This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32014L0025
Directive 2014/25/EU of the European Parliament and of the Council of 26 February 2014 on procurement by entities operating in the water, energy, transport and postal services sectors and repealing Directive 2004/17/EC Text with EEA relevance
Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG Voor de EER relevante tekst
Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG Voor de EER relevante tekst
PB L 94 van 28.3.2014, p. 243–374
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2024
28.3.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 94/243 |
RICHTLIJN 2014/25/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 26 februari 2014
betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, artikel 62 en artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Gelet op de resultaten van het werkdocument van de diensten van de Commissie van 27 juni 2011 met als titel: „Evaluatieverslag — De impact en de effectiviteit van de Europese aanbestedingswetgeving” is het aangewezen regels te handhaven met betrekking tot aanbestedingen door diensten die in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten werkzaam zijn, aangezien de nationale autoriteiten de mogelijkheid behouden het gedrag van deze instanties te beïnvloeden, met name door deelname in het kapitaal en vertegenwoordiging in de bestuurs-, directie- of toezichtsorganen. Een andere reden om aanbestedingen in de entiteiten in deze sectoren te blijven reguleren, is het gesloten karakter van de markten waarop de betrokken exploitanten actief zijn, dat een gevolg is van de bijzondere of uitsluitende rechten die door de lidstaten zijn verleend voor het bevoorraden, aanleggen of exploiteren van netwerken voor het verstrekken van de betrokken dienst. |
(2) |
Om ervoor te zorgen dat overheidsopdrachten die gegund worden door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, voor mededinging worden opengesteld, moeten voor opdrachten boven een bepaalde waarde procedures voor coördinatie van de aanbestedingen worden opgesteld. Deze coördinatie is noodzakelijk om te garanderen dat de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met name het vrije verkeer van producten, de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverlening, alsmede de daarvan afgeleide beginselen, zoals gelijke behandeling, het discriminatieverbod, wederzijdse erkenning, evenredigheid en transparantie, toepassing vinden. Gezien de aard van de sectoren waarop deze coördinatie betrekking heeft, moet de coördinatie van de aanbestedingsprocedures op Unieniveau, zonder aan de genoemde beginselen afbreuk te doen, een kader voor correcte handelspraktijken scheppen en ruimte laten voor de grootst mogelijke soepelheid. |
(3) |
Voor aanbestedingen waarvan de waarde lager is dan de drempelwaarden voor de toepassing van de coördinatieregeling van de Unie, kan worden verwezen naar de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie ten aanzien van de correcte toepassing van de voorschriften en beginselen van het VWEU. |
(4) |
Overheidsopdrachten spelen in de Europa 2020-strategie zoals opgenomen in de mededeling van de Commissie van 3 maart 2010„Europa 2020 — Een strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei” („Europa 2020-strategie voor een slimme, duurzame en inclusieve groei”), een belangrijke rol en zijn een van de marktinstrumenten die kunnen worden ingezet om een slimme, duurzame en inclusieve groei te verwezenlijken en tegelijkertijd overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Met het oog daarop moeten de bestaande aanbestedingsregels die zijn vastgesteld krachtens Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) worden herzien en gemoderniseerd om de efficiëntie van de overheidsbestedingen te verhogen, in het bijzonder door de deelname van het midden- en kleinbedrijf (mkb) aan overheidsopdrachten te bevorderen, en om aanbesteders in staat te stellen overheidsopdrachten beter te gebruiken ter ondersteuning van gemeenschappelijke maatschappelijke doelen. Er is ook behoefte aan verduidelijking van de basisbegrippen en -concepten om de rechtszekerheid te vergroten en om rekening te houden met een aantal aspecten van de desbetreffende vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. |
(5) |
Bij de toepassing van deze richtlijn moet het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (6) in acht worden genomen, met name wat betreft de keuze van communicatiemiddelen, technische specificaties, gunningscriteria en contractvoorwaarden. |
(6) |
Het begrip aanbesteding dient zo nauw mogelijk aan te sluiten bij het begrip dat wordt toegepast overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), rekening houdend met de specifieke kenmerken van de onder deze richtlijn vallende sectoren. |
(7) |
Er zij op gewezen dat geen enkele bepaling in deze richtlijn de lidstaten verplicht de dienstverlening waarvoor zij zelf zorg wensen te dragen of die zij willen organiseren met andere middelen dan overheidsopdrachten in de zin van deze richtlijn, uit te besteden of te outsourcen. Dienstverlening op grond van wet- of regelgeving of arbeidsovereenkomsten valt niet onder het toepassingsgebied. In een aantal lidstaten kan dit bijvoorbeeld het geval zijn voor de verlening van bepaalde diensten aan de gemeenschap, zoals drinkwatervoorziening. |
(8) |
Tevens dient erop te worden gewezen dat deze richtlijn niet van invloed mag zijn op de socialezekerheidswetgeving van de lidstaten. Evenmin mag zij betrekking hebben op de liberalisering van diensten van algemeen economisch belang die voorbehouden zijn aan openbare of particuliere entiteiten, of op de privatisering van openbare dienstverlenende entiteiten. Er zij ook aan herinnerd dat het de lidstaten vrijstaat om zelf verplichte sociale voorzieningen of andere diensten, zoals postdiensten, te organiseren als diensten van algemeen economisch belang, als niet-economische diensten van algemeen belang, of als een combinatie van beide. Duidelijk moet worden bepaald dat niet-economische diensten van algemeen belang buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven. |
(9) |
Ten slotte zij er op gewezen dat deze richtlijn geen afbreuk doet aan de vrijheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten om conform het Unierecht diensten van algemeen economisch belang, de reikwijdte daarvan en de kenmerken van de te verlenen dienst, zoals de voorwaarden betreffende de kwaliteit van de dienst, te omschrijven, ter nastreving van de doelstellingen van openbare orde. Evenmin mag deze richtlijn afbreuk doen aan de bevoegdheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten om diensten van algemeen economisch belang te leveren, te doen uitvoeren en te financieren overeenkomstig artikel 14 VWEU en het aan het VWEU en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) gehechte Protocol nr. 26 betreffende de diensten van algemeen belang. Deze richtlijn betreft evenmin de financiering van diensten van algemeen economisch belang of regelingen van door de lidstaten volgens de mededingingsregels van de Unie verstrekte steun, met name op sociaal gebied. |
(10) |
Een overeenkomst moet alleen worden geacht een opdracht voor werken te zijn indien zij specifiek betrekking heeft op de uitvoering van de in bijlage I bedoelde activiteiten, zelfs indien de overeenkomst andere voor die activiteiten benodigde diensten omvat. Opdrachten voor diensten, waaronder diensten inzake eigendomsbeheer, kunnen onder bepaalde omstandigheden ook werken omvatten. Indien deze werken ten opzichte van het hoofdvoorwerp van de overeenkomst van bijkomende aard zijn en daarvan een mogelijk uitvloeisel zijn of daarop een aanvulling vormen, is het feit dat die werken deel uitmaken van de overeenkomst geen reden om de opdracht voor diensten als een opdracht voor werken aan te merken. Gezien de verscheidenheid aan opdrachten voor werken, moet de aanbestedende instantie de mogelijkheid hebben opdrachten voor de uitvoering en het ontwerp van werken afzonderlijk of gezamenlijk te plaatsen. Met deze richtlijn wordt niet beoogd het plaatsen van gezamenlijke of afzonderlijke opdrachten voor te schrijven. |
(11) |
Om een werk te kunnen verrichten dat aan de door de aanbestedende dienst vastgestelde eisen voldoet, moet die dienst maatregelen hebben genomen om het soort werk te omschrijven, of althans een beslissende invloed op het ontwerp ervan uit te oefenen. Voor de vraag of een opdracht aan te merken is als een opdracht voor werken maakt het niet uit of de aannemer het werk geheel of ten dele zelf uitvoert, dan wel het door een ander laat uitvoeren, mits de aannemer een directe of indirecte, in rechte afdwingbare verbintenis aangaat erop toe te zien dat de werken worden uitgevoerd. |
(12) |
De begrippen „aanbestedende diensten” en met name „publiekrechtelijke instellingen” zijn regelmatig aan de orde geweest in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Om te preciseren dat het toepassingsgebied van deze richtlijn ratione personae ongewijzigd moet blijven, dient de definitie waarop het Hof zich gebaseerd heeft te worden behouden, met een aantal verduidelijkingen uit die rechtspraak, voor een goed begrip van de definities zelf; daarbij is het niet de bedoeling de interpretatie van het in de rechtspraak uitgewerkte concept te veranderen. Daartoe moet worden bepaald dat een instelling die onder normale marktvoorwaarden opereert, winst nastreeft, en de verliezen draagt die voortvloeien uit haar activiteiten, niet als een „publiekrechtelijke instelling” mag worden beschouwd, aangezien de behoeften van algemeen belang — en zij is nu juist opgericht of heeft tot taak gekregen in die behoeften te voorzien — kunnen worden geacht een industrieel of commercieel karakter te hebben. Ook de voorwaarde met betrekking tot de oorsprong van de financiering van de bedoelde instelling is in rechtspraak aan de orde gekomen, onder meer in die zin dat onder „grotendeels” financiering van meer dan de helft wordt verstaan, die ook betalingen van gebruikers kan omvatten welke volgens publiekrechtelijke regels worden opgelegd, berekend en geïnd. |
(13) |
In het geval van gemengde opdrachten, waarvan de verschillende onderdelen objectief niet deelbaar zijn, worden de toepasselijke voorschriften bepaald ten aanzien van het hoofdvoorwerp van die opdracht. Er moet derhalve worden verduidelijkt op welke manier aanbestedende instanties moeten bepalen of de verschillende onderdelen al dan niet deelbaar zijn. Deze verduidelijking moet worden gebaseerd op de toepasselijke rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. De deelbaarheid van onderdelen moet per geval worden bepaald, waarbij men zich niet alleen mag baseren op de uitgesproken of veronderstelde bedoeling van de aanbestedende dienst om de verschillende elementen van een gemengde opdracht als ondeelbaar te beschouwen, maar tevens objectieve elementen moeten worden aangedragen waaruit de noodzaak van het plaatsen van één enkele opdracht blijkt. Die onderbouwde noodzaak van het plaatsen van één opdracht kan bijvoorbeeld aanwezig zijn bij het oprichten van één enkel gebouw, waarvan een deel rechtstreeks wordt gebruikt door de aanbestedende dienst en een ander deel wordt geëxploiteerd als concessie, bijvoorbeeld als publieke parkeergelegenheid. Duidelijk moet worden bepaald dat aan de noodzaak van het plaatsen van één opdracht redenen van zowel technische als economische aard ten grondslag kunnen liggen. |
(14) |
In het geval van gemengde opdrachten die deelbaar zijn, staat het de aanbestedende instanties altijd vrij afzonderlijke opdrachten te gunnen voor de onderscheiden onderdelen van de gemengde opdracht, in welk geval de bepalingen die voor elk onderdeel apart gelden, uitsluitend ten aanzien van de kenmerken van die specifieke opdracht dienen te worden bepaald. Indien de aanbestedende instanties echter besluiten andere elementen in de aanbesteding op te nemen, ongeacht hun waarde en ongeacht de juridische regeling waaraan de toegevoegde onderdelen onderworpen zouden zijn geweest, dan dient als regel te gelden dat indien een opdracht, wanneer afzonderlijk gegund, volgens het bepaalde in deze richtlijn moet worden gegund, deze richtlijn van toepassing blijft op de gehele gemengde opdracht. |
(15) |
Er dient evenwel te worden voorzien in speciale bepalingen voor gemengde opdrachten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn of waarvan bepaalde delen niet onder de werkingssfeer van het VWEU vallen. In deze gevallen moet de toepassing van deze richtlijn achterwege kunnen blijven, mits het plaatsen van een aparte opdracht objectief gerechtvaardigd is en de beslissing om één enkele opdracht te gunnen niet is ingegeven door het oogmerk opdrachten van de toepassing van deze richtlijn of van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) uit te zonderen. Duidelijk moet worden bepaald dat de aanbestedende instanties niet belet mogen worden de onderhavige richtlijn in plaats van Richtlijn 2009/81/EG toe te passen op bepaalde gemengde opdrachten. |
(16) |
Voorts kunnen opdrachten worden gegund om te voldoen aan de voorschriften voor een aantal verschillende activiteiten, die aan andere wettelijke regelingen onderworpen kunnen zijn. Er dient duidelijk te worden gesteld dat de wettelijke regeling die van toepassing is op één enkele opdracht voor verschillende activiteiten, de voorschriften moet volgen voor de activiteit waarvoor de opdracht in hoofdzaak bedoeld was. Voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld is, kan worden vastgesteld op basis van het onderzoek van de voorschriften voor de specifieke opdracht dat door de aanbestedende dienst is uitgevoerd om de waarde van de opdracht te ramen en de aanbestedingsstukken op te stellen. In bepaalde gevallen, zoals bij de aankoop van een enkel stuk uitrusting voor de uitoefening van activiteiten waarvoor geen gegevens beschikbaar zijn met het oog op raming van de respectieve gebruikspercentages, kan het objectief onmogelijk zijn vast te stellen voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld is. Er moet worden bepaald welke regels in dergelijke gevallen van toepassing zijn. |
(17) |
Verduidelijkt dient te worden dat het begrip „ondernemers” in ruime zin dient te worden opgevat, zodat daaronder ook personen en/of diensten vallen die de uitvoering van werken, een levering van producten of een verrichting van diensten op de markt aanbieden, ongeacht de rechtsvorm die zij voor hun activiteiten hebben gekozen. Aldus moeten bedrijven, bijkantoren, dochterondernemingen, partnerschappen, coöperatieve vennootschappen, besloten vennootschappen, openbare of particuliere universiteiten en andere entiteiten dan natuurlijke personen alle onder de noemer „ondernemer” vallen, ongeacht of deze „rechtspersonen” zijn onder alle omstandigheden. |
(18) |
Duidelijk moet worden bepaald dat combinaties van ondernemers, ook indien zij zich hebben verenigd in een tijdelijk samenwerkingsverband, aan aanbestedingsprocedures kunnen deelnemen zonder dat zij daartoe een specifieke rechtsvorm moeten aannemen. Voor zover nodig, bijvoorbeeld wanneer hoofdelijke aansprakelijkheid vereist is, kan een specifieke rechtsvorm vereist zijn indien aan zulke groepen de opdracht is gegund. Duidelijk moet ook worden bepaald dat aanbestedende instanties uitdrukkelijk moeten kunnen bepalen hoe combinaties van ondernemers moeten voldoen aan de criteria en eisen inzake erkenning en kwalitatieve selectie van deze richtlijn, die aan afzonderlijk deelnemende ondernemers worden gesteld. Aan de uitvoering van een opdracht door combinaties van ondernemers kunnen voorwaarden worden verbonden die niet gelden voor individuele deelnemers. Die voorwaarden, die objectief gemotiveerd en proportioneel moeten zijn, kunnen bijvoorbeeld de aanwijzing van een gezamenlijke vertegenwoordiging of een hoofdpartner met het oog op een aanbestedingsprocedure, of informatie over de samenstelling van die vertegenwoordiging omvatten. |
(19) |
Om te zorgen voor een daadwerkelijke openstelling van de markt en met het oog op een evenwichtige toepassing van de aanbestedingsvoorschriften in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten, dienen de desbetreffende diensten op een andere wijze te worden omschreven dan door verwijzing naar hun rechtsvorm. Derhalve moet ervoor worden gezorgd dat geen afbreuk wordt gedaan aan de gelijke behandeling van de aanbestedende instanties in de overheidssector en die uit de marktsector. Bovendien moet er overeenkomstig artikel 345 VWEU ook voor worden gezorgd dat de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet wordt gelaten. |
(20) |
Het begrip bijzondere of uitsluitende rechten staat centraal in de omschrijving van het toepassingsgebied van deze richtlijn, aangezien instanties die geen aanbestedende diensten of overheidsbedrijven in de zin van deze richtlijn zijn, alleen aan de bepalingen ervan zijn onderworpen voor zover zij een activiteit op basis van dergelijke rechten uitoefenen. Derhalve moet worden verduidelijkt dat rechten die zijn verleend door middel van een procedure die gebaseerd was op objectieve criteria, met name uit hoofde van Uniewetgeving, en waaraan passende bekendheid is gegeven, geen bijzondere of uitsluitende rechten vormen in de zin van deze richtlijn. Tot deze wetgeving dienen te behoren Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad (9), Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad (11), Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) en Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (13). Ook moet duidelijk worden bepaald dat deze lijst van wetgevingsteksten niet uitputtend is en dat rechten in enige vorm, ook via concessieovereenkomsten die zijn toegekend volgens andere procedures die op objectieve criteria gebaseerd zijn en waaraan voldoende bekendheid is gegeven, geen bijzondere of uitsluitende rechten vormen voor de omschrijving van het toepassingsgebied van deze richtlijn ratione personae. Het begrip „uitsluitende rechten” moet ook worden gebruikt wanneer wordt beslist of het gebruik van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging gerechtvaardigd zou zijn omdat de werken, leveringen of diensten alleen door een bepaalde ondernemer kunnen worden verricht vanwege de bescherming van bepaalde uitsluitende rechten. Gezien echter de verschillende ratio legis achter deze bepalingen moet worden verduidelijkt dat het begrip „uitsluitende rechten” niet hetzelfde hoeft te betekenen in de twee contexten. Bijgevolg moet duidelijk worden bepaald dat een entiteit die het uitsluitende recht heeft verworven om een bepaalde dienst in een bepaald geografisch gebied te verrichten volgens een procedure die gebaseerd is op objectieve criteria waarvoor voldoende transparantie is verzekerd, indien het een particuliere instantie betreft, zelf geen aanbestedende dienst zou zijn, maar niettemin de enige instantie zou zijn die de desbetreffende dienst in dat gebied kan verrichten. |
(21) |
Bepaalde instanties zijn actief op het gebied van productie, transmissie of distributie van verwarming en koeling. Er kan onduidelijkheid bestaan over de voorschriften die van toepassing zijn op diensten in verband met verwarming en koeling. Derhalve moet duidelijk worden bepaald dat aanbestedende diensten, overheidsbedrijven en particuliere bedrijven die actief zijn in de sector verwarming onder deze richtlijn vallen; voor particuliere bedrijven geldt daarbij echter de extra voorwaarde dat zij werken op basis van bijzondere of exclusieve rechten. Anderzijds, gelden voor de aanbestedende diensten die actief zijn in de sector koeling de regels van Richtlijn 2014/24/EU, terwijl overheids- en particuliere bedrijven, ongeacht of laatstgenoemde op basis van bijzondere of uitsluitende rechten werken of niet, niet onderworpen zijn aan de aanbestedingsregels. Tot slot moet duidelijk worden bepaald dat opdrachten die worden gegund voor de uitoefening van opdrachten op het gebied van zowel verwarming als koeling, op grond van de bepalingen inzake overeenkomsten voor de uitoefening van verscheidene activiteiten moeten worden behandeld wanneer dient te worden bepaald welke aanbestedingsvoorschriften eventueel op de plaatsing van deze concessies van toepassing zijn. |
(22) |
Alvorens enige wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn en Richtlijn 2014/24/EU voor de sector koeling in overweging te nemen, moet de situatie van deze sector worden onderzocht teneinde voldoende informatie te vergaren, met name over de mededingingssituatie, de mate van grensoverschrijdende aanbestedingen en de standpunten van belanghebbende partijen. Aangezien de toepassing van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (14) op de sector in kwestie aanzienlijke gevolgen zou kunnen hebben uit het oogpunt van openstelling van de markt, dient dit onderzoek te worden uitgevoerd wanneer het effect van Richtlijn 2014/23/EU betreffende concessies wordt beoordeeld. |
(23) |
Zonder het toepassingsgebied van deze richtlijn ook maar enigszins uit te breiden, moet duidelijk worden bepaald dat, wanneer in deze richtlijn wordt verwezen naar de levering van elektriciteit, ook de productie, groothandelsverkoop en de detailhandelsverkoop van elektriciteit worden bedoeld. |
(24) |
Aanbestedende instanties die in de drinkwatersector werkzaam zijn, kunnen zich ook toeleggen op andere activiteiten met betrekking tot water, zoals projecten op het gebied van waterhuishouding, bevloeiing, drainage, alsmede afvoer en behandeling van afvalwater. In dat geval moeten aanbestedende instanties de in deze richtlijn bedoelde aanbestedingsprocedures kunnen gebruiken voor al hun activiteiten met betrekking tot water, ongeacht om welk deel van de „watercyclus” het gaat. Voorschriften als die welke zijn voorgesteld voor opdrachten voor leveringen van producten, zijn echter niet geschikt voor de aankoop van water, gezien de noodzaak zich te bevoorraden bij bronnen in de nabijheid van de plaats van gebruik. |
(25) |
Aanbestedingen voor de exploratie van aardolie en gas moeten worden uitgesloten, aangezien voor deze sector is vastgesteld dat er een zodanige concurrentiedruk bestaat dat de door de Unie opgelegde aanbestedingsverplichtingen niet langer nodig zijn. Aangezien de winning van aardolie en gas onder deze richtlijn blijft vallen, kan het nodig zijn een onderscheid te maken tussen exploratie en winning. Daarbij moet onder „exploratie” worden verstaan: activiteiten die worden ondernomen om na te gaan of zich in een bepaald gebied aardolie en gas bevinden, en indien dit het geval is, of het commercieel exploiteerbaar is, terwijl „winning” moet worden beschouwd als de „productie” van aardolie en gas. Overeenkomstig de vaste praktijk in concentratiezaken, moet onder „productie” ook „ontwikkeling” worden verstaan, d.w.z. het opzetten van adequate infrastructuur voor toekomstige productie (aardolieplatforms, pijpleidingen, terminals enz.). |
(26) |
De aanbestedende diensten moeten alle middelen benutten die het nationale recht hen biedt om te voorkomen dat belangenconflicten tot verstoring van de aanbestedingsprocedure leiden. Daartoe kunnen procedures behoren om belangenconflicten te onderkennen, te voorkomen en op te lossen. |
(27) |
Bij Besluit 94/800/EG van de Raad (15) is met name de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten van de Wereldhandelsorganisatie, hierna de „GPA-overeenkomst” genoemd, goedgekeurd. De GPA-overeenkomst beoogt de invoering van een multilateraal kader van evenwichtige rechten en verplichtingen met betrekking tot overheidsopdrachten met het oog op de liberalisering en de expansie van de wereldhandel. Voor opdrachten die onder de bijlagen 3, 4 en 5 en de algemene opmerkingen bij aanhangsel I van de Europese Unie bij de GPA-overeenkomst vallen, alsmede onder andere toepasselijke internationale overeenkomsten waardoor de Unie gebonden is, dienen de aanbestedende instanties te voldoen aan de verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomsten door deze richtlijn toe te passen op ondernemingen van de derde landen die ondertekenende partij bij de overeenkomsten zijn. |
(28) |
De GPA-overeenkomst is van toepassing op opdrachten boven bepaalde drempels die in de GPA-overeenkomst zijn vastgesteld en die in bijzondere trekkingsrechten zijn uitgedrukt. De in deze richtlijn vastgestelde drempels moeten worden geharmoniseerd om ervoor te zorgen dat zij overeenstemmen met het equivalent in euro van de drempels van de GPA-overeenkomst. Ook dient te worden voorzien in periodieke herziening van de in euro uitgedrukte drempels, om deze indien nodig door middel van een zuiver rekenkundige operatie aan te passen aan eventuele schommelingen van de waarde van de euro ten opzichte van die bijzondere trekkingsrechten. Afgezien van deze periodieke rekenkundige aanpassingen, moet in de volgende onderhandelingsronde over de GPA-overeenkomst worden nagedacht over een verhoging van de in die overeenkomst vastgelegde drempels. Om een te groot aantal drempels te vermijden is het bovendien aangewezen, onverminderd de internationale verbintenissen van de Unie, dezelfde drempels op alle aanbestedende instanties te blijven toepassen ongeacht de sector waarin deze werkzaam zijn. |
(29) |
Verduidelijkt dient te worden dat, voor de raming van de waarde van een opdracht, rekening moet worden gehouden met alle inkomsten, ongeacht of deze afkomstig zijn van de aanbestedende dienst of van derde partijen. Tevens dient te worden bepaald dat, om een raming te kunnen maken van de drempels, onder soortgelijke leveringen dienen te worden verstaan producten die bestemd zijn voor identieke of soortgelijke doeleinden, zoals leveringen van een assortiment levensmiddelen of van verschillende soorten kantoormeubilair. Voor een ondernemer die actief is op het betrokken gebied zullen deze leveringen doorgaans deel uitmaken van zijn normale productassortiment. |
(30) |
Duidelijk moet worden bepaald dat een perceel van een aanbesteding alleen als uitgangspunt bij het ramen van de waarde van een bepaalde aanbesteding mag dienen indien dit objectief gerechtvaardigd is. Het is bijvoorbeeld te rechtvaardigen om de waarde van een opdracht te ramen op het niveau van een afzonderlijke operationele eenheid van de aanbestedende dienst, mits die eenheid zelf verantwoordelijk is voor haar aanbestedingen. Dit mag worden verondersteld indien de afzonderlijke operationele eenheid de aanbestedingsprocedures leidt en de besluiten tot aankoop neemt, over een eigen budgetonderdeel voor de betrokken aanbestedingen beschikt, zelf het contract sluit en dat bekostigt uit een budget waarover zij beschikt. Een perceel mag niet als uitgangspunt worden genomen indien de aanbestedende dienst de aanbesteding alleen maar decentraal organiseert. |
(31) |
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten en is derhalve niet van toepassing op opdrachten die door internationale organisaties in eigen naam en voor eigen rekening worden aanbesteed. Verduidelijkt dient echter te worden in welke mate deze richtlijn moet worden toegepast op aanbestedingen die onder specifieke internationale regels vallen. |
(32) |
Er zij aan herinnerd dat arbitrage- en bemiddelingsdiensten en andere vormen van alternatieve geschillenbeslechting gewoonlijk verleend worden door instanties of personen die gekozen of geselecteerd worden op een wijze die niet door de aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld. Verduidelijkt moet worden dat deze richtlijn niet van toepassing is op dienstenopdrachten voor het verlenen van deze diensten, ongeacht hun benaming in het nationale recht. |
(33) |
Een aantal juridische diensten die worden verricht door dienstverleners welke door een rechterlijke instantie van een lidstaat zijn aangewezen, betreft de vertegenwoordiging van cliënten in juridische procedures door advocaten, en moet worden verleend door notarissen, of houdt verband met de uitoefening van het openbaar gezag. Die juridische diensten worden meestal verricht door instanties of personen die worden aangewezen of gekozen op een wijze die niet door aanbestedingsvoorschriften kan worden geregeld, zoals bijvoorbeeld bij de aanwijzing van officieren van justitie in sommige lidstaten. Deze juridische diensten dienen bijgevolg buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te blijven. |
(34) |
Gespecificeerd moet worden dat onder het in deze richtlijn genoemde begrip „financiële instrumenten” hetzelfde wordt verstaan als in andere wetgeving betreffende de interne markt en dat, gezien de recente oprichting van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees Stabiliteitsmechanisme, moet worden bepaald dat verrichtingen in het kader van die faciliteit en dat mechanisme buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven. Ten slotte moet worden verduidelijkt dat leningen, ongeacht of zij al dan niet in verband staan met de uitgifte van effecten of andere financiële instrumenten, of andere verrichtingen in verband hiermee, buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn moeten blijven. |
(35) |
Er dient aan te worden herinnerd dat artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad (16) uitdrukkelijk bepaalt dat de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG van toepassing zijn op respectievelijk opdrachten voor diensten en overheidsopdrachten voor openbare diensten met inzake personenvervoer per bus of tram, terwijl Verordening (EG) nr. 1370/2007 van toepassing is op dienstenconcessies voor openbaar personenvervoer per bus en tram. Voorts zij eraan herinnerd dat die verordening van toepassing blijft op (overheids)opdrachten voor diensten en op dienstenconcessies voor openbaar personenvervoer per trein of metro. Om het verband tussen deze richtlijn en Verordening (EG) nr. 1370/2007 te verduidelijken, moet uitdrukkelijk worden gestipuleerd dat deze richtlijn niet van toepassing is op opdrachten voor diensten voor het verrichten van openbare diensten inzake personenvervoer per trein of metro, waarvan het plaatsen onderworpen moet blijven aan van die verordening. Voor zover Verordening (EG) nr. 1370/2007 toelaat dat op grond van nationaal recht kan worden afgeweken van de voorschriften die die verordening bevat, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben in hun nationale recht te blijven bepalen dat opdrachten voor openbare diensten inzake personenvervoer per trein of metro moeten worden gegund volgens een procedure voor het plaatsen van opdrachten die conform is aan hun algemene voorschriften voor overheidsopdrachten. |
(36) |
Deze richtlijn is niet van toepassing op bepaalde nooddiensten die worden uitgevoerd door non-profitorganisaties of -verenigingen, omdat die organisaties door hun specifieke karakter in hun voortbestaan zouden worden bedreigd indien de dienstverleners volgens de procedures van deze richtlijn geselecteerd zouden moeten worden. Het toepassingsgebied moet echter niet verder worden beperkt dan strikt noodzakelijk is. Derhalve moet uitdrukkelijk worden bepaald dat ziekenvervoer per ambulance niet buiten de richtlijn mag blijven. In dit verband dient voorts te worden verduidelijkt dat ambulancediensten niet onder CPV-groep 601 „Vervoer te land” vallen, maar wel onder CPV-klasse 8514. Derhalve moet worden verduidelijkt dat voor diensten die onder CPV-code 85143000-3 vallen en uitsluitend bestaan uit ziekenvervoer per ambulance, de bijzondere regeling voor sociale en andere specifieke diensten (de „lichte regeling”) moet gelden. Bijgevolg moet voor gemengde opdrachten voor het verrichten van ambulancediensten in het algemeen ook de lichte regeling gelden indien de waarde van het ziekenvervoer per ambulance groter is dan de waarde van andere ambulancediensten. |
(37) |
In sommige gevallen kan een aanbestedende dienst of een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten de enige bron zijn voor een bepaalde dienst, voor de verstrekking waarvan hij het alleenrecht heeft uit hoofde van wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen die verenigbaar zijn met het VWEU. Er dient te worden verduidelijkt dat deze richtlijn niet noodzakelijk wordt toegepast op het plaatsen van een opdracht voor diensten aan die aanbestedende dienst of dat samenwerkingsverband. |
(38) |
Er is een groot gebrek aan rechtszekerheid over de vraag in hoeverre de aanbestedingsregels moeten worden toegepast op opdrachten tussen aanbestedende diensten. De desbetreffende rechtspraak van het Europees Hof van Justitie wordt door de lidstaten en zelfs door de aanbestedende diensten op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd. Aangezien deze rechtspraak gelijkelijk moet worden toegepast op overheidsdiensten die werkzaam zijn in de onder deze richtlijn vallende sectoren, moet ervoor worden gezorgd dat dezelfde regels van toepassing zijn en op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd in deze richtlijn en in Richtlijn 2014/24/EU. |
(39) |
Vele aanbestedende instanties zijn georganiseerd in de vorm van een economische groep, die een reeks afzonderlijke ondernemingen kan omvatten; vaak vervult elk van deze ondernemingen een gespecialiseerde rol binnen de algemene context van de economische groep. Sommige opdrachten voor diensten, leveringen en werken, gegund aan een verbonden onderneming waarvan de voornaamste activiteit erin bestaat deze werken, leveringen of diensten te verrichten voor de combinatie waarvan zij deel uitmaakt, moeten derhalve worden uitgesloten in plaats van op de markt te worden aanbesteed. Ook bepaalde opdrachten voor werken, leveringen of diensten die door een aanbestedende instantie worden gegund aan een gemeenschappelijke onderneming welke uit verschillende aanbestedende instanties bestaat, en waar deze dienst zelf deel van uitmaakt, dienen van deze richtlijn te worden uitgesloten voor de uitoefening van onder deze richtlijn vallende activiteiten. Er dient echter op te worden toegezien dat daardoor geen vervalsing van de mededinging ontstaat ten gunste van de ondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen die verbonden zijn met de aanbestedende instanties; er dient te worden voorzien in een adequate reeks regels, met name wat betreft de maximumgrenzen waarbinnen ondernemingen een deel van hun omzet op de markt mogen behalen en waarboven zij de mogelijkheid verliezen dat aan hen een concessie wordt gegund zonder aanbestedingen, de samenstelling van gemeenschappelijke ondernemingen en de stabiliteit van de betrekkingen tussen die gemeenschappelijke ondernemingen en de aanbestedende instanties waaruit zij bestaan. |
(40) |
Voorts moet de wisselwerking worden verduidelijkt tussen de bepalingen inzake samenwerking tussen overheidsdiensten en de bepalingen inzake plaatsing van opdrachten aan verbonden ondernemingen of in het kader van gemeenschappelijke ondernemingen. |
(41) |
Ondernemingen moeten als verbonden worden beschouwd indien een directe of indirecte overheersende invloed bestaat tussen de aanbestedende instantie en de betrokken onderneming, of indien de aanbestedende instantie en de betrokken onderneming onder de overheersende invloed van een andere onderneming staan; in dit verband hoeft particuliere deelname op zich niet relevant te zijn. Er moet zo eenvoudig mogelijk kunnen worden nagegaan of een onderneming al dan niet verbonden is met een bepaalde aanbestedende instantie. Aangezien het al dan niet bestaan van een directe of indirecte overheersende invloed reeds moet zijn getoetst om te kunnen vaststellen of de jaarrekeningen van de desbetreffende ondernemingen en instanties moeten worden geconsolideerd, betekent dit dat ondernemingen als verbonden moeten worden beschouwd indien zij geconsolideerde jaarrekeningen hebben. De Unievoorschriften inzake geconsolideerde rekeningen zijn in een bepaald aantal gevallen echter niet van toepassing, bijvoorbeeld op grond van de grootte van de betrokken ondernemingen of omdat niet is voldaan aan bepaalde voorwaarden met betrekking tot hun rechtsvorm. In dergelijke gevallen moet, indien Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (17) niet van toepassing is, rekening houdend met de eigendom, de financiële deelname of de voorschriften die op de desbetreffende ondernemingen van toepassing zijn, worden uitgemaakt of sprake is van een directe of indirecte overheersende invloed. |
(42) |
Medefinanciering van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma’s (O&O) door het bedrijfsleven moet worden aangemoedigd. Bijgevolg moet worden bepaald dat deze richtlijn alleen van toepassing is als er geen sprake is van medefinanciering en de resultaten van de O&O-activiteiten voor de betrokken aanbestedende instantie bestemd zijn. Dit mag de mogelijkheid niet uitsluiten dat de dienstverlener die deze activiteiten heeft uitgevoerd een overzicht daarvan kan publiceren, maar de aanbestedende instantie moet het alleenrecht behouden om de O&O-resultaten bij haar eigen werkzaamheden te gebruiken. Fictieve uitwisseling van de resultaten van O&O of een louter symbolische bijdrage aan de vergoeding van de dienstverlener mag de toepassing van deze richtlijn niet beletten. |
(43) |
Deze richtlijn dient niet van toepassing te zijn op opdrachten voor onder deze richtlijn vallende activiteiten noch op prijsvragen die worden georganiseerd met het oog op de uitoefening van een dergelijke activiteit, indien de activiteit in de lidstaat waar deze plaatsvindt, rechtstreeks concurrentie wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is. Het verdient derhalve aanbeveling de procedure te behouden die voor alle onder deze richtlijn vallende sectoren, of delen daarvan, geldt, zodat met de gevolgen van de huidige of van een toekomstige concurrentiestelling rekening wordt gehouden. Deze procedure moet de betrokken diensten rechtszekerheid en een passende besluitvormingsprocedure bieden, waardoor er op korte termijn voor wordt gezorgd dat het recht van de Unie op dit gebied op uniforme wijze wordt toegepast. Met het oog op rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat alle vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn vastgestelde besluiten betreffende de toepasselijkheid van de overeenkomstige bepalingen in artikel 30 van Richtlijn 2004/17/EG van toepassing blijven. |
(44) |
In hoeverre er sprake is van rechtstreekse mededinging moet worden beoordeeld aan de hand van objectieve criteria waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke eigenschappen van de betrokken sector of delen daarvan. Deze beoordeling ondervindt echter beperkingen door de toepasselijke korte termijnen en door het feit dat moet worden uitgegaan van de informatie waarover de Commissie beschikt — ofwel reeds beschikbare bronnen ofwel informatie die in het kader van de toepassing ingevolge artikel 35 is verkregen — die niet kan worden aangevuld door middel van meer tijdrovende methoden, zoals met name openbare onderzoeken die gericht zijn op de betrokken ondernemers. De eventuele beoordeling, in het kader van deze richtlijn, of er sprake is van rechtstreekse concurrentie, doet bijgevolg niet af aan de volledige toepassing van het mededingingsrecht. |
(45) |
De beoordeling of een bepaalde sector, of delen daarvan, rechtstreeks concurrentie wordt/worden aangedaan, moet gebeuren met inachtneming van het specifieke gebied waarop de activiteit, of de betrokken delen daarvan, wordt, respectievelijk worden, verricht door de desbetreffende ondernemers, de zogenoemde relevante geografische markt. Aangezien dit begrip cruciaal is voor de beoordeling, moet het op passende wijze worden gedefinieerd, op basis van de bestaande begrippen in het Unierecht. Er moet ook worden verduidelijkt dat de desbetreffende geografische markt niet noodzakelijk samenvalt met het grondgebied van de betrokken lidstaat; bijgevolg moet het mogelijk zijn besluiten betreffende de toepasselijkheid van de vrijstelling te beperken tot delen van het grondgebied van de betrokken lidstaat. |
(46) |
De uitvoering en de toepassing van de desbetreffende wetgeving van de Unie waarmee een bepaalde sector of een deel ervan wordt opengesteld, wordt voldoende geacht om het vermoeden van vrije toegang tot de desbetreffende markt te rechtvaardigen. Deze wetgeving dient te worden aangewezen in een bijlage die door de Commissie kan worden bijgewerkt. Bij de bijwerking van die bijlage houdt de Commissie met name rekening met de eventuele vaststelling van maatregelen die een daadwerkelijke openstelling inhouden van andere sectoren dan die waarvoor in die bijlage reeds wetgeving is vermeld, zoals personenvervoer door de nationale spoorwegen. |
(47) |
Wanneer de vrije toegang tot een markt niet uit de implementatie van de desbetreffende wetgeving van de Unie voortvloeit, moet worden aangetoond dat deze toegang rechtens en feitelijk vrij is. Wanneer een lidstaat de toepassing van een rechtshandeling van de Unie die een bepaalde sector openstelt voor mededinging uitbreidt tot situaties die buiten het toepassingsgebied van die rechtshandeling vallen, bijvoorbeeld door Richtlijn 94/22/EG toe te passen op de steenkoolsector of Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (18) op passagiersdiensten op nationaal niveau, moet met deze omstandigheid rekening worden gehouden bij de beoordeling of de toegang tot de betrokken sector vrij is. |
(48) |
Onafhankelijke nationale instanties, zoals sectorale reguleerders of mededingingsautoriteiten, beschikken normaliter over gespecialiseerde knowhow, informatie en kennis die relevant zouden zijn om te beoordelen of een bepaalde activiteit of delen daarvan rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is. Verzoeken om vrijstelling moeten derhalve in voorkomend geval vergezeld gaan van een recent standpunt over de mededinging in de betrokken sector, dat is vastgesteld door een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit, of moeten een dergelijk standpunt bevatten. Bij het ontbreken van zo’n gemotiveerd standpunt zou er meer tijd nodig zijn voor de beoordeling van een verzoek om vrijstelling. De termijnen waarover de Commissie beschikt om die verzoeken te beoordelen, moeten daarom dienovereenkomstig worden aangepast. |
(49) |
De Commissie moet steeds worden verplicht verzoeken te bestuderen die in overeenstemming zijn met de nadere regels voor de toepassing van de procedures om te bepalen of een activiteit of delen daarvan rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is. Er moet echter ook worden verduidelijkt dat die verzoeken zo complex kunnen zijn dat het niet altijd mogelijk is binnen de toepasselijke termijnen uitvoeringshandelingen vast te stellen waarin wordt bepaald of een activiteit of delen daarvan rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten waartoe de toegang niet beperkt is. |
(50) |
Er moet worden verduidelijkt dat de Commissie de mogelijkheid moet hebben om van de lidstaten of de aanbestedende instanties te verlangen dat zij informatie verstrekken, aanvullen of verduidelijken. De Commissie moet daarvoor een passende termijn vaststellen, waarbij er niet alleen voor moet worden gezorgd dat de gestelde termijnen voor de vaststelling door de Commissie van haar uitvoeringshandeling moeten worden gehaald, maar waarbij ook rekening moet worden gehouden met factoren als de complexiteit van de gevraagde informatie en de vraag of de informatie gemakkelijk toegankelijk is. |
(51) |
Beroep en werk zijn bevorderlijk voor maatschappelijke integratie en zijn van fundamenteel belang voor het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen. Sociale werkplaatsen kunnen in dit verband een belangrijke rol spelen. Hetzelfde geldt voor andere sociale ondernemingen waarvan het belangrijkste doel de ondersteuning is van de sociale en beroepsmatige integratie of herintegratie van gehandicapten en kansarmen, zoals werklozen, leden van achtergestelde minderheden of andere maatschappelijk gemarginaliseerde groepen. Het is echter mogelijk dat dergelijke werkplaatsen of ondernemingen er bij normale mededingingsvoorwaarden niet in slagen om opdrachten te verwerven. Daarom is het wenselijk te bepalen dat de lidstaten het recht om deel te nemen aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten of bepaalde percelen daarvan moeten kunnen voorbehouden van dergelijke werkplaatsen of ondernemingen of de uitvoering van opdrachten moeten kunnen beperken tot programma's voor beschermde arbeid. |
(52) |
Met het oog op een goede integratie van milieu-, sociale en arbeidseisen in procedures voor overheidsopdrachten is het met name van belang dat de lidstaten en de aanbestedende instanties de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat voldaan wordt aan de milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen die van toepassing zijn op de plaats waar de werkzaamheden worden uitgevoerd of de diensten worden verricht, en die voortvloeien uit de nationale en uniale wet- en regelgeving, decreten, besluiten en collectieve overeenkomsten, mits deze regels en de toepassing ervan in overeenstemming zijn met het Unierecht. Evenzo moeten de verplichtingen voortvloeiende uit internationale overeenkomsten die door alle lidstaten geratificeerd zijn en in bijlage XIV zijn opgesomd, van toepassing zijn tijdens de uitvoering van de opdracht. Deze mogen echter geenszins een beletsel zijn voor de toepassing van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden die gunstiger zijn voor de werknemers. De betreffende maatregelen moeten worden toegepast conform de basisbeginselen van het recht van de Unie, met name met het oog op gelijke behandeling. Die maatregelen moeten worden toegepast overeenkomstig Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (19). Daarbij moet worden toegezien op gelijke behandeling en mag geen sprake zijn van directe of indirecte discriminatie van ondernemers en werknemers uit andere lidstaten. |
(53) |
De diensten worden geacht te zijn verleend op de plaats waar de kenmerkende prestaties zijn geleverd. Indien de diensten op afstand worden verleend, bijvoorbeeld diensten van callcenters, moeten die diensten worden geacht te zijn verleend op de plaats waar de diensten worden uitgevoerd, ongeacht de plaatsen en de lidstaten waarvoor de diensten bestemd zijn. |
(54) |
De geldende verplichtingen kunnen worden weergegeven in contractbepalingen. Ook moet het mogelijk zijn in het contract bepalingen op te nemen die de naleving van collectieve overeenkomsten garanderen conform het recht van de Unie inzake overheidsopdrachten. Niet-naleving van de geldende verplichtingen kan worden beschouwd als een ernstige fout van de betrokken ondernemer, en ertoe leiden dat hij wordt uitgesloten van de procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht. |
(55) |
Controle op de naleving van deze milieu-, sociaal- en arbeidsrechtelijke bepalingen moet geschieden in de desbetreffende stadia van de aanbestedingsprocedure, bij de toepassing van de algemene beginselen inzake de keuze van de deelnemers en de gunning van opdrachten, bij de toepassing van de uitsluitingscriteria en bij de toepassing van de bepalingen betreffende abnormaal lage inschrijvingen. De daartoe noodzakelijke controlehandelingen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van deze richtlijn, met name die welke gelden voor de bewijsmiddelen en de eigen verklaringen. |
(56) |
Geen enkele bepaling in deze richtlijn mag beletten dat maatregelen worden voorgeschreven of toegepast ter bescherming van de openbare zedelijkheid, openbare orde of veiligheid of het leven of de gezondheid van mensen, dieren of planten of andere milieumaatregelen — in het bijzonder met het oog op duurzame ontwikkeling — op voorwaarde dat deze maatregelen in overeenstemming zijn met het VWEU. |
(57) |
Onderzoek en innovatie, waaronder eco-innovatie en sociale innovatie, behoren tot de voornaamste drijvende krachten van de toekomstige groei en staan centraal in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Aanbestedende instanties moeten overheidsopdrachten zo strategisch mogelijk aanwenden om innovatie te bevorderen. De aankoop van innovatieve producten, werken en diensten speelt een centrale rol in het verbeteren van de efficiëntie en de kwaliteit van overheidsdiensten en vormt een antwoord op grote maatschappelijke uitdagingen. Hiermee kan worden gestreefd naar de beste prijs/kwaliteitsverhouding en naar ruimere economische, milieu- en maatschappelijke voordelen, namelijk het doen rijpen van nieuwe ideeën, deze omzetten in innovatieve producten en diensten en daarmee duurzame economische groei stimuleren. Gememoreerd wordt dat een reeks aanbestedingsmodellen is vermeld in de mededeling van de Commissie van 14 december 2007 over „precommerciële inkoop: aansturen van innovatie voor het waarborgen van duurzame hoogkwalitatieve overheidsdiensten in Europa”, die regelingen bevatten voor het aanbesteden van de O&O-diensten welke niet onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Die modellen blijven beschikbaar, maar deze richtlijn moet ook helpen innovatie bij aanbestedingen te bevorderen en de lidstaten helpen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Innovatie-Unie. |
