Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32019R0268

Verordening (EU) 2019/268 van de Commissie van 15 februari 2019 tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 200/2010, (EU) nr. 517/2011, (EU) nr. 200/2012 en (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie wat betreft bepaalde methoden voor het testen en bemonsteren op salmonella bij pluimvee (Voor de EER relevante tekst.)

C/2019/1016

PB L 46 van 18.2.2019, p. 11–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/268/oj

18.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 46/11


VERORDENING (EU) 2019/268 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2019

tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 200/2010, (EU) nr. 517/2011, (EU) nr. 200/2012 en (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie wat betreft bepaalde methoden voor het testen en bemonsteren op salmonella bij pluimvee

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (1), en met name artikel 4, lid 1, tweede alinea, artikel 8, lid 1, tweede alinea, en artikel 13, eerste alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Doel van Verordening (EG) nr. 2160/2003 is te waarborgen dat er maatregelen worden getroffen voor de detectie en de bestrijding van salmonella en andere zoönoseverwekkers in alle stadia van productie, verwerking en distributie, in het bijzonder op het niveau van de primaire productie, teneinde de prevalentie ervan en het risico voor de volksgezondheid te verminderen.

(2)

Met name moeten op grond van Verordening (EG) nr. 2160/2003 doelstellingen van de Unie worden vastgesteld voor het verminderen van de prevalentie van de in bijlage I bij die verordening opgenomen zoönoses en zoönoseverwekkers bij de in die bijlage opgenomen dierpopulaties. Voor die doelstellingen zijn in die verordening ook bepaalde voorwaarden vastgesteld.

(3)

In de Verordeningen (EU) nr. 200/2010 (2), (EU) nr. 517/2011 (3), (EU) nr. 200/2012 (4) en (EU) nr. 1190/2012 (5) van de Commissie zijn de nodige bemonsterings- en testvoorschriften vastgesteld voor een geharmoniseerd toezicht bij het verwezenlijken van de doelstellingen van de Unie met betrekking tot salmonella in pluimveepopulaties, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003.

(4)

Het Europees Comité voor Normalisatie en de Internationale Organisatie voor Normalisatie hebben onlangs een aantal referentiemethoden en een protocol voor het controleren van de naleving van de Verordeningen (EU) nr. 200/2010, (EU) nr. 517/2011, (EU) nr. 200/2012 en (EU) nr. 1190/2012 herzien; die verordeningen moeten derhalve dienovereenkomstig worden geactualiseerd. De actualisering moet met name betrekking hebben op de vereisten voor het gebruik van alternatieve methoden in het licht van het herziene standaardreferentieprotocol EN ISO 16140-2 (validering van alternatieve methoden) en de nieuwe referentiemethode voor de detectie van salmonella (EN ISO 6579-1).

(5)

Alternatieve methoden die op adequate wijze gevalideerd zijn tegen de referentiemethoden moeten als gelijkwaardig aan de referentiemethoden worden beschouwd. Het gebruik van alternatieve methoden is momenteel voorbehouden aan exploitanten van levensmiddelenbedrijven, overeenkomstig punt 3.4 van de bijlagen bij de Verordeningen (EU) nr. 200/2010, (EU) nr. 517/2011, (EU) nr. 200/2012 en (EU) nr. 1190/2012. De bevoegde autoriteiten moeten evenwel ook de mogelijkheid hebben om alternatieve methoden te gebruiken, aangezien er geen reden is het gebruik van adequaat gevalideerde alternatieve methoden uitsluitend aan exploitanten van levensmiddelenbedrijven voor te behouden.

(6)

Een representatieve bemonstering voor de controle op salmonella bij koppels legkippen en vermeerderingskoppels van Gallus gallus is niet altijd praktisch in het geval van stallen met verrijkte kooien en van kooiloze stallen met meerdere niveaus en met mestbanden tussen de afzonderlijke niveaus, die steeds vaker voor de huisvesting van deze vogels worden gebruikt. Het is daarom passend om een alternatieve bemonsteringsprocedure toe te staan die een praktische oplossing biedt voor de bemonstering van deze koppels en tegelijkertijd een gevoeligheid heeft die ten minste gelijkwaardig is aan die van de huidige bemonsteringsprocedures.

