This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32018L0843
Directive (EU) 2018/843 of the European Parliament and of the Council of 30 May 2018 amending Directive (EU) 2015/849 on the prevention of the use of the financial system for the purposes of money laundering or terrorist financing, and amending Directives 2009/138/EC and 2013/36/EU (Text with EEA relevance)
Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU (Voor de EER relevante tekst)
PE/72/2017/REV/1
PB L 156 van 19.6.2018, p. 43–74
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
19.6.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 156/43 |
RICHTLIJN (EU) 2018/843 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 30 mei 2018
tot wijziging van Richtlijn (EU) 2015/849 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/138/EG en 2013/36/EU
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (4) vormt het belangrijkste wettelijk instrument ter voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel van de Unie voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering. Die richtlijn, die uiterlijk op 26 juni 2017 moest worden omgezet, stelt een efficiënt en uitgebreid juridisch kader vast om het verzamelen van gelden of eigendommen voor terroristische doeleinden aan te pakken door de lidstaten ertoe te verplichten de risico’s in verband met het witwassen van geld en terrorismefinanciering te identificeren, te begrijpen en te beperken. |
(2) |
Recente terroristische aanslagen hebben nieuwe opkomende trends aan het licht gebracht, met name met betrekking tot de wijze waarop terroristische groeperingen hun operaties financieren en uitvoeren. Bepaalde moderne technologische diensten worden steeds populairder als alternatieve financiële systemen, terwijl zij buiten het toepassingsgebied van het recht van de Unie blijven of vrijstellingen van wettelijke vereisten genieten, wat wellicht niet langer gerechtvaardigd is. Om gelijke tred te houden met de wijzigende trends, moeten verdere maatregelen worden genomen om de transparantie van financiële transacties, vennootschappen en andere juridische entiteiten, alsook trusts en juridische constructies met een soortgelijke structuur of met soortgelijke functies als trusts („soortgelijke juridische constructies”) te vergroten, teneinde het bestaande preventieve kader te verbeteren en terrorismefinanciering effectiever tegen te gaan. Het is van belang erop te wijzen dat de getroffen maatregelen in verhouding moeten staan tot de risico’s. |
(3) |
De Verenigde Naties (VN), Interpol en Europol hebben gewezen op de toenemende convergentie tussen georganiseerde misdaad en terrorisme. De verwevenheid van georganiseerde misdaad en terrorisme en de banden tussen criminele en terroristische groepen vormen een toenemende bedreiging voor de veiligheid van de Unie. Voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering maakt integraal deel uit van elke strategie om deze dreiging tegen te gaan. |
(4) |
Hoewel de lidstaten de afgelopen jaren aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt bij de vaststelling en toepassing van de standaarden van de Financial Action Task Force (FATF) en de goedkeuring van de werkzaamheden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling op het gebied van transparantie, is het duidelijk dat de algemene transparantie van het economische en financiële klimaat van de Unie verder moet worden vergroot. Het voorkomen van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering kan slechts doeltreffend zijn als de omgeving vijandig is voor criminelen die hun financiën willen beschermen door middel van ondoorzichtige structuren. De integriteit van het financiële stelsel van de Unie is afhankelijk van de transparantie van vennootschapsvormen en andere juridische entiteiten, trusts en soortgelijke constructies. Deze richtlijn heeft niet alleen tot doel het witwassen van geld op te sporen en te onderzoeken, maar ook witwassen te voorkomen. Meer transparantie zou een krachtig afschrikkend effect kunnen hebben. |
(5) |
De doelstellingen van Richtlijn (EU) 2015/849 moeten worden nagestreefd en wijzigingen van die richtlijn moeten in overeenstemming zijn met de lopende activiteiten van de Unie op het gebied van de strijd tegen terrorisme en terrorismefinanciering; bij het aanbrengen van dergelijke wijzigingen moet evenwel het fundamentele recht op bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen en moet het evenredigheidsbeginsel worden nageleefd en toegepast. In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s met als titel „De Europese veiligheidsagenda” is gewezen op de noodzaak van maatregelen om terrorismefinanciering op een doeltreffender en uitvoeriger wijze aan te pakken en benadrukt dat de infiltratie van de financiële markten terrorismefinanciering mogelijk maakt. Ook in de conclusies van de Europese Raad van 17 en 18 december 2015 is de noodzaak onderstreept om spoedig op alle gebieden verdere actie te ondernemen tegen terrorismefinanciering. |
(6) |
In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met als titel „Actieplan ter versterking van de strijd tegen terrorismefinanciering” wordt de noodzaak benadrukt om zich aan te passen aan nieuwe bedreigingen en Richtlijn (EU) 2015/849 dienovereenkomstig te wijzigen. |
(7) |
De maatregelen van de Unie moeten ook op accurate wijze de ontwikkelingen en de op internationaal niveau aangegane verbintenissen weerspiegelen. Daarom moeten de resoluties van de VN-Veiligheidsraad nr. 2195(2014) over dreigingen voor de internationale vrede en veiligheid en nrs. 2199(2015) en 2253(2015) over dreigingen voor de internationale vrede en veiligheid als gevolg van terroristische daden in aanmerking worden genomen. Die resoluties van de Veiligheidsraad hebben respectievelijk betrekking hebben op de verbanden tussen terrorisme en de transnationale georganiseerde misdaad, het voorkomen van toegang van terroristische groeperingen tot internationale financiële instellingen, en de uitbreiding van de sanctieregelingen tot Islamitische Staat in Irak en de Levant. |
(8) |
Op aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta (d.w.z. muntstukken en bankbiljetten die als wettig betaalmiddel zijn erkend en elektronisch geld van een land, welke in het land van uitgifte als ruilmiddel worden aanvaard) alsook aanbieders van bewaarportemonnees rust geen Unierechtelijke verplichting om verdachte activiteiten te identificeren. Terroristische groeperingen kunnen daardoor in staat zijn om geld door te sluizen naar het financiële stelsel van de Unie of binnen virtuelevalutanetwerken door overmakingen te verbergen, vanwege de zekere mate van anonimiteit die zij op deze platforms genieten. Het is dan ook van essentieel belang het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/849 te verruimen tot aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta alsook aanbieders van bewaarportemonnees. Om het witwassen van geld en terrorismefinanciering (AML/CFT) tegen te gaan, moeten de bevoegde autoriteiten in staat zijn om via meldingsplichtige entiteiten het gebruik van virtuele valuta te monitoren. Dergelijke monitoring zou een evenwichtige en proportionele aanpak opleveren, waardoor de technologische vooruitgang en de hoge mate van transparantie die zijn verwezenlijkt op het gebied van alternatieve financieringen en sociaal ondernemerschap worden gewaarborgd. |
(9) |
De anonimiteit van virtuele valuta maakt het mogelijk ze te misbruiken voor criminele doeleinden. Het opnemen van aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees zal het vraagstuk van anonimiteit die verbonden is aan transacties in virtuele valuta niet volledig oplossen, aangezien een groot deel van de omgeving voor virtuele valuta anoniem zal blijven, omdat gebruikers ook transacties kunnen verrichten zonder deze aanbieders. Om de aan de anonimiteit verbonden risico’s te bestrijden, moeten nationale financiële inlichtingeneenheden (FIE’s) in staat zijn informatie te verkrijgen waarmee ze virtuelevaluta-adressen kunnen koppelen aan de identiteit van de eigenaar van de virtuele valuta. Bovendien zou de mogelijkheid om gebruikers in staat te stellen zich op vrijwillige basis zelf bekend te maken aan aangewezen autoriteiten, verder moeten worden onderzocht. |
(10) |
Virtuele valuta mogen niet worden verward met elektronisch geld zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad (5), noch met het ruimere begrip „geldmiddelen” zoals gedefinieerd in artikel 4, punt 25, van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad (6), noch met monetaire waarde die is opgeslagen op instrumenten die zijn vrijgesteld als gespecificeerd in artikel 3, onder k) en l), van Richtlijn (EU) 2015/2366, noch met speelgeld dat alleen binnen een specifieke spelomgeving kan worden gebruikt. Hoewel virtuele valuta vaak als betaalmiddel kunnen worden gebruikt, zouden zij ook voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt en ruimere toepassingen vinden, bijvoorbeeld als ruilmiddel, als belegging, om waarde op te slaan of voor gebruik in onlinecasino’s. Het doel van deze richtlijn is alle mogelijke gebruiksmogelijkheden van virtuele valuta te bestrijken. |
(11) |
Lokale valuta — ook bekend als complementaire valuta — die worden gebruikt in zeer beperkte netwerken zoals een stad of een regio en door een klein aantal gebruikers, mogen niet als virtuele valuta worden beschouwd. |
(12) |