(58) |
Gezien het belang van innovatie moeten de aanbestedende instanties zo vaak mogelijk worden aangemoedigd varianten toe te laten. Bijgevolg moet de aandacht van die instanties erop worden gevestigd dat er minimumeisen voor de varianten moeten worden vastgesteld alvorens wordt aangegeven dat er varianten mogen worden ingediend. |
(59) |
Als in de behoefte aan de ontwikkeling van een innovatief product of een dienst of innovatieve werken en de latere aankoop van de daaruit voortgekomen leveringen, diensten of werken niet kan worden voorzien met behulp van oplossingen die reeds beschikbaar zijn op de markt, moeten de aanbestedende instanties toegang hebben tot een specifieke aanbestedingsprocedure voor opdrachten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Deze specifieke procedure moet aanbestedende instanties in staat stellen een innovatiepartnerschap op lange termijn aan te gaan voor de ontwikkeling en vervolgens de aankoop van nieuwe, innovatieve producten, diensten of werken, zonder dat een afzonderlijke aanbestedingsprocedure voor de aankoop nodig is, mits deze innovatieve producten of diensten of innovatieve werken geleverd kunnen worden op een afgesproken kwaliteits- en kostenniveau. Het innovatiepartnerschap moet worden gebaseerd op de procedureregels die van toepassing zijn op onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging, en opdrachten worden uitsluitend op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding gegund, aangezien dit het meest geschikte criterium is om inschrijvingen voor innovatieve oplossingen te vergelijken. Zowel voor zeer grote projecten als voor kleinere innovatieve projecten dient het innovatiepartnerschap zodanig te worden gestructureerd dat het de nodige „market-pull” kan opleveren om de ontwikkeling van een innovatieve oplossing te bevorderen zonder de markt af te schermen. Aanbestedende instanties mogen daarom geen gebruikmaken van innovatiepartnerschappen om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen. In bepaalde gevallen kan de vorming van innovatiepartnerschappen met verschillende partners dergelijke effecten helpen voorkomen. |
(60) |
Uit de ervaring is gebleken dat de concurrentiegerichte dialoog, waarin is voorzien bij Richtlijn 2014/24/EU, nuttig is geweest in gevallen waarin de aanbestedende diensten niet in staat zijn te bepalen welke middelen aan hun behoeften kunnen voldoen of te beoordelen wat de markt te bieden heeft aan technische, financiële of juridische oplossingen. Dat kan met name het geval zijn bij innovatieve projecten, de uitvoering van omvangrijke geïntegreerde vervoersinfrastructuurprojecten, grote computernetwerken, of projecten met een complexe en gestructureerde financiering. De lidstaten moeten dit instrument derhalve ter beschikking van de aanbestedende instanties kunnen stellen. Waar nodig moeten de aanbestedende diensten worden aangemoedigd een projectleider aan te wijzen die zorg moet dragen voor een goede samenwerking tussen de ondernemers en de aanbestedende dienst tijdens de aanbestedingsprocedure. |
(61) |
Gelet op de schadelijke gevolgen voor de concurrentie dienen onderhandelingsprocedures zonder voorafgaande oproep tot mededinging alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden te worden gebruikt. Deze uitzondering moet worden beperkt tot gevallen waarin bekendmaking niet mogelijk is wegens dwingende spoed als gevolg van gebeurtenissen die de aanbestedende instantie niet kon voorzien en die haar niet toegerekend kunnen worden, of waarin van meet af aan duidelijk is dat bekendmaking niet tot meer concurrentie of betere aanbestedingsresultaten zal leiden, niet het minst omdat er objectief gezien slechts één ondernemer is die de opdracht kan uitvoeren. Dit is het geval met kunstwerken, waarbij het unieke karakter en de waarde van het kunstvoorwerp inherent zijn aan de identiteit van de kunstenaar. De exclusiviteit kan ook het gevolg zijn van andere redenen, maar alleen situaties van objectieve exclusiviteit kunnen het gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging rechtvaardigen, wanneer deze situatie van exclusiviteit niet door de aanbestedende instantie zelf is gecreëerd met het oog op de toekomstige aanbestedingsprocedure. Aanbestedende instanties die zich op deze uitzondering beroepen, moeten aangeven waarom er geen goede alternatieven of vervangmiddelen beschikbaar zijn, zoals het gebruik van alternatieve distributiekanalen, ook buiten de lidstaat van de aanbestedende dienst, of het in overweging nemen van functioneel vergelijkbare werken, leveringen en diensten. Indien technische redenen het exclusieve karakter bepalen, moeten zij nauwkeurig worden omschreven en per geval worden gemotiveerd. Deze redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat het voor een andere ondernemer technisch onhaalbaar is de vereiste prestaties te leveren, of dat specifieke kennis, instrumenten of middelen nodig zijn die maar één ondernemer tot zijn beschikking heeft. Technische redenen kunnen ook verband houden met specifieke interoperabiliteitseisen waaraan moet worden voldaan met het oog op het goed functioneren van de aan te besteden werken, leveringen of diensten. Ten slotte is een aanbestedingsprocedure niet zinvol voor leveringen die rechtstreeks op een grondstoffenmarkt worden aangekocht, inclusief handelsplatforms voor producten zoals landbouwproducten en grondstoffen alsmede energiebeurzen, indien de gereguleerde en onder toezicht staande multilaterale handelsstructuur automatisch marktprijzen garandeert. |
(62) |
Er moet worden verduidelijkt dat de bepalingen inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie geenszins een beletsel vormen voor openbaarmaking van de niet-vertrouwelijke onderdelen van gegunde opdrachten, met inbegrip van eventuele latere wijzigingen. |
(63) |
Elektronische informatie- en communicatiemiddelen kunnen de bekendmaking van opdrachten in aanzienlijke mate vereenvoudigen en de efficiëntie en transparantie van aanbestedingsprocedures verbeteren. Zij moeten het standaardmiddel voor communicatie en informatie-uitwisseling in aanbestedingsprocedures worden, aangezien zij de mogelijkheden van ondernemers om deel te nemen aan aanbestedingsprocedures op de hele interne markt sterk vergroten. Daartoe moeten de verzending van aankondigingen in elektronische vorm, de elektronische beschikbaarheid van de aanbestedingsdocumenten en — na een overgangsperiode van dertig maanden — een volledig elektronische communicatie, dat wil zeggen het overbrengen van informatie langs elektronische weg in alle fasen van de procedure, met inbegrip van de verzending van verzoeken om deelname en, met name, de verzending van inschrijvingen (elektronische indiening), verplicht worden gesteld. De lidstaten en de aanbestedende instanties moeten de vrijheid hebben om verder te gaan als zij dat wensen. Verduidelijkt moet ook worden dat het verplichte gebruik van elektronische communicatiemiddelen op grond van deze richtlijn niet mag betekenen dat de aanbestedende instanties de inschrijvingen elektronisch moeten verwerken, noch dat elektronische evaluatie of automatische verwerking verplicht wordt gesteld. Bovendien mag op grond van deze richtlijn voor geen enkel onderdeel van de aanbestedingsprocedure na de gunning van de opdracht, en evenmin voor de interne communicatie binnen de aanbestedende instantie, het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht worden gesteld. |
(64) |
De aanbestedende instanties dienen, behalve in bepaalde specifieke situaties, elektronische communicatiemiddelen te gebruiken die niet-discriminerend en algemeen beschikbaar alsmede interoperabel met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zijn, en mogen de toegang van ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet beperken. Het gebruik van deze communicatiemiddelen dient ook rekening te houden met de toegankelijkheid voor personen met een handicap. Verduidelijkt moet ook worden dat het verplichte gebruik van elektronische middelen in alle stadia van de aanbestedingsprocedure onwenselijk is indien voor dat gebruik niet algemeen beschikbare gespecialiseerde tools of bestandsformaten nodig zijn, of in indien de communicatie alleen met behulp van gespecialiseerde kantooruitrusting kan plaatsvinden. De aanbestedende instanties moeten derhalve in bepaalde, limitatief opgesomde, gevallen niet worden verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de inschrijvingsprocedure te eisen. Deze richtlijn bepaalt dat daartoe ook gevallen behoren waarin het gebruik van gespecialiseerde kantooruitrusting nodig is waarover de aanbestedende instanties doorgaans niet beschikken, zoals breedformaatprinters. In sommige aanbestedingsprocedures zou in de aanbestedingsstukken de indiening kunnen worden geëist van een fysiek model of een schaalmodel dat niet langs elektronische weg bij de aanbestedende instanties kan worden ingediend. Het model moet dan per post of een andere geschikte vervoerder aan de aanbestedende instanties worden toegezonden. Bepaald moet evenwel worden dat het gebruik van andere communicatiemiddelen dient te worden beperkt tot de onderdelen van de inschrijving waarvoor geen communicatie langs elektronische weg is vereist. Er moet worden verduidelijkt dat, indien zulks om technische redenen nodig is, de aanbestedende instanties een maximumgrens moeten kunnen vaststellen voor de omvang van de dossiers die kunnen worden ingediend. |
(65) |
In uitzonderlijke gevallen, waar nodig om de uiterst gevoelige aard van informatie te beschermen, moet het de aanbestedende instanties toegestaan zijn geen gebruik te maken van degelijke elektronische communicatiemiddelen. Verduidelijkt moet worden dat wanneer het gebruik van niet algemeen beschikbare elektronische instrumenten de gewenste mate van bescherming kan bieden, die elektronische instrumenten moeten worden gebruikt. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de aanbestedende instanties het gebruik van specifieke beveiligde communicatiemiddelen eisen waartoe zij toegang verlenen. |
(66) |
Uiteenlopende technische formats of uiteenlopende verwerkings- en berichtnormen kunnen een belemmering vormen voor interoperabiliteit, niet alleen in elke lidstaat, maar ook, en vooral, tussen de lidstaten. Om bijvoorbeeld deel te nemen aan een aanbestedingsprocedure waarbij het gebruik van elektronische catalogi — een gemeenschappelijk formaat voor de presentatie en organisatie van informatie voor alle gegadigden dat zich leent voor elektronische verwerking — verplicht of toegestaan is, zouden ondernemers, als gevolg van ontbrekende standaardisatie, zich genoodzaakt zien hun eigen catalogi aan te passen voor elke aanbestedingsprocedure; dit zou betekenen dat nagenoeg dezelfde informatie moet worden toegestuurd in verschillende formaten, afhankelijk van het bestek van de betrokken aanbestedende instanties. De standaardisatie van de formats van de catalogus zou derhalve de interoperabiliteit vergroten, de efficiëntie verhogen en ook tot lastenvermindering voor de ondernemers leiden. |
(67) |
Wanneer de Commissie onderzoekt of uiteenlopende technische formats of verwerkings- en berichtnormen meer interoperabel moeten worden gemaakt door specifieke normen verplicht te stellen, en welke normen dan wel moeten worden opgelegd, moet zij zo veel mogelijk rekening houden met de mening van de belanghebbenden. Ook moet worden bezien in hoeverre een bepaalde norm in de praktijk reeds is gebruikt door de ondernemers en aanbestedende instanties, en hoe goed dit heeft gewerkt. Voordat het gebruik van een bepaalde norm verplicht wordt gesteld, moet de Commissie ook zorgvuldig nagaan welke kosten daarmee gemoeid zijn, met name voor de aanpassing van bestaande oplossingen voor e-aanbestedingen, onder meer infrastructuur, processen of software. Indien de betrokken normen niet zijn ontwikkeld door een internationaal, Europees of nationaal normalisatie-instituut, moeten zij voldoen aan de voorschriften voor ICT-normen, bepaald in Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (20). |
(68) |
Vóór de vaststelling van het vereiste beveiligingsniveau voor elektronische communicatiemiddelen die in de verschillende stadia van de aanbestedingsprocedure worden gebruikt, moeten de lidstaten en de aanbestedende instanties nagaan of de eisen in verband met de correcte en betrouwbare identificatie van de afzenders van de mededeling en de integriteit van de inhoud in verhouding staan tot het risico van problemen, zoals in situaties waarin berichten worden verzonden door een andere dan de vermelde afzender. Wanneer alle andere factoren gelijk blijven, zou dit betekenen dat het vereiste beveiligingsniveau van bijvoorbeeld een e-mail waarin wordt verzocht om bevestiging van het exacte adres waar een informatievergadering zal worden gehouden niet zo hoog moet zijn als voor de inschrijving zelf, die een bindend bod is voor de ondernemer. Evenzo kan de evenredigheidstoets ertoe leiden dat lagere beveiligingseisen worden gesteld aan het opnieuw toezenden van elektronische catalogi, de indiening van inschrijvingen bij minigunningsprocedures in een raamovereenkomst of de toegang tot aanbestedingsstukken. |
(69) |
Essentiële elementen van een aanbestedingsprocedure zoals de aanbestedingsstukken, verzoeken tot deelname, blijken van belangstelling en inschrijvingen moeten weliswaar altijd schriftelijk worden ingediend, maar mondelinge communicatie met de ondernemers moet mogelijk blijven, mits de inhoud ervan voldoende gedocumenteerd wordt. Dit is nodig om voldoende transparantie te garanderen, en dus na te gaan of het beginsel van gelijke behandeling in acht is genomen. Het is met name van essentieel belang dat mondelinge communicatie met de inschrijvers die een effect kan hebben op de inhoud en beoordeling van de inschrijvingen voldoende en met passende middelen wordt gedocumenteerd, zoals door schriftelijke of auditieve registratie of samenvatting van de voornaamste elementen van de communicatie. |
(70) |
Op de aanbestedingsmarkten van de Unie komt het steeds vaker voor dat aanbestedende diensten de vraag bundelen om schaalvoordelen zoals lagere prijzen en transactiekosten te verkrijgen, en om het aanbestedingsmanagement te verbeteren en te professionaliseren. Dit kan worden bereikt door het bundelen van aankopen met betrekking tot het aantal deelnemende aanbestedende instanties of het volume en de waarde ervan in de tijd. Het samenvoegen en centraliseren van aankopen moet echter nauwlettend worden gevolgd om buitensporige concentratie van kopersmacht en collusie te voorkomen en om de transparantie en concurrentie alsmede de kansen op markttoegang voor mkb's te behouden. |
(71) |
Het gebruik van raamovereenkomsten kan in de Unie een efficiënte aanbestedingstechniek zijn; het is echter noodzakelijk de mededinging te versterken door een verbetering van de transparantie van en de toegang tot aanbestedingen door middel van raamovereenkomsten. Daarom dienen de bepalingen die op deze overeenkomsten van toepassing zijn, te worden herzien, met name door te erin te voorzien dat de gunning van op dergelijke overeenkomsten gegronde specifieke opdrachten geschiedt op basis van objectieve voorschriften en criteria, bijvoorbeeld na een minigunningsprocedure, en door de looptijd van de raamovereenkomsten te beperken. |
(72) |
Bovendien moet worden bepaald dat opdrachten op grond van een raamovereenkomst weliswaar worden gegund voor het einde van de looptijd van die raamovereenkomst, maar dat de looptijd van de afzonderlijke opdrachten bij een raamovereenkomst niet samen hoeft te vallen met de looptijd van die raamovereenkomst zelf, doch al naargelang van de behoefte korter of langer zou kunnen zijn. Met name moet het toegestaan zijn om, op grond van factoren als de voor de uitvoering benodigde tijd, de looptijd van afzonderlijke opdrachten te bepalen op basis van een raamovereenkomst wanneer het onderhoud van apparatuur met een verwachte gebruiksduur van meer dan acht jaar onder de opdracht valt of het personeel een uitgebreide opleiding nodig heeft om de opdracht te kunnen uitvoeren. Er dient ook te worden bepaald dat er zich gevallen zouden kunnen voordoen waarin de looptijd van raamovereenkomsten meer dan acht jaar mag bedragen. Die gevallen, die afdoende gemotiveerd moeten worden, met name op grond van het voorwerp van de raamovereenkomst, kunnen zich bijvoorbeeld voordoen wanneer de ondernemers over apparatuur moeten beschikken met een afschrijvingstermijn van meer dan acht jaar en die gedurende de gehele looptijd van de raamovereenkomst altijd beschikbaar moet zijn. In de specifieke context van nutsvoorzieningen die essentiële diensten voor het publiek leveren, kunnen er gevallen zijn waarin langere raamovereenkomsten en langduriger individuele opdrachten nodig zijn, bijvoorbeeld bij raamovereenkomsten die gericht zijn op het gewone en het buitengewone onderhoud van netwerken waarbij kostbare apparatuur nodig is die wordt bediend door personeel dat een zeer gespecialiseerde ad-hocopleiding heeft gekregen, gericht op de zorg voor de continuïteit van de diensten en op minimale storingen. |
(73) |
Uit de ervaring blijkt ook dat de behoefte bestaat om de regels met betrekking tot dynamische aankoopsystemen aan te passen zodat aanbestedende instanties de mogelijkheden van dat instrument volledig kunnen benutten. De systemen moeten worden vereenvoudigd; in het bijzonder is toepassing van een niet-openbare procedure nodig waardoor indicatieve inschrijving — een van de grootste belemmeringen bij de toepassing van dynamische aankoopsystemen — overbodig wordt. Elke ondernemer die een verzoek tot deelname indient en aan de selectiecriteria voldoet, moet derhalve tot de aanbestedingsprocedures in het kader van een dynamisch aankoopsysteem worden toegelaten, en wel gedurende de gehele looptijd van dat systeem. Met deze aankooptechniek kunnen de aanbestedende diensten, voor gangbare of gestandaardiseerde producten of diensten die algemeen op de markt beschikbaar zijn, kiezen uit een zeer groot aantal inschrijvingen en zodoende zorgen voor een optimale besteding van overheidsmiddelen op basis van brede mededinging. |
(74) |
Deze verzoeken tot deelname moeten in de regel binnen een maximumtermijn van tien werkdagen worden behandeld, aangezien de beoordeling van de selectiecriteria plaatsvindt op basis van de documentatie-eisen die zijn vastgesteld door de aanbestedende instanties, in voorkomend geval overeenkomstig de vereenvoudigde bepalingen van Richtlijn 2014/24/EU. Als echter eerst een dynamisch aankoopsysteem is opgezet, kunnen de aanbestedende instanties, in reactie op de eerste bekendmaking van de aankondiging van de opdracht of de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling, een zo groot aantal verzoeken om deelname ontvangen dat zij meer tijd zouden nodig hebben om de verzoeken te bestuderen. Dat moet mogelijk zijn, mits er geen specifieke aanbesteding wordt uitgeschreven voordat alle verzoeken zijn onderzocht. De aanbestedende instantie moet vrij kunnen beslissen hoe hij de verzoeken tot deelname zal bestuderen, bijvoorbeeld door dat slechts eenmaal per week te doen, mits de termijnen voor de behandeling van elk verzoek om toelating in acht worden genomen. Aanbestedende instanties die in de context van een dynamisch aankoopsysteem gebruikmaken van de uitsluitings- of selectiecriteria waarin is voorzien bij Richtlijn 2014/24/EU, moeten de desbetreffende bepalingen van die richtlijn op dezelfde manier toepassen als de aanbestedende diensten die een aankoopsysteem beheren overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU. |
(75) |
Om het mkb meer mogelijkheden te geven deel te nemen aan een grootschalig dynamisch aankoopsysteem, bijvoorbeeld een door een aankoopcentrale beheerd systeem, moet de betrokken aanbestedende dienst of aanbestedende instantie met objectief omschreven categorieën van producten, werken of diensten kunnen werken. Deze categorieën dienen nader te worden omschreven aan de hand van objectieve elementen zoals de maximaal toegestane omvang van specifieke opdrachten die binnen een categorie worden gegund, of een bepaald geografisch gebied waarin specifieke opdrachten zullen worden uitgevoerd. Als een dynamisch aankoopsysteem in categorieën is onderverdeeld, moet de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie selectiecriteria hanteren die in verhouding staan tot de kenmerken van de betrokken categorie. |
(76) |
Er moet worden verduidelijkt dat elektronische veilingen naar hun aard niet geschikt zijn voor bepaalde opdrachten voor werken en bepaalde opdrachten voor diensten die betrekking hebben op intellectuele prestaties, zoals het ontwerpen van werken, omdat elektronische veilingen alleen gebruikt mogen worden voor elementen die elektronisch en zonder tussenkomst van of beoordeling door de aanbestedende instantie geëvalueerd kunnen worden, d.w.z. alleen kwantificeerbare elementen die in cijfers of percentages uitgedrukt kunnen worden. Er moet echter ook worden bepaald dat elektronisch kan worden geveild in een procedure voor de aankoop van een bepaald intellectuele-eigendomsrecht. Voorts zij er ook aan herinnerd dat, zolang de veiling nog niet is begonnen, het de aanbestedende instanties weliswaar vrijstaat selectiecriteria toe te passen waardoor zij het aantal gegadigden of inschrijvers kunnen beperken, maar daarna mag geen verdere beperking van het aantal inschrijvers dat deelneemt aan de elektronische veiling zijn toegestaan. |
(77) |
Er worden voortdurend nieuwe elektronische aankooptechnieken zoals elektronische catalogi ontwikkeld. Elektronische catalogi zijn een format waarmee informatie voor alle deelnemende bieders op dezelfde wijze wordt gepresenteerd en georganiseerd en dat zich leent voor elektronische verwerking. Het kan bijvoorbeeld gaan om inschrijvingen in de vorm van een spreadsheet. De aanbestedende instanties moeten elektronische catalogi kunnen verlangen in alle beschikbare procedures waarin het gebruik van elektronische communicatiemiddelen is vereist. Elektronische catalogi bevorderen de mededinging en het stroomlijnen van overheidsaankopen, vooral omdat zij tijd en kosten besparen. Er moeten echter een aantal regels worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat het gebruik hiervan voldoet aan de richtlijn en de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie. Het gebruik van elektronische catalogi voor de presentatie van de inschrijvingen mag er dus niet toe leiden dat ondernemers de mogelijkheid hebben zich te beperken tot toezending van hun algemene catalogus. Ondernemers moeten verplicht blijven hun algemene catalogi aan te passen voor de specifieke aanbestedingsprocedure. Door die aanpassing bevat de catalogus die wordt ingediend in het kader van een bepaalde aanbestedingsprocedure slechts de producten, werken of diensten die naar het oordeel van de ondernemers — na grondige bestudering — overeenkomen met de eisen van de aanbestedende dienst. Daarbij dient het de ondernemers te worden toegestaan informatie uit hun algemene catalogus over te nemen, maar mogen zij niet de algemene catalogus als zodanig toezenden. Voorts moeten aanbestedende instanties — in het bijzonder als in het kader van een raamovereenkomst opnieuw tot mededinging is opgeroepen of als een dynamisch aankoopsysteem wordt gebruikt — inschrijvingen met betrekking tot bepaalde aankopen kunnen opstellen op basis van eerder toegezonden elektronische catalogi, mits er voldoende waarborgen zijn wat betreft traceerbaarheid, gelijke behandeling en voorzienbaarheid. Voor inschrijvingen die door de aanbestedende instantie zijn opgesteld, moet de betrokken ondernemer kunnen nagaan of de inschrijving geen materiële fouten bevat. Als er sprake is van materiële fouten, is de ondernemer niet gebonden door de inschrijving die de aanbestedende instantie heeft opgesteld, tenzij de fout gecorrigeerd wordt. Overeenkomstig de voorschriften inzake elektronische communicatiemiddelen moeten de aanbestedende instanties vermijden onterechte belemmeringen op te werpen voor de toegang van ondernemers tot aanbestedingsprocedures waarbij inschrijving in de vorm van een elektronische catalogus wordt vereist en de naleving van de algemene beginselen non-discriminatie en gelijke behandeling wordt gewaarborgd. |
(78) |
Gecentraliseerde aankooptechnieken worden in de meeste lidstaten steeds vaker gebruikt. Aankoopcentrales zijn belast met het verrichten van aankopen, het beheren van dynamische aankoopsystemen of het gunnen van opdrachten/het sluiten van raamovereenkomsten voor andere aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, al dan niet tegen vergoeding. De aanbestedende instanties waarvoor een raamovereenkomst is gesloten, moeten daar gebruik van kunnen maken bij individuele of herhaalde aankopen. Door de omvang van de aankopen kunnen deze technieken de concurrentie bevorderen en moeten zij bijdragen tot een professioneler overheidsaankoopbeleid. Daarom moet de Unie voorzien in een definitie van aankoopcentrales die in dienst staan van aanbestedende instanties, en moet worden bepaald dat aankoopcentrales op twee verschillende manieren werken. Allereerst moeten zij in staat zijn op te treden als groothandelaren door middel van aankoop, opslag en wederverkoop of, ten tweede, als tussenpersonen door het plaatsen van opdrachten, het beheren van dynamische aankoopsystemen of het sluiten van raamovereenkomsten die door aanbestedende instanties zullen worden gebruikt. Die rol van tussenpersoon kan in sommige gevallen worden vervuld door relevante aanbestedingsprocedures autonoom toe te passen, zonder gedetailleerde instructies van de betrokken aanbestedende instanties, in andere gevallen door relevante aanbestedingsprocedures toe te passen volgens de instructies en in naam en voor rekening van de betrokken aanbestedende instanties. Voorts dienen regels te worden vastgesteld voor de verdeling van de verantwoordelijkheid inzake de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, ook in het geval van beroepsprocedures, zoals tussen de aankoopcentrale en de aanbestedende instanties die bestellingen plaatsen bij of via de aankoopcentrale. Als de aankoopcentrale alleen verantwoordelijk is voor de afwikkeling van de aanbestedingsprocedures, moet zij ook alleen en rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de rechtmatigheid van de procedures. Een aanbestedende instantie die zich belast met bepaalde onderdelen van de procedure, bijvoorbeeld een nieuwe oproep tot mededinging volgens een raamovereenkomst of de plaatsing van individuele opdrachten op basis van een dynamisch aankoopsysteem, moet ook verder verantwoordelijk blijven tijdens de fasen waarin zij optreedt. |
(79) |
De aanbestedende instantie moet in staat worden gesteld een opdracht voor het verrichten van gecentraliseerde aankopen aan een aankoopcentrale te gunnen zonder toepassing van de in deze richtlijn vastgestelde procedures. Ook moet worden toegestaan dat deze opdrachten aanvullende aankopen omvatten. Opdrachten voor aanvullende aankopen moeten, indien zij niet door een aankoopcentrale in verband met haar centrale aankoop ten behoeve van de aanbestedende instantie worden uitgevoerd, worden gegund volgens deze richtlijn. Tevens dient erop te worden gewezen dat deze richtlijn niet van toepassing is in geval van een gecentraliseerde of aanvullende aankoop welke niet plaatsvindt in de vorm van een overeenkomst onder bezwarende titel die een aanbesteding in de zin van deze richtlijn is. |
(80) |
Aanscherping van de bepalingen inzake aankoopcentrales mag geenszins een beletsel vormen voor de bestaande praktijk van incidentele gezamenlijke aanbesteding, d.w.z. minder geïnstitutionaliseerde en systematische vormen van gezamenlijk aankopen, of voor de gevestigde praktijk waarbij gebruik wordt gemaakt van dienstverleners die de aanbestedingsprocedures voorbereiden en beheren, namens en voor rekening van een aanbestedende instantie en overeenkomstig haar instructies. Wel dienen bepaalde kenmerken van gezamenlijke aanbesteding te worden verduidelijkt vanwege de belangrijke rol die deze vorm van aanbesteden kan spelen, vooral in verband met innovatieve projecten. Gezamenlijke aanbesteding kan tal van vormen aannemen, variërend van gecoördineerde aankoop door middel van gemeenschappelijke technische specificaties voor werken, leveringen of diensten die worden aanbesteed door meerdere aanbestedende instanties, die elk een afzonderlijke aanbestedingsprocedure volgen, tot gevallen waarin de aanbestedende instanties gezamenlijk één aanbestedingsprocedure hanteren, hetzij door samen op te treden of door één aanbestedende instantie namens alle aanbestedende instanties met het beheer van de procedure te belasten. Indien verschillende aanbestedende instanties gezamenlijk één aanbestedingsprocedure hanteren, moeten zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het nakomen van hun verplichtingen op grond van deze richtlijn. Indien de aanbestedende instanties evenwel de aanbestedingsprocedure slechts op onderdelen gezamenlijk volgen, dienen zij alleen voor die onderdelen gezamenlijk verantwoordelijk te zijn. Elke aanbestedende instantie dient alleen verantwoordelijk te zijn voor de procedures of onderdelen ervan die zij zelf toepast, zoals het gunnen van een opdracht, het sluiten van een raamovereenkomst, het beheren van een dynamisch aankoopsysteem of het opnieuw tot mededinging oproepen in het kader van een raamovereenkomst. |
(81) |
Elektronische communicatiemiddelen zijn bijzonder geschikt als hulpmiddel bij gecentraliseerde aankopen, omdat zij de mogelijkheid bieden gegevens te hergebruiken en automatisch te verwerken en zo de informatie- en transactiekosten zo veel mogelijk te beperken. In eerste instantie moet daarom het gebruik van deze elektronische communicatiemiddelen door aankoopcentrales verplicht worden gesteld en moet ook praktijkafstemming in de Unie worden bevorderd. Dit moet na een overgangsperiode van dertig maanden worden gevolgd door een algemene verplichting tot gebruik van elektronische communicatiemiddelen in alle aanbestedingsprocedures. |
(82) |
Gezamenlijke aanbestedingen door aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten leveren thans specifieke juridische problemen op wegens conflicterende nationale wetgevingen. Hoewel Richtlijn 2004/17/EG grensoverschrijdende gezamenlijke opdrachten impliciet heeft toegestaan, zien aanbestedende instanties zich nog steeds voor aanzienlijke juridische en praktische problemen gesteld bij aankopen in aankoopcentrales in andere lidstaten of bij het gezamenlijk gunnen van opdrachten. Om aanbestedende instanties maximaal te laten profiteren van de mogelijkheden van de interne markt met betrekking tot schaalvoordelen en risk-benefit sharing, met name voor innovatieve projecten die meer risico’s inhouden dan redelijkerwijs door één aanbestedende instantie alleen kunnen worden gedragen, moeten deze problemen worden verholpen. Voor grensoverschrijdende gezamenlijke aanbestedingen dienen derhalve nieuwe regels te worden opgesteld die de samenwerking tussen aanbestedende instanties vergemakkelijken en de voordelen van de interne markt vergroten door grensoverschrijdende zakelijke kansen voor leveranciers en dienstverleners te creëren. Deze regels moeten de voorwaarden voor grensoverschrijdend gebruik van aankoopcentrales bepalen alsmede de toepasselijke aanbestedingswetgeving, met inbegrip van de toepasselijke wetgeving inzake rechtsmiddelen, bij grensoverschrijdende gezamenlijke procedures, in aanvulling op de collisieregels van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad (21). Daarnaast moeten aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten gezamenlijke juridische entiteiten naar nationaal of Unierecht kunnen oprichten. Voor deze vormen van gezamenlijke aanbesteding moeten specifieke regels worden vastgesteld. Aanbestedende instanties mogen evenwel geen gebruikmaken van de mogelijkheden voor grensoverschrijdende gezamenlijke aanbestedingen om in overeenstemming met het recht van de Unie dwingende publiekrechtelijke regelgeving te omzeilen die op hen van toepassing is in de lidstaat waar zij gevestigd zijn. Voorbeelden van zulke regels zouden onder meer bepalingen kunnen zijn betreffende transparantie en toegang tot documenten of specifieke eisen voor de traceerbaarheid van gevoelige leveringen. |
(83) |
De door de aankopers opgestelde technische specificaties moeten de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging en de verwezenlijking van duurzaamheidsdoelstellingen mogelijk maken. Daarom moet het mogelijk zijn inschrijvingen in te dienen waarin de diversiteit van technische oplossingen, normen en technische specificaties op de markt tot uiting komt, met inbegrip van die welke zijn opgesteld aan de hand van prestatiecriteria die zijn gerelateerd aan de levenscyclus en de duurzaamheid van het productieproces van de bewuste werken, leveringen en diensten. Bijgevolg moeten de technische specificaties zodanig worden opgesteld dat kunstmatige concurrentiebeperking, die erin bestaat eisen te stellen die een bepaalde ondernemer bevoordelen omdat zij afgestemd zijn op de hoofdkenmerken van de leveringen, diensten of werken zoals deze gewoonlijk door die ondernemer worden aangeboden, wordt voorkomen. Door de technische specificaties als functionele en prestatie-eisen te formuleren, kan deze doelstelling in het algemeen optimaal worden bereikt. Functionele en prestatie-eisen zijn ook geschikt om innovatie in aanbestedingen te stimuleren; zij moeten zo ruim mogelijk worden toegepast. Bij verwijzing naar een Europese norm, of bij gebreke daarvan naar een nationale norm, moeten inschrijvingen op basis van andere gelijkwaardige oplossingen die voldoen aan de voorschriften van de aanbestedende instanties en die qua veiligheid gelijkwaardig zijn, door de aanbestedende instanties in overweging worden genomen. Het is aan de ondernemer om het bewijs te leveren van gelijkwaardigheid aan het gevraagde keurmerk. De inschrijvers moeten kunnen worden verplicht de gelijkwaardigheid te staven met door derden geverifieerde bewijsmiddelen. Andere passende bewijsmiddelen zoals een technisch dossier van de fabrikant moeten echter ook worden aanvaard als de betrokken ondernemer geen toegang heeft tot dergelijke certificaten of testverslagen, of deze niet binnen de toepasselijke termijnen kan verkrijgen, mits de betrokken ondernemer hierbij aantoont dat de werken, leveringen of diensten voldoen aan de eisen of criteria die zijn vastgelegd in de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden. |
(84) |
Voor alle aanbestedingen die bedoeld zijn voor gebruik door personen, hetzij het brede publiek hetzij het personeel van de aanbestedende dienst, moeten de aanbestedende instanties de technische specificaties zo vaststellen dat ook toegankelijkheid voor personen met een handicap of geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers als criterium worden meegenomen, behoudens naar behoren gemotiveerde uitzonderingen. |
(85) |
Aanbestedende instanties die werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken wensen aan te kopen, moeten daarvoor kunnen verwijzen naar specifieke keurmerken, zoals het Europese milieukeurmerk, (multi)nationale milieukeurmerken of andere keurmerken, op voorwaarde dat de voorschriften voor het keurmerk verband houden met het voorwerp van de opdracht, zoals de beschrijving van het product en de presentatie ervan, waaronder verpakkingsvoorschriften. Voorts is het belangrijk dat deze voorschriften worden omschreven en vastgesteld op basis van objectief controleerbare criteria, volgens een procedure waaraan belanghebbenden, zoals overheidsinstanties, consumenten, fabrikanten, distributeurs en milieuorganisaties kunnen deelnemen, en dat het keurmerk toegankelijk en beschikbaar is voor alle betrokken partijen. Verduidelijkt moet worden dat publieke of private instanties, bedrijven, of alle vormen van niet-gouvernementele organisaties (organisaties die geen deel uitmaken van de overheid en geen gewone winstgerichte bedrijven zijn) mogelijke belanghebbenden zijn. Ook moet worden verduidelijkt dat specifieke nationale of overheidsinstanties of -organisaties betrokken kunnen worden bij het opstellen van keurmerkeisen die bij overheidsaanbestedingen kunnen worden gehanteerd, zonder dat dit betekent dat die instanties of organisaties niet meer als derde worden gezien. Verwijzingen naar keurmerken zouden niet innovatiebelemmerend mogen werken. |
(86) |
Bij het opstellen van technische specificaties moeten de aanbestedende instanties rekening houden met de uit het Unierecht voortvloeiende eisen op het gebied van gegevensbescherming, met name wat de ontwerpeisen voor de verwerking van persoonsgegevens betreft (privacy by design). |
(87) |
Aanbestedingen moeten worden aangepast aan de behoeften van het mkb. De aanbestedende instanties moeten worden aangemoedigd gebruik te maken van de code van beste praktijken die is gedefinieerd in het werkdocument van de diensten van de Commissie van 25 juni 2008 met als titel „Europese code voor beste praktijken bij het faciliteren van toegang tot overheidsaanbestedingen voor het mkb”. Daarin is aangegeven hoe het kader op het gebied van aanbestedingen op zodanige wijze kan worden toegepast dat het mkb makkelijker aan aanbestedingen kan deelnemen. Daartoe dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat opdrachten in percelen kunnen worden opgedeeld. Deze verdeling zou op kwantitatieve basis kunnen geschieden, zodat de omvang van de afzonderlijke opdrachten beter wordt afgestemd op de capaciteit van het mkb, dan wel kwalitatief — naargelang van de vereiste vakkennis of specialisatie — zodat de verschillende opdrachten inhoudelijk beter worden toegesneden op de specialisaties binnen het mkb of op de verschillende vervolgfasen van het project. De omvang en inhoud van de percelen dient vrij te worden bepaald door de aanbestedende instantie, die, conform de desbetreffende voorschriften inzake de berekening van de geraamde waarde van de aanbesteding, ook een gedeelte van de percelen moet kunnen gunnen zonder toepassing van de procedures van deze richtlijn. De lidstaten moeten naar eigen goeddunken kunnen blijven streven naar verdere vereenvoudiging van de deelname van kleine en middelgrote ondernemingen aan de markt voor overheidsopdrachten, door een verplichting in te voeren om te overwegen of opsplitsing van opdrachten zinvol is voor kleinere opdrachten, door van de aanbestedende instanties een motivering te verlangen voor een besluit opdrachten niet te splitsen, of door splitsing onder bepaalde voorwaarden verplicht te stellen. Met dat doel voor ogen moet het de lidstaten ook vrijstaan te voorzien in mechanismen voor rechtstreekse betaling aan onderaannemers. |
(88) |
In geval van splitsing van een opdracht, moeten de aanbestedende instanties, bijvoorbeeld om de concurrentie veilig te stellen of met het oog op de betrouwbaarheid van de levering, het aantal percelen waarvoor een ondernemer kan inschrijven, kunnen beperken; ook moeten zij het aantal percelen dat aan één inschrijver kan worden toegekend, kunnen beperken. Indien de aanbestedende instanties echter verplicht worden de opdracht in percelen te gunnen, zelfs indien dat aanmerkelijk minder voordelige oplossingen zou opleveren dan bij gezamenlijke gunning van alle of meerdere percelen, kan dit ertoe leiden dat het doel van betere toegang van het mkb tot overheidsopdrachten moeilijker haalbaar wordt. Wanneer vooraf duidelijk is aangegeven dat deze mogelijkheid bestaat, moeten de aanbestedende instanties een vergelijkende beoordeling van de inschrijvingen kunnen uitvoeren om uit te maken of de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver voor een specifieke combinatie van percelen wordt ingediend, als geheel genomen, beter aan de overeenkomstig deze richtlijn vastgestelde gunningscriteria met betrekking tot deze percelen voldoen dan inschrijvingen voor ieder perceel afzonderlijk. Is dat het geval, dan moet het de aanbestedende instantie toegestaan zijn een opdracht aan de betrokken inschrijver te gunnen voor alle percelen gezamenlijk. Duidelijk moet zijn dat de aanbestedende instanties bij het uitvoeren van de vergelijkende beoordeling eerst moeten uitmaken welke inschrijvingen het beste aan de vastgestelde gunningscriteria voor ieder perceel voldoen, en die vervolgens dienen te vergelijken met de inschrijvingen die door een bepaalde inschrijver zijn gedaan voor een specifieke combinatie van percelen, als geheel genomen. |
(89) |
Om de procedures sneller en efficiënter te laten verlopen, moeten de termijnen voor deelname aan aanbestedingsprocedures zo kort mogelijk worden gehouden, zonder dat dit onnodige belemmeringen opwerpt voor ondernemers uit de interne markt, met name mkb's. Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en van aanvragen tot deelname, moeten de aanbestedende instanties met name rekening houden met de complexiteit van de opdracht en met de voor het opstellen van de inschrijvingen benodigde tijd, zelfs als daarvoor termijnen moeten worden bepaald die langer zijn dan de minima op grond van deze richtlijn. Gebruik van elektronische informatie- en communicatiemiddelen, in het bijzonder volledige elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken en elektronische verzending van berichten aan ondernemers, inschrijvers en gegadigden, leidt anderzijds tot meer transparantie, en tot tijdsbesparing. Bijgevolg dienen de minimumtermijnen te worden verkort conform de regels van de GPA-overeenkomst, mits deze termijnen verenigbaar zijn met de specifieke verzendingsmethoden die in de Unie worden toegepast. Tevens moeten de aanbestedende instanties de termijnen voor ontvangst van inschrijvingen in het kader van openbare procedures verder kunnen verkorten in de gevallen waarin vanwege de urgentie de normale termijnen in openbare procedures niet haalbaar zijn, maar een openbare procedure met verkorte termijn niet onmogelijk is. Alleen in buitengewone gevallen van dwingende spoed, waarin door gebeurtenissen die de betrokken aanbestedende instantie niet kon voorzien en die haar niet kunnen worden toegerekend, een normale procedure, zelfs met kortere termijnen, niet haalbaar is, moet de aanbestedende instantie, voor zover strikt noodzakelijk, opdrachten kunnen gunnen via de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging. Dit kan het geval zijn bij natuurrampen waarbij onmiddellijke actie noodzakelijk is. |
(90) |
Omdat ondernemers voldoende tijd moeten krijgen om inschrijvingen op te stellen die aan de eisen voldoen, dient te worden bepaald dat verlenging van de oorspronkelijke termijnen voor die inschrijvingen mogelijk is. Dat dient met name het geval te zijn indien in de aanbestedingsstukken significante wijzigingen zijn aangebracht. Ook moet worden vermeld dat onder significante wijzigingen in dit verband moet worden verstaan wijzigingen, met name in de technische specificaties, die ertoe leiden dat ondernemers meer tijd nodig hebben om deze goed te begrijpen en de nodige voorzieningen te treffen. Duidelijk moet echter zijn dat die wijzigingen niet zo ingrijpend mogen zijn dat toelating van andere gegadigden dan de oorspronkelijk geselecteerde mogelijk was geweest, of dat meer marktpartijen aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben deelgenomen. Dat zou met name het geval kunnen zijn indien de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst zoals die in de aanbestedingsstukken is weergegeven, wezenlijk is gewijzigd. |
(91) |
Bepaald moet worden dat de informatie over sommige beslissingen tijdens een aanbestedingsprocedure, inclusief de beslissing om van gunning van de opdracht of van sluiting van een raamovereenkomst af te zien, moet worden verstuurd door de aanbestedende instanties, zonder dat de gegadigde of inschrijver om die informatie hoeft te verzoeken. Tevens dient erop te worden gewezen dat Richtlijn 92/13/EEG van de Raad (22) de aanbestedende instanties ertoe verplicht de gegadigde of inschrijver, eveneens zonder dat deze erom hoeft te verzoeken, in het kort mee te delen op welke gronden bepaalde essentiële beslissingen tijdens de aanbestedingsprocedure zijn genomen. Tot slot moet duidelijk worden gemaakt dat de gegadigden en inschrijvers nadere informatie over die gronden moeten kunnen vragen, en dat de aanbestedende instanties die informatie, tenzij er ernstige redenen zijn om dit te weigeren, moeten verstrekken. Deze bezwaren moeten in deze richtlijn worden vermeld. Met het oog op de vereiste transparantie van een aanbestedingsprocedure met onderhandeling en dialoog met de inschrijvers, moeten inschrijvers die een aanvaardbare inschrijving hebben ingediend, ook in de gelegenheid worden gesteld om informatie te vragen over het verloop en de voortgang van de procedure, tenzij er ernstige redenen zijn om dit niet te doen. |
(92) |
Voor zover dit in overeenstemming is met het streven naar correcte handelspraktijken en ruimte wordt gelaten voor de grootst mogelijke soepelheid, moet worden voorzien in toepassing van Richtlijn 2014/24/EU inzake aanbestedingen waar deze betrekking heeft op voorschriften inzake economische en financiële draagkracht en bewijsstukken. Aanbestedende instanties moeten daarom de selectiecriteria waarin die richtlijn voorziet, kunnen toepassen en in dat geval worden verplicht bepaalde andere bepalingen toe te passen die met name betrekking hebben op het beperken van de vereiste minimumomzet en het gebruik van het Uniform Europees Aanbestedingsdocument. |
(93) |
Aanbestedende instanties moeten kunnen verlangen dat maatregelen of systemen voor milieubeheer worden toegepast tijdens de uitvoering van een opdracht. Milieubeheersystemen kunnen uitwijzen of een ondernemer over de technische capaciteit beschikt om de opdracht uit te voeren, ongeacht of deze geregistreerd zijn krachtens instrumenten van de Unie zoals Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad (23). Een beschrijving van de maatregelen die de ondernemer neemt om hetzelfde niveau van milieubescherming te waarborgen, dient te worden aanvaard als bewijs in plaats van de milieubeheersystemen, wanneer de betrokken ondernemer geen toegang heeft tot dergelijke systemen of deze niet kan verkrijgen binnen de toepasselijke termijnen. |
(94) |
Het begrip gunningscriterium is een sleutelbegrip in deze richtlijn. De desbetreffende bepalingen dienen dan ook zo eenvoudig en uniform mogelijk te zijn. Dat kan worden bereikt door de term „economisch meest voordelige inschrijving” als overkoepelend concept te gebruiken. Als winnende inschrijving moet namelijk uiteindelijk altijd de volgens de afzonderlijke aanbestedende instantie economisch beste oplossing worden gekozen. Om verwarring te voorkomen met het gunningscriterium dat thans in de Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG wordt aangeduid als „economisch meest voordelige inschrijving”, dient een andere term voor dat begrip te worden gebruikt, namelijk „beste prijs-kwaliteitsverhouding”. Deze term moet bijgevolg worden uitgelegd overeenkomstig de rechtspraak over genoemde richtlijnen, behalve wanneer in de onderhavige richtlijn duidelijk een wezenlijk andere interpretatie wordt gegeven. |
(95) |
