This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0158
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL A new EU Framework to strengthen the Rule of Law
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat
/* COM/2014/0158 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat /* COM/2014/0158 final */
INHOUDSTAFEL MEDEDELING
VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Een nieuw EU-kader voor
het versterken van de rechtsstaat 1........... Inleiding....................................................................................................................... 2. 2........... Waarom de rechtsstaat van
fundamenteel belang is voor de EU................................ 3. 3........... Waarom een nieuw EU-kader voor het
versterken van de rechtsstaat........................ 5. 4........... Hoe het nieuwe EU-kader voor de
rechtsstaat zal werken.......................................... 6. 4.1........ Waardoor wordt het nieuwe EU-kader
voor de rechtsstaat in werking gesteld......... 6. 4.2........ Het EU-kader voor de rechtsstaat als
een proces van drie fasen................................. 7. 5........... Conclusie..................................................................................................................... 9.
1.
Inleiding
De
rechtsstaat is de ruggengraat van iedere moderne constitutionele democratie.
Het is een van de fundamentele beginselen die voortkomen uit de
gemeenschappelijke constitutionele tradities van alle lidstaten van de EU en
is, als zodanig, een van de belangrijkste waarden waarop de Unie is gebaseerd.
Dit wordt in herinnering geroepen door artikel 2 van het Verdrag betreffende de
Europese Unie (VEU) alsook door de preambules van het Verdrag en het Handvest
van de grondrechten van de Europese Unie. Dit is ook de reden waarom, krachtens
artikel 49 VEU, eerbiediging van de rechtsstaat een voorwaarde voor toetreding
tot de EU is. De rechtsstaat is samen met democratie en mensenrechten tevens
een van de pijlers van de Raad van Europa en wordt onderschreven in de
preambule van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens
en de fundamentele vrijheden (EVRM)[1] . Wederzijds
vertrouwen tussen de lidstaten van de EU en hun respectieve rechtsstelsels
vormt het fundament van de Unie. De manier waarop het rechtsstaatbeginsel op
nationaal niveau ten uitvoer wordt gelegd, speelt in dit verband een cruciale
rol. Het vertrouwen van alle burgers en nationale autoriteiten van de EU in de
werking van de rechtsstaat is met name van essentieel belang voor de verdere
ontwikkeling van de EU tot "een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
zonder binnengrenzen"[2]. Dit vertrouwen zal alleen worden
opgebouwd en blijven bestaan als de rechtsstaat in alle lidstaten wordt
geëerbiedigd. De
verschillende grondwetten en rechtsstelsels van de EU-lidstaten zijn, in
principe, adequaat ontworpen en uitgerust om burgers te beschermen tegen een
eventuele bedreiging voor de rechtsstaat. Echter, recente gebeurtenissen in
enkele lidstaten hebben aangetoond dat een verzuim om de rechtsstaat te
eerbiedigen en, bijgevolg, ook een verzuim om de fundamentele waarden te
eerbiedigen die de rechtsstaat beoogt te beschermen, aanleiding voor ernstige
bezorgdheid kan zijn. Tijdens deze gebeurtenissen was er een duidelijk verzoek
van het algemene publiek aan de EU, en in het bijzonder aan de Commissie, om
actie te ondernemen. Daarbij zijn resultaten bereikt. Echter, de Commissie en
de EU moesten zich op ad-hocoplossingen verlaten, omdat de huidige
EU-mechanismen en -procedures niet altijd geschikt waren om een doeltreffende
en tijdige respons op bedreigingen voor de rechtsstaat te waarborgen. De
Commissie is de hoedster van de Verdragen en heeft de verantwoordelijkheid om
te waarborgen dat de waarden waarop de EU gegrondvest is, worden geëerbiedigd
en om het algemene belang van de Unie te beschermen. De Commissie moet in dit
verband derhalve een actieve rol op zich nemen[3]. In september 2012 zei voorzitter
Barroso in zijn jaarlijkse State of the Union ten overstaan van het Europees
Parlement: "Wij hebben een bredere waaier van instrumenten nodig – die ons
meer keuze geeft dan alleen tussen de 'soft power' van politieke overreding en
de 'nucleaire optie' van artikel 7 van het Verdrag". In zijn toespraak het
jaar daarop zei hij: "De ervaring heeft het nut aangetoond van de rol van
de Commissie als onafhankelijke en objectieve scheidsrechter. Deze ervaring
moet worden geconsolideerd door middel van een breder kader […]. De Commissie
zal hierover een mededeling opstellen. Ik ben van mening dat dit debat
fundamenteel is voor ons idee van Europa."[4] In
juni 2013 benadrukte de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken dat
"eerbiediging van de rechtsstaat een voorwaarde is voor de bescherming van
de grondrechten" en verzocht de Raad de Commissie om "het debat over
de mogelijke noodzaak van en vorm van een collaboratieve en systematische
methode om deze kwesties aan te pakken verder uit te werken overeenkomstig de
Verdragen". In april 2013 hield de Raad Algemene Zaken een uitvoerig debat
over het onderwerp[5]. In
juli 2013 vroeg het Europees Parlement dat "geregeld wordt beoordeeld of
alle lidstaten de fundamentele waarden van de Unie blijven eerbiedigen en de
vereisten van democratie en de rechtsstaat blijven naleven"[6].
Deze
mededeling is bedoeld als antwoord op deze verzoeken. Op basis van de ervaring
van de Commissie, het interinstitutionele debat en brede raadplegingen[7]
wordt in de mededeling een nieuw kader vastgesteld om een doeltreffende en
samenhangende bescherming van de rechtsstaat in alle lidstaten te waarborgen.
