inzake horizonverkenning, technologische evaluatie en het toezicht op nieuwe technologische ontwikkelingen, met inbegrip van ontwikkelingen in de synthetische biologie;

    13.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om bij de COP15 aan te dringen op een wereldwijd verbod op de introductie van organismen voor genaandrijving in de natuur, met inbegrip van veldproeven, om te voorkomen dat deze nieuwe technologieën vroegtijdig worden vrijgegeven en om het voorzorgsbeginsel dat in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en in het VBD is verankerd, te handhaven;

    14.

    onderstreept dat de bescherming en het behoud van de mondiale biodiversiteit een essentiële uitdaging is en een strategisch EU-belang dat hoog op de politieke agenda moet staan; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan om met name via hun instrumenten voor extern optreden, zoals het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI), actief samen te werken met derde landen om beleidsmaatregelen te bevorderen en streefcijfers vast te leggen voor de bescherming en het behoud en herstel van biodiversiteit, met name in alle multilaterale en handelsovereenkomsten, en om maatregelen vast te stellen tegen niet-naleving; verzoekt de Commissie bijgevolg om bindende en afdwingbare hoofdstukken over handel en duurzame ontwikkeling op te nemen in alle toekomstige handelsovereenkomsten;

    15.

    herinnert aan zijn standpunt dat 45 % van de middelen van het NDICI moet worden toegewezen aan investeringen die bijdragen tot de klimaatdoelstellingen, milieubeheer en -bescherming, biodiversiteit en de strijd tegen woestijnvorming;

    16.

    benadrukt dat er een allesomvattende meerlagige governanceaanpak moet komen waarin de bescherming, het behoud, het herstel en het duurzaam gebruik van biodiversiteit en ecosysteemdiensten wordt gestimuleerd; dringt er bij de EU en de lidstaten op aan zich te blijven inzetten voor verdere aanscherping van het VBD en het voortouw te nemen bij de voorbereiding van het kader na 2020, met name in de aanloop naar de COP15, zich vast te leggen op een biodiversiteitsequivalent van de 1,5o C-doelstelling van de Klimaatovereenkomst van Parijs en hun visies en prioriteiten voor het mondiale biodiversiteitskader na 2020 op transparante wijze uiteen te zetten;

    17.

    herinnert eraan dat biodiversiteit en behoud van ecosystemen inherent synergetisch zijn en van essentieel belang voor de verwezenlijking van de SDG’s; verzoekt de Commissie en de lidstaten natuur en biodiversiteit op de kaart te zetten met biodiversiteitsdoelstellingen in alle sectoren, het economische model te richten op grotere duurzaamheid en het aanpakken van de voetafdruk van de EU, en te zorgen voor een verbeterde samenhang van milieumaatregelen in al het interne en externe beleid van de EU, onder meer in landbouw, visserij, hernieuwbare energie, vervoer, handel en het meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021-2027; is van mening dat meer doorgedreven samenwerking over alle sectoren heen noodzakelijk is voor een betere integratie van de bescherming en het behoud en herstel van de biodiversiteit; beklemtoont dat de aandacht in het bijzonder moet gaan naar de levenscyclus van goederen van ontwerp tot verbruik om de natuurlijke hulpbronnen en de biodiversiteit te beschermen, en dat rekening moet worden gehouden met de cumulatieve effecten, onder meer de gevolgen van het vervoer;

    18.

    acht het van essentieel belang om de belangrijkste oorzaken van biodiversiteitsverlies aan te pakken met een strategische langetermijnbenadering en om met spoed de meest kritieke en strategische hotspots voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten en ecosystemen van hoge integriteit aan te duiden en te beschermen, op basis van de gevoeligheid van een gebied, de aanwezigheid van bedreigde soorten, kenniskloven en/of doeltreffend beheer en de aanwezigheid van veelvoorkomende soorten die van fundamenteel belang zijn voor ecologische processen, en om paal en perk te stellen aan het biodiversiteitsverlies en de negatieve gevolgen voor het grondgebied en het bestaan van inheemse en lokale gemeenschappen;

    19.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten er bij de COP15 op aan te dringen dat inheemse volkeren en lokale gemeenschappen worden geraadpleegd en hun vrije, voorafgaande en geïnformeerde instemming verlenen alvorens gebruik wordt gemaakt van technologieën die van invloed kunnen zijn op hun traditionele kennis, innovatie, praktijken, bestaansmiddelen en gebruik van grond, hulpbronnen en water; benadrukt dat dit op een participatieve manier moet gebeuren, en dat nieuwe technologieën niet mogen worden ingezet zonder de betrokkenheid van alle potentieel getroffen gemeenschappen;

    20.

    herhaalt dat herstel, ondanks het belang ervan, nog steeds vrijwel genegeerd wordt door de lidstaten in de context van de uitdaging van Bonn;

    21.

    beklemtoont dat de klimaatcrisis en de gevolgen van massaal biodiversiteitsverlies ernstige bedreigingen vormen voor de mensenrechten; wijst erop dat fundamentele mensenrechten zoals het recht op leven, gezondheid, voedsel en veilig drinkwater in gevaar komen als het milieu niet gezond is; verzoekt de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden te werken aan een EU- strategie ter bescherming van het recht op een gezond milieu door nauw samen te werken met derde landen en internationale organisaties zoals het Bureau van de Hoge Commissaris voor de rechten van de mens (OHCHR) dat onlangs met het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) een gezamenlijke strategie heeft gelanceerd;

    Tenuitvoerlegging van het Verdrag en het strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020

    22.

    is ingenomen met het op de COP14 in Egypte genomen besluit om de partijen er onder meer toe aan te sporen grotere inspanningen te leveren voor de uitvoering van het strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020 en te overwegen nationale evaluaties te verrichten van biodiversiteit en ecosysteemfuncties en -diensten; acht het van het uiterste belang de inspanningen voor de uitvoering van het strategisch plan voor biodiversiteit 2011-2020 te verhogen, te focussen op de verwezenlijking van de Aichi-biodiversiteitsdoelstellingen en het Protocol van Nagoya inzake toegang en verdeling van voordelen, en te werken aan een ambitieus strategisch plannings- en tenuitvoerleggingsmechanisme voor de periode na 2020, dat formeel de lokale en regionale autoriteiten omvat, en met betrekking tot een 2050-scenario rekening te houden met de nieuwe uitdagingen op het gebied van biodiversiteit in lijn met de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling;

    23.

    merkt met bezorgdheid op dat uit de beoordelingen (7) van de staat van instandhouding van soorten en habitattypen blijkt dat in de EU slechts 7 % van mariene soorten en 9 % van mariene habitattypen een “gunstige staat van instandhouding” heeft en dat 27 % van de soorten en 66 % van de habitattypen een “ongunstige staat van instandhouding” heeft; benadrukt bovendien dat volgens dezelfde beoordelingen 48 % van de mariene dier- en plantensoorten met bekende populatietrends tijdens het laatste decennium gestaag afneemt, en dat het risico op uitsterven van de gevolgde soorten derhalve toeneemt;

    Mondiaal biodiversiteitskader voor de periode na 2020

    24.

    is verheugd over de vooruitgang die op de COP14 is geboekt met betrekking tot een breed en participatief proces om een mondiaal biodiversiteitskader te ontwikkelen voor de periode na 2020; is voorstander van het door de G7 aangenomen Handvest van Metz voor biodiversiteit;

    25.

    benadrukt dat het ambitieniveau, de inclusiviteit en de doeltreffendheid van het mondiaal biodiversiteitskader voor de periode na 2020 moeten worden opgeschroefd; dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan de uitvoeringsmechanismen van het VBD te versterken en zich actief in te zetten voor de ontwikkeling van wettelijk bindende doelstellingen, gedetailleerde tijdschema’s, duidelijke prestatie-indicatoren, meetinstrumenten en peer review/rapportage-regelingen op basis van gemeenschappelijke normen, idealiter in samenwerking met lokale en regionale overheden, om de volledige transparantie en de verantwoordingsplicht van de partijen bij het verdrag, alsook de algehele doeltreffendheid van het volgende biodiversiteitsstrategieplan te verzekeren;

    26.

    benadrukt dat er een sterker internationaal kader nodig is in de vorm van een mondiale wettelijk bindende overeenkomst om de mondiale biodiversiteit te beschermen, de huidige achteruitgang tegen te gaan en alle aspecten van biodiversiteit te herstellen; is van oordeel dat een dergelijk kader gebaseerd moet zijn op specifieke, meetbare, kwantificeerbare, ambitieuze, realistische en tijdgebonden doelstellingen en harde toezeggingen, waaronder versterkte nationale biodiversiteitsstrategieën en actieplannen en andere passende instrumenten zoals subnationale actieplannen, financiële toezeggingen en verbeterde capaciteitsopbouwgaranties, alsmede een vijfjarig controle- en herzieningsmechanisme, met de nadruk op een stijgend ambitieniveau; onderstreept dat regelmatige verslaglegging door de partijen en een geharmoniseerde verzameling en verwerking van vergelijkbare en consistente gegevens en indicatoren noodzakelijk zijn voor een goede controleprocedure;

    27.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om ervoor te pleiten dat het voorzorgsbeginsel, een op rechten gebaseerde benadering en horizonverkenning, technologische evaluatie en toezicht op de invoering van nieuwe technologieën als belangrijke pijlers in het mondiale biodiversiteitskader na 2020 worden opgenomen;

    28.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om de vaststelling van een nieuwe algemene doelstelling te bevorderen, teneinde vanaf 2030 het biodiversiteitsverlies wereldwijd om te buigen, het herstel van de natuur op gang te brengen in het belang van iedereen, en bij te dragen tot de bescherming van de biodiversiteit, de matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, de bestrijding van woestijnvorming en bodemaantasting, alsook tot de voedselzekerheid; vraagt de EU om tijdens de onderhandelingen te ijveren voor een hoger ambitieniveau en er mogelijk toe op te roepen om tegen 2050 de helft van de planeet te beschermen; is van mening dat een duidelijke mondiale instandhoudingsdoelstelling voor 2030 van ten minste 30 % natuurgebieden en de doelstelling om ten minsten 30 % van de aangetaste ecosystemen die kunnen worden hersteld ook daadwerkelijk te herstellen, moeten worden verankerd in het kader na 2020, en dat de EU ook intern soortgelijke doelstellingen moet vastleggen;

    29.

    onderstreept dat internationale inspanningen en overeenkomsten slechts zullen worden nageleefd als alle belanghebbenden er actief bij worden betrokken; pleit voor het tot stand brengen van een coalitie van belanghebbenden, zowel uit de particuliere als uit de openbare sector, om het mondiaal biodiversiteitskader voor de periode na 2020 te verwezenlijken; wijst erop dat de oplossingenagenda die werd ontwikkeld in het kader van de Overeenkomst van Parijs nuttig kan zijn voor het vaststellen van een positieve agenda voor alle belanghebbenden bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, en vraagt om soortgelijke maatregelen op te nemen in het kader na 2020;

    30.

    benadrukt dat het belangrijk is om de termijnen tussen de goedkeuring van het mondiale biodiversiteitskader voor de periode na 2020 en de omzetting ervan in nationale biodiversiteitsdoelstellingen en subnationale actieplannen zoveel mogelijk te bekorten, om te voorkomen dat de vaststelling van concrete maatregelen om verlies van biodiversiteit tegen te gaan vertraging oploopt;

    EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030

    31.

    dringt er bij de Commissie op aan een strategie te ontwikkelen waarin de belangrijkste oorzaken van biodiversiteitsverlies, zowel binnen de EU als wereldwijd, worden aangepakt;

    32.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de samenhang te garanderen tussen het “van boer tot bord”-initiatief en de ambitie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen enerzijds, en het gemeenschappelijk landbouwbeleid na 2020 anderzijds, en met name het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen;

    33.

    vraagt de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) om in hun financiële instrumenten onderdelen op te nemen waarmee de gevolgen voor de biodiversiteit kunnen worden getoetst, teneinde negatieve gevolgen voor de biodiversiteit te voorkomen; verzoekt de EIB haar sociale en milieunormen te actualiseren in overeenstemming met de bepalingen van de biodiversiteitsstrategie voor 2030;

    34.

    pleit voor een EU-breed wettelijk bindend streefcijfer voor het herstel van aangetaste habitats tegen 2030, aan de hand van het herstel van natuurlijke bossen, veengebieden, overstromingsgebieden, watergebieden, graslanden met een rijke biodiversiteit, kust- en zeegebieden; betreurt dat de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2020 de doelstelling om 15 % van de aangetaste ecosystemen te herstellen niet heeft gehaald;

    35.

    dringt er bij de Commissie en de EIB op aan om in hun extern optreden, met name in hun extern financiële instrumenten, een toetsing van de gevolgen voor de biodiversiteit op te nemen teneinde te garanderen dat EU-middelen of -financieringsplannen in geen geval bijdragen aan nettoverlies van de biodiversiteit;

    36.

    is van mening dat de mondiale ambitie van de EU moet stroken met haar binnenlandse optreden in het kader van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030;

    37.

    verzoekt de Commissie de beperking van de mondiale voetafdruk van de EU als een belangrijk aandachtspunt op te nemen in de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 om te zorgen voor samenhang tussen haar binnenlandse en haar internationale optreden;

    Economische overwegingen en financiering

    38.

    staat positief tegenover de overeenkomst die op de COP14 door 196 regeringen is bereikt om in de aanloop naar en ook na 2020 meer te investeren in mensen en de natuur; benadrukt dat economische groei duurzame ontwikkeling alleen kan faciliteren als deze volledig wordt losgekoppeld van de achteruitgang van biodiversiteit en van de capaciteit van de natuur om bij te dragen tot het welzijn van de mensen;

    39.

    wijst op het belang van passende en voldoende financiering voor biodiversiteit; vraagt dat maatregelen ter verbetering van de biodiversiteit en de klimaatbestendigheid in het volgende MFK worden opgenomen en dat de integratie van biodiversiteit in alle beleidsterreinen wordt bevorderd, om zo aanzienlijke en positieve vooruitgang te boeken bij de verwezenlijking van de Visie 2050; verzoekt de Commissie en de Raad om voor die biodiversiteitsmainstreaming een duidelijk streefcijfer vast te stellen van ten minste 10 % van het MFK dat bij de uitgaven voor de klimaatmainstreaming wordt gevoegd; beklemtoont voorts dat er een transparantere, volledigere en strengere methodiek moet worden vastgesteld voor het traceren van uitgaven in verband met biodiversiteit en klimaat; herhaalt zijn oproepen om de huidige financiering van het LIFE-programma ten minste te verdubbelen; pleit daarnaast voor de geleidelijke afschaffing van schadelijke subsidies en voor samenhang tussen alle EU-fondsen en programma’s, zodat geen enkele uitgave uit de begroting van de EU kan bijdragen tot biodiversiteitsverlies;

    40.

    beklemtoont dat de mainstreaming van biodiversiteit gepaard moet gaan met de verzameling van gegevens; merkt met bezorgdheid op dat basisonderzoek, waaronder taxonomie, dat hiertoe van cruciaal belang is, veel te weinig middelen krijgt en onvoldoende beleids- en onderzoeksfinanciering ontvangt; pleit ervoor dat passende financiering voor basisonderzoeksprojecten en capaciteitsopbouw wordt uitgetrokken uit hoofde van Horizon Europa en dat ook de pijler inzake technische bijstand van andere EU-fondsen voor dit doel wordt benut;

    41.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om de invoering van nieuwe aan het VBD verbonden internationale financiële mechanismen voor de bescherming en het behoud van de biodiversiteit te bevorderen en tegelijkertijd al het mogelijke te doen om biodiversiteit te integreren in de bestaande fondsen; merkt op dat economische activiteiten belangrijke factoren zijn die het wereldwijde biodiversiteitsverlies en het verlies van natuurlijk kapitaal kunnen versnellen; verzoekt bedrijven en financiële organisaties derhalve krachtige toezeggingen te doen en bijdragen te leveren op het vlak van biodiversiteit, onder meer door in hun activiteiten rekening te houden met biodiversiteit, en onderstreept hoe belangrijk het is in dit verband particuliere financieringsinitiatieven aan te moedigen; betreurt dat er sprake is van inconsistenties in de gegevens over financieringsstromen met betrekking tot diversiteit uit binnenlandse en internationale publieke en particuliere bronnen, aangezien dit de volg- en rapportagesystemen in het gedrang brengt en potentiële hervormingen negatief beïnvloedt; verzoekt de Commissie, de lidstaten en de EIB derhalve samenhangende normen te ontwikkelen voor gegevens inzake financieringsstromen met betrekking tot biodiversiteit; benadrukt dat het toekomstige plan voor duurzame financiën ertoe moet bijdragen dat financiële marktdeelnemers inzicht krijgen in de risico’s in verband met biodiversiteitsverlies, door biodiversiteit op te nemen in de vereisten voor financiële bekendmakingen;

    42.

    benadrukt het belang van hogere investeringen, onder meer in natuurlijke oplossingen en bijbehorende initiatieven, die uitmonden in gezamenlijke voordelen voor de biodiversiteit en de klimaatactie die er verder voor zullen zorgen dat de gevolgen van de klimaatverandering voor de biodiversiteit worden beperkt, terwijl tegelijkertijd milieuschadelijke investeringen worden afgebouwd; wijst erop dat het merendeel van de in het kader van de Overeenkomst van Parijs gedane investeringen moet worden aangewend voor het behoud en herstel van de biodiversiteit; betreurt dat koolstofvastleggingen op het land, ondanks het potentieel van natuurlijke klimaatoplossingen, slechts ongeveer 2,5 % ontvangen uit de begroting voor wereldwijde klimaatmitigatie; pleit voor een ruimer gebruik van internationale en EU-klimaatfinanciering om natuurlijke ecosystemen te beschermen en te herstellen als middel om gezamenlijke voordelen te realiseren voor de biodiversiteit en voor de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering;

    43.

    is ingenomen met het besluit van de EIB-groep om al zijn financieringsactiviteiten in overeenstemming te brengen met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs en om ten minste 50 % van alle EIB-financiering beschikbaar te stellen voor klimaatactie; verzoekt de EIB om de maatregelen voor de bescherming en het behoud van biodiversiteit in zijn financiële toewijzing te blijven uitbreiden; verzoekt de Commissie samen te werken met de lidstaten en de financiële sector om hun activiteiten in overeenstemming te brengen met de Overeenkomst van Parijs en om te zorgen voor een klimaat- en biodiversiteitstoetsing van transacties en investeringen binnen en buiten de EU;

    44.

    wijst erop dat internationale organisaties zoals het Internationaal Monetair Fonds (IMF), het UNEP en de OESO het erover eens zijn dat milieuheffingen een essentieel instrument zijn bij de aanpak van milieuproblemen zoals biodiversiteitsverlies; is ingenomen met initiatieven zoals het Green Fiscal Policy Network van het UNEP en het IMF die bedoeld zijn om kennisdeling te bevorderen en de dialoog over groene fiscale hervormingen te stimuleren; wijst op Aichi-doelstelling 3 en de behoefte aan positieve stimuli voor het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit, en op SDG 15 en de noodzaak om financiële middelen uit alle bronnen te mobiliseren en fors op te trekken om de biodiversiteit en ecosystemen te behouden en duurzaam te gebruiken; beklemtoont in dat verband het potentieel van billijke milieuheffingen die stroken met het beginsel dat de vervuiler betaalt om schade aan het milieu te beperken en financiële middelen voor natuurbescherming te genereren; verzoekt de EU en de lidstaten om het gebruik van milieuheffingen in hun belastingstelsels te versterken;

    45.

    merkt met bezorgdheid op dat slechts 8,3 % van alle financiële toezeggingen verband houdt met het terugdraaien van de achteruitgang van de biodiversiteit en dat dit het laagste percentage is sinds 2015, ondanks het ongekende en toenemende tempo waarmee de soorten uitsterven; verzoekt de Commissie om de toewijzing van middelen te verhogen en zo de coherente bescherming van de biodiversiteit in de hele EU op de lange termijn te garanderen; dringt erop aan dat het volgende MFK uitgaat van een robuuste methodologie om de biodiversiteit te volgen en het risico te vermijden dat de maatregelen ten gunste van de biodiversiteit worden overschat;

    Bosbouw, landbouw, visserij en bodems

    46.

    onderstreept dat landbouw- en visserijactiviteiten, een gezonde bodem en het behoud van biodiversiteit nauw samenhangen; wijst op de negatieve effecten van intensieve land- en bosbouw en visserij op de biodiversiteit; benadrukt dat duurzame land- en bosbouw en visserij daarentegen de negatieve gevolgen voor soorten, habitats en ecosystemen, en de gevolgen van de klimaatverandering kunnen beperken;

    47.

    dringt er bij de EU en de partijen op aan zich hard te maken voor duurzame voedselsystemen, land- en bosbouw en visserij, inclusief voorschriften en strategieën voor het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en voedingsmiddelen, de beperking van het gebruik van pesticiden en de bescherming van bodems, habitats en soorten die belangrijke ecosysteemdiensten leveren zoals bestuiving, alsook grotere selectiviteit om de cumulatieve gevolgen voor de ecosystemen van zeeën en kustgebieden te beperken en bij te dragen tot het herstel van de visbestanden in kwetsbare en overbeviste gebieden; verzoekt de Commissie om in de komende herziening van de EU-richtlijn inzake duurzaam gebruik van pesticiden (2009/128/EG) EU-brede en bindende streefcijfers voor de beperking van het gebruik van pesticiden op te nemen, en verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regionale regeringen om de ondersteuning die wordt toegewezen aan de land- en bosbouwsector te richten op duurzame werkwijzen en ecoregelingen;

    48.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten om financiële steun te verlenen aan land- en bosbouwmethoden die stroken met de biodiversiteitsdoelstellingen, zoals geïntegreerde gewasbescherming en nutriëntenbeheer, biologische landbouw, agro-ecologische methoden, methoden voor bodem- en waterbehoud, conserveringslandbouw, boslandbouw, bosbegrazing, irrigatiebeheer, kleinschalige of perceelsystemen, en methoden ter verbetering van het dierenwelzijn;

    49.

    herinnert eraan dat bossen volgens de mededeling van de Commissie met de titel “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren” van levensbelang zijn voor onze planeet, 30 % van het landoppervlak op aarde beslaan en 80 % van de biodiversiteit herbergen; beklemtoont dat ontbossing een belangrijke oorzaak is van biodiversiteitsverlies en dat emissies ten gevolge van ontbossing bij landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw een belangrijke oorzaak zijn van klimaatverandering; uit zijn bezorgdheid over de gevolgen van de consumptie in de EU voor de ontbossing aangezien de EU de eindverbruiker is van 10 % van de producten die met ontbossing in verband worden gebracht; verzoekt de Commissie om één enkele uniforme definitie vast te stellen voor het begrip “ontbossingsvrij”;

    50.

    roept de Commissie op om een uitgebreide reeks maatregelen, met inbegrip van wetgeving, voor te stellen om de consumptievoetafdruk van de EU op het land te beperken, op basis van passende zorgvuldigheid, teneinde te zorgen voor duurzame en ontbossingsvrije toeleveringsketens voor producten die in de EU in de handel worden gebracht, en een EU-actieplan voor palmolie op te stellen; is van mening dat de EU-maatregelen tegen ontbossing de belangrijkste aanjagers daarvan, zoals palmolie, soja, rundvlees en cacao, moeten aanpakken; vraagt de Commissie om in de EU gebruikte biobrandstoffen die een groot risico op indirecte veranderingen in landgebruik inhouden, zo spoedig mogelijk af te bouwen;

    51.

    benadrukt dat het bosbeleid samenhangend moet zijn, het biodiversiteitsverlies en de gevolgen van de klimaatverandering in dezelfde mate moet bestrijden en de natuurlijke koolstofputten van de EU moet vergroten en daarbij de biodiversiteit moet beschermen, behouden en verbeteren;

    52.

    beklemtoont dat geen enkel vervangingseffect van bosproducten het verlies kan compenseren van oerbossen, die onvervangbaar worden geacht (8) en moeten worden beschermd met behulp van wettelijke instrumenten en stimulansen die gericht zijn op hun complexiteit, connectiviteit en representativiteit;

    53.

    wijst erop dat de wereldbevolking volgens de wereldbevolkingsprojecties van de VN van juni 2019 de komende 30 jaar naar verwachting met 2 miljard mensen zal toenemen, waardoor het zee- en landgebruik een grotere impact zal hebben op de biodiversiteit en koolstofvastlegging; merkt op dat een toenemend biodiversiteitsverlies de voedselzekerheid en voeding in het gedrang brengt; verzoekt de partijen om het duurzame gebruik van biodiversiteit te bevorderen in programma’s die bijdragen aan de voedselzekerheid en betere voeding en die tegelijkertijd een bijdrage leveren tot het behalen van de SDG’s, met bijzondere aandacht voor SDG 2 (geen honger);

    Stedelijke gebieden

    54.

    merkt op dat vervuiling, stedelijke uitbreiding, bodemafdekking en de verwoesting van habitats andere belangrijke oorzaken zijn van het verlies van biodiversiteit; merkt op dat uit het mondiaal verslag over biodiversiteit en ecosysteemdiensten van het IPBES blijkt dat de oppervlakte van stedelijke gebieden sinds 1992 is verdubbeld en dat twee op drie EU-burgers in stedelijke gebieden wonen; pleit voor een betere evaluatie van de rol van stedelijke gebieden en steden in het behoud van biodiversiteit en een grotere betrokkenheid van steden en plaatselijke overheden bij de vaststelling van beleidsmaatregelen ter bescherming en behoud van biodiversiteit en ecosysteemdiensten alsook bij de monitoring, verslaglegging en controle;

    55.

    onderstreept dat het potentieel van steden om te helpen bij de bescherming van biodiversiteit en ecosysteemdiensten wordt onderschat; wijst erop dat een beter gebruik van de voordelen van biodiversiteit, ecosysteemdiensten en groene infrastructuur in steden en voorstedelijke gebieden de menselijke gezondheid ten goede komt; verzoekt de Commissie en de lidstaten om de opname en verdere integratie van biodiversiteit en ecosysteemfuncties in stedenbouwkunde, planologie en beleid te bevorderen en daarbij de koolstofuitstoot te verminderen en de aanpassing aan de klimaatverandering te verbeteren;

    56.

    merkt op dat stedelijke gebieden in de EU een bepalende rol kunnen spelen bij het herstel van de biodiversiteit; beklemtoont dat plasticvervuiling en waterverontreiniging belangrijke oorzaken zijn voor het verlies van biodiversiteit; is van mening dat een sterke circulaire economie in het kader van het nieuwe Actieplan voor de circulaire economie kan dienen om de inspanningen van de EU voor het herstel van de biodiversiteit te ondersteunen;

    57.

    betreurt dat plastic en verontreiniging afkomstig van bv. waterzuiveringsinstallaties, farmacologische producten en niet-duurzame landbouwmethoden zoals een intensief gebruik van nutriënten, de gezondheid van ecosystemen in de oceanen grondig verstoren;

    Beschermde gebieden in de EU

    58.

    pleit voor een diepgaande analyse van alle beschermde gebieden in de EU, met inbegrip van Natura 2000-gebieden, en voor de verbetering, betere verbinding en uitbreiding van deze gebieden; onderstreept de noodzaak van een gestandaardiseerde methode voor de vaststelling van beschermde gebieden en een duidelijke definitie van wat een “beschermd gebied” in de EU precies is; benadrukt dat in het licht van het recente IPCC-verslag over de oceaan en de cryosfeer in een veranderend klimaat een diepgaande evaluatie en aanzienlijke uitbreiding nodig is van beschermde mariene gebieden in de EU alsook van het beheer ervan; pleit ervoor de beschermde mariene gebieden in de EU met meer offshorewateren uit te breiden; beklemtoont dat naast de kwantiteit ook de kwaliteit van de beschermde gebieden van essentieel belang is om het verlies van biodiversiteit te voorkomen en dat er daarom meer nadruk moet worden gelegd op een goed en duurzaam beheer van die gebieden;

    59.

    verzoekt de Commissie gerechtelijke stappen te ondernemen wanneer zij vaststelt dat de EU-wetgeving inzake natuurbescherming niet wordt nageleefd; wijst erop dat de procedures op het gebied van milieu-inbreuken doeltreffender moeten worden, gezien het risico van onomkeerbare schade aan het milieu; benadrukt dat de natuurrichtlijnen dringend correct moeten worden gehandhaafd en dat klachten over inbreuken op de wetgeving op een transparante manier moeten worden opgevolgd;

    60.

    merkt op dat het kader voor natuurbehoud ten gevolge van een gebrekkige uitvoering mogelijk een vijandige omgeving kan scheppen voor activisten en natuurbeschermers en hun leven direct of indirect in gevaar kan brengen; onderstreept dat moorden op milieuactivisten en natuurbeschermers door de EU actief moeten worden veroordeeld;

    61.

    beklemtoont dat met groene infrastructuur wordt voorzien in ecosysteemdiensten die de biodiversiteit ondersteunen, doordat bijvoorbeeld het aantal ecologische corridors in stedelijke omgevingen wordt verhoogd;

    Innovatie, onderzoek en onderwijs

    62.

    brengt in herinnering hoe belangrijk innovatie, onderzoek en ontwikkeling zijn voor het behalen van de doelstellingen van Visie 2050; meent dat het belangrijk is onderzoek en participerende wetenschappen te ondersteunen om de kennis uit te breiden, met name over de oceanen, waarvan het grootste deel tot dusver niet is onderzocht; verzoekt de Commissie en de Raad om de begrotingskredieten voor Horizon Europa in het volgende MFK te verhogen tot 120 miljard EUR, met name ten gunste van de cluster voor natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van fundamenteel en toegepast onderzoek, bijvoorbeeld op het gebied van taxonomie, en om binnen Horizon Europa een opdracht te lanceren in verband met de bescherming en het herstel van de biodiversiteit; verzoekt de partijen bijzondere aandacht te schenken aan het verband tussen het behoud van biodiversiteit en de voordelen voor de menselijke gezondheid en het economisch welzijn, en om maatregelen voor de inzameling van gegevens te coördineren;

    63.

    vraagt de Commissie om verder onderzoek naar de effecten van landgebruik en veranderingen in landgebruik, met inbegrip van ontbossing en de productie van bio-energie, op broeikasgasemissies te ondersteunen en om bij de toekomstige beleidsvorming rekening te houden met de resultaten;

    64.

    merkt op dat volgens de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie die op 16 januari 2018 werd goedgekeurd, de 150 miljoen ton plastic die zich heeft opgehoopt in ‘s werelds oceanen tegen 2030 verdubbeld kan zijn, en dat dit meer dan 660 soorten bedreigt en ons milieu schade toebrengt; vraagt de Commissie vlaggenschipinitiatieven uit te voeren tegen plasticvervuiling en de gevolgen ervan voor de biodiversiteit; wijst op het specifieke geval van microplastics, die meer dan 80 % uitmaken van het ingezamelde zwerfvuil op zee en die de mariene biodiversiteit in gevaar brengen; is daarom ingenomen met de toezegging van Ursula von der Leyen om een nieuw front te openen in de strijd tegen plastic afval door microplastics aan te pakken; beklemtoont dat dit moet gebeuren in het kader van een circulaire economie waarbij de klemtoon wordt gelegd op onderzoek en innovatie voor duurzame producten;

    65.

    beklemtoont dat onderwijs een belangrijke rol speelt bij de bewustmaking omtrent biodiversiteit en milieubescherming; merkt op dat educatieve beschermde gebieden een relevant en doeltreffend instrument zijn om de bewustmaking van het publiek te vergroten en het behoud te verbeteren;

    Capaciteitsopbouw, bewustmaking en betrokkenheid van alle actoren

    66.

    benadrukt dat capaciteitsopbouw en bewustmaking essentieel zijn voor een succesvolle tenuitvoerlegging en voor een beter inzicht in het belang van biodiversiteit; is daarom ingenomen met het besluit van de COP14 om de partijen, andere regeringen en donoren uit te nodigen om indien mogelijk financiële middelen ter beschikking te stellen voor capaciteitsopbouw, technische bijstand en technologieoverdracht;

    67.

    wijst erop dat het belangrijk is uitgebreidere informatie te verstrekken en te streven naar grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en leden van het publiek uit verschillende leeftijdsgroepen om de mondiale en EU-doelstellingen te realiseren;

    68.

    verzoekt de partijen het bewustzijn van het publiek en de betrokkenheid van de verschillende belanghebbenden te vergroten om te zorgen voor op maat gesneden oplossingen in samenwerking met plaatselijke gemeenschappen en inheemse volkeren teneinde duurzaam landgebruik en grotere biodiversiteit te stimuleren, zodat regionale verschillen in landschappen en habitats volledig worden gerespecteerd;

    69.

    staat positief tegenover de actieve keuze voor een multistakeholderaanpak, die van fundamenteel belang is om biodiversiteit te waarderen, te beschermen, te behouden, duurzaam te gebruiken en te herstellen, en benadrukt dat een grotere betrokkenheid van en tussen bestuursniveaus, sectoren en particuliere actoren mogelijkheden zal bieden om biodiversiteitsdoelstellingen in overig beleid te integreren; acht de betrokkenheid van het bedrijfsleven en financiële organisaties van essentieel belang, en is in dit verband verheugd over de inspanningen van de Commissie om de particuliere sector actief te betrekken bij het behoud van biodiversiteit, met name in het kader van het zakelijke biodiversiteitsplatform van de EU; is in dit verband ingenomen met initiatieven van de particuliere sector zoals de lancering van “One Planet Business for Biodiversity” tijdens de klimaatactietop van de VN in New York;

    70.

    verzoekt de Commissie zich te beraden over een geharmoniseerde methodologie voor de berekening van de ecologische voetafdruk van EU-ondernemingen en de gevolgen daarvan voor de biodiversiteit;

    71.

    is van menig dat transformaties in de samenleving noodzakelijk zijn om de klimaatverandering, de achteruitgang van het milieu en het biodiversiteitsverlies aan te pakken; beklemtoont dat het beginsel van een rechtvaardige transitie moet worden gehanteerd om de inclusiviteit en billijkheid van dit proces te waarborgen;

    72.

    merkt op dat bewustmaking en toegang tot uitgebreide en gemakkelijk te begrijpen informatie consumenten helpen om weloverwogen keuzes te maken en duurzame consumptie bevorderen, en dat zij daarom deel moeten uitmaken van een uitgebreide reeks maatregelen, met name in verband met producten die leiden tot ontbossing, de vernietiging van ecosystemen en schendingen van de mensenrechten; verzoekt de Commissie en de lidstaten om de traceerbaarheid en controle van producten over de gehele waarde- en toeleveringsketen te verbeteren en zo volledige transparantie voor consumenten te verzekeren;

    73.

    beklemtoont dat er betere ecolabels en certificaten tegen ontbossing moeten worden ontwikkeld;

    74.

    is ingenomen met de bijeenkomst van de Internationale Unie voor het behoud van de natuur in Marseille in 2020; verzoekt de Commissie om in dit forum een duidelijk signaal te geven over haar inzet voor biodiversiteit;

    o

    o o

    75.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)  PB C 35 van 31.1.2018, blz. 2.

    (2)  PB C 356 van 4.10.2018, blz. 38.

    (3)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0431.

    (4)  PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

    (5)  PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

    (6)  Het Verdrag inzake biologische diversiteit, het Verdrag van de Verenigde Naties ter bestrijding van woestijnvorming en het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

    (7)  Het regionaal evaluatieverslag inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten voor Europa en Centraal-Azië. https://ipbes.net/sites/default/files/2018_eca_full_report_book_v5_pages_0.pdf

    (8)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 23 juli 2019, Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren (COM(2019)0352).


    Top