Zakelijke relaties of transacties in verband met derde landen met een hoog risico, moeten worden beperkt wanneer er belangrijke tekortkomingen in de AML/CFT-regeling van de betrokken derde landen worden vastgesteld, tenzij passende aanvullende risicobeperkende maatregelen of tegenmaatregelen worden genomen. Wanneer lidstaten te maken krijgen met dergelijke gevallen van hoog risico en met dergelijke zakelijke relaties of transacties, moeten zij meldingsplichtige entiteiten verplichten verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen om die risico’s te beheersen en te beperken. Elke lidstaat bepaalt daarom op nationaal niveau het soort verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen dat moet worden genomen ten aanzien van derde landen met een hoog risico. Die uiteenlopende benaderingen van de lidstaten creëren zwakke punten in het beheer van zakelijke relaties waarbij door de Commissie geïdentificeerde derde landen met een hoog risico zijn betrokken. Het is belangrijk de doeltreffendheid van de door de Commissie vastgestelde lijst van derde landen met een hoog risico te verbeteren door te voorzien in een geharmoniseerde behandeling van die landen op het niveau van de Unie. Deze geharmoniseerde benadering moet in de eerste plaats zijn toegespitst op verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen, voor zover dergelijke maatregelen niet reeds vereist zijn op grond van het nationale recht. In overeenstemming met de internationale verplichtingen moet het de lidstaten worden toegestaan om meldingsplichtige entiteiten, indien van toepassing, ertoe te verplichten aanvullende risicobeperkende maatregelen toe te passen, in aanvulling op de verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen, volgens een op risico gebaseerde benadering en rekening houdend met de specifieke omstandigheden van zakelijke relaties of transacties. Internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van het witwassen van geld en de bestrijding van terrorismefinanciering kunnen oproepen passende tegenmaatregelen toe te passen om het internationale financiële stelsel te beschermen tegen de aanhoudende en aanzienlijke risico’s inzake het witwassen van geld en terrorismefinanciering die van bepaalde landen uitgaan. Bovendien moeten de lidstaten meldingsplichtige entiteiten ertoe verplichten aanvullende risicobeperkende maatregelen toe te passen ten aanzien van door de Commissie geïdentificeerde derde landen met een hoog risico, daarbij rekening houdend met oproepen tot tegenmaatregelen en aanbevelingen zoals die van de FATF en met de uit internationale overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen. |
(13) |
Gezien het evoluerende karakter van de dreigingen en kwetsbaarheden in verband met het witwassen van geld en terrorismefinanciering moet de Unie een geïntegreerde benadering inzake de overeenstemming van nationale AML/CFT-regelingen met de vereisten op het niveau van de Unie vaststellen, door rekening te houden met een beoordeling van de doeltreffendheid van die nationale regelingen. Met het oog op de correcte omzetting van de vereisten van de Unie in de nationale AML/CFT-regelingen, de doeltreffende uitvoering van die vereisten en de capaciteit van die regelingen om een doeltreffende preventieve regeling op dit gebied tot stand te brengen, moet de Commissie haar beoordeling baseren op de nationale AML/CFT-regelingen, die geen afbreuk mogen doen aan de beoordelingen van internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van de voorkoming van het witwassen van geld en de bestrijding van terrorismefinanciering, zoals de FATF of het Comité van deskundigen inzake de evaluatie van maatregelen ter bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. |
(14) |
Prepaidkaarten voor algemeen gebruik hebben legitieme toepassingen en vormen een instrument dat bijdraagt aan de sociale en financiële inclusie. Anonieme prepaidkaarten kunnen echter gemakkelijk worden gebruikt voor het financieren van terroristische aanslagen en terroristische logistiek. Het is daarom van essentieel belang terroristen dit middel voor het financieren van hun operaties te ontnemen, door een verdere verlaging van de limieten en maximale bedragen waaronder het meldingsplichtige entiteiten is toegestaan af te zien van de toepassing van bepaalde bij Richtlijn (EU) 2015/849 vastgestelde cliëntenonderzoeksmaatregelen. Derhalve is het essentieel om, met inachtneming van de behoeften van de consumenten op het gebied van het gebruik van prepaidinstrumenten voor algemeen gebruik en zonder het gebruik van zulke instrumenten ter bevordering van de sociale en financiële inclusie in de weg te staan, de bestaande drempels voor anonieme prepaidkaarten voor algemeen gebruik te verlagen en de cliënt te identificeren bij betalingstransacties op afstand waarvan het bedrag meer dan 50 EUR bedraagt. |
(15) |
Terwijl het gebruik van in de Unie uitgegeven anonieme prepaidkaarten in wezen beperkt is tot het grondgebied van de Unie, is zulks niet altijd het geval voor soortgelijke kaarten die in derde landen worden uitgegeven. Het is derhalve belangrijk dat buiten de Unie uitgegeven anonieme prepaidkaarten enkel in de Unie kunnen worden gebruikt wanneer zij kunnen worden geacht te voldoen aan vereisten die gelijkwaardig zijn aan vereisten die in het Unierecht zijn vastgesteld. Deze regel moet worden uitgevoerd met volledige inachtneming van de verplichtingen van de Unie inzake internationale handel, met name de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten. |
(16) |
FIE’s spelen een belangrijke rol bij de identificatie van de, met name grensoverschrijdende, financiële operaties van terroristische netwerken en bij het opsporen van hun geldschieters. Financiële inlichtingen kunnen van fundamenteel belang zijn om het faciliteren van terroristische misdrijven en de netwerken en plannen van terroristische organisaties aan het licht te brengen. Wegens een gebrek aan normatieve internationale standaarden blijven FIE’s aanzienlijke verschillen vertonen qua taken en bevoegdheden. De lidstaten moeten streven naar een meer doeltreffende en gecoördineerde aanpak van financiële onderzoeken naar terrorisme, inclusief onderzoeken naar misbruik van virtuele valuta. De huidige verschillen mogen evenwel geen afbreuk doen aan de activiteiten van een FIE, met name aan de mogelijkheid ervan om preventieve analyses te ontwikkelen ter ondersteuning van alle autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor inlichtingen-, recherche- en gerechtelijke activiteiten en internationale samenwerking. Bij de uitvoering van hun taken moeten FIE’s toegang hebben tot informatie en deze ongehinderd kunnen uitwisselen, onder meer via passende samenwerking met rechtshandhavingsautoriteiten. Bij elk vermoeden van criminaliteit en, met name, bij het vermoeden van terrorismefinanciering, moet informatie direct en zonder onnodige vertragingen worden uitgewisseld. Daarom is het van essentieel belang de doeltreffendheid en doelmatigheid van FIE’s te verbeteren door de bevoegdheden van en de samenwerking tussen FIE’s te verbeteren. |
(17) |
FIE’s moeten in staat zijn van elke meldingsplichtige entiteit alle nodige informatie te verkrijgen die verband houdt met hun taken. Om te waarborgen dat geldstromen naar behoren kunnen worden getraceerd en dat illegale netwerken en stromen in een vroeg stadium kunnen worden opgespoord, is het essentieel dat FIE’s onbelemmerde toegang tot informatie genieten. De behoefte voor FIE’s om vanwege een vermoeden van witwaspraktijken of terrorismefinanciering aanvullende informatie te verkrijgen van meldingsplichtige entiteiten, kan het gevolg zijn van een eerdere melding van een verdachte transactie die aan de FIE is gedaan, maar ook van andere zaken, zoals eigen onderzoek van de FIE, door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie of informatie van een andere FIE. FIE’s moeten daarom in de context van hun functies in staat zijn informatie te verkrijgen van elke meldingsplichtige entiteit, ook zonder dat een eerdere melding is gedaan. Dit omvat geen ongerichte verzoeken om informatie aan de meldingsplichtige entiteiten in het kader van de analyse van de FIE, maar alleen verzoeken om informatie op basis van voldoende omschreven voorwaarden. Een FIE moet ook in staat zijn zulke informatie te verkrijgen op verzoek van een andere FIE van de Unie en de informatie uit te wisselen met de verzoekende FIE. |
(18) |
Het doel van de FIE is de informatie die zij ontvangt, te verzamelen en te analyseren om verbanden te leggen tussen verdachte transacties en onderliggende criminele activiteiten, teneinde het witwassen van geld en terrorismefinanciering te voorkomen en te bestrijden, en de resultaten van haar analyse alsook aanvullende informatie aan de bevoegde autoriteiten door te geven wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat er sprake is van witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten of terrorismefinanciering. Een FIE mag niet nalaten of weigeren om informatie, spontaan of op verzoek, met een andere FIE uit te wisselen om redenen zoals het ontbreken van de identificatie van een verband houdend basisdelict, de kenmerken van het nationale strafrecht en de verschillen tussen de definities van verband houdende basisdelicten of het ontbreken van een verwijzing naar bepaalde verband houdende basisdelicten. Ook moet een FIE, ongeacht het type van mogelijk verband houdende basisdelicten, haar voorafgaande toestemming geven aan een andere FIE om de informatie aan de bevoegde autoriteiten door te geven, zodat de verspreidingsfunctie doeltreffend kan worden vervuld. FIE’s hebben moeilijkheden gemeld bij de uitwisseling van informatie wegens verschillen tussen de nationale definities van een aantal basisdelicten — zoals fiscale misdrijven — die niet door het Unierecht geharmoniseerd zijn. Dergelijke verschillen mogen de wederzijdse uitwisseling, de verspreiding onder de bevoegde autoriteiten en het gebruik van die informatie zoals gedefinieerd in deze richtlijn niet belemmeren. Overeenkomstig de aanbevelingen van de FATF en de beginselen van de Egmontgroep inzake de uitwisseling van informatie tussen financiële inlichtingeneenheden moeten FIE’s snel, constructief en doeltreffend het ruimste scala aan internationale samenwerking met FIE’s van derde landen op het gebied van het witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering aanbieden. |
(19) |
Informatie van prudentiële aard betreffende financiële en kredietinstellingen, zoals informatie over de geschiktheid en betrouwbaarheid van bestuurders en aandeelhouders, de interne controlemechanismen, het bestuur of het compliance- en risicobeheer, is vaak onmisbaar voor een adequaat toezicht op deze instellingen in het kader van AML/CFT. Daarnaast is AML/CFT-informatie ook belangrijk voor het prudentieel toezicht op die instellingen. De uitwisseling van vertrouwelijke informatie en de samenwerking tussen enerzijds de autoriteiten die in het kader van AML/CFT bevoegd zijn voor het toezicht op de financiële en kredietinstellingen en anderzijds de prudentiële toezichthouders mogen niet onbedoeld worden belemmerd door rechtsonzekerheid die zou kunnen ontstaan door het ontbreken van uitdrukkelijke voorschriften op dit gebied. Een verduidelijking van het rechtskader is nog belangrijker nu het prudentiële toezicht in bepaalde gevallen is toevertrouwd aan toezichthouders die niet verantwoordelijk zijn voor AML/CFT, zoals de Europese Centrale Bank (ECB). |
