EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004L0080

Richtlijn 2004/80/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven

OJ L 261, 6.8.2004, p. 15–18 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Estonian: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Latvian: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Lithuanian: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Hungarian Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Maltese: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Polish: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Slovak: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Slovene: Chapter 19 Volume 007 P. 65 - 68
Special edition in Bulgarian: Chapter 19 Volume 007 P. 31 - 34
Special edition in Romanian: Chapter 19 Volume 007 P. 31 - 34
Special edition in Croatian: Chapter 19 Volume 016 P. 76 - 79

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2004/80/oj

6.8.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 261/15


RICHTLIJN 2004/80/EG VAN DE RAAD

van 29 april 2004

betreffende de schadeloosstelling van slachtoffers van misdrijven

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Een van de doelstellingen van de Europese Gemeenschap is het uit de weg ruimen van belemmeringen voor het vrij verkeer van personen en diensten tussen de lidstaten.

(2)

Het Hof van Justitie heeft in de zaak Cowan (4) geoordeeld dat de door het Gemeenschapsrecht aan een natuurlijke persoon gewaarborgde vrijheid om zich naar een andere lidstaat te begeven, meebrengt dat de integriteit van die persoon in de betrokken lidstaat op dezelfde wijze moet worden beschermd als die van de onderdanen van die lidstaat en van de personen die er hun woonplaats hebben. Maatregelen om slachtoffers van misdrijven schadeloos te kunnen stellen dienen een onderdeel te vormen van de verwezenlijking van deze doelstelling.

(3)

De Europese Raad heeft op 15 en 16 oktober 1999 in Tampere opgeroepen tot het opstellen van minimumnormen voor de bescherming van slachtoffers van misdrijven, in het bijzonder inzake de toegang van slachtoffers van misdrijven tot de rechter en hun recht op schadevergoeding, met inbegrip van de proceskosten.

(4)

De Europese Raad van Brussel van 25 en 26 maart 2004 heeft in zijn verklaring over de bestrijding van het terrorisme ertoe opgeroepen deze richtlijn nog voor 1 mei 2004 aan te nemen.

(5)

De Raad heeft op 15 maart 2001 Kaderbesluit 2001/220/JBZ aangenomen inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure (5). Op grond van dit besluit, dat is gebaseerd op titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, kunnen slachtoffers van misdrijven in het kader van de strafprocedure schadeloosstelling eisen van de dader.

(6)

Slachtoffers van misdrijven in de Europese Unie moeten aanspraak kunnen maken op een billijke en passende schadeloosstelling wegens letsel, ongeacht de plaats in de Europese Gemeenschap waar het misdrijf is gepleegd.

(7)

Bij deze richtlijn wordt een systeem van samenwerking opgezet om de toegang van slachtoffers van misdrijven tot schadeloosstelling in grensoverschrijdende situaties te vergemakkelijken; dit systeem dient te functioneren op basis van de schadeloosstellingsregelingen van de lidstaten voor slachtoffers van op hun grondgebied gepleegde opzettelijke geweldmisdrijven. In alle lidstaten dient derhalve een schadeloosstellingsregeling voorhanden te zijn.

(8)

De meeste lidstaten hebben al dergelijke schadeloosstellingsregelingen ingevoerd; enkele hebben dat gedaan ter nakoming van hun verplichtingen op grond van het Europees Verdrag van 24 november 1983 inzake de schadeloosstelling van slachtoffers van geweldmisdrijven.

(9)

Aangezien de in deze richtlijn vastgelegde maatregelen nodig zijn om de doelstellingen van de Gemeenschap te verwezenlijken en het Verdrag niet in andere dan de in artikel 308 vervatte bevoegdheden voorziet voor de vaststelling van deze richtlijn, dient dat artikel te worden toegepast.

(10)

Slachtoffers van misdrijven kunnen vaak geen schadeloosstelling van de dader krijgen, omdat deze niet over de nodige middelen beschikt om gevolg te geven aan een veroordeling tot schadevergoeding of omdat hij niet kan worden opgespoord of vervolgd.