Om tot een objectieve vergelijking van de relatieve waarde van de inschrijvingen te kunnen komen en aldus, onder omstandigheden van effectieve mededinging, te kunnen bepalen welke inschrijving de economisch meest voordelige is, dient de gunning van de opdracht te geschieden op basis van objectieve criteria die garanderen dat de beginselen transparantie, non-discriminatie en gelijke behandeling in acht worden genomen. Uitdrukkelijk moet worden bepaald dat bij het vaststellen van de economisch meest voordelige inschrijving de beste prijs-kwaliteitsverhouding bepalend is; deze moet altijd een prijs- of kostenelement bevatten. Tevens moet worden verduidelijkt dat de economisch meest voordelige inschrijving ook alleen op basis van de prijs of de kosteneffectiviteit kan worden vastgesteld. Er zij voorts aan herinnerd dat het de aanbestedende instanties vrijstaat passende kwaliteitsnormen vast te stellen door middel van technische specificaties of contractvoorwaarden. Om te bevorderen dat bij aanbestedingen meer op kwaliteit wordt ingezet, moeten de lidstaten, als zij het nodig achten, het bepalen van de economisch voordeligste inschrijving op basis van alleen de prijs of alleen de kosten, kunnen verbieden of beperken. Om te garanderen dat bij de gunning het beginsel van gelijke behandeling in acht wordt genomen, moet de aanbestedende instantie worden verplicht de nodige transparantie te betrachten, zodat iedere inschrijver redelijkerwijs kennis kan nemen van de criteria en regelingen die bij de gunning van de opdracht zullen worden toegepast. De aanbestedende instantie moet daarom worden verplicht de gunningscriteria en hun relatieve gewicht aan te geven. De aanbestedende instantie moet echter, mits deugdelijk gemotiveerd, kunnen afwijken van de verplichting tot vermelding van het relatieve gewicht van de criteria, indien het relatieve gewicht met name wegens de complexiteit van de opdracht niet vooraf te bepalen is. In die gevallen moet zij de criteria in volgorde van afnemende belangrijkheid vermelden. |
(96) |
Ingevolge artikel 11 VWEU moeten eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd in de omschrijving en uitvoering van het beleid en het optreden van de Unie, in het bijzonder met het oog op het bevorderen van duurzame ontwikkeling. In deze richtlijn wordt aangegeven hoe de aanbestedende instanties tot de bescherming van het milieu en het bevorderen van duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen, met de verzekering dat zij voor hun opdrachten tegelijk de beste prijs-kwaliteitsverhouding kunnen verkrijgen. |
(97) |
Bij het streven naar de beste prijs-kwaliteitsverhouding moeten de aanbestedende instanties bepalen welke economische en kwalitatieve criteria in verband met het voorwerp van het contract zij zullen aanleggen om te bepalen welke inschrijving vanuit hun oogpunt de economisch meest voordelige is. Deze criteria moeten dus een vergelijkende beoordeling van het prestatieniveau van iedere inschrijving mogelijk maken met betrekking tot het voorwerp van de opdracht, zoals omschreven in de technische specificaties. Met betrekking tot de beste prijs-kwaliteitsverhouding, is in deze richtlijn een niet-uitputtende lijst van mogelijke gunningscriteria opgenomen. De aanbestedende instanties moeten worden aangemoedigd gunningscriteria te kiezen waarmee zij werken, leveringen en diensten van hoge kwaliteit kunnen verwerven die optimaal aansluiten op hun behoeften. De gekozen gunningscriteria mogen de aanbestedende instantie geen onbeperkte vrijheid geven en moeten ervoor zorgen dat effectieve en eerlijke mededinging mogelijk blijft; zij moeten dus vergezeld gaan van regelingen op basis waarvan de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk kan worden gecontroleerd. Om te kunnen bepalen welke inschrijving de economisch voordeligste is, mag het besluit tot gunning van de opdracht niet uitsluitend gebaseerd zijn op andere dan kostengerelateerde criteria. De kwalitatieve criteria moeten derhalve gepaard gaan met een kostencriterium dat, naar keuze van de aanbestedende instantie, ofwel de prijs of een op kosteneffectiviteit gebaseerde maatstaf zoals de levenscycluskosten kan zijn. De gunningscriteria laten evenwel de toepassing van nationale bepalingen tot vaststelling van de beloning voor bepaalde diensten of tot vaststelling van vaste prijzen voor bepaalde leveringen onverlet. |
(98) |
Wanneer in nationale bepalingen is voorgeschreven dat bepaalde diensten worden beloond, of voor bepaalde leveringen vaste prijzen worden vastgesteld, dient te worden bepaald dat het mogelijk blijft de prijs-kwaliteitsverhouding volgens andere criteria dan alleen prijs of beloning te beoordelen. Afhankelijk van de dienst of het product in kwestie, kunnen daarvoor als criteria onder meer leverings- en betalingsvoorwaarden gelden, dienst na verkoop (bv. de mate waarin advies wordt verstrekt of vervangende producten of diensten geleverd worden), milieu- of sociale aspecten (bv. of de boeken gedrukt zijn op recycleerbaar papier of op papier van duurzaam hout, de kosten voor externe milieueffecten, bevordering van de sociale integratie van kwetsbare groepen onder de werknemers die de opdracht uitvoeren). Gelet op de talrijke mogelijkheden om de prijs-kwaliteitsverhouding te beoordelen aan de hand van essentiële criteria, moet loting als enig middel voor de gunning van de opdracht worden vermeden. |
(99) |
Ingeval de kwaliteit van het personeel van betekenis is voor het prestatieniveau van de opdracht, moet de aanbestedende instantie de organisatie, kwalificatie en ervaring van het bij de uitvoering van de opdracht betrokken personeel als gunningscriterium kunnen hanteren, aangezien deze van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de uitvoering van de opdracht en daarmee ook op de economische waarde van de inschrijving. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de uitvoering van contracten voor intellectuele diensten, zoals adviesverlening of architectuurdiensten. Aanbestedende instanties die van deze mogelijkheid gebruikmaken, dienen er met passende contractuele middelen voor te zorgen dat het personeel dat de opdracht moet uitvoeren, daadwerkelijk voldoet aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen en alleen kan worden vervangen met toestemming van de aanbestedende instantie, die zich ervan vergewist dat nieuwe personeelsleden een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben. |
(100) |
Met het oog op de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei is het uiterst belangrijk het potentieel van aanbestedingen volledig te benutten. In dit verband zij eraan herinnerd dat aanbestedingen een cruciale motor vormen achter innovatie, die van groot belang is voor de toekomstige groei in Europa. Gezien de grote verschillen tussen sectoren en markten zou het echter niet raadzaam zijn algemene verplichtingen voor ecologisch en sociaal verantwoorde en innovatieve aanbestedingen vast te stellen. De wetgever van de Unie heeft reeds dwingende aanbestedingsvoorschriften opgesteld voor het nastreven van bepaalde doelen in de sector van de wegvoertuigen (Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad (24)) en de kantoorapparatuur (Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad (25)). Ook is grote vooruitgang geboekt bij het definiëren van gemeenschappelijke methoden voor de berekening van levenscycluskosten. Het is derhalve raadzaam op de ingeslagen weg voort te gaan en bindende doelstellingen en streefcijfers vast te stellen in sectorspecifieke wetgeving, volgens de sectorale beleidskeuzen en omstandigheden, en de ontwikkeling en het gebruik van Europese methoden van levenscycluskostenberekening te bevorderen als verdere aanzet tot de aanwending van aanbestedingen met het oog op duurzame groei. |
(101) |
Deze sectorspecifieke maatregelen moeten worden aangevuld door aanpassing van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG, zodat aanbestedende instanties de bevoegdheid krijgen in hun aankoopstrategieën de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei na te streven. Derhalve dient duidelijk te worden gemaakt dat, behalve wanneer de prijs het enige beoordelingscriterium is, de aanbestedende instanties de economisch meest voordelige inschrijving en de laagste prijs kunnen bepalen door berekening van de levenscycluskosten. Het begrip levenscycluskosten omvat alle kosten binnen de levenscyclus van een werk, levering of dienst. Dit behelst de interne kosten, bijvoorbeeld voor benodigde research, ontwikkeling, productie, vervoer, gebruik, onderhoud en verwijdering, maar kan ook kosten omvatten die toe te schrijven zijn aan externe milieueffecten, zoals verontreiniging veroorzaakt door de winning van de in het product verwerkte grondstoffen, door het product zelf of bij de productie ervan, mits deze in geld uitgedrukt en gecontroleerd kunnen worden. De methoden die aanbestedende instanties gebruiken voor de raming van aan externe milieueffecten toe te schrijven kosten moeten vooraf op een objectieve en niet-discriminerende manier worden gekozen en voor alle betrokken partijen toegankelijk zijn. Deze methoden kunnen nationaal, regionaal of lokaal worden vastgesteld; om vervalsing van de mededinging door maatwerk te voorkomen, moeten zij echter algemeen van opzet blijven, in die zin dat zij niet specifiek voor een bepaalde openbareaanbestedingsprocedure bedoeld mogen zijn. Op het niveau van de Unie moeten gemeenschappelijke methoden worden ontwikkeld voor de berekening van levenscycluskosten voor specifieke categorieën van leveringen of diensten. Wanneer deze gemeenschappelijke methoden zijn ontwikkeld, moet het gebruik ervan verplicht worden gesteld. Voorts moet worden nagegaan of gemeenschappelijke methoden inzake de sociale levenscycluskosten haalbaar zijn, rekening houdend met de bestaande methoden als de Guidelines for Social Life Cycle Assessment of Products die zijn vastgesteld in het kader van het milieuprogramma van de Verenigde Naties. |
(102) |
Voorts moet de aanbestedende instantie, met het oog op een betere integratie van de sociale en milieucriteria in de aanbestedingsprocedures, met betrekking tot de werken, leveringen of diensten in het kader van de opdracht, in ieder opzicht en in elk stadium van de levenscyclus, van de winning van grondstoffen voor het product tot de verwijdering van het product, gunningscriteria of contractvoorwaarden kunnen hanteren, waaronder factoren die verband houden met het specifieke proces van productie, verrichting of verhandeling en de voorwaarden daarvoor, of met een specifiek proces in een later stadium van de levenscyclus, zelfs als deze factoren niet tot de materiële essentie van het werk, de levering of de dienst behoren. Criteria en voorwaarden voor een dergelijk productie- of verrichtingsproces zijn bijvoorbeeld dat bij de vervaardiging van de aangekochte producten geen toxische chemische stoffen zijn gebruikt, of dat de aangekochte diensten worden verricht met gebruikmaking van energie-efficiënte machines. Conform de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie omvat dit ook gunningscriteria of contractvoorwaarden betreffende de levering of het gebruik van fair-tradeproducten tijdens de uitvoering van de te gunnen opdracht. De contractvoorwaarden die te maken hebben met milieuoverwegingen kunnen onder meer de levering, verpakking en afdanking van de producten betreffen, en als het gaat om opdrachten voor werken of diensten, afvalreductie of efficiënt hulpbronnengebruik. De voorwaarde dat er een verband met het voorwerp van de opdracht moet zijn, sluit echter criteria en voorwaarden uit met betrekking tot algemeen ondernemingsbeleid, die immers niet kunnen worden beschouwd als een factor welke kenmerkend is voor het specifieke productie- of verrichtingsproces van de aangekochte werken, leveringen, of diensten. De aanbestedende instantie mag derhalve niet als voorwaarde kunnen stellen dat de inschrijver een beleid van maatschappelijk en ecologisch verantwoord ondernemen voert. |
(103) |
Het is van essentieel belang dat gunningscriteria of contractvoorwaarden betreffende sociale aspecten van het productieproces betrekking hebben op de werken, leveringen of diensten die met de opdracht worden beoogd. Voorts dienen zij te worden toegepast in overeenstemming met Richtlijn 96/71/EG, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, en mogen zij niet worden gekozen of toegepast op een wijze die direct of indirect discriminerend is ten aanzien van ondernemers uit andere lidstaten of uit derde landen die partij zijn bij de GPA-overeenkomst of bij vrijhandelsakkoorden waarbij ook de Unie partij is. Eisen betreffende de essentiële arbeidsvoorwaarden die zijn geregeld bij Richtlijn 96/71/EG, zoals minimumlonen, moeten dus op het niveau blijven dat is vastgesteld in nationale wetgeving of in collectieve arbeidsovereenkomsten die overeenkomstig het Unierecht in het kader van die richtlijn worden toegepast. De contractvoorwaarden kunnen voorts de bevordering beogen van de gelijkheid van mannen en vrouwen op het werk, een hogere arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, het combineren van werk en privéleven, milieubescherming en dierenwelzijn, de inhoudelijke naleving van de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), en het werven van meer kansarmen dan op grond van de nationale wetgeving is vereist. |
(104) |
Maatregelen ter bescherming van de gezondheid van het bij het productieproces betrokken personeel, of ter bevordering van de sociale integratie van kansarmen of leden van kwetsbare groepen onder de personen die zijn aangewezen om de opdracht uit te voeren of om vaardigheden voor de opdracht te verwerven, kunnen eveneens tot de gunningscriteria of de contractvoorwaarden behoren, mits zij betrekking hebben op de werken, leveringen of diensten in het kader van de opdracht. Deze criteria of voorwaarden kunnen onder meer betrekking hebben op het in dienst nemen van langdurig werklozen en de implementatie van opleidingsmaatregelen voor werklozen en jongeren tijdens de uitvoering van de te gunnen opdracht. In de technische specificaties kunnen de aanbestedende instanties sociale eisen opnemen die direct kenmerkend zijn voor het product of de dienst, zoals toegankelijkheid voor personen met een handicap of geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers. |
(105) |
Overheidsopdrachten mogen niet worden gegund aan ondernemers die hebben deelgenomen aan een criminele organisatie of die zich schuldig hebben gemaakt aan omkoping, fraude ten nadele van de financiële belangen van de Unie, terroristische misdrijven, witwassen of terrorismefinanciering. Het niet betalen van belastingen of socialezekerheidsbijdragen moet ook leiden tot verplichte uitsluiting op het niveau van de Unie. De lidstaten moeten echter kunnen voorzien in een afwijking van deze verplichte uitsluitingen in buitengewone gevallen waarin de gunning van de opdracht om dwingende redenen van algemeen belang onontbeerlijk is, bijvoorbeeld als er dringend behoefte is aan vaccins of nooduitrusting die alleen geleverd kan worden door een ondernemer op wie een van de verplichte gevallen van uitsluiting anderszins van toepassing is. Aangezien het mogelijk is dat aanbestedende instanties die geen aanbestedende diensten zijn, geen toegang hebben tot onweerlegbaar bewijsmateriaal ter zake, moet hun de keuze worden gelaten de uitsluitingscriteria van Richtlijn 2014/24/EU al dan niet toe te passen. De verplichting tot toepassing van artikel 57, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/24/EU moet derhalve worden beperkt tot aanbestedende instanties die aanbestedende diensten zijn. |
(106) |
De aanbestedende instanties moet verder de mogelijkheid worden geboden ondernemers uit te sluiten die onbetrouwbaar zijn gebleken, bijvoorbeeld wegens schending van milieu- of sociale verplichtingen, met inbegrip van regels inzake de toegankelijkheid voor gehandicapten of wegens andere ernstige beroepsfouten, zoals schending van de mededingingsregels of van de intellectuele-eigendomsrechten. Verduidelijkt moet worden dat een ernstige fout de integriteit van de ondernemer kan aantasten en ertoe kan leiden dat hij niet meer in aanmerking komt voor het plaatsen van een overheidsopdracht, ook al beschikt hij over de technische bekwaamheid en de economische draagkracht om de opdracht uit te voeren. Aangezien de aanbestedende instantie aansprakelijk zal zijn voor de gevolgen van een eventuele foute beslissing, moet zij tevens naar eigen inzicht kunnen blijven beoordelen hoeverre er sprake is van een ernstige fout, ingeval zij, voordat bij definitief, bindend besluit is vastgesteld dat er verplichte uitsluitingsgronden voorhanden zijn, met elk passend middel kan aantonen dat de ondernemer zijn verplichtingen heeft geschonden, waaronder de verplichtingen in verband met de betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen, tenzij in het nationale recht anders is bepaald. Zij moet voorts gegadigden of inschrijvers kunnen uitsluiten die zich bij eerdere overheidsopdrachten of opdrachten met andere aanbestedende instanties schuldig hebben gemaakt aan grove wanprestatie, bijvoorbeeld niet-levering of niet-uitvoering, levering of uitvoering met grote gebreken die het product of de dienst onbruikbaar maken voor het beoogde doel, en wangedrag dat ernstige twijfel doet rijzen aan de betrouwbaarheid van de ondernemer. Het nationale recht dient in een maximumtermijn voor deze uitsluitingen te voorzien. Bij het hanteren van facultatieve uitsluitingsgronden, moet bijzondere aandacht worden geschonken aan het proportionaliteitsbeginsel. Kleine onregelmatigheden mogen slechts in uitzonderlijke omstandigheden tot de uitsluiting van een ondernemer leiden. Doen zich echter herhaaldelijk kleine onregelmatigheden voor, kan dit twijfel doen rijzen over de betrouwbaarheid van de ondernemer en reden tot uitsluiting zijn. |
(107) |
Wanneer aanbestedende instanties de verplichting hebben of ervoor kiezen deze uitsluitingscriteria toe te passen, moeten zij toepassing geven aan Richtlijn 2014/24/EU, volgens welke ondernemers handhavingsmaatregelen kunnen nemen om de gevolgen van misdrijven of fouten te verhelpen en nieuwe gevallen van wangedrag daadwerkelijk te voorkomen. |
(108) |
Inschrijvingen die abnormaal laag worden bevonden in verhouding tot de werken, leveringen of diensten, kunnen gebaseerd zijn op technisch, economisch of wettelijk ondeugdelijke veronderstellingen of praktijken. Indien de inschrijver niet voldoende uitleg kan verschaffen, moet de aanbestedende instantie het recht hebben de inschrijving af te wijzen. De aanbestedende instantie is verplicht de inschrijving af te wijzen indien zij heeft vastgesteld dat de abnormaal lage prijzen of kosten het gevolg zijn van niet-nakoming van dwingende sociaal-, arbeids- of milieurechtelijke voorschriften van het Unierecht, van met het Unierecht verenigbare voorschriften van nationaal recht, of van internationale arbeidsrechtelijke voorschriften. |
(109) |
De contractvoorwaarden zijn specifieke voorschriften betreffende de uitvoering van de opdracht. In tegenstelling tot de gunningscriteria, die de basis vormen voor een vergelijkende beoordeling van de kwaliteit van de inschrijvingen, zijn de contractvoorwaarden vaste, objectieve eisen die niet van invloed zijn op de beoordeling van de inschrijvingen. De contractvoorwaarden moeten met deze richtlijn verenigbaar zijn indien zij niet direct of indirect discriminerend zijn en verband houden met het voorwerp van de opdracht, dat alle factoren omvat die te maken hebben met het specifieke proces van productie, verrichting of verkoop. Daartoe behoren de voorwaarden betreffende het uitvoeringsproces van de opdracht, maar niet de eisen met betrekking tot algemeen ondernemingsbeleid. |
(110) |
Het is van belang dat de bevoegde nationale instanties, zoals arbeidsinspecties of milieubeschermingsagentschappen, binnen hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, er door passende maatregelen zorg voor dragen dat onderaannemers de op grond van Unierecht, nationaal recht, collectieve overeenkomsten of de in deze richtlijn genoemde internationale milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijke bepalingen vastgestelde verplichtingen op milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijk gebied naleven, mits die voorschriften, en hun toepassing, in overeenstemming zijn met het Unierecht. Ook dient te worden gezorgd voor enige mate van transparantie van de onderaanbesteding, omdat de aanbestedende instanties dan weten wie aanwezig is op bouwplaatsen waar te hunnen behoeve werken worden uitgevoerd, of welke ondernemingen diensten verrichten in of aan gebouwen, infrastructuur of zones, zoals stadhuizen, gemeentescholen, sportvoorzieningen, havens of autowegen, waarvoor de aanbestedende instanties verantwoordelijk zijn of waar zij rechtstreeks toezicht op uitoefenen. Bepaald moet worden dat de verplichting om de vereiste informatie te verstrekken in ieder geval op de hoofdaannemer rust, ofwel op grond van specifieke clausules die iedere aanbestedende instantie moet opnemen in de aanbestedingsprocedures, of op grond van verplichtingen die de lidstaten via algemeen toepasselijke bepalingen aan hoofdaannemers moeten opleggen. Er moet worden verduidelijkt dat de voorwaarden omtrent het doen naleven van de verplichtingen op milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijk gebied die zijn vastgesteld op grond van Unierecht, nationaal recht, collectieve overeenkomsten en de in deze richtlijn genoemde internationale milieu-, en sociaal- of arbeidsrechtelijke bepalingen, toepassing moeten vinden wanneer het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling van hoofdelijke aansprakelijkheid tussen onderaannemers en de hoofdaannemer. Voorts moet uitdrukkelijk worden bepaald dat lidstaten verder moeten kunnen gaan, bijvoorbeeld door de transparantieverplichtingen uit te breiden, door rechtstreekse betaling aan onderaannemers toe te staan, of door toe te laten of te eisen dat de aanbestedende diensten nagaan of onderaannemers zich niet in een van de situaties bevinden waarin uitsluiting van ondernemers gerechtvaardigd is. Bij toepassing van die maatregelen op onderaannemers, moet worden gezorgd voor samenhang met de op hoofdaannemers toepasselijke bepalingen, zodat aan het bestaan van verplichte uitsluitingsgronden de eis wordt gekoppeld dat de hoofdaannemer de betrokken onderaannemer door een andere onderaannemer vervangt. Er moet worden bepaald dat de aanbestedende diensten, wanneer bij controle blijkt dat er niet-verplichte uitsluitingsgronden aanwezig zijn, om vervanging van de onderaannemer kunnen verzoeken. Wel moet ook uitdrukkelijk worden bepaald dat de aanbestedende diensten kunnen worden verplicht de vervanging van de betrokken onderaannemer te eisen wanneer de uitsluiting van de hoofdaannemer in dergelijke gevallen verplicht zou zijn. Ook moet uitdrukkelijk worden voorgeschreven dat het de lidstaten vrijstaat om op grond van hun nationale recht in strengere aansprakelijkheidsregels te voorzien, of verder te gaan inzake rechtstreekse betalingen aan onderaannemers. |
(111) |
Gezien de lopende besprekingen over horizontale bepalingen betreffende de betrekkingen met derde landen in het kader van aanbestedingen, dient gedurende een overgangsperiode de status quo te worden gehandhaafd van de regeling die voor de sector nutsbedrijven geldt uit hoofde van de artikelen 58 en 59 van Richtlijn 2004/17/EG. Bijgevolg moeten deze bepalingen ongewijzigd blijven, ook de bepaling betreffende de vaststelling van uitvoeringshandelingen wanneer ondernemingen uit de Unie problemen hebben om de markten van derde landen te betreden. Deze uitvoeringshandelingen moeten onder dergelijke omstandigheden door de Raad blijven worden vastgesteld. |
(112) |
Er dient aan te worden herinnerd dat Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (26) van toepassing is op de berekening van de termijnen in deze richtlijn. |
(113) |
Rekening houdend met de desbetreffende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet duidelijkheid worden verschaft over de vraag onder welke voorwaarden wijzigingen van een opdracht tijdens de uitvoering ervan een nieuwe aanbestedingsprocedure vereisen. Een nieuwe aanbestedingsprocedure is vereist in geval van materiële wijzigingen van de aanvankelijke opdracht, in het bijzonder van de reikwijdte en de inhoud van de wederzijdse rechten en verplichtingen, waaronder de verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Deze wijzigingen tonen dat de partijen de intentie hebben opnieuw te onderhandelen over de wezenlijke voorwaarden van die opdracht. Dat doet zich met name voor indien de gewijzigde voorwaarden, hadden zij deel uitgemaakt van de aanvankelijke procedure, invloed zouden hebben gehad op het resultaat van de procedure. Wijzigingen van de opdracht die een geringe wijziging van de waarde van de opdracht tot gevolg hebben, moeten tot op zekere hoogte altijd mogelijk zijn zonder dat een nieuwe aanbestedingsprocedure nodig is. Hiertoe en met het oog op de rechtszekerheid moet deze richtlijn voorzien in de-minimisdrempels waaronder een nieuwe aanbestedingsprocedure niet nodig is. Wijzigingen van de opdracht boven die drempels moeten mogelijk zijn zonder dat een nieuwe aanbestedingsprocedure nodig is, mits zij voldoen aan de relevante voorwaarden die zijn vastgelegd in deze richtlijn. |
(114) |
De aanbestedende instanties kunnen worden geconfronteerd met situaties waarin aanvullende werken, leveringen of diensten nodig zijn. In die gevallen kan een wijziging van de oorspronkelijke opdracht zonder nieuwe aanbestedingsprocedure gerechtvaardigd zijn. Dat doet zich met name voor wanneer de aanvullende prestaties dienen ter gedeeltelijke vervanging of als aanvulling van de bestaande diensten, leveringen of installaties, en de aanbestedende dienst bij vervanging van de leverancier genoodzaakt zou zijn materiaal, werken of diensten met andere technische kenmerken aan te kopen, en daardoor incompatibiliteit of buitensporige technische problemen bij de werking en in het onderhoud zouden ontstaan. |
(115) |
Aanbestedende instanties kunnen worden geconfronteerd met externe omstandigheden die zij niet konden voorzien bij het plaatsen van de opdracht, met name wanneer de uitvoering van de opdracht zich over een langere termijn uitstrekt. In dat geval is enige flexibiliteit vereist om de opdracht zonder nieuwe aanbestedingsprocedure aan deze omstandigheden aan te passen. Het begrip onvoorzienbare omstandigheden betreft omstandigheden die niet konden worden voorzien ondanks een normaal zorgvuldige voorbereiding van de aanvankelijke gunning door de aanbestedende dienst, rekening houdend met de beschikbare middelen, de aard en de kenmerken van het specifieke project, de goede praktijk op het betrokken gebied en het feit dat er een redelijke verhouding moet zijn tussen de voor de voorbereiding van de gunning uitgetrokken middelen en de verwachte waarde ervan. Dit is echter niet van toepassing in gevallen waarin een wijziging tot een verandering van de aard van de gehele aanbesteding leidt, bijvoorbeeld als werken, leveringen of diensten worden vervangen door iets anders of als het soort aanbesteding wezenlijk wordt veranderd, aangezien dan kan worden aangenomen dat het resultaat is beïnvloed. |
(116) |
Overeenkomstig de beginselen van gelijke behandeling en transparantie mag de inschrijver aan wie de opdracht is gegund, bijvoorbeeld wanneer een opdracht beëindigd wordt wegens gebrekkige uitvoering, niet door een andere ondernemer worden vervangen zonder nieuwe mededingingstelling. De begunstigde inschrijver moet in de loop van de uitvoering van de opdracht, met name wanneer de opdracht aan meer dan één onderneming is toegekend, bepaalde structurele veranderingen kunnen ondergaan, bijvoorbeeld door zuiver interne reorganisatie, overname, fusie en acquisitie of insolventie. Deze veranderingen hoeven niet automatisch tot een nieuwe aanbestedingsprocedure te leiden voor elke opdracht die door deze inschrijver wordt uitgevoerd. |
(117) |
De aanbestedende instantie moet zelf, zij het niet onbeperkt, wijzigingen kunnen aanbrengen op grond van herzienings- of optieclausules. Deze richtlijn moet derhalve bepalen in welke mate wijzigingen in de oorspronkelijke opdracht mogelijk zijn. Dit betekent dat moet worden toegelicht dat voldoende duidelijk gestelde herzienings- of optieclausules bijvoorbeeld in prijsindexeringen kunnen voorzien of bijvoorbeeld kunnen inhouden dat communicatieapparatuur die gedurende een bepaalde periode moet worden geleverd, geschikt moet blijven, ook bij wijziging van de communicatieprotocollen of andere technologische veranderingen. Voor zover de voorwaarden voldoende duidelijk zijn, moet ook in aanpassing van de opdracht kunnen worden voorzien wanneer technische moeilijkheden die tijdens de exploitatie of het onderhoud aan het licht zijn gekomen, zulks noodzakelijk maken. Ook zij erop gewezen dat zowel gewoon onderhoud als buitengewone onderhoudshandelingen die noodzakelijk kunnen worden met het oog op de continuïteit van een openbare dienst, deel kunnen uitmaken van de opdracht. |
(118) |
De aanbestedende instanties worden soms geconfronteerd met omstandigheden waardoor overheidsopdrachten vroegtijdig moeten worden stopgezet om uit het Unierecht op het gebied van aanbestedingen voortvloeiende verplichtingen in acht te nemen. De lidstaten moeten er derhalve zorg voor dragen dat de aanbestedende instanties de mogelijkheid hebben, onder de voorwaarden bepaald door het nationale recht, een overheidsopdracht stop te zetten tijdens de looptijd, indien het Unierecht dit vereist. |
(119) |
Uit de resultaten van het werkdocument van de Commissie van 27 juni 2011 met de titel „Evaluation Report: Impact and Effectiveness of EU Public Procurement Legislation” is gebleken dat uitsluiting van bepaalde diensten van de volledige toepassing van Richtlijn 2004/17/EG opnieuw bekeken moet worden. Bijgevolg moet de volledige toepassing van deze richtlijn tot een aantal diensten worden uitgebreid. |
(120) |
Bepaalde categorieën van diensten hebben vanwege hun aard nog steeds een beperkte grensoverschrijdende dimensie. Het gaat dan met name om diensten aan personen zoals sociale diensten, gezondheidszorg en onderwijs. Deze diensten worden verstrekt binnen een bijzondere context die sterk varieert naargelang van de lidstaten, ten gevolge van de verschillende culturele tradities. Daarom moet een specifieke regeling worden ingevoerd voor opdrachten voor deze diensten, met een drempel die hoger is dan die voor andere diensten. Wat met name aanbestedingen in deze sectoren betreft, zullen aanbieders uit andere lidstaten, behoudens concrete aanwijzingen van het tegendeel, zoals financiering van grensoverschrijdende projecten door de Unie, over het algemeen weinig belangstelling hebben voor diensten aan personen met een waarde onder deze drempel. Opdrachten voor diensten aan personen die deze drempel overschrijden, moeten over de hele Unie transparant verlopen. Wegens het belang van de culturele context en het gevoelige karakter van deze diensten moeten de lidstaten een grote vrijheid krijgen om de keuze van de dienstverleners te regelen op de wijze die hun het meest geschikt voorkomt. In de voorschriften van deze richtlijn wordt rekening gehouden met die noodzaak en wordt alleen de naleving van de basisbeginselen van transparantie en gelijke behandeling verplicht gesteld, en wordt ervoor gezorgd dat aanbestedende instanties voor de keuze van dienstverleners specifieke kwaliteitscriteria kunnen toepassen zoals vastgesteld in het facultatieve Europese kwaliteitskader voor sociale diensten bekendgemaakt door het Comité voor sociale bescherming. Bij het bepalen van de procedures voor het het plaatsen van opdrachten van diensten aan personen, moeten de lidstaten artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26 in acht nemen. De lidstaten moeten daarbij ook streven naar vereenvoudiging en lastenverlichting voor de aanbestedende instanties en de ondernemingen; duidelijk moet worden dat hiertoe mogelijkerwijs ook regels zullen moeten worden toegepast die gelden voor niet onder de specifieke regeling vallende opdrachten voor diensten. Lidstaten en aanbestedende instanties blijven vrij om deze diensten zelf te verrichten of om sociale diensten zodanig te organiseren dat geen openbare aanbesteding hoeft plaats te vinden, bijvoorbeeld door deze diensten enkel te financieren of door vergunningen of machtigingen te verlenen aan alle ondernemers die beantwoorden aan de vooraf door de aanbestedende dienst vastgestelde voorwaarden, zonder beperkingen of quota, op voorwaarde dat dit systeem met voldoende publiciteit gepaard gaat en aan het transparantiebeginsel en het discriminatieverbod voldoet. |
(121) |
Evenzo worden hotel- en restaurantdiensten in de regel alleen aangeboden door ondernemers die zijn gevestigd op de plaats waar deze diensten worden verleend en is de grensoverschrijdende dimensie van deze diensten daardoor ook beperkt. Zij moeten dan ook pas vanaf een drempel van 1 000 000 EUR onder de lichte regeling vallen. Grote opdrachten voor hotel- en restaurantdiensten boven deze drempel kunnen van belang zijn voor verschillende ondernemers, zoals reisbureaus en andere intermediairs, ook op grensoverschrijdende basis. |
(122) |
Evenzo hebben bepaalde juridische diensten uitsluitend betrekking op aangelegenheden die louter het nationale recht betreffen en worden zij derhalve in de regel alleen aangeboden door in de betrokken lidstaat gevestigde ondernemers, waardoor zij slechts een beperkte grensoverschrijdende dimensie hebben. Zij moeten dan ook pas vanaf een drempel van 1 000 000 EUR onder de lichte regeling vallen. Grote opdrachten voor juridische dienstverlening boven deze drempel kunnen van belang zijn voor verschillende ondernemers, zoals internationale advocatenkantoren, ook op grensoverschrijdende basis, met name indien het juridische kwesties betreft voortvloeiend uit of tegen de achtergrond van het Unierecht of ander internationaal recht, of waarbij meer dan één land betrokken is. |
(123) |
De ervaring heeft geleerd dat een aantal andere diensten, zoals reddingsdiensten, brandweerdiensten en gevangenisdiensten normaliter alleen een grensoverschrijdend belang hebben wanneer zij wegens hun relatief hoge waarde voldoende kritische massa krijgen. Voor zover zij niet buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn gehouden zijn, moeten zij onder de lichte regeling vallen. Voor zover het verrichten van deze diensten geschiedt op basis van opdrachten, andere categorieën diensten zoals opsporings- en beveiligingsdiensten, zouden zij normaal gezien pas een grensoverschrijdend karakter hebben wanneer de drempel van 1 000 000 EUR overschreden wordt en zouden deze diensten bijgevolg alleen dan onder de lichte regeling moeten vallen. |
(124) |
Met het oog op de continuïteit van de openbare dienst moet krachtens deze richtlijn deelname aan aanbestedingsprocedures voor bepaalde diensten op het gebied van gezondheid, sociale en culturele diensten kunnen worden voorbehouden aan organisaties die werknemersaandeelhouderschap of actieve bestuursdeelname van werknemers kennen, of aan bestaande organisaties zoals coöperatieven, welke dan kunnen deelnemen aan het leveren van deze diensten aan eindgebruikers. De werkingssfeer van deze bepaling is beperkt tot bepaalde gezondheids-, sociale en aanverwante diensten, bepaalde onderwijs- en opleidingsdiensten, bibliotheek-, archief-, museum- en andere culturele diensten, sportdiensten, en diensten voor particuliere huishoudens, en strekt zich niet uit tot de uitsluitingen waarin deze richtlijn anderszins voorziet. Op deze diensten dient uitsluitend de lichte regeling van toepassing te zijn. |
(125) |
Deze diensten dienen te worden aangeduid onder verwijzing naar de specifieke bepalingen van de „gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten” (Common Procurement Vocabulary — CPV) zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad (27), die een hiërarchisch gestructureerde nomenclatuur is met onderverdelingen in afdelingen, groepen, klassen, categorieën en subcategorieën. Om gebrek aan rechtszekerheid te voorkomen, moet worden verduidelijkt dat een verwijzing naar een afdeling geen impliciete verwijzing naar de daaronder vallende onderverdelingen inhoudt. Indien een specifiekere verwijzing nodig wordt geacht, moeten alle relevante referenties worden vermeld, eventueel in de vorm van een reeks codes. |
(126) |
Prijsvragen worden traditioneel het meest gebruikt op de gebieden ruimtelijke ordening, architectuur, engineering of automatische gegevensverwerking. Er dient evenwel op te worden gewezen dat deze flexibele instrumenten ook voor andere doeleinden gebruikt zouden kunnen worden en dat kan worden bepaald dat de latere opdrachten voor diensten via een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking aan de winnaar of winnaars van de prijsvraag worden toegekend. |
(127) |
De evaluatie heeft uitgewezen dat er nog veel ruimte voor verbetering is bij de toepassing van de regels inzake overheidsopdrachten van de Unie. Om die regels efficiënter en consistenter te kunnen toepassen, is het van essentieel belang een goed beeld te krijgen van eventuele structurele problemen en algemene patronen in het nationale beleid inzake overheidsopdrachten. Een doelgerichter aanpak van die problemen wordt dan mogelijk. Dat beeld moet worden verkregen door een goede monitoring, waarvan de resultaten regelmatig openbaar worden gemaakt. Er kan dan met kennis van zaken worden gesproken over mogelijke verbetering van de regels en praktijken inzake overheidsopdrachten. Met een goed beeld van de situatie krijgt men ook inzicht in de toepassing van de aanbestedingsregels bij de uitvoering van door de Unie medegefinancierde projecten. De lidstaten moeten de vrijheid behouden om te bepalen hoe en door wie deze controles in de praktijk worden uitgevoerd; daarbij moeten zij tevens de vrijheid behouden te besluiten of het toezicht inhoudt dat de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten die onder deze richtlijn vallen steekproefsgewijs achteraf, dan wel systematisch vooraf zullen worden gecontroleerd. Het moet mogelijk zijn eventuele problemen onder de aandacht van de juiste instanties te brengen; dit bekent niet noodzakelijkerwijs dat degenen die het toezicht hebben uitgeoefend zelf in rechte moeten kunnen optreden. Betere begeleiding, voorlichting en ondersteuning van aanbestedende instanties en ondernemers kan eveneens de efficiëntie van de overheidsopdrachten in belangrijke mate ten goede komen, dankzij grondiger kennis, grotere rechtszekerheid en professionalisering van de aanbestedingspraktijk. Die begeleiding moet de aanbestedende instanties en de ondernemers ter beschikking staan als dat nodig is voor een correctere toepassing van de regels. De begeleiding zou betrekking kunnen hebben op alles wat bij een overheidsaanbesteding van belang is, zoals inkoopplanning, procedures, keuze van de technieken en instrumenten en goede praktijken bij de uitvoering van de procedures. In juridisch opzicht hoeft begeleiding niet per se te betekenen dat een volledige juridische analyse van de problemen wordt gemaakt; volstaan zou kunnen worden met een algemene vermelding van de elementen die later bij een grondig onderzoek in beschouwing moeten worden genomen; zo zou kunnen worden gewezen op mogelijk relevante rechtspraak, of op adviesnota’s en andere toepasselijke bronnen. |
(128) |
Richtlijn 92/13/EEG voorziet in een aantal beroepsprocedures die in elk geval toegankelijk zijn voor eenieder die belang heeft of heeft gehad bij het plaatsen van een bepaalde opdracht en is of dreigt te worden geschaad door een beweerde schending van het Unierecht inzake overheidsopdrachten of van nationale voorschriften tot omzetting van dat recht. Die beroepsprocedures worden door deze richtlijn onverlet gelaten. Burgers, al dan niet georganiseerde belanghebbenden, en andere personen of instanties die geen toegang hebben tot beroepsprocedures overeenkomstig Richtlijn 92/13/EEG, hebben als belastingbetaler niettemin een rechtmatig belang bij deugdelijke aanbestedingsprocedures. Zij dienen derhalve de mogelijkheid te hebben om, anderszins dan via de beroepsprocedure op grond van Richtlijn 92/13/EEG, en zonder dat zij zelf in rechte hoeven te kunnen optreden, mogelijke schendingen van deze richtlijn te melden aan een bevoegde autoriteit of organisatie. Om doublures met bestaande autoriteiten of structuren te vermijden, moeten de lidstaten beroep bij algemene toezichthoudende autoriteiten of structuren, sectorale toezichthoudende instanties, gemeentelijke toezichthoudende instanties, mededingingsautoriteiten, de ombudsman of nationale controle-instanties mogelijk kunnen maken. |
(129) |
Met het oog op de optimale benutting van het potentieel dat overheidsopdrachten bieden ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, zullen ook ecologische, sociale en innovatieve aanbestedingen een rol moeten spelen. Het is dan ook van belang de ontwikkelingen op het gebied van strategische aanbestedingen te kunnen overzien, om een gefundeerd beeld te krijgen van de algemene trends op dit gebied. Uiteraard kunnen in dit verband ook bestaande, ter zake dienende rapporten worden gebruikt. |
(130) |
Gezien het potentieel van het mkb voor het scheppen van banen, groei en innovatie is het van belang het mkb tot deelname aan overheidsopdrachten te stimuleren, zowel door middel van de passende bepalingen in deze richtlijn als met initiatieven op nationaal niveau. De nieuwe bepalingen die zijn vastgesteld bij deze richtlijn beogen een beter resultaat te helpen bewerkstelligen, dat wil zeggen het aandeel van het mkb in de totale waarde van de gegunde opdrachten te vergroten. Het heeft geen zin verplichte resultaatpercentages op te leggen, maar er dient nauwlettend te worden toegezien op de nationale initiatieven ter bevordering van de deelname van het mkb, gezien het belang daarvan. |
(131) |
Een aantal procedures en werkmethoden is reeds vastgesteld met betrekking tot de communicatie en de contacten van de Commissie met de lidstaten, bijvoorbeeld betreffende de procedures die zijn bedoeld in de artikelen 258 en 260 VWEU, het netwerk voor probleemoplossing in de interne markt (Internal Market Problem Solving Network — Solvit) en EU Pilot, welke niet worden gewijzigd door deze richtlijn. Daarnaast echter moet er per lidstaat één aanspreekpunt voor samenwerking met de Commissie komen, met een één-loketfunctie voor de overheidsopdrachten in die lidstaat. Deze functie kan worden vervuld door personen of structuren die daarvoor al regelmatig in contact staan met de Commissie, zoals nationale contactpunten, leden van het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, leden van het netwerk voor overheidsopdrachten, of nationale coördinerende instanties. |
(132) |
Traceerbaarheid en transparantie van de besluitvorming in aanbestedingsprocedures zijn van essentieel belang voor de deugdelijkheid van de procedures, met name voor efficiënte bestrijding van corruptie en fraude. De aanbestedende diensten moeten daarom kopieën van dure contracten onder zich houden, waarvan zij belangstellenden inzage kunnen geven conform de toepasselijke voorschriften inzake de toegang tot documenten. Bovendien moeten van elke aanbestedingsprocedure de basiselementen en -besluiten door de aanbestedende instanties in een aanbestedingsrapport worden beschreven. Om de administratie zo veel mogelijk te beperken, moet het toegestaan zijn in het aanbestedingsrapport te verwijzen naar informatie die reeds in de aankondiging van een geplaatste opdracht staat. De elektronische systemen voor de bekendmaking van deze aankondigingen, die door de Commissie worden beheerd, moeten eveneens worden verbeterd om de gegevensinvoer te vereenvoudigen en het gemakkelijker te maken algemene rapporten aan te maken en gegevens tussen de systemen uit te wisselen. |
(133) |
Om de administratie te vereenvoudigen en de lidstaten te ontlasten, moet de Commissie regelmatig nagaan of de aankondigingen die gepubliceerd worden in verband met procedures voor overheidsopdrachten haar voldoende degelijke en complete informatie verschaffen om er de statistische informatie aan te kunnen ontlenen die anders door de lidstaten zou moeten worden meegedeeld. |
(134) |
Effectieve administratieve samenwerking is noodzakelijk voor het uitwisselen van de bij aanbestedingsprocedures in grensoverschrijdende situaties benodigde informatie, met name wat de controle van de uitsluitingsgronden en de selectiecriteria alsmede de toepassing van kwaliteits- en milieunormen betreft. Het informatiesysteem interne markt (IMI), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad (28), kan een nuttig elektronisch middel zijn om de administratieve samenwerking te vereenvoudigen en te verbeteren: de uitwisseling van informatie zou, over de taalbarrières heen, volgens eenvoudige, geharmoniseerde procedures worden beheerd. Bijgevolg moet zo spoedig mogelijk een proefproject worden gestart waarin wordt onderzocht of uitbreiding van het IMI met het oog op de informatie-uitwisseling in het kader van deze richtlijn zinvol is. |
(135) |
Met het oog op aanpassing aan de snelle ontwikkelingen op het gebied van techniek, economie en regelgeving moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van een aantal niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn. Wegens de verplichting tot nakoming van internationale overeenkomsten moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om de technische procedures voor de berekeningsmethoden van de drempels te wijzigen alsmede om de drempels zelf regelmatig te herzien; verwijzingen naar de CPV-nomenclatuur kunnen door regelgeving van de Unie worden gewijzigd, en moeten als zodanig in de tekst van de richtlijn worden verwerkt; de technische details en kenmerken van de middelen voor elektronische ontvangst moeten worden aangepast aan de technologische ontwikkelingen: de Commissie moet eveneens de bevoegdheid krijgen om een aantal technische normen voor elektronische communicatie verplicht te stellen teneinde, rekening houdend met technologische ontwikkelingen, de interoperabiliteit van technische formaten, processen en kennisgevingen te verzekeren in aanbestedingsprocedures waar gebruik wordt gemaakt van elektronische communicatie; de Commissie moet voorts de bevoegdheid krijgen om de lijst van wetgevingshandelingen van de Unie tot invoering van gemeenschappelijke methoden voor de berekening van levenscycluskosten aan te passen; de lijst van internationale sociale en milieuovereenkomsten en de lijst van Uniewetgeving waarvan de tenuitvoerlegging het vermoeden van vrije toegang tot een bepaalde markt vormt, alsmede bijlage II, die een opsomming geeft van de bij de beoordeling van het bestaan van bijzondere of uitsluitende rechten in aanmerking te nemen rechtshandelingen, moeten snel worden aangepast om de op sectorale basis vastgestelde maatregelen daarin op te nemen. Om in deze behoefte te voorzien, moet de Commissie worden bevoegd om de lijsten bij te werken. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidend werk tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen moet de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze aan het Europees Parlement en de Raad worden toegezonden. |
(136) |
Bij de toepassing van deze richtlijn moet de Commissie de nodige groepen van deskundigen op het gebied van e-aanbestedingen raadplegen, met een evenwichtige vertegenwoordiging van de belangrijkste groepen van belanghebbenden. |
(137) |
Om eenvormige voorwaarden te garanderen voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, alsook voor de in bijlage IX bedoelde procedure voor verzending en bekendmaking van gegevens, voor de procedures voor het opstellen en verzenden van aankondigingen en voor de standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (29). |
(138) |
Voor het vaststellen van de uitvoeringshandelingen met betrekking tot standaardformulieren voor de bekendmaking van aankondigingen, die uit financieel oogpunt geen invloed hebben op de aard en reikwijdte van verplichtingen op grond van deze richtlijn, moet de raadplegingsprocedure worden toegepast. Integendeel, deze handelingen zijn namelijk zuiver administratief van aard en dienen om de toepassing van de voorschriften van deze richtlijn te vergemakkelijken. Voorts dienen de besluiten waarbij wordt vastgesteld of een bepaalde activiteit rechtstreeks mededinging wordt aangedaan op markten die vrije toegang bieden, te worden genomen onder voorwaarden die eenvormigheid bij de tenuitvoerlegging van die bepaling waarborgen. Daarom moeten aan de Commissie ook uitvoeringsbevoegdheden worden verleend met betrekking tot de nadere regels voor de uitvoering van de procedure krachtens artikel 35, waarbij wordt vastgesteld of artikel 34 dan wel de uitvoeringshandelingen zelf van toepassing zijn. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011. De raadplegingsprocedure moet worden gebruikt voor de vaststelling van deze uitvoeringshandelingen. |