Het is een kader dat bedoeld is om een situatie aan te pakken en op te lossen
waarin er een systemische bedreiging voor de rechtsstaat bestaat.[8]
Het
kader beoogt toekomstige bedreigingen voor de rechtsstaat weg te nemen, voordat
de voorwaarden voor de inwerkingtreding van de in artikel 7 VEU vastgestelde
mechanismen zijn vervuld. Het is derhalve bedoeld om een lacune te vullen. Het
is geen alternatief voor, maar een procedure die voorafgaat aan de in artikel 7
VEU vastgestelde mechanismen en die deze aanvult. Het kader laat ook de
bevoegdheden van de Commissie onverlet om specifieke situaties die binnen de
werkingssfeer van het Unierecht vallen, te behandelen met gebruikmaking van
inbreukprocedures ingevolge artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (VWEU). Vanuit
een breder Europees standpunt gezien is het kader bedoeld om bij te dragen aan
het bereiken van de doelstellingen van de Raad van Europa, onder meer op basis
van de deskundigheid van de Europese Commissie voor democratie middels het
recht (Commissie van Venetië)[9].
2.
Waarom de rechtsstaat van
fundamenteel belang is voor de EU
Het
beginsel van de rechtsstaat is in toenemende mate een dominant organisatiemodel
geworden van modern constitutioneel recht en internationale organisaties (met
inbegrip van de Verenigde Naties en de Raad van Europa) om de uitoefening van
overheidsbevoegdheden te reguleren. Het waarborgt dat alle
overheidsbevoegdheden worden uitgeoefend binnen de beperkingen die daaraan zijn
gesteld door de wet, overeenkomstig de waarden van democratie en grondrechten
en onder het toezicht van onafhankelijke en onpartijdige rechters. De
precieze inhoud van de beginselen en normen die uit het rechtsstaatbeginsel
voortvloeien, kunnen variëren op nationaal niveau, afhankelijk van het
constitutionele systeem van iedere lidstaat. Niettemin wordt door
jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie ("het Hof van
Justitie") en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens evenals
door de Raad van Europa opgestelde documenten, die stoelen op de deskundigheid
van de Commissie van Venetië, voorzien in een niet-uitputtende lijst van deze
beginselen en wordt hierdoor de betekenis van de rechtsstaat in essentie
gedefinieerd als een gemeenschappelijke waarde van de EU overeenkomstig artikel
2 VEU. Deze
beginselen zijn onder meer legaliteit, die een transparant,
aansprakelijk, democratisch en pluralistisch proces voor de vaststelling van
wetgeving vooropstelt; rechtszekerheid; verbod van willekeur van de
uitvoerende macht; onafhankelijke en onpartijdige rechters; onafhankelijke en
doeltreffende rechterlijke toetsing, met inbegrip van de eerbiediging van de
grondrechten; en gelijkheid voor de wet[10]. Zowel
het Hof van Justitie als het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft
bevestigd dat deze beginselen niet zuiver formele en procedurele vereisten
zijn. Ze zijn het instrument waarmee de inachtneming en eerbiediging van de
democratie en mensenrechten worden gewaarborgd. De rechtsstaat is derhalve een
constitutioneel beginsel met zowel formele als materiële componenten[11].
Dit
betekent dat de eerbiediging van de rechtsstaat onlosmakelijk verbonden is met
eerbiediging van de democratie en de grondrechten: er kan geen democratie zijn
en eerbiediging van de grondrechten zonder eerbiediging van de rechtsstaat en
vice versa. Grondrechten zijn alleen effectief als ze in rechte inroepbaar
zijn. Democratie wordt beschermd als de fundamentele rol van de rechterlijke
macht, met inbegrip van grondwettelijke hoven, erin slaagt de vrijheid van
meningsuiting, vrijheid van vereniging en de naleving van de regels die het
politieke en electorale proces beheersen, te waarborgen. Binnen
de EU is de rechtsstaat van bijzonder groot belang. Eerbiediging van de
rechtsstaat is niet alleen een essentiële voorwaarde voor de bescherming van
alle fundamentele waarden die in artikel 2 worden opgesomd, maar is tevens een
essentiële voorwaarde voor de inachtneming van alle rechten en plichten die
voortvloeien uit de Verdragen en het internationale recht. Het vertrouwen van
alle EU-burgers en nationale autoriteiten in de rechtsstelsels van alle andere
lidstaten is van cruciaal belang voor de werking van de gehele EU als "een
ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen". Op dit
moment moet een besluit van een nationale rechtbank inzake civiel- en
handelsrechtelijke aangelegenheden automatisch worden erkend en gehandhaafd in
een andere lidstaat en moet een Europees aanhoudingsbevel dat in de ene lidstaat
voor een beweerdelijke crimineel is uitgevaardigd, als zodanig worden
uitgevoerd in een andere lidstaat[12]. Dit zijn duidelijke voorbeelden van
waarom het voor alle lidstaten aanleiding voor bezorgdheid zou moeten zijn, als
de rechtsstaat niet volledig wordt geëerbiedigd in één lidstaat. Om deze reden
heeft de EU groot belang bij het waarborgen en versterken van de rechtsstaat in
de gehele Unie.
3.
Waarom een nieuw EU-kader voor
het versterken van de rechtsstaat
In
gevallen waarin de mechanismen die op nationaal niveau zijn vastgesteld om de
rechtsstaat te beschermen, niet langer doeltreffend werken, bestaat er een
systemische bedreiging voor de rechtsstaat en, bijgevolg, voor de werking van
de EU als een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen. In
dergelijke situaties moet de EU optreden om de rechtsstaat te beschermen als
een gemeenschappelijke waarde van de Unie. Echter,
de ervaring heeft aangetoond dat een systemische bedreiging voor de rechtsstaat
in de lidstaten niet in alle omstandigheden doeltreffend kan worden aangepakt
met de instrumenten die momenteel op het niveau van de Unie beschikbaar zijn. Het
optreden van de Commissie om inbreukprocedures in te leiden, op grond
van artikel 258 VWEU, is een belangrijk instrument gebleken voor het
aanpakken van bepaalde zorgwekkende kwesties op het gebied van de rechtsstaat[13].