(7)

Het is passend te voorzien in een overgangsbepaling die de exploitanten van levensmiddelenbedrijven voldoende tijd geeft om zich aan te passen aan de herziene of nieuwe CEN/ISO-normen. De overgangsbepaling zou de exploitanten van levensmiddelenbedrijven ook in staat stellen de lasten voor laboratoria en fabrikanten van testkits in verband met de validering van alternatieve methoden overeenkomstig de nieuwe norm EN ISO 16140-2 te verminderen, aangezien sommige certificaten op basis van de vorige norm ISO 16140: 2003 nog geldig kunnen zijn tot het einde van het jaar 2021.

(8)

De Verordeningen (EU) nr. 200/2010, (EU) nr. 517/2011, (EU) nr. 200/2012 en (EU) nr. 1190/2012 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 200/2010

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2010 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

Artikel 2

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 517/2011

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 517/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 200/2012

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage III bij deze verordening.

Artikel 4

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1190/2012

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1190/2012 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 5

Overgangsbepaling

Tot en met 31 december 2021 mogen exploitanten van levensmiddelenbedrijven de vóór de in de artikelen 1 tot en met 4 van deze verordening bedoelde wijzigingen toepasselijke methoden, zoals bedoeld in de punten 3.2 en 3.4 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2010, in de punten 3.2 en 3.4 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 517/2011, in de punten 3.2 en 3.4 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2012 en in de punten 3.2 en 3.4 van de bijlage bij Verordening (EU) nr. 1190/2012, toepassen.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)   PB L 325 van 12.12.2003, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van serotypen Salmonella bij volwassen vermeerderingskoppels van Gallus gallus (PB L 61 van 11.3.2010, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 517/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypes van salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2160/2003 en Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie (PB L 138 van 26.5.2011, blz. 45).

(4)  Verordening (EU) nr. 200/2012 van de Commissie van 8 maart 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium bij koppels slachtkuikens, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 71 van 9.3.2012, blz. 31).

(5)  Verordening (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella Enteritidis en Salmonella Typhimurium bij koppels kalkoenen, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 340 van 13.12.2012, blz. 29).


BIJLAGE I

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2010 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Aan punt 2.2.2.1 worden de volgende punten d) en e) toegevoegd:

„d)

In het geval van kooien waar zich aan de afvoerzijde van de mestbanden niet genoeg feces ophoopt op mestschrapers of bandreinigers, moeten vier of meer bevochtigde veegdoekjes van ten minste 900 cm2 per doekje, bevochtigd met een geschikte vloeistof (bv. 0,8 % keukenzout + 0,1 % pepton in steriel gedeïoniseerd water, steriel water of een andere door de bevoegde autoriteit goedgekeurde vloeistof), worden gebruikt om een zo groot mogelijk oppervlak aan de afvoerzijde van alle toegankelijke banden af te vegen nadat deze banden in werking zijn gesteld, waarbij ervoor wordt gezorgd dat elk veegdoekje aan beide zijden wordt bedekt met fecaal materiaal van de banden en mestschrapers of bandreinigers.

e)

In het geval van volières met meerdere niveaus of scharrelstallen waar het grootste deel van het fecaal materiaal door mestbanden uit de stal wordt verwijderd, moet met één paar overschoentjes worden bemonsterd door rond te lopen door staldelen met strooisel, zoals beschreven onder b), en moeten met de hand met ten minste twee bevochtigde veegdoekjes monsters worden genomen van alle toegankelijke mestbanden, zoals beschreven onder d).”.

2)

Aan punt 3.1 wordt het volgende punt 3.1.5 toegevoegd:

„3.1.5.

Indien overeenkomstig punt 2.2.2.1, onder d), met veegdoekjes of overeenkomstig punt 2.2.2.1, onder e), met één paar overschoentjes en twee bevochtigde veegdoekjes wordt bemonsterd, worden monsters samengevoegd overeenkomstig punt 3.1.3, onder b).”.

3)

In punt 3.2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„De detectie van Salmonella spp. wordt uitgevoerd overeenkomstig EN ISO 6579-1.”.

4)

Punt 3.4 wordt vervangen door:

„3.4.   Alternatieve methoden

Er mogen alternatieve analysemethoden worden gebruikt in plaats van de in de punten 3.1 tot en met 3.3 van deze bijlage beschreven methoden voor detectie en serotypering, mits zij overeenkomstig EN ISO 16140-2 gevalideerd zijn (voor alternatieve detectiemethoden).”.


BIJLAGE II

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 517/2011 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 2.2.1 wordt vervangen door:

„2.2.1.

Bemonstering door de exploitant van een levensmiddelenbedrijf

a)

Bij koppels in kooien wordt na het afdraaien van de mest 2 × 150 g natuurlijk gemengde, op schrapers of bandreinigers opgehoopte, feces genomen van alle banden of schrapers in de stal; in geval van kooien zonder schrapers en banden wordt echter 2 × 150 g gemengde verse feces verzameld van 60 verschillende plaatsen in de mestputten onder de kooien.

In geval van kooien waar zich aan de afvoerzijde van de mestbanden niet genoeg feces ophoopt op mestschrapers of bandreinigers, moeten vier of meer bevochtigde veegdoekjes van ten minste 900 cm2 per doekje worden gebruikt om een zo groot mogelijk oppervlak aan de afvoerzijde van alle toegankelijke banden af te vegen nadat deze banden in werking zijn gesteld, waarbij ervoor wordt gezorgd dat elk veegdoekje aan beide zijden wordt bedekt met fecaal materiaal van de banden en mestschrapers of bandreinigers.

b)

In het geval van volières of scharrelstallen wordt met twee paar overschoentjes of oversokken bemonsterd.

De gebruikte overschoentjes zijn voldoende absorberend om vocht op te nemen. Het oppervlak van de overschoentjes wordt bevochtigd met een geschikte vloeistof.

De monsters worden genomen terwijl de monsternemer door de pluimveestal loopt en daarbij een route volgt die representatieve monsters voor alle delen van de pluimveestal of de respectieve sector oplevert. Dit omvat ook delen met strooisel en latten, als op de latten veilig kan worden gelopen, maar geen buitenterreinen in het geval van koppels met buitenuitloop. Alle afzonderlijke hokken in de stal worden bemonsterd. Als de bemonstering van de gekozen sector gereed is, worden de overschoentjes voorzichtig uitgetrokken zodat het aanhangende materiaal niet loskomt.

In het geval van volières met meerdere niveaus of scharrelstallen waar het grootste deel van het fecaal materiaal door mestbanden uit de stal wordt verwijderd, moet met één paar overschoentjes worden bemonsterd door rond te lopen door staldelen met strooisel, en moeten alle toegankelijke mestbanden met ten minste een tweede paar bevochtigde veegdoekjes worden bemonsterd, zoals beschreven onder a), tweede alinea.

De twee monsters kunnen worden samengevoegd om als één monster te worden getest.”.

2)

Aan punt 3.1 wordt het volgende punt 3.1.3 toegevoegd:

„3.1.3.

Indien overeenkomstig punt 2.2.1, onder a), tweede alinea, met veegdoekjes wordt bemonsterd, worden monsters samengevoegd overeenkomstig punt 3.1.1.”.

3)

In punt 3.2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„De detectie van Salmonella spp. wordt uitgevoerd overeenkomstig EN ISO 6579-1.”.

4)

Punt 3.4 wordt vervangen door:

„3.4.   Alternatieve methoden

Er mogen alternatieve analysemethoden worden gebruikt in plaats van de in de punten 3.1 tot en met 3.3 van deze bijlage beschreven methoden voor detectie en serotypering, mits zij overeenkomstig EN ISO 16140-2 gevalideerd zijn (voor alternatieve detectiemethoden).”.


BIJLAGE III

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 200/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 3.2 wordt vervangen door:

„3.2.   Detectiemethode

De detectie van Salmonella spp. wordt uitgevoerd overeenkomstig EN ISO 6579-1.”.

2)

Punt 3.4 wordt vervangen door:

„3.4.   Alternatieve methoden

Er mogen alternatieve analysemethoden worden gebruikt in plaats van de in de punten 3.1 tot en met 3.3 van deze bijlage beschreven methoden voor detectie en serotypering, mits zij overeenkomstig EN ISO 16140-2 gevalideerd zijn (voor alternatieve detectiemethoden).”.


BIJLAGE IV

De bijlage bij Verordening (EU) nr. 1190/2012 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 3.2 wordt vervangen door:

„3.2.   Detectiemethode

De detectie van Salmonella spp. wordt uitgevoerd overeenkomstig EN ISO 6579-1.”.

2)

Punt 3.4 wordt vervangen door:

„3.4.   Alternatieve methoden

Er mogen alternatieve analysemethoden worden gebruikt in plaats van de in de punten 3.1 tot en met 3.3 van deze bijlage beschreven methoden voor detectie en serotypering, mits zij overeenkomstig EN ISO 16140-2 gevalideerd zijn (voor alternatieve detectiemethoden).”.


Top