(139) |
De Commissie moet het effect dat de toepassing van de drempels heeft op de interne markt evalueren en daarover verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. Daarbij moet rekening worden gehouden met factoren zoals de omvang van de grensoverschrijdende aanbestedingen, deelname van het mkb, transactiekosten en de kosten-batenafweging. Volgens artikel XXII, lid 7, van de GPA-overeenkomst zullen drie jaar na de inwerkingtreding ervan, en vervolgens op regelmatige basis, verdere onderhandelingen over de GPA-overeenkomst worden gevoerd. In dat verband kan worden nagegaan of de drempelwaarden, mede gezien het inflatie-effect in een lange periode zonder wijzigingen van de drempelwaarden in de GPA-overeenkomst, adequaat zijn; in het geval dat de drempelwaarde als gevolg daarvan moet wijzigen, dient de Commissie een voorstel voor een rechtshandeling tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden aan te nemen. |
(140) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die van toepassing zijn op bepaalde aanbestedingsprocedures, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter, wegens de omvang en de gevolgen ervan, door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VWEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(141) |
Richtlijn 2004/17/EG dient derhalve te worden ingetrokken. |
(142) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken van 28 september 2011 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken verantwoord, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
TITEL I: |
TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN |
HOOFDSTUK I |
Onderwerp en definities |
Artikel 1: |
Onderwerp en toepassingsgebied |
Artikel 2: |
Definities |
Artikel 3: |
Aanbestedende diensten |
Artikel 4: |
Aanbestedende instanties |
Artikel 5: |
Gemengde aanbestedingen en aanbestedingen voor dezelfde activiteit |
Artikel 6: |
Aanbestedingen voor verschillende activiteiten |
HOOFDSTUK II: |
Activiteiten |
Artikel 7: |
Gemeenschappelijke bepalingen |
Artikel 8: |
Gas en warmte |
Artikel 9: |
Elektriciteit |
Artikel 10: |
Water |
Artikel 11: |
Vervoersdiensten |
Artikel 12: |
Havens en luchthavens |
Artikel 13: |
Postdiensten |
Artikel 14: |
Winning van aardolie en gas en exploratie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen |
HOOFDSTUK III: |
Materieel toepassingsgebied |
AFDELING 1: |
DREMPELS |
Artikel 15: |
Drempelbedragen |
Artikel 16: |
Methoden voor de berekening van de geraamde waarde van een opdracht |
Artikel 17: |
Herziening van de drempels |
AFDELING 2: |
UITGESLOTEN OPDRACHTEN EN PRIJSVRAGEN; speciale bepalingen voor aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn |
Onderafdeling 1: |
Uitsluitingen die van toepassing zijn op alle aanbestedende instanties en bijzondere uitsluitingen voor de sectoren water- en energievoorziening |
Artikel 18: |
Opdrachten voor wederverkoop of verhuur aan derden |
Artikel 19: |
Opdrachten en prijsvragen voor andere doeleinden dan de uitoefening van een onder deze richtlijn vallende activiteit of voor de uitoefening van een dergelijke activiteit in een derde land |
Artikel 20: |
Opdrachten en prijsvragen op grond van internationale voorschriften |
Artikel 21: |
Specifieke uitsluitingen voor opdrachten voor diensten |
Artikel 22: |
Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten |
Artikel 23: |
Door bepaalde aanbestedende instanties gegunde opdrachten voor de aankoop van water en voor de levering van energie of brandstoffen, bestemd voor de opwekking van energie |
Onderafdeling 2: |
Aanbestedingen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn |
Artikel 24: |
Defensie en veiligheid |
Artikel 25: |
Gemengde opdrachten die op dezelfde activiteit betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn |
Artikel 26: |
Opdrachten die op verschillende activiteiten betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn |
Artikel 27: |
Opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden gegund of uitgeschreven |
Onderafdeling 3: |
Bijzondere betrekkingen (samenwerking, verbonden ondernemingen en gezamenlijke ondernemingen) |
Artikel 28: |
Opdrachten van de ene aanbestedende dienst aan de andere |
Artikel 29: |
Opdrachten gegund aan een verbonden onderneming |
Artikel 30: |
Opdrachten gegund aan een gezamenlijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gezamenlijke onderneming |
Artikel 31: |
Informatieverstrekking |
Onderafdeling 4: |
Bijzondere situaties |
Artikel 32: |
Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten |
Artikel 33: |
Onder een bijzondere regeling vallende opdrachten |
Onderafdeling 5: |
Activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie en procedurele bepalingen hiervoor |
Artikel 34: |
Activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie |
Artikel 35: |
Procedure om te bepalen of artikel 34 van toepassing is |
HOOFDSTUK IV: |
Algemene beginselen |
Artikel 36: |
Aanbestedingsbeginselen |
Artikel 37: |
Ondernemers |
Artikel 38: |
Voorbehouden opdrachten |
Artikel 39: |
Vertrouwelijkheid |
Artikel 40: |
Regels betreffende de communicatiemiddelen |
Artikel 41: |
Nomenclaturen |
Artikel 42: |
Belangenconflicten |
TITEL II: |
OP OPDRACHTEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN |
HOOFDSTUK I: |
Procedures |
Artikel 43: |
Voorwaarden met betrekking tot de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten |
Artikel 44: |
Keuze van de procedure |
Artikel 45: |
Openbare procedure |
Artikel 46: |
Niet-openbare procedure |
Artikel 47: |
Onderhandelingsprocedure met voorafgaande oproep tot mededinging |
Artikel 48: |
Concurrentiegerichte dialoog |
Artikel 49: |
Innovatiepartnerschap |
Artikel 50: |
Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging |
HOOFDSTUK II: |
Technieken en instrumenten voor elektronische en samengestelde aanbesteding |
Artikel 51: |
Raamovereenkomsten |
Artikel 52: |
Dynamische aankoopsystemen |
Artikel 53: |
Elektronische veilingen |
Artikel 54: |
Elektronische catalogi |
Artikel 55: |
Gecentraliseerde aankoopactiviteiten en aankoopcentrales |
Artikel 56: |
Occasionele gezamenlijke gunning |
Artikel 57: |
Aanbesteding door aanbestedende instanties van verschillende lidstaten |
HOOFDSTUK III: |
Verloop van de procedure |
AFDELING 1 |
VOORBEREIDING |
Artikel 58: |
Voorafgaande marktraadplegingen |
Artikel 59: |
Voorafgaande betrokkenheid van gegadigden of inschrijvers |
Artikel 60: |
Technische specificaties |
Artikel 61: |
Keurmerken |
Artikel 62: |
Testverslagen, certificatie en andere bewijsmiddelen |
Artikel 63: |
Mededeling van de technische specificaties |
Artikel 64: |
Varianten |
Artikel 65: |
Verdeling van opdrachten in percelen |
Artikel 66: |
Het bepalen van termijnen |
AFDELING 2: |
BEKENDMAKING EN TRANSPARANTIE |
Artikel 67: |
Periodieke indicatieve aankondigingen |
Artikel 68: |
Aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling |
Artikel 69: |
Aankondigingen van opdrachten |
Artikel 70: |
Aankondiging van gegunde opdracht |
Artikel 71: |
Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen |
Artikel 72: |
Bekendmaking op nationaal niveau |
Artikel 73: |
Elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken |
Artikel 74: |
Uitnodigingen aan gegadigden |
Artikel 75: |
Informatieverstrekking aan aanvragers van erkenning, gegadigden en inschrijvers |
AFDELING 3: |
SELECTIE VAN DEELNEMERS EN GUNNING VAN OPDRACHTEN |
Artikel 76: |
Algemene beginselen |
Onderafdeling 1: |
Erkenning en kwalitatieve selectie |
Artikel 77: |
Erkenningssystemen |
Artikel 78: |
Kwalitatieve selectiecriteria |
Artikel 79: |
Beroep op de draagkracht van andere entiteiten |
Artikel 80: |
Gebruik van uitsluitingsgronden en selectiecriteria als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU |
Artikel 81: |
Kwaliteitsnormen en normen inzake milieubeheer |
Onderafdeling 2: |
Gunning van de opdracht |
Artikel 82: |
Gunningscriteria |
Artikel 83: |
Levenscycluskosten |
Artikel 84: |
Abnormaal lage inschrijvingen |
AFDELING 4: |
INSCHRIJVINGEN DIE PRODUCTEN UIT DERDE LANDEN BEVATTEN EN BETREKKINGEN MET DEZE LANDEN |
Artikel 85: |
Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten |
Artikel 86: |
Betrekkingen met derde landen op het gebied van opdrachten voor werken, leveringen en diensten |
HOOFDSTUK IV: |
Uitvoering van de opdracht |
Artikel 87: |
Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd |
Artikel 88: |
Onderaanneming |
Artikel 89: |
Wijziging van opdrachten gedurende de looptijd |
Artikel 90: |
Beëindiging van opdrachten |
TITEL III: |
BIJZONDERE AANBESTEDINGSREGELINGEN |
HOOFDSTUK I: |
Sociale diensten en andere specifieke diensten |
Artikel 91: |
Gunning van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten |
Artikel 92: |
Bekendmaking van aankondigingen |
Artikel 93: |
Beginselen van het gunnen van opdrachten |
Artikel 94: |
Voorbehouden opdrachten voor bepaalde diensten |
HOOFDSTUK II: |
Regels inzake prijsvragen |
Artikel 95: |
Toepassingsgebied |
Artikel 96: |
Aankondigingen |
Artikel 97: |
Regels voor het uitschrijven van prijsvragen, de selectie van deelnemers en de jury |
Artikel 98: |
Beslissingen van de jury |
TITEL IV: |
BESTUUR |
Artikel 99: |
Handhaving |
Artikel 100: |
Proces-verbalen van procedures voor het gunnen van opdrachten |
Artikel 101: |
Nationale verslaglegging en statistische informatie |
Artikel 102: |
Administratieve samenwerking |
TITEL V: |
GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN |
Artikel 103: |
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie |
Artikel 104: |
Spoedprocedure |
Artikel 105: |
Comitéprocedure |
Artikel 106: |
Omzetting en overgangsmaatregelen |
Artikel 107: |
Intrekking |
Artikel 108: |
Evaluatie |
Artikel 109: |
Inwerkingtreding |
Artikel 110: |
Adressaten |
BIJLAGEN
BIJLAGE I: |
Lijst van activiteiten in de zin van artikel 2, punt 2, onder a) |
BIJLAGE II: |
Lijst van de in artikel 4, lid 3, bedoelde rechtshandelingen van de Unie |
BIJLAGE III: |
Lijst van de in artikel 34, lid 3, bedoelde rechtshandelingen van de Unie |
BIJLAGE IV: |
Termijnen voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen bedoeld in artikel 35 |
BIJLAGE V: |
Voorschriften met betrekking tot instrumenten en middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, aanvragen tot deelname, aanvragen tot erkenning en plannen en ontwerpen bij prijsvragen |
BIJLAGE VI: deel A: |
Informatie die moet worden vermeld in periodieke indicatieve aankondigingen (als bedoeld in artikel 67) |
BIJLAGE VI: deel B: |
Informatie die moet worden vermeld in de aankondiging van bekendmaking via het kopersprofiel van een niet als oproep tot mededinging gebruikte periodieke indicatieve aankondiging (als bedoeld in artikel 67, lid 1) |
BIJLAGE VII: |
Informatie die bij elektronische veilingen in de aanbestedingsstukken moet worden opgenomen (artikel 53, lid 4) |
BIJLAGE VIII: |
Definitie van enkele technische specificaties |
BIJLAGE IX: |
Specificaties betreffende de bekendmaking |
BIJLAGE X: |
Informatie die in de aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling moet worden opgenomen (als bedoeld in artikel 44, lid 4, onder b), en in artikel 68) |
BIJLAGE XI: |
Inlichtingen die in aankondigingen van opdrachten moeten worden opgenomen (als bedoeld in artikel 69) |
BIJLAGE XII: |
Inlichtingen die in aankondigingen van gegunde opdrachten moeten worden opgenomen (als bedoeld in artikel 70) |
BIJLAGE XIII: |
Inhoud van de uitnodigingen tot indiening van inschrijvingen, tot deelname aan de dialoog, tot onderhandelingen of tot bevestiging van belangstelling, als bedoeld in artikel 74 |
BIJLAGE XIV: |
Lijst van internationale sociale en milieuovereenkomsten, als bedoeld in artikel 36, lid 2 |
BIJLAGE XV: |
Lijst van de in artikel 83, lid 3, bedoelde rechtshandelingen van de Unie |
BIJLAGE XVI: |
Inlichtingen die in mededelingen inzake wijziging van een opdracht gedurende de looptijd ervan moeten worden opgenomen (als bedoeld in artikel 89, lid 1) |
BIJLAGE XVII: |
Diensten in de zin van artikel 91 |
BIJLAGE XVIII: |
Informatie die moet worden vermeld in aankondigingen betreffende opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten (als bedoeld in artikel 92) |
BIJLAGE XIX: |
Informatie die in aankondigingen van prijsvragen moet worden vermeld (als bedoeld in artikel 96, lid 1) |
BIJLAGE XX: |
Informatie die moet worden vermeld in aankondigingen van uitslagen van prijsvragen (als bedoeld in artikel 96, lid 1) |
BIJLAGE XXI: |
Concordantietabel |
TITEL I
TOEPASSINGSGEBIED, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN
HOOFDSTUK I
Onderwerp en definities
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld betreffende procedures voor aanbesteding door aanbestedende instanties, met betrekking tot opdrachten alsmede prijsvragen waarvan de geraamde waarde niet minder bedraagt dan de bij artikel 15 vastgestelde drempels.
2. Aanbesteding in de zin van deze richtlijn is de aankoop door middel van een opdracht voor werken, leveringen of diensten, van werken, leveringen of diensten door één of meer aanbestedende instanties van door deze aanbestedende instanties gekozen ondernemers, mits de werken, leveringen of diensten bedoeld zijn voor de uitoefening van een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten.
3. De toepassing van deze richtlijn is onderworpen aan artikel 346 VWEU.
4. Deze richtlijn doet niet af aan de vrijheid van de lidstaten om in overeenstemming met het Unierecht te bepalen wat zij onder diensten van algemeen economisch belang verstaan, hoe die diensten conform de regels inzake staatssteun moeten worden georganiseerd en gefinancierd, en aan welke specifieke verplichtingen die diensten moeten voldoen. Deze richtlijn doet evenmin af aan de beslissing van overheidsinstanties of, hoe en in welke mate zij taken van openbaar belang zelf wensen uit te voeren, overeenkomstig artikel 14 VWEU en Protocol nr. 26.
5. Deze richtlijn is niet van invloed op de wijze waarop de lidstaten hun socialezekerheidsstelsels inrichten.
6. Deze richtlijn is niet van toepassing op niet-economische diensten van algemeen belang.
Artikel 2
Definities
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
1. „opdrachten voor werken, leveringen en diensten”: schriftelijke overeenkomsten onder bezwarende titel die tussen één of meer aanbestedende instanties, en één of meer ondernemers zijn gesloten en betrekking hebben op de uitvoering van werken, de levering van producten of de verlening van diensten;
2. „opdrachten voor werken”: opdrachten die betrekking hebben op een van de volgende elementen:
a) |
de uitvoering, of het ontwerp en de uitvoering, van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage I bedoelde activiteiten; |
b) |
de uitvoering, of het ontwerp en de uitvoering, van een werk; |
c) |
het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst die een beslissende invloed uitoefent op het soort werk of het ontwerp van het werk; |
3. „werk”: het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;
4. „opdrachten voor leveringen”: opdrachten die betrekking hebben op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten. Een opdracht voor leveringen kan als bijkomstig element plaatsings- en installatiewerkzaamheden omvatten;
5. „opdrachten voor diensten”: opdrachten die betrekking hebben op de verrichting van andere diensten dan die welke worden bedoeld in punt 2;
6. „ondernemer”: elke natuurlijke of rechtspersoon of aanbestedende instantie, of een combinatie van deze personen en/of lichamen, met inbegrip van alle tijdelijke samenwerkingsverbanden van ondernemingen, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten en of het verlenen van diensten op de markt aanbiedt;
7. „inschrijver”: ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;
8. „gegadigde”: ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging tot deelname, of is uitgenodigd om deel te nemen aan een niet-openbare procedure, een onderhandelingsprocedure, een concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap;
9. „aanbestedingsstukken”: alle stukken die door de aanbestedende dienst zijn opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbesteding of de procedure, met inbegrip van de aankondiging van de opdracht, de periodieke indicatieve aankondiging of de aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling wanneer deze worden gebruikt als oproep tot mededinging, de technische specificaties, het beschrijvende document, de voorgestelde contractvoorwaarden, formaten voor de aanbieding van documenten door gegadigden en inschrijvers, informatie over algemeen toepasselijke verplichtingen en alle aanvullende documenten;
10. „gecentraliseerde aankoopactiviteiten”: activiteiten die permanent plaatsvinden op een van de volgende wijzen:
a) |
de verwerving van leveringen en/of diensten die bestemd zijn voor aanbestedende instanties; |
b) |
de gunning van opdrachten of de sluiting van raamovereenkomsten voor werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor aanbestedende instanties; |
11. „aanvullende aankoopactiviteiten”: activiteiten die bestaan in het verlenen van ondersteuning aan aankoopactiviteiten, met name op de volgende wijzen:
a) |
technische infrastructuur die aanbestedende instanties in staat stelt overheidsopdrachten te gunnen of raamovereenkomsten te sluiten voor werken, leveringen of diensten; |
b) |
adviesverlening over het verloop of de opzet van aanbestedingsprocedures; |
c) |
voorbereiding en beheer van aanbestedingsprocedures namens en voor rekening van de betrokken aanbestedende instantie; |
12. „aankoopcentrale”: aanbestedende instantie in de zin van artikel 4, lid 1, van deze richtlijn, of aanbestedende dienst in de zin van artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/24/EU die gecentraliseerde aankoopactiviteiten en eventueel aanvullende aankoopactiviteiten verricht.
Aanbestedingsactiviteiten die door een aankoopcentrale worden verricht met het oog op het verrichten van gecentraliseerde aankoopactiviteiten worden beschouwd als aanbestedingsactiviteiten voor de uitoefening van een werkzaamheid als beschreven in de artikelen 8 tot en met 14. Artikel 18 is niet van toepassing op aanbestedingsactiviteiten die door een aankoopcentrale worden verricht met het oog op het verrichten van gecentraliseerde aankoopactiviteiten;
13. „aanbieder van aanbestedingsdiensten”: openbare of particuliere instantie die aanvullende aankoopactiviteiten op de markt aanbiedt;
14. „schriftelijk”: elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens meegedeeld, met inbegrip van informatie die via elektronische middelen wordt overgebracht en opgeslagen;
15. „elektronisch middel”: elektronische apparatuur voor verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en opslag van gegevens die worden verspreid, overgebracht en ontvangen door draden, straalverbindingen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;
16. „levenscyclus”: alle opeenvolgende en/of onderling verbonden stadia, waaronder uit te voeren onderzoek en ontwikkeling, productie, handel en handelsvoorwaarden, vervoer, gebruik en onderhoud, in het bestaan van het product of werk of het verlenen van een dienst, gaande van de verkrijging van de grondstof of de opwekking van hulpbronnen tot de verwijdering, de opruiming en „end-of-service”-fase of de „end-of-utilisation”-fase;
17. „prijsvragen”: procedures die tot doel hebben de aanbestedende instantie, in het bijzonder op het gebied van ruimtelijke ordening, standsplanning, architectuur en weg- en waterbouw, of op het gebied van automatische gegevensverwerking, een plan of ontwerp te verschaffen dat na een oproep tot mededinging door een jury wordt geselecteerd, al dan niet met toekenning van prijzen;
18. „innovatie”: de toepassing van een nieuw of aanmerkelijk verbeterd product of proces of van een nieuwe of aanmerkelijk verbeterde dienst, waaronder maar niet beperkt tot productie-, bouw- of constructieprocessen, een nieuwe verkoopmethode of een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, organisatie op de werkvloer of de externe betrekkingen die onder andere tot doel hebben om maatschappelijke problemen te helpen oplossen dan wel de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te ondersteunen;
19. „keurmerk”: ieder document, certificaat of getuigschrift dat bevestigt dat het de werken, producten, diensten, processen of procedures in kwestie aan bepaalde eisen voldoen;
20. „keurmerkeis(en)”: de voorschriften waaraan de producten, diensten, processen of procedures in kwestie moeten voldoen om het betrokken keurmerk te verkrijgen.
Artikel 3
Aanbestedende diensten
1. In deze richtlijn wordt verstaan onder „aanbestedende diensten”: de staats-, regionale of lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen alsmede samenwerkingsverbanden bestaande uit één of meer van deze overheidsinstanties of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen.
2. „Regionale overheidsinstanties” zijn alle instanties van de bestuurlijke eenheden die niet-limitatief zijn opgenomen in de lijst van NUTS 1 en 2, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (30).
3. „Lokale overheidsinstanties” zijn alle instanties van de bestuurlijke eenheden van NUTS 3 en kleinere bestuurlijke eenheden als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003;
4. „Publiekrechtelijke instelling”: instelling die voldoet aan alle volgende kenmerken:
a) |
zij is opgericht voor het specifieke doel te voorzien in andere behoeften van algemeen belang dan die van industriële of commerciële aard; |
b) |
zij bezit rechtspersoonlijkheid, en |
c) |
zij wordt merendeels door de staats-, regionale of lokale overheidsinstantie of andere publiekrechtelijke lichamen gefinancierd; of haar beheer staat onder toezicht van die overheidsinstanties of lichamen; of heeft een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan waarvan de leden voor meer dan de helft door de staat, de regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen. |
Artikel 4
Aanbestedende instanties
1. In deze richtlijn wordt onder „aanbestedende instanties” verstaan, entiteiten:
a) |
die aanbestedende diensten of overheidsonderneming zijn en die een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten uitoefenen; |
b) |
die, indien zij geen aanbestedende diensten of overheidsonderneming zijn, een van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten of een combinatie daarvan uitoefenen en die bijzondere of uitsluitende rechten genieten welke hun door een bevoegde instantie van een lidstaat zijn verleend. |
2. „Overheidsonderneming”: onderneming waarop aanbestedende diensten rechtstreeks of onrechtstreeks een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelname of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.
Het vermoeden van overheersende invloed bestaat in een van de volgende gevallen wanneer een aanbestedende dienst, direct of indirect:
a) |
de meerderheid van het geplaatste kapitaal van het bedrijf bezit; |
b) |
over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de door genoemd bedrijf uitgegeven aandelen beschikt; |
c) |
meer dan de helft van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van het bedrijf kan aanwijzen. |
3. Voor de toepassing van dit artikel zijn „bijzondere of uitsluitende rechten” rechten die zijn verleend door een bevoegde autoriteit van een lidstaat door middel van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een van de in de artikelen 8 tot en met 14 omschreven activiteiten aan één of meer instanties voorbehouden blijft, waardoor de mogelijkheden van andere instanties om dezelfde activiteit uit te oefenen wezenlijk nadelig worden beïnvloed.
Rechten die zijn verleend door middel van een procedure waaraan voldoende bekendheid is gegeven en waarin de verlening van deze rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van de eerste alinea.
Deze procedures omvatten:
a) |
aanbestedingsprocedures met een voorafgaande oproep tot mededinging overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU, Richtlijn 2009/81/EG, Richtlijn 2014/23/EU of de onderhavige richtlijn; |
b) |
procedures uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie als vermeld in bijlage II, die garant staan voor voldoende voorafgaande transparantie voor het verlenen van vergunningen op basis van objectieve criteria. |
4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in bijlage II opgenomen lijst van rechtshandelingen van de Unie, wanneer deze wijzigingen noodzakelijk zijn ten gevolge van vaststelling van nieuwe rechtshandelingen intrekking of wijziging van die rechtshandelingen.
Artikel 5
Gemengde aanbestedingen en aanbestedingen voor dezelfde activiteit
1. Lid 2 is van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op verschillende onder deze richtlijn vallende soorten aanbestedingen.
De leden 3 tot en met 5 zijn van toepassing op gemengde opdrachten die betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn, en aanbestedingen die onder een ander juridisch kader vallen.
2. Opdrachten die betrekking hebben op twee of meer soorten aanbestedingen (van werken, leveringen of diensten) worden gegund overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het type van aanbesteding waarvan de onderdelen het hoofdvoorwerp van de betrokken opdracht vormen.
In het geval van gemengde opdrachten die ten dele betrekking hebben op diensten in de zin van hoofdstuk I van titel III en ten dele op andere diensten, of gemengde opdrachten die ten dele uit diensten en ten dele uit leveringen bestaan, wordt het hoofdvoorwerp bepaald volgens welke geraamde waarde van de respectieve diensten of leveringen de hoogste is.
3. Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien deelbaar zijn, is lid 4 van toepassing. Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, is lid 5 van toepassing.
Wanneer een bepaalde opdracht ten dele onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 25 van deze richtlijn van toepassing.
4. In het geval van opdrachten die zowel betrekking hebben op aanbestedingen die onder deze richtlijn vallen als op aanbestedingen die niet onder deze richtlijn vallen, kunnen de aanbestedende instanties besluiten om voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke opdrachten te plaatsen, of om één opdracht te plaatsen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke opdrachten te plaatsen, wordt het besluit welk juridisch kader op elk van deze afzonderlijke opdrachten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken afzonderlijke onderdeel.
Wanneer de aanbestedende instanties besluiten één opdracht te plaatsen, is deze richtlijn, tenzij in artikel 25 anders is bepaald, van toepassing op de daaruit voortvloeiende gemengde opdracht, ongeacht de waarde van de onderdelen die anders onder een verschillend juridisch kader zouden vallen, en ongeacht het juridisch kader dat anders voor die onderdelen had gegolden.
In het geval van gemengde opdrachten die elementen van opdrachten voor leveringen, werken en diensten en van concessies bevatten, wordt de gemengde opdracht derhalve geplaatst overeenkomstig deze richtlijn, mits de geraamde waarde van het deel van de opdracht dat een opdracht vormt die onder deze richtlijn valt, berekend overeenkomstig artikel 16, ten minste gelijk is aan de toepasselijke bij artikel 15 vastgestelde drempel.
5. Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, wordt het toepasselijk juridisch kader bepaald door het hoofdvoorwerp van die opdracht.
Artikel 6
Aanbestedingen voor verschillende activiteiten
1. De aanbestedende instanties kunnen, in het geval van opdrachten die voor verschillende activiteiten moeten gelden, besluiten per afzonderlijke activiteit afzonderlijke opdrachten te gunnen of één enkele opdracht te gunnen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten afzonderlijke opdrachten te gunnen, wordt het besluit betreffende de regels die voor elk van de afzonderlijke opdrachten moeten gelden, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken deel.
Niettegenstaande artikel 5 zijn, wanneer de aanbestedende instanties besluiten één enkele opdracht te gunnen, de leden 2 en 3 van dit artikel van toepassing. Wanneer een van de betrokken activiteiten evenwel onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 26 van deze verordening van toepassing.
De keuze tussen de gunning van één opdracht of van verschillende afzonderlijke opdrachten mag echter niet tot doel hebben de opdracht(en) buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn of, in voorkomend geval, van Richtlijn 2014/24/EU dan wel Richtlijn 2014/23/EU inzake concessieovereenkomsten te laten vallen.
2. Een opdracht voor meerdere activiteiten volgt de voorschriften die van toepassing zijn op de activiteit waarvoor de opdracht in hoofdzaak is bestemd.
3. In het geval van opdrachten waarbij niet objectief vast te stellen is voor welke activiteit de opdracht in hoofdzaak bedoeld is, worden de toepasselijke regels bepaald overeenkomstig de punten a), b) en c):
a) |
de opdracht wordt overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU gegund, indien een van de activiteiten waarvoor de opdracht bedoeld is, onder deze richtlijn valt en de andere activiteit onder Richtlijn 2014/24/EU; |
b) |
de opdracht wordt overeenkomstig de onderhavige richtlijn gegund, indien een van de activiteiten waarvoor de opdracht bedoeld is, onder de onderhavige richtlijn valt en de andere activiteit of activiteiten onder Richtlijn 2014/23/EU; |
c) |
de opdracht wordt overeenkomstig de onderhavige richtlijn gegund, indien een van de activiteiten waarvoor de opdracht bedoeld is, onder de onderhavige richtlijn valt en de andere activiteit noch onder de onderhavige richtlijn, noch onder Richtlijn 2014/24/EU, noch onder Richtlijn 2014/23/EU valt. |
HOOFDSTUK II
Activiteiten
Artikel 7
Gemeenschappelijke bepalingen
Voor de toepassing van de artikelen 8, 9 en 10, omvat toevoer opwekking/productie en groothandel en kleinhandel.
De productie van gas in de vorm van winning valt echter onder artikel 14.
Artikel 8
Gas en warmte
1. Met betrekking tot gas en warmte is deze richtlijn van toepassing op de volgende activiteiten:
a) |
de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van gas of warmte; |
b) |
de gas- of warmtetoevoer naar deze netten. |
2. De toevoer, door een andere aanbestedende instantie dan een aanbestedende dienst, van gas of warmte naar vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening, wordt niet als een in lid 1 bedoelde activiteit beschouwd wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de productie van gas of warmte door die aanbestedende instantie is het onvermijdelijke resultaat van de uitoefening van een andere activiteit dan de in lid 1 van dit artikel of in de artikelen 9 tot en met 11 bedoelde activiteiten; |
b) |
de toevoer aan het openbare net heeft uitsluitend tot doel deze productie op economisch verantwoorde wijze te exploiteren en vormt ten hoogste 20 % van de omzet van de aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaren, met inbegrip van het lopende jaar. |
Artikel 9
Elektriciteit
1. Met betrekking tot elektriciteit is deze richtlijn van toepassing op de volgende activiteiten:
a) |
de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van elektriciteit; |
b) |
de elektriciteitstoevoer naar deze netten. |
2. De toevoer, door een andere aanbestedende instantie dan een aanbestedende dienst, van elektriciteit naar netten bestemd voor openbare dienstverlening, wordt niet als een in lid 1 bedoelde activiteit beschouwd wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
de elektriciteitsproductie door die aanbestedende instantie vindt plaats omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere activiteit dan de in lid 1 van dit artikel of artikel 8, 10 en 11 bedoelde activiteiten; |
b) |
de toevoer aan het openbare net hangt slechts van het eigen verbruik van die aanbestedende instantie af en was nooit hoger dan 30 % van de totale energieproductie van die aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaar, met inbegrip van het lopende jaar. |
Artikel 10
Water
1. Waar het water betreft, is deze richtlijn van toepassing op de volgende activiteiten:
a) |
de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van drinkwater; |
b) |
de drinkwatertoevoer naar deze netten. |
2. Deze richtlijn is tevens van toepassing op opdrachten die gegund worden of prijsvragen die georganiseerd worden door aanbestedende instanties welke een activiteit in de zin van lid 1 uitoefenen en welke verband houden met:
a) |
waterbouwtechnische projecten, bevloeiing of drainage voor zover de voor drinkwatervoorziening bestemde hoeveelheid water groter is dan 20 % van de totale hoeveelheid water die door middel van deze projecten of deze bevloeiings- of drainage-installaties ter beschikking wordt gesteld; |
b) |
de afvoer of behandeling van afvalwater. |
3. De toevoer, door een andere aanbestedende instantie dan een aanbestedende dienst, van drinkwater naar vaste netten bestemd voor openbare dienstverlening wordt niet als een in lid 1 bedoelde activiteit beschouwd wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
de productie van drinkwater door die aanbestedende instantie vindt plaats omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere activiteit dan de in de artikelen 8 tot en met 11 bedoelde activiteiten; |
b) |
de toevoer aan het openbare net hangt slechts af van het eigen verbruik van die aanbestedende instantie en was nooit hoger dan 30 % van de totale drinkwaterproductie van die aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaar, met inbegrip van het lopende jaar. |
Artikel 11
Vervoersdiensten
Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten die het ter beschikking stellen of exploiteren van netten bestemd voor openbare dienstverlening op het gebied van vervoer per trein, automatische systemen, tram, trolleybus, autobus of kabelbaan beogen.
Ten aanzien van vervoersdiensten wordt een net geacht te bestaan wanneer de dienst wordt verleend onder door een bevoegde instantie van een lidstaat gestelde exploitatievoorwaarden, zoals de te volgen routes, de beschikbaar te stellen capaciteit of de frequentie van de dienst.
Artikel 12
Havens en luchthavens
Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen ten behoeve van de terbeschikkingstelling aan lucht-, zee- of riviervervoerders van luchthaven-, zeehaven-, binnenhaven- of andere terminalfaciliteiten.
Artikel 13
Postdiensten
1. Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten met betrekking tot het aanbieden van:
a) |
postdiensten; |
b) |
andere diensten dan postdiensten, op voorwaarde dat deze diensten worden aangeboden door een entiteit die ook postdiensten in de zin van lid 2, onder b), van dit artikel aanbiedt, en dat met betrekking tot de onder lid 2, onder b), van dit artikel, vallende diensten niet is voldaan aan de in artikel 34, lid 1, genoemde voorwaarden. |
2. In dit artikel en onverminderd Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad (31) wordt verstaan onder:
a) „postzending”: geadresseerde zending in de definitieve vorm waarin zij moet worden verstuurd, ongeacht het gewicht. Naast brievenpost worden bijvoorbeeld als postzending aangemerkt: boeken, catalogi, kranten, tijdschriften en postpakketten die producten met of zonder handelswaarde bevatten, ongeacht het gewicht;
b) „postdiensten”: diensten die bestaan in het ophalen, sorteren, vervoeren en bestellen van postzendingen. Deze diensten omvatten zowel diensten die binnen als diensten die buiten het toepassingsgebied van de overeenkomstig Richtlijn 97/67/EG ingestelde universele dienst vallen;
c) „andere diensten dan postdiensten”: diensten die op de volgende gebieden worden geleverd:
i) |
beheer van postdiensten (diensten die zowel voor als na de zending worden verricht, inclusief „mailroom management services”); |
ii) |
diensten die betrekking hebben op niet onder a) vallende postzendingen, zoals niet-geadresseerde direct mail. |
Artikel 14
Winning van aardolie en gas en exploratie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen
Deze richtlijn is van toepassing op activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen ten behoeve van:
a) |
de winning van olie of gas; |
b) |
de exploratie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen. |
HOOFDSTUK III
Materieel toepassingsgebied
Artikel 15
Drempelbedragen
Deze richtlijn is van toepassing op opdrachten die niet zijn uitgesloten krachtens de in de artikelen 18 tot en met 23 en in artikel 34 bedoelde uitsluitingsgronden met betrekking tot de uitoefening van de betrokken activiteit, en waarvan de geraamde waarde exclusief belasting over de toegevoegde waarde (btw) gelijk is aan of groter dan de volgende drempelbedragen:
a) |
414 000 EUR voor opdrachten voor leveringen en diensten alsmede voor prijsvragen; |
b) |
5 186 000 EUR voor opdrachten voor werken; |
c) |
1 000 000 EUR voor opdrachten voor sociale diensten en andere specifieke diensten als vermeld in bijlage XVII. |
Artikel 16
Methoden voor de berekening van de geraamde waarde van een opdracht
1. De berekening van de geraamde waarde van een opdracht is gebaseerd op het totale bedrag, exclusief btw, zoals geraamd door de aanbestedende instantie, met inbegrip van de eventuele opties en eventuele verlengingen van de opdrachten zoals uitdrukkelijk vermeld in de aanbestedingsstukken.
Ingeval de aanbestedende instantie voorziet in prijzengeld of betalingen aan gegadigden of inschrijvers, berekent hij deze door in de geraamde waarde van de aanbesteding.
2. Indien een aanbestedende instantie uit afzonderlijke operationele eenheden bestaat, wordt de geraamde totale waarde van deze eenheden in beschouwing genomen
Niettegenstaande de eerste alinea kunnen, indien een afzonderlijke operationele eenheid zelf verantwoordelijk is voor zijn aanbestedingen of bepaalde categorieën daarvan, de waarden op het niveau van elke operationele eenheid worden geraamd.
3. De keuze van de methode voor de berekening van de geraamde waarde van een aanbesteding mag niet bedoeld zijn om de opdracht buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden. Eén opdracht mag derhalve niet worden gesplitst om deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te laten, tenzij objectieve redenen dit rechtvaardigen.
4. Deze geraamde waarde is geldig op het tijdstip waarop de oproep tot mededinging wordt verzonden of, in gevallen waarin niet in een dergelijke oproep tot mededinging is voorzien, op het tijdstip waarop de aanbestedingsprocedure voor de aanbestedende instantie aanvangt, bijvoorbeeld, in voorkomend geval, wanneer contact wordt gezocht met ondernemers in verband met de aanbesteding.
5. In het geval van een raamovereenkomst of een dynamisch aankoopsysteem moet worden uitgegaan van de geraamde maximale waarde, exclusief btw, van alle voor de totale duur van de overeenkomst of van het systeem voorgenomen opdrachten.
6. In het geval van innovatiepartnerschappen moet worden uitgegaan van de geraamde maximale waarde, exclusief btw, van de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten die zullen plaatsvinden in alle stadia van het voorgenomen partnerschap alsmede van de werken, leveringen of diensten die aan het einde van het voorgenomen partnerschap zullen worden ontwikkeld en verworven.
7. Voor de toepassing van artikel 15 houdt de aanbestedende instantie bij de bepaling van de geraamde waarde van een opdracht voor de uitvoering van werken rekening met de waarde van het werk en met de totale geraamde waarde van alle leveringen of diensten die door de aanbestedende dienst ter beschikking van de ondernemer zijn gesteld, mits zij noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken.
8. Indien een voorgenomen werk of een voorgenomen aankoop van diensten aanleiding kan geven tot opdrachten die in afzonderlijke percelen worden geplaatst, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen.
Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in artikel 15 bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn van toepassing op de plaatsing van elk perceel.
9. Wanneer een voorgenomen verkrijging van soortgelijke leveringen aanleiding kan geven tot opdrachten die in afzonderlijke percelen worden gegund, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen voor de toepassing van artikel 15, eerste alinea, onder b) en c).
Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in artikel 15 bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn van toepassing op de plaatsing van elk perceel.
10. Niettegenstaande de leden 8 en 9, kunnen aanbestedende instanties opdrachten voor afzonderlijke percelen plaatsen zonder de in deze richtlijn bedoelde procedures toe te passen, mits de geraamde waarde, exclusief btw, van het betrokken perceel kleiner is dan 80 000 EUR voor leveringen of diensten of 1 miljoen EUR voor werken. De samengetelde waarde van de aldus zonder toepassing van deze richtlijn gegunde percelen mag echter niet meer bedragen dan 20 % van de samengetelde waarde van alle percelen waarin het voorgenomen werk, de voorgenomen verwerving van soortgelijke leveringen of de voorgenomen aankoop van diensten is verdeeld.
11. In het geval van opdrachten voor leveringen of diensten die met een zekere regelmaat worden verleend of die bestemd zijn om binnen een bepaalde termijn te worden hernieuwd, wordt voor de berekening van de geraamde waarde van de opdracht de volgende grondslag genomen:
a) |
de totale reële waarde van de soortgelijke opeenvolgende opdrachten die zijn gegund gedurende de voorafgaande twaalf maanden of het voorafgaande boekjaar, indien mogelijk gecorrigeerd voor eventuele wijzigingen in hoeveelheid of waarde gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste opdracht; |
b) |
of de totale geraamde waarde van de opeenvolgende opdrachten die gegund zijn gedurende de twaalf maanden volgende op de eerste levering, of gedurende het boekjaar, indien dit zich over meer dan twaalf maanden uitstrekt. |
12. In het geval van opdrachten voor leveringen die betrekking hebben op leasing, huur, of huurkoop van producten wordt de waarde van de opdracht op de volgende grondslag geraamd:
a) |
bij opdrachten met een vaste looptijd, de totale geraamde waarde voor de gehele looptijd wanneer die ten hoogste twaalf maanden bedraagt, dan wel de totale waarde wanneer de looptijd meer dan twaalf maanden bedraagt, met inbegrip van de geraamde restwaarde; |
b) |
bij opdrachten voor onbepaalde duur of waarvan de looptijd niet kan worden bepaald, het maandelijks te betalen bedrag vermenigvuldigd met 48. |
13. In het geval van opdrachten voor diensten wordt de geraamde waarde van de opdracht in voorkomend geval op de volgende grondslag berekend:
a) |
verzekeringsdiensten: de te betalen premie en andere vormen van beloning; |
b) |
bankdiensten en andere financiële diensten: te betalen honoraria, provisies en rente, alsmede andere vormen van beloning; |
c) |
opdrachten betreffende een ontwerp: te betalen honoraria, provisies en andere vormen van vergoeding. |
14. In het geval van opdrachten voor diensten waarvoor geen totale prijs is vastgesteld, geldt voor het geraamde bedrag van de opdracht de volgende berekeningsgrondslag:
a) |
bij opdrachten met een vaste looptijd die gelijk is aan of korter is dan 48 maanden: de totale waarde voor de gehele looptijd; |
b) |
bij opdrachten voor onbepaalde tijd of waarvan de looptijd langer is dan 48 maanden: de maandelijkse waarde vermenigvuldigd met 48. |
Artikel 17
Herziening van de drempels
1. Vanaf 30 juni 2013 controleert de Commissie om de twee jaar of de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels overeenstemmen met de in de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake overheidsopdrachten („de GPA-overeenkomst”) vastgestelde drempels en herziet zij die drempels indien nodig, overeenkomstig dit artikel.
Overeenkomstig de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode berekent de Commissie de waarde van deze drempels op basis van de gemiddelde dagwaarde van de euro uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten over een periode van 24 maanden die eindigt op de 31e augustus voorafgaande aan de datum van 1 januari waarop de herziening ingaat. De waarde van de aldus herziene drempels wordt, indien nodig, naar beneden afgerond op het dichtstbijzijnde veelvoud van duizend euro om ervoor te zorgen dat de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempels, uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten, worden nageleefd.
2. Vanaf 1 januari 2014 bepaalt de Commissie om de twee jaar de waarde in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, van de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels, die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn herzien.
Tegelijkertijd bepaalt de Commissie de waarde van de in artikel 15, eerste alinea, onder c), bedoelde drempel in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben.
Volgens de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode worden deze waarden vastgesteld op basis van de gemiddelde dagwaarde van deze valuta, overeenstemmend met de toepasselijke drempel uitgedrukt in euro over een periode van 24 maanden die eindigt op de 31e augustus voorafgaande aan de herziening die op 1 januari ingaat.
3. De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde herziene drempels, hun tegenwaarde in de nationale valuta, bedoeld in lid 2, eerste alinea, en de waarde vastgesteld overeenkomstig lid 2, tweede alinea, bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie aan het begin van de maand november volgend op de herziening ervan..
4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel vastgestelde methode aan te passen aan elke verandering van de in de GPA-overeenkomst vastgestelde methode voor de herziening van de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels en voor de vaststelling van de corresponderende bedragen in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, als bedoeld in lid 2.
De Commissie is tevens bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen om indien nodig de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), bedoelde drempels te herzien.
5. Indien dit ingeval de in artikel 15, eerste alinea, onder a) en b), genoemde drempels moeten worden herzien en wegens tijdsdruk de in artikel 103 beschreven procedure niet kan worden gevolgd, om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 104 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig de tweede alinea van lid 4 van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.
Artikel 18
Opdrachten voor wederverkoop of verhuur aan derden
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten die zijn gegund voor wederverkoop of verhuur aan derden, indien de aanbestedende instantie geen bijzondere of uitsluitende rechten bezit om het voorwerp van deze opdrachten te verkopen of te verhuren en andere diensten vrij zijn om dit voorwerp te verkopen of te verhuren onder dezelfde voorwaarden als de aanbestedende dienst.
2. De aanbestedende instanties doen de Commissie desgevraagd mededeling van alle categorieën producten en activiteiten die zij ingevolge lid 1 als uitgesloten beschouwen. De Commissie kan periodiek ter informatie de lijsten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaken van de categorieën producten en activiteiten die volgens haar onder deze uitsluiting vallen. Daarbij houdt de Commissie rekening met alle gevoelige commerciële aspecten waarop de aanbestedende instanties eventueel wijzen bij het verstrekken van informatie.
Artikel 19
Opdrachten en prijsvragen voor andere doeleinden dan de uitoefening van een onder deze richtlijn vallende activiteit of voor de uitoefening van een dergelijke activiteit in een derde land
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten die de aanbestedende instanties gunnen voor andere doeleinden dan de uitoefening van hun activiteiten als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 14 of voor de uitoefening van deze activiteiten in een derde land, in omstandigheden waarbij er geen sprake is van fysieke exploitatie van een net of van een geografisch gebied binnen de Unie, en is evenmin van toepassing op prijsvragen die met dat doel worden georganiseerd.