Echter, inbreukprocedures kunnen uitsluitend door de Commissie worden ingeleid
in gevallen waarin deze kwesties tegelijkertijd ook een inbreuk zijn op een
specifieke bepaling van het Unierecht.[14] Er
zijn zorgwekkende situaties die buiten de werkingssfeer van het Unierecht
vallen en derhalve niet kunnen worden beschouwd als een inbreuk op
verplichtingen uit hoofde van de Verdragen, maar die wel een systemische
bedreiging voor de rechtsstaat vormen. Op deze situaties kunnen de
preventie- en sanctiemechanismen waarin artikel 7 VEU voorziet, van
toepassing zijn. De Commissie is een van de actoren die uit hoofde van het
Verdrag de bevoegdheid hebben om een met redenen omkleed voorstel tot
inwerkingstelling van deze mechanismen in te dienen. Artikel 7 VEU is bedoeld
om te waarborgen dat alle lidstaten de gemeenschappelijke waarden van de EU
eerbiedigen, met inbegrip van de rechtsstaat. De werkingssfeer van het artikel
is niet beperkt tot gebieden die onder het Unierecht vallen, maar geeft de EU
de bevoegdheid om in te grijpen met het doel de rechtsstaat te beschermen, ook
op gebieden waarop lidstaten autonoom handelen. Zoals wordt uitgelegd in de
mededeling van de Commissie over artikel 7 VEU, is dit gerechtvaardigd door het
feit dat "bij een schending van de fundamentele waarden door een lidstaat
die ernstig is in de zin van artikel 7 van het VEU, […] immers het risico
[bestaat] dat de fundamenten van de Unie en het vertrouwen tussen haar leden
worden ondermijnd, ongeacht op welk gebied de schendingen begaan zijn"[15].
Evenwel
kan het preventiemechanisme van artikel 7, lid 1, VEU enkel in werking worden
gesteld ingeval er "duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige
schending" en het sanctiemechanisme van artikel 7, lid 2, VEU uitsluitend
in geval van een "ernstige en voortdurende schending van de in artikel 2
bedoelde waarden door een lidstaat". De drempels voor het in werking
stellen van beide mechanismen van artikel 7 zijn zeer hoog en onderstrepen dat
deze mechanismen bedoeld zijn om gebruikt te worden in laatste instantie. Recente
ontwikkelingen in enkele lidstaten hebben aangetoond dat deze mechanismen niet
altijd geschikt zijn om snel te reageren op gevaren voor de rechtsstaat in een
lidstaat. Er
zijn derhalve situaties waarin bedreigingen voor de rechtsstaat niet
doeltreffend kunnen worden aangepakt met bestaande instrumenten[16].
Een nieuw EU-kader voor het versterken van de rechtsstaat als een
essentiële gemeenschappelijke waarde van de EU is nodig als aanvulling op de
inbreukprocedures en de mechanismen van artikel 7 VEU. Het kader zal een
aanvulling vormen op de mechanismen die op het niveau van de Raad van Europa
reeds zijn ingevoerd ter bescherming van de rechtsstaat[17].
Het weerspiegelt de doelstellingen van de EU op het gebied van zowel de
bescherming van haar fundamentele waarden als het bereiken van een grotere mate
van wederzijds vertrouwen en integratie in de ruimte van vrijheid, veiligheid
en recht zonder binnengrenzen. Door het
vaststellen van een nieuw kader voor het versterken van de rechtsstaat streeft
de Commissie ernaar duidelijkheid te scheppen en de voorspelbaarheid te
vergroten van de maatregelen die zij in de toekomst mogelijk zal moeten treffen
en tegelijkertijd te waarborgen dat alle lidstaten gelijk worden behandeld. Op
basis van deze mededeling is de Commissie bereid om deze kwesties verder te
bespreken met de lidstaten, de Raad en het Europees Parlement.
4.
Hoe het nieuwe EU-kader voor de
rechtsstaat zal werken
Het doel
van het kader is om de Commissie in staat te stellen een oplossing te vinden
met de betrokken lidstaat om te voorkomen dat een systemische bedreiging voor
de rechtsstaat in die lidstaat ontstaat die zich zou kunnen ontwikkelen tot een
"duidelijk gevaar voor een ernstige schending" in de zin van artikel 7
VEU, wat zou vereisen dat de in dat artikel voorziene mechanismen in werking
worden gesteld. Om de
gelijke behandeling van de lidstaten te waarborgen, zal het kader op dezelfde
wijze op alle lidstaten van toepassing zijn op basis van dezelfde criteria voor
wat als een systemische bedreiging voor de rechtsstaat wordt aangemerkt.
4.1.
Waardoor wordt het nieuwe
EU-kader in werking gesteld
Het
kader zal in werking worden gesteld in situaties waarin de autoriteiten van een
lidstaat maatregelen treffen of situaties gedogen die een groot risico inhouden
van een systematisch en nadelig effect op de integriteit, stabiliteit of de
juiste werking van de instellingen en de waarborgingsmechanismen die op
nationaal niveau zijn vastgesteld om de rechtsstaat te beschermen. Het
nieuwe EU-kader voor de rechtsstaat is niet ontworpen om in werking te worden
gesteld door individuele inbreuken op grondrechten of door een rechterlijke
dwaling. Deze kwesties kunnen en moeten worden behandeld door de nationale
rechtsstelsels en in de context van de toezichtmechanismen die zijn vastgesteld
in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, waarbij alle EU-lidstaten
partij zijn. Het
belangrijkste doel van het kader is om een respons te zijn op bedreigingen
voor de rechtsstaat (zoals gedefinieerd in deel 2) die een systemisch
karakter hebben[18]. De politieke,
institutionele en/of rechtsorde van een lidstaat als zodanig, zijn
constitutionele structuur, de scheiding der machten, de onafhankelijkheid of
onpartijdigheid van de rechterlijke macht of zijn systeem van rechterlijke
toetsing met inbegrip van, in
voorkomende gevallen, constitutionele rechtspraak moeten bedreigd worden –
bijvoorbeeld als gevolg van de invoering van nieuwe maatregelen of
wijdverspreide praktijken van overheidsinstanties en het gebrek aan
verhaalmogelijkheden bij nationale gerechten. Het kader wordt in werking
gesteld in gevallen waarin nationale "rechtsstaatswaarborgen" niet
het vermogen lijken te hebben om die bedreigingen op effectieve wijze aan te
pakken. Het
kader zou de Commissie niet verhinderen haar bevoegdheden uit hoofde van
artikel 258 VWEU te gebruiken in situaties die binnen de werkingssfeer van het
Unierecht vallen, noch zou het verhinderen dat de in artikel 7 VEU vastgestelde
mechanismen rechtstreeks in werking worden gesteld, ingeval een plotselinge
verslechtering in een lidstaat een krachtigere reactie van de EU vereist[19].
4.2.
Het kader als een proces van
drie fasen
In
gevallen waarin er duidelijke aanwijzingen zijn van een systemische bedreiging
voor de rechtsstaat in een lidstaat zal de Commissie een gestructureerde
uitwisseling met die lidstaat inleiden. Dit proces is gebaseerd op de volgende
beginselen: - doelgericht streven naar het vinden van een oplossing via
een dialoog met de betrokken lidstaat; - waarborgen dat een objectieve en grondige evaluatie
van de desbetreffende situatie plaatsvindt; - het beginsel van gelijke behandeling
van de lidstaten eerbiedigen; - snelle en concrete maatregelen aangeven
die genomen zouden kunnen worden om de systematische bedreiging tegen te gaan
en het gebruik van de in artikel 7 VEU vastgestelde mechanismen te voorkomen. Dit
proces bestaat, als regel, uit drie fasen: een evaluatie van de Commissie, een
aanbeveling van de Commissie en een follow-up van de aanbeveling. De
evaluatie van de Commissie De
Commissie zal alle relevante informatie verzamelen en beoordelen of er
duidelijke aanwijzingen zijn van een systemische bedreiging voor de rechtsstaat
zoals hierboven beschreven. Deze evaluatie kan gebaseerd zijn op de
aanwijzingen die worden ontvangen van beschikbare bronnen en erkende
instellingen, met inbegrip van de organen van de Raad van Europa en het Bureau
van de Europese Unie voor de grondrechten[20]. Indien,
als gevolg van deze voorlopige evaluatie, de Commissie van oordeel is dat er
inderdaad sprake is van een systemische bedreiging voor de rechtsstaat, zal zij
met de betrokken lidstaat een dialoog aangaan door de lidstaat een
"rechtsstaatadvies" te sturen, waarin zij haar bezorgdheid onderbouwt
en de betrokken lidstaat de mogelijkheid biedt om te reageren. Het advies zou
het resultaat kunnen zijn van een uitwisseling van correspondentie en overleg
met de relevante autoriteiten en kan, indien van toepassing, gevolgd worden
door verdere uitwisselingen. De
Commissie verwacht dat de betrokken lidstaat, in afwachting van de evaluatie
door de Commissie, gedurende het gehele proces in overeenstemming met de in het
derde lid van artikel 4 VEU vastgestelde plicht tot loyale samenwerking
medewerking verleent en afziet van het invoeren van onomkeerbare maatregelen
met betrekking tot de door de Commissie aan de orde gestelde kwesties die
aanleiding geven tot bezorgdheid. Wanneer een lidstaat verzuimt om in dit
proces medewerking te verlenen of het zelfs hindert, zal dit een element zijn
dat in aanmerking wordt genomen bij het beoordelen van de ernst van de
bedreiging. In
deze fase van het proces zal, hoewel het inleiden van de evaluatie door de
Commissie en het versturen van haar advies bekend zal worden gemaakt door de
Commissie, als regel de inhoud van de uitwisselingen met de betrokken lidstaat
geheim worden gehouden, om een snelle oplossing mogelijk te maken. De
aanbeveling van de Commissie In een
tweede fase zal de Commissie, tenzij de kwestie in de tussentijd een
bevredigende oplossing heeft gekregen, de betrokken lidstaat een