(20) |
Vertraagde toegang door FIE’s en andere bevoegde autoriteiten tot informatie over de identiteit van houders van bank- en betaalrekeningen en kluizen, en met name anonieme bank- en betaalrekeningen en anonieme kluizen, belemmert de opsporing van terrorismegerelateerde overmakingen. Nationale gegevens die de identificatie mogelijk maken van bank- en betaalrekeningen en kluizen die aan één persoon toebehoren, zijn versnipperd en daarom niet tijdig toegankelijk voor FIE’s en andere bevoegde autoriteiten. Het is daarom van essentieel belang in alle lidstaten gecentraliseerde automatische mechanismen op te zetten, zoals een register of een systeem voor gegevensontsluiting, waarmee op doeltreffende wijze tijdig toegang tot informatie over de identiteit van de houders van bank- en betaalrekeningen en kluizen, hun volmachthouders en hun uiteindelijk begunstigden kan worden verkregen. Bij de toepassing van de bepalingen met betrekking tot de toegang is het passend gebruik te maken van reeds bestaande mechanismen, mits de nationale FIE’s onmiddellijk en ongefilterd toegang krijgen tot de gegevens waarnaar zij onderzoek doen. De lidstaten moeten overwegen om dergelijke mechanismen te voeden met andere informatie die zij noodzakelijk en evenredig achten om de risico’s van witwassen van geld en terrorismefinanciering doeltreffender te beperken. Ten aanzien van deze onderzoeken en verzoeken om gerelateerde informatie door FIE’s en bevoegde autoriteiten, anders dan autoriteiten die voor vervolging verantwoordelijk zijn, moet volledige vertrouwelijkheid worden gegarandeerd. |
(21) |
Met het oog op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens moet het minimum aan informatie dat nodig is voor het uitvoeren van AML/CFT-onderzoeken worden bijgehouden in gecentraliseerde automatische mechanismen voor bank- en betaalrekeningen, zoals registers of systemen voor gegevensontsluiting. Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn om te bepalen van welke gegevens het verzamelen nuttig en evenredig is, rekening houdend met de bestaande systemen en rechtstradities om de uiteindelijk begunstigden op zinvolle wijze te kunnen identificeren. Bij de omzetting van de bepalingen met betrekking tot deze mechanismen moeten de lidstaten bewaringstermijnen vaststellen die gelijk zijn aan de termijn voor het bewaren van documentatie en informatie die zijn verkregen bij de toepassing van cliëntenonderzoeksmaatregelen. Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn om de bewaringstermijn bij wet algemeen te verlengen, zonder dat daartoe per geval een besluit behoeft te worden genomen. De bewaringstermijn mag met maximaal vijf extra jaren worden verlengd. Die periode mag geen afbreuk doen aan nationale wetgeving die voorziet in andere vereisten met betrekking tot het bewaren van gegevens op grond waarvan per geval kan worden besloten om strafrechtelijke of administratieve procedures te vergemakkelijken. De toegang tot die mechanismen moet plaatsvinden op een „need-to-know”-basis. |
(22) |
Accurate identificatie en verificatie van gegevens over natuurlijke en rechtspersonen zijn essentieel voor het bestrijden van het witwassen van geld en terrorismefinanciering. De laatste technologische ontwikkelingen op het gebied van de digitalisering van transacties en betalingen maken een veilige identificatie op afstand of langs elektronische weg mogelijk. Er moet rekening worden gehouden met de in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7) bedoelde identificatiemiddelen, met name wat betreft aangemelde stelsels voor elektronische identificatie en manieren om grensoverschrijdende wettelijke erkenning te waarborgen, die instrumenten met een hoog niveau van veiligheid bieden en een maatstaf voor de beoordeling van de op nationaal niveau opgezette identificatiemethoden kunnen zijn. Daarnaast kan ook rekening worden gehouden met andere identificatieprocessen die veilig zijn, op afstand of langs elektronische weg plaatsvinden, en op nationaal niveau door de nationale bevoegde autoriteit zijn gereglementeerd, erkend, goedgekeurd of aanvaard. In voorkomend geval moet bij het identificatieproces ook rekening worden gehouden met de erkenning van elektronische documenten en vertrouwensdiensten als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014. Bij de toepassing van deze richtlijn moet het beginsel van technologieneutraliteit in acht worden genomen. |
(23) |
Om politiek prominente personen in de Unie te identificeren, moeten door de lidstaten lijsten worden opgesteld met de specifieke functies die in overeenstemming met de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen als prominente publieke functies moeten worden aangemerkt. De lidstaten moeten van elke internationale organisatie die op hun grondgebied is geaccrediteerd vereisen dat zij een lijst publiceert van alle prominente publieke functies binnen die internationale organisatie, en dat zij die lijst up-to-date houdt. |
(24) |
In het huidige kader wordt voor het onderzoek naar bestaande cliënten uitgegaan van een op risico gebaseerde benadering. Gezien het hogere risico op het witwassen van geld, terrorismefinanciering en daarmee verband houdende basisdelicten dat aan bepaalde intermediaire structuren verbonden is, maakt die benadering het echter wellicht niet mogelijk de risico’s tijdig op te sporen en te beoordelen. Derhalve is het belangrijk om ervoor te zorgen dat bepaalde duidelijk gespecificeerde categorieën van bestaande cliënten ook regelmatig worden gemonitord. |
(25) |
De lidstaten moeten er thans voor zorgen dat binnen hun grondgebied opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten toereikende, accurate en actuele informatie over hun uiteindelijk begunstigen inwinnen en bijhouden. Accurate en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigde is een bepalende factor bij het opsporen van criminelen die hun identiteit anders achter een vennootschapsrechtelijke structuur kunnen verbergen. Het wereldwijd verweven financiële stelsel maakt het mogelijk over de hele wereld geld te verbergen en te verplaatsen, en witwassers en financiers van terrorisme alsook andere criminelen maken steeds meer van die mogelijkheid gebruik. |
(26) |
Er moet worden verduidelijkt aan de hand van welke specifieke factor wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de monitoring en registratie van de informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies. Wegens verschillen tussen de rechtsstelsels van de lidstaten, worden bepaalde trusts en soortgelijke juridische constructies nergens in de Unie gemonitord en geregistreerd. De informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies moet worden geregistreerd waar de trustees van de trusts en de personen die vergelijkbare posities bekleden in het kader van soortgelijke juridische constructies gevestigd of woonachtig zijn. Met het oog op de doeltreffende monitoring en registratie van informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies is ook samenwerking tussen de lidstaten noodzakelijk. Door de in de lidstaten bijgehouden registers van uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies aan elkaar te koppelen, zou deze informatie toegankelijk worden gemaakt en zou er bovendien voor worden gezorgd dat meervoudige registratie van dezelfde trusts en soortgelijke juridische constructies binnen de Unie wordt vermeden. |
(27) |
Regels die van toepassing zijn op trusts en soortgelijke juridische constructies met betrekking tot de toegang tot informatie over hun uiteindelijk begunstigden moeten vergelijkbaar zijn met de overeenkomstige regels die van toepassing zijn op vennootschappen en andere juridische entiteiten. Gezien de brede waaier van soorten trusts die momenteel in de Unie bestaan en de nog grotere verscheidenheid van soortgelijke juridische constructies, is het aan de lidstaten om te beslissen of een trust of een soortgelijke juridische constructie al dan niet vergelijkbaar is met vennootschappen of andere juridische entiteiten. De nationale wetgeving tot omzetting van deze bepalingen moet tot doel hebben te voorkomen dat trusts of soortgelijke juridische constructies worden gebruikt voor het witwassen van geld, terrorismefinanciering of daarmee verband houdende basisdelicten. |
(28) |
Met het oog op de verschillende kenmerken van trusts en soortgelijke juridische constructies moeten de lidstaten, krachtens het nationale recht en de regels voor gegevensbescherming, de mate van transparantie kunnen bepalen met betrekking tot trusts en soortgelijke juridische constructies die niet vergelijkbaar zijn met vennootschappen en andere juridische entiteiten. De risico’s van witwassen van geld en terrorismefinanciering kunnen verschillen naargelang van de kenmerken van het type trust of soortgelijke juridische constructie en de inschatting van deze risico’s kan in de loop der tijd evolueren, bijvoorbeeld als gevolg van de nationale en supranationale risicobeoordelingen. Daarom moet het voor de lidstaten mogelijk zijn in een ruimere toegang tot informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies te voorzien indien zulke toegang een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt met als legitiem doel het voorkomen van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering. De lidstaten moeten, wanneer zij de mate van transparantie van de informatie over de uiteindelijk begunstigden van dergelijke trusts of soortgelijke juridische constructies bepalen, naar behoren rekening houden met de bescherming van de grondrechten van personen, met name het recht op privacy en bescherming van persoonsgegevens. Toegang tot informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies moet worden verleend aan eenieder die een legitiem belang kan aantonen. Tevens moet toegang worden verleend aan eenieder die een schriftelijk verzoek indient met betrekking tot een trust of soortgelijke juridische constructie die een zeggenschapsdeelneming in een buiten de Unie opgerichte vennootschap of andere juridische entiteit heeft door rechtstreekse of middellijke eigendom, met inbegrip van het houden van toonderaandelen, of via zeggenschap met andere middelen. De criteria en voorwaarden voor het verlenen van toegang bij verzoeken om informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies moeten voldoende nauwkeurig zijn en in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze richtlijn. Voor de lidstaten moet het mogelijk zijn om een schriftelijk verzoek af te wijzen als er goede redenen zijn om te vermoeden dat het schriftelijke verzoek niet in overeenstemming is met de doelstellingen van deze richtlijn. |
(29) |
Met het oog op de rechtszekerheid en een gelijk speelveld is het van essentieel belang dat duidelijk wordt aangegeven welke in de Unie opgezette juridische constructies door hun functies of structuur als vergelijkbaar met trusts moeten worden beschouwd. Daarom moet van elke lidstaat worden verlangd dat hij de trusts — indien die door het nationale recht worden erkend — en soortgelijke juridische constructies identificeert die op grond van zijn nationale rechtskader of gewoonterecht kunnen worden opgericht en die een structuur of functies hebben die vergelijkbaar zijn met die van trusts, zoals het mogelijk maken van een scheiding of loskoppeling van de juridische eigendom en de uiteindelijke economische eigendom van activa. Daarna moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de categorieën, de beschrijving van de kenmerken, de namen en, in voorkomend geval, de toepasselijke rechtsgrondslag van deze trusts en soortgelijke juridische constructies, met het oog op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, zodat zij door andere lidstaten kunnen worden geïdentificeerd. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat trusts en soortgelijke juridische constructies in de Unie verschillende juridische kenmerken kunnen hebben. Wanneer de kenmerken van de trust of soortgelijke juridische constructie qua structuur of functies vergelijkbaar zijn met de kenmerken van vennootschappen en andere juridische entiteiten, zou publieke toegang tot informatie over uiteindelijk begunstigden misbruik van trusts en soortgelijke juridische constructies helpen bestrijden, net zoals publieke toegang misbruik van vennootschappen en andere juridische entiteiten voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering kan helpen voorkomen. |
(30) |
Publieke toegang tot informatie over uiteindelijk begunstigden maakt ook meer onderzoek van informatie door de maatschappij mogelijk, onder meer door de pers of maatschappelijke organisaties, en draagt bij tot het behoud van het vertrouwen in de integriteit van zakelijke transacties en het financiële stelsel. Publieke toegang kan bijdragen aan de bestrijding van misbruik van vennootschappen en andere juridische entiteiten en juridische constructies voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering, zowel door onderzoeken vooruit te helpen als door reputatie-effecten, doordat iedereen die transacties kan aangaan, op de hoogte is van de identiteit van de uiteindelijk begunstigden ervan. Tevens bevordert publieke toegang de tijdige en doeltreffende beschikbaarheid van informatie voor zowel financiële instellingen als autoriteiten, met inbegrip van autoriteiten van derde landen, die betrokken zijn bij de bestrijding van dergelijke delicten. Toegang tot die informatie zou ook helpen bij onderzoeken naar witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering. |
(31) |
Het vertrouwen van beleggers en het grote publiek in de financiële markten hangt in grote mate af van het bestaan van een accurate openbaarmakingsregeling die zorgt voor transparantie in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van bedrijven. Dit geldt met name voor corporategovernancesystemen die worden gekenmerkt door eigendomsconcentratie, zoals dat in de Unie. Enerzijds kunnen grote investeerders met aanzienlijke stem- en kasstroomrechten de langetermijngroei en -prestaties bevorderen. Anderzijds kunnen uiteindelijk begunstigden die zeggenschap uitoefenen en over een groot aantal stemmen beschikken, ook in de verleiding komen bedrijfsactiva en -kansen voor eigen gewin te gebruiken ten koste van minderheidsbeleggers. Het mogelijk groter vertrouwen in de financiële markten dient te worden beschouwd als een positief neveneffect en niet als het doel van grotere transparantie; dat doel bestaat erin een omgeving te creëren die minder gemakkelijk kan worden gebruikt om geld wit te wassen en terrorisme te financieren. |
(32) |
Het vertrouwen van beleggers en het grote publiek in de financiële markten hangt in grote mate af van het bestaan van een accurate openbaarmakingsregeling die zorgt voor transparantie in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van vennootschappen en andere juridische entiteiten alsook bepaalde soorten trusts en soortgelijke juridische constructies. Daarom moeten de lidstaten op voldoende coherente en gecoördineerde wijze toegang verlenen tot informatie over uiteindelijk begunstigden, door duidelijke regels vast te stellen voor de toegang van het publiek, zodat derden in de hele Unie kunnen nagaan wie de uiteindelijk begunstigden zijn van vennootschappen en andere juridische entiteiten alsook van bepaalde soorten trusts en soortgelijke juridische constructies. |
(33) |
De lidstaten moeten daarom op een voldoende coherente en gecoördineerde wijze, via de centrale registers waarin de informatie over de uiteindelijk begunstigden is opgenomen, toegang tot informatie over uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten verlenen, door een duidelijk reglement inzake publieke toegang op te stellen, zodat derden in staat zijn zich er in de gehele Unie van te vergewissen wie de uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten zijn. Het is ook van essentieel belang dat er een samenhangend rechtskader wordt gecreëerd dat zorgt voor een betere toegang tot informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies, zodra deze in de hele Unie zijn geregistreerd. Regels die van toepassing zijn op trusts en soortgelijke juridische constructies met betrekking tot de toegang tot informatie over hun uiteindelijk begunstigden moeten vergelijkbaar zijn met de overeenkomstige regels die van toepassing zijn op vennootschappen en andere juridische entiteiten. |
(34) |
In alle gevallen, zowel wat vennootschappen en andere juridische entiteiten als trusts en soortgelijke juridische constructies betreft, moet worden gestreefd naar een goed evenwicht tussen het algemeen openbaar belang van het voorkomen van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme enerzijds en de grondrechten van de betrokkenen anderzijds. De gegevens die ter beschikking van het publiek moeten worden gesteld, moeten beperkt zijn en duidelijk en uitputtend worden afgebakend, en zij moeten van algemene aard zijn, teneinde het potentiële nadeel voor de uiteindelijk begunstigden te minimaliseren. Tegelijk mag de informatie die ter beschikking van het publiek wordt gesteld, niet significant verschillen van de gegevens die momenteel worden verzameld. Om de aantasting van het recht op de eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer in het algemeen en de bescherming van hun persoonsgegevens in het bijzonder te beperken, moet die informatie in hoofdzaak betrekking hebben op de status van uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten alsook van trusts en soortgelijke juridische constructies, en uitsluitend het gebied van economische activiteit betreffen waarop de uiteindelijk begunstigden actief zijn. Ingeval het hoger leidinggevend personeel als uiteindelijk begunstigde is geïdentificeerd louter omdat het die functie bekleedt en niet omdat het een eigendomsbelang heeft of met andere middelen zeggenschap uitoefent, moet dit duidelijk in de registers zichtbaar zijn. Met betrekking tot informatie over uiteindelijk begunstigden kunnen de lidstaten bepalen dat informatie over de nationaliteit in het centrale register wordt opgenomen, met name voor buitenlandse uiteindelijk begunstigden. Om de registratieprocedures te vergemakkelijken en omdat verreweg de meeste uiteindelijk begunstigden onderdanen zullen zijn van de staat die het centrale register bijhoudt, kunnen de lidstaten, tenzij anders is vermeld, veronderstellen dat een uiteindelijk begunstigde hun eigen nationaliteit heeft. |
(35) |
Het verscherpte publieke onderzoek zal bijdragen aan het voorkomen van het misbruik van juridische entiteiten en juridische constructies, met inbegrip van belastingontwijking. Daarom is het essentieel dat de informatie over de uiteindelijk begunstigden nog minstens vijf jaar nadat de gronden voor de registratie van de informatie over de uiteindelijk begunstigden van de trust of de soortgelijke juridische constructie hebben opgehouden te bestaan, toegankelijk blijft via de nationale registers en via het systeem van gekoppelde registers. De lidstaten moeten echter in staat zijn wettelijk te voorzien in de verwerking van de informatie over uiteindelijk begunstigden, met inbegrip van persoonsgegevens, voor andere doeleinden, indien zulke verwerking beantwoordt aan een doelstelling van algemeen belang en in een democratische samenleving een maatregel vormt die noodzakelijk is en evenredig aan het nagestreefde doel. |
(36) |
Teneinde voor een evenredige en evenwichtige benadering te zorgen en het recht op een privéleven en op de bescherming van persoonsgegevens te waarborgen, moet het voor de lidstaten bovendien mogelijk zijn te voorzien in uitzonderingen op de openbaarmaking van informatie over uiteindelijk begunstigden, via de registers, en op de toegang tot zulke informatie, welke uitzonderingen gelden in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer die informatie de uiteindelijk begunstigde zou blootstellen aan een onevenredig risico van fraude, ontvoering, chantage, afpersing, pesterijen, geweld of intimidatie. Het moet voor de lidstaten ook mogelijk zijn om online registratie verplicht te stellen teneinde elke persoon te identificeren die om informatie uit het register verzoekt, en om een vergoeding te vragen voor toegang tot de informatie in het register. |
(37) |
De koppeling van de nationale registers met informatie over uiteindelijk begunstigden via het bij Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad (8) opgerichte Europees centraal platform vereist dat nationale systemen met uiteenlopende technische kenmerken worden gecoördineerd. Daartoe moeten technische maatregelen en specificaties worden vastgesteld, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de registers. Om eensluidende voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om dergelijke technische en operationele kwesties aan te pakken. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend volgens de in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9) bedoelde onderzoeksprocedure. In ieder geval moet de betrokkenheid van de lidstaten bij de werking van het gehele systeem worden gewaarborgd via een regelmatige dialoog tussen de Commissie en de vertegenwoordigers van de lidstaten over de kwesties betreffende de werking van het systeem en de toekomstige ontwikkeling ervan. |
(38) |
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (10) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens krachtens deze richtlijn. Als gevolg daarvan moeten natuurlijke personen van wie de persoonsgegevens, als uiteindelijk begunstigden, in de nationale registers worden bijgehouden, daarvan in kennis worden gesteld. Voorts mogen enkel persoonsgegevens die actueel zijn en betrekking hebben op de werkelijke uiteindelijk begunstigden, beschikbaar worden gemaakt en moeten de begunstigden in kennis worden gesteld van hun rechten uit hoofde van het bestaande wettelijke kader inzake gegevensbescherming van de Unie, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (11), en van de toepasselijke procedures voor de uitoefening van die rechten. Om misbruik van in de registers opgenomen informatie te voorkomen en voor evenwicht met de rechten van uiteindelijk begunstigden te zorgen, kunnen de lidstaten het passend achten te overwegen om de informatie over de verzoekende persoon, samen met de rechtsgrondslag voor zijn verzoek, ook ter beschikking te stellen van de uiteindelijk begunstigde. |
(39) |
Indien het melden van discrepanties door de FIE’s en de bevoegde autoriteiten een lopend onderzoek in gevaar zou brengen, moeten de FIE’s of de bevoegde autoriteiten de melding van de discrepantie uitstellen totdat de redenen om ze niet te melden, vervallen. Bovendien mogen FIE’s en bevoegde autoriteiten een discrepantie niet melden als dit strijdig zou zijn met een vertrouwelijkheidsbepaling van het nationale recht of als iemand daardoor op onwettige wijze zou worden getipt. |
(40) |
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt door bevoegde autoriteiten overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/680. |
(41) |
De toegang tot de informatie en de definitie van het legitieme belang moeten vallen onder het recht van de lidstaat waar de trustee van een trust of de persoon die een vergelijkbare positie bekleedt in het kader van een soortgelijke juridische constructie gevestigd of woonachtig is. Indien de trustee van de trust of de persoon die een vergelijkbare positie bekleedt in het kader van een soortgelijke juridische constructie niet in een lidstaat gevestigd of woonachtig is, moeten de toegang tot de informatie en de definitie van het legitieme belang vallen onder het recht van de lidstaat waar de informatie over de uiteindelijk begunstigde van de trust of soortgelijke juridische constructie overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn is geregistreerd. |
(42) |
De lidstaten dienen „legitiem belang”, als algemeen begrip en als criterium voor de toegang tot informatie over uiteindelijk begunstigden, in hun nationale recht te definiëren. Met name mogen deze definities het begrip „legitiem belang” niet beperken tot gevallen van lopende administratieve of gerechtelijke procedures, en moeten zij het in voorkomend geval mogelijk maken rekening te houden met de preventieve werkzaamheden op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld, bestrijding van terrorismefinanciering en daarmee verband houdende basisdelicten die worden verricht door niet-gouvernementele organisaties en onderzoeksjournalisten. Als de koppeling van de registers van uiteindelijk begunstigden van de lidstaten eenmaal tot stand is gebracht, dient zowel nationale als grensoverschrijdende toegang tot het register van elke lidstaat bij besluit van de bevoegde autoriteiten van die lidstaat te worden verleend op basis van de definitie van legitiem belang van de lidstaat waar de informatie over de uiteindelijk begunstigde van de trust of soortgelijke juridische constructie overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn is geregistreerd. Met betrekking tot de registers van uiteindelijk begunstigden van de lidstaten dienen de lidstaten ook over de mogelijkheid te beschikken om beroep in te stellen tegen besluiten waarbij toegang tot informatie over de uiteindelijk begunstigde wordt verleend of geweigerd. Met het oog op een coherente en doeltreffende registratie en uitwisseling van informatie moeten de lidstaten ervoor zorgen dat hun autoriteit die verantwoordelijk is voor het register met informatie over de uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies samenwerkt met haar tegenhangers in andere lidstaten door informatie uit te wisselen over trusts en soortgelijke juridische constructies die onder het recht van de ene lidstaat vallen en in een andere lidstaat worden beheerd. |
(43) |
De grensoverschrijdende correspondentenrelaties met een respondentinstelling in een derde land worden gekenmerkt door hun doorlopende en herhaalde aard. Bijgevolg moeten de lidstaten, hoewel zij in deze bijzondere context de vaststelling van verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen opleggen, er rekening mee houden dat bij correspondentenrelaties geen sprake is van eenmalige transacties of de loutere uitwisseling van berichtendiensten. Aangezien niet alle grensoverschrijdende correspondentenrelaties van banken dezelfde mate van risico van witwassen van geld en terrorismefinanciering inhouden, kan de intensiteit van de in deze richtlijn vastgestelde maatregelen bovendien worden bepaald door toepassing van de beginselen van de op risico gebaseerde benadering, en wordt niet voorbarig geoordeeld over de mate van risico van witwassen van geld en terrorismefinanciering dat de respondentinstelling inhoudt. |
(44) |
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat de regels inzake het tegengaan van het witwassen van geld en van terrorismefinanciering correct worden toegepast door meldingsplichtige entiteiten. In die context moeten de lidstaten de rol versterken van publieke autoriteiten die optreden als bevoegde autoriteiten waaraan taken op het gebied van de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering zijn toegewezen, waaronder de FIE’s, de autoriteiten die de opdracht hebben het witwassen van geld, daarmee verband houdende basisdelicten en terrorismefinanciering op te sporen, te onderzoeken en te vervolgen, en criminele activa in beslag te nemen of te bevriezen en te confisqueren, autoriteiten die rapporten ontvangen inzake grensoverschrijdend verkeer van valuta en verhandelbare instrumenten aan toonder, en autoriteiten met verantwoordelijkheden op het gebied van toezicht en monitoring bedoeld om naleving door de meldingsplichtige entiteiten te waarborgen. De lidstaten moeten de rol van andere betrokken autoriteiten, waaronder corruptiebestrijdingsautoriteiten en belastingautoriteiten, versterken. |
(45) |
De lidstaten moeten zorgen voor doeltreffend en onpartijdig toezicht op alle meldingsplichtige entiteiten, bij voorkeur door overheidsinstanties via een afzonderlijke en onafhankelijke nationale regelgevende of toezichthoudende instantie. |
(46) |
Criminelen sluizen illegale opbrengsten via een groot aantal financiële intermediairs weg om opsporing te voorkomen. Het is daarom belangrijk financiële en kredietinstellingen de mogelijkheid te bieden om informatie niet alleen tussen leden van de groep uit te wisselen, maar ook met andere financiële en kredietinstellingen, met inachtneming van de regels voor gegevensbescherming overeenkomstig het nationale recht. |
(47) |
Bevoegde autoriteiten die toezicht houden op meldingsplichtige entiteiten ten behoeve van de naleving van deze richtlijn, moeten met elkaar kunnen samenwerken en vertrouwelijke informatie kunnen uitwisselen, ongeacht hun respectieve aard of status. Daartoe moeten deze bevoegde autoriteiten over een adequate rechtsgrondslag voor de uitwisseling van vertrouwelijke informatie beschikken en mag de samenwerking tussen de voor AML/CFT bevoegde toezichthoudende autoriteiten en prudentiële toezichthouders niet onbedoeld worden belemmerd door rechtsonzekerheid die kan voortvloeien uit een gebrek aan uitdrukkelijke bepalingen ter zake. Het toezicht op de effectieve uitvoering van het groepsbeleid inzake AML/CFT moet worden uitgeoefend in overeenstemming met de beginselen en modaliteiten van het geconsolideerde toezicht als vastgesteld in de betreffende Europese sectorale wetgeving. |
(48) |
De uitwisseling van informatie en de verlening van bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is essentieel voor de toepassing van deze richtlijn. Daarom mogen de lidstaten deze uitwisseling van informatie en de verlening van bijstand niet verbieden of aan onredelijke of uitermate restrictieve voorwaarden onderwerpen. |
(49) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (12) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van een of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd. |
(50) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de bescherming van het financiële stelsel middels preventie, opsporing en onderzoek van witwassen en terrorismefinanciering, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, aangezien individuele maatregelen die door de lidstaten worden vastgesteld om hun financiële stelsel te beschermen, onverenigbaar zouden kunnen zijn met de werking van de interne markt en met de voorschriften van de rechtsstaat en de openbare orde van de Unie, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(51) |
Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het handvest”) worden erkend, in het bijzonder de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7 van het handvest), het recht op bescherming van persoonsgegevens (artikel 8 van het handvest) en de vrijheid van ondernemerschap (artikel 16 van het handvest). |
(52) |
Bij het opstellen van een evaluatieverslag over de uitvoering van deze richtlijn moet de Commissie de nodige aandacht besteden aan de eerbiediging van de in het handvest erkende grondrechten en beginselen. |
(53) |
Gezien de dringende noodzaak om de maatregelen toe te passen die zijn vastgesteld teneinde de bestaande regeling van de Unie ter voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering te versterken, en gezien de door de lidstaten aangegane verbintenissen om snel over te gaan tot de omzetting van Richtlijn (EU) 2015/849, moeten de wijzigingen van Richtlijn (EU) 2015/849 uiterlijk op 10 januari 2020 worden omgezet. De lidstaten moeten uiterlijk op 10 januari 2020 registers van uiteindelijk begunstigden van vennootschappen en andere juridische entiteiten en uiterlijk op 10 maart 2020 registers van uiteindelijk begunstigden van trusts en soortgelijke juridische constructies opzetten. De centrale registers moeten uiterlijk op 10 maart 2021 worden gekoppeld via het Europees centraal platform. De lidstaten moeten uiterlijk op 10 september 2020 gecentraliseerde automatische mechanismen opzetten die het mogelijk maken houders van bank- en betaalrekeningen en kluizen te identificeren. |
(54) |
Overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (13) is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 2 februari 2017 heeft hij een advies uitgebracht (14). |
(55) |
Richtlijn (EU) 2015/849 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Richtlijn (EU) 2015/849
Richtlijn (EU) 2015/849 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Punt 3 van artikel 2, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
In artikel 10 wordt lid 1 vervangen door: „1. De lidstaten verbieden hun kredietinstellingen en financiële instellingen anonieme rekeningen, anonieme spaarboekjes of anonieme kluizen bij te houden. De lidstaten verlangen in alle gevallen dat eigenaren en begunstigden van bestaande anonieme rekeningen, anonieme spaarboekjes of anonieme kluizen uiterlijk op 10 januari 2019 en in ieder geval voordat dergelijke rekeningen, spaarboekjes of kluizen op enigerlei wijze worden gebruikt, worden onderworpen aan cliëntenonderzoeksmaatregelen.”. |
7) |
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
In artikel 13 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
9) |
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
|
10) |
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
|
11) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 18 bis 1. Met betrekking tot zakelijke relaties of transacties die verband houden met op grond van artikel 9, lid 2, geïdentificeerde derde landen met een hoog risico, vereisen de lidstaten dat meldingsplichtige entiteiten de volgende verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen:
De lidstaten kunnen verlangen dat meldingsplichtige entiteiten er in voorkomend geval voor zorgen dat de eerste betaling wordt verricht via een rekening op naam van de cliënt bij een kredietinstelling waarvoor cliëntenonderzoeksnormen gelden die niet minder streng zijn dan de in deze richtlijn vastgestelde normen. 2. In aanvulling op de in lid 1 bedoelde maatregelen en in overeenstemming met de internationale verplichtingen van de Unie vereisen de lidstaten dat meldingsplichtige entiteiten indien van toepassing een of meer van de volgende aanvullende risicobeperkende maatregelen toepassen op personen en juridische entiteiten die transacties uitvoeren die verband houden met op grond van artikel 9, lid 2, geïdentificeerde derde landen met een hoog risico. Het gaat hierbij om een of meer van de volgende maatregelen:
3. In aanvulling op de in lid 1 bedoelde maatregelen passen de lidstaten, indien van toepassing en met inachtneming van de internationale verplichtingen van de Unie, een of meer van de volgende maatregelen toe ten aanzien van op grond van artikel 9, lid 2, geïdentificeerde derde landen met een hoog risico:
4. Bij het vaststellen of toepassen van de in de leden 2 en 3 vastgestelde maatregelen houden de lidstaten in voorkomend geval rekening met de relevante evaluaties, beoordelingen en rapporten die zijn opgesteld door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen en het bestrijden van terrorismefinanciering, met betrekking tot de risico’s die het afzonderlijke derde land vertegenwoordigt. 5. De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte alvorens de in de leden 2 en 3 vastgestelde maatregelen vast te stellen of toe te passen.”. |
12) |
in artikel 19 wordt het inleidend gedeelte vervangen door: „Wat betreft grensoverschrijdende correspondentenrelaties met een respondentinstelling uit een derde land waarbij betalingen worden verricht, verlangen de lidstaten, naast de cliëntenonderzoeksmaatregelen als vastgelegd in artikel 13, dat hun kredietinstellingen en financiële instellingen bij het aangaan van een zakelijke relatie:”. |
13) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 20 bis 1. Elke lidstaat publiceert een lijst met de exacte functies die overeenkomstig zijn nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen als prominente publieke functies voor de toepassing van artikel 3, punt 9, worden aangemerkt, en houdt die lijst up-to-date. De lidstaten verzoeken de internationale organisaties die op hun grondgebied geaccrediteerd zijn een lijst van prominente publieke functies bij die internationale organisatie voor de toepassing van artikel 3, punt 9, op te stellen en up-to-date te houden. Die lijsten worden aan de Commissie toegezonden en kunnen openbaar worden gemaakt. 2. De Commissie stelt een lijst op van de exacte functies die als prominente publieke functies op het niveau van de instellingen en organen van de Unie worden aangemerkt en houdt die lijst up-to-date. Deze lijst omvat ook alle functies die kunnen worden toevertrouwd aan vertegenwoordigers van derde landen en van internationale organen die op het niveau van de Unie geaccrediteerd zijn. 3. Op basis van de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde lijsten stelt de Commissie één lijst samen van alle prominente publieke functies voor de toepassing van artikel 3, punt 9. Deze ene lijst wordt openbaar gemaakt. 4. Met de functies die op de in lid 3 van dit artikel bedoelde lijst staan, zal worden omgegaan overeenkomstig de voorwaarden van artikel 41, lid 2.”. |
14) |
In artikel 27 wordt lid 2 vervangen door: „2. De lidstaten zorgen ervoor dat meldingsplichtige entiteiten waarnaar de cliënt wordt doorverwezen, toereikende stappen zetten om ervoor te zorgen dat de derde desgevraagd onmiddellijk relevante kopieën overlegt van identificatie- en verificatiegegevens, met inbegrip van, indien beschikbaar, informatie verkregen door middel van elektronische identificatiemiddelen, relevante vertrouwensdiensten zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 of ieder ander identificatieproces dat veilig is, op afstand of langs elektronische weg plaatsvindt en door de relevante nationale autoriteiten is gereglementeerd, erkend, goedgekeurd of aanvaard.”. |
15) |
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
|
16) |
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
|
17) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 31 bis Uitvoeringshandelingen Indien nodig stelt de Commissie, in aanvulling op de uitvoeringshandelingen die zij overeenkomstig artikel 24 van Richtlijn (EU) 2017/1132 en in overeenstemming met het toepassingsgebied van de artikelen 30 en 31 van deze richtlijn vaststelt, door middel van uitvoeringshandelingen de nodige technische specificaties en procedures vast om de centrale registers van de lidstaten te koppelen als bedoeld in artikel 30, lid 10, en artikel 31, lid 9, met betrekking tot:
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 64 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie streeft er in haar uitvoeringshandelingen naar reeds bewezen technologie en bestaande praktijken te hergebruiken. De Commissie zorgt ervoor dat de te ontwikkelen systemen geen hogere kosten met zich meebrengen dan wat absoluut noodzakelijk is om deze richtlijn ten uitvoer te leggen. De uitvoeringshandelingen van de Commissie worden gekenmerkt door transparantie en uitwisseling van ervaringen en informatie tussen de Commissie en de lidstaten.”. |
18) |
In artikel 32 wordt het volgende lid toegevoegd: „9. Onverminderd artikel 34, lid 2, is elke FIE in het kader van haar taken in staat informatie van een meldingsplichtige entiteit op te vragen, te verkrijgen en te gebruiken voor het in lid 1 van dit artikel vastgestelde doel, ook indien er geen voorafgaande melding wordt gedaan op grond van artikel 33, lid 1, onder a), of artikel 34, lid 1.”. |
19) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 32 bis 1. De lidstaten voorzien in gecentraliseerde automatische mechanismen, zoals centrale registers of centrale elektronische systemen voor gegevensontsluiting, die de tijdige identificatie mogelijk maken van alle natuurlijke of rechtspersonen die houder zijn van of zeggenschap hebben over betaalrekeningen en bankrekeningen met een IBAN-identificatienummer, zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad (*7), alsook over kluizen die worden aangehouden door een kredietinstelling op hun grondgebied. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de kenmerken van die nationale mechanismen. 2. De lidstaten waarborgen dat de informatie die wordt bijgehouden in de in lid 1 van dit artikel bedoelde gecentraliseerde mechanismen rechtstreeks, onmiddellijk en ongefilterd toegankelijk is voor de nationale FIE’s. Deze informatie is ook toegankelijk voor de nationale bevoegde autoriteiten met het oog op het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. De lidstaten waarborgen dat elke FIE in staat is de informatie die wordt bijgehouden in de in lid 1 van dit artikel bedoelde gecentraliseerde mechanismen, tijdig aan andere FIE’s te verstrekken overeenkomstig artikel 53. 3. De volgende informatie is toegankelijk en doorzoekbaar via de in lid 1 bedoelde gecentraliseerde mechanismen: — betreffende de houder van de cliëntenrekening en iedere persoon die zegt namens de cliënt te handelen: de naam, aangevuld met hetzij de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, onder a), hetzij een uniek identificatienummer; — betreffende de uiteindelijk begunstigde van de houder van de cliëntenrekening: de naam, aangevuld met hetzij de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, onder b), hetzij een uniek identificatienummer; — betreffende de bank- of betaalrekening: het IBAN-nummer en de datum van de opening en van de sluiting van de rekening; — betreffende de kluis: de naam van de huurder, aangevuld met de andere identificatiegegevens die vereist zijn krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 13, lid 1, of een uniek identificatienummer, en de looptijd van de huur. 4. De lidstaten kunnen overwegen te verlangen dat andere informatie die essentieel wordt geacht opdat de FIE’s en de bevoegde autoriteiten hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn kunnen nakomen, via de gecentraliseerde mechanismen toegankelijk en doorzoekbaar is. 5. Uiterlijk op 26 juni 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in met een evaluatie van de voorwaarden en de technische kenmerken en procedures die nodig zijn voor een veilige en doeltreffende koppeling van de gecentraliseerde automatische mechanismen. Dit verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel. (*7) Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot vaststelling van technische en bedrijfsmatige vereisten voor overmakingen en automatische afschrijvingen in euro en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 924/2009 (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 22).”." |
20) |
het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 32 ter 1. De lidstaten verlenen de FIE’s en de bevoegde autoriteiten toegang tot informatie die het mogelijk maakt alle natuurlijke of rechtspersonen die eigenaar zijn van onroerend goed, tijdig te identificeren, onder meer door middel van registers of elektronische systemen voor gegevensontsluiting voor zover dergelijke registers of systemen beschikbaar zijn. 2. Uiterlijk op 31 december 2020 dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld of een harmonisatie van de informatie in de registers noodzakelijk en evenredig is en of de koppeling van die registers noodzakelijk is. Dit verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel.”. |
21) |
In artikel 33, lid 1, wordt punt b) vervangen door:
|
22) |
Aan artikel 34 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. Door de lidstaten aangewezen zelfregulerende organen publiceren jaarlijks een verslag met informatie over:
|
23) |
Artikel 38 wordt vervangen door: „Artikel 38 1. De lidstaten zorgen ervoor dat personen, met inbegrip van werknemers en vertegenwoordigers van de meldingsplichtige entiteit die hetzij intern, hetzij aan de FIE vermoedens van witwassen of terrorismefinanciering melden, wettelijk worden beschermd tegen bedreigingen, vergeldingsmaatregelen of vijandige acties, en in het bijzonder tegen nadelig of discriminerend optreden van de werkgever. 2. De lidstaten zorgen ervoor dat personen die aan bedreigingen, vergeldingsmaatregelen, vijandige acties of nadelig of discriminerend optreden van de werkgever zijn blootgesteld omdat zij intern of aan de FIE vermoedens van witwassen of terrorismefinanciering hebben gemeld, op veilige wijze een klacht kunnen indienen bij de respectievelijke bevoegde autoriteiten. Onverminderd de vertrouwelijkheid van de door de FIE verzamelde informatie, dragen de lidstaten er tevens zorg voor dat dergelijke personen recht hebben op een doeltreffende voorziening in rechte om hun rechten uit hoofde van dit lid te beschermen.”. |
24) |
In artikel 39 wordt lid 3 vervangen door: „3. Het in lid 1 van dit artikel neergelegde verbod vormt geen belemmering voor het delen van informatie tussen kredietinstellingen en financiële instellingen van de lidstaten mits zij tot dezelfde groep behoren, of tussen deze entiteiten en hun bijkantoren en meerderheidsdochters die in derde landen zijn gevestigd, mits die bijkantoren en meerderheidsdochters volledig voldoen aan de op groepsniveau geldende gedragslijnen en procedures, inclusief de procedures voor het delen van informatie binnen de groep, overeenkomstig artikel 45, en mits de op groepsniveau geldende gedragslijnen en procedures voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn.”. |
25) |
In artikel 40 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
|
26) |
Artikel 43 wordt vervangen door: „Artikel 43 De verwerking van persoonsgegevens op basis van deze richtlijn met het oog op het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering als bedoeld in artikel 1, wordt beschouwd als een taak van algemeen belang in de zin van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (*8). (*8) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).”." |
27) |
Artikel 44 wordt vervangen door: „Artikel 44 1. De lidstaten zorgen er, met het oog op het bijdragen aan de voorbereiding van de risicobeoordeling uit hoofde van artikel 7, voor dat zij in staat zijn de doeltreffendheid van hun regelingen ter bestrijding van witwassen of terrorismefinanciering te beoordelen door uitgebreide statistieken bij te houden over aangelegenheden die relevant zijn voor de doeltreffendheid van deze regelingen. 2. De in lid 1 bedoelde statistieken omvatten:
3. De lidstaten zorgen ervoor dat jaarlijks een geconsolideerd overzicht van hun statistieken wordt gepubliceerd. 4. De lidstaten doen de in lid 2 bedoelde statistieken jaarlijks toekomen aan de Commissie. De Commissie publiceert jaarlijks een verslag met een samenvatting van en een toelichting op de in lid 2 bedoelde statistieken, dat op haar website ter beschikking wordt gesteld.”. |
28) |
In artikel 45 wordt lid 4 vervangen door: „4. De lidstaten en de ESA’s stellen elkaar in kennis van gevallen waarin het volgens het recht van een derde land niet is toegestaan de krachtens lid 1 voorgeschreven gedragslijnen en procedures toe te passen. In dergelijke gevallen kan gecoördineerd optreden plaatsvinden om een oplossing te vinden. Wanneer zij beoordelen welke derde landen niet toestaan dat de krachtens lid 1 voorgeschreven gedragslijnen en procedures worden toegepast, houden de lidstaten en de ESA’s rekening met eventuele juridische beperkingen die de correcte toepassing van deze gedragslijnen en procedures kunnen belemmeren, met inbegrip van geheimhouding, gegevensbescherming en andere beperkingen die de uitwisseling van informatie die daartoe relevant kan zijn, beperken.”. |
29) |
In artikel 47 wordt lid 1 vervangen door: „1. De lidstaten waarborgen dat aanbieders van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en aanbieders van bewaarportemonnees worden geregistreerd, dat wisselkantoren en kantoren voor het omwisselen van cheques, en aanbieders van trustdiensten of vennootschappelijke diensten over een vergunning beschikken of geregistreerd zijn, en dat aanbieders van kansspeldiensten worden gereguleerd.”. |
30) |
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
|
31) |
Artikel 49 wordt vervangen door: „Artikel 49 De lidstaten zorgen ervoor dat de beleidsmakers, de FIE’s, de toezichthouders en de andere bevoegde autoriteiten die bij AML/CFT betrokken zijn, alsook belastingautoriteiten en rechtshandhavingsautoriteiten wanneer zij binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn optreden, over effectieve mechanismen beschikken die hen in staat stellen tot samenwerking en coördinatie op binnenlands niveau betreffende de ontwikkeling en toepassing van gedragslijnen en activiteiten ter bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering, onder meer met het oog op het vervullen van hun verplichting krachtens artikel 7.”. |
32) |
In afdeling 3 van hoofdstuk VI wordt de volgende onderafdeling ingevoegd: „
Artikel 50 bis De uitwisseling van informatie of bijstand tussen bevoegde autoriteiten voor de toepassing van deze richtlijn wordt door de lidstaten niet verboden of aan onredelijke of uitermate restrictieve voorwaarden onderworpen. Met name zorgen de lidstaten ervoor dat bevoegde autoriteiten een verzoek om bijstand niet weigeren op grond van het feit dat:
|
33) |
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
|
34) |
Aan artikel 54 wordt de volgende alinea toegevoegd: „De lidstaten zorgen ervoor dat de FIE’s ten minste één contactpersoon of -punt aanwijzen die/dat verantwoordelijk is voor de ontvangst van verzoeken om informatie van FIE’s in andere lidstaten.”. |
35) |
In artikel 55 wordt lid 2 vervangen door: „2. De lidstaten zorgen ervoor dat de voorafgaande toestemming van de aangezochte FIE voor het verstrekken van de informatie aan bevoegde autoriteiten onverwijld wordt gegeven en zo ruim mogelijk is, ongeacht het type verband houdende basisdelicten. De aangezochte FIE mag haar toestemming voor die verstrekking niet weigeren, tenzij die verstrekking buiten het toepassingsgebied van haar AML/CFT-bepalingen zou vallen of een onderzoek zou kunnen schaden, of anderszins niet in overeenstemming zou zijn met de fundamentele beginselen van het nationale recht van die lidstaat. Een weigering deze instemming te verlenen wordt naar behoren uitgelegd. Die uitzonderingen worden op zodanige wijze gespecificeerd dat misbruik van en onredelijke beperkingen op de verstrekking van informatie aan bevoegde autoriteiten worden voorkomen.”. |
36) |
Artikel 57 wordt vervangen door: „Artikel 57 Verschillen tussen de nationale rechtsstelsels inzake de definitie van basisdelicten als bedoeld in artikel 3, punt 4, vormen geen beletsel voor de FIE’s om bijstand te verlenen aan een andere FIE en beperken de uitwisseling, de verstrekking en het gebruik van informatie uit hoofde van de artikelen 53, 54 en 55 niet.”. |
37. |
Aan afdeling 3 van hoofdstuk VI wordt de volgende onderafdeling toegevoegd: „
Artikel 57 bis 1. De lidstaten vereisen dat alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest voor de bevoegde autoriteiten die in het kader van deze richtlijn toezicht houden op kredietinstellingen en financiële instellingen, en auditors of deskundigen die namens deze bevoegde autoriteiten handelen, aan het beroepsgeheim gebonden zijn. Onverminderd gevallen die onder het strafrecht vallen, mag de vertrouwelijke informatie die de in de eerste alinea bedoelde personen bij de uitvoering van hun taken in het kader van deze richtlijn ontvangen, enkel in samengevatte of geaggregeerde vorm worden bekendgemaakt, op een zodanige manier dat individuele kredietinstellingen en financiële instellingen niet kunnen worden geïdentificeerd. 2. Lid 1 vormt geen belemmering voor de uitwisseling van informatie tussen:
Uiterlijk op 10 januari 2019 sluiten de bevoegde autoriteiten die overeenkomstig deze richtlijn toezicht houden op kredietinstellingen en financiële instellingen, en de ECB, wanneer zij handelt op grond van artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en artikel 56, eerste alinea, onder g), van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (*10), met ondersteuning van de Europese toezichthoudende autoriteiten, een overeenkomst over de praktische regelingen voor de uitwisseling van informatie. 3. De bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en financiële instellingen en die vertrouwelijke informatie als bedoeld in lid 1 ontvangen, gebruiken deze informatie enkel:
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en financiële instellingen voor de toepassing van deze richtlijn zo veel mogelijk met elkaar samenwerken, ongeacht hun respectievelijke aard of status. Deze samenwerking omvat ook de mogelijkheid om, binnen de bevoegdheden van de aangezochte bevoegde autoriteit, namens een verzoekende bevoegde autoriteit onderzoeken te verrichten, en de daarop volgende uitwisseling van de informatie die door deze onderzoeken is verkregen. 5. De lidstaten kunnen toestaan dat hun nationale bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen en financiële instellingen samenwerkingsovereenkomsten sluiten die voorzien in samenwerking en uitwisseling van vertrouwelijke informatie met de bevoegde autoriteiten van derde landen die de tegenhangers zijn van deze nationale bevoegde autoriteiten. Deze samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten op basis van wederkerigheid en slechts indien gewaarborgd is dat op de verstrekte gegevens vereisten inzake het beroepsgeheim van toepassing zijn die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in lid 1 bedoelde vereisten. Vertrouwelijke informatie die op grond van deze samenwerkingsovereenkomsten wordt uitgewisseld, wordt gebruikt voor het uitvoeren van de toezichthoudende taak van deze autoriteiten. Uitgewisselde informatie die van een andere lidstaat afkomstig is, wordt alleen doorgegeven met uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde autoriteit die de informatie heeft gedeeld en wordt, in voorkomend geval, alleen gebruikt voor de doeleinden waarmee deze autoriteit heeft ingestemd. Artikel 57 ter 1. Niettegenstaande artikel 57 bis, leden 1 en 3, en onverminderd artikel 34, lid 2, kunnen de lidstaten toestaan dat informatie wordt uitgewisseld tussen bevoegde autoriteiten in dezelfde lidstaat of in verschillende lidstaten, tussen de bevoegde autoriteiten en de autoriteiten die tot taak hebben toezicht te houden op entiteiten uit de financiële sector en natuurlijke of rechtspersonen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt 3, en de autoriteiten die volgens de wet verantwoordelijk zijn voor het toezicht op financiële markten bij de uitvoering van hun respectievelijke toezichthoudende taken. De ontvangen informatie is in ieder geval onderworpen aan vereisten inzake het beroepsgeheim die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in artikel 57 bis, lid 1, bedoelde vereisten. 2. Niettegenstaande artikel 57 bis, leden 1 en 3, kunnen de lidstaten krachtens bepalingen van nationaal recht toestaan dat bepaalde informatie wordt verstrekt aan andere nationale autoriteiten die volgens de wet verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de financiële markten of waaraan taken zijn toegewezen op het gebied van het bestrijden of onderzoeken van witwassen, de daarmee verband houdende basisdelicten of terrorismefinanciering. Vertrouwelijke informatie die overeenkomstig dit lid wordt uitgewisseld, wordt echter enkel gebruikt voor het uitvoeren van de wettelijke taken van de betrokken autoriteiten. Personen die toegang hebben tot dergelijke informatie, zijn onderworpen aan vereisten inzake het beroepsgeheim die ten minste gelijkwaardig zijn aan de in artikel 57 bis, lid 1, bedoelde vereisten. 3. De lidstaten kunnen toestaan dat bepaalde informatie met betrekking tot het toezicht op de kredietinstellingen in het kader van deze richtlijn wordt verstrekt aan parlementaire onderzoekscommissies, rekenkamers en andere voor onderzoek verantwoordelijke entiteiten in hun lidstaat, onder de volgende voorwaarden:
(*9) Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63)." (*10) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).”." |
38) |
In artikel 58 wordt aan lid 2 de volgende alinea toegevoegd: „De lidstaten zorgen er ook voor dat wanneer hun bevoegde autoriteiten inbreuken vaststellen waarop strafrechtelijke sancties staan, zij de rechtshandhavingsautoriteiten daarvan tijdig in kennis stellen.”. |
39) |
Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:
|
40) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 64 bis 1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme („het comité”) als bedoeld in artikel 23 van Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad (*11). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (*12). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. (*11) Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006 (PB L 141, 5.6.2015, blz. 1)." (*12) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”." |
41) |
Artikel 65 wordt vervangen door: „Artikel 65 1. Uiterlijk op 11 januari 2022 en vervolgens om de drie jaar stelt de Commissie een verslag op over de toepassing van deze richtlijn en legt zij dat voor aan het Europees Parlement en de Raad. Dit verslag bevat met name:
Het eerste verslag, dat uiterlijk op 11 januari 2022 wordt gepubliceerd, gaat zo nodig vergezeld van passende wetgevingsvoorstellen inzake, onder meer, waar passend, virtuele valuta, machtigingen voor het aanleggen en onderhouden van een voor FIE’s toegankelijke centrale database waarin de identiteit en de portemonneeadressen van gebruikers worden geregistreerd, alsook zelfverklaringsformulieren ten behoeve van de gebruikers van virtuele valuta, en het verbeteren van de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen en een op risico gebaseerde toepassing van de in artikel 20, onder b), bedoelde maatregelen. 2. Uiterlijk op 1 juni 2019 beoordeelt de Commissie het kader voor de samenwerking tussen FIE’s en derde landen en de belemmeringen en mogelijkheden voor nauwere samenwerking tussen de FIE’s in de Unie, met inbegrip van de mogelijkheid om een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme in te stellen. 3. De Commissie dient, in voorkomend geval, bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin wordt beoordeeld of het noodzakelijk en evenredig is om het percentage voor de identificatie van de uiteindelijk begunstigden van juridische entiteiten te verlagen indien er als gevolg van een nieuwe beoordeling een aanbeveling in die zin wordt gedaan door internationale organisaties en opstellers van standaarden met bevoegdheden op het gebied van het voorkomen van witwassen en de bestrijding van terrorismefinanciering, en dient zo nodig een wetgevingsvoorstel in.”. |
42) |
In artikel 67 wordt lid 1 vervangen door: „1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 26 juni 2017 aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten passen artikel 12, lid 3, toe vanaf 10 juli 2020. De lidstaten zetten uiterlijk op 10 januari 2020 de in artikel 30 bedoelde registers, uiterlijk op 10 maart 2020 de in artikel 31 bedoelde registers, en uiterlijk op 10 september 2020 de in artikel 32 bis bedoelde gecentraliseerde automatische mechanismen op. De Commissie zorgt ervoor dat de in de artikelen 30 en 31 bedoelde registers in samenwerking met de lidstaten uiterlijk op 10 maart 2021 worden gekoppeld. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de in dit lid bedoelde maatregelen onverwijld mede. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor een dergelijke verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.”. |
43) |
In bijlage II wordt het inleidende deel van punt 3 vervangen door:
|
44) |
Bijlage III wordt als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Wijziging van Richtlijn 2009/138/EG
In artikel 68, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/138/EG wordt het volgende punt toegevoegd:
„iv) |
de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de meldingsplichtige entiteiten als opgesomd in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*13), ten behoeve van de naleving van die Richtlijn; |
Artikel 3
Wijziging van Richtlijn 2013/36/EU
In het eerste lid van artikel 56 van Richtlijn 2013/36/EU wordt het volgende punt toegevoegd:
„g) |
de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de meldingsplichtige entiteiten als opgesomd in artikel 2, lid 1, punten 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (*14), ten behoeve van de naleving van die Richtlijn. |
Artikel 4
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 10 januari 2020 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 6
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 30 mei 2018.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
L. PAVLOVA
(1) PB C 459 van 9.12.2016, blz. 3.
(2) PB C 34 van 2.2.2017, blz. 121.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 19 april 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 mei 2018.
(4) Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).
(5) Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende de toegang tot, de uitoefening van en het prudentieel toezicht op de werkzaamheden van instellingen voor elektronisch geld, tot wijziging van de Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/48/EG en tot intrekking van Richtlijn 2000/46/EG (PB L 267 van 10.10.2009, blz. 7).
(6) Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).
(7) Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
(8) Richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB L 169 van 30.6.2017, blz. 46).
(9) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(10) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(11) Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
(12) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.
(13) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).