(11)

Er dient een systeem van samenwerking tussen de instanties van de lidstaten te worden opgezet om de toegang tot schadeloosstelling te vergemakkelijken wanneer het misdrijf is gepleegd in een andere lidstaat dan die waar het slachtoffer verblijft.

(12)

Dit systeem dient ervoor te zorgen dat slachtoffers van misdrijven zich steeds kunnen wenden tot een instantie in de lidstaat waar zij verblijven en dat praktische en taalkundige moeilijkheden in grensoverschrijdende situaties beter kunnen worden verholpen.

(13)

Dit systeem dient tevens een regeling te omvatten op grond waarvan het slachtoffer van een misdrijf de voor het indienen van de aanvraag vereiste informatie kan verkrijgen en de betrokken instanties doeltreffend kunnen samenwerken.

(14)

Deze richtlijn eerbiedigt de fundamentele rechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht worden bekrachtigd.

(15)

Aangezien de doelstelling, namelijk het vergemakkelijken van de toegang van slachtoffers van misdrijven tot schadeloosstelling in grensoverschrijdende situaties, vanwege de grensoverschrijdende elementen niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en vanwege de omvang of de effecten van de actie beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen treffen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(16)

De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (6),

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

TOEGANG TOT SCHADELOOSSTELLING IN GRENSOVERSCHRIJDENDE SITUATIES

Artikel 1

Het recht om een aanvraag in te dienen in de lidstaat van verblijf

De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een opzettelijk geweldmisdrijf is gepleegd in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de aanvrager van de schadeloosstelling zijn gewone verblijfplaats heeft, de aanvrager het recht heeft zijn aanvraag bij een instantie of een ander orgaan in deze lidstaat van verblijf in te dienen.

Artikel 2

Verantwoordelijkheid voor het betalen van schadeloosstelling

De schadeloosstelling wordt betaald door de bevoegde instantie van de lidstaat op het grondgebied waarvan het misdrijf is gepleegd.

Artikel 3

Bevoegde instanties en administratieve procedures

1.   In elke lidstaat worden een of meer instanties of andere organen opgericht of aangewezen die bevoegd zijn voor de toepassing van artikel 1 (hierna: „assistentieverlenende instantie of instanties” genoemd).

2.   In elke lidstaat worden een of meer instanties of andere organen opgericht of aangewezen die bevoegd zijn over aanvragen om schadeloosstelling te beslissen (hierna: „beslissende instantie of instanties” genoemd).

3.   De lidstaten trachten de administratieve formaliteiten voor de aanvraag om schadeloosstelling tot een minimum te beperken.

Artikel 4

Informatie aan potentiële aanvragers

De lidstaten zorgen ervoor, op de wijze die zij daarvoor geschikt achten, dat potentiële aanvragers toegang hebben tot essentiële informatie over de mogelijkheden om schadeloosstelling aan te vragen.

Artikel 5

Assistentie aan de aanvrager

1.   De assistentieverlenende instantie verstrekt de aanvrager de in artikel 4 bedoelde informatie en de vereiste aanvraagformulieren, op basis van de overeenkomstig artikel 13, lid 2, samengestelde handleiding.

2.   De assistentieverlenende instantie verstrekt de aanvrager op diens verzoek algemene raad en informatie over de wijze waarop het aanvraagformulier moet worden ingevuld en welke stukken zouden moeten worden bijgevoegd.

3.   De aanvraag wordt door de assistentieverlenende instantie niet beoordeeld.

Artikel 6

Verzending van de aanvragen

1.   De assistentieverlenende instantie zendt de aanvraag en eventuele bijgevoegde stukken zo spoedig mogelijk aan de beslissende instantie.

2.   De assistentieverlenende instantie verzendt de aanvraag met gebruikmaking van het in artikel 14 bedoelde standaardformulier.

3.   De taal waarin de aanvraag en eventuele bijgevoegde stukken worden gesteld, wordt bepaald overeenkomstig artikel 11, lid 1.

Artikel 7

Ontvangst van de aanvragen

Na ontvangst van een overeenkomstig artikel 6 verzonden aanvraag, zendt de beslissende instantie de assistentieverlenende instantie en de aanvrager zo spoedig mogelijk de volgende informatie:

a)

de naam van de voor de afhandeling van de zaak verantwoordelijke contactpersoon of afdeling;

b)

een bevestiging van ontvangst van de aanvraag;

c)

indien mogelijk, een indicatie van de verwachte beslissingstermijn.

Artikel 8

Verzoek om aanvullende informatie

De assistentieverlenende instantie geeft de aanvrager, indien nodig, algemene raad voor het verstrekken van de aanvullende informatie waar de beslissende instantie om verzoekt.

Zij geeft deze op verzoek van de aanvrager zo snel mogelijk rechtstreeks door aan de beslissende instantie, indien nodig met een lijst van de bijgevoegde stukken.

Artikel 9

Het horen van de aanvrager

1.   Indien de beslissende instantie, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar zij is gevestigd, beslist de aanvrager of een derde, zoals een getuige of een deskundige, te horen, kan zij contact opnemen met de assistentieverlenende instantie opdat:

a)

de betrokkenen rechtstreeks door de beslissende instantie worden gehoord, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar zij is gevestigd, met name per telefoon- of videoverbinding, of

b)

de betrokkenen door de assistentieverlenende instantie worden gehoord, overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat waar zij is gevestigd, waarna de assistentieverlenende instantie aan de beslissende instantie een proces-verbaal van het verhoor toezendt.

2.   Rechtstreeks verhoor in de zin van lid 1, onder a), mag alleen plaatsvinden in samenwerking met de assistentieverlenende instantie en op vrijwillige basis, zonder dat de beslissende instantie dwangmaatregelen kan opleggen.

Artikel 10

Mededeling van de beslissing

De beslissing over de aanvraag om schadeloosstelling wordt door de beslissende instantie zo spoedig mogelijk overeenkomstig de nationale wetgeving en met gebruikmaking van het in artikel 14 bedoelde standaardformulier aan de aanvrager en aan de assistentieverlenende instantie toegezonden.

Artikel 11

Overige bepalingen

1.   De informatie die de instanties elkaar krachtens de artikelen 6 tot en met 10 verstrekken, is gesteld in:

a)

de officiële talen of een van de talen van de lidstaat van de instantie tot welke de informatie is gericht, die een taal van de instellingen van de Gemeenschap is, of

b)

een andere taal van de instellingen van de Gemeenschap waarvan die lidstaat heeft aangegeven dat hij deze kan aanvaarden,

behalve wanneer het gaat om:

i)

de volledige tekst van beslissingen van de beslissende instantie, ten aanzien waarvan het taalgebruik wordt beheerst door de wetgeving van de lidstaat waar de beslissende instantie is gevestigd;

ii)

processen-verbaal van verhoor in de zin van artikel 9, lid 1, onder b), ten aanzien waarvan het taalgebruik wordt bepaald door de assistentieverlenende instantie, met dien verstande dat het een taal van de instellingen van de Gemeenschap moet zijn.

2.   Voor de diensten die de assistentieverlenende instantie op grond van de artikelen 1 tot en met 10 verleent, kan van de aanvrager of van de beslissende instantie geen terugbetaling van heffingen of kosten worden gevraagd.

3.   Aanvraagformulieren en andere stukken die in overeenstemming met de artikelen 6 tot en met 10 worden verstrekt, behoeven niet te worden gewaarmerkt of anderszins voor echt te worden verklaard.

HOOFDSTUK II

NATIONALE REGELINGEN VOOR SCHADELOOSSTELLING

Artikel 12

1.   De voorschriften van deze richtlijn betreffende de toegang tot schadeloosstelling in grensoverschrijdende situaties functioneren op basis van de schadeloosstellingsregelingen van de lidstaten voor slachtoffers van op hun grondgebied gepleegde opzettelijke geweldmisdrijven.

2.   Alle lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wetgeving voorziet in een schadeloosstellingsregeling voor slachtoffers van op hun grondgebied gepleegde opzettelijke geweldmisdrijven, die een billijke en passende schadeloosstelling van slachtoffers garandeert.

HOOFDSTUK III

UITVOERINGSBEPALINGEN

Artikel 13

Informatie die aan de Commissie moet worden verstrekt en handleiding

1.   De lidstaten doen de Commissie uiterlijk op 1 juli 2005 mededeling van:

a)

een lijst van de overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, opgerichte of aangewezen instanties, in voorkomend geval onder vermelding van de bijzondere en territoriale bevoegdheid van deze instanties;

b)

de in artikel 11, lid 1, onder a), bedoelde taal of talen die de instanties aanvaarden voor de toepassing van de artikelen 6 tot en met 10, en de officiële taal of talen, anders dan hun eigen taal of talen, die worden aanvaard voor de verzending van aanvragen overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b);

c)

de informatie die op grond van artikel 4 ter beschikking wordt gesteld;

d)

de formulieren voor het aanvragen van schadeloosstelling.

Wijzigingen in deze informatie worden door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht.

2.   De Commissie stelt, in samenwerking met de lidstaten, een handleiding samen met de door de lidstaten overeenkomstig lid 1 verstrekte informatie en publiceert deze op het internet. De Commissie zorgt voor de nodige vertalingen van de handleiding.

Artikel 14

Standaardformulier voor de toezending van aanvragen en beslissingen

De standaardformulieren voor de toezending van aanvragen en beslissingen worden uiterlijk op 31 oktober 2005 opgesteld, volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 15

Comité

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

3.   Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 16

Centrale contactpunten

De lidstaten wijzen een centraal contactpunt aan, dat

a)

assistentie verleent bij de uitvoering van artikel 13, lid 2;

b)

de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de assistentieverlenende en beslissende instanties van de lidstaten bevordert, en

c)

assistentie verleent en oplossingen zoekt indien zich problemen voordoen bij de toepassing van de artikelen 1 tot en met 10.

De vertegenwoordigers van de contactpunten komen regelmatig bijeen.

Artikel 17

Gunstiger bepalingen

Deze richtlijn belet de lidstaten niet om

a)

bepalingen in te voeren of te handhaven die gunstiger zijn voor slachtoffers van misdrijven of andere personen die ten gevolge van een misdrijf nadeel ondervinden;

b)

bepalingen in te voeren of te handhaven op grond waarvan slachtoffers van buiten het eigen grondgebied gepleegde misdrijven of andere personen die ten gevolge van een misdrijf nadeel ondervinden, schadeloosgesteld kunnen worden onder de door de lidstaat vastgestelde voorwaarden,

mits deze bepalingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.

Artikel 18

Omzetting

1.   De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om vóór 1 januari 2006 aan deze richtlijn te voldoen, met uitzondering van artikel 12, lid 2, waaraan vóór 1 juli 2005 moet worden voldaan. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2.   De lidstaten kunnen bepalen dat de bepalingen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen, enkel van toepassing zijn op aanvragers wier letsels het gevolg zijn van misdrijven die na 30 juni 2005 zijn gepleegd.

3.   Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

4.   De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 19

Herziening

Uiterlijk op 1 januari 2009 dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag over de toepassing van deze richtlijn in.

Artikel 20

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 21

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

M. McDOWELL


(1)  PB C 45 E van 25.2.2003, blz. 69.

(2)  Advies uitgebracht op 23 oktober 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  PB C 95 van 23.4.2003, blz. 40.

(4)  Zaak 186/87, Jurispr. 1989, blz. 195.

(5)  PB L 82 van 22.3.2001, blz. 1.

(6)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.


Top