"rechtsstaataanbeveling" doen toekomen, indien zij van oordeel is dat
er objectief bewijs is van een systemische bedreiging en dat de autoriteiten van
die lidstaat geen passende maatregelen treffen om de situatie te corrigeren. In
haar aanbevelingen zal de Commissie duidelijk de redenen aangeven waarom zij
bezorgd is en aanbevelen dat de lidstaat de geconstateerde problemen binnen een
vastgestelde termijn oplost en de Commissie op de hoogte stelt van de
maatregelen die daartoe zijn getroffen. Indien van toepassing kunnen in de
aanbeveling specifieke manieren en maatregelen worden aangegeven om de situatie
te corrigeren. De
evaluatie en conclusies van de Commissie zullen worden gebaseerd op de
resultaten van de dialoog met de lidstaat en op eventueel aanvullend bewijs,
ten aanzien waarvan de lidstaat ook van tevoren gehoord zou moeten worden. De
Commissie zal het versturen van haar aanbeveling en de inhoud ervan in
hoofdlijnen bekendmaken. Follow-up
van de aanbeveling van de Commissie In een
derde fase zal de Commissie toezien op de maatregelen die de betrokken lidstaat
treft als follow-up van de aan die lidstaat gerichte aanbeveling. Dit toezicht
kan worden gebaseerd op verdere uitwisselingen met de betrokken lidstaat en zou
bijvoorbeeld gericht kunnen zijn op de vraag of bepaalde, tot bezorgdheid
aanleiding gevende kwesties zich blijven voordoen of op de vraag hoe de
lidstaat haar in de tussentijd gedane beloften om de situatie te corrigeren
uitvoert. Indien
de betrokken lidstaat binnen de vastgestelde termijn niet zorgt voor
bevredigende follow-up van de aanbeveling, zal de Commissie de mogelijkheid
overwegen om een van de in artikel 7 VEU vastgestelde mechanismen in werking te
stellen[21]. Institutionele
interactie Het
Europees Parlement en de Raad zullen op regelmatige basis en nauwgezet op de
hoogte worden gehouden van de voortgang binnen elk van de fasen. De
deskundigheid van derden benutten De Commissie
kan, om gekwalificeerde kennis van bepaalde kwesties met betrekking tot de
rechtsstaat in lidstaten te verkrijgen, externe deskundigheid inroepen, met
name tijdens de evaluatiefase, onder meer van het Bureau van de Europese Unie
voor de grondrechten[22]. Dergelijke externe deskundigheid
kan in het bijzonder bijdragen aan de totstandkoming van een vergelijkende
analyse met betrekking tot bestaande regels en praktijken in andere lidstaten
teneinde de gelijke behandeling van de lidstaten te waarborgen, op basis van
een gemeenschappelijk begrip van de rechtsstaat binnen de EU. Afhankelijk
van de situatie kan de Commissie besluiten advies en ondersteuning te vragen
van leden van de netwerken van de rechterlijke macht in de EU, zoals de
netwerken van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de Europese Unie[23],
de Vereniging van Raden van State en Hoogste Bestuursrechtelijke Rechtscolleges
van de Europese Unie[24] of de Raden voor de rechtspraak[25].
De Commissie zal samen met deze netwerken onderzoeken hoe dergelijke
ondersteuning in toepasselijke gevallen snel beschikbaar kan worden gesteld en
of hiervoor specifieke regelingen nodig zijn. De
Commissie zal, als regel en in toepasselijke gevallen, de Raad van Europa en/of
zijn Commissie van Venetië om advies vragen en zal haar analyse met hen
coördineren in alle gevallen waarin de kwestie ook tot hun aandachtsgebied
behoort en onderwerp is van hun analyses.
5.
Conclusie
Deze
mededeling stelt een nieuw EU-kader voor de rechtsstaat vast als de bijdrage
van de Commissie aan het versterken van het vermogen van de EU om doeltreffende
en gelijke bescherming van de rechtsstaat in alle lidstaten te waarborgen.
Hiermee reageert de Commissie op verzoeken van het Parlement en de Raad. Deze
mededeling is gebaseerd op de bevoegdheden die door de bestaande Verdragen aan
de Commissie worden verleend en belet niet dat de Verdragen op dit gebied
verder worden ontwikkeld, hetgeen besproken moet worden in het kader van
bredere reflecties over de toekomst van Europa. Naast het optreden van de
Commissie zal de rol van het Europees Parlement en de Raad van cruciaal belang
zijn voor het versterken van de vastbeslotenheid van de Unie om de rechtsstaat
te ondersteunen. [1] Zie de Preambule van het EVRM en artikel 3 van het
Statuut van de Raad van Europa (http://conventions.coe.int/Treaty/en/Treaties/Html/001.htm). [2] Zie artikel 3, lid 2, VEU en artikel 67 VWEU. [3] Zie de toespraak van vicevoorzitter Reding, Commissaris
van de EU voor Justitie, "The EU and the Rule of Law – What next?"(http://europa.eu/rapied/press-release_SPEECH-13-677_en.htm). [4] Zie http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-12-596_en.htm
en http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-13-684_en.htm [5] In maart 2013 hebben de ministers van Buitenlandse Zaken
van Denemarken, Finland, Duitsland en Nederland opgeroepen tot meer Europese
beschermingsmaatregelen om de eerbiediging van fundamentele waarden van de Unie
in de lidstaten te waarborgen. Zie voor de discussie in de Raad Algemene Zaken http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_Data/docs/pressdata/EN/genaff/136915.pdf.
Zie voor de conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/jha/137404.pdf [6] Zie de resoluties van het EP waarin aan de
EU-instellingen diverse aanbevelingen worden gedaan inzake de bescherming van
artikel 2 VEU (het door Rui Tavares opgestelde verslag van 2013 en de door
Louis Michel en Kinga Göncz opgestelde verslagen van 2014 - http://www.europarl.europa.eu/committees/en/libe/reports.html). [7] Tijdens de Assises de la
Justice, een conferentie op hoog niveau over de toekomst van de rechtspraak in
de EU in november 2013 waaraan werd deelgenomen door meer dan 600 belanghebbenden,
was een sessie specifiek gewijd aan het onderwerp "Naar een nieuw
rechtsstaatmechanisme". Voor en na de conferentie werd een uitnodiging tot
het indienen van ideeën georganiseerd, naar aanleiding waarvan talrijke
schriftelijke bijdragen werden ingediend (zie http://ec.europa.eu/justice/events/assises-justice-2013/contributions_en.htm). [8] Zoals voorzitter Barroso
benadrukte in zijn State of the Union van september 2013, wordt het kader
"gebaseerd op het beginsel van gelijkheid tussen de lidstaten en [moet er]
alleen een beroep [op] worden gedaan bij een ernstige, fundamentele bedreiging
van de rechtsstaat, waarvoor van tevoren criteria moeten worden vastgesteld"
(zie http://europa.eu/rapid/press-release_SPEECH-13-684_en.htm). [9] De Commissie van Venetië, die officieel de Europese
Commissie voor democratie middels het recht wordt genoemd, is het adviesorgaan
van de Raad van Europa inzake constitutionele aangelegenheden (zie http://www.venice.coe.int/WebForms/pages/?p=01_Presentation). [10] Zie bijlage I voor een overzicht van de relevante
jurisprudentie inzake de rechtsstaat en de beginselen die aan de rechtsstaat
verbonden zijn. [11] Het Hof van Justitie verwijst niet naar de rechtsstaat als
slechts een formele en procedurele vereiste, maar benadrukt tevens het belang
ervan door te verduidelijken dat een "rechtsgemeenschap" betekent dat
de EU-instellingen onderworpen zijn aan toezicht op de verenigbaarheid van hun
handelingen met niet alleen het Verdrag, maar ook met "de algemene
rechtsbeginselen en de grondrechten" (zie onder meer zaak C-50/00 P, Unión
de Pequeños Agricultores, Jurispr. 2002, blz. I-06677, punten 38 en 39;
gevoegde zaken C-402/05 P en C-415/05 P, Kadi, Jurispr. 2008, blz. I-06351,
punt 316). Dit is tevens bevestigd door het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens, dat de rechtsstaat een materiële aard geeft door vast te stellen dat het
een concept is dat inherent is aan alle artikelen van het EVRM (zie
bijvoorbeeld EHRM, Stafford/Verenigd Koninkrijk, 28 mei 2001, punt 63).
Benadrukt moet worden dat het Hof in de Franse versie niet alleen de termen
"pre-eminence du droit" gebruikt, maar ook "Etat de droit". [12] Zie zaak C-168/13, Jeremy F/Premier Ministre, nog niet
gepubliceerd, punten 35 en 36. [13] Zie bijvoorbeeld de zaken C-286/12, Commissie/Hongarije,
nog niet gepubliceerd (gelijke behandeling met betrekking tot het verplichte
pensioen van rechters en openbare aanklagers); C-518/07, Commissie/Duitsland,
Jurispr. 2010, blz. I-01885 en C-614/10, Commissie/Oostenrijk, nog niet
gepubliceerd (onafhankelijkheid van gegevensbeschermingsautoriteiten). [14] Het optreden van de Commissie om naleving van het Handvest
van de grondrechten te waarborgen, illustreert deze juridische beperking, die
afkomstig is uit het Verdrag zelf. Zoals uitgelegd in
haar mededeling "Strategie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van
het Handvest van de grondrechten door de Europese Unie" van 19 oktober 2010
(COM(2010) 573 definitief), is de Commissie vastbesloten om alle middelen die
haar ter beschikking staan, te gebruiken om te waarborgen dat het Handvest
volledig wordt geëerbiedigd door de lidstaten. Dit heeft in het bijzonder
betrekking op artikel 47 van het Handvest, dat bepaalt dat eenieder wiens door
het recht van de Unie gewaarborgde rechten zijn geschonden, recht heeft op een
doeltreffende voorziening in rechte voor een onafhankelijk gerecht. Echter, de
Commissie kan dit doen ten opzichte van de lidstaten, "uitsluitend wanneer
zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen”, zoals uitdrukkelijk is bepaald
in artikel 51 van het Handvest. Zie bijvoorbeeld zaak C-87/12, Kreshnik
Ymeraga en anderen/Ministre du Travail, de l'Emploi et de l'Immigration, nog
niet gepubliceerd, C-370/12 Thomas Pringle/Government of Ireland, Ireland and
The Attorney General, nog niet gepubliceerd en C-617/10, Åklagaren/Hans
Åkerberg Fransson, nog niet gepubliceerd. [15] Mededeling van de Commissie van 15 oktober 2003:
Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest, COM(2003)
606 definitief. [16] In enkele gevallen kunnen systemische
tekortkomingen met betrekking tot de rechtsstaat worden aangepakt met
gebruikmaking van de mechanismen voor samenwerking en toetsing op basis van de
toetredingsakten voor Roemenië en Bulgarije. Echter, deze mechanismen, die hun
grondslag rechtstreeks in het primaire Unierecht hebben, hebben betrekking op
situaties voorafgaande aan de toetreding en derhalve op overgangssituaties. Ze
zijn daarom niet geschikt voor het aanpakken van een bedreiging voor de
rechtsstaat in alle lidstaten van de EU. [17] Artikel 8 van het statuut van de Raad van Europa bepaalt
dat indien een lidstaat een "ernstige inbreuk heeft gepleegd" op de
beginselen van de rechtsstaat en de mensenrechten, de rechten van die lidstaat
op vertegenwoordiging kunnen worden opgeschort en dat de lidstaat zelfs van het
lidmaatschap van de Raad van Europa uitgesloten kan worden. Zoals de in artikel
7 VEU vastgestelde mechanismen is dit mechanisme nooit in werking gesteld. [18] Zie met betrekking tot het begrip "systemische
tekortkomingen" wat betreft de eerbiediging van grondrechten bij handelen
binnen de werkingssfeer van het Unierecht, bijvoorbeeld, de gevoegde zaken C-411/10
en 493/10, N.S., nog niet gepubliceerd, punten 94 en 106; en zaak C-4/11,
Duitsland/Kaveh Puid, nog niet gepubliceerd, punt 36. Zie met betrekking tot
het begrip "systemisch" of "structureel" in de context van
het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ook de rol van het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens bij het identificeren van onderliggende systemische
problemen, zoals gedefinieerd in de resolutie Res(2004)3 van het Comité van
Ministers van 12 mei 2004, on Judgments Revealing an Underlying Systemic
Problem, (https://wcd.coe.int/ViewDoc.jsp?id=743257&Lang=fr). [19] Zie ook de mededeling van de Commissie van 15 oktober 2003
(voetnoot 15). [20] Zie in het bijzonder artikel 4, lid 1, onder a), van
Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad tot oprichting van een Bureau van de
Europese Unie voor de grondrechten (PB L 53, blz. 1). [21] Zie ook de mededeling van de Commissie van 15 oktober 2003
(voetnoot 15). [22] Het Bureau kan advies geven binnen de reikwijdte van zijn
taken als gedefinieerd door Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad (zie
voetnoot 20). [23] Netwerk van voorzitters van de Hoge Rechtscolleges van de
Europese Unie (zie http://www.networkpresidents.eu/). [24] Vereniging van Raden van State en Hoogste
Bestuursrechtelijke Rechtscolleges van de Europese Unie (zie http://www.aca-europe.eu/index.php/en/). [25] Europees Netwerk van Raden voor de rechtspraak (zie http://www.encj.eu). Bijlage I: De
rechtsstaat als een grondbeginsel van de Unie De rechtsstaat en het
rechtsstelsel van de Unie De
rechtsstaat is een wettelijk bindend constitutioneel beginsel. Het wordt
unaniem erkend als een van de fundamentele beginselen van alle constitutionele
systemen van de lidstaten van de EU en de Raad van Europa. Lang
voordat uitdrukkelijk naar het rechtsstaatbeginsel werd verwezen in de
EU-Verdragen[1],
had het Hof van Justitie in zijn arrest van 1986 in de zaak "Les
Verts" reeds benadrukt dat de EU "een rechtsgemeenschap in die zin
[is], dat noch haar Lid-Staten, noch haar instellingen ontkomen aan het
toezicht op de verenigbaarheid van hun handelingen met het constitutionele
handvest waarop de Gemeenschap is gegrond, namelijk het Verdrag"[2]. In zijn
jurisprudentie heeft het Hof aangegeven dat de rechtsstaat de bron is van
volledig in rechte inroepbare beginselen die toepasbaar zijn binnen het
rechtsstelsel van de EU. Het Hof benadrukt tevens dat deze beginselen algemene
rechtsbeginselen zijn, die wortelen in de constitutionele tradities die de
lidstaten gemeenschappelijk hebben. De volgende beginselen zijn
vermeldenswaardig: (a)
het legaliteitsbeginsel,
dat in materiële termen een
transparant, aansprakelijk, democratisch en pluralistisch proces voor de
vaststelling van wetgeving omvat. Het Hof heeft het legaliteitsbeginsel
bekrachtigd als zijnde een fundamenteel beginsel van de Unie door te verklaren
dat "[…] in een rechtsgemeenschap de eerbiediging van de legaliteit naar
behoren dient te worden verzekerd"[3];
(b)
rechtszekerheid,
waarvoor onder meer
vereist is dat regels duidelijk en voorspelbaar zijn en niet met terugwerkende
kracht kunnen worden gewijzigd. Het Hof heeft het belang van rechtszekerheid
benadrukt door te verklaren dat, krachtens de beginselen van rechtszekerheid en
de bescherming van gewettigd vertrouwen, "[…] de […] wettelijke bepalingen
[van de Unie] duidelijk moeten zijn, zodat er door de justitiabelen op kan
worden afgegaan […]". Het Hof verklaarde tevens dat "[…] het beginsel
der rechtsbescherming zich er in het algemeen tegen verzet dat het tijdstip van
ingang van een […] besluit [van de Unie] op een aan publikatie voorafgaand
tijdstip wordt bepaald, hetgeen alleen in uitzonderingsgevallen anders kan
zijn, namelijk wanneer dat voor het te bereiken doel noodzakelijk is en het
rechtmatige vertrouwen der betrokkenen naar behoren in acht is genomen"[4];
(c)
verbod van
willekeur van de uitvoerende macht. Het Hof van Justitie heeft verklaard: "Dit
neemt niet weg dat, in de rechtsstelsels van alle Lid-Staten, ingrepen van het
openbaar gezag in de privé-sfeer van iedere persoon, of het nu gaat om een
natuurlijke of rechtspersoon, een wettelijke grondslag moeten hebben en
gerechtvaardigd moeten zijn om redenen bij de wet voorzien, en dat die
rechtsstelsels derhalve, zij het volgens verschillende modaliteiten,
bescherming bieden tegen ingrepen die willekeurig of onredelijk zouden zijn.
Zulk een bescherming moet dan ook worden aangemerkt als een algemeen beginsel
van [het recht van de Unie].
[…]"[5]; (d)
onafhankelijke
en doeltreffende rechterlijke toetsing, met inbegrip van de eerbiediging van de
grondrechten. Het Hof
herhaalde dat de EU "een unie [is] die wordt beheerst door het recht, in
die zin dat haar instellingen niet ontkomen aan het toezicht op de verenigbaarheid
van hun handelingen met, inzonderdheid, de Verdragen, de algemene
rechtsbeginselen en de grondrechten". Het Hof specificeerde dat dit
betekende dat particulieren het recht hebben op effectieve rechterlijke
bescherming van de rechten die zij ontlenen aan het Unierecht. Het Hof legde
duidelijk uit dat het recht op dergelijke bescherming "een van de algemene
rechtsbeginselen is die voortvloeien uit de gemeenschappelijke consitutionele
tradities van de lidstaten. Dit recht is eveneens neergelegd in de artikelen 6
en 13 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden"[6]. (e)
Daarnaast merkte
het Hof met betrekking tot het verband tussen het recht op een eerlijk proces
en de scheiding der machten in het bijzonder op dat "[…] het uit artikel 6
EVRM afgeleide algemene beginsel van [het Unierecht], dat eenieder recht heeft
op een eerlijk proces […], het recht omvat op een rechter die met name
onafhankelijk is van de uitvoerende macht […][7]". Het beginsel van
de scheiding der machten is, uiteraard, een belangrijk element van het
waarborgen van de eerbiediging van het rechtsstaatbeginsel. Niettemin kan het
verschillende vormen aannemen afhankelijk van de verscheidene parlementaire
modellen en de verschillende mate waarin dit beginsel van toepassing is op
nationaal niveau. In dit verband heeft het Hof verwezen naar het feit dat de in
werking zijnde scheiding der machten een onafhankelijke en effectieve rechterlijke
toetsing vooropstelt, waarbij het Hof opmerkte dat "[…] het recht van de
Unie niet eraan in de weg staat dat een lidstaat tegelijkertijd wetgever,
uitvoerder en rechter is, mits deze functies worden uitgeoefend met
inachtneming van het beginsel van de scheiding der machten dat kenmerkend is
voor de werking van een rechtsstaat"[8]. (f)
gelijkheid voor
de wet. Het Hof heeft
de rol van gelijke behandeling benadrukt als een algemeen beginsel van het
Unierecht door te verklaren: "het beginsel van gelijke behandeling is een
algemeen rechtsbeginsel van de Unie dat in de artikelen 20 en 21 van het
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie is vastgelegd"[9].
De
rechtsstaat en de Raad van Europa Deze
aspecten van de rechtsstaat als een gemene deler van de Unie worden volledig
weerspiegeld op het niveau van de Raad van Europa. Hoewel er geen definitie is
opgenomen in het statuut van de Raad van Europa, noch in het EVRM[10], en hoewel
de precieze lijst van beginselen, normen en waarden die voortvloeien uit het
rechtsstaatbeginsel, op nationaal niveau verschillend kan zijn, heeft de
Commissie van Venetië in een in 2011 gepubliceerd verslag van de Raad van
Europa naar de rechtsstaat verwezen als "een fundamentele en
gemeenschappelijke Europese norm om de uitoefening van democratische
bevoegdheden te sturen en te beheersen" en als een "inherent deel van
iedere democratische maatschappij" dat "vereist dat eenieder een
waardige, gelijke en rationele behandeling door alle besluitvormers ten deel
valt die in overeenstemming is met het recht, en dat eenieder de gelegenheid
heeft om besluiten aan te vechten bij onafhankelijke en onpartijdige
rechtbanken"[11].
Meer in het bijzonder stelde de Commissie van Venetië, mede op basis van de
relevante jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, in
haar verslag de volgende belangrijke, doch niet exclusieve, gemeenschappelijke
en algemeen gedeelde kenmerken van de rechtsstaat vast: (a)
legaliteit (met inbegrip van
een transparant, aansprakelijk en democratisch proces voor de vaststelling van
wetgeving); (b)
rechtszekerheid; (c)
verbod van
willekeur; (d)
toegang tot
rechtspraak door onafhankelijke en onpartijdige rechtbanken; (e)
eerbiediging van de
mensenrechten; non-discriminatie en gelijkheid voor de wet. De
rechtsstaat op nationaal niveau Hoewel
in nationale grondwetten of rechtbanken geen nauwkeurige of uitputtende
definitie van de rechtsstaat wordt gegeven, en de rechtsstaat niet altijd
duidelijk en eenvoudig gecodificeerd is in geschreven grondwetten, vormt de
rechtsstaat een gemene deler in moderne Europese constitutionele tradities.
Nationale rechtbanken verwijzen er in veel gevallen naar als richtsnoer voor
hun uitlegging van het nationale recht of gebruiken het begrip als een bron om
volledig in rechte inroepbare beginselen te ontwikkelen. Bijlage II [1] Naar de rechtsstaat werd voor
het eerst verwezen in de preambule van het Verdrag van Maastricht van 1992. Artikel
6, lid 1, van het Verdrag van Amsterdam verwees naar de rechtsstaat op
grotendeels dezelfde manier als het huidige artikel 2 VEU. [2] Zaak 294/83, "Les Verts"/Europees Parlement,
Jurispr. 1986, blz. 01339, punt 23. [3] Zaak C-496/99 P, Commissie/CAS Succhi di Frutta,
Jurispr. 2004, blz. I-03801, punt 63. [4] Gevoegde zaken 212 tot 217/80, Italiaanse Administratie
van de Staatsfinanciën/Salumi, Jurispr. 1981, blz. 2735, punt 10. [5] Gevoegde zaken 46/87 en 227/88, Hoechst/Commissie,
Jurispr. 1989, blz. 02859, punt 19. [6] Zaak C-583/11 P, Inuit Tapiriit Kanatami en
anderen/Parlement en de Raad, nog niet gepubliceerd, punt 91; zaak C-550/09, E
en F, Jurispr. 2010, blz. I-06213, punt 44; zaak C-50/00 P, Unión de Pequeños
Agricultores, Jurispr. 2002, blz. I-06677, punten 38 en 39. [7] Gevoegde zaken C-174/98 P en C-189/98 P, Koninkrijk der
Nederlanden en Van der Wal/Commissie, Jurispr. 2000, blz. I-00001, punt 17. [8] Zaak C-279/09 DEB, Jurispr. 2010, blz. I-13849, punt 58. [9] Zaak C-550/07 P, Akzo Nobel Chemicals en Akcros
Chemicals/Commissie, Jurispr. 2010, blz. I-08301, punt 54. [10] Ook de Universele Verklaring van de Rechten van Mens (1948)
van de Verenigde Naties bevat een verwijzing, maar geen definitie van de
rechtsstaat. [11] Zie het verslag van de Commissie van Venetië van 4 april 2011,
studie nr. 512/2009 (CDL-AD(2011)003rev).