2. De aanbestedende instanties doen de Commissie desgevraagd mededeling van elke activiteit die zij ingevolge lid 1 als uitgesloten beschouwen. De Commissie kan periodiek ter informatie de lijsten in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaken van de categorieën producten en activiteiten die volgens haar onder deze uitsluiting vallen. Daarbij houdt de Commissie rekening met alle gevoelige commerciële aspecten waarop de waarop de aanbestedende instanties eventueel wijzen bij het verstrekken van informatie.
Artikel 20
Opdrachten en prijsvragen op grond van internationale voorschriften
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten of prijsvragen die de aanbestedende instantie verplicht is te plaatsen of uit te schrijven overeenkomstig andere aanbestedingsprocedures dan die van deze richtlijn, en waarin voorzien is bij:
a) |
een juridisch instrument dat internationaalrechtelijke verplichtingen creëert, zoals een overeenkomstig de Verdragen tot stand gekomen internationale overeenkomst of regeling tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten; |
b) |
een internationale organisatie. |
Alle juridische instrumenten bedoeld in de eerste alinea, onder a), van dit lid worden door de lidstaten gemeld aan de Commissie, die het in artikel 105 genoemde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.
2. Opdrachten en prijsvragen die door de aanbestedende instantie volgens de aanbestedingsregels van een internationale organisatie of een internationale financiële instelling worden geplaatst of uitgeschreven, vallen niet onder deze richtlijn indien ze volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd; in het geval van opdrachten of prijsvragen die voor het grootste deel mede door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling worden gefinancierd, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.
3. Artikel 27 is van toepassing op opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden geplaatst of uitgeschreven. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn niet van toepassing op deze opdrachten en prijsvragen.
Artikel 21
Specifieke uitsluitingen voor opdrachten voor diensten
Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten voor diensten betreffende:
a) |
de verwerving of huur, ongeacht de financiële voorwaarden, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken of betreffende de rechten hierop; |
b) |
arbitrage- en bemiddelingsdiensten; |
c) |
een van de hierna genoemde rechtskundige diensten:
|
d) |
financiële diensten betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop of de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (33), en operaties die in het kader van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees stabiliteitsmechanisme worden uitgevoerd; |
e) |
leningen, al dan niet in samenhang met de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten; |
f) |
arbeidsovereenkomsten; |
g) |
openbaar personenvervoer per trein of metro; |
h) |
diensten inzake civiele verdediging, civiele bescherming en risicopreventie die worden verleend door non-profitorganisaties en -verenigingen en onder de volgende CPV-codes vallen: 75250000-3, 75251000-0, 75251100-1, 75251110-4, 75251120-7, 75252000-7, 75222000-8; 98113100-9; en 85143000-3 behalve ziekenvervoer per ambulance; |
i) |
opdrachten voor zendtijd of voor levering van programma’s die aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of van radiodiensten worden gegund. In dit punt wordt onder „aanbieder van mediadiensten” hetzelfde verstaan als in artikel 1, lid 1, onder d), van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad (34). Onder „programma” wordt hetzelfde verstaan als in artikel 1, lid 1, onder b), van die richtlijn, maar het begrip omvat daarnaast radioprogramma’s en radioprogrammamateriaal. Voorts wordt in deze bepaling onder „programmamateriaal” hetzelfde verstaan als onder „programma”. |
Artikel 22
Op basis van een alleenrecht gegunde opdrachten voor diensten
Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten voor diensten die worden gegund aan een instantie die zelf een aanbestedende dienst is of aan een samenwerkingsverband van aanbestedende diensten op basis van een alleenrecht dat deze uit hoofde van met het VWEU verenigbare, wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepalingen genieten.
Artikel 23
Door bepaalde aanbestedende instanties gegunde opdrachten voor de aankoop van water en voor de levering van energie of brandstoffen, bestemd voor de opwekking van energie
Deze richtlijn is niet van toepassing op:
a) |
opdrachten voor de aankoop van water, gegund door aanbestedende instanties die betrokken zijn bij een of beide van de activiteiten betreffende drinkwater als bedoeld in artikel 10, lid 1; |
b) |
opdrachten van aanbestedende instanties die zelf werkzaam zijn in de energiesector doordat zij betrokken zijn bij een activiteit als bedoeld in artikel 8, lid 1, artikel 9, lid 1, of artikel 14 voor de levering van:
|
Artikel 24
Defensie en veiligheid
1. In het geval van opdrachten geplaatst en prijsvragen uitgeschreven op het gebied van defensie en veiligheid is deze richtlijn niet van toepassing op:
a) |
opdrachten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2009/81/EG vallen; |
b) |
opdrachten waarop Richtlijn 2009/81/EG krachtens de artikelen 8, 12 en 13 daarvan niet van toepassing is. |
2. Deze richtlijn is niet van toepassing op openbare opdrachten en prijsvragen die niet anderszins op grond van lid 1 zijn uitgezonderd, voor zover de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat niet kan worden gewaarborgd door minder ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld door eisen te stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die de aanbestedende dienst in een aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn beschikbaar stelt.
Voorts is deze richtlijn overeenkomstig artikel 346, lid 1, onder a), VWEU niet van toepassing op opdrachten en prijsvragen die niet anderszins op grond van lid 1 van dit artikel zijn uitgezonderd, voor zover de toepassing van deze richtlijn een lidstaat ertoe zou verplichten informatie ter beschikking te stellen waarvan hij de openbaarmaking in strijd acht met zijn essentiële veiligheidsbelangen.
3. Wanneer de aanbesteding en de uitvoering van de opdracht of prijsvraag geheim zijn verklaard of overeenkomstig de in een lidstaat geldende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gepaard moeten gaan met bijzondere veiligheidsmaatregelen, is deze richtlijn niet van toepassing, indien die lidstaat heeft besloten dat de essentiële belangen niet kunnen worden gewaarborgd met minder ingrijpende maatregelen, zoals die als bedoeld in lid 2.
Artikel 25
Gemengde opdrachten die op dezelfde activiteit betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn
1. Voor gemengde opdrachten die betrekking hebben op dezelfde activiteit en bestaan in opdrachten die onder deze richtlijn vallen, en voor opdrachten of andere elementen die onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG vallen, is dit artikel van toepassing.
2. Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien deelbaar zijn, kunnen de aanbestedende instanties besluiten voor de afzonderlijke onderdelen afzonderlijke opdrachten te gunnen of één algemene opdracht te gunnen.
Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor afzonderlijke onderdelen afzonderlijke opdrachten te plaatsen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke opdrachten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betreffende afzonderlijke onderdeel.
Wanneer de aanbestedende instanties besluiten één algemene opdracht te plaatsen, gelden voor het bepalen van de toepasselijke wettelijke regeling de volgende criteria:
a) |
wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder artikel 346 VWEU valt, kan de opdracht worden gegund zonder toepassing van deze richtlijn, mits de gunning van één enkele opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is; |
b) |
wanneer een bepaald onderdeel van een opdracht onder Richtlijn 2009/81/EG valt, kan de opdracht overeenkomstig die richtlijn worden gegund, mits de gunning van één algemene opdracht op objectieve gronden gerechtvaardigd is. Dit punt laat de drempels en uitzonderingen van die richtlijn onverlet. |
Het besluit één algemene opdracht te plaatsen is evenwel niet bedoeld om opdrachten uit te zonderen van de toepassing van deze richtlijn of Richtlijn 2009/81/EG.
3. Lid 2, derde alinea, onder a), is van toepassing op gemengde opdrachten waarop in andere gevallen zowel punt a) als punt b) van die alinea, van toepassing zouden kunnen zijn.
4. Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde opdracht objectief gezien niet deelbaar zijn, kan de opdracht worden gegund zonder toepassing van deze richtlijn indien zij elementen bevat waarop artikel 346 VWEU van toepassing is; in andere gevallen kan zij overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG worden gegund.
Artikel 26
Opdrachten die op verschillende activiteiten betrekking hebben en waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn
1. De aanbestedende instanties kunnen, in het geval van opdrachten die voor verschillende activiteiten moeten gelden, besluiten per afzonderlijke activiteit afzonderlijke opdrachten te gunnen of één enkele opdracht te plaatsen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke opdrachten te gunnen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke opdrachten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van de betrokken afzonderlijke activiteit.
Wanneer de aanbestedende instanties besluiten één enkele opdracht te gunnen, is lid 2 van dit artikel van toepassing. De keuze tussen de gunning van één opdracht voor meerdere activiteiten of van verschillende afzonderlijke opdrachten mag niet bedoeld zijn om de opdracht(en) uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn of van Richtlijn 2009/81/EG.
2. Voor opdrachten die bedoeld zijn voor een activiteit die valt onder deze richtlijn en voor een andere die:
a) |
valt onder Richtlijn 2009/81/EG, of |
b) |
valt onder artikel 346 VWEU, |
kan de opdracht worden gegund in overeenstemming met Richtlijn 2009/81/EG, in de in de eerste alinea, onder a), genoemde gevallen, en kan de opdracht zonder toepassing van deze richtlijn worden gegund in de onder b) genoemde gevallen. Deze alinea laat de drempels en uitzonderingen van Richtlijn 2009/81/EG onverlet.
Opdrachten als bedoeld in de eerste alinea, onder a), die daarnaast aanbestedingen of andere elementen bevatten waarop artikel 346 VWEU van toepassing is, kunnen worden gegund zonder toepassing van deze richtlijn.
Voor de toepassing van de eerste en de tweede alinea geldt evenwel als voorwaarde dat de gunning van één enkele opdracht objectief gerechtvaardigd moet zijn en het besluit om één enkele opdracht te gunnen niet tot doel heeft opdrachten van de toepassing van de onderhavige richtlijn uit te zonderen.
Artikel 27
Opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn en die overeenkomstig internationale regels worden gegund of uitgeschreven
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten of prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn, die de aanbestedende instantie verplicht is te gunnen of uit te schrijven overeenkomstig andere aanbestedingsprocedures dan die van deze richtlijn, en waarin is voorzien bij:
a) |
een overeenkomstig de Verdragen tot stand gekomen internationale overeenkomst of regeling tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten; |
b) |
een internationale overeenkomst of regeling betreffende de legering van strijdkrachten die betrekking heeft op ondernemingen in een lidstaat of in een derde land; |
c) |
een internationale organisatie. |
Alle overeenkomsten of regelingen, bedoeld in de eerste alinea, onder a), van dit lid, worden gemeld aan de Commissie, die het in artikel 105 genoemde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.
2. Opdrachten en prijsvragen waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn, die door de aanbestedende instantie volgens de aanbestedingsregels van een internationale organisatie of internationale financiële instelling worden gegund, vallen niet onder deze richtlijn indien ze volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd. In het geval van opdrachten of prijsvragen die voor het grootste deel mede door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling worden gefinancierd, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.
Artikel 28
Opdrachten van de ene aanbestedende dienst aan de andere
1. Een opdracht die door een aanbestedende dienst aan een privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon wordt gegund, valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de aanbestedende dienst oefent op die rechtspersoon toezicht uit zoals op zijn eigen diensten; |
b) |
meer dan 80 % van de activiteiten van de gecontroleerde rechtspersoon wordt verricht ter uitvoering van taken die hem zijn opgedragen door de controlerende aanbestedende dienst of door andere rechtspersonen die door die aanbestedende dienst worden gecontroleerd; |
c) |
er is geen directe participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon. |
Een aanbestedende dienst wordt geacht op een rechtspersoon toezicht zoals op zijn eigen diensten uit te oefenen in de zin van de eerste alinea, onder a), indien hij zowel op strategische doelstellingen als op belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon een beslissende invloed uitoefent. Zulk toezicht kan ook worden uitgeoefend door een andere rechtspersoon, die zelf op eendere wijze door de aanbestedende dienst wordt gecontroleerd.
2. Lid 1 is eveneens van toepassing wanneer een gecontroleerde rechtspersoon die een aanbestedende dienst is, een opdracht gunt aan zijn aanbestedende dienst of aan een andere rechtspersoon die door dezelfde aanbestedende dienst wordt gecontroleerd, mits er geen directe participatie van privékapitaal is in de rechtspersoon aan wie de overheidsopdracht wordt gegund, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon.
3. Een aanbestedende dienst die geen toezicht op een publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon uitoefent in de zin van lid 1, kan niettemin zonder deze richtlijn toe te passen een opdracht aan die rechtspersoon gunnen wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de aanbestedende dienst oefent samen met andere aanbestedende diensten op die rechtspersoon toezicht uit zoals op hun eigen diensten; |
b) |
meer dan 80 % van de activiteiten van die rechtspersoon wordt verricht ter uitvoering van taken die hem zijn opgedragen door de controlerende aanbestedende dienst of door andere rechtspersonen die door die aanbestedende dienst worden gecontroleerd, en |
c) |
er is geen directe participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van geen controle of blokkerende macht opleverende vormen van participatie van privékapitaal, vereist krachtens de nationale wet- en regelgeving, in overeenstemming met de Verdragen, die geen beslissende invloed uitoefenen op de gecontroleerde rechtspersoon. |
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), worden aanbestedende diensten geacht gezamenlijk toezicht uit oefenen op een rechtspersoon wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
i) |
de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde rechtspersoon zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van alle deelnemende aanbestedende diensten; individuele vertegenwoordigers kunnen verscheidene of alle deelnemende aanbestedende diensten vertegenwoordigen; |
ii) |
deze aanbestedende diensten zijn in staat gezamenlijk beslissende invloed uit te oefenen op de strategische doelstellingen en belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon, en |
iii) |
de gecontroleerde rechtspersoon streeft geen belangen na die in strijd zijn met de belangen van de controlerende aanbestedende diensten. |
4. Een opdracht die uitsluitend tussen twee of meer aanbestedende diensten wordt gegund, valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de opdracht brengt een samenwerking tussen de deelnemende aanbestedende diensten tot stand of geeft er invulling aan, teneinde ervoor te zorgen dat de openbare diensten die zij moeten verlenen, worden verricht met het oog op de verwezenlijking van hun gemeenschappelijke doelstellingen; |
b) |
de invulling van die samenwerking berust uitsluitend op overwegingen in verband met het openbaar belang, en |
c) |
de deelnemende aanbestedende diensten nemen op de open markt minder dan 20 % van de onder die samenwerking vallende activiteiten voor hun rekening. |
5. Het percentage van de activiteiten als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), lid 3, eerste alinea, onder b), en lid 4, eerste alinea, onder c), wordt bepaald op grond van de gemiddelde totale omzet, of een geschikte alternatieve op activiteiten gebaseerde maatstaf, zoals de kosten die de betrokken rechtspersoon voor de diensten, leveringen en werken in de drie jaar voorafgaand aan de gunning van de opdracht heeft gemaakt.
Wanneer in verband met de datum van oprichting of aanvang van de bedrijfsactiviteiten van die rechtspersoon of in verband met een reorganisatie van zijn activiteiten, de omzet of de alternatieve op activiteiten gebaseerde maatstaf, zoals de kosten, over de laatste drie jaar niet beschikbaar of niet langer relevant is, volstaat het, met name door bedrijfsprognoses, aan te tonen dat de meting van de activiteit aannemelijk is.
Artikel 29
Opdrachten gegund aan een verbonden onderneming
1. In dit artikel wordt onder „verbonden onderneming” verstaan elke onderneming waarvan de jaarrekening geconsolideerd is met die van de aanbestedende instantie overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 2013/34/EU.
2. Indien het instanties betreft die volgens Richtlijn 2013/34/EU niet onder die richtlijn vallen, wordt onder „verbonden onderneming” verstaan, elke onderneming die:
a) |
al dan niet rechtstreeks onderworpen kan zijn aan een overheersende invloed van de aanbestedende instantie; |
b) |
die een overheersende invloed op de aanbestedende instantie kan uitoefenen, of |
c) |
die gezamenlijk met de aanbestedende instantie aan de overheersende invloed van een andere onderneming is onderworpen uit hoofde van eigendom, financiële deelname of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften. |
Voor de toepassing van dit lid heeft „overheersende invloed” dezelfde betekenis als in artikel 4, lid 2, tweede alinea.
3. Niettegenstaande artikel 28 en mits aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel wordt voldaan, is deze richtlijn niet van toepassing op opdrachten:
a) |
die een aanbestedende instantie aan een met hem verbonden onderneming gunt; |
b) |
die een gezamenlijke onderneming, uitsluitend bestaande uit meerdere aanbestedende instanties, voor de uitoefening van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten aan een met een van deze aanbestedende instanties verbonden onderneming gunt. |
4. Lid 3 is van toepassing:
a) |
op opdrachten voor diensten, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming heeft behaald, rekening houdend met alle diensten die zij de laatste drie jaar heeft verleend, afkomstig is van het verlenen van diensten aan de aanbestedende instantie of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is; |
b) |
op opdrachten voor leveringen, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming heeft behaald, rekening houdend met alle leveringen die zij de laatste drie jaar heeft verricht, afkomstig is van het verrichten van leveringen aan de aanbestedende instantie of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is; |
c) |
op opdrachten voor werken, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming heeft behaald, rekening houdend met alle werken die zij de laatste drie jaar heeft verricht, afkomstig is van het verrichten van werken voor de aanbestedende instantie of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is. |
5. Wanneer in verband met de datum van oprichting of aanvang van de bedrijfsactiviteiten van de verbonden onderneming de omzet over de afgelopen drie jaar niet beschikbaar is, volstaat het dat deze onderneming, met name door bedrijfsprognoses, aantoont dat de in lid 4, onder a), b) of c), bedoelde omzet aannemelijk is.
6. Wanneer dezelfde of soortgelijke werken, leveringen of diensten worden verricht door meer dan één onderneming die is verbonden met de aanbestedende instantie waarmee zij een economische groep vormen, wordt bij de berekening van de bovengenoemde percentages rekening gehouden met de totale omzet die voortvloeit uit het verrichten van respectievelijk diensten, leveringen of werken door deze verbonden ondernemingen.
Artikel 30
Opdrachten gegund aan een gezamenlijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gezamenlijke onderneming
Niettegenstaande artikel 28 en mits de gezamenlijke onderneming is opgericht om de betrokken activiteit gedurende een periode van ten minste drie jaar uit te oefenen en het instrument tot oprichting van deze gezamenlijke onderneming bepaalt dat de aanbestedende instanties waaruit zij bestaat, daar deel van uitmaken voor ten minste dezelfde termijn, is deze richtlijn niet van toepassing op opdrachten die:
a) |
door een gezamenlijke onderneming, uitsluitend bestaande uit een aantal aanbestedende instanties, voor de uitoefening van de in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten worden gegund aan een van die aanbestedende instanties, of |
b) |
door een aanbestedende instantie worden gegund aan deze gezamenlijke onderneming waarvan zij deel uitmaakt. |
Artikel 31
Informatieverstrekking
Aanbestedende instanties verstrekken de Commissie desgevraagd de volgende informatie betreffende de toepassing van artikel 29, leden 2 en 3, en artikel 30:
a) |
de namen van de betrokken ondernemingen of gezamenlijke ondernemingen, |
b) |
de aard en de waarde van de betrokken opdrachten; |
c) |
de gegevens die de Commissie noodzakelijk acht ten bewijze dat de betrekkingen tussen de aanbestedende instantie en de onderneming of de gezamenlijke onderneming waaraan de opdrachten worden gegund, voldoen aan de voorschriften van artikel 29 of 30. |
Artikel 32
Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten
Deze richtlijn is uitsluitend van toepassing op opdrachten voor diensten van onderzoek en ontwikkeling die vallen onder de CPV-codes 73000000-2 tot en met 73120000-9, 73300000-5, 73420000-2 en 73430000-5, mits aan beide volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de baten komen uitsluitend toe aan de aanbestedende instantie voor gebruik ervan in de uitoefening van de eigen werkzaamheden, en |
b) |
de verleende dienst wordt volledig door de aanbestedende instantie betaald. |
Artikel 33
Onder een bijzondere regeling vallende opdrachten
1. Onverminderd artikel 34 van deze richtlijn zorgen de Republiek Oostenrijk en de Bondsrepubliek Duitsland er door middel van de machtigingsvoorwaarden of andere passende maatregelen voor dat elke instantie die in de Beschikking 2002/205/EG (35) en Beschikking 2004/73/EG (36) van de Commissie genoemde sectoren werkzaam is:
a) |
bij het plaatsen van opdrachten voor werken, leveringen of diensten het discriminatieverbod en het beginsel van oproep tot mededinging in acht neemt, met name ten aanzien van de informatie die deze instantie de ondernemingen verstrekt met betrekking tot zijn voornemens inzake aanbestedingen; |
b) |
de Commissie onder de in Beschikking 93/327/EEG van de Commissie (37), vastgestelde voorwaarden informatie verstrekt inzake de door hen gegunde opdrachten. |
2. Onverminderd artikel 34 zorgt het Verenigd Koninkrijk er door middel van de machtigingsvoorwaarden of andere passende maatregelen voor dat elke instantie die in de in Beschikking 97/367/EEG genoemde sectoren werkzaam is, lid 1, onder a) en b), van dit artikel, naleeft met betrekking tot opdrachten die voor de uitoefening van die activiteiten worden gegund in Noord-Ierland.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op opdrachten die worden gegund voor de prospectie naar olie of gas.
Artikel 34
Activiteiten die rechtstreeks blootstaan aan concurrentie
1. Deze richtlijn is niet van toepassing op opdrachten voor in de artikelen 8 tot en met 14 bedoelde activiteiten indien de lidstaat of de aanbestedende instantie die het verzoek krachtens artikel 35 heeft ingediend, kan aantonen dat de activiteit in de lidstaat waar zij wordt uitgeoefend, rechtstreeks blootstaan aan concurrentie op marktgebieden waarvoor de toegang niet beperkt is; de richtlijn is evenmin van toepassing op prijsvragen die in dat geografische gebied voor de uitoefening van een dergelijke activiteit worden uitgeschreven. De betrokken activiteit kan onderdeel zijn van een bredere sector of slechts in delen van de betrokken lidstaat worden uitgeoefend. Deze beoordeling van de concurrentie, bedoeld in de eerste zin van dit lid, die met het oog op deze richtlijn plaatsvindt in het licht van de informatie waarover de Commissie beschikt, laat de toepassing van het mededingingsrecht onverlet. De beoordeling wordt verricht met inachtneming van de markt voor de betrokken activiteiten en de van de geografische referentiemarkt in de zin van lid 2.
2. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel dient de vraag of een activiteit rechtstreeks blootstaat aan concurrentie, te worden beantwoord op basis van criteria die in overeenstemming zijn met de mededingingsregels van het VWEU. Deze criteria kunnen betrekking hebben op de kenmerken van de desbetreffende producten of diensten, het voorhanden zijn van alternatieve producten of diensten die aan de vraag- of aanbodzijde substitueerbaar zijn, de prijzen en de werkelijke of potentiële aanwezigheid van meer dan één leverancier van deze producten of meer dan één aanbieder van deze diensten.
De geografische referentiemarkt op basis waarvan de blootstelling aan concurrentie wordt beoordeeld, wordt gevormd door een gebied waarin de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van producten of diensten, waarin de mededingingsvoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van de aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden, met name vanwege de mededingingsvoorwaarden die duidelijk afwijken van die welke in die gebieden gelden. Bij deze beoordeling wordt met name rekening gehouden met de aard en de kenmerken van de betrokken producten of diensten, het bestaan van hinderpalen voor de toegang tot de markt of van voorkeuren van consumenten, alsmede het bestaan tussen het betrokken gebied en de aangrenzende gebieden van aanzienlijke verschillen in marktaandelen van de ondernemingen of van wezenlijke prijsverschillen.
3. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel wordt de toegang tot een markt geacht niet beperkt te zijn indien de lidstaat de in bijlage III vermelde wetgeving van de Unie ten uitvoer heeft gelegd en heeft toegepast.
Wanneer op grond van de eerste alinea niet van vrije toegang tot een markt kan worden uitgegaan, moet worden aangetoond dat de toegang tot de betrokken markt rechtens en feitelijk vrij is.
Artikel 35
Procedure om te bepalen of artikel 34 van toepassing is
1. Wanneer een lidstaat of, indien de wetgeving van de betrokken lidstaat daarin voorziet, een aanbestedende instantie van mening is dat een bepaalde activiteit op grond van de in artikel 34, leden 2 en 3, bedoelde criteria rechtstreeks blootstaan aan concurrentie op marktgebieden waarvoor de toegang niet beperkt is, kan hij de Commissie verzoeken vast te stellen dat deze richtlijn niet van toepassing is op het plaatsen van opdrachten of het uitschrijven van prijsvragen voor de uitoefening van die activiteit, waar passend samen met het standpunt van een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit. Deze verzoeken kunnen betrekking hebben op activiteiten die onderdeel zijn van een bredere sector of die slechts in delen van de betrokken lidstaat uitgeoefend worden.
De lidstaat of de aanbestedende instantie stelt de Commissie in het verzoek in kennis van alle ter zake dienende feiten, en met name van elke wettelijke en bestuursrechtelijke bepaling of overeenkomst waaruit blijkt dat voldaan is aan de in artikel 34, lid 1, gestelde voorwaarden.
2. Tenzij een verzoek dat uitgaat van een aanbestedende instantie vergezeld gaat van een gemotiveerd standpunt van een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit, dat een diepgaande analyse bevat van de voorwaarden om artikel 34, lid 1, overeenkomstig de leden 2 en 3 van dat artikel op de betrokken activiteit te kunnen toepassen, stelt de Commissie de betrokken lidstaat onmiddellijk in kennis. De betrokken lidstaat stelt in dat geval de Commissie in kennis van alle ter zake dienende feiten, en met name van elke wettelijke en bestuursrechtelijke bepaling of overeenkomst waaruit blijkt dat voldaan is aan de in artikel 34, lid 1, gestelde voorwaarden.
3. Op een verzoek ingediend overeenkomstig lid 1 kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen vastgesteld binnen de bijlage IV gestelde termijnen, vaststellen of een activiteit als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 14 rechtstreeks blootstaan aan concurrentie op basis van de in artikel 34 voorgeschreven criteria. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 105, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
Opdrachten die de betrokken activiteit mogelijk moeten maken en prijsvragen die voor de uitoefening van deze activiteit worden uitgeschreven, vallen niet langer onder deze richtlijn in een van de volgende gevallen:
a) |
de Commissie heeft de uitvoeringshandeling waarbij artikel 34, lid 1, van toepassing wordt verklaard, vastgesteld binnen de in bijlage IV gestelde termijn; |
b) |
zij heeft de uitvoeringshandeling niet vastgesteld binnen de in bijlage IV gestelde termijn. |
4. Na het indienen van een verzoek kan de betrokken lidstaat of aanbestedende instantie, met instemming van de Commissie, dit verzoek grondig wijzigen, met name ten aanzien van de betrokken activiteiten of geografische gebieden. In dat geval geldt dan voor de vaststelling van de uitvoeringshandeling een nieuwe termijn, die wordt berekend overeenkomstig punt 1 van bijlage IV, tenzij door de Commissie en de lidstaat of aanbestedende instantie die het verzoek heeft ingediend, een kortere termijn wordt overeengekomen.
5. Wanneer voor een activiteit in een bepaalde lidstaat reeds een procedure op grond van de leden 1, 2 en 4 loopt, worden latere verzoeken betreffende dezelfde activiteit in dezelfde lidstaat die vóór het verstrijken van de voor het eerste verzoek geopende termijn zijn ingediend, niet als nieuwe procedures beschouwd, maar worden zij in het kader van het eerste verzoek behandeld.
6. De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast met nadere regels voor de toepassing van de leden 1 tot en met 5. Die uitvoeringshandeling voorziet ten minste in regels betreffende:
a) |
de bekendmaking ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Unie van de datum waarop de in punt 1 van bijlage IV, gestelde termijn aanvangt en verstrijkt, inclusief eventuele verlengingen of opschortingen van termijnen als bedoeld in die bijlage; |
b) |
de bekendmaking van de mogelijke toepassing van artikel 34, lid 1, overeenkomstig lid 3, tweede alinea, onder b), van dit artikel; |
c) |
uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de vorm, de inhoud en overige bijzonderheden van verzoeken krachtens lid 1 van dit artikel; |
Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 105, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
HOOFDSTUK IV
Algemene beginselen
Artikel 36
Aanbestedingsbeginselen
1. Aanbestedende instanties behandelen ondernemers gelijk, zonder te discrimineren en handelen op transparante en proportionele wijze.
Overheidsopdrachten worden niet opgesteld met het doel deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te doen vallen of om de mededinging op kunstmatige wijze te beperken. De mededinging wordt geacht kunstmatig te zijn beperkt indien de aanbesteding is opgesteld met het doel bepaalde ondernemers ten onrechte te bevoordelen of te benadelen.
2. De lidstaten nemen passende maatregelen om te waarborgen dat de ondernemers bij de uitvoering van de overheidsopdrachten voldoen aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, nationale recht, collectieve arbeidsovereenkomsten of uit hoofde van de in bijlage XIV vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht.
Artikel 37
Ondernemers
1. Ondernemers die krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd, gerechtigd zijn de betrokken verrichting uit te voeren, mogen niet worden afgewezen louter op grond van het feit dat zij krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin de opdracht wordt gegund, hetzij een natuurlijke persoon, hetzij een rechtspersoon moeten zijn.
Voor opdrachten voor diensten en werken alsmede voor opdrachten voor leveringen die bijkomende diensten of plaatsings- en installatiewerkzaamheden inhouden, kan van rechtspersonen echter worden verlangd dat zij in de inschrijving of in het verzoek tot deelname de namen en desbetreffende beroepskwalificaties vermelden van de personen die met de uitvoering van de opdracht worden belast.
2. Combinaties van ondernemers, waaronder tijdelijke samenwerkingsverbanden, kunnen deelnemen aan aanbestedingsprocedures. Zij mogen door de aanbestedende instanties niet worden verplicht een specifieke rechtsvorm te hebben om een inschrijving of een verzoek tot deelname te mogen indienen.
Indien nodig kunnen aanbestedende instanties in de aanbestedingsstukken aangeven op welke wijze combinaties van ondernemers aan de criteria en voorschriften op het gebied van erkenning en kwalitatieve selectie bedoeld in de artikelen 77 tot en met 81 moeten voldoen, mits deze op objectieve gronden berusten en proportioneel zijn. De lidstaten kunnen standaardvoorwaarden opstellen over hoe combinaties van ondernemers aan deze eisen moeten voldoen.
De voorwaarden voor de uitvoering van een opdracht door deze combinaties van ondernemers, die verschillen van de aan individuele deelnemers opgelegde voorwaarden, moeten eveneens op objectieve gronden berusten en proportioneel zijn.
3. Niettegenstaande lid 2 mogen aanbestedende instanties van combinaties van ondernemingen eisen dat zij een bepaalde rechtsvorm aannemen nadat de opdracht aan hen is gegund, voor zover zulke verandering nodig is voor de goede uitvoering van de opdracht.
Artikel 38
Voorbehouden opdrachten
1. De lidstaten mogen het recht om deel te nemen aan aanbestedingsprocedures voorbehouden aan beschermde werkplaatsen en ondernemers waarvan het hoofddoel de sociale en professionele integratie van personen met een handicap of kansarmen is of bepalen dat die opdrachten worden uitgevoerd in het kader van programma’s voor beschermde arbeid mits ten minste 30 % van de werknemers van die werkplaatsen, ondernemers of programma’s personen met een handicap of kansarmen zijn.
2. In de oproep tot mededinging wordt naar dit artikel verwezen.
Artikel 39
Vertrouwelijkheid
1. Tenzij anders bepaald in deze richtlijn of in het nationale recht waaraan de aanbestedende instantie is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie, en onverminderd de verplichtingen inzake bekendmaking van gegunde opdrachten en de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers overeenkomstig de artikelen 70 en 75, maakt een aanbestedende instantie de informatie die hem door een ondernemer vertrouwelijk is verstrekt, met inbegrip van — zij het niet uitsluitend — de fabrieks- of bedrijfsgeheimen en de vertrouwelijke aspecten van de inschrijving, niet bekend.
2. Aanbestedende instanties kunnen aan ondernemers eisen stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die zij ter beschikking stellen in de loop van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van informatie die ter beschikking wordt gesteld met betrekking tot het gebruik van een erkenningsregeling, ongeacht of dit is vermeld in de aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling die als oproep tot mededinging is gebruikt.
Artikel 40
Regels betreffende de communicatiemiddelen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat alle communicatie en informatie-uitwisseling op grond van deze richtlijn, met name elektronische inschrijving, plaatsvindt met behulp van elektronische communicatiemiddelen overeenkomstig de voorschriften van dit artikel. De voor communicatie langs elektronische weg te gebruiken instrumenten en middelen en de technische kenmerken daarvan moeten niet-discriminerend en algemeen beschikbaar zijn alsmede interoperabel met algemeen gebruikte ICT en mogen de toegang van ondernemers tot de aanbestedingsprocedure niet beperken.
Niettegenstaande de eerste alinea zijn de aanbestedende instanties niet verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de indieningsprocedure voor te schrijven in de volgende gevallen:
a) |
wegens de gespecialiseerde aard van de aanbesteding zijn voor het gebruik van elektronische communicatiemiddelen niet algemeen beschikbare gespecialiseerde instrumenten, middelen of bestandsformaten nodig; |
b) |
de applicaties voor ondersteuning van de bestandsformaten die geschikt zijn voor de omschrijving van de inschrijvingen gebruiken bestandsformaten die niet door andere open of algemeen beschikbare toepassingen kunnen worden verwerkt, of zijn onderworpen aan een eigendomsgebonden licentieregeling en kunnen niet door de aanbestedende dienst als downloads of gebruik op afstand beschikbaar worden gesteld; |
c) |
voor het gebruik van elektronische communicatiemiddelen is gespecialiseerde kantoorapparatuur nodig waarover de aanbestedende instanties doorgaans niet beschikken; |
d) |
voor de aanbestedingsstukken is de indiening vereist van fysieke of schaalmodellen die niet langs elektronische weg kunnen worden verzonden. |
Mededelingen waarvoor op grond van de tweede alinea geen elektronische communicatiemiddelen worden gebruikt, geschieden per post of een andere geschikte vervoerder, of per post of een andere geschikte vervoerder en elektronisch.
Niettegenstaande eerste alinea van dit lid zijn de aanbestedende instanties niet verplicht het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de indieningsprocedure voor te schrijven, voor zover het gebruik van andere dan elektronische communicatiemiddelen nodig is, hetzij vanwege een inbreuk op de beveiliging van die elektronische communicatiemiddelen, hetzij voor de bescherming van de bijzonder gevoelige aard van de informatie waarvoor een dermate hoog beschermingsniveau nodig is dat dit niveau niet afdoende kan worden gewaarborgd via elektronische instrumenten en middelen die algemeen beschikbaar zijn voor de ondernemers of hun via alternatieve toegangsmiddelen in de zin van lid 5 ter beschikking kunnen worden gesteld.
Aanbestedende instanties die voor de indieningsprocedure overeenkomstig de tweede alinea van dit lid andere dan elektronische communicatiemiddelen vereisen, moeten in het proces-verbaal als bedoeld in artikel 100 de motivering voor dit vereiste aangeven. In voorkomend geval geven de aanbestedende instanties in het proces-verbaal aan waarom het gebruik van andere dan elektronische communicatiemiddelen nodig is geacht bij de toepassing van de vierde alinea van dit lid.
2. Niettegenstaande lid 1 mag mondelinge communicatie worden gebruikt voor andere mededelingen dan die betreffende de essentiële elementen van een aanbestedingsprocedure, mits de inhoud van de mondelinge communicatie voldoende gedocumenteerd wordt. In dit verband wordt onder de essentiële elementen van de aanbestedingsprocedure verstaan de aanbestedingsstukken, verzoeken tot deelname en blijken van belangstelling en inschrijvingen. Met name wordt mondelinge communicatie met de inschrijvers die van grote invloed kan zijn op de inhoud en beoordeling van de inschrijvingen, voldoende en met passende middelen gedocumenteerd, zoals door middel van schriftelijke of auditieve registratie of samenvatting van de voornaamste elementen van de communicatie.
3. Bij elke mededeling, uitwisseling en opslag van informatie zorgen de aanbestedende instanties ervoor dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de inschrijvingen en aanvragen tot deelname gewaarborgd zijn. Zij nemen pas na het verstrijken van de uiterste termijn voor de indiening kennis van de inhoud van de inschrijvingen en aanvragen tot deelname.
4. De lidstaten mogen voor overheidsopdrachten en prijsvragen eisen dat gebruik wordt gemaakt van gespecialiseerde elektronische instrumenten, zoals elektronische bouwwerkinformatiemodellen of soortgelijke. In dergelijke gevallen bieden de aanbestedende instanties alternatieve toegangsmiddelen zoals bepaald in lid 5 totdat die instrumenten algemeen beschikbaar worden in de zin van lid 1, eerste alinea, tweede volzin.
5. Aanbestedende instanties kunnen, wanneer noodzakelijk, het gebruik van niet algemeen beschikbare middelen verplicht stellen, mits zij alternatieve toegangsmiddelen aanbieden.
Aanbestedende instanties worden geacht passende alternatieve toegangsmiddelen aan te bieden in een van de volgende situaties, wanneer zij:
a) |
kosteloos onbeperkte en volledige, rechtstreekse toegang langs elektronische weg tot deze middelen en instrumenten bieden vanaf de datum van de bekendmaking van de aankondiging overeenkomstig bijlage IX of vanaf de datum van verzending van de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling. De aankondiging of de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling vermeldt het internetadres waar deze instrumenten en middelen toegankelijk zijn; |
b) |
ervoor zorgen dat inschrijvers die geen toegang hebben tot de instrumenten en middelen, of buiten hun toedoen niet in staat zijn ze binnen de gestelde termijnen te verkrijgen, toegang hebben tot de aanbestedingsprocedure met behulp van voorlopige tokens die kosteloos online beschikbaar zijn, of |
c) |
een alternatief kanaal voor elektronische indiening van inschrijvingen ondersteunen. |
6. Naast de voorschriften van bijlage V zijn de volgende regels van toepassing op instrumenten en middelen voor elektronische toezending en ontvangst van inschrijvingen, alsmede voor de elektronische ontvangst van verzoeken tot deelname:
a) |
de belanghebbende partijen moeten kunnen beschikken over informatie betreffende de specificaties voor de elektronische indiening van inschrijvingen en aanvragen tot deelname, inclusief encryptie en tijdstempeldiensten; |
b) |
de lidstaten, of de aanbestedende instanties die handelen binnen het algemene kader dat door de betrokken lidstaat is vastgesteld, bepalen het vereiste veiligheidsniveau voor de elektronische communicatiemiddelen die in de verschillende fasen van de specifieke aanbestedingsprocedure worden gebruikt; dit niveau staat in verhouding tot de risico’s; |
c) |
indien de lidstaten, of de aanbestedende instanties die handelen binnen een algemeen kader dat door de betrokken lidstaat is vastgesteld, tot de conclusie komen dat de omvang van het risico, beoordeeld overeenkomstig punt b) van dit lid, van dien aard is dat geavanceerde elektronische handtekeningen als gedefinieerd in Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad (38) zijn vereist, aanvaarden de aanbestedende instanties geavanceerde elektronische handtekeningen die gebaseerd zijn op een gekwalificeerd certificaat, met inachtneming of deze certificaten worden aangeleverd door een aanbieder van certificeringsdiensten, die zich bevindt op de vertrouwenslijst waarin Beschikking 2009/767/EG van de Commissie (39) voorziet, al dan niet met een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening aangemaakt, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
Met betrekking tot documenten die in het kader van een aanbestedingsprocedure worden gebruikt, en die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat of door een andere afgevende entiteit worden ondertekend, kan de bevoegde afgevende autoriteit of entiteit het vereiste formaat voor geavanceerde handtekeningen vaststellen volgens de voorschriften van artikel 1, lid 2, van Besluit 2011/130/EU. Zij nemen de nodige maatregelen om deze formaten technisch te kunnen verwerken door de vereiste informatie voor de verwerking van de handtekening in het betrokken document op te nemen. Dergelijke documenten moeten in de elektronische handtekening of in de elektronische documentdrager informatie aanreiken over de bestaande valideringsmogelijkheden waarmee de ontvangen elektronische handtekening online en kosteloos kan worden gevalideerd op een wijze die begrijpelijk is voor anderstaligen.
7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging, om naar behoren rekening te houden met technische ontwikkelingen, van de in bijlage V vastgestelde technische details en kenmerken.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de in lid 1, tweede alinea, onder a) tot en met d), van dit artikel opgenomen lijsten indien het handhaven van de uitzonderingen op het gebruik van elektronische communicatiemiddelen vanwege de technologische ontwikkelingen niet langer zinvol is, of, in uitzonderlijke gevallen, indien vanwege de technologische ontwikkelingen nieuwe uitzonderingen moeten worden voorzien.
Teneinde vooral in een grensoverschrijdende context de interoperabiliteit van technische formaten en proces- en berichtnormen te waarborgen, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 103 bij gedelegeerde handeling het gebruik van bepaalde technische normen verplicht te stellen, met name met betrekking tot het gebruik van elektronische inschrijving, elektronische catalogi en middelen voor elektronische authenticatie, indien de technische normen op hun praktische bruikbaarheid zijn getoetst. Voordat het gebruik van een technische norm verplicht wordt gesteld, gaat de Commissie zorgvuldig na welke kosten daarmee gemoeid zijn, met name voor de aanpassing van bestaande oplossingen voor e-aanbestedingen, onder meer infrastructuur, processen of software.
Artikel 41
Nomenclaturen
1. Bij verwijzing naar nomenclaturen met betrekking tot het plaatsen van overheidsopdrachten wordt gebruikgemaakt van de „gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten”, hierna „CPV” (Common Procurement Vocabulary) genoemd, die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002.
2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de in deze richtlijn bedoelde CVP-codes, wanneer veranderingen in de CPV-nomenclatuur in deze richtlijn moeten worden overgenomen en dit geen wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn inhoudt.
Artikel 42
Belangenconflicten
De lidstaten zorgen ervoor dat de aanbestedende diensten passende maatregelen nemen om belangenconflicten tijdens de aanbestedingsprocedures daadwerkelijk te voorkomen, te onderkennen en op te lossen, teneinde vervalsing van de mededinging te vermijden en de gelijke behandeling van alle ondernemers te verzekeren.
Het begrip belangenconflicten omvat ten minste iedere situatie waarin personeelsleden van de aanbestedende dienst of van een namens de aanbestedende dienst optredende dienstverlener, die betrokken zijn bij de uitvoering van de aanbestedingsprocedure of invloed kunnen hebben op het resultaat van deze procedure, direct of indirect, financiële, economische of andere persoonlijke belangen hebben die geacht kunnen worden hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid bij de aanbestedingsprocedure in het gedrang te brengen.
TITEL II
OP OPDRACHTEN TOEPASSELIJKE BEPALINGEN
HOOFDSTUK I
Procedures
Artikel 43
Voorwaarden met betrekking tot de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten
Voor zover de bijlagen 3, 4 en 5 en de algemene opmerkingen bij aanhangsel I van de Europese Unie bij de GPA-overeenkomst en de andere internationale overeenkomsten waardoor de Unie gebonden is, van toepassing zijn, geven aanbestedende instanties in de zin van artikel 4, lid 1, onder a), aan werken, leveringen, diensten en ondernemers van de ondertekenende partijen van deze overeenkomsten geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan werken, leveringen, diensten en ondernemers van de Unie geven.
Artikel 44
Keuze van de procedure
1. Wanneer zij opdrachten voor werken, leveringen of diensten gunnen, passen aanbestedende instanties de procedures toe die in overeenstemming met deze richtlijn zijn gebracht, mits onverminderd artikel 47 een oproep tot mededinging in overeenstemming met deze richtlijn is bekendgemaakt.
2. De lidstaten bepalen dat aanbestedende instanties openbare of niet-openbare procedures of onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging zoals geregeld in deze richtlijn kunnen toepassen.
3. De lidstaten bepalen dat aanbestedende instanties innovatiepartnerschappen of concurrentiegerichte dialogen kunnen toepassen zoals geregeld bij deze richtlijn.
4. De oproep tot mededinging kan geschieden op een van de volgende wijzen:
a) |
een periodieke indicatieve aankondiging overeenkomstig artikel 67 wanneer de opdracht wordt gegund in een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen; |
b) |
een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling overeenkomstig artikel 68 wanneer de opdracht wordt geplaatst in een niet-openbare procedure of een procedure van gunning door onderhandelingen, of in een concurrentiegerichte dialoog of een innovatiepartnerschap; |
c) |
door middel van een aankondiging van opdracht overeenkomstig artikel 69. |
In het onder a) van dit lid bedoelde geval worden ondernemers die hun belangstelling na de bekendmaking van de periodieke indicatieve aankondiging te kennen hebben gegeven, vervolgens uitgenodigd hun belangstelling schriftelijk te bevestigen door middel van een „uitnodiging tot bevestiging van belangstelling” overeenkomstig artikel 74.
5. In de specifieke gevallen en omstandigheden zoals uitdrukkelijk bepaald in artikel 50 kunnen de lidstaten bepalen dat aanbestedende instanties een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging kunnen toepassen. De lidstaten staan de toepassing van deze procedure niet toe in andere dan de in artikel 50 bedoelde gevallen.
Artikel 45
Openbare procedure
1. In openbare procedures kan elke belangstellende ondernemer een inschrijving indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging.
De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen bedraagt ten minste 35 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.
De inschrijving moet vergezeld gaan van de door de aanbestedende instantie gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.
2. Wanneer aanbestedende instanties een periodieke indicatieve aankondiging hebben bekendgemaakt die zelf niet als oproep tot mededinging werd gebruikt, kan de minimale termijn voor ontvangst van inschrijvingen als vastgesteld in lid 1, tweede alinea, van dit artikel, worden verkort tot 15 dagen, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de periodieke indicatieve aankondiging bevat, naast de op grond van bijlage VI, deel A, afdeling I, vereiste informatie alle in bijlage VI, deel A, afdeling II, vereiste informatie, voor zover laatstbedoelde informatie bij de bekendmaking van de periodieke indicatieve aankondiging beschikbaar was; |
b) |
de periodieke indicatieve aankondiging is ten minste 35 dagen en ten hoogste twaalf maanden vóór de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht ter bekendmaking verzonden. |
3. Wanneer het niet haalbaar blijkt de in lid 1, tweede alinea, vastgestelde termijn in acht te nemen wegens een door de aanbestedende instantie deugdelijk gemotiveerde spoedsituatie, kan deze een termijn vaststellen die niet minder mag bedragen dan 15 dagen na de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht.
4. De aanbestedende instantie kan de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel bepaalde termijn voor ontvangst van inschrijvingen met vijf dagen verkorten indien hij erin toestemt dat inschrijvingen overeenkomstig artikel 40, lid 4, eerste alinea, en artikel 40, leden 5 en 6, langs elektronische weg worden ingediend.
Artikel 46
Niet-openbare procedure
1. In een niet-openbare procedure kan elke ondernemer naar aanleiding van een oproep tot mededinging een verzoek tot deelname indienen door verstrekking van de door de aanbestedende instantie gevraagde informatie voor de kwalitatieve selectie.
De minimumtermijn voor ontvangst van de verzoeken tot deelname bedraagt in het algemeen niet minder dan 30 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van opdracht of van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen.
2. Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de aanbestedende instantie daarom worden verzocht, kunnen een inschrijving indienen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd.
De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen kan in onderling overleg tussen de aanbestedende instantie en de geselecteerde gegadigden worden vastgesteld, mits alle geselecteerde gegadigden evenveel tijd krijgen om hun inschrijvingen voor te bereiden en in te dienen.
Wanneer er geen overeenstemming is over de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen, bedraagt die termijn ten minste tien dagen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving.
Artikel 47
Onderhandelingsprocedure met voorafgaande oproep tot mededinging
1. In onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging kan elke ondernemer een verzoek tot deelname indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging, door de informatie voor de kwalitatieve selectie waarom de aanbestedende instantie heeft verzocht, te verstrekken.
De minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen 30 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, wanneer een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen.
2. Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie daartoe door de aanbestedende instantie worden aangezocht, kunnen aan de onderhandelingen deelnemen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd.
De termijn voor ontvangst van de inschrijvingen kan in onderling overleg tussen de aanbestedende instantie en de geselecteerde gegadigden worden vastgesteld, mits alle gegadigden evenveel tijd krijgen om hun inschrijvingen voor te bereiden en in te dienen.
Wanneer er geen overeenstemming is over de termijn voor ontvangst van de inschrijvingen, bedraagt die termijn ten minste tien dagen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving.
Artikel 48
Concurrentiegerichte dialoog
1. Bij concurrentiegerichte dialogen mogen alle ondernemers een verzoek tot deelname indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder b) en c), door de informatie voor kwalitatieve selectie waarom de aanbestedende instantie heeft verzocht, te verstrekken.
De minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen 30 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, wanneer een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen.
Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie daartoe door de aanbestedende instantie worden aangezocht, kunnen aan de dialoog deelnemen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd. De gunning van de opdracht geschiedt uitsluitend op basis van het criterium van de inschrijving die de beste prijs-kwaliteitsverhouding biedt in overeenstemming met artikel 82, lid 2.
2. De aanbestedende instanties maken hun behoeften en eisen bekend in de oproep tot mededinging en/of in een beschrijvend document. Tevens worden in deze documenten de gekozen gunningscriteria aangegeven en nader uitgewerkt, en wordt een indicatief tijdschema aangegeven.
3. De aanbestedende instanties openen met de overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de artikelen 76 tot en met 81 geselecteerde deelnemers een dialoog met het doel na te gaan en te bepalen welke middelen het meest geschikt zijn om aan hun behoeften te voldoen. Tijdens deze dialoog kunnen zij met de geselecteerde deelnemers alle aspecten van de opdracht bespreken.
Tijdens de dialoog waarborgen de aanbestedende instanties de gelijke behandeling van alle deelnemers. Hiertoe verstrekken zij geen informatie op een discriminerende wijze waardoor bepaalde deelnemers kunnen worden bevoordeeld.
Overeenkomstig artikel 39 mogen de aanbestedende instanties de voorgestelde oplossingen of andere door een deelnemer aan of een inschrijver op de dialoog verstrekte vertrouwelijke inlichtingen niet zonder zijn instemming aan de andere deelnemers bekendmaken. Deze instemming mag niet de vorm van een algemene ontheffing aannemen, maar wordt verleend onder verwijzing naar de beoogde bekendmaking van specifieke informatie.
4. Concurrentiegerichte dialogen kunnen in opeenvolgende fasen verlopen, zodat het aantal in de dialoogfase te bespreken oplossingen kan worden beperkt op basis van de gunningscriteria die in de oproep tot mededinging of in het beschrijvende document zijn vermeld. De aanbestedende instantie geeft in de oproep tot mededinging of in het beschrijvende document aan of zij van die mogelijkheid gebruik zal maken.
5. De aanbestedende instantie zet de dialoog voort tot hij kan aangeven welke oplossing of oplossingen aan zijn behoeften kan of kunnen voldoen.
6. Nadat de aanbestedende instanties de dialoog voor beëindigd hebben verklaard en zij de overblijvende deelnemers daarvan op de hoogte hebben gesteld, verzoeken zij die deelnemers hun definitieve inschrijvingen in te dienen op basis van de tijdens de dialoog voorgelegde en gespecificeerde oplossing of oplossingen. Deze inschrijvingen bevatten alle vereiste en noodzakelijke elementen voor de uitvoering van het project.
De aanbestedende instantie kan verzoeken om de inschrijvingen te verduidelijken, te preciseren en nauwkeuriger te omschrijven. Dat verduidelijken, preciseren en nauwkeuriger omschrijven mag echter niet gepaard gaan met wijzigingen van de inhoudelijke aspecten van de inschrijving of van de opdracht, met inbegrip van de in de oproep tot mededinging of het beschrijvend document vermelde behoeften en voorschriften, indien het waarschijnlijk is dat veranderingen van die aspecten, behoeften en voorschriften zullen leiden tot vervalsing van de mededinging of discriminatie.
7. De aanbestedende instanties beoordelen de ontvangen inschrijvingen op basis van de in de oproep tot mededinging of het beschrijvend document vastgestelde gunningscriteria.
Op verzoek van de aanbestedende instantie kunnen met de inschrijver die is aangewezen als de inschrijver die overeenkomstig artikel 82, lid 2, de beste prijs-kwaliteitsverhouding biedt, onderhandelingen worden gevoerd om de in de inschrijving vervatte verbintenissen of andere bepalingen te bevestigen en de voorwaarden van de opdracht af te ronden, mits die onderhandelingen de inhoudelijke aspecten van de inschrijving of van de overheidsopdracht, met inbegrip van de in de oproep tot mededinging of het beschrijvend document vermelde behoeften en voorschriften, materieel ongewijzigd laat en niet tot vervalsing van de mededinging of discriminatie kan leiden.
8. De aanbestedende instanties kunnen voorzien in prijzengeld of vergoedingen voor de deelnemers aan de dialoog.
Artikel 49
Innovatiepartnerschap
1. Bij innovatiepartnerschappen mogen alle ondernemers een verzoek tot deelname indienen naar aanleiding van een oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder b) en c), door de informatie voor kwalitatieve selectie waarom de aanbestedende instantie heeft verzocht, te verstrekken.
In de aanbestedingsdocumenten geeft de aanbestedende instantie aan in hoeverre er behoefte is aan innovatieve producten, diensten of werken waaraan niet kan worden voldaan door het verwerven van producten, diensten of werken die al op de markt beschikbaar zijn. Ze geeft aan welke elementen van deze beschrijving de minimumeisen zijn waaraan alle inschrijvingen moeten voldoen. Dit wordt voldoende duidelijk aangegeven zodat ondernemers kennis kunnen nemen van de aard en de strekking van de gevraagde oplossing en kunnen besluiten al dan niet om deelname aan de procedure te verzoeken.
De aanbestedende instantie kan besluiten het innovatiepartnerschap te sluiten met één partner dan wel met meerdere partners met afzonderlijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.
De minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen niet minder dan 30 dagen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen. Alleen de ondernemers die na beoordeling van de verstrekte informatie door de aanbestedende instantie daartoe worden uitgenodigd, kunnen aan de procedure deelnemen. Aanbestedende instanties kunnen in overeenstemming met artikel 78, lid 2, het aantal geschikte gegadigden beperken dat tot deelname aan de procedure wordt uitgenodigd. De gunning van de opdracht geschiedt uitsluitend op basis van het criterium van de inschrijving met de beste prijs-kwaliteitsverhouding, in overeenstemming met artikel 82, lid 2.
2. Het innovatiepartnerschap is gericht op de ontwikkeling van innovatieve producten, diensten of werken en de daaropvolgende aankoop van de daaruit resulterende leveringen, diensten of werken, mits deze voldoen aan de tussen de aanbestedende instanties en de deelnemers afgesproken prestatieniveaus en onder de maximumkosten blijven.
Het innovatiepartnerschap wordt gekenmerkt door opeenvolgende fasen in het onderzoeks- en innovatieproces, die de fabricage van producten, de verlening van diensten of de voltooiing van werken kunnen omvatten. Het innovatiepartnerschap bepaalt door de partners te bereiken tussentijdse streefdoelen en voorziet in de betaling van de vergoeding in passende termijnen.
Op basis van deze streefdoelen kan de aanbestedende instantie na elke fase besluiten het innovatiepartnerschap te beëindigen of, bij een innovatiepartnerschap met meerdere partners, het aantal partners te verminderen door individuele opdrachten in te trekken, mits de aanbestedende instantie in de aanbestedingsstukken heeft aangegeven dat hij van die mogelijkheden gebruik kan maken, alsmede de voorwaarden daarvoor.
3. Tenzij in dit artikel anders bepaald, wordt door de aanbestedende instantie met de inschrijvers over hun eerste en over elke daaropvolgende inschrijving, met uitzondering van de definitieve inschrijving, onderhandeld om de inhoud ervan te verbeteren.
Over de minimumeisen en de gunningscriteria wordt niet onderhandeld.
4. Tijdens de onderhandelingen waarborgen de aanbestedende instanties de gelijke behandeling van alle inschrijvers. Hiertoe verstrekken zij geen informatie op een discriminerende wijze waardoor bepaalde inschrijvers kunnen worden bevoordeeld. Zij stellen alle inschrijvers wier inschrijving niet is geëlimineerd overeenkomstig lid 5, schriftelijk in kennis van eventuele andere wijzigingen in de technische specificaties of andere aanbestedingsstukken dan die waarbij de minimumeisen worden vastgesteld. Na deze wijzigingen bieden de aanbestedende instanties de inschrijvers voldoende tijd om hun inschrijvingen naar aanleiding van deze wijzigingen, indien nodig, aan te passen en opnieuw in te dienen.
Overeenkomstig artikel 39 maken de aanbestedende instanties de vertrouwelijke inlichtingen die een aan de onderhandelingen deelnemende gegadigde of inschrijver heeft verstrekt, niet zonder diens toestemming aan de andere deelnemers bekend. Deze instemming mag niet de vorm van een algemene ontheffing aannemen, maar wordt verleend onder verwijzing naar de beoogde bekendmaking van specifieke informatie.
5. Er kunnen tijdens procedures voor innovatiepartnerschappen in opeenvolgende fasen onderhandelingen plaatsvinden om het aantal inschrijvingen waarover moet worden onderhandeld te beperken door middel van het toepassen van de gunningscriteria die in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of de aanbestedingsstukken zijn vermeld. De aanbestedende instanties geven in de aankondiging van de opdracht, de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of in de aanbestedingsdocumenten aan of zij van deze mogelijkheid gebruik zullen maken.
6. Bij het selecteren van de gegadigden hanteren de aanbestedende instanties in het bijzonder criteria inzake het potentieel van de kandidaten op het gebied van onderzoek en ontwikkeling en hun vermogen om vernieuwende oplossingen te ontwikkelen en toe te passen.
Alleen de ondernemers die na beoordeling van de gevraagde informatie door de aanbestedende instantie daartoe worden uitgenodigd, kunnen projecten voor onderzoek en ontwikkeling indienen die voldoen aan de door de aanbestedende instantie vastgestelde behoeften en waaraan niet met behulp van bestaande oplossingen kan worden voldaan.
In de aanbestedingsstukken bepaalt de aanbestedende instantie welke regelingen op de intellectuele-eigendomsrechten van toepassing zijn. Bij innovatiepartnerschappen met meer partners mag de aanbestedende instantie voorgestelde oplossingen of andere door een deelnemer in het kader van het partnerschap meegedeelde vertrouwelijke inlichtingen, overeenkomstig artikel 39, niet zonder de instemming van die partner aan de andere partners bekendmaken. Deze instemming mag niet de vorm van een algemene ontheffing aannemen, maar wordt verleend onder verwijzing naar de beoogde bekendmaking van specifieke informatie.
7. De aanbestedende instantie zorgt ervoor dat de structuur van het partnerschap, en in het bijzonder de duur en de waarde van de verschillende fasen een afspiegeling zijn van de innovatiegraad van de voorgestelde oplossing en van de reeks van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die vereist zijn voor de ontwikkeling van een innovatieve en nog niet op de markt beschikbare oplossing. De geraamde waarde van de leveringen, diensten of werken is niet onevenredig ten opzichte van de investering voor de ontwikkeling ervan.
Artikel 50
Gebruik van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging
Aanbestedende instanties kunnen in de volgende gevallen gebruikmaken van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging:
a) |
wanneer in het kader van een procedure met voorafgaande oproep tot mededinging geen of geen geschikte inschrijvingen en geen of geen geschikte aanvragen tot deelname zijn ingediend, mits de oorspronkelijke voorwaarden van de opdracht niet wezenlijk zijn gewijzigd. De inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor de opdracht, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, kennelijk niet voorziet in de in de aanbestedingsstukken omschreven behoeften en eisen van de aanbestedende instantie. Een verzoek tot deelname wordt niet geschikt geacht wanneer de betrokken onderneming overeenkomstig artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, kan of moet worden uitgesloten, of niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 78 of artikel 80 door de aanbestedende instantie bepaalde selectiecriteria; |
b) |
wanneer een opdracht uitsluitend ten behoeve van onderzoek, proefneming, studie of ontwikkeling wordt gegund en niet met het oogmerk winst op te leveren dan wel de kosten van onderzoek en ontwikkeling te dekken en voor zover het plaatsen van een dergelijke opdracht niet verhindert dat een oproep tot mededinging wordt gedaan voor latere opdrachten die dit doel in het bijzonder beogen; |
c) |
indien de werken, leveringen of diensten alleen door een bepaalde ondernemer kunnen worden verricht, om een van de volgende redenen:
De onder ii) en iii) genoemde uitzonderingen gelden alleen als er geen redelijk alternatief of substituut bestaat en het ontbreken van mededinging niet het gevolg is van kunstmatige beperking van de voorwaarden van de opdracht; |
d) |
in strikt noodzakelijke gevallen waarin dwingende spoed, voortvloeiende uit voor de aanbestedende dienst niet te voorziene gebeurtenissen, de inachtneming van de termijnen gesteld voor openbare procedures, niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging onmogelijk maakt. De ter rechtvaardiging van de dwingende spoed ingeroepen omstandigheden mogen in geen geval aan de aanbestedende instanties te wijten zijn; |
e) |
in het geval van opdrachten voor leveringen ten behoeve van aanvullende leveringen door de oorspronkelijke leverancier die bestemd zijn hetzij voor de gedeeltelijke vernieuwing van leveringen of installaties, hetzij voor de uitbreiding van bestaande leveringen of installaties, indien verandering van leverancier de aanbestedende instantie ertoe zou verplichten leveringen aan te schaffen met andere technische eigenschappen, waardoor incompatibiliteit ontstaat of zich onevenredige technische moeilijkheden bij het gebruik en het onderhoud voordoen; |
f) |
in geval van nieuwe werken of diensten bestaande uit de herhaling van soortgelijke werken of diensten die door dezelfde aanbestedende instanties aan de met een vroegere opdracht belaste aannemer zijn toevertrouwd, mits deze werken of diensten overeenstemmen met een basisproject dat het voorwerp vormde van een overeenkomstig de in artikel 44, lid 1, bedoelde procedures gegunde eerste opdracht. Het basisproject dient de omvang van de aanvullende werken of diensten en de voorwaarden waaronder deze worden gegund, te vermelden. Bij de oproep tot mededinging voor de aanbesteding van het eerste project wordt aangekondigd dat deze procedure kan worden toegepast, en bij de toepassing van de artikelen 15 en 16 wordt door de aanbestedende instanties het geraamde totaalbedrag voor de daaropvolgende werken of diensten in aanmerking genomen; |
g) |
voor op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte producten; |
h) |
voor gelegenheidsaankopen, wanneer zich gedurende zeer korte tijd een bijzonder voordelige gelegenheid tot aankopen voordoet en de te betalen prijs ver onder de normale marktprijs ligt; |
i) |
voor aankopen van leveringen of diensten onder bijzonder voordelige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die zijn handelsactiviteiten staakt, hetzij bij de curator of vereffenaar in geval van een faillissement, uitstel van betaling of een soortgelijke procedure van het nationale recht; |
j) |
wanneer de betrokken opdracht voor diensten voortvloeit uit een overeenkomstig deze richtlijn georganiseerde prijsvraag en volgens de voorschriften van die prijsvraag moet worden gegund aan de winnaar of aan een van de winnaars van die prijsvraag; in het laatstgenoemde geval moeten alle winnaars tot deelname aan de onderhandelingen worden uitgenodigd. |
HOOFDSTUK II
Technieken en instrumenten voor elektronische en samengestelde aanbesteding
Artikel 51
Raamovereenkomsten
1. Aanbestedende instanties kunnen raamovereenkomsten sluiten, mits zij de in deze richtlijn voorgeschreven procedures toepassen.
Een raamovereenkomst is een overeenkomst tussen één of meer aanbestedende instanties en één of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid.
De looptijd van een raamovereenkomst mag niet langer zijn dan acht jaar, behalve in deugdelijk gemotiveerde uitzonderingsgevallen, met name op grond van het voorwerp van de raamovereenkomst.
2. Opdrachten op basis van een raamovereenkomst worden gegund op basis van objectieve regels en criteria, waarbij de mogelijkheid bestaat de ondernemers die partij zijn bij de gesloten raamovereenkomst opnieuw tot mededinging op te roepen. Die regels en criteria dienen te worden bepaald in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst.
De objectieve regels en criteria, bedoeld in de eerste alinea, garanderen de gelijke behandeling van de ondernemers die partij zijn bij de overeenkomst. Bij een nieuwe oproep tot mededinging stellen de aanbestedende instanties een voldoende lange termijn vast voor de indiening van inschrijvingen voor elke specifieke opdracht, en gunnen zij elke opdracht aan de inschrijver die op grond van de in de specificaties van de raamovereenkomst vastgestelde gunningscriteria de beste inschrijving heeft ingediend.
Aanbestedende instanties mogen geen oneigenlijk gebruik van raamovereenkomsten maken en mogen deze niet gebruiken om de mededinging te verhinderen, te beperken of te vervalsen.
Artikel 52
Dynamische aankoopsystemen
1. Voor aankopen voor courant gebruik, waarvan de kenmerken wegens de algemene beschikbaarheid op de markt voldoen aan hun behoeften, kunnen de aanbestedende instanties gebruikmaken van een dynamisch aankoopsysteem. Het dynamische aankoopsysteem wordt beheerd als een volledig elektronisch proces, dat gedurende de gehele geldigheidstermijn van het aankoopsysteem openstaat voor elke ondernemer die voldoet aan de selectiecriteria. Het kan worden ingedeeld in categorieën van producten, werken of diensten die objectief worden vastgesteld op basis van de kenmerken van de opdracht in de bewuste categorie. Die kenmerken kunnen ook verwijzen naar de maximaal toegestane omvang van de latere specifieke opdrachten of naar een specifiek geografisch gebied waarin latere specifieke opdrachten zullen worden uitgevoerd.
2. Bij het aanbesteden in een dynamisch aankoopsysteem volgen aanbestedende instanties de regels van de niet-openbare procedure. Alle gegadigden die aan de selectiecriteria voldoen, worden tot het systeem toegelaten, en het aantal tot het systeem toe te laten gegadigden wordt niet beperkt overeenkomstig artikel 78, lid 2. Wanneer de aanbestedende instanties het systeem in categorieën van producten, werken of diensten hebben verdeeld overeenkomstig lid 1 van dit artikel, vermelden zij de toepasselijke selectiecriteria voor elke categorie.
Niettegenstaande artikel 46 gelden de volgende termijnen:
a) |
de minimumtermijn voor ontvangst van de aanvragen tot deelname bedraagt in het algemeen 30 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de aankondiging van de opdracht of, wanneer een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, van het verzoek tot bevestiging van belangstelling, en bedraagt in geen geval minder dan 15 dagen. Er zijn geen verdere termijnen voor de ontvangst van de aanvragen tot deelname wanneer de uitnodiging tot inschrijving voor de eerste specifieke opdracht in het kader van het dynamische aankoopsysteem is verzonden; |
b) |
de minimumtermijn voor de ontvangst van inschrijvingen bedraagt ten minste tien dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot inschrijving. Artikel 46, lid 2, tweede en derde alinea, is van toepassing. |
3. Voor alle communicatie in het kader van een dynamisch aankoopsysteem wordt alleen gebruikgemaakt van elektronische middelen overeenkomstig artikel 40, leden 1, 3, 5 en 6.
4. Voor de gunning van opdrachten in een dynamisch aankoopsysteem gaan de aanbestedende instanties als volgt te werk:
a) |
zij maken een oproep tot mededinging bekend en geven daarbij aan dat het om een dynamisch aankoopsysteem gaat; |
b) |
in de aanbestedingsstukken vermelden zij ten minste de aard en de geraamde hoeveelheid van de beoogde aankopen, alsmede alle nodige informatie omtrent het dynamische aankoopsysteem, onder meer over de wijze waarop het dynamische aankoopsysteem functioneert, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen en specificaties voor de verbinding; |
c) |
zij geven elke verdeling in categorieën van producten, werken of diensten aan alsook de kenmerken daarvan; |
d) |
zij bieden vrije, rechtstreekse en volledige toegang, zolang het systeem geldig is, tot de aanbestedingsstukken overeenkomstig artikel 73. |
5. De aanbestedende instanties verlenen elke ondernemer tijdens de gehele geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem de mogelijkheid te verzoeken om deelname aan het systeem onder de voorwaarden van lid 2. Zij verrichten hun beoordeling van deze verzoeken overeenkomstig de selectiecriteria binnen tien werkdagen volgend op de ontvangst. Die termijn kan worden verlengd tot 15 werkdagen in individuele gevallen waar zulks gerechtvaardigd is, met name vanwege de noodzaak aanvullende documentatie te bestuderen of anderszins te controleren of aan de selectiecriteria is voldaan.
Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de aanbestedende instanties, mits de uitnodiging tot inschrijving voor de eerste specifieke aanbesteding in het kader van het dynamische aankoopsysteem niet is toegezonden, de evaluatieperiode verlengen op voorwaarde dat er tijdens de verlengde evaluatieperiode geen uitnodiging tot inschrijving wordt uitgeschreven. In de aanbestedingsstukken wordt door de aanbestedende instanties de duur van de voorgenomen verlenging aangegeven.
De aanbestedende instanties delen de betrokken ondernemer zo spoedig mogelijk mee of hij al dan niet is toegelaten tot het dynamische aankoopsysteem.
6. De aanbestedende instanties nodigen overeenkomstig artikel 74 alle toegelaten deelnemers uit om op elke specifieke aanbesteding in het dynamische aankoopsysteem in te schrijven. Wanneer het dynamische aankoopsysteem is verdeeld in categorieën van werken, producten, of diensten, nodigen de aanbestedende instanties alle deelnemers die zijn toegelaten tot de categorie waarop de betrokken specifieke aanbesteding betrekking heeft, uit een inschrijving in te dienen.
Zij gunnen de opdracht aan de inschrijver die de beste inschrijving heeft ingediend op grond van de gunningscriteria als bepaald in de aankondiging van de opdracht voor het dynamische aankoopsysteem, in het verzoek tot bevestiging van belangstelling, of wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving. Deze criteria kunnen in voorkomend geval worden gepreciseerd in de uitnodiging tot inschrijving.
7. Aanbestedende instanties die overeenkomstig artikel 80 uitsluitingsgronden en selectiecriteria als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU toepassen, kunnen op ieder moment tijdens de geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem van toegelaten deelnemers verlangen dat zij binnen vijf werkdagen na de datum van indiening van het verzoek, een hernieuwde en geactualiseerde verklaring als bedoeld in artikel 59, lid 1, van die richtlijn overleggen.
Artikel 59, leden 2 tot en met 4, is van toepassing gedurende de gehele geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem.
8. De aanbestedende instanties vermelden de geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem in de oproep tot mededinging. Zij brengen de Commissie op de hoogte van elke verandering in de geldigheidstermijn, met gebruikmaking van de volgende standaardformulieren:
a) |
wanneer de geldigheidstermijn wordt gewijzigd zonder dat het systeem wordt beëindigd: het formulier dat aanvankelijk is gebruikt voor de oproep tot mededinging voor het dynamische aankoopsysteem; |
b) |
wanneer het systeem wordt beëindigd: een aankondiging van gegunde opdracht overeenkomstig artikel 70. |
9. Aan de ondernemers of partijen die betrokken zijn of partij zijn bij het dynamische aankoopsysteem mogen voorafgaand aan of gedurende de geldigheidstermijn van het dynamische aankoopsysteem geen kosten in rekening worden gebracht.
Artikel 53
Elektronische veilingen
1. De aanbestedende instanties kunnen elektronische veilingen gebruiken waarin nieuwe, verlaagde prijzen, en/of nieuwe waarden voor bepaalde elementen van de inschrijvingen worden voorgesteld.
Hiertoe organiseren aanbestedende instanties de elektronische veilingen als een zich herhalend elektronisch proces dat plaatsvindt na de eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen en dat hun klassering op basis van automatische beoordelingsmethoden mogelijk maakt.
Bepaalde opdrachten voor diensten en bepaalde opdrachten voor werken die betrekking hebben op intellectuele verrichtingen, zoals het ontwerpen van werken, die niet op basis van automatische evaluatie kunnen worden ingedeeld, worden niet elektronisch geveild.
2. Bij openbare procedures, niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging kunnen de aanbestedende instanties besluiten de gunning van een opdracht te laten voorafgaan door een elektronische veiling, wanneer de inhoud van de aanbestedingsstukken, in het bijzonder de technische specificaties, nauwkeurig kan worden vastgesteld.
Onder dezelfde voorwaarden kan een elektronische veiling worden gebruikt bij het opnieuw tot mededinging oproepen van de partijen bij een raamovereenkomst als bedoeld in artikel 51, lid 2, alsmede bij de oproep tot mededinging voor opdrachten die worden gegund in het kader van een dynamisch aankoopsysteem als bedoeld in artikel 52.
3. De elektronische veiling is gebaseerd op een van de volgende elementen van de inschrijvingen:
a) |
alleen de prijzen, wanneer de opdracht louter op basis van de prijs wordt gegund; |
b) |
op de prijzen en/of de waarden van de elementen van de inschrijvingen zoals aangegeven in de aanbestedingsstukken wanneer de opdracht wordt gegund op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding of aan de inschrijver met de laagste kostprijs op basis van kosteneffectiviteit. |
4. De aanbestedende instanties die een elektronische veiling houden, maken daarvan melding in de aankondiging van de opdracht, in het verzoek tot bevestiging van belangstelling, of wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving. De aanbestedingsstukken bevatten ten minste de in bijlage VII genoemde informatie.
5. Alvorens tot de elektronische veiling over te gaan, verrichten de aanbestedende instanties een eerste volledige beoordeling van de inschrijvingen aan de hand van het gunningscriterium of de gunningscriteria en de weging die daartoe is vastgesteld.
Een inschrijving wordt als ontvankelijk beschouwd indien zij is ingediend door een inschrijver die niet is uitgesloten uit hoofde van artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, en voldoet aan de selectiecriteria vastgesteld in de artikelen 78 en 80, en wiens inschrijving overeenstemt met de technische specificaties en niet onregelmatig of onaanvaardbaar is.
Met name inschrijvingen die niet voldoen aan de vereisten in de aanbestedingsstukken, die te laat zijn binnengekomen, waarbij aantoonbaar sprake is van ongeoorloofde afspraken of corruptie, of die door de aanbestedende dienst als abnormaal laag zijn beoordeeld, worden onregelmatig geacht. Met name inschrijvingen ingediend door inschrijvers die niet over de vereiste kwalificaties beschikken, en inschrijvingen waarvan de prijs het door de aanbestedende dienst begrote bedrag, vastgesteld en gedocumenteerd vóór de aanvang van de aanbestedingsprocedure, overschrijdt, worden als onaanvaardbaar beschouwd.
De inschrijving wordt ongeschikt bevonden als zij niet relevant is voor de opdracht, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, kennelijk niet voorziet in de in de aanbestedings-stukken omschreven behoeften en eisen van de aanbestedende instantie. Een verzoek tot deelname wordt niet geschikt geacht wanneer de betrokken onderneming overeenkomstig artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, kan of moet worden uitgesloten, of niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 78 of artikel 80 door de aanbestedende instantie bepaalde selectiecriteria.
Alle inschrijvers die een ontvankelijke inschrijving hebben ingediend, worden tegelijkertijd via elektronische weg uitgenodigd om aan de elektronische veiling deel te nemen, door op het vermelde tijdstip overeenkomstig de in de uitnodiging vermelde instructies gebruik te maken van de verbindingen. De elektronische veiling kan in een aantal opeenvolgende fasen verlopen. Zij vangt op zijn vroegst twee werkdagen na de datum van verzending van de uitnodigingen aan.
6. De uitnodiging gaat vergezeld van het resultaat van de volledige beoordeling van de betrokken inschrijving, uitgevoerd overeenkomstig de in artikel 82, lid 5, eerste alinea, bedoelde weging.
De uitnodiging vermeldt eveneens de wiskundige formule die tijdens de elektronische veiling zal worden gebruikt om de automatische herklasseringen te bepalen op basis van de ingediende nieuwe prijzen en/of nieuwe waarden. Behalve in de gevallen waarin economisch voordeligste inschrijving uitsluitend op basis van de prijs wordt bepaald, houdt deze formule rekening met het gewicht dat aan alle vastgestelde criteria is toegekend om de economisch voordeligste inschrijving te bepalen, zoals in de aankondiging die gebruikt wordt als oproep tot mededinging of in andere aanbestedingsstukken is aangegeven. Daartoe moeten eventuele marges vooraf in een bepaalde waarde worden uitgedrukt.
Wanneer varianten zijn toegestaan, moeten voor elke variant afzonderlijke formules worden verstrekt.
7. In elke fase van de elektronische veiling verstrekken de aanbestedende instanties alle inschrijvers onmiddellijk voldoende informatie om hen in staat te stellen op elk moment hun respectieve klassering te kennen. Zij kunnen ook andere informatie betreffende andere ingediende prijzen of waarden meedelen, mits dit in de specificaties is vermeld. Zij kunnen voorts op ieder ogenblik meedelen hoeveel inschrijvers aan de fase van de veiling deelnemen. Zij mogen echter hoe dan ook in geen enkele fase van de elektronische veiling de identiteit van de inschrijvers bekendmaken.
8. De aanbestedende instanties kunnen de elektronische veiling op één of meer van de onderstaande wijzen afsluiten:
a) |
op het vooraf aangegeven tijdstip; |
b) |
wanneer zij geen nieuwe prijzen of nieuwe waarden meer ontvangen die voldoen aan de voorschriften inzake minimumverschillen, mits zij vooraf hebben aangegeven welke termijn zij na ontvangst van de laatste aanbieding in acht zullen nemen alvorens de elektronische veiling te sluiten, of |
c) |
wanneer het vooraf aangegeven aantal fasen in de veiling volledig is doorlopen. |
Wanneer de aanbestedende instanties het voornemen hebben de elektronische veiling overeenkomstig punt c) van het eerste lid af te sluiten, in voorkomend geval in combinatie met de onder b) daarvan bepaalde regelingen, vermeldt de uitnodiging tot deelname aan de veiling het tijdschema voor elke fase van de veiling.
9. Na sluiting van de elektronische veiling gunnen de aanbestedende instanties de opdracht overeenkomstig artikel 82, op basis van de resultaten van de elektronische veiling.
Artikel 54
Elektronische catalogi
1. Wanneer het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht is, kunnen de aanbestedende instanties verlangen dat de inschrijvingen in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend of een elektronische catalogus bevatten.
De lidstaten kunnen het gebruik van elektronische catalogi verplicht stellen bij bepaalde typen aanbestedingen.
Inschrijvingen die in de vorm van een elektronische catalogus worden ingediend, kunnen vergezeld gaan van andere documenten ter aanvulling van de inschrijving.
2. Elektronische catalogi worden door de gegadigden of inschrijvers opgesteld met het oog op deelname aan een bepaalde aanbestedingsprocedure in overeenstemming met de specificaties en het formaat als vastgesteld door de aanbestedende instantie.
Voorts voldoen elektronische catalogi aan de voorschriften inzake elektronische communicatiemiddelen alsmede aan alle aanvullende voorschriften als vastgesteld door de aanbestedende instantie overeenkomstig artikel 40.
3. Wanneer de indiening van inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi wordt aanvaard dan wel verplicht is gesteld, gaan de aanbestedende instanties als volgt te werk:
a) |
zij vermelden dit in de aankondiging van de opdracht, in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling of, wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandeling; |
b) |
zij verstrekken in de aanbestedingsstukken alle nodige informatie overeenkomstig artikel 40, lid 6, betreffende het formaat, de gebruikte elektronische apparatuur en de nadere technische bepalingen voor de verbinding en specificaties voor de catalogus. |
4. Wanneer een raamovereenkomst met meer dan één ondernemer is gesloten na indiening van de inschrijvingen in de vorm van elektronische catalogi, kunnen de aanbestedende instanties bepalen dat voor specifieke opdrachten opnieuw tot mededinging wordt opgeroepen op basis van bijgewerkte catalogi. In dat geval gebruiken de aanbestedende instanties een van de volgende methoden:
a) |
zij verzoeken de inschrijvers hun elektronische catalogi, na aanpassing aan de eisen van de betrokken opdracht, opnieuw in te dienen, of |
b) |
zij delen de inschrijvers mee dat zij voornemens zijn uit de reeds ingediende elektronische catalogi de nodige informatie te verzamelen om inschrijvingen op te maken die aan de vereisten van de betrokken opdracht aangepast zijn, mits het gebruik van deze methode in de aanbestedingsstukken voor de raamovereenkomst is aangekondigd. |
5. Wanneer de aanbestedende instanties voor specifieke opdrachten overeenkomstig lid 4, onder b), opnieuw tot mededinging oproepen, delen zij aan de inschrijvers mede op welk tijdstip zij voornemens zijn de nodige informatie te verzamelen voor het verrichten van nieuwe inschrijvingen die aangepast zijn aan de vereisten van de betrokken specifieke opdracht, en verlenen zij de inschrijvers de mogelijkheid om het verzamelen van informatie te weigeren.
De aanbestedende instanties voorzien in een toereikende termijn tussen de mededeling en het daadwerkelijk verzamelen van de informatie.
Vóór de gunning van de opdracht leggen de aanbestedende instanties de verzamelde informatie over aan de betrokken inschrijver zodat deze kan betwisten of bevestigen dat de inschrijving geen materiële fouten bevat.
6. Aanbestedende instanties mogen opdrachten gunnen op grond van een dynamisch aankoopsysteem door te eisen dat de inschrijvingen voor een specifieke opdracht worden ingediend in de vorm van een elektronische catalogus.
De aanbestedende instanties kunnen opdrachten ook gunnen op grond van een dynamisch aankoopsysteem overeenkomstig lid 4, onder b), en lid 5, mits het verzoek om deelname aan het dynamische aankoopsysteem vergezeld gaat van een elektronische catalogus in overeenstemming met de technische specificaties en indeling zoals vastgesteld door de aanbestedende dienst. Deze catalogus wordt vervolgens aangevuld door de gegadigden, wanneer zij in kennis zijn gesteld van het voornemen van de aanbestedende instantie om inschrijvingen op te maken door middel van de procedures van lid 4, onder b).
Artikel 55
Gecentraliseerde aankoopactiviteiten en aankoopcentrales
1. De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instanties werken, leveringen en/of diensten kunnen inkopen van een aankoopcentrale die de gecentraliseerde aankoopactiviteit biedt als bedoeld in artikel 2, punt 10, onder a).
De lidstaten kunnen eveneens bepalen dat de aanbestedende instanties werken, leveringen en diensten kunnen verwerven via opdrachten die door een aankoopcentrale worden gegund, door gebruik te maken van door een aankoopcentrale geëxploiteerde dynamische aankoopsystemen of door gebruik te maken van een raamovereenkomst die is gesloten door een aankoopcentrale die de in artikel 2, punt 10, onder b), bedoelde gecentraliseerde aankoopactiviteit verricht. Wanneer een door een aankoopcentrale geëxploiteerd dynamisch aankoopsysteem door andere aanbestedende instanties mag worden gebruikt, wordt dit vermeld in de oproep tot mededinging voor het opzetten van dat dynamische aankoopsysteem.
Met betrekking tot de eerste en tweede alinea, kunnen de lidstaten bepalen dat bepaalde aanbestedingen geschieden door gebruik te maken van aankoopcentrales of één of meer welbepaalde aankoopcentrales.
2. Een aanbestedende instantie voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer zij leveringen of diensten verkrijgt bij een aankoopcentrale die de gecentraliseerde aankoopactiviteit biedt als bedoeld in artikel 2, punt 10, onder a).
Voorts voldoet een aanbestedende instantie aan haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer zij werken, leveringen of diensten verkrijgt door gebruik te maken van door de aankoopcentrale gegunde opdrachten, door gebruik te maken van door de aankoopcentrale geëxploiteerde dynamische aankoopsystemen, of door gebruik te maken van een raamovereenkomst die is gesloten door de aankoopcentrale die de gecentraliseerde aankoopactiviteit biedt als bedoeld in artikel 2, punt 10, onder b).
De betrokken aanbestedende instantie is evenwel verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wat betreft de delen die zij zelf verricht, zoals:
a) |
het gunnen van een opdracht in het kader van een dynamisch aankoopsysteem dat door een aankoopcentrale wordt geëxploiteerd, of |
b) |
een nieuwe oproep tot mededinging doen uitgaan op grond van een raamovereenkomst die is gesloten door een aankoopcentrale. |
3. Voor alle aanbestedingsprocedures van een aankoopcentrale worden elektronische communicatiemiddelen gebruikt overeenkomstig de voorschriften van artikel 40.
4. Aanbestedende instanties mogen, zonder toepassing van de in deze richtlijn vervatte procedures, een opdracht voor diensten ten behoeve van de levering van gecentraliseerde aankoopactiviteiten gunnen aan een aankoopcentrale.
Deze opdrachten voor diensten mogen ook het verrichten van aanvullende aankoopactiviteiten omvatten.
Artikel 56
Occasionele gezamenlijke gunning
1. Twee of meer aanbestedende instanties kunnen overeenkomen bepaalde specifieke aanbestedingen gezamenlijk te verrichten.
2. Wanneer een volledig aanbestedingsprocedure gezamenlijk wordt uitgevoerd namens en voor rekening van alle betrokken aanbestedende instanties, zijn deze gezamenlijk verantwoordelijk voor het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Dit geldt ook wanneer slechts één aanbestedende instantie de procedure beheert en optreedt namens zichzelf en namens de andere betrokken aanbestedende instanties.
Als een aanbestedingsprocedure niet in zijn geheel wordt uitgevoerd namens en voor rekening van de betrokken aanbestedende instanties, zijn deze gezamenlijk enkel verantwoordelijk voor de delen die gezamenlijk worden uitgevoerd. Elke aanbestedende instantie is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn met betrekking tot de delen die zij in eigen naam en voor eigen rekening uitvoert.
Artikel 57
Aanbesteding door aanbestedende instanties van verschillende lidstaten
1. Onverminderd de artikelen 28 tot en met 31 kunnen aanbestedende instanties van verschillende lidstaten gezamenlijk optreden bij het plaatsen van opdrachten door gebruik te maken van een van de in dit artikel voorziene middelen.
De aanbestedende instanties maken geen gebruik van de in dit artikel voorziene middelen om de toepassing te voorkomen van dwingende publiekrechtelijke bepalingen die in overeenstemming zijn met het Unierecht en waaraan zij onderworpen zijn in hun lidstaat.
2. Een lidstaat verbiedt zijn aanbestedende instanties niet gebruik te maken van gecentraliseerde aankoopactiviteiten die door in een andere lidstaat gevestigde aankoopcentrales worden aangeboden.
Voor gecentraliseerde aankoopactiviteiten aangeboden door een aankoopcentrale die gevestigd is in een andere lidstaat dan de aanbestedende instantie, kunnen de lidstaten evenwel bepalen dat hun aanbestedende instanties alleen gebruik mogen maken van de gecentraliseerde aankoopactiviteiten als omschreven in artikel 2, punt 10, onder a) of b).
3. Het leveren van gecentraliseerde aankoopactiviteiten door een in een andere lidstaat gevestigde aankoopcentrale, geschiedt in overeenstemming met de nationale bepalingen van de lidstaat waar de aankoopcentrale is gevestigd.
De nationale bepalingen van de lidstaat waar de aankoopcentrale is gevestigd, zijn ook van toepassing op:
a) |
het gunnen van een opdracht in het kader van een dynamisch aankoopsysteem; |
b) |
het doen uitgaan van een nieuwe oproep tot mededinging in het kader van een raamovereenkomst. |
4. Verschillende aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten kunnen gezamenlijk een opdracht gunnen, een raamovereenkomst sluiten of een dynamisch aankoopsysteem exploiteren. Zij kunnen eveneens opdrachten gunnen op basis van de raamovereenkomst of het dynamische aankoopsysteem. Tenzij de noodzakelijke elementen zijn geregeld door een tussen de betrokken lidstaten gesloten internationale overeenkomst, sluiten de deelnemende aanbestedende instanties een overeenkomst die het volgende bepaalt:
a) |
de verantwoordelijkheden van de partijen en de relevante toepasselijke nationale bepalingen; |
b) |
de interne organisatie van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van het beheer van de procedure, de verdeling van de te gunnen werken, leveringen of diensten en de sluiting van overeenkomsten. |
Een deelnemende aanbestedende instantie voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn wanneer hij werken, leveringen of diensten aankoopt van een aanbestedende instantie die verantwoordelijk is voor de aanbestedingsprocedure. Bij het vaststellen van de verantwoordelijkheden en het toepasselijke nationale recht als bedoeld onder a), kunnen de deelnemende aanbestedende instanties onder elkaar specifieke verantwoordelijkheden verdelen en de toepasselijke bepalingen vaststellen van het nationale recht van de betrokken lidstaat. De verdeling van de verantwoordelijkheden en het toepasselijke nationale recht wordt voor gezamenlijk gegunde opdrachten vermeld in de aanbestedingsdocumenten.
5. Wanneer meerdere aanbestedende instanties uit verschillende lidstaten een gezamenlijke entiteit hebben opgericht, inclusief Europese groeperingen voor territoriale samenwerking krachtens Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad (41) of andere onder het recht van de Unie vallende entiteiten, komen de deelnemende aanbestedende instanties bij besluit van het bevoegde orgaan van de gezamenlijke entiteit overeen welke aanbestedingsregels van een van de volgende lidstaten van toepassing zijn:
a) |
de nationale bepalingen van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn statutaire zetel heeft; |
b) |
de nationale bepalingen van de lidstaat waar de gezamenlijke entiteit zijn activiteiten uitoefent. |
De in de eerste alinea bedoelde overeenkomst kan voor onbepaalde tijd gelden indien de oprichtingsakte van de gezamenlijke entiteit daarin voorziet, of beperkt zijn tot een bepaalde termijn of tot een aantal soorten opdrachten of tot één of meer individuele gunningen van opdrachten.
HOOFDSTUK III
Verloop van de procedure
Artikel 58
Voorafgaande marktraadplegingen
Vóór de aanvang van een aanbestedingsprocedure kunnen aanbestedende instanties, ter voorbereiding van de aanbesteding, marktraadplegingen houden om de ondernemers op de hoogte te brengen van hun aanbestedingsplannen en -voorwaarden.
Met dit doel kunnen aanbestedende instanties bijvoorbeeld advies van onafhankelijke deskundigen of instanties of van marktdeelnemers inwinnen of ontvangen. Dat advies kan worden gebruikt bij de planning en uitvoering van de aanbestedingsprocedure, mits dit advies niet leidt tot vervalsing van de mededinging en geen aanleiding geeft tot schending van de beginselen van non-discriminatie en transparantie.
Artikel 59
Voorafgaande betrokkenheid van gegadigden of inschrijvers
Wanneer een gegadigde of inschrijver of een met een gegadigde of inschrijver verbonden onderneming de aanbestedende instantie of instanties heeft geadviseerd, al dan niet in het kader van artikel 58, of anderszins betrokken is geweest bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, neemt de aanbestedende instantie passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de mededinging niet wordt vervalst door de deelname van die gegadigde of inschrijver.
Deze maatregelen omvatten de mededeling aan andere gegadigden en inschrijvers van relevante informatie die is uitgewisseld in het kader van of ten gevolge van de betrokkenheid van de gegadigde of inschrijver bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure, alsmede de vaststelling van passende termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen. De betrokken gegadigde of inschrijver wordt slechts van de aanbestedingsprocedure uitgesloten indien er geen andere middelen zijn om de naleving van het beginsel gelijke behandeling te verzekeren.
Alvorens te worden uitgesloten, moeten gegadigden of inschrijvers de kans krijgen te bewijzen dat hun betrokkenheid bij de voorbereiding van de aanbestedingsprocedure de mededinging niet kan vervalsen. De maatregelen moeten worden vermeld in het krachtens artikel 100 vereiste proces-verbaal.
Artikel 60
Technische specificaties
1. De technische specificaties als omschreven in punt 1 van bijlage VIII maken deel uit van de aanbestedingsstukken. In de technische specificaties wordt bepaald welke kenmerken worden voorgeschreven voor werken, leveringen of diensten.
Die kenmerken kunnen ook verband houden met het specifieke proces of de specifieke methode van productie of verrichting van de gevraagde werken, leveringen of diensten of met een specifiek proces van een ander stadium van de levenscyclus ervan, zelfs wanneer deze factoren niet tot de materiële essentie van de werken, leveringen of diensten behoren, mits zij met het voorwerp van de opdracht verbonden en in verhouding tot de waarde en de doelstellingen ervan zijn.
De technische specificaties kunnen tevens bepalen of de overdracht van intellectuele-eigendomsrechten vereist is.
Voor alle aanbestedingen die zijn bedoeld voor gebruik door natuurlijke personen, hetzij door het grote publiek, hetzij door het personeel van de aanbestedende instantie, moeten de technische specificaties, uitgezonderd in behoorlijk gemotiveerde gevallen, zodanig worden opgesteld dat rekening wordt gehouden met de criteria inzake toegankelijkheid voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers.
Wanneer bij rechtshandeling van de Unie verplichte vereisten inzake toegankelijkheid zijn vastgesteld, moet bij de vaststelling van technische specificaties wat toegankelijkheidscriteria voor personen met een handicap of de geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers betreft daarnaar worden verwezen.
2. De technische specificaties bieden inschrijvers gelijke toegang tot de aanbestedingsprocedures en mogen er niet toe leiden dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de openstelling van overheidsopdrachten voor mededinging worden opgeworpen.
3. Onverminderd dwingende nationale technische voorschriften, voor zover deze verenigbaar zijn met het recht van de Unie, worden de technische specificaties aangegeven op een van de volgende wijzen:
a) |
in termen van prestatie of functionele eisen, inclusief milieukenmerken, mits de parameters voldoende nauwkeurig zijn opdat de inschrijvers het voorwerp van de opdracht kunnen bepalen en de aanbestedende instanties de opdracht kunnen gunnen; |
b) |
door verwijzing naar de technische specificaties en, in volgorde van voorkeur, de nationale normen waarin Europese normen zijn omgezet, de Europese technische beoordelingen, de gemeenschappelijke technische specificaties, internationale normen, andere door de Europese normalisatie-instellingen opgestelde technische referentiesystemen, of, bij gebreke van dit alles, de nationale normen, de nationale technische goedkeuringen dan wel de nationale technische specificaties inzake het ontwerpen, het berekenen en het uitvoeren van de werken en het gebruik van de leveringen; elke verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”; |
c) |
in termen van de onder a) bedoelde prestatie of functionele eisen, waarbij onder vermoeden van overeenstemming met deze prestatie of functionele eisen wordt verwezen naar de onder b) bedoelde technische specificaties; |
d) |
door verwijzing naar de onder b) bedoelde technische specificaties voor bepaalde kenmerken, en naar de onder a) bedoelde prestatie of functionele eisen voor andere kenmerken. |
4. Behalve indien dit door het voorwerp van de opdracht gerechtvaardigd is, mag in de technische specificaties geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding of verwijzing is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de opdracht niet mogelijk is door toepassing van lid 3. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.
5. Wanneer een aanbestedende instantie gebruikmaakt van de mogelijkheid te verwijzen naar de in lid 3, onder b), genoemde technische specificaties, wijst zij een inschrijving niet af op grond van het feit dat de aangeboden werken, leveringen of diensten niet overeenstemmen met de betrokken technische specificaties, wanneer de inschrijver in zijn inschrijving met elk passend middel, inclusief de in artikel 62 bedoelde bewijsmiddelen, aantoont dat de voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze voldoen aan de in de technische specificaties gestelde eisen.
6. Wanneer een aanbestedende instantie gebruikmaakt van de in lid 3, onder a), geboden mogelijkheid de technische specificaties in termen van prestatie of functionele eisen vast te stellen, wijst zij een inschrijving voor werken, leveringen of diensten niet af die voldoet aan een nationale norm waarbij een Europese norm is omgezet, een Europese technische goedkeuring, een gemeenschappelijke technische specificatie, een internationale norm, een door een Europees normalisatieorgaan ingesteld technisch verwijzingssysteem, wanneer deze specificaties betrekking hebben op de door de aanbestedende instantie vastgestelde prestatie of functionele eisen.
De inschrijver bewijst in zijn inschrijving met elk passend middel, waaronder de in artikel 62 bedoelde middelen, dat het werk, de levering of de dienst dat/die in overeenstemming is met de norm, voldoet aan de prestatie of functionele eisen van de aanbestedende instantie.
Artikel 61
Keurmerken
1. Wanneer de aanbestedende instanties het voornemen hebben werken, leveringen of diensten met specifieke milieu-, sociale of andere kenmerken aan te kopen, kunnen zij, in de technische specificaties, de gunningscriteria of de voorwaarden betreffende de uitvoering van de opdracht, een specifieke keurmerk eisen als bewijs dat de werken, diensten of leveringen overeenstemmen met de vereiste voorschriften, mits aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de keurmerkeisen hebben alleen betrekking op criteria die verband houden met het voorwerp van de opdracht en zijn geschikt voor de omschrijving van de kenmerken van de werken, leveringen of diensten die het voorwerp van de opdracht vormen; |
b) |
de keurmerkeisen zijn gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria; |
c) |
het keurmerk is vastgesteld in een open en transparante procedure waaraan alle belanghebbenden, inclusief overheidsinstanties, consumenten, sociale partners, fabrikanten, distributeurs en niet-gouvernementele organisaties kunnen deelnemen; |
d) |
het keurmerk is voor alle betrokken partijen toegankelijk; |
e) |
de keurmerkeisen worden vastgesteld door een derde partij waarover de ondernemer die het keurmerk aanvraagt, geen beslissende invloed uitoefent. |
Indien de aanbestedende instanties niet eisen dat de werken, leveringen of diensten aan alle keurmerkeisen voldoen, geven zij aan welke keurmerkeisen worden bedoeld.
Aanbestedende instanties die een specifiek keurmerk eisen, aanvaarden alle keurmerken die bevestigen dat de werken, leveringen of diensten aan gelijkwaardige keurmerkeisen voldoen.
Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar niet de mogelijkheid heeft gehad het door de aanbestedende instantie aangegeven specifieke keurmerk of een gelijkwaardig keurmerk binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende instantie andere geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, mits de betrokken ondernemer aantoont dat de door hem te leveren werken, leveringen of diensten voldoen aan het door de aanbestedende instantie aangegeven specifieke keurmerk of aan de specifieke eisen.
2. Wanneer een keurmerk aan de voorwaarden van lid 1, eerste alinea, onder b), c), d) en e), voldoet maar eveneens eisen stelt die geen verband houden met het voorwerp van de opdracht, eisen de aanbestedende instanties niet het keurmerk als zodanig maar kunnen zij de technische specificaties vaststellen door verwijzing naar de gedetailleerde technische specificaties van dat keurmerk, of indien noodzakelijk, delen daarvan die verband houden met het voorwerp van de opdracht en geschikt zijn voor de omschrijving van de kenmerken van dit voorwerp.
Artikel 62
Testverslagen, certificatie en andere bewijsmiddelen
1. De aanbestedende instanties kunnen eisen dat ondernemers een testverslag of certificaat van een conformiteitsbeoordelingsinstantie verstrekken als bewijs van overeenstemming met de voorschriften of criteria die zijn neergelegd in de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.
Wanneer aanbestedende instanties eisen dat certificaten van een specifieke conformiteitsbeoordelingsinstantie worden overgelegd, worden door hen ook certificaten van andere gelijkwaardige conformiteitsbeoordelingsinstanties aanvaard.
Een conformiteitsbeoordelingsinstantie in de zin van dit lid is een instantie die conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verricht, zoals ijken, testen, certificeren en inspecteren, en geaccrediteerd is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (42).
2. Aanbestedende instanties aanvaarden andere dan de in lid 1 bedoelde geschikte bewijsmiddelen, zoals een technisch dossier van de fabrikant, wanneer de betrokken ondernemer geen toegang heeft tot de in lid 1 bedoelde certificaten of testverslagen of deze niet binnen de desbetreffende termijnen kan verkrijgen, mits het ontbreken van toegang de betrokken ondernemer niet valt aan te rekenen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemer daarbij aantoont dat de door hem geleverde werken, leveringen of diensten voldoen aan de voorschriften of criteria van de technische specificaties, de gunningscriteria of de contractvoorwaarden.
3. De lidstaten verstrekken andere lidstaten op hun verzoek alle informatie met betrekking tot de middelen en documenten die overeenkomstig artikel 60, lid 6, artikel 61, en de leden 1 en 2 van dit artikel zijn overgelegd. De bevoegde instanties van de lidstaat van vestiging van de ondernemer verstrekken deze informatie overeenkomstig artikel 102.
Artikel 63
Mededeling van de technische specificaties
1. Op verzoek van ondernemers die belangstelling hebben voor een opdracht, verstrekken de aanbestedende instanties de technische specificaties die regelmatig in hun opdrachten voor werken, leveringen of diensten worden vermeld, of de technische specificaties die zij voornemens zijn toe te passen in opdrachten waarvoor de oproep tot mededinging een periodieke indicatieve aankondiging is. Deze specificaties worden met elektronische middelen beschikbaar gesteld voor onbeperkte, volledige, rechtstreekse en kosteloze toegang.
De technische specificaties worden evenwel toegezonden met andere middelen dan langs elektronische weg wanneer kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken niet kan worden geboden om een van de in artikel 40, lid 1, tweede alinea, vermelde redenen of omdat de aanbestedende instanties voornemens zijn artikel 39, lid 2, toe te passen.
2. Indien de technische specificaties gebaseerd zijn op documenten die met elektronische middelen vrij, rechtstreeks, volledig en kosteloos beschikbaar zijn voor belangstellende ondernemers, kan worden volstaan met een verwijzing naar deze documenten.
Artikel 64
Varianten
1. De aanbestedende instanties kunnen de inschrijvers toestaan of de eis opleggen varianten in te dienen die aan de door de aanbestedende instanties gestelde minimumeisen voldoen.
Aanbestedende instanties vermelden in de aanbestedingsstukken of zij al dan niet varianten toestaan of eisen en, indien dat het geval is, aan welke minimumeisen deze varianten moeten voldoen, alsmede hoe zij moeten worden ingediend, met name of varianten slechts kunnen worden ingediend wanneer ook een inschrijving die geen variant is, is ingediend. Wanneer varianten toegestaan of vereist zijn, zorgen zij er ook voor dat de gekozen gunningscriteria kunnen worden toegepast op varianten die aan deze minimumvoorschriften voldoen, en op conforme inschrijvingen die geen varianten zijn.
2. Bij procedures voor het gunnen van opdrachten voor leveringen of diensten mogen de aanbestedende instanties die varianten hebben toegestaan of geëist, een variant niet afwijzen uitsluitend omdat deze, mocht hij worden gekozen, tot een opdracht voor diensten in plaats van een opdracht voor leveringen, dan wel tot een opdracht voor leveringen in plaats van een opdracht voor diensten zou leiden.
Artikel 65
Verdeling van opdrachten in percelen
1. Aanbestedende instanties kunnen besluiten een opdracht te gunnen in de vorm van afzonderlijke percelen en kunnen de omvang en het voorwerp van deze percelen bepalen.
Aanbestedende instanties vermelden in de aankondiging van de opdracht, in het verzoek tot bevestiging van belangstelling, of wanneer tot mededinging is opgeroepen in een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandeling, of inschrijvingen kunnen worden ingediend voor één, voor meer, dan wel voor alle percelen.
2. De aanbestedende instanties mogen, zelfs indien er inschrijvingen mogen worden ingediend voor meerdere of alle percelen, het aantal aan een inschrijver te gunnen percelen beperken, mits het maximumaantal in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling, tot inschrijving, of tot onderhandeling, is aangegeven. Aanbestedende instanties vermelden in de aanbestedingsstukken de objectieve en niet-discriminerende criteria of regels die zij voornemens zijn toe te passen om te bepalen welke percelen zullen worden gegund indien de toepassing van de gunningscriteria zou leiden tot de gunning van meer percelen dan het maximumaantal aan een zelfde inschrijver.
3. De lidstaten kunnen bepalen dat, indien meer dan één perceel aan dezelfde inschrijver kan worden gegund, de aanbestedende instanties een opdracht kunnen gunnen voor een combinatie van percelen of voor alle percelen wanneer zij in de aankondiging van de opdracht of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling, tot inschrijving, of tot onderhandeling hebben gespecificeerd dat zij zich daartoe de mogelijkheid voorbehouden en aangegeven hebben welke percelen of groepen van percelen kunnen worden gecombineerd.
4. De lidstaten kunnen het verplicht stellen om opdrachten als afzonderlijke percelen te gunnen onder voorwaarden die overeenkomstig het nationale recht dienen te worden bepaald, rekening houdend met het Unierecht. Lid 1, tweede alinea, en, waar passend, lid 3 zijn van toepassing.
Artikel 66
Het bepalen van termijnen
1. Bij de vaststelling van de termijnen voor de aanvragen tot deelname en de ontvangst van inschrijvingen moeten aanbestedende instanties in het bijzonder rekening houden met de complexiteit van de opdracht en met de voor de voorbereiding van de inschrijvingen benodigde tijd, onverminderd de in de artikelen 45 tot en met 49 vastgestelde minimumtermijnen.
2. Wanneer inschrijvingen slechts kunnen plaatsvinden na een bezoek aan de plaats of na inzage ter plaatse van de documenten waarop die aanbestedingsstukken steunen, worden de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen, die langer zijn dan de in de artikelen 45 tot en met 49 vastgelegde minimumtermijnen, zodanig vastgesteld dat alle betrokken ondernemers de gelegenheid hebben kennis te nemen van de voor het opstellen van de inschrijvingen vereiste informatie.
3. In de volgende gevallen verlengen de aanbestedende instanties de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen zodat alle betrokken ondernemers kunnen beschikken over alle nodige gegevens voor het opstellen van de inschrijvingen:
a) |
indien, om welke reden dan ook, aanvullende informatie, hoewel tijdig aangevraagd door de ondernemer, niet uiterlijk zes dagen voor de voor de ontvangst van de inschrijvingen gestelde termijn is verstrekt. In het geval van de versnelde openbare procedure als bedoeld in artikel 45, lid 3, bedraagt deze termijn vier dagen; |
b) |
indien de aanbestedingsstukken aanzienlijk zijn gewijzigd. |
De duur van de verlenging dient evenredig te zijn aan het belang van de informatie of wijziging.
Indien de aanvullende informatie niet tijdig aangevraagd is of het belang voor het opstellen van de inschrijvingen onbetekenend is, hoeven de aanbestedende instanties de termijnen niet te verlengen.
Artikel 67
Periodieke indicatieve aankondigingen
1. Aanbestedende instanties kunnen hun voornemens met betrekking tot een geplande aanbesteding te kennen geven door een periodieke indicatieve aankondiging te publiceren. Deze aankondiging bevat de in bijlage VI, deel A, afdeling I, omschreven informatie. Zij wordt bekendgemaakt door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of door de aanbestedende instanties via hun kopersprofiel overeenkomstig punt 2, onder b), van bijlage IX. Wanneer de periodieke indicatieve aankondiging door de aanbestedende instanties via hun kopersprofiel wordt bekendgemaakt, zenden deze een aankondiging van bekendmaking van de periodieke indicatieve aankondiging in het kopersprofiel aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie, overeenkomstig punt 3 van bijlage IX. Die aankondigingen bevatten de in bijlage VI, deel B, omschreven informatie.
2. Wanneer een oproep tot mededinging geschiedt door middel van een periodieke indicatieve aankondiging voor niet-openbare procedures en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging, voldoet de aankondiging aan de volgende vereisten:
a) |
zij verwijst specifiek naar leveringen, werken of diensten waarop de te gunnen opdracht betrekking heeft; |
b) |
zij vermeldt dat de opdracht zal worden gegund door middel van een niet-openbare procedure of een onderhandelingsprocedure, waarbij geen oproep tot mededinging wordt bekendgemaakt, en nodigt belangstellende ondernemers uit hun belangstelling kenbaar te maken; |
c) |
zij bevat naast de in bijlage VI, deel A, afdeling I, bedoelde informatie de in bijlage VI, deel A, afdeling II, bedoelde informatie; |
d) |
de bekendmaking geschiedt tussen 35 dagen en twaalf maanden vóór de datum waarop de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling wordt verzonden. |
Deze aankondigingen worden niet bekendgemaakt in een kopersprofiel. De eventuele aanvullende bekendmaking op nationaal niveau overeenkomstig artikel 72 kan evenwel via een kopersprofiel geschieden.
De periode waarop de periodieke indicatieve aankondiging betrekking heeft, is ten hoogste twaalf maanden vanaf de datum waarop de vooraankondiging ter bekendmaking is toegezonden. In het geval van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten, kan de periodieke indicatieve aankondiging bedoeld in artikel 92, lid 1, onder b), betrekking hebben op een periode van meer dan twaalf maanden.
Artikel 68
Aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling
1. Wanneer aanbestedende instanties een erkenningsregeling overeenkomstig artikel 77 wensen in te voeren, moet met betrekking tot deze regeling een aankondiging worden opgesteld als bedoeld in bijlage X, waarin het doel van de regeling en de wijze waarop inzage in de werking van de regeling kan worden verkregen, worden aangegeven.
2. Aanbestedende instanties vermelden de geldigheidstermijn van de erkenningsregeling in de aankondiging inzake het bestaan van die regeling. Zij brengen het Bureau voor publicaties van de Europese Unie op de hoogte van elke verandering in de geldigheidstermijn, met gebruikmaking van de volgende standaardformulieren:
a) |
wanneer de geldigheidstermijn wordt gewijzigd zonder dat het systeem wordt beëindigd: het formulier voor de aankondiging inzake het bestaan van erkenningsregelingen; |
b) |
wanneer het systeem wordt beëindigd: een aankondiging van gegunde opdracht overeenkomstig artikel 70. |
Artikel 69
Aankondigingen van opdrachten
Aankondigingen van opdrachten kunnen voor alle procedures worden gebruikt als oproep tot mededinging. Zij bevatten de in het desbetreffende onderdeel van bijlage XI omschreven informatie en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.
Artikel 70
Aankondiging van gegunde opdracht
1. Uiterlijk 30 dagen na de sluiting van een overeenkomst of van een raamovereenkomst die volgt op het gunnings- of sluitingsbesluit, sturen de aanbestedende instanties een aankondiging van gegunde opdracht over de resultaten van de aanbestedingsprocedure.
Dit bericht bevat de in bijlage XII omschreven informatie en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.
2. Wanneer de oproep tot mededinging voor de betrokken opdracht is verricht door middel van een periodieke indicatieve aankondiging en de aanbestedende instantie heeft besloten om geen verdere opdrachten te gunnen gedurende de periode waarop de periodieke indicatieve aankondiging betrekking heeft, wordt dit specifiek vermeld in de aankondiging van gegunde opdracht.
In het geval van overeenkomstig artikel 51 gesloten raamovereenkomsten zijn de aanbestedende instanties niet verplicht een aankondiging betreffende de resultaten van de aanbestedingsprocedure te versturen voor elke opdracht die op deze overeenkomst is gebaseerd. De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instanties aankondigingen over de resultaten van de aanbestedingsprocedure in verband met opdrachten op grond van de raamovereenkomst per kwartaal moeten bundelen. In dat geval versturen de aanbestedende instanties de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal.
De aanbestedende instanties zenden een aankondiging van gegunde opdracht binnen 30 dagen na de gunning van elke opdracht op basis van een dynamisch aankoopsysteem. Deze aankondigingen kunnen echter per kwartaal worden gebundeld. In dat geval worden de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal verstuurd.
3. De overeenkomstig bijlage XII verstrekte informatie die voor bekendmaking is bestemd, wordt overeenkomstig bijlage IX bekendgemaakt. Sommige informatie betreffende de gunning van een opdracht of de sluiting van een raamovereenkomst behoeft niet voor bekendmaking te worden vrijgegeven indien de openbaarmaking van deze informatie de toepassing van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemers, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.
In het geval van opdrachten voor diensten inzake onderzoek en ontwikkeling („R&D services”) kan de informatie betreffende de aard en de hoeveelheid van de diensten beperkt worden tot:
a) |
de aanduiding „R&D services”, wanneer de opdracht is gegund door middel van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging in overeenstemming met artikel 50, onder b); |
b) |
ten minste even gedetailleerde informatie als die van de aankondiging welke als oproep tot mededinging was gebruikt. |
4. Overeenkomstig bijlage XII verstrekte informatie die niet voor bekendmaking is bestemd, wordt overeenkomstig bijlage IX om statistische redenen enkel in vereenvoudigde vorm bekendgemaakt.
Artikel 71
Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen
1. De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen bevatten de in bijlage VI, deel A en deel B, en de bijlagen X, XI en XII vermelde informatie in de vorm van standaardformulieren, met inbegrip van standaardformulieren voor correcties.
De Commissie stelt deze standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 105 bedoelde raadplegingsprocedure.
2. De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen worden opgesteld, langs elektronische weg aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie gezonden en bekendgemaakt overeenkomstig bijlage IX. Aankondigingen worden uiterlijk vijf dagen na verzending bekendgemaakt. De kosten voor de bekendmaking van de aankondigingen door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gedragen door de Unie.
3. De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen worden onverkort bekendgemaakt in de door de aanbestedende dienst gekozen officiële taal/talen van de instellingen van de Unie. Alleen de tekst of teksten in deze taalversie of taalversies is of zijn authentiek. Een samenvatting met de belangrijke gegevens van elke aankondiging wordt in de andere officiële talen van de instellingen van de Unie bekendgemaakt.
4. Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zorgt voor herhaalde bekendmaking van de volledige tekst en van de samenvatting van de in artikel 67, lid 2, bedoelde periodieke indicatieve aankondigingen, de in artikel 52, lid 4, onder a), bedoelde oproepen tot mededinging waarbij een dynamisch aankoopsysteem wordt opgezet, en de aankondigingen inzake het bestaan van een erkenningsregeling die overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder b), als oproep tot mededinging worden gebruikt:
a) |
in het geval van periodieke indicatieve aankondigingen, gedurende twaalf maanden of tot de ontvangst van een aankondiging van gegunde opdracht als bedoeld in artikel 70, lid 2, waarin wordt vermeld dat er geen verdere opdrachten worden gegund gedurende de periode van twaalf maanden waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft. In het geval van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten, wordt voortgegaan met de publicatie van de periodieke indicatieve aankondiging bedoeld in artikel 92, lid 1, onder b), tot het einde van de oorspronkelijk aangegeven geldigheidstermijn of tot de ontvangst van een aankondiging van gegunde opdracht overeenkomstig artikel 70 waarin staat dat geen verdere opdrachten zullen worden gegund gedurende de periode waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft; |
b) |
in het geval van oproepen tot mededinging waarbij een dynamisch aankoopsysteem wordt opgezet, voor de geldigheidsduur van het dynamische aankoopsysteem; |
c) |
in het geval van aankondigingen betreffende het bestaan van een erkenningsregeling, voor de geldigheidsduur daarvan. |
5. De aanbestedende instanties moeten de verzenddatum van de aankondigingen kunnen aantonen.
Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verstrekt de aanbestedende instantie een bevestiging van ontvangst van de aankondiging en van bekendmaking van de verzonden informatie, met vermelding van de datum van bekendmaking. Deze bevestiging vormt het bewijs van de bekendmaking.
6. Aanbestedende instanties kunnen aankondigingen van opdrachten voor werken, leveringen of diensten bekendmaken die niet onder de in deze richtlijn voorgeschreven bekendmakingsvoorschriften vallen, mits deze aankondigingen in elektronische vorm aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gezonden in het formaat en op de wijze als omschreven in bijlage IX.
Artikel 72
Bekendmaking op nationaal niveau
1. De in de artikelen 67 tot en met 70 bedoelde aankondigingen en de inhoud daarvan worden op nationaal niveau niet bekendgemaakt voordat zij overeenkomstig artikel 71 zijn bekendgemaakt. Bekendmaking kan in ieder geval op nationaal niveau geschieden indien de aanbestedende instanties niet binnen 48 uur na de bevestiging van ontvangst van de aankondiging overeenkomstig artikel 71 zijn geïnformeerd over de bekendmaking.
2. Aankondigingen die op nationaal niveau worden bekendgemaakt, bevatten geen andere informatie dan de informatie in de aankondigingen die aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zijn gezonden of via een kopersprofiel zijn bekendgemaakt, en vermelden de datum van toezending van de aankondiging aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie of van de bekendmaking via het kopersprofiel.
3. Periodieke indicatieve aankondigingen worden niet via het kopersprofiel bekendgemaakt voordat de aankondiging van bekendmaking in deze vorm aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie is verzonden; zij vermelden de datum van deze verzending.
Artikel 73
Elektronische beschikbaarheid van aanbestedingsstukken
1. De aanbestedende instanties bieden met elektronische middelen kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang tot de aanbestedingsstukken vanaf de datum van bekendmaking van een aankondiging overeenkomstig artikel 71 of vanaf de datum waarop een uitnodiging tot bevestiging van belangstelling werd verzonden.
Wanneer tot mededinging is opgeroepen door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, wordt deze toegang zo snel mogelijk geboden en uiterlijk vanaf het ogenblik waarop de uitnodiging tot inschrijving of tot onderhandeling is verzonden. De tekst van de aankondiging of van deze uitnodigingen vermeldt het internetadres waar de aanbestedingsstukken toegankelijk zijn.
Wanneer geen kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken kan worden geboden om een van de in de in artikel 40, lid 1, tweede alinea, vermelde redenen, kunnen de aanbestedende instanties in de aankondiging of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling aangeven dat de aanbestedingsstukken zullen worden toegezonden met andere middelen dan langs elektronische weg overeenkomstig het bepaalde in lid 2 van dit artikel. In dat geval wordt de termijn voor de indiening van de inschrijvingen met vijf dagen verlengd, behalve in deugdelijk gemotiveerde dringende gevallen als bedoeld in artikel 45, lid 3, en wanneer de termijn in onderlinge overeenstemming is vastgesteld overeenkomstig artikel 46, lid 2, tweede alinea, of artikel 47, lid 2, tweede alinea.
Wanneer geen kosteloze, vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde aanbestedingsstukken kan worden geboden omdat aanbestedende instanties voornemens zijn artikel 39, lid 2, toe te passen, vermelden zij in de aankondiging of in de uitnodiging tot bevestiging van de belangstelling of, wanneer de oproep tot mededinging de vorm heeft van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, in de aanbestedingsstukken, welke maatregelen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie zij eisen en hoe toegang kan worden verkregen tot de betrokken documenten. In dat geval wordt de termijn voor de indiening van de inschrijvingen met vijf dagen verlengd, behalve in deugdelijk gemotiveerde dringende gevallen als bedoeld in artikel 45, lid 3, en wanneer de termijn in onderlinge overeenstemming is vastgesteld overeenkomstig artikel 46, lid 2, tweede alinea, of artikel 47, lid 2, tweede alinea.
2. De aanbestedende instanties verstrekken uiterlijk zes dagen vóór de uiterste datum van ontvangst van de inschrijvingen alle inschrijvers die aan de aanbestedingsprocedure deelnemen nadere inlichtingen over de specificaties en de ondersteunende documenten, mits dit tijdig is aangevraagd. In het geval van de versnelde openbare procedure als bedoeld in artikel 45, lid 3, bedraagt deze termijn vier dagen.
Artikel 74
Uitnodigingen aan gegadigden
1. Bij niet-openbare procedures, concurrentiegerichte dialogen, innovatiepartnerschappen en onderhandelingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging nodigen de aanbestedende instanties de daartoe uitgekozen gegadigden gelijktijdig en schriftelijk uit om een inschrijving in te dienen, deel te nemen aan de dialoog of te onderhandelen.
Wanneer overeenkomstig artikel 44, lid 4, onder a), een periodieke indicatieve aankondiging als oproep tot mededinging wordt gebruikt, nodigen de aanbestedende instanties de ondernemers die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt, gelijktijdig en schriftelijk uit om hun onverminderde belangstelling te bevestigen.
2. De uitnodigingen bedoeld in lid 1 van dit artikel bevatten een verwijzing naar het elektronische adres waarop de aanbestedingsstukken rechtstreeks langs elektronische weg toegankelijk zijn. De uitnodigingen gaan vergezeld van de aanbestedingsstukken, wanneer deze documenten niet vrij, rechtstreeks, volledig en kosteloos toegankelijk zijn om de in artikel 73, lid 1, derde of vierde alinea, genoemde redenen en nog niet anderszins beschikbaar zijn. Daarnaast bevatten de in lid 1 van dit artikel bedoelde uitnodigingen de in bijlage XIII voorgeschreven informatie.
Artikel 75
Informatieverstrekking aan aanvragers van erkenning, gegadigden en inschrijvers
1. Aanbestedende instanties stellen elke gegadigde en inschrijver zo spoedig mogelijk in kennis van besluiten inzake sluiting van een raamovereenkomst, gunning van een opdracht of toelating tot een dynamisch aankoopsysteem, met inbegrip van de redenen waarom zij hebben besloten de raamovereenkomst niet te sluiten, de opdracht na oproep tot mededinging niet te gunnen of de procedure te heropenen, of het dynamische aankoopsysteem niet in te stellen.
2. Op verzoek van de betrokken gegadigde of inschrijver informeren aanbestedende instanties zo spoedig mogelijk en in elk geval binnen 15 dagen na ontvangst van een schriftelijk verzoek,
a) |
iedere afgewezen gegadigde over de redenen voor de afwijzing van zijn verzoek tot deelname; |
b) |
iedere afgewezen inschrijver over de redenen voor de afwijzing van zijn inschrijving, met inbegrip, voor de in artikel 60, leden 5 en 6, bedoelde gevallen, van de redenen voor het besluit inzake niet-gelijkwaardigheid of het besluit dat de werken, leveringen of diensten niet aan de prestatie- en functionele eisen voldoen; |
c) |
iedere inschrijver die een in aanmerking komende inschrijving heeft ingediend, over de kenmerken en relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving, alsmede over de naam van de begunstigde of de partijen bij de raamovereenkomst; |
d) |
iedere inschrijver die een ontvankelijke inschrijving heeft ingediend, over het verloop en de voortgang van de onderhandelingen en de dialoog met de inschrijvers. |
3. De aanbestedende instanties kunnen besluiten dat bepaalde informatie als bedoeld in de leden 1 en 2 betreffende de gunning van de opdracht, de sluiting van de raamovereenkomst of de toelating tot het dynamische aankoopsysteem niet wordt meegedeeld indien openbaarmaking van deze informatie de toepassing van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang, schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemers, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers.
4. Aanbestedende instanties die een erkenningsregeling invoeren en beheren, stellen de aanvragers binnen zes maanden in kennis van hun besluit inzake de erkenning.
Wanneer het erkenningsbesluit meer dan vier maanden vanaf de indiening van het verzoek tot erkenning in beslag neemt, stelt de aanbestedende instantie de verzoeker binnen twee maanden na de indiening in kennis van de redenen voor de verlenging van deze termijn en van de datum waarop zijn verzoek zal worden aanvaard dan wel afgewezen.
5. Aanvragers wier verzoek om erkenning wordt geweigerd, worden zo spoedig mogelijk en binnen 15 dagen na dit besluit in kennis gesteld van dit besluit tot weigering en van de redenen voor dat besluit. De redenen moeten gebaseerd zijn op de in artikel 77, lid 2, vermelde erkenningscriteria.
6. Aanbestedende instanties die een erkenningsregeling invoeren en beheren, kunnen de erkenning van een ondernemer slechts beëindigen om redenen die gegrond zijn op de in artikel 77, lid 2, vermelde criteria. Elk voornemen om een erkenning te beëindigen, alsmede de redenen daartoe, worden ten minste 15 dagen vóór de datum waarop de erkenning zal worden beëindigd, schriftelijk ter kennis gebracht van de ondernemer.
Artikel 76
Algemene beginselen
1. Voor de selectie van deelnemers aan aanbestedingsprocedures zijn de volgende regels van toepassing:
a) |
aanbestedende instanties die overeenkomstig artikel 78, lid 1, of artikel 80, lid 1, regels en criteria voor de uitsluiting van inschrijvers of gegadigden hebben vastgesteld, sluiten ondernemers die aan deze criteria voldoen, uit op basis van deze regels; |
b) |
zij selecteren inschrijvers en gegadigden overeenkomstig de in de artikelen 78 en 80 vastgestelde objectieve regels en criteria; |
c) |
in niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures met oproep tot mededinging, concurrentiegerichte dialogen, en innovatiepartnerschappen beperken zij overeenkomstig artikel 78, lid 2, in voorkomend geval het aantal op grond van a) en b) van dit lid geselecteerde gegadigden. |
2. Wanneer een oproep tot mededinging geschiedt door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling en met het oog op de selectie van deelnemers in aanbestedingsprocedures voor de specifieke opdrachten waarop de oproep tot mededinging betrekking heeft, volgen aanbestedende instanties de onderstaande regels:
a) |
zij erkennen ondernemers overeenkomstig artikel 77; |
b) |
zij passen de bepalingen van lid 1 die betrekking hebben op niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen, of innovatiepartnerschappen, toe op die erkende ondernemers. |
3. Aanbestedende instanties mogen, wanneer zij de deelnemers aan een niet-openbare procedure, een onderhandelingsprocedure, een concurrentiegerichte dialoog, of een innovatiepartnerschap selecteren, in hun besluit over erkenning of wanneer de erkenningscriteria en -regels worden bijgewerkt:
a) |
aan bepaalde ondernemers geen administratieve, technische of financiële voorwaarden opleggen die niet aan andere zijn opgelegd; |
b) |
geen proeven of bewijzen eisen die een doublure zouden vormen met reeds beschikbare objectieve bewijzen. |
4. Wanneer de door de ondernemers in te dienen informatie of documentatie onvolledig of onjuist blijkt te zijn of wanneer specifieke documenten ontbreken, kunnen de aanbestedende instanties, tenzij het nationale recht waarmee uitvoering wordt gegeven aan deze richtlijn anders bepaalt, de betrokken ondernemers verzoeken die informatie of documentatie binnen een passende termijn in te dienen, aan te vullen, te verduidelijken of te vervolledigen, mits dergelijke verzoeken worden gedaan met volledige inachtneming van de beginselen van gelijke behandeling en transparantie.
5. Aanbestedende instanties toetsen de door de geselecteerde inschrijvers ingediende inschrijvingen aan de op de inschrijvingen toepasselijke regels en voorschriften en gunnen de opdracht op basis van de in de artikelen 82 en 84 bedoelde criteria, rekening houdend met artikel 64.
6. Aanbestedende instanties kunnen besluiten een opdracht niet te gunnen aan de inschrijver die de beste inschrijving heeft ingediend, wanneer zij hebben vastgesteld dat de inschrijving niet voldoet aan de in artikel 36, lid 2, genoemde toepasselijke verplichtingen.
7. In openbare procedures kunnen aanbestedende instanties besluiten tot onderzoek van de inschrijvingen over te gaan voordat de geschiktheid van de inschrijvers wordt beoordeeld, mits de desbetreffende bepalingen van de artikelen 76 tot en met 84 worden nageleefd, met inbegrip van de regel dat de opdracht niet wordt gegund aan een inschrijver die overeenkomstig artikel 80 moet worden uitgesloten of die niet voldoet aan de overeenkomstig artikel 78, lid 1, en artikel 80 door de aanbestedende instantie vastgestelde gunningscriteria.
De lidstaten kunnen besluiten het gebruik van de procedure in de eerste alinea niet toe te staan voor, of te beperken tot, bepaalde soorten aanbestedingen of bepaalde omstandigheden.
8. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 103 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage XIV, wanneer dit noodzakelijk is, om nieuwe internationale overeenkomsten toe te voegen die door alle lidstaten zijn geratificeerd of wanneer de bestaande internationale overeenkomsten waarnaar wordt verwezen niet langer door alle lidstaten zijn geratificeerd of anderszins zijn gewijzigd, bijvoorbeeld wat betreft de werkingssfeer, de inhoud of de benaming ervan.
Artikel 77
Erkenningssystemen
1. Aanbestedende instanties kunnen desgewenst een regeling voor de erkenning van ondernemers invoeren en beheren.
Aanbestedende instanties die een erkenningsregeling invoeren of beheren, zorgen ervoor dat ondernemers te allen tijde een erkenning kunnen aanvragen.
2. De in lid 1 bedoelde regeling kan verschillende fasen van erkenning van geschiktheid omvatten.
Aanbestedende instanties voorzien in objectieve regels en criteria voor de uitsluiting en selectie van ondernemers die erkenning aanvragen alsmede objectieve regels en criteria voor het beheer van de erkenningsregeling met betrekking tot aangelegenheden als de inschrijving in de regeling, eventuele periodieke bijwerking van de erkenningen en de looptijd van de regeling.
Wanneer deze criteria en regels technische specificaties bevatten, zijn de artikelen 60 tot en met 62 van toepassing. Deze criteria en regels kunnen zo nodig worden bijgewerkt.
3. De in lid 2 bedoelde criteria en regels worden desgevraagd ter beschikking gesteld van ondernemers. Deze bijgewerkte criteria en regels worden aan belangstellende ondernemers meegedeeld.
Wanneer een aanbestedende instantie van oordeel is dat de erkenningsregeling van bepaalde andere diensten of instanties aan de voorwaarden voldoet, deelt zij de belangstellende ondernemers de namen van deze andere diensten of instanties mee.
4. Er wordt een lijst van erkende ondernemers bijgehouden; deze kan worden ingedeeld in categorieën naargelang van de aard van de opdracht waarvoor de erkenning geldig is.
5. Wanneer een oproep tot mededinging geschiedt door middel van een aankondiging inzake het bestaan van een erkenningsregeling, worden specifieke opdrachten voor de werken, leveringen of diensten waarop de erkenningsregeling betrekking heeft, gegund door niet-openbare procedures of onderhandelingsprocedures waarin alle inschrijvers en deelnemers worden geselecteerd uit gegadigden die reeds erkend zijn overeenkomstig deze regeling.
6. Alle bijdragen die in rekening worden gebracht met betrekking tot aanvragen tot erkenning of voor de bijwerking of het behoud van een reeds volgens de regeling verkregen erkenning, moeten evenredig zijn met de gemaakte kosten.
Artikel 78
Kwalitatieve selectiecriteria
1. Aanbestedende instanties kunnen objectieve regels en criteria opstellen voor de uitsluiting en selectie van inschrijvers of gegadigden; deze regels en criteria worden ter beschikking gesteld van belangstellende ondernemers.
2. Wanneer aanbestedende instanties een passend evenwicht tot stand moeten brengen tussen de bijzondere kenmerken van de aanbestedingsprocedure en de daarvoor noodzakelijke middelen, kunnen zij in niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen, of innovatiepartnerschappen objectieve regels en criteria vaststellen om in deze behoefte te voorzien en kunnen zij het aantal gegadigden beperken dat tot de inschrijving of tot onderhandelingen zal worden uitgenodigd. Bij de vaststelling van het aantal gegadigden wordt echter rekening gehouden met de noodzaak voldoende concurrentie te waarborgen.
Artikel 79
Beroep op de draagkracht van andere entiteiten
1. Wanneer de objectieve criteria en regels voor uitsluiting en selectie van ondernemers die erkenning in een erkenningsregeling aanvragen, voorschriften betreffende de economische en financiële draagkracht van de ondernemer of zijn technische en beroepsbekwaamheid inhouden, kan deze zich in voorkomend geval beroepen op de capaciteit van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die entiteiten. Wat betreft de criteria inzake de onderwijs- en beroepskwalificaties van de dienstverlener of de aannemer of die van het leidinggevend personeel van de onderneming of inzake de relevante beroepservaring, mogen ondernemers zich evenwel slechts beroepen op de capaciteit van andere entiteiten wanneer laatstgenoemde de werken of diensten waarvoor die vereist is, zal verrichten. Wanneer een ondernemer zich wil beroepen op de draagkracht of capaciteit van andere entiteiten, toont hij ten behoeve van de aanbestedende dienst aan dat hij voor de volledige geldigheidsduur van de erkenningsregeling kan beschikken over deze middelen, bijvoorbeeld door overlegging van de desbetreffende verbintenis door deze entiteiten.
Wanneer aanbestedende instanties overeenkomstig artikel 80 van deze richtlijn een beroep hebben gedaan op de in Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitings- of selectiecriteria, gaan zij in overeenstemming met artikel 80, lid 3, van deze richtlijn, na of de andere entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen, aan de betrokken selectiecriteria voldoen dan wel of er gronden tot uitsluiting zijn, die de aanbestedende diensten hebben vermeld, overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU. De aanbestedende instantie eist dat de ondernemer een entiteit ten aanzien waarvan dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, die de aanbestedende instanties hebben vermeld, vervangt. De aanbestedende instantie kan eisen, of de lidstaat kan eisen dat zij eist, dat de ondernemer een entiteit ten aanzien waarvan niet-dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, die de aanbestedende instanties hebben vermeld, vervangt.
Indien een ondernemer zich beroept op de draagkracht van andere entiteiten voor het vervullen van de economische en financiële criteria, kunnen de aanbestedende instanties eisen dat de ondernemer en die entiteiten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.
Onder dezelfde voorwaarden kan een combinatie van ondernemers als bedoeld in artikel 37, lid 2, zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan de combinatie of van andere entiteiten.
2. Wanneer de objectieve criteria en regels voor uitsluiting en selectie van gegadigden en inschrijvers in openbare of niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen, of innovatiepartnerschappen voorschriften betreffende de economische en financiële draagkracht van de ondernemer of zijn technische en beroepsbekwaamheid inhouden, kan deze zich in voorkomend geval en voor een bijzondere opdracht beroepen op de draagkracht van andere entiteiten, ongeacht de juridische aard van zijn banden met deze diensten. Wat betreft de criteria inzake de onderwijs- en beroepskwalificaties van de dienstverlener of de aannemer of die van het leidinggevend personeel van de onderneming of inzake de relevante beroepservaring, mogen ondernemers zich evenwel slechts beroepen op de capaciteit van andere entiteiten wanneer laatstgenoemde de werken of diensten waarvoor die vereist is, zal verrichten. Wanneer een ondernemer zich wil beroepen op de draagkracht of capaciteit van andere entiteiten, toont hij ten behoeve van de aanbestedende instantie aan dat hij voor de volledige geldigheidsduur van de erkenningsregeling kan beschikken over de nodige middelen, bijvoorbeeld door overlegging van een verbintenis door deze entiteiten.
Wanneer aanbestedende instanties overeenkomstig artikel 80 van deze richtlijn een beroep hebben gedaan op de in Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitings- of selectiecriteria, gaan zij in overeenstemming met artikel 80, lid 3, van deze richtlijn na of de andere entiteiten op wier draagkracht de ondernemer zich wil beroepen, aan de betrokken selectiecriteria voldoen dan wel of er gronden tot uitsluiting zijn, die de aanbestedende instanties hebben vermeld, overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU. De aanbestedende instantie eist dat de ondernemer een entiteit die niet voldoet aan een betrokken selectiecriterium, of ten aanzien waarvan gronden tot uitsluiting bestaan die de aanbestedende instantie heeft vermeld, vervangt. De aanbestedende instantie kan eisen, of de lidstaat kan eisen dat zij eist, dat de ondernemer een entiteit ten aanzien waarvan door de instantie genoemde niet-dwingende gronden tot uitsluiting bestaan, die de aanbestedende instantie heeft vermeld, vervangt.
Indien een ondernemer zich beroept op de draagkracht van andere entiteiten voor het vervullen van de economische en financiële criteria, kunnen de aanbestedende instanties eisen dat de ondernemer en die entiteiten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de uitvoering van de opdracht.
Onder dezelfde voorwaarden kan een combinatie van ondernemers zoals bedoeld in artikel 37 zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan de combinatie of van andere entiteiten.
3. In het geval van opdrachten voor werken, diensten en plaatsings- of installatiewerkzaamheden in het kader van een opdracht voor diensten kunnen aanbestedende instanties eisen dat bepaalde kritieke taken rechtstreeks door de inschrijver zelf worden verricht, of wanneer de inschrijving door een combinatie van ondernemers als bedoeld in artikel 37, lid 2, is ingediend, door een deelnemer aan die combinatie.
Artikel 80
Gebruik van uitsluitingsgronden en selectiecriteria als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU
1. De objectieve regels en criteria voor uitsluiting en selectie van ondernemers die erkenning in een erkenningsregeling aanvragen, en de objectieve regels en criteria voor uitsluiting en selectie van gegadigden en inschrijvers in openbare of niet-openbare procedures, onderhandelingsprocedures, concurrentiegerichte dialogen of innovatiepartnerschappen kunnen de in artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitingsgronden inhouden volgens de daarin bepaalde voorwaarden.
Wanneer de aanbestedende instantie een aanbestedende dienst is, omvatten deze regels en criteria de in artikel 57, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitingsgronden volgens de in dat artikel bedoelde voorwaarden.
Op verzoek van de lidstaten, omvatten deze regels en criteria de in artikel 57, lid 4, van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde uitsluitingsgronden volgens de in dat artikel bedoelde voorwaarden.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde regels en criteria kunnen de in artikel 58 van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde gunningscriteria inhouden volgens de daarin bepaalde voorwaarden, met name met betrekking tot de beperkingen inzake voorschriften over jaaromzet, als bedoeld in lid 3, tweede alinea, van dat artikel.
3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel zijn de artikelen 59 tot en met 61 van Richtlijn 2014/24/EU van toepassing.
Artikel 81
Kwaliteitsnormen en normen inzake milieubeheer
1. Ingeval aanbestedende instanties de overlegging eisen van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde kwaliteitsnormen, met inbegrip van normen inzake toegankelijkheid voor gehandicapten, verwijzen zij naar regelingen voor kwaliteitsbewaking op basis van de desbetreffende Europese normenreeks die door geaccrediteerde instanties overeenkomstig de Europese normenreeks zijn gecertificeerd. Zij erkennen gelijkwaardige certificaten van in andere lidstaten gevestigde instellingen. Zij aanvaarden eveneens andere bewijzen inzake gelijkwaardige kwaliteitsgaranties wanneer de betrokken ondernemer die certificaten niet binnen de gestelde termijnen kon verkrijgen om redenen die niet aan hem toe te schrijven zijn, mits de ondernemer het bewijs levert dat de voorgestelde maatregelen op het gebied van de kwaliteitsbewaking aan de kwaliteitsnormen te voldoen.
2. Wanneer aanbestedende instanties de overlegging eisen van een door een onafhankelijke instantie opgestelde verklaring dat de ondernemer voldoet aan bepaalde regelingen of normen inzake milieubeheer, verwijzen zij naar het milieubeheer en milieuauditsysteem (EMAS) van de Unie of enig ander milieubeheersysteem als erkend overeenkomstig artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1221/2009 of andere normen inzake milieubeheer op basis van de toepasselijke Europese of internationale normen die door geaccrediteerde instanties zijn gecertificeerd. Zij erkennen gelijkwaardige certificaten van in andere lidstaten gevestigde instellingen.
Indien een ondernemer, om redenen die hem niet aangerekend kunnen worden, aantoonbaar geen toegang had tot de certificaten of niet de mogelijkheid had deze binnen de gestelde termijnen te verwerven, aanvaardt de aanbestedende instantie andere passende bewijzen van gelijkwaardige maatregelen inzake milieubeheer, mits de ondernemer aantoont dat de deze maatregelen gelijkwaardig zijn aan die welke krachtens de toepasselijke regelingen of normen inzake milieubeheer vereist zijn.
3. De lidstaten stellen andere lidstaten op verzoek alle informatie ter beschikking die betrekking heeft op documenten die worden overgelegd als bewijs van de naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde kwaliteits- en milieunormen.
Artikel 82
Gunningscriteria
1. Onverminderd de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de prijs van bepaalde leveringen of de vergoeding van bepaalde diensten, baseren de aanbestedende instanties de gunning van opdrachten op de economisch meest voordelige inschrijving.
2. De economisch meest voordelige inschrijving uit het oogpunt van de aanbestedende instantie wordt vastgesteld op basis van de prijs of de kosten, op basis van kosteneffectiviteit, zoals de levenscycluskosten, overeenkomstig artikel 83, waarbij onder meer de beste prijs-kwaliteitsverhouding in aanmerking kan worden genomen, te bepalen op basis van criteria, waaronder kwalitatieve, milieu- en/of sociale aspecten, die verband houden met het voorwerp van de betrokken opdracht. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende criteria:
a) |
kwaliteit, waaronder technische verdienste, esthetische en functionele kenmerken, toegankelijkheid, geschiktheid van het ontwerp voor alle gebruikers, sociale, milieu- en innovatieve kenmerken en, de handel en de voorwaarden waaronder deze plaatsvindt; |
b) |
de organisatie, de kwalificatie en de ervaring van het personeel voor de uitvoering van de opdracht, wanneer de kwaliteit van dat personeel een aanzienlijke invloed kan hebben op het niveau van de uitvoering van de opdracht, of |
c) |
klantenservice en technische bijstand, alsmede leveringsvoorwaarden zoals leveringsdatum en leveringsperiode of termijn voor voltooiing, verbintenissen inzake onderdelen en bevoorradingsvoorziening. |
Het kostenelement kan ook de vorm aannemen van een vaste prijs of vaste kosten op basis waarvan de ondernemers zullen concurreren op kwaliteitscriteria alleen.
De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instanties de prijs of de kosten niet als enige gunningscriterium mogen hanteren of de toepassing ervan beperken tot bepaalde categorieën aanbestedende instanties of bepaalde soorten opdrachten.
3. Gunningscriteria worden geacht verband te houden met het voorwerp van de overheidsopdracht wanneer zij betrekking hebben op de in het kader van die opdracht te verrichten werken, leveringen of diensten, in alle opzichten en in elk stadium van hun levenscyclus, met inbegrip van factoren die te maken hebben met:
a) |
het specifieke productieproces, het aanbieden of de verhandeling van deze werken, leveringen of diensten, of |
b) |
een specifiek proces voor een andere fase van hun levenscyclus, |
zelfs wanneer deze factoren geen deel uitmaken van hun materiële basis.
4. Gunningscriteria mogen er niet toe leiden dat de aanbestedende instantie onbeperkte keuzevrijheid heeft. Zij waarborgen de mogelijkheid van daadwerkelijke mededinging en gaan vergezeld van specificaties aan de hand waarvan de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk kan worden getoetst om te beoordelen hoe goed de inschrijvingen aan de gunningscriteria voldoen. In geval van twijfel, controleren de aanbestedende instanties de juistheid van de door de inschrijvers verstrekte informatie en bewijsmiddelen.
5. De aanbestedende instantie specificeert in de aanbestedingsstukken het relatieve gewicht dat zij voor de bepaling van de economisch meest voordelige inschrijving aan elk van de gekozen criteria toekent, behalve wanneer deze louter op basis van de prijs wordt bepaald.
Dit relatieve gewicht kan worden uitgedrukt in een marge met een passend verschil tussen minimum en maximum.
Wanneer weging om objectieve redenen niet mogelijk is, vermeldt de aanbestedende instantie de criteria in dalende graad van belangrijkheid.
Artikel 83
Levenscycluskosten
1. Levenscycluskosten hebben voor zover relevant betrekking op alle of een deel van de volgende kosten gedurende de levenscyclus van een product, dienst of werk:
a) |
kosten gedragen door de aanbestedende instantie of andere gebruikers, zoals:
|
b) |
kosten toegerekend aan externe milieueffecten die verband houden met het product, de dienst of de werken gedurende de levenscyclus, mits hun geldwaarde kan worden bepaald en gecontroleerd; deze kosten kunnen de kosten van de broeikasgasemissies en andere verontreinigende emissies en andere kosten voor bestrijding van klimaatverandering omvatten. |
2. Wanneer aanbestedende instanties de kosten van het gebruik van een levenscyclusmethode ramen, vermelden zij in de aanbestedingsstukken de door de inschrijvers te verstrekken gegevens en de methoden die de aanbestedende instantie zal gebruiken om de levenscycluskosten op basis van deze gegevens te bepalen.
De methode die wordt gebruikt voor de raming van de aan externe milieueffecten toegerekende kosten dient aan alle volgende voorwaarden te voldoen:
a) |
zij is gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria. Met name wanneer zij niet is bedoeld voor herhaalde of voortdurende toepassing zal zij bepaalde ondernemers niet ten onrechte bevoordelen of benadelen; |
b) |
zij is toegankelijk voor alle betrokken partijen; |
c) |
de vereiste gegevens kunnen met een redelijke inspanning worden verstrekt door normaal zorgvuldige ondernemers, met inbegrip van ondernemers uit derde landen die partij zijn bij de GPA-overeenkomst of andere internationale overeenkomsten waaraan de Unie gebonden is. |
3. Wanneer een gemeenschappelijke methode voor de berekening van de levenscycluskosten verplicht is op grond van een wetgevingshandeling van de Unie, wordt die gemeenschappelijke methode toegepast voor de raming van de levenscycluskosten.
Een lijst van deze wetgevingshandelingen, en waar nodig gedelegeerde handelingen die hen aanvullen, is opgenomen in bijlage XV.
De Commissie is bevoegd voor het overeenkomstig artikel 103 vaststellen van gedelegeerde handelingen betreffende het actualiseren van deze lijst, wanneer actualisering van de lijst noodzakelijk is vanwege de goedkeuring van nieuwe wetgeving die een gemeenschappelijke methode verplicht maakt, of vanwege de intrekking of wijziging van bestaande rechtshandelingen.
Artikel 84
Abnormaal lage inschrijvingen
1. De aanbestedende instanties verplichten ondernemers ertoe de in de inschrijving voorgestelde prijs of kosten nader toe te lichten wanneer de inschrijving in verhouding tot de werken, leveringen of diensten abnormaal laag lijkt te zijn.
2. De in lid 1 bedoelde toelichtingen kunnen met name betrekking hebben op:
a) |
de doelmatigheid van het fabricageprocedé, van de geleverde diensten of van de bouwmethode; |
b) |
de gekozen technische oplossingen of de uitzonderlijk gunstige omstandigheden waarvan de inschrijver bij de levering van de producten, het verrichten van de diensten of de uitvoering van de werken gebruik kan maken; |
c) |
de originaliteit van de door de inschrijver voorgestelde werken, leveringen of diensten; |
d) |
het vervullen van de in artikel 36, lid 2, genoemde verplichtingen; |
e) |
het vervullen van de in artikel 88 genoemde verplichtingen; |
f) |
de eventuele ontvangst van staatssteun door de inschrijver. |
3. De aanbestedende dienst beoordeelt de verstrekte informatie, waarbij hij overleg voert met de inschrijver. Hij kan de inschrijving alleen afwijzen wanneer het lage niveau van de aangerekende prijzen of kosten niet genoegzaam wordt gestaafd door het verstrekte bewijsmateriaal, rekening houdend met de in lid 2 bedoelde elementen.
De aanbestedende instanties wijzen de inschrijving af wanneer zij hebben vastgesteld dat de inschrijving abnormaal laag is omdat zij niet voldoet aan de in artikel 36, lid 2, genoemde toepasselijke verplichtingen.
4. Wanneer een aanbestedende instantie vaststelt dat een inschrijving abnormaal laag is doordat de inschrijver staatssteun heeft ontvangen, kan de inschrijving alleen op die grond worden afgewezen na overleg met de inschrijver wanneer deze niet binnen een door de aanbestedende instantie gestelde toereikende termijn kan aantonen dat de betrokken steun verenigbaar is met de interne markt in de zin van artikel 107 VWEU. Wanneer de aanbestedende instantie in een dergelijke situatie een inschrijving afwijst, stelt zij de Commissie daarvan in kennis.
5. De lidstaten verlenen door middel van administratieve samenwerking andere lidstaten op verzoek toegang tot alle informatie waarover zij beschikken, zoals wet- en regelgeving, algemeen verbindende collectieve arbeidsovereenkomsten en nationale technische normen, over de bewijzen en stukken die met betrekking tot de in lid 2 bedoelde gegevens worden overgelegd.
Artikel 85
Inschrijvingen die producten uit derde landen bevatten
1. Dit artikel is van toepassing op inschrijvingen die producten bevatten uit derde landen waarmee de Unie niet in multilateraal of bilateraal kader een overeenkomst heeft gesloten die ondernemingen in de Unie op vergelijkbare wijze daadwerkelijk toegang verschaft tot de markten van deze derde landen. Dit artikel laat de verplichtingen van de Unie of haar lidstaten jegens derde landen onverlet.
2. Iedere inschrijving die wordt ingediend met het oog op de gunning van een opdracht voor leveringen, kan worden afgewezen wanneer het aandeel van de uit derde landen afkomstige producten, waarvan de oorsprong wordt vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (43), meer dan 50 % uitmaakt van de totale waarde van de producten waarop deze inschrijving betrekking heeft.
Voor de toepassing van dit artikel worden de programmatuurtoepassingen die in telecommunicatienetten worden gebruikt, als producten beschouwd.
3. Behoudens de tweede alinea van dit lid wordt, wanneer twee of meer inschrijvingen volgens de gunningcriteria van artikel 82 gelijkwaardig zijn, de voorkeur gegeven aan de inschrijvingen die niet krachtens lid 2 van dit artikel kunnen worden afgewezen. Voor de toepassing van dit artikel wordt het bedrag van de inschrijving als gelijkwaardig beschouwd indien het prijsverschil niet meer dan 3 % bedraagt.
Aan een inschrijving wordt echter niet op grond van de eerste alinea de voorkeur gegeven indien de aanbestedende instantie hierdoor genoodzaakt zou zijn apparatuur aan te schaffen met technische kenmerken die afwijken van de bestaande apparatuur, en dit tot incompatibiliteit of tot technische moeilijkheden bij het gebruik of het onderhoud zou leiden of buitensporige kosten zou meebrengen.
4. Voor de toepassing van dit artikel worden voor de bepaling van het in lid 2 bedoelde aandeel van uit derde landen afkomstige producten de derde landen buiten beschouwing gelaten ten gunste waarvan de toepassing van deze richtlijn bij een besluit van de Raad overeenkomstig lid 1 is uitgebreid.
5. De Commissie brengt uiterlijk op 31 december 2015 en daarna jaarlijks, aan de Raad verslag uit over de vooruitgang die is geboekt bij de multilaterale of bilaterale onderhandelingen over de toegang van de ondernemingen in de Unie tot de markten van de derde landen op de onder deze richtlijn vallende gebieden, over alle ingevolge deze onderhandelingen bereikte resultaten, alsmede over de daadwerkelijke toepassing van alle gesloten overeenkomsten.
Artikel 86
Betrekkingen met derde landen op het gebied van opdrachten voor werken, leveringen en diensten
1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle algemene moeilijkheden die hun ondernemingen feitelijk of rechtens hebben ondervonden en gerapporteerd bij het verkrijgen van opdrachten voor diensten in derde landen.
2. De Commissie dient uiterlijk op 18 april 2019 en vervolgens periodiek, bij de Raad een verslag in betreffende de openstelling van opdrachten voor diensten in derde landen, alsook betreffende de stand van de onderhandelingen die daarover, met name in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), met deze landen worden gevoerd.
3. De Commissie beijvert zich ervoor bij het desbetreffende derde land een situatie te verhelpen ten aanzien waarvan zij op grond van de in lid 2 bedoelde verslagen, of op basis van andere informatie, vaststelt dat met betrekking tot het gunnen van opdrachten voor het verrichten van diensten:
a) |
een derde land ondernemingen van de Unie geen toegang verleent die vergelijkbaar is met die welke de Unie toekent aan ondernemingen van dat derde land, of |
b) |
ondernemingen van de Unie in een derde land niet dezelfde behandeling of dezelfde concurrentiemogelijkheden krijgen als de binnenlandse ondernemingen, of |
c) |
ondernemingen van andere derde landen een gunstiger behandeling krijgen dan ondernemingen van de Unie. |
4. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle moeilijkheden die hun ondernemingen feitelijk of rechtens hebben ondervonden en gerapporteerd die te wijten zijn aan het feit dat de in bijlage XIV bedoelde internationale arbeidsnormen niet in acht zijn genomen toen deze ondernemingen trachtten in derde landen opdrachten voor diensten toegewezen te krijgen.
5. In de in de leden 3 en 4 genoemde gevallen kan de Commissie te allen tijde de Raad voorstellen een uitvoeringshandeling vast te stellen om het gunnen van opdrachten voor diensten gedurende een in die uitvoeringshandeling te bepalen periode te schorsen of te beperken ten aanzien van:
a) |
ondernemingen waarop de wetgeving van het betrokken derde land van toepassing is; |
b) |
ondernemingen die met de onder a) bedoelde ondernemingen zijn verbonden en die hun statutaire zetel in de Unie hebben, maar die geen daadwerkelijke en directe band met de economie van een lidstaat hebben; |
c) |
ondernemingen die inschrijvingen indienen welke betrekking hebben op diensten die hun oorsprong hebben in het desbetreffende derde land. |
De Raad neemt zijn besluit zo spoedig mogelijk en met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
De Commissie kan deze maatregelen uit eigen beweging of op verzoek van een lidstaat voorstellen.
6. Dit artikel laat de verplichtingen van de Unie ten aanzien van derde landen uit hoofde van internationale overeenkomsten inzake overheidsopdrachten, met name in WTO-verband, onverlet.
HOOFDSTUK IV
Uitvoering van de opdracht
Artikel 87
Voorwaarden waaronder de opdracht wordt uitgevoerd
Aanbestedende instanties kunnen speciale voorwaarden verbinden aan de uitvoering van een opdracht, mits deze verband houden met het voorwerp van de opdracht in de zin van artikel 82, lid 3, en vermeld zijn in de oproep tot mededinging of in de aanbestedingsstukken. Deze voorwaarden kunnen onder andere verband houden met economische, innovatie- of milieugerelateerde dan wel sociale of arbeidsgerelateerde overwegingen.
Artikel 88
Onderaanneming
1. De bevoegde nationale instanties, die handelen binnen de perken van hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden, zorgen er door middel van passende maatregelen voor dat onderaannemers de in artikel 36, lid 2, genoemde verplichtingen naleven.
2. In de aanbestedingsstukken kan de aanbestedende instantie de inschrijver verzoeken, of hij kan door een lidstaat worden verplicht hem te verzoeken, in zijn inschrijving aan te geven welk gedeelte van de opdracht hij eventueel voornemens is aan derden in onderaanneming te geven en welke onderaannemers hij voorstelt.
3. De lidstaten kunnen bepalen dat de aanbestedende instantie verschuldigde betalingen op verzoek van de onderaannemer en wanneer de aard van de opdracht dit mogelijk maakt, rechtstreeks aan de onderaannemer overmaakt voor werken, leveringen of diensten aan de ondernemer aan wie de opdracht is gegund (de hoofdaannemer). Deze maatregelen kunnen onder meer bestaan in passende mechanismen waardoor de hoofdaannemer zich kan verzetten tegen onverschuldigde betalingen. Regelingen betreffende deze wijze van betaling worden in de aanbestedingsdocumenten omschreven.
4. De leden 1 tot en met 3 laten de vraag naar de aansprakelijkheid van de hoofdondernemer onverlet.
5. In het geval van opdrachten voor werken en met betrekking tot diensten die ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende instantie moeten worden verleend, na de gunning van de opdracht en ten laatste wanneer met de uitvoering van de opdracht wordt begonnen, verlangt de aanbestedende instantie van de hoofdaannemer dat hij aan de aanbestedende instantie de volgende gegevens verstrekt: naam, contactgegevens en wettelijke vertegenwoordigers van zijn onderaannemers die bij de uitvoering van de werken of het verrichten van de diensten betrokken zijn, voor zover deze gegevens op dat moment bekend zijn. De aanbestedende instantie verlangt van de hoofdaannemer dat deze hem tijdens de looptijd van de opdracht in kennis stelt van alle wijzigingen in deze gegevens, alsmede van de vereiste gegevens betreffende eventuele nieuwe onderaannemers die hij nadien bij de uitvoering van de werken of de verlening van de diensten zal betrekken.
Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de lidstaten de verplichting om de vereiste gegevens te verstrekken rechtstreeks aan de hoofdaannemer opleggen.
Indien zulks noodzakelijk is voor de toepassing van lid 6, onder b), van dit artikel worden bij de vereiste gegevens eigen verklaringen van de onderaannemers gevoegd als bepaald in artikel 80, lid 3. De uitvoeringsmaatregelen in de zin van lid 8 van dit artikel kunnen bepalen dat onderaannemers die na de gunning van de opdracht worden voorgesteld, in plaats van de eigen verklaring de certificaten en andere ondersteunende documenten voorleggen.
De eerste alinea is niet van toepassing op leveranciers.
De aanbestedende instanties kunnen de in de eerste alinea genoemde verplichtingen uitbreiden, of door een lidstaat worden verplicht deze te uit te breiden, bijvoorbeeld tot:
a) |
opdrachten voor leveringen, opdrachten voor diensten andere dan die welke ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst moeten worden verleend, of tot bij de opdrachten voor werken of diensten betrokken leveranciers; |
b) |
onderaannemers van de onderaannemers van de hoofdaannemer of verderop in de keten van onderaannemers. |
6. Ter voorkoming van inbreuken op de in artikel 36, lid 2, genoemde verplichtingen kunnen passende maatregelen worden getroffen zoals:
a) |
Indien het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling van hoofdelijke aansprakelijkheid van de onderaannemers en de hoofdaannemer, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de toepasselijke regels in overeenstemming met de in artikel 36, lid 2, genoemde voorwaarden worden toegepast. |
b) |
De aanbestedende diensten kunnen, conform artikel 80, lid 3, van deze richtlijn controleren, of door de lidstaten worden verplicht te controleren, of er gronden voor uitsluiting van onderaannemers in de zin van artikel 57 van Richtlijn 2014/24/EU voorhanden zijn. In dat geval verlangt de aanbestedende dienst dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer waarvan het onderzoek heeft uitgewezen dat er dwingende gronden voor uitsluiting zijn. De aanbestedende dienst kan eisen, of door een lidstaat worden verplicht te eisen, dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer ten aanzien van wie in het onderzoek gronden tot niet-verplichte uitsluiting aan het licht zijn gekomen. |
7. De lidstaten kunnen in hun nationale recht voorzien in strengere aansprakelijkheidsvoorschriften of voorschriften betreffende rechtstreekse betalingen aan onderaannemers, bijvoorbeeld door te voorzien in rechtstreekse betalingen aan onderaannemers zonder dat deze aannemers om dergelijke rechtstreekse betalingen moeten verzoeken.
8. De lidstaten die ervoor gekozen hebben te voorzien in maatregelen op grond van de leden 3, 5 of 6 bepalen in hun wet- en regelgeving en met inachtneming van het Unierecht onder welke voorwaarden deze maatregelen ten uitvoer kunnen worden gelegd. Daarbij kunnen de lidstaten de toepassing ervan beperken tot bijvoorbeeld bepaalde soorten opdrachten, bepaalde categorieën aanbestedende instanties of ondernemers of bepaalde bedragen.
Artikel 89
Wijziging van opdrachten gedurende de looptijd
1. Opdrachten en raamovereenkomsten kunnen in overeenstemming met deze richtlijn zonder nieuwe aanbestedingsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:
a) |
wanneer de initiële aanbestedingsstukken duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige herzieningsclausules, waaronder eventueel prijsherzieningsclausules, of opties bevatten die voorzien in die wijzigingen, ongeacht hun monetaire waarde. Deze clausules omschrijven de omvang en de aard van mogelijke wijzigingen of opties alsmede de voorwaarden waaronder deze kunnen worden gebruikt. Zij voorzien niet in wijzigingen of keuzemogelijkheden die de algemene aard van de opdracht of raamovereenkomst zouden veranderen; |
b) |
voor door de oorspronkelijke aannemer te verrichten aanvullende werken, diensten of leveringen, ongeacht hun waarde, die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke aanbesteding waren opgenomen, indien een verandering van aannemer:
|
c) |
indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
d) |
wanneer een nieuwe aannemer de aannemer aan wie de aanbestedende dienst de opdracht aanvankelijk had gegund, vervangt ten gevolge van:
|
e) |
indien de wijzigingen, ongeacht hun waarde, niet wezenlijk zijn in de zin van lid 4. |
De aanbestedende instanties die in de onder b) en c) van dit lid genoemde gevallen een opdracht hebben gewijzigd, zorgen voor de bekendmaking van een daartoe strekkende aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze aankondiging bevat de in bijlage XVI omschreven informatie en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.
2. Opdrachten kunnen zonder toetsing aan de voorwaarden van lid 4, onder a) tot en met d), en zonder nieuwe aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn eveneens worden gewijzigd indien de waarde van de wijziging beneden beide volgende waarden blijft:
i) |
de in artikel 15 genoemde drempels, en |
ii) |
10 % van de waarde van de aanvankelijke opdracht voor leveringen en diensten en minder dan 15 % van de waarde van de aanvankelijke opdracht voor werken. |
De wijziging mag de algemene aard van de opdracht of raamovereenkomst evenwel niet veranderen. In het geval van verscheidene opeenvolgende wijzigingen wordt de waarde beoordeeld op basis van de netto cumulatieve waarde van de opeenvolgende wijzigingen.
3. Voor de berekening van de in lid 2 vermelde prijs wordt — voor zover de opdracht in een indexeringsclausule voorziet — de geactualiseerde prijs als referentiewaarde gehanteerd.
4. Een wijziging van een opdracht of een raamovereenkomst tijdens de looptijd wordt als wezenlijk beschouwd in de zin van lid 1, onder e), wanneer de opdracht of raamovereenkomst hierdoor materieel komt te verschillen van de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst. Onverminderd de leden 1 en 2 wordt een wijziging geacht wezenlijk te zijn wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) |
de wijziging voorziet in voorwaarden die, als zij deel van de aanvankelijke aanbestedingsprocedure hadden uitgemaakt, de toelating van andere dan de aanvankelijk geselecteerde gegadigden en de gunning van de opdracht aan een andere inschrijver mogelijk zouden hebben gemaakt dan wel bijkomende deelnemers aan de aanbestedingsprocedure zouden hebben aangetrokken; |
b) |
de wijziging verandert het economische evenwicht van de opdracht of de raamovereenkomst ten gunste van de opdrachtnemer op een wijze die niet is voorzien in de oorspronkelijke opdracht of raamovereenkomst; |
c) |
de wijziging leidt tot een aanzienlijke verruiming van het toepassingsgebied van de opdracht of raamovereenkomst. |
d) |
een nieuwe aannemer is in de plaats gekomen van de aannemer aan wie de aanbestedende instantie de opdracht aanvankelijk had gegund in andere dan de in lid 1, onder d), genoemde gevallen. |
5. Een nieuwe aanbestedingsprocedure overeenkomstig deze richtlijn is vereist voor andere wijzigingen van de bepalingen van een opdracht voor werken, leveringen of diensten of een raamovereenkomst gedurende de looptijd dan die bedoeld in de leden 1 en 2.
Artikel 90
Beëindiging van opdrachten
De lidstaten dragen er zorg voor dat de aanbestedende instanties de mogelijkheid hebben, ten minste in de volgende omstandigheden en onder de voorwaarden bepaald door het toepasselijke nationale recht, opdrachten voor werken, leveringen of diensten te beëindigen tijdens de looptijd, wanneer blijkt dat:
a) |
de opdracht ingrijpend is gewijzigd waardoor een nieuwe aanbestedingsprocedure vereist zou zijn geweest op grond van artikel 89; |
b) |
de aannemer, op het moment van de gunning van de opdracht, in een van de situaties als bedoeld in artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU verkeerde en derhalve uitgesloten had moeten worden van de aanbestedingsprocedure op grond van artikel 80, lid 1, tweede alinea, van deze richtlijn; |
c) |
de opdracht niet aan de aannemer had mogen worden gegund wegens een ernstige inbreuk op de verplichtingen uit hoofde van de Verdragen en deze richtlijn, welke door het Hof van Justitie van de Europese Unie als zodanig is aangemerkt in een procedure uit hoofde van artikel 258 VWEU. |
TITEL III
BIJZONDERE AANBESTEDINGSREGELINGEN
HOOFDSTUK I
Sociale diensten en andere specifieke diensten
Artikel 91
Gunning van opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten
De in bijlage XVII opgesomde opdrachten voor sociale en andere specifieke diensten worden gegund in overeenstemming met dit hoofdstuk wanneer de waarde van de opdracht gelijk is aan of hoger dan de in artikel 15, eerste alinea, onder c), vastgestelde drempel.
Artikel 92
Bekendmaking van aankondigingen
1. Aanbestedende instanties die voornemens zijn om een opdracht te gunnen voor de in artikel 91 bedoelde diensten, maken hun voornemen hiertoe kenbaar op een van de volgende wijzen:
a) |
door een aankondiging van een opdracht, of |
b) |
door een periodieke indicatieve aankondiging, die herhaald wordt bekendgemaakt. De periodieke indicatieve aankondiging verwijst specifiek naar de soorten diensten waarop de te gunnen opdracht betrekking heeft. Er wordt in vermeld dat de opdrachten worden gegund zonder verdere bekendmaking en de belangstellende ondernemers worden erin verzocht hun belangstelling schriftelijk kenbaar te maken, of |
c) |
door een aankondiging betreffende het bestaan van een erkenningssysteem, welke herhaald wordt bekendgemaakt. |
De eerste alinea is evenwel niet van toepassing wanneer een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande oproep tot mededinging had kunnen worden gebruikt overeenkomstig artikel 50 betreffende het gunnen van opdrachten voor diensten.
2. Aanbestedende instanties die een opdracht hebben gegund voor de in artikel 91 bedoelde diensten, maken de resultaten hiervan bekend in een aankondiging van een gegunde opdracht. Deze aankondigingen kunnen echter per kwartaal worden gebundeld. In dat geval worden de gebundelde aankondigingen binnen 30 dagen na het einde van elk kwartaal toegezonden.
3. De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aankondigingen bevatten de respectievelijk in de delen A, B, C en D van bijlage XVIII omschreven informatie, in overeenstemming met de standaardmodellen. De Commissie stelt de standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 105 bedoelde raadplegingsprocedure.
4. De in dit artikel bedoelde aankondigingen worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 71.
Artikel 93
Beginselen van het gunnen van opdrachten
1. De lidstaten stellen nationale regels voor het gunnen van opdrachten op grond van dit hoofdstuk op, om ervoor te zorgen dat de aanbestedende instanties de beginselen van transparantie en gelijke behandeling van ondernemers naleven. Het staat de lidstaten vrij de geldende procedurele regels vast te stellen zolang aanbestedende instanties rekening kunnen houden met de specifieke kenmerken van de betrokken diensten.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat aanbestedende instanties rekening kunnen houden met de noodzaak de kwaliteit, continuïteit, toegankelijkheid, betaalbaarheid, beschikbaarheid en volledigheid van de diensten, de specifieke behoeften van verschillende categorieën gebruikers, met inbegrip van kansarme en kwetsbare groepen, de betrokkenheid en inspraak van gebruikers en de innovatie te verzekeren. De lidstaten kunnen ook bepalen dat de keuze van de dienstenaanbieder geschiedt op basis van de inschrijving die de beste prijs-kwaliteitsverhouding biedt, rekening houdend met de kwaliteits- en duurzaamheidscriteria voor sociale diensten.
Artikel 94
Voorbehouden opdrachten voor bepaalde diensten
1. De lidstaten kunnen bepalen dat deelname aan procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten uitsluitend voor diensten op het gebied van gezondheid, sociale en culturele diensten bedoeld in artikel 91, die vallen onder de CPV-codes 75121000-0, 75122000-7, 75123000-4, 79622000-0, 79624000-4, 79625000-1, 80110000-8, 80300000-7, 80420000-4, 80430000-7, 80511000-9, 80520000-5, 80590000-6, van 85000000-9 tot en met 85323000-9, 92500000-6, 92600000-7, 98133000-4, 98133110-8, door aanbestedende instanties die aanbestedende diensten zijn, aan bepaalde organisaties mag worden voorbehouden.
2. Een in lid 1 bedoelde organisatie moet aan alle hierna volgende voorwaarden voldoen:
a) |
haar doel is het vervullen van een opdracht van algemeen belang die verband houdt met de in lid 1 bedoelde diensten; |
b) |
winsten worden opnieuw geïnvesteerd met het oogmerk het doel van de organisatie te behartigen. Wanneer winsten worden uitgekeerd of herverdeeld, dan moet dit op grond van participatieve overwegingen geschieden; |
c) |
de beheers- of eigendomsstructuren van de organisatie die de opdracht uitvoert, zijn gebaseerd op werknemersaandeelhouderschap of beginselen van participatie, of vergen de actieve participatie van werknemers, gebruikers of belanghebbenden, en |
d) |
door de betrokken aanbestedende dienst is uit hoofde van dit artikel in de laatste drie jaar aan de organisatie geen opdracht voor de diensten in kwestie gegund. |
3. De opdracht heeft een maximale looptijd van drie jaar.
4. In de oproep tot mededinging wordt naar dit artikel verwezen.
5. Niettegenstaande artikel 108 evalueert de Commissie de effecten van dit artikel en brengt zij daarover uiterlijk op 18 april 2019 aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit.
HOOFDSTUK II
Regels inzake prijsvragen
Artikel 95
Toepassingsgebied
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op prijsvragen die worden uitgeschreven als onderdeel van een procedure voor het gunnen van een opdracht voor diensten, mits de geraamde waarde van de opdracht, exclusief btw, en met inbegrip van andere mogelijke prijzen of vergoedingen aan deelnemers, gelijk is aan of groter dan het in artikel 15, eerste alinea, onder a), vastgestelde bedrag.
2. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle prijsvragen waarvan het totale bedrag van het prijzengeld en de betalingen aan deelnemers, met inbegrip van de geraamde waarde exclusief btw van de opdracht voor diensten die later kan worden gegund overeenkomstig artikel 50, onder j), indien de aanbestedende instantie in de aankondiging van de prijsvraag een dergelijke gunning niet uitsluit, gelijk is aan of groter dan het in artikel 15, eerste alinea, onder a), vastgestelde bedrag.
Artikel 96
Aankondigingen
1. Aanbestedende instanties die voornemens zijn een prijsvraag uit te schrijven, doen daartoe een oproep tot mededinging in een aankondiging van een prijsvraag.
Wanneer zij het voornemen hebben om overeenkomstig artikel 50, onder j), een vervolgopdracht voor een dienst te gunnen, wordt dit in de aankondiging van de opdracht vermeld.
Aanbestedende instanties die een prijsvraag hebben uitgeschreven, maken de resultaten daarvan bekend in een aankondiging.
2. De oproep tot mededinging bevat de in bijlage XIX omschreven informatie en de aankondiging betreffende de resultaten van een prijsvraag bevat de in bijlage XX bedoelde informatie in het formaat van standaardformulieren. De Commissie stelt de standaardformulieren vast door middel van uitvoeringshandelingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 105 bedoelde raadplegingsprocedure.
De aankondiging van de resultaten van een prijsvraag wordt binnen 30 dagen na de sluiting van de prijsvraag toegezonden aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie.
Indien openbaarmaking van de gegevens over de uitslag van de prijsvraag de handhaving van de wet in de weg zou staan, in strijd zou zijn met het openbaar belang of schade zou berokkenen aan de rechtmatige commerciële belangen van bepaalde publieke of particuliere ondernemers, of afbreuk zou kunnen doen aan de eerlijke mededinging tussen ondernemers, behoeven deze gegevens niet te worden bekendgemaakt.
3. Artikel 71, leden 2 tot en met 6, is ook van toepassing op aankondigingen betreffende prijsvragen.
Artikel 97
Regels voor het uitschrijven van prijsvragen, de selectie van deelnemers en de jury
1. Voor het uitschrijven van prijsvragen passen aanbestedende instanties procedures toe die aan titel I en dit hoofdstuk zijn aangepast.
2. De toelating van deelnemers tot prijsvragen mag niet worden beperkt:
a) |
tot het grondgebied van een lidstaat of een deel daarvan; |
b) |
op grond van het feit dat de deelnemers, ingevolge de wetgeving van de lidstaat waar de prijsvraag wordt uitgeschreven, hetzij natuurlijke personen hetzij rechtspersonen moeten zijn. |
3. Bij prijsvragen met een beperkt aantal deelnemers stellen aanbestedende instanties duidelijke en niet-discriminerende selectiecriteria vast. In elk geval moet het aantal gegadigden dat tot deelname aan de prijsvraag wordt uitgenodigd, toereikend zijn om daadwerkelijke mededinging te waarborgen.
4. De jury bestaat uitsluitend uit natuurlijke personen die onafhankelijk zijn van de deelnemers aan de prijsvraag. Wanneer van de deelnemers aan een prijsvraag een bijzondere beroepskwalificatie wordt geëist, moet ten minste een derde van de juryleden dezelfde kwalificatie of een gelijkwaardige kwalificatie hebben.
Artikel 98
Beslissingen van de jury
1. De jury is autonoom in haar beslissingen en adviezen.
2. De jury onderzoekt de projecten op basis van door de gegadigden anoniem ingediende ontwerpen en uitsluitend op grond van de criteria die in de aankondiging van de prijsvraag zijn vermeld.
3. Zij stelt een door haar leden ondertekend verslag op met de op basis van de merites van elk project vastgestelde rangorde van de projecten, vergezeld van opmerkingen en een opgave van de punten die verduidelijking behoeven.
4. De anonimiteit moet worden geëerbiedigd totdat het advies of de beslissing van de jury bekend is.
5. De gegadigden kunnen zo nodig worden uitgenodigd om door de jury in haar notulen vermelde vragen te beantwoorden teneinde duidelijkheid te verschaffen omtrent bepaalde aspecten van de projecten.
6. Van de dialoog tussen de leden van de jury en de gegadigden worden volledige notulen opgesteld.
TITEL IV
BESTUUR
Artikel 99
Handhaving
1. Met het oog op een correcte en efficiënte uitvoering zien de lidstaten erop toe dat ten minste de in dit artikel genoemde taken worden verricht door één of meer instanties, organen of structuren. Zij laten de Commissie weten welke instanties of structuren bevoegd zijn voor deze taken.
2. De lidstaten dragen er zorg voor dat toezicht wordt gehouden op de toepassing van de aanbestedingsregels.
Wanneer toezichthoudende instanties of structuren eigener beweging of na de ontvangst van informatie specifieke overtredingen of systemische problemen vaststellen, zijn zij bevoegd om deze problemen te melden aan nationale auditinstanties, rechterlijke instanties of andere passende instanties of structuren, zoals de ombudsman, de nationale parlementen of parlementaire commissies.
3. De resultaten van de toezichtactiviteiten op grond van lid 2 worden aan het publiek beschikbaar gesteld door middel van passende informatiemiddelen. Deze resultaten worden ook de Commissie ter beschikking gesteld. Deze kunnen bijvoorbeeld worden geïntegreerd in de in de tweede alinea van dit lid bedoelde toezichtrapporten.
De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 18 april 2017 en vervolgens om de drie jaar een toezichtrapport toe met, indien van toepassing, informatie over de meest voorkomende factoren die tot verkeerde toepassing of rechtsonzekerheid leiden, met inbegrip van mogelijke structurele of terugkerende problemen bij de toepassing van de regels, de mate van mkb-deelname aan overheidsopdrachten, en de preventie, opsporing en adequate melding van gevallen van aanbestedingsfraude, corruptie, belangenverstrengeling, en andere ernstige onregelmatigheden.
De Commissie kan de lidstaten ten hoogste om de drie jaar verzoeken informatie te verstrekken over de praktische uitvoering van het nationale strategische beleid inzake overheidsopdrachten.
Voor de toepassing van dit lid geldt voor „mkb” de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (44).
Op basis van de uit hoofde van dit lid ontvangen gegevens publiceert de Commissie regelmatig een verslag over de uitvoering van dat beleid in de interne markt en de beste praktijken van de nationale beleidsinitiatieven inzake aanbestedingen daarbij.
4. De lidstaten zien erop toe dat:
a) |
informatie over en richtsnoeren voor de uitleg en toepassing van het aanbestedingsrecht van de Unie gratis beschikbaar zijn, teneinde de aanbestedende diensten en ondernemers, met name mkb-ondernemingen, te helpen de aanbestedingsregels van de Unie correct toe te passen, en |
b) |
deze ondersteuning ter beschikking staat van de aanbestedende diensten met het oog op de planning en de uitvoering van aanbestedingsprocedures. |
5. Onverminderd de algemene procedures en werkmethoden die de Commissie heeft vastgesteld voor haar mededelingen aan en contacten met de lidstaten, wijzen de lidstaten een contactpunt aan dat met de Commissie zal samenwerken voor de toepassing van de wetgeving inzake overheidsopdrachten.
6. De aanbestedende diensten houden, ten minste gedurende de looptijd van de opdracht, kopieën bij van alle gegunde opdrachten met een waarde van ten minste:
a) |
1 000 000 EUR in het geval van opdrachten voor leveringen of diensten; |
b) |
10 000 000 EUR in het geval van opdrachten voor werken. |
De aanbestedende diensten verlenen inzage in deze opdrachten; de inzage in specifieke documenten of informatie kan echter worden geweigerd voor zover voorzien in en onder de voorwaarden van de toepasselijke Unie- of nationale voorschriften inzake toegang tot documenten en gegevensbescherming.
Artikel 100
Proces-verbalen van procedures voor het gunnen van opdrachten
1. Aanbestedende instanties bewaren passende informatie over elke opdracht of raamovereenkomst die onder deze richtlijn valt en telkens wanneer een dynamisch aankoopsysteem wordt ingevoerd. Deze informatie moet toereikend zijn om hen later in staat te stellen hun beslissingen te rechtvaardigen met betrekking tot:
a) |
de erkenning en de selectie van de ondernemers en de gunning van de opdrachten, |
b) |
het gebruik van onderhandelingsprocedures zonder oproep tot mededinging overeenkomstig artikel 50; |
c) |
de niet-toepassing van het bepaalde in de hoofdstukken II tot en met IV van titel II krachtens de in de hoofdstukken II en III van titel I vervatte afwijkingen; |
d) |
indien nodig, de redenen voor het gebruik van niet-elektronische communicatiemiddelen bij elektronische inschrijvingen. |
Indien de aankondiging van gegunde opdracht, opgesteld overeenkomstig artikel 70 of artikel 92, lid 2, de in dit lid vereiste informatie bevat, mogen de aanbestedende instanties naar die aankondiging verwijzen.
2. Aanbestedende instanties documenteren het verloop van alle elektronische en andere aanbestedingsprocedures. Daartoe bewaren zij voldoende documenten ter onderbouwing van besluiten in alle stadia in de aanbestedingsprocedure, zoals documenten over communicatie met ondernemers en interne beraadslaging, de voorbereiding van de aanbestedingsstukken, eventuele dialoog of onderhandeling, selectie en gunning van de opdracht. De documenten worden gedurende ten minste drie jaar na de datum van gunning van de opdracht bewaard.
3. De informatie of documenten, of de belangrijkste elementen daarvan, worden desgevraagd meegedeeld aan de Commissie of de nationale instanties, organen of structuren bedoeld in artikel 99.
Artikel 101
Nationale verslaglegging en statistische informatie
1. De Commissie toetst de volledigheid en de kwaliteit van de aan de in de artikelen 67 tot en met 71, 92 en 96 bedoelde aankondigingen ontleende gegevens, die bekendgemaakt worden overeenkomstig bijlage IX.
Wanneer de kwaliteit en de volledigheid van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde gegevens niet voldoen aan de in artikel 67, lid 1, artikel 68, lid 1, artikel 69, artikel 70, lid 1, artikel 92, lid 3, en artikel 96, lid 2, vastgestelde eisen, verzoekt de Commissie de betrokken lidstaat om aanvullende informatie. De betrokken lidstaat verstrekt binnen een redelijke termijn de ontbrekende statistische informatie die door de Commissie wordt gevraagd.
2. De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 18 april 2017 en vervolgens om de drie jaar een statistisch verslag toe over aanbestedingen die onder deze richtlijn zouden zijn gevallen indien de waarde ervan de toepasselijke drempelwaarde in artikel 15 zou hebben overschreden, en geven daarbij een raming van de gezamenlijke totale waarde van deze aanbestedingen gedurende de betrokken periode. Die raming kan met name gebaseerd zijn op gegevens die beschikbaar zijn uit hoofde van de nationale bekendmakingsvoorschriften, of op steekproeven.
Dit rapport mag worden opgenomen in het in artikel 99, lid 3, bedoelde rapport.
Artikel 102
Administratieve samenwerking
1. De lidstaten verlenen elkaar wederzijdse bijstand en nemen maatregelen met het oog op daadwerkelijke onderlinge samenwerking teneinde uitwisseling van informatie over de in de artikelen 62, 81 en 84 bedoelde onderwerpen te verzekeren. Zij zien toe op de vertrouwelijkheid van de onderling uitgewisselde informatie.
2. De bevoegde autoriteiten van alle betrokken lidstaten wisselen informatie uit met inachtneming van de voorschriften inzake bescherming van persoonsgegevens als bedoeld in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (45) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (46).
3. Teneinde te testen of het gebruik van het informatiesysteem interne markt (IMI), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1024/2012 geschikt is voor de uitwisseling van de onder deze richtlijn vallende gegevens, wordt uiterlijk op 18 april 2015 een proefproject opgezet.
TITEL V
GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 103
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in de artikelen 4, 17, 40, 41, 76 en 83 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 17 april 2014.
3. De in de artikelen 4, 17, 40, 41, 76 en 83 bedoelde delegatie van bevoegdheden kan door het Europees Parlement of de Raad te allen tijde worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5. Een overeenkomstig de artikelen 4, 17, 40, 41, 76 en 83 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met twee maanden verlengd.
Artikel 104
Spoedprocedure
1. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.
2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 103, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.
Artikel 105
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, dat is ingesteld bij Besluit 71/306/EEG van de Raad (47). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 106
Omzetting en overgangsmaatregelen
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van deze bepalingen onverwijld mede.
2. Niettegenstaande lid 1 van dit artikel, kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 40, lid 1, uitstellen tot 18 oktober 2018, behalve wanneer het gebruik van elektronische middelen op grond van artikel 52, artikel 53, artikel 54, artikel 55, lid 3, artikel 71, lid 2, of artikel 73 van deze richtlijn verplicht is,
Niettegenstaande lid 1 van dit artikel, kunnen de lidstaten de toepassing van artikel 40, lid 1, voor aankoopcentrales op grond van artikel 55, lid 3, uitstellen tot 18 april 2017.
Wanneer een lidstaat beslist de toepassing van artikel 40, lid 1, uit te stellen, bepaalt die lidstaat dat aanbestedende instanties voor elke mededeling en uitwisseling van informatie kunnen kiezen tussen de volgende communicatiemiddelen:
a) |
langs elektronische weg overeenkomstig artikel 40; |
b) |
post of een andere geschikte vervoerder; |
c) |
fax; |
d) |
een combinatie van deze middelen. |
3. Wanneer de lidstaten die in de leden 1 en 2 bedoelde bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 107
Intrekking
Richtlijn 2004/17/EG wordt ingetrokken met ingang van 18 april 2016.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage XXI.
Artikel 108
Evaluatie
De Commissie evalueert de economische gevolgen voor de interne markt die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 15 vastgestelde drempelwaarden, met name wat betreft de grensoverschrijdende gunning van contracten en de transactiekosten, en brengt daarover uiterlijk op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.
De Commissie overweegt waar mogelijk en passend of zij in de volgende onderhandelingsronde een verhoging van de in het kader van de GPA-overeenkomst geldende drempelbedragen moet voorstