EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0296
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL establishing a framework on market access to port services and financial transparency of ports
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens
/* COM/2013/0296 final - 2013/0157 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader voor de toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van havens /* COM/2013/0296 final - 2013/0157 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL 1.1 Achtergrond Europa behoort tot de regio's met de grootste
havendichtheid van de wereld. Tegelijkertijd wordt de havensector, die zeer
heterogeen is, gekenmerkt door een grote diversiteit aan typen en organisaties.
Deze verordening houdt rekening met die diversiteit en heeft niet tot doel een
uniform havenmodel op te leggen. Langs de kusten van de Unie, die in totaal
ongeveer 70 000 kilometer lang zijn, liggen meer dan 1 200
commerciële zeehavens. In 2011 werd via Europese havens (die door meer dan 60 000
koopvaardijschepen werden aangedaan) circa 3,7 miljard ton vracht vervoerd. De EU is voor de handel met de rest van de
wereld sterk afhankelijk van haar havens, maar deze havens zijn ook belangrijk
voor de eigen interne markt. De korte vaart is goed voor 60 % van de totale in
EU-havens afgehandelde goederentonnage. Zeehavens zijn essentiële knooppunten
in de intermodale vervoersketens, waarbij de korte vaart wordt gebruikt als
alternatief voor verzadigde routes over land of als verbinding met perifere of
insulaire gebieden. In 2011 verwerkten de EU-havens 385 miljoen scheepvaartpassagiers.
Havenactiviteiten dragen rechtstreeks bij tot
groei van de werkgelegenheid, de buitenlandse investeringen en het bbp. Op dit
moment bieden 2 200 havenexploitanten werk aan circa 110 000
havenarbeiders. In totaal bieden havens in de 22 maritieme lidstaten (direct of
indirect) werk aan tot wel 3 miljoen werknemers en vormen ze een belangrijke
bron van belastinginkomsten voor lokale, regionale en nationale overheden. 96 % van alle goederen en 93 % van alle
passagiers die door EU-havens worden verwerkt, passeren een van de 319
zeehavens die zijn geselecteerd in het voorstel van de Commissie voor
richtsnoeren betreffende het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T)[1]. 1.2 Uitdagingen Terwijl de noodzaak om
de verbindingen met het achterland te ontwikkelen duidelijk is aangemerkt als
belangrijke uitdaging en reeds in aanmerking wordt genomen in het TEN-T-beleid,
is voor andere grote uitdagingen met betrekking tot TEN-T-havens nog geen
oplossing gevonden. In de eerste plaats is er het feit dat niet alle TEN-T-havens
dezelfde hoogwaardige dienstverlening bieden. In de tweede plaats is het
huidige havenbeheerskader niet altijd aantrekkelijk genoeg voor investeerders.
In dit verband zijn vijf specifieke uitdagingen vastgesteld: 1.2.1 Suboptimale havendiensten en
-werkzaamheden in bepaalde TEN-T-havens Efficiënte havendiensten zijn van cruciaal
belang voor de prestaties van de TEN-T-zeehavens. De Commissie heeft samen met
de sector drie problemen vastgesteld die een optimale organisatie van
havendiensten in de weg kunnen staan: (1) veel havendiensten zijn als gevolg
van markttoegangsbeperkingen slechts in beperkte mate blootgesteld aan concurrentiedruk;
(2) mono- of oligopolies kunnen, hoewel ze in een aantal situatie
gerechtvaardigd kunnen zijn, tot marktmisbruik leiden; en (3) in sommige havens
worden gebruikers geconfronteerd met te grote administratieve lasten door een
gebrek aan coördinatie binnen de haven. 1.2.2 De havenbeheerskaders zijn
niet in alle TEN-T-zeehavens aantrekkelijk genoeg voor
investeerders. De investeringen
die nodig zijn om havencapaciteiten aan te passen aan de veranderende behoeften
zijn alleen mogelijk in een stabiel beleids- en regelgevingskader dat
economische onzekerheden vermindert en voor gelijke concurrentievoorwaarden
zorgt. Dit kader lijkt echter niet in alle TEN-T-havens aanwezig te zijn.
Verschillende factoren spelen hierbij een rol, zoals a) de rechtsonzekerheid
die het gevolg is van de hierboven genoemde marktrestricties en b) de behoefte
aan een betere infrastructuurplanning, die door stringentere TEN-T-regels kan
worden bevorderd. Er zijn echter nog twee andere fundamentele
factoren die een verklaring vormen voor het huidige, in algemene zin
onaantrekkelijke investeringsklimaat in diverse TEN-T-havens: (4) onduidelijke
financiële betrekkingen tussen overheden, havenautoriteiten en aanbieders van
havendiensten, en (5) de beperkte autonomie van havens om infrastructuurheffingen
op te leggen, alsmede een niet-transparant verband tussen het niveau van die
heffingen en de aan de toegang tot haveninfrastructuur gerelateerde kosten. 1.3 Doelstelling De doelstelling is om bij te dragen tot de
verwezenlijking van een efficiënter, onderling verknoopt en duurzaam TEN-T door
een kader te scheppen dat de prestaties van alle havens verbetert en havens
helpt om in te spelen op de veranderende eisen op het gebied van vervoer en
logistiek. De TEN-T-havens moeten bijdragen tot de ontwikkeling van de korte
vaart als onderdeel van intermodale routes, en daarmee tot duurzaam vervoer, één
van de kerndoelen van het Witboek Vervoer, en tot de verwezenlijking van de
Europa 2020-strategie voor hulpbronnenefficiënte groei, die de groei van het
handelsverkeer en de goederenstromen zal bevorderen. Dit initiatief waarborgt een evenwicht tussen
regelgevende maatregelen en een zachte benadering, zoals bijvoorbeeld via de
sociale dialoog. Dankzij een uitvoerige en doelgerichte raadpleging van de
actoren, kon deze verordening worden toegespitst op maatregelen met een grote
Europese toegevoegde waarde. De verordening legt geen nieuwe lasten op aan
havens die reeds goed functioneren maar creëert de randvoorwaarden die andere
havens in staat stellen hun structurele problemen aan te pakken. 1.4 Consistentie met andere
beleidsdomeinen en doelstellingen van de EU Het voorstel past binnen het door de Commissie
in haar Witboek Vervoer (2011) aangekondigde beleid en maakt uitdrukkelijk deel
uit van de voorstellen inzake een interne Europese vervoersruimte en
markttoegang tot havens. In het Witboek wordt duidelijk aangekondigd dat de
Commissie voornemens is de beperkingen op het aanbieden van havendiensten te
evalueren, de transparantie inzake de financiering van havens te verbeteren en
de besteding van overheidsmiddelen voor verschillende havenactiviteiten te
verduidelijken om concurrentieverstoring tegen te gaan. Het voorstel is tevens
aangemerkt als een van de kernacties van de Akte voor de interne markt II om
bij te dragen tot de voltooiing van de interne markt. Het voorstel vormt een aanvulling op lopende
beleidsmaatregelen of reeds ingediende voorstellen: de voorstellen voor
richtsnoeren betreffende het trans-Europees netwerk en de financieringsfaciliteit
voor Europese verbindingen, die een ondersteunend kader bieden voor de
ontwikkeling van verbindingen tussen havens en hun hinterland, het voorstel
voor een richtlijn betreffende de gunning van concessieopdrachten, die van
toepassing is op concessieopdrachten in havens, en de voorbereidende
werkzaamheden voor een initiatief voor een "blauwe gordel", met het
oog op de vereenvoudiging van de douaneprocedures voor EU-goederen die worden
vervoerd door schepen die tussen EU-havens varen. Het voorstel is van toepassing op alle havens
van het TEN-T, aangezien ze door hun aard allemaal een belangrijke rol in het
Europees vervoerssysteem spelen, hetzij om de uitwisselingen tussen lidstaten
te vergemakkelijken, hetzij om de regionale toegankelijkheid van insulaire of
perifere gebieden te verbeteren. Daarbij moet evenwel worden benadrukt dat de
in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neergelegde
beginselen van non-discriminatie en vrijheid van vestiging en de
mededingingsregels ook van toepassing zijn op de andere havens, die, ook al
behoren ze niet tot het trans-Europees vervoersnetwerk, een belangrijke rol
kunnen vervullen op lokaal niveau of voor andere sectoren dan het vervoer,
zoals de visserij of het toerisme. Bovendien kunnen de lidstaten besluiten om
de bepalingen van deze voorgestelde verordening ook op deze havens toe te
passen. 2. RESULTATEN VAN RAADPLEGING VAN DE
BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN 2.1 Raadpleging van betrokken
partijen Het DG MOVE heeft overleg
gepleegd met de nationale instanties die belast zijn met het havenbeleid
(ministeries van Vervoer). Ook heeft het DG bijeenkomsten georganiseerd met de
belangrijkste brancheorganisaties in de havensector, waaronder verenigingen van
havenautoriteiten (ESPO), particuliere terminalexploitanten (FEPORT),
binnenhavens (EFIP), scheepseigenaars (ECSA), havenloodsen (EMPA),
sleepbooteigenaars- en exploitanten (ETA), exploitanten van afmeerplaatsen
(EBA), scheepsagenten (ECASBA), expediteurs (ESC), baggeraars (EuDA) en
logistieke bedrijven (CLECAT). Daarnaast heeft het DG MOVE gesproken met de
twee belangrijkste vakbonden van havenarbeiders, de International Dockers
Council (IDC) en de afdeling voor havenarbeiders van de European Transport
Workers Federation (ETF). Een tweede Comité voor de sectoriële dialoog kon niet
worden geraadpleegd, omdat de oprichting daarvan nog niet is afgerond. De voorbereidende
werkzaamheden werden ondersteund door een economische studie naar de kwaliteit
en efficiëntie van Europese havens (PwC). Voorts is een beroep gedaan op
uitgebreid vervoerseconomisch onderzoek, waaronder onderzoek naar havens en
logistiek, en zijn er diverse discussies gehouden met deskundigen en
onderzoekers op dit gebied. De belanghebbenden zijn
geraadpleegd door middel van twee online-enquêtes en een open, tweedaagse
conferentie voor belanghebbende partijen in Brussel (25-26 september 2012). Op 18
januari 2013 is een afsluitende openbare hoorzitting gehouden, waar de
belangrijkste problemen werden gepresenteerd en de beleidsopties en de
mogelijke effecten daarvan werden besproken. De belangrijkste resultaten van
het raadplegingsproces (2012-2013) kunnen als volgt worden samengevat: –
alle belanghebbenden benadrukten de noodzaak van
stabiele, eerlijke en gelijke concurrentievoorwaarden in de EU, zowel voor de
concurrentie tussen havens als voor die tussen aanbieders van dezelfde
havendiensten in één bepaalde haven. Rechtszekerheid en een
ondernemingsvriendelijk klimaat met zo min mogelijk administratieve lasten zijn
een prioriteit voor alle belanghebbenden; –
oneerlijke concurrentie tussen havens in verband
met overheidsfinanciering van haveninfrastructuur is voor veel belanghebbenden
een grote zorg. Lidstaten en havenautoriteiten hebben aangedrongen op een
streng toezicht op staatssteun; –
een belangrijk deel van de gebruikers van
havendiensten, scheepvaartmaatschappijen en invoer/uitvoerbedrijven is van
mening dat in een groot aantal EU-havens de prijs en de kwaliteit van
havendiensten onbevredigend zijn en dat deze diensten gepaard gaan met te veel
administratieve lasten; –
30 % van de Europese havenautoriteiten is niet
tevreden met de huidige situatie. De meerderheid van de havenautoriteiten is
echter tegen de invoering van EU-procedures die leiden tot een inperking van de
mogelijkheden voor overheden om door middel van rechtstreekse gunning
contracten en vergunningen toe te kennen aan exploitanten van havendiensten. De
toepassing van EU-voorschriften inzake concessies op de gunning van bepaalde
contracten in havens is in bepaalde lidstaten zeer controversieel; –
in bepaalde lidstaten verzetten vakbonden van
havenwerkers zich tot het uiterste tegen elke EU-bepaling die van invloed is op
de bestaande arbeidsvoorwaarden in havens. Vertegenwoordigers van loodsdiensten
stellen dat loodsdiensten, ook al worden ze verricht tegen betaling, geen
economische dienst vormen en moeten worden uitgesloten van concurrentiedruk; –
de meeste belanghebbenden zijn het ermee eens dat
het havensysteem in de EU zich moet ontwikkelen en zich moet aanpassen aan de
grote uitdagingen die voortvloeien uit de schaarste aan publieke middelen, de
concurrentie van havens in naburige derde landen en andere regio's van de
wereld, de noodzaak om toegevoegde waarde en banen te creëren en het belang van
het terugdringen van milieueffecten. Er bestaat algemene overeenstemming over
het belang om, indien mogelijk, de EU-financiering voor de ondersteuning van
havens en het maritieme vervoer veilig te stellen en te verhogen. 2.2 Effectbeoordeling In de effectbeoordeling zijn voor de twee hierboven
genoemde hoofduitdagingen vijf operationele doelstellingen vastgesteld. 2.2.1 Moderniseren van havendiensten
en -werkzaamheden: In de eerste plaats moet een aantal TEN-T-havens
met de bestaande infrastructuur meer vracht en passagiers kunnen afhandelen of
aantrekken door havendiensten en ‑werkzaamheden verder te optimaliseren.
Dit wordt vertaald in drie operationele doelstellingen: (1)
De toegang tot de markt voor havendiensten
doorzichtiger en gemakkelijker maken: Dit moet de beperkingen op de toegang tot de markt
voor havendiensten verminderen en tegelijkertijd een einde maken aan de huidige
rechtsonzekerheid die uit horizontale regelgeving van het Verdrag en de regels
inzake openbare aanbestedingen voortvloeit. (2)
Voorkomen van marktmisbruik door aangewezen aanbieders
van havendiensten: Dit moet ervoor zorgen dat aangewezen
havendienstverleners hun diensten op een kostenefficiënte wijze verrichten en
tegelijkertijd hun rol en mogelijk hun openbaredienstopdracht blijven
vervullen, met name op het gebied van veiligheid, beveiliging en milieu. (3)
Verbeteren van coördinatiemechanismen binnen
havens: Dit moet de goede werking voor expediteurs,
logistieke bedrijven en eigenaars van vracht vergemakkelijken doordat ze minder
geld en tijd hoeven te besteden aan het gebruik van de haven. Een betere
coördinatie zal ook de in de haven gevestigde exploitanten ten goede komen,
door synergieën te creëren en overlappende dienstverlening aan dezelfde klant
te voorkomen. 2.2.2 De randvoorwaarden scheppen om
investeringen in havens aan te trekken: In de tweede plaats moeten een grotere
financiële transparantie en een grotere autonomie van havens een gelijk
speelveld creëren, efficiëntere heffingen bevorderen en uiteindelijk meer
investeringen aantrekken. Dit wordt op zijn beurt vertaald in twee aanvullende
operationele doelstellingen: (4)
Transparante financiële betrekkingen tussen
overheden, havenautoriteiten en aanbieders van havendiensten: Dit moet financiële transparantie tussen
publieke functies en commerciële activiteiten moeten waarborgen en voorkomen
dat havens en dienstverrichters oneerlijke concurrentievoordelen genieten. (5)
Autonoom en vastgestelde en transparante heffingen
voor het gebruik van haveninfrastructuur: Dit moet een efficiënter gebruik van
infrastructuur en een meer economische rationaliteit in de planning, het
onderhoud en de exploitatie van en investeringen in haveninfrastructuur tot
stand brengen en tegelijkertijd prijssignalen op basis van milieueffecten en
maatschappelijke mogelijk maken. Op basis hiervan zijn vier beleidsopties onderzocht: (1)
Beleidspakket 1:
“Transparantie” Beleidspakket 1 (BP1) past een zachte maatregel
toe (een niet-bindende mededeling) om de toegang tot de markt voor
havendiensten doorzichtiger en gemakkelijker te maken. Voor mono- of
oligopolies worden echter bindende bepalingen ingevoerd: in die gevallen moet toezicht
worden uitgeoefend op de prijzen om buitensporige of discriminerende heffingen
te voorkomen. De financiering en vaststelling van haventarieven wordt
overgelaten aan de bevoegde autoriteiten op voorwaarde dat zij daarbij voor
fundamentele transparantie zorgen. De coördinatie van de diensten binnen de
haven wordt gewaarborgd door een commissie van havengebruikers. (2)
Beleidspakket 2:
“Gereguleerde concurrentie” Beleidspakket 2 (BP2)
voert het beginsel van vrije dienstverrichting in binnen een kader van
gereguleerde markttoegang. In het kader van deze gereguleerde markttoegang kan
de vrijheid om diensten te verrichten worden beperkt indien dit is
gerechtvaardigd door een gebrek aan ruimte in het havengebied of door
openbaredienstverplichtingen (beschikbaarheid, toegankelijkheid, enz.). In
dergelijke gevallen moeten duidelijk omschreven diensten worden gegund via een
openbare aanbestedingsprocedure, en in moet de reikwijdte van de activiteiten
van de interne havenexploitant worden afgebakend. Bij diensten die door een
mono- of oligopolie worden verzekerd, moet toezicht worden uitgeoefend op de
prijzen. De transparantie van de financiële betrekkingen tussen overheden,
havenautoriteiten en aanbieders van havendiensten wordt gewaarborgd door
gescheiden boekhoudingen en voorschriften inzake het verband tussen het niveau
van de heffingen voor het gebruik van haveninfrastructuur en de feitelijke
koste n. De coördinatie van de diensten binnen de haven wordt
gemakkelijker gemaakt door de instelling van een commissie van havengebruikers. (3)
Beleidspakket 2a: “Gereguleerde concurrentie en autonomie van de haven” Beleidspakket 2a (BP2a) is identiek aan BP2, met
de volgende verschillen: de verplichting om in geval van
ruimtebeperkingen of openbaredienstverplichtingen gebruik te maken van openbare
aanbestedingen is niet alleen van toepassing op nieuwe contracten, maar ook op
materiële wijzigingen van bestaande contracten. Het regelgevend toezicht op
dienstverrichters met een monopoliepositie heeft een beperkter
toepassingsgebied en is alleen van toepassing op markten waar geen concurrentie
kan plaatsvinden, d.w.z. markten waarvoor geen openbare aanbesteding wordt
georganiseerd. Aan havens wordt een grotere autonomie verleend: op het gebied
van heffingen voor het gebruik van infrastructuur krijgt elke haven het recht
om, in plaats van heffingen op te leggen die verband houden met de feitelijke
kosten, zelf de structuur en het niveau van de haventarieven vast te stellen,
mits het heffingenbeleid transparant is. Het initiatief moedigt ook
differentiatie op basis van de milieuprestaties van schepen aan. (4)
Beleidspakket 3: “Volledige
concurrentie en autonomie van de haven” Beleidspakket 3 (BP3) bouwt voort op BP2a door
tevens voor elke havendienst een minimum van twee concurrerende en
onafhankelijke exploitanten te vereisen indien het aantal exploitanten als
gevolg van ruimtegebrek wordt beperkt. Ook wordt er een functionele/juridische
scheiding aangebracht. Deze scheiding moet tot een verveelvoudiging van het
aantal actoren leiden. Om ervoor te zorgen dat de haven blijft functioneren, moet
de centrale coördinatietaak van de havenautoriteiten noodzakelijkerwijs worden
versterkt. Net als in BP2a krijgt elke havenautoriteit de vrijheid om zelf,
overeenkomstig haar eigen commerciële praktijken, de structuur en het niveau
van de heffingen voor het gebruik van haveninfrastructuur vast te stellen. Na analyse van de verschillende opties en hun
potentiële effecten heeft de Commissie geconcludeerd dat optie BP2a is, met een
variant voor vrachtafhandelings- en passagiersdiensten, de voorkeur verdient.
Wat betreft de maatregelen inzake de toegang tot de markt voor
vrachtafhandelings- en passagiersdiensten moeten geen nieuwe wettelijke
bepalingen moeten voorgesteld. Er wordt een mededeling gepubliceerd om de
bestaande eisen en regels te verduidelijken. Wel moeten de voorschriften inzake
het regelgevend toezicht op de prijzen van dienstverrichters in monopolie- of
oligopolieposities en de transparantie van boekhoudingen worden toegepast op
vrachtafhandelings- en passagiersdiensten. In de effectbeoordeling wordt gewezen op de
potentiële voordelen in de vorm van kostenbesparingen (10 miljard euro tot 2030),
de ontwikkeling van de korte vaart, een vermindering van de congestie en de
creatie van nieuwe banen. Uit de effectbeoordeling blijkt dat dit voorstel niet
leidt tot directe significante veranderingen in de administratieve lasten in
havens. De invoering van de vrijheid om diensten te verrichten zal leiden tot
een daling van de administratieve kosten voor havens, terwijl het toezicht op
de prijzen, in bepaalde gevallen, en de raadpleging van gebruikers mogelijk
extra administratieve inspanningen zullen vergen. Er moet echter worden benadrukt
dat dit voorstel door het opheffen van beperkingen indirect zal bijdragen tot
vereenvoudiging. In het geplande initiatief voor een "blauwe gordel"
zullen verdere vereenvoudingsmaatregelen worden voorgesteld. 3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL 3.1 Samenvatting van de
voorgestelde maatregelen Het voorstel bevat de volgende hoofdelementen: –
de verordening is van toepassing op alle zeehavens
die zijn genoemd in het voorstel van de Commissie voor EU-richtsnoeren
betreffende de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk; –
de vrijheid van dienstverrichting zal van
toepassing zijn op havendiensten. Havenbeheerders kunnen aan aanbieders van
specifieke havendiensten evenwel minimumeisen opleggen. Indien dergelijke
minimumeisen worden opgelegd, mogen deze uitsluitend betrekking hebben op
beroepskwalificaties, de noodzakelijke uitrusting, de maritieme veiligheid, de
algemene veiligheid en beveiliging in de haven, en relevante milieuaspecten.
Deze eisen mogen niet worden gebruikt om impliciete obstakels voor de toegang
tot de markt op te werpen, en daarom moeten de criteria objectief en evenredig
zijn en moeten ze een eerlijke behandeling van alle exploitanten, zowel
bestaande als potentiële, waarborgen. Potentiële exploitanten dienen toegang te
hebben tot opleidingen om relevante specifieke lokale kennis te verwerven; –
bovengenoemde vereiste zal niet worden opgelegd aan
vrachtafhandelingsdiensten en passagiersterminals. Deze diensten worden vaak
georganiseerd door middel van concessies die binnen het toepassingsgebied van
de toekomstige, door de Commissie voorgestelde richtlijn betreffende de gunning
van concessieopdrachten vallen[2].
Bovendien zouden aanvullende wettelijke bepalingen de inspanningen om een
sociale dialoog op het niveau van de Unie te initiëren, kunnen ondergraven. In
tegenstelling tot loodsdiensten die havens in en uit varen, hebben
loodsdiensten die op volle zee worden verricht geen rechtstreeks effect op de
efficiëntie van de haven en hoeven ze derhalve niet in deze verordening te
worden opgenomen; –
desgevallend kan de vrijheid van dienstverrichting worden
onderworpen aan een beperking van het aantal dienstverrichters. Deze beperking
moet worden toegepast in twee mogelijke gevallen: wanneer er ruimtebeperkingen
of -reserveringen zijn die, indien duidelijk gedocumenteerd in een formeel
ontwikkelingsplan, de beperking van het aantal exploitanten dat actief is in de
perimeter van de haven kunnen rechtvaardigen, of wanneer aan de exploitant een
openbaredienstverplichting is opgelegd, waarbij de intentie om deze op te
leggen duidelijk en openbaar bekend zijn; –
een lidstaat moet de mogelijkheid krijgen om
bevoegde instanties aan te wijzen om openbaredienstverplichtingen op te leggen,
in overeenstemming met de toepasselijke staatssteunregels. De
openbaredienstverplichtingen moeten duidelijk omschreven, niet-discriminerend
en controleerbaar zijn en moeten verband houden met de beschikbaarheid
(ononderbroken dienstverlening), de toegankelijkheid (voor alle gebruikers) of
de betaalbaarheid (voor bepaalde categorieën van gebruikers) van de havendiensten;
–
indien een bevoegde instantie in een haven of
meerdere havens openbaredienstverplichtingen oplegt, krijgt deze instantie de
mogelijkheid om specifieke havendiensten zelf te organiseren en commercieel te
exploiteren, op voorwaarde dat zij geen activiteiten verricht buiten de haven
of havens waar zij openbaredienstverplichtingen oplegt; –
de rechten van werknemers dienen te worden
gewaarborgd en de lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om deze rechten
verder te versterken in geval van een overdracht van een onderneming en het
betrokken personeel van de oude onderneming; –
wanneer havenbeheerders overheidsmiddelen ontvangen,
moet er een transparante boekhouding worden gevoerd om te laten zien dat de overheidsmiddelen
op effectieve en passende wijze worden gebruikt; –
wanneer aangewezen aanbieders van havendiensten
niet hebben deelgenomen aan een openbare aanbestedingsprocedure of wanneer die
diensten door een interne exploitant worden verricht, moet erop worden
toegezien dat de prijs van de dienst transparant en niet-discriminerend is en
dat deze wordt vastgesteld op basis van normale marktvoorwaarden waarbij de
totale heffing niet hoger ligt dan de totale kosten plus een redelijke
winstmarge; –
havenbeheerders stellen de heffingen voor het
gebruik van haveninfrastructuur autonoom en op basis van hun eigen commerciële
en investeringsstrategie vast; –
de heffingen voor het gebruik van
haveninfrastructuur kunnen worden gedifferentieerd overeenkomstig commerciële
praktijken in verband met het frequent gebruik van de haven of om een
efficiënter gebruik van haveninfrastructuur, de korte vaart of goede
energieprestaties, dan wel energie- of koolstofefficiënt vervoer te stimuleren; –
in elke haven dient een adviescommissie van
havengebruikers te worden opgericht. Deze commissie zal bestaan uit
vertegenwoordigers van exploitanten van vaartuigen, eigenaars van vracht of
andere havengebruikers die heffingen dienen te betalen voor het gebruik van
haveninfrastructuur of havendiensten. Deze commissie moet worden geraadpleegd
over de structuur en het niveau van de heffingen voor het gebruik van
haveninfrastructuur en, in sommige gevallen, de tarieven voor havendiensten; –
de havenbeheerder dient belanghebbenden, zoals in
de haven gevestigde ondernemingen, aanbieders van havendiensten en
havengebruikers, te raadplegen over aspecten zoals de coördinatie van
havendiensten, verbindingen met het hinterland en administratieve procedures; –
de lidstaten zorgen ervoor dat een onafhankelijke
toezichthoudende instantie toezicht uitoefent op de toepassing van deze
verordening. Dat mag door een bestaande instantie gebeuren. De verschillende
nationale toezichthoudende instanties dienen informatie over hun werkzaamheden
en besluitvormingsbeginselen uit te wisselen en nauw samen te werken met het
oog op het verlenen van wederzijdse bijstand bij de uitvoering van hun taken. 3.2 Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag voor het voorstel is
artikel 100, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie. 3.3 Subsidiariteitsbeginsel Bij de artikelen 58, 90 en 100 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie worden de doelstellingen van een
echte interne markt in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid uitgebreid
tot de havens. De overgrote meerderheid van het handelsverkeer
over zee dat wordt afgehandeld in TEN-T-havens komt voort uit handel tussen
lidstaten of internationale handel. Havens hebben een duidelijke Europese
functie. Ongeveer de helft van het totale volume aan goederen dat in havens
wordt afgehandeld, is - over zee of over land - afkomstig uit of bestemd voor
een andere lidstaat dan de lidstaat van de haven waar de goederen worden
doorgevoerd[3].
Maatregelen van de lidstaten alleen kunnen geen gelijke marktvoorwaarden in de
hele interne markt van de EU tot stand brengen, en ook kunnen de lidstaten geen
maatregelen nemen om de prestaties te verbeteren van havens die op dezelfde
trans-Europese corridor, maar in andere lidstaten liggen. Derhalve is het voorgestelde initiatief met het
oog op de interne markt, netwerkeffecten en de internationale dimensie van de
havensector, en hoewel de specifieke aard van de havensector en de vaak
eeuwenoude lokale geschiedenis en cultuur ervan wordt erkend, in overeenstemming
met het subsidiariteitsbeginsel. 3.4 Evenredigheidsbeginsel De verordening is uitsluitend van toepassing op TEN-T-zeehavens. De evenredigheid
wordt gewaarborgd door te voorkomen dat onnodige regels worden opgelegd aan
zeer kleine havens die geen significante rol in het Europees vervoerssysteem
spelen. TEN-T-zeehavens handelen daarentegen de overgrote meerderheid van het
handelsverkeer af en zijn per definitie essentieel voor de internationale
handel en de handel binnen Europa, en daarmee voor de Europese interne markt
en/of de cohesie binnen de EU. Voorts komen TEN-T-havens in aanmerking voor
EU-financiering. Het toepassingsgebied is niet verder beperkt tot de kernhavens om geen
risico op concurrentieverstoring tussen kernhavens en andere TEN-T-havens te creëren.
Bovendien zijn met het oog op een efficiënte werking van het netwerk zowel
kernhavens (doorgaans hubs) als TEN-T-havens die geen kernhavens zijn nodig
voor de regionale distributie. 3.5 Keuze van het
rechtsinstrument Hoewel de lidstaten en regionale en lokale
overheden vanouds de belangrijkste actoren in de ontwikkeling en het beheer van
haveninfrastructuur zijn, lijkt de praktijk uit te wijzen dat deze situatie
geleidelijk aan het veranderen is. Vervoerders, autonome overheidsinstanties en
‑entiteiten en andere particuliere en openbare entiteiten zijn ook een
belangrijke rol gaan spelen in de ontwikkeling, het beheer en de organisatie
van havens. Daarom is het belangrijk om ervoor te zorgen dat deze wetgeving
inzake toegang tot de markt voor havendiensten en financiële transparantie van
havens algemeen toepasbaar is. Bovendien dient de wetgeving, om een uniforme
toepassing en handhaving ervan en een gelijk speelveld in de interne markt te
waarborgen, rechtstreeks verbindend te zijn in al haar onderdelen. Daarom heeft
de Commissie voor een verordening gekozen als het passende rechtsinstrument
voor dit voorstel. Op die manier worden extra administratieve lasten voor de
lidstaten en de Commissie vermeden. 3.6 Europese Economische Ruimte De voorgestelde verordening heeft betrekking
op een onderwerp dat onder de EER-overeenkomst valt en moet bijgevolg worden
uitgebreid tot de Europese Economische Ruimte. 2013/0157 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD tot vaststelling van een kader voor de
toegang tot de markt voor havendiensten en de financiële transparantie van
havens (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[4], Gezien het advies van het Comité van de
Regio's[5], Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Havens moeten volledige in
naadloze logistieke en vervoersketens worden geïntegreerd om bij te dragen tot
groei en een efficiëntere benutting en werking van het trans-Europese
vervoersnetwerk en de interne markt. Dit vereist moderne havendiensten die
bijdragen tot een efficiënt gebruik van havens en een gunstig klimaat voor
investeringen in havenontwikkelingen in het licht van de huidige en toekomstige
eisen op het gebied van vervoer en logistiek. (2) In de mededeling over de Akte
voor de interne markt II[6]
heeft de Commissie eraan herinnerd dat de aantrekkingskracht van het zeevervoer
afhankelijk is van de beschikbaarheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van
havendiensten en van aspecten zoals de transparantie van overheidsfinanciering
en haventarieven, administratieve vereenvoudiging in havens en een herziening van
de beperkingen op het verrichten van diensten in havens. (3) Het faciliteren van de toegang
tot de markt voor havendiensten op het niveau van de Unie en de invoering van
financiële transparantie en autonomie van zeehavens zullen de kwaliteit en de
efficiëntie van de dienstverlening aan gebruikers van havens ten goede komen en
bijdragen tot een gunstiger klimaat voor investeringen in havens, en daarmee bijdragen
tot een verlaging van de kosten voor gebruikers en tot het bevorderen van de korte
vaart en een betere afstemming tussen de zeevaart en het spoor, de binnenvaart
en het wegvervoer. (4) De overgrote meerderheid van
het maritieme handelsverkeer van de Unie loopt via de zeehavens die deel
uitmaken van het trans-Europees vervoersnetwerk. Om het doel van deze
verordening op evenredige wijze te verwezenlijken zonder aan andere havens
onnodige lasten op te leggen, moet deze verordening van toepassing zijn op de
havens van het trans-Europees vervoersnetwerk, die allemaal een belangrijke rol
spelen in het Europese vervoerssysteem, hetzij omdat ze meer dan 0,1 % van de
totale EU-vracht of het totale aantal passagiers afhandelen, hetzij omdat ze de
regionale toegankelijkheid van insulaire of perifere gebieden verbeteren.
Lidstaten kunnen ervoor kiezen deze verordening ook op andere havens toe te
passen. Loodsdiensten op volle zee hebben geen rechtstreeks effect op de
efficiëntie van havens, aangezien ze niet worden gebruikt om haven binnen te
varen of te verlaten en derhalve niet in het toepassingsgebied van deze
verordening moeten worden opgenomen. (5) Het doel van artikel 56 van
het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie is de beperkingen voor het
vrij verrichten van diensten binnen de Unie op te heffen. Overeenkomstig
artikel 58 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet dit
worden verwezenlijkt in het kader van de bepalingen onder de titel vervoer en met
name artikel 100, lid 2. (6) In een aantal lidstaten is
het zelf verrichten van diensten, hetgeen inhoudt dat scheepvaartmaatschappijen
of aanbieders van havendiensten personeel naar eigen keuze in dienst nemen en
zelf havendiensten verrichten, om veiligheids- of sociale redenen gereguleerd. De
belanghebbenden die door de Commissie tijdens het opstellen van haar voorstel
zijn geraadpleegd, hebben erop gewezen dat het op het niveau van de Unie
algemeen toestaan van het zelf verrichten van diensten aanvullende
voorschriften inzake veiligheids- en sociale kwesties nodig zou maken teneinde
mogelijke negatieve effecten op dit gebied te voorkomen. Het lijkt daarom
passend om deze kwestie in dit stadium niet op het niveau van de Unie te
reguleren en om het aan de lidstaten over te laten om het zelf verrichten van
havendiensten al dan niet te reguleren. Deze verordening dient derhalve
uitsluitend betrekking te hebben op het verlenen van havendiensten die tegen
betaling worden verricht. (7) In het belang van een
efficiënt, veilig en milieuverantwoord havenbeheer moet de havenbeheerder
kunnen vereisen dat aanbieders van havendiensten kunnen aantonen dat ze voldoen
aan de minimumvereisten om de dienst op passende wijze te verrichten. Deze
minimumvereisten moeten worden beperkt tot een duidelijk omschreven reeks
voorwaarden betreffende de beroepskwalificaties van de exploitanten, met
inbegrip van hun opleidingsniveau, en de benodigde uitrusting, voor zover deze
vereisten transparant, niet-discriminerend, objectief en relevant voor de
verrichting van de havendienst zijn. (8) Beschikken over de
noodzakelijke uitrusting moet inhouden dat de aanbieder van de havendienst deze
uitrusting bezit, huurt of least en in elk geval rechtstreekse en onbetwistbare
controle over de uitrusting uitoefent, zodat hij de uitrusting telkens als dat
nodig is kan gebruiken. (9) De procedure voor het
verlenen van het recht om havendiensten te verrichten moet, indien naleving van
minimumeisen is vereist, transparant, objectief en niet-discriminerend zijn en
moet de aanbieders van havendiensten in staat stellen om tijdig met het
verrichten van hun havendiensten te beginnen. (10) Aangezien havens afgebakende
geografische gebieden vormen, kan de toegang tot de markt in bepaalde gevallen
worden beperkt vanwege een gebrek aan ruimte of omdat de beschikbare ruimte is
gereserveerd voor bepaalde types activiteiten door middel van een
bestemmingsplan waarin het landgebruik op transparante wijze wordt geregeld en
overeenkomstig de in de nationale wetgeving opgenomen doelstellingen op het
gebied van ruimtelijke ordening en stedenbouw. (11) Elk voornemen om het aantal
aanbieders van havendiensten te beperken moet vooraf door de bevoegde instanties
bekend worden gemaakt en moet volledig worden gemotiveerd om belangstellende
partijen de mogelijkheid te bieden om opmerkingen in te dienen. De criteria
voor elke beperking moeten objectief, transparant en niet-discriminerend zijn. (12) Om open en transparant te
zijn, moeten de selectieprocedure voor aanbieders van havendiensten en de
resultaten ervan openbaar worden gemaakt en moeten de belangstellende partijen alle
documenten ter zake ontvangen. (13) Indien het aantal aanbieders
van havendiensten wordt beperkt, moet de selectieprocedure plaatsvinden volgens
de in Richtlijn ../../… [concessieopdrachten][7]
vastgelegde beginselen en aanpak, met inbegrip van de drempel en de methode om de
waarde van de opdrachten te bepalen, de definitie van materiële wijzigingen en
de elementen die verband houden met de looptijd van de opdracht. (14) De toepassing van een
openbaredienstverplichting die leidt tot een beperking van het aantal
aanbieders van een havendienst hoeft alleen te worden gerechtvaardigd om
redenen van algemeen belang, d.w.z. om de toegankelijkheid van de havendienst
voor alle gebruikers, de beschikbaarheid van de havendienst gedurende het hele
jaar of de betaalbaarheid van de havendienst voor bepaalde categorieën
gebruikers te waarborgen. (15) Wanneer het aantal aanbieders
van een havendienst moet worden beperkt, kan de beslissing daartoe door de
lidstaat worden overgelaten aan een andere instantie teneinde de concurrentie
te waarborgen. Elke beperking van het aantal aanbieders van een havendienst
moet plaatsvinden via een open, transparante en niet-discriminerende procedure.
Dit is echter niet verplicht wanneer de uitvoering van een
openbaredienstverplichting rechtstreeks wordt toevertrouwd aan een bevoegde instantie
of een interne exploitant. (16) Deze verordening sluit de mogelijkheid
niet uit dat de bevoegde instanties compensatie verlenen voor de verrichting
van de openbaredienstverplichtingen, mits zij de toepasselijke
staatssteunregels in acht nemen. Wanneer de openbaredienstverplichtingen als
diensten van algemeen belang worden beschouwd, moet worden voldaan aan het
Besluit van de Commissie van 20 november 2011 betreffende de toepassing van
artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan
bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste
ondernemingen[8],
Verordening (EU) nr. 360/2012 van 25 april 2012 betreffende de toepassing van
de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch
belang verrichtende ondernemingen[9]
en de EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de
openbare dienst[10]. (17) De havenbeheerder mag niet
discrimineren tussen aanbieders van havendiensten, en in het bijzonder niet ten
gunste van een onderneming of instantie waarin hij zelf een belang heeft. (18) De in een lidstaat aangewezen
bevoegde instantie moet de keuze hebben om zelf havendiensten met openbaredienstverplichtingen
te verrichten of een interne exploitant rechtstreeks met de verrichting van
deze diensten te belasten. Wanneer de bevoegde instantie ervoor opteert de
diensten zelf te verrichten, kan zij daarvoor een beroep doen op eigen
werknemers of op werknemers die in opdracht van die bevoegde instantie werken. Wanneer
deze beperking wordt toegepast in alle TEN-T-havens op het grondgebied van een
lidstaat, moet de Commissie daarvan in kennis worden gesteld. Wanneer de
bevoegde instanties in een lidstaat een dergelijke keuze maken, moet de
verrichting van havendiensten door de interne exploitanten worden beperkt tot
de haven of havens waarvoor deze interne exploitanten zijn aangewezen. Bovendien
moet op de heffingen die deze exploitanten voor havendiensten in rekening
brengen toezicht worden gehouden door een onafhankelijke toezichthoudende
instantie. (19) De lidstaten moeten de
bevoegdheid behouden om een passende sociale bescherming te waarborgen voor het
personeel van ondernemingen die havendiensten aanbieden. Deze verordening laat
de toepassing van de sociale en arbeidsnormen van de lidstaten onverlet. In
geval van een beperking van het aantal aanbieders van havendiensten moet het
voor de bevoegde instanties mogelijk zijn, wanneer de sluiting van een contract
voor het verrichten van havendiensten een verandering van de exploitant van de
havendiensten met zich mee kan brengen, om de geselecteerde dienstverrichter te
verzoeken de bepalingen van Richtlijn 2001/23/EG van de Raad inzake de
onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud
van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen,
vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen[11] toe te passen. (20) In veel havens wordt de
markttoegang voor aanbieders van vrachtafhandelings- en
passagiersterminaldiensten verleend door middel van de gunning van openbare
concessieopdrachten. Op dit soort opdrachten zal Richtlijn
..../…[concessieopdrachten] van toepassing zijn. Bijgevolg mag hoofdstuk II van
deze verordening niet van toepassing zijn op de verrichting van
vrachtafhandelings- en passagiersdiensten, maar de lidstaten moeten wel de
vrijheid behouden om de voorschriften van dit hoofdstuk toch op die twee
diensten toe te passen. Voor andere soorten opdrachten die door overheden
worden gebruikt om toegang tot de markt voor vrachtafhandelings- en
passagiersterminaldiensten te verlenen heeft het Hof van Justitie van de
Europese Unie bevestigd dat de bevoegde instanties bij het gunnen van deze
opdrachten de beginselen van transparantie en non-discriminatie dienen na te
leven. Deze beginselen zijn volledig van toepassing op de verrichting van elke
havendienst. (21) De financiële betrekkingen
tussen zeehavens die publieke middelen ontvangen en aanbieders van
havendiensten enerzijds en overheden anderzijds moeten transparant worden
gemaakt om gelijke concurrentievoorwaarden te creëren en marktverstoringen te
voorkomen. In dit verband breidt deze verordening de beginselen van
transparantie van financiële betrekkingen, zoals omschreven in Richtlijn 2006/111/EG
van de Commissie betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen
tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid binnen
bepaalde ondernemingen[12],
uit naar andere categorieën van adressaten, waarbij het toepassingsgebied ervan
onverlet wordt gelaten. (22) Aan havenbeheerders die
publieke middelen ontvangen en tevens als dienstverrichter optreden, moet de
verplichting worden opgelegd om gescheiden boekhoudingen te voeren voor de
activiteiten die zij uitvoeren in hun hoedanigheid van havenbeheerder en de
activiteiten die zij uitvoren op concurrerende basis, teneinde een gelijk
speelveld en transparantie inzake de besteding van overheidsmiddelen te creëren
en marktverstoringen te voorkomen. In ieder geval moet de naleving van de
staatssteunregels worden verzekerd. (23) Bij heffingen voor
havendiensten die worden opgelegd door aanbieders van havendiensten die niet
zijn aangewezen volgens een open, transparante en niet-discriminerende
procedure is het risico op prijsmisbruik groter vanwege de monopolie- of
oligopoliesituatie waarin zij zich bevinden en omdat hun markt niet kan worden
betwist. Hetzelfde geldt voor heffingen die worden toegepast door interne
exploitanten als bedoeld in deze verordening. Voor dergelijke diensten moeten,
bij ontstentenis van eerlijke marktmechanismen, regelingen worden vastgesteld
die waarborgen dat de heffingen die deze aanbieders instellen een
weerspiegeling zijn van de normale omstandigheden in de desbetreffende markt en
op transparante en niet-discriminerende wijze zijn bepaald. (24) Om efficiënt te zijn moeten de
heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur van elke afzonderlijke haven
op transparante en autonome wijze zijn vastgesteld in overeenstemming met de
eigen commerciële en investeringsstrategie van de haven. (25) Differentiatie van de
heffingen voor het gebruik van haveninfrastructuur moet worden toegestaan om de
korte vaart te bevorderen en vaartuigen aan te trekken waarvan de
milieuprestaties of de energie- en koolstofefficiëntie van de
vervoersactiviteiten, in het bijzonder van de off-shore- of
on-shore-zeevervoersactiviteiten, beter zijn dan het gemiddelde. Dit moet bijdragen
tot de verwezenlijking van het milieu- en klimaatbeleid en de duurzame
ontwikkeling van de haven en haar omgeving, voornamelijk door de ecologische voetafdruk
van de vaartuigen die de haven aandoen en er voor anker liggen te helpen
drukken. (26) Havens moeten over toereikende
faciliteiten beschikken om ervoor te zorgen dat de havengebruikers die een
heffing voor het gebruik van haveninfrastructuur en/of een heffing voor
havendiensten dienen te betalen, worden geraadpleegd bij de vaststelling of
wijziging van de heffingen voor het gebruik van haveninfrastructuur of
havendiensten. De havenbeheerders moeten ook regelmatig overleg plegen met
andere belanghebbenden over belangrijke onderwerpen die verband houden met de
gezonde ontwikkeling van de haven, de werking van de haven en haar
mogelijkheden om economische activiteiten aan te trekken en te genereren, zoals
de coördinatie van havendiensten binnen het havengebied en de efficiëntie van
de hinterlandverbindingen en de administratieve procedures in de haven. (27) Met het oog op een goede en
effectieve werking van deze verordening moet in elke lidstaat een onafhankelijk
toezichthoudende instantie worden aangewezen. Die opdracht mag aan een reeds
bestaande instantie worden toevertrouwd. (28) De verschillende
toezichthoudende instanties moeten informatie over hun werkzaamheden
uitwisselen en samenwerken om een uniforme toepassing van deze verordening te
waarborgen. (29) Teneinde bepaalde
niet-essentiële elementen van deze verordening aan te vullen en te wijzigen, en
met name om de uniforme toepassing van milieuheffingen te bevorderen, de
samenhang van de milieuheffingen in de hele Unie te versterken en gemeenschappelijke
heffingsbeginselen ter bevordering van de korte vaart toe te passen, moet aan
de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te
stellen inzake de gemeenschappelijke classificatie van vaartuigen, brandstoffen
en typen activiteiten op basis waarvan de heffingen voor het gebruik van
haveninfrastructuur kunnen worden gedifferentieerd en inzake de
gemeenschappelijke heffingsbeginselen voor het vaststellen van die heffingen. Het
is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende
werkzaamheden passende raadplegingen verricht, ook op deskundigenniveau. De
Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde
handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste
wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. (30) Om
eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen,
moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking
tot passende regelingen voor de uitwisseling van informatie tussen
onafhankelijke toezichthoudende instanties. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16
februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die
van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de
uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren [13]. (31) Aangezien de doelstellingen
van deze verordening, namelijk zorgen voor de modernisering van havendiensten
en de randvoorwaarden creëren om de noodzakelijke investeringen aan te trekken
in alle havens van het trans-Europees vervoersnetwerk, onvoldoende door de lidstaten kunnen worden
verwezenlijkt, gezien de Europese dimensie en de internationale en
grensoverschrijdende aard van haven- en daaraan gerelateerde maritieme
activiteiten, en dus, vanwege de noodzaak om gelijke concurrentievoorwaarden op
Europees niveau tot stand te brengen, beter op EU-niveau kunnen worden
verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen, in overeenstemming met het in
artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde
evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze
doelstellingen te verwezenlijken. (32) De onderhavige verordening
eerbiedigt de grondrechten en volgt de beginselen die met name door het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: HOOFDSTUK I – Onderwerp, toepassingsgebied
en definities Artikel 1
Onderwerp en
toepassingsgebied 1. Bij deze verordening worden
vastgesteld: (a)
een duidelijk kader voor toegang tot de markt voor
havendiensten; (b)
gemeenschappelijke voorschriften inzake de
financiële transparantie en door beheerders of aanbieders van havendiensten toe
te passen heffingen. 2. Deze verordening is van
toepassing op de verrichting van de volgende categorieën van havendiensten,
hetzij binnen havengebieden, hetzij op waterwegen van en naar havens: (a)
bunkering; (b)
vrachtafhandeling; (c)
baggeren; (d)
afmeren; (e)
passagiersdiensten; (f)
havenontvangstvoorzieningen; (g)
loodsen; en (h)
slepen. 3. Deze verordening is van
toepassing op alle zeehavens die deel uitmaken van het trans-Europees
vervoersnetwerk, als omschreven in bijlage I bij Verordening XXX [verordening
betreffende de richtsnoeren inzake het TEN-T]. 4. De lidstaten mogen deze
verordening ook toepassen op andere zeehavens. Indien lidstaten besluiten om
deze verordening toe te passen op andere zeehavens, stellen zij de Commissie in
kennis van hun besluit. Artikel 2
Definities Voor
de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: 1. "bunkering": de
levering van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of elke andere
energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van vaartuigen of de
algemene en specifieke energievoorziening aan boord van een afgemeerd vaartuig; 2. "vrachtafhandelingsdiensten":
de organisatie en behandeling van vracht tussen het vaartuig dat de vracht
vervoert en de wal, voor de invoer, uitvoer of doorvoer van de vracht, met
inbegrip van de verwerking, het vervoer en de tijdelijke opslag van de vracht
in de desbetreffende vrachtafhandelingsterminal, en rechtstreeks gerelateerd
aan het vervoer van de vracht, maar met uitzondering van de opslag,
ontmanteling, herverpakking of enige andere dienst met toevoegende waarde die
verband houdt met de afgehandelde vracht; 3. "baggeren": het
verwijderen van zand, slib of andere materie van de bodem van een waterweg om
vaartuigen toegang tot die haven te verschaffen, met inbegrip van zowel
initiële verwijdering (kapitaalbaggerwerken) als onderhoudsbaggerwerken om de
waterweg toegankelijk te houden; 4. "essentiële
haveninstallatie": een installatie waarvoor geldt dat de toegang ertoe
onontbeerlijk is om een havendienst te kunnen verrichten en die in normale
marktomstandigheden niet kan worden gereproduceerd; 5. "havenbeheerder":
een publieke of particuliere instantie die, al dan niet in combinatie met
andere activiteiten, aan de nationale wetgeving of rechtsinstrumenten de
doelstelling ontleent om de haveninfrastructuur, het havenverkeer, de
coördinatie en, voor zover van toepassing, de controle van de werkzaamheden van
de in de betrokken haven aanwezige exploitanten te beheren; 6. "afmeren": het aan-
en afmeren van een vaartuig dat met een anker of op een andere manier moet
worden vastgemaakt aan de kade in de haven of in de waterweg die toegang tot de
haven verschaft; 7. "passagiersdiensten":
de organisatie van de afhandeling van passagiers tussen het vaartuig waarop ze
worden vervoerd en de wal, met inbegrip van de verwerking van persoonsgegevens
en het vervoer van de passagiers binnen de desbetreffende passagiersterminal; 8. "loodsen": het
begeleiden van een vaartuig door een loods of loodsstation met het oog op het
veilig in of uit varen van de waterweg naar de haven door het vaartuig; 9. "heffing op het gebruik
van haveninfrastructuur": een vergoeding die wordt geïnd en direct of
indirect ten goede komt aan de havenbeheerder en die door de exploitanten van
vaartuigen of eigenaars van vracht wordt betaald voor het gebruik van
installaties en diensten die het voor vaartuigen mogelijk maken om de haven in
en uit te varen, met inbegrip van waterwegen die toegang tot de haven bieden,
en om toegang te verkrijgen tot de verwerking van passagiers en vracht; 10. "havenontvangstvoorziening":
iedere vaste, drijvende of mobiele voorziening die geschikt is voor de ontvangst
van scheepsafval of ladingresiduen als omschreven in Richtlijn 2000/59/EG van
het Europees Parlement en de Raad betreffende havenontvangstvoorzieningen voor
scheepsafval en ladingresiduen[14]; 11. "heffing op
havendiensten": een vergoeding die wordt geïnd door de aanbieder van
havendiensten en wordt betaald door de gebruiker van de desbetreffende
diensten; 12. "havendienstovereenkomst":
een formele en wettelijk bindende overeenkomst tussen een aanbieder van
havendiensten en een bevoegde instantie in het kader waarvan deze instantie na
een procedure om het aantal aanbieders van havendiensten te beperken een
aanbieder van havendiensten aanwijst; 13. "aanbieder van
havendiensten": elke natuurlijke of rechtspersoon die tegen betaling een
of meer van de in artikel 1, lid 2, bedoelde categorieën van havendiensten
verricht of wenst te verrichten; 14. "openbaredienstverplichting":
een verplichting die is omschreven of vastgesteld om de verrichting te
waarborgen van havendiensten in het algemeen belang die een exploitant, indien
hij zijn eigen commerciële belangen zou volgen, niet of niet in dezelfde mate
of tegen dezelfde voorwaarden op zich zou nemen; 15. “korte vaart”: de verplaatsing
over zee van lading en passagiers tussen in Europa gelegen havens of tussen die
havens en havens in niet-Europese landen met een kustlijn langs omsloten zeeën
die aan Europa grenzen; 16. "zeehaven": een uit
land en water bestaand gebied met terreinen en voorzieningen die voornamelijk
dienen voor de ontvangst van schepen, het laden en lossen daarvan, de opslag
van goederen, het in ontvangst nemen en leveren van die goederen en het in- en
ontschepen van passagiers, evenals enige andere infrastructuur die voor
vervoersexploitanten in het havengebied noodzakelijk is; 17. "slepen": met behulp
van een sleepboot aan een vaartuig bijstand bieden bij het manoeuvreren met het
oog op het veilig in of uit varen van de haven; 18. "waterweg naar de
haven": een toegang over het water tot de haven vanaf de open zee, zoals
toegangsvaarwegen, vaargeulen, rivieren, zeekanalen en fjorden. HOOFDSTUK II – Markttoegang Artikel 3
Vrij verrichten van diensten 1. De vrijheid om diensten te
verrichten in zeehavens die onder deze verordening vallen is van toepassing op
in de Unie gevestigde aanbieders van havendiensten onder de in dit hoofdstuk
omschreven voorwaarden. 2. Aanbieders van havendiensten
hebben toegang tot essentiële haveninstallaties voor zover dit noodzakelijk is
om hun werkzaamheden uit te voeren. De toegangsvoorwaarden zijn billijk,
redelijk en niet-discriminerend. Artikel 4
Minimumeisen aan het
verrichten van havendiensten 1. Havenbeheerders kunnen eisen
dat aanbieders van havendiensten voldoen aan minimumeisen voor de verrichting
van de desbetreffende havendienst. 2. De in lid 1 bedoelde
minimumeisen mogen, indien van toepassing, alleen betrekking hebben op: (a)
de beroepskwalificaties van de
havendienstverrichter, diens personeel of de natuurlijke personen die de
activiteiten van de havendienstverrichter effectief en permanent beheren; (b)
de uitrusting die nodig is om de desbetreffende
havendienst te verrichten in normale en veilige omstandigheden en het vermogen
om deze uitrusting adequaat te onderhouden; (c)
de naleving van eisen ten aanzien van de maritieme
veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de
haven, de installaties, uitrusting en personen; (d)
de naleving van lokale, nationale, uniale en
internationale milieueisen. 3. De minimumeisen zijn
transparant, niet-discriminerend, objectief en relevant voor de categorie en
aard van de betrokken havendiensten. 4. Indien de minimumeisen
specifieke lokale kennis of bekendheid met lokale omstandigheden omvatten, waarborgt
de havenbeheerder de toegang tot de nodige opleiding, tegen transparante en
niet-discriminerende voorwaarden, tenzij de lidstaat de toegang tot de nodige
opleiding waarborgt. 5. In de in lid 1 bedoelde
gevallen zijn de in lid 2 bedoelde minimumeisen en de procedure voor het
verlenen van het recht om met inachtneming van deze eisen havendiensten te
verrichten door de havenbeheerder bekendgemaakt vóór 1 juli 2015, of, voor
minimumeisen die van kracht worden na die datum, ten minste drie maanden
voorafgaand aan de datum waarop deze minimumeisen van kracht worden. Aanbieders
van havendiensten worden van tevoren in kennis gesteld van wijzigingen in de
criteria en de procedure. Artikel 5
Procedure om de naleving van
de minimumeisen te waarborgen 1. De havenbeheerders behandelt
aanbieders van havendiensten gelijk en handelt op transparante wijze. 2. De havenbeheerder verleent of
weigert het recht om havendiensten te verrichten op grond van de overeenkomstig
artikel 4 vastgestelde minimumeisen binnen een maand na de ontvangst van een
verzoek om verlening van een dergelijk recht. Weigeringen worden naar behoren
gemotiveerd op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en
evenredige criteria. 3. Beperkingen van de duur van
het overeenkomstig lid 2 gegeven besluit kunnen uitsluitend worden
gerechtvaardigd om redenen die verband houden met het type en de aard van de
havendienst. Artikel 6
Beperkingen van het aantal
aanbieders van havendiensten 1. In afwijking van artikel 3
kan de havenbeheerder het aantal aanbieders van een havendienst voor een
gegeven havendienst beperken om een of meerdere van de volgende redenen: (a)
de schaarste of het gereserveerde gebruik van de
beschikbare ruimte, op voorwaarde dat de havenbeheerder kan aantonen dat die
ruimte een essentiële haveninstallatie vormt en dat de beperking in
overeenstemming is met een formeel bestemmingsplan voor de haven dat is
goedgekeurd door de havenbeheerder en, indien van toepassing, door een andere
op grond van de nationale regelgeving bevoegde instantie; (b)
de openbaredienstverplichtingen als bedoeld in
artikel 8 indien het ontbreken van beperkingen de levering van aan aanbieders
van havendiensten opgelegde verplichtingen kan belemmeren. 2. De havenbeheerder maakt
voorstellen om lid 1 toe te passen ten minste zes maanden van tevoren bekend,
samen met de redenen daarvoor, teneinde belangstellende partijen de kans te
geven om binnen een redelijke termijn opmerkingen te formuleren. 3. De havenbeheerder maakt het
genomen besluit bekend. 4. Wanneer een havenbeheerder
zelf of via een juridisch zelfstandige entiteit waarover hij rechtstreeks of
onrechtstreeks zeggenschap uitoefent havendiensten verricht, kan de lidstaat
het nemen van een besluit tot beperking van het aantal aanbieders van
havendiensten delegeren aan een instantie die onafhankelijk is van de
havenbeheerder. Indien de lidstaat het nemen van een besluit tot beperking van
het aantal aanbieders van havendiensten aan een dergelijke instantie
toevertrouwt, mag het aantal aanbieders niet kleiner zijn dan twee. Artikel 7
Procedure voor het beperken
van het aantal aanbieders van havendiensten 1. Elke beperking van het aantal
aanbieders van een havendienst overeenkomstig artikel 6 wordt voorafgegaan door
een selectieprocedure die openstaat voor alle belangstellende partijen en die
niet-discriminerend en transparant is. 2. Indien de geschatte waarde
van de havendienst hoger is dan de in lid 3 omschreven drempelwaarde, zijn de
voorschriften inzake de gunningsprocedure, de procedurele waarborgen en de
maximale looptijd van de concessies als omschreven in Richtlijn …/…
[concessieopdrachten] van toepassing. 3. De drempelwaarde en de
methode om de waarde van de havendienst te bepalen zijn die van de
desbetreffende en toepasselijke bepalingen van Richtlijn …/…
[concessieopdrachten]. 4. De geselecteerde aanbieder of
aanbieders en de havenbeheerder sluiten een havendienstovereenkomst. 5. Voor de toepassing van deze
verordening wordt een materiële wijziging in de zin van Richtlijn …/…
[concessieopdrachten] van de bepalingen van een havendienstovereenkomst tijdens
de looptijd ervan beschouwd als een nieuwe havendienstovereenkomst, waardoor
een nieuwe procedure als bedoeld in lid 2 vereist is. 6. In de in artikel 9 bedoelde
gevallen zijn de leden 1 tot en met 5 van dit artikel niet van toepassing. 7. Deze verordening doet geen
afbreuk aan Richtlijn …/… [concessieopdrachten][15], Richtlijn .…/….[openbare
diensten][16]
en Richtlijn …/… [overheidsopdrachten][17]. Artikel 8
Openbaredienstverplichtingen 1. De lidstaten kunnen besluiten
om aan havendiensten gerelateerde openbaredienstverplichtingen op te leggen om
het volgende te waarborgen: (a)
de beschikbaarheid van de dienst zonder
onderbrekingen tijdens de dag, de nacht, de week en het jaar; (b)
de beschikbaarheid van de dienst voor alle
gebruikers; (c)
de betaalbaarheid van de dienst voor bepaalde
categorieën van gebruikers. 2. De in lid 1 bedoelde verplichtingen
zijn duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar
en waarborgen gelijke toegang voor alle in de Unie gevestigde aanbieders van
havendiensten. 3. De lidstaten wijzen bevoegde instanties
aan om op hun grondgebied dergelijke openbaredienstverplichtingen op te leggen.
De havenbeheerder kan de bevoegde instantie zijn. 4. Indien de overeenkomstig lid 3
aangewezen bevoegde instantie een andere is dan de havenbeheerder, oefent die
bevoegde instantie de bevoegdheden uit waarin de artikelen 6 en 7 voorzien met
betrekking tot de beperking van het aantal aanbieders van havendiensten op
basis van openbaredienstverplichtingen. 5. Indien een bevoegde instantie
besluit openbaredienstverplichtingen op te leggen in alle zeehavens in een lidstaat
die onder deze verordening vallen, stelt zij de Commissie in kennis van die
verplichtingen. 6. In geval van een verstoring
van havendiensten waarvoor openbaredienstverplichtingen zijn opgelegd of wanneer
er een direct risico op een dergelijke situatie bestaat, kan de bevoegde instantie
een noodmaatregel treffen. De noodmaatregel kan de vorm aannemen van een
directe gunning om de dienst voor een termijn van maximaal een jaar aan een
andere aanbieder toe te wijzen. In deze tijdsperiode start de bevoegde instantie
een nieuwe procedure om een aanbieder van een havendienst te selecteren
overeenkomstig artikel 7 of past zij artikel 9 toe. Artikel 9
Interne exploitant 1. In de gevallen als bedoeld in
artikel 6, lid 1, onder b), kan de bevoegde instantie besluiten om een
havendienst waarvoor openbaredienstverplichtingen gelden zelf te verrichten of
om deze verplichtingen direct op te leggen aan een juridisch zelfstandige
entiteit waarover zij een zeggenschap uitoefent die vergelijkbaar is met de
zeggenschap die zij uitoefent over haar diensten. In dat geval wordt de
aanbieder van de havendienst voor de toepassing van deze verordening als een
interne exploitant beschouwd. 2. De bevoegde instantie wordt
alleen geacht zeggenschap over een juridisch zelfstandige entiteit uit te
oefenen die vergelijkbaar is met de zeggenschap die zij over haar eigen
diensten uitoefent indien zij een beslissende invloed uitoefent op zowel de
strategische doelstellingen als de belangrijke beslissingen van de
gecontroleerde rechtspersoon. 3. De interne exploitant mag de
hem toegewezen havendienst slechts uitvoeren in de haven(s) waarvoor hij als
aanbieder van havendiensten is aangewezen. 4. Indien een bevoegde instantie
besluit om lid 1 toe te passen in alle zeehavens in een lidstaat die onder deze
verordening vallen, stelt zij de Commissie hiervan in kennis. 5. Het onderhavige artikel laat
Richtlijn …/… [concessieopdrachten] onverlet. Artikel 10
Waarborging van
werknemersrechten 1. Deze verordening laat de
toepassing van de sociale en arbeidsregelgeving van de lidstaten onverlet. 2. Onverminderd het nationale
recht en het Unierecht, met inbegrip van collectieve arbeidsovereenkomsten
tussen sociale partners, kunnen havenbeheerders verlangen dat de aangewezen
aanbieder van havendiensten die is geselecteerd volgens de procedure van
artikel 7, indien deze aanbieder een andere is dan de gevestigde aanbieder van
havendiensten, personeel dat eerder door de gevestigde aanbieder van de
havendiensten in dienst is genomen de rechten verleent waarover ze zouden
beschikken indien er een overdracht in de zin van Richtlijn 2001/23/EG had
plaatsgevonden. 3. Indien havenbeheerders van
aanbieders van havendiensten verlangen dat zij voldoen aan bepaalde sociale
normen met betrekking tot de verrichting van de desbetreffende havendiensten,
worden in de aanbestedingsdocumenten en de havendienstovereenkomsten de
betrokken personeelsleden opgesomd en transparante details verstrekt over hun
contractuele rechten en de voorwaarden waaronder werknemers geacht worden te
zijn verbonden aan de havendiensten. Artikel 11
Vrijstelling Dit hoofdstuk en de overgangsbepalingen van
artikel 24 zijn niet van toepassing op vrachtafhandelings- en
passagiersdiensten. HOOFDSTUK III – Financiële transparantie en
autonomie Artikel 12
Transparantie van financiële
betrekkingen 1. De financiële betrekkingen
tussen overheden en een havenbeheerder die publieke middelen ontvangt, worden
op transparante wijze in de boekhouding weerspiegeld om een duidelijk beeld te
verschaffen over: (a)
de rechtstreekse toekenning van publieke middelen
door overheden aan de betrokken havenbeheerder; (b)
de toekenning van publieke middelen door overheden
via overheidsbedrijven of openbare financiële instellingen; en (c)
de besteding van deze publieke middelen aan de doelen
waarvoor ze zijn toegewezen. 2. Indien de
havenbeheerder die publieke middelen ontvangt zelf havendiensten verricht,
houdt hij gescheiden boekhoudingen bij voor elke afzonderlijke havendienst, op
een zodanige wijze dat: (a)
alle kosten en opbrengsten, op grond van consequent
toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen inzake
kostprijsadministratie, correct worden toegerekend; en (b)
de beginselen inzake kostprijsadministratie volgens
welke de gescheiden boekhoudingen worden gevoerd, duidelijk zijn vastgelegd. 3. De in lid 1 bedoelde publieke
middelen omvatten aandelenkapitaal of kapitaalmiddelen van dezelfde aard als
aandelenkapitaal, niet of slechts onder bepaalde omstandigheden terug te
betalen subsidies, verstrekte leningen, met inbegrip van overdisposities en
voorschotten op kapitaalinbreng, door overheden aan de havenbeheerder
verstrekte garanties, uitgekeerd dividend en ingehouden winst en elke andere
vorm van financiële overheidssteun. 4. De havenbeheerder zorgt
ervoor dat de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde gegevens over de
financiële betrekkingen gedurende vijf jaar, gerekend vanaf het einde van het
boekjaar waarop de gegevens betrekking hebben, ter beschikking blijven van de
Commissie en de bevoegde onafhankelijke toezichthoudende instantie als bedoeld
in artikel 17. 5. De havenbeheerder stelt de
Commissie en de bevoegde onafhankelijke toezichthoudende instantie op verzoek
alle aanvullende informatie ter beschikking die zij noodzakelijk achten voor
een grondige analyse van de ingediende gegevens en om te beoordelen of deze
verordening wordt nageleefd. De informatie wordt verstrekt binnen twee maanden
na de datum van het verzoek. 6. Havenbeheerders die in
voorgaande boekjaren geen publieke middelen hebben ontvangen, maar in een bepaald
boekjaar begunstigden van publieke middelen worden, passen de leden 1 en 2 toe
vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin de overdracht van de publieke
middelen plaatsvindt. 7. Indien publieke middelen
worden betaald als vergoeding voor een openbaredienstverplichting, worden ze
afzonderlijk verantwoord in de desbetreffende boekhouding en mogen ze niet
worden overgedragen aan een andere dienst of bedrijfsactiviteit. Artikel 13
Heffingen op havendiensten 1. Heffingen voor diensten die
worden verleend door een interne exploitant als bedoeld in artikel 9 en heffingen
die worden opgelegd door aanbieders van havendiensten wanneer het aantal
aanbieders is beperkt en die niet op basis van open, transparante en
niet-discriminerende procedures zijn aangewezen, worden op transparante en
niet-discriminerende wijze vastgesteld. Het niveau van deze heffingen vormt een
weerspiegeling van de normale omstandigheden in de desbetreffende markt en de
heffingen worden zodanig vastgesteld dat ze gemiddeld niet hoger zijn dan de
gemiddelde kosten van het verrichten van de dienst plus een redelijke
winstmarge. 2. De betaling van deze
heffingen kan worden geïntegreerd in andere betalingen, zoals de betalingen van
de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur. In dat geval zorgen de
aanbieder van de havendiensten en, voor zover van toepassing, de havenbeheerder
ervoor dat het bedrag van de heffing op de havendienst gemakkelijk
identificeerbaar is voor de gebruiker van de havendienst. 3. De aanbieder van de
havendiensten stelt de bevoegde onafhankelijke toezichthoudende instantie als
bedoeld in artikel 17 op verzoek informatie ter beschikking over de elementen
die als basis dienen voor het bepalen van de structuur en het niveau van de
heffingen op havendiensten die binnen het toepassingsgebied van lid 1 van dit
artikel vallen. Deze informatie omvat de methode die is gebruikt om de
heffingen op havendiensten voor het gebruik van installaties en diensten vast
te stellen. Artikel 14
Heffingen op het gebruik van
haveninfrastructuur 1. De havenbeheerder legt een
heffing op het gebruik van haveninfrastructuur op. Deze heffing verhindert niet
dat aanbieders van havendiensten die gebruikmaken van haveninfrastructuur
heffingen op havendiensten opleggen. 2. De betaling van de heffing op
het gebruik van haveninfrastructuur kan worden geïntegreerd in andere
betalingen, zoals de betalingen van de heffingen op havendiensten. In dat geval
zorgt de havenbeheerder ervoor dat het bedrag van de heffing op het gebruik van
haveninfrastructuur gemakkelijk identificeerbaar blijft voor de gebruiker van
de haveninfrastructuur. 3. Om bij te dragen tot een
efficiënt systeem voor het opleggen van heffingen op het gebruik van
haveninfrastructuur, worden de structuur en het niveau van de heffingen op het
gebruik van haveninfrastructuur op autonome wijze vastgesteld door de
havenbeheerder op basis van zijn eigen commerciële strategie en
investeringsplan en als weerspiegeling van de concurrerende omstandigheden op
de desbetreffende markt en overeenkomstig de regels inzake staatssteun. 4. Onverminderd lid 3, mogen heffingen
op het gebruik van haveninfrastructuur worden gedifferentieerd overeenkomstig
commerciële praktijken ten aanzien van frequente gebruikers of om een
efficiënter gebruik van de haveninfrastructuur, de korte vaart of goede
milieuprestaties, dan wel energie- of koolstofefficiënt vervoer te bevorderen.
De criteria voor een dergelijke differentiatie zijn relevant, objectief,
transparant, niet-discriminerend in overeenstemming met de regelgeving inzake
mededinging. Alle betrokken gebruikers kunnen onder dezelfde voorwaarden een
beroep doen op de resulterende differentiatie. 5. De Commissie is bevoegd om in
voorkomend geval overeenkomstig de in artikel 21 bedoelde procedure
gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de gemeenschappelijke
classificatie van vaartuigen, brandstoffen en typen activiteiten op basis
waarvan de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur kunnen worden
gedifferentieerd, en met betrekking tot gemeenschappelijke heffingsbeginselen
voor heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur. 6. De havenbeheerder stelt de
gebruikers van de haven en de vertegenwoordigers of verenigingen van
havengebruikers in kennis van de structuur van de heffingen op het gebruik van
haveninfrastructuur en de criteria die zijn gehanteerd om het niveau ervan vast
te stellen, met inbegrip van de totale kosten en inkomsten die als basis dienen
voor het bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen. Hij stelt
gebruikers van haveninfrastructuur ten minste drie maanden van tevoren in
kennis van wijzigingen in het niveau van de heffingen op het gebruik van
haveninfrastructuur of in de structuur van de heffingen of de criteria die zijn
gehanteerd om het niveau ervan vast te stellen. 7. De havenbeheerder stelt de
Commissie en de bevoegde onafhankelijke toezichthoudende instantie op verzoek
de in artikel 4 bedoelde informatie ter beschikking, alsmede gedetailleerde
informatie over de kosten en inkomsten die als basis hebben gediend voor het
bepalen van de structuur en het niveau van de heffingen op het gebruik van
haveninfrastructuur en de gebruikte methode om het niveau van die heffingen
voor het gebruik van installaties en diensten waarop deze betrekking hebben
vast te stellen. HOOFDSTUK IV –
Algemene en slotbepalingen Artikel 15
Raadpleging van
havengebruikers 1. De havenbeheerder stelt een
commissie in van vertegenwoordigers van exploitanten van vaartuigen, eigenaars
van vracht of andere havengebruikers die een heffing op het gebruik van
haveninfrastructuur en/of een heffing op een havendienst dienen te betalen. Deze
commissie wordt de "adviescommissie van havengebruikers" genoemd. 2. De havenbeheerder raadpleegt
de adviescommissie van havengebruikers jaarlijks, voorafgaand aan de
vaststelling van de heffingen op het gebruik van haveninfrastructuur, over de
structuur en het niveau van deze heffingen. De aanbieders van havendiensten als
bedoeld in de artikelen 6 en 9 raadplegen de adviescommissie van
havengebruikers jaarlijks, voorafgaand aan de vaststelling van de heffingen op
havendiensten, over de structuur en het niveau van deze heffingen. De
havenbeheerder verstrekt toereikende faciliteiten voor deze raadpleging en
wordt door de aanbieders van havendiensten in kennis gesteld van de resultaten
van de raadpleging. Artikel 16
Raadpleging van andere
belanghebbenden 1. De havenbeheerder raadpleegt
regelmatig belanghebbenden, zoals in de haven gevestigde ondernemingen,
aanbieders van havendiensten, exploitanten van vaartuigen, eigenaars van
vracht, exploitanten van vervoer over land en overheidsinstanties die in het
havengebied actief zijn, over het volgende: (a)
de coördinatie van havendiensten binnen het
havengebied; (b)
maatregelen om de hinterlandverbindingen te
verbeteren en, voor zover van toepassing, maatregelen om de efficiëntie van
spoor- en waterwegverbindingen te bevorderen en te verbeteren; (c)
de efficiëntie van de administratieve procedures in
de haven en, indien van toepassing, maatregelen om deze te vereenvoudigen. Artikel 17
Onafhankelijke
toezichthoudende instantie 1. De lidstaten zorgen ervoor
dat een onafhankelijke toezichthoudende instantie toezicht uitoefent op de
toepassing van deze verordening in alle zeehavens op het grondgebied van de
lidstaten die onder deze verordening vallen. 2. De onafhankelijke
toezichthoudende instantie is een juridisch zelfstandige entiteit en is
functioneel onafhankelijk van havenbeheerders en aanbieders van havendiensten.
Lidstaten die de eigendom van of de zeggenschap over havens of havenbeheerders
behouden, zorgen voor een daadwerkelijke structurele scheiding tussen de in
deze verordening omschreven toezichthoudende taken en de met eigendom of
zeggenschap verband houdende activiteiten. De onafhankelijke toezichthoudende
instantie oefent haar bevoegdheden onpartijdig en op transparante wijze uit en
met inachtneming van de vrijheid van ondernemen. 3. De onafhankelijke
toezichthoudende instantie neemt klachten die zijn ingediend door partijen met
een rechtmatig belang en geschillen die aan haar zijn voorgelegd in verband met
de toepassing van deze verordening in behandeling. 4. Indien een geschil ontstaat
tussen in verschillende lidstaten gevestigde partijen, is de onafhankelijke
toezichthoudende instantie van de lidstaat van de haven waar het geschil
verondersteld wordt te zijn ontstaan bevoegd om het geschil te beslechten. 5. De onafhankelijke
toezichthoudende instantie heeft het recht om havenbeheerders, aanbieders van
havendiensten en havengebruikers te verplichten om alle informatie te
verstrekken die nodig is om toezicht op de toepassing van deze verordening te
kunnen houden. 6. De onafhankelijke
toezichthoudende instantie kan op eigen initiatief of op verzoek van een
bevoegde instantie in de lidstaat adviezen uitbrengen over alle kwesties die verband
houden met de toepassing van deze verordening. 7. De onafhankelijke
toezichthoudende instantie kan de betrokken adviescommissie van havengebruikers
raadplegen over de behandeling van klachten of de beslechting van geschillen. 8. De besluiten van de onafhankelijke
toezichthoudende instantie hebben bindende rechtsgevolgen, rechterlijke
toetsing onverlet latend. 9. De lidstaten delen de
Commissie uiterlijk op 1 juli 2015 de identiteit van de onafhankelijke
toezichthoudende instantie mee, en vervolgens elke wijziging daarvan. De
Commissie maakt de lijst van onafhankelijke toezichthoudende instanties bekend
en werkt deze bij op haar website. Artikel 18
Samenwerking tussen
onafhankelijke toezichthoudende instanties 1. De onafhankelijke
toezichthoudende instanties wisselen informatie uit over hun werkzaamheden en
besluitvormingsbeginselen en ‑praktijken teneinde een uniforme
tenuitvoerlegging van deze verordening te vergemakkelijken. Voor dit doel nemen
zij deel aan en werken zij samen in een netwerk dat op regelmatige tijdstippen
en ten minste eenmaal per jaar bijeenkomt. De Commissie neemt deel aan,
coördineert en ondersteunt de werkzaamheden van het netwerk. 2. De onafhankelijke
toezichthoudende instanties werken nauw samen met het oog op het verlenen van wederzijdse
bijstand bij de uitvoering van hun taken, waaronder het verrichten van het
benodigde onderzoek in het kader van de behandeling van klachten en de
beslechting van geschillen waarbij havens in verschillende lidstaten zijn
betrokken. Voor dit doel stelt een onafhankelijke toezichthoudende instantie
aan een andere onafhankelijke toezichthoudend instantie, na een gemotiveerd
verzoek daartoe, de informatie ter beschikking die voor die instantie nodig
heeft om haar verantwoordelijkheden krachtens deze verordening te vervullen. 3. De lidstaten zorgen ervoor
dat de onafhankelijke toezichthoudende instanties de Commissie, na een met
redenen omkleed verzoek, de informatie verstrekken die zij nodig heeft om haar
taken te vervullen. De door de Commissie gevraagde informatie dient in
evenredig te zijn met die taken. 4. Wanneer informatie door de onafhankelijke
toezichthoudende instantie in overeenstemming met de nationale en
EU-regelgeving betreffende vertrouwelijke bedrijfsgegevens als vertrouwelijk
wordt beschouwd, garanderen de andere onafhankelijke toezichthoudende instanties
en de Commissie het vertrouwelijke karakter van de verstrekte informatie. Deze
informatie mag alleen worden gebruikt voor de behandeling van de klacht of het
geschil waarop het verzoek betrekking heeft. 5. Op basis van de ervaringen
van de onafhankelijke toezichthoudende instanties en de werkzaamheden van het
netwerk als bedoeld in lid 1, en met het oog op een efficiënte samenwerking,
kan de Commissie gemeenschappelijke beginselen voor passende regelingen voor de
informatie-uitwisseling tussen de onafhankelijke toezichthoudende instanties vaststellen.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 22, lid 2,
bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 19
Beroep 1. Elke partij met een
rechtmatig belang heeft het recht om beroep aan te tekenen tegen de besluiten
of afzonderlijke maatregelen die krachtens deze verordening door de bevoegde instanties,
de havenbeheerder of de onafhankelijke toezichthoudende instantie worden genomen
bij een beroepsinstantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen. Deze
beroepsinstantie kan een rechtbank zijn. 2. Wanneer de in lid 1 genoemde
beroepsinstantie geen rechtscollege is, moeten haar beslissingen altijd
schriftelijk worden gemotiveerd. De besluiten van de beroepsinstantie kunnen
ook worden getoetst door een nationale rechtbank. Artikel 20
Sancties De lidstaten stellen de regels vast
betreffende de sancties die van toepassing zijn op schendingen van de
bepalingen van deze verordening en nemen alle maatregelen die nodig zijn om
ervoor te zorgen dat de bepalingen worden uitgevoerd. De aldus vastgestelde
sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten
delen de Commissie de desbetreffende bepalingen uiterlijk op 1 juli 2015 mee en
stellen haar onverwijld in kennis van alle eventuele latere wijzigingen. Artikel 21
Uitoefening van de delegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt overeenkomstig de voorwaarden
van dit artikel verleend aan de Commissie. 2. De in artikel 14 bedoelde
bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie
verleend voor onbepaalde tijd. 3. De in artikel 14 bedoelde
bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of door de
Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de
bevoegdheidsdelegatie die in het besluit wordt vermeld. Dit treedt in werking
op de dag volgend op de publicatie van dat besluit in het Publicatieblad van
de Europese Unie of een latere datum die daarin nader wordt bepaald. Het
laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen
onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving
aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een gedelegeerde handeling
uit hoofde van artikel 14 treedt uitsluitend in werking als geen bezwaar is
geuit door het Europees Parlement of de Raad binnen een periode van 2 maanden
na de mededeling van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad of
wanneer het Europees Parlement en de Raad de Commissie, vóór het verstrijken
van die periode, ervan in kennis hebben gesteld dat zij geen bezwaar zullen
uiten. Deze periode kan op initiatief van het Europees Parlement of de
Raad met 2 maanden worden verlengd. Artikel 22
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan
door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt
verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Artikel 23
Verslag De Commissie brengt binnen drie jaar na de
inwerkingtreding van deze verordening aan het Europees Parlement en de Raad
verslag uit over de werking en de effecten van de verordening, desgevallend vergezeld
van relevante voorstellen. Artikel 24
Overgangsbepalingen 1. Havendienstenovereenkomsten
die vόór [datum van de vaststelling van de verordening] zijn gesloten met
op basis van een open, transparante en niet-discriminerende procedure
geselecteerde aanbieders van havendiensten en die ook anderszins in
overeenstemming zijn met de voorschriften van deze verordening, blijven geldig
tot hun vervaldatum. 2. Havendienstenovereenkomsten
die vóór [datum van de vaststelling van de verordening] zijn gesloten en niet
voldoen aan de voorwaarden van lid 1, blijven geldig tot hun vervaldatum, doch
uiterlijk tot 1 juli 2025. Artikel 25
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag volgend op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Zij is van toepassing
met ingang van 1 juli 2015. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] COM(2011) 650 definitief/2. Het definitieve aantal TEN-T-havens
zal afhankelijk zijn van het resultaat van de lopende wetgevingsprocedure. [2] COM (2011)897 definitief. [3] Als gevolg van handelsverkeer tussen de lidstaten
onderling en handelsverkeer tussen een lidstaat en een niet-EU-lidstaat via een
andere lidstaat. [4] PB C, , blz. [5] PB C, , blz. [6] COM(2012) 573 final (3.10.2012). [7] Voorstel voor een richtlijn betreffende de gunning
van concessieopdrachten (COM/2011/897 definitief). [8] PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3. [9] PB L 114 van 26.4.2012, blz. 8. [10] PB C 8 van 11.01.2012. [11] PB L 82 van 22.3.2001, blz. 16. [12] PB L 318 van 17.11.2006, blz.17. [13] PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13. [14] PB L 332
van 28.12.2000, blz 81. [15] Voorstel voor een richtlijn betreffende de gunning van
concessieopdrachten (COM 2011) 897 final. [16] Voorstel voor een richtlijn
betreffende het gunnen van opdrachten in de sectoren water- en
energievoorziening, vervoer en postdiensten(COM(2011) 0895 final). [17] Voorstel voor een richtlijn
betreffende het gunnen van overheidsopdrachten (COM/2011/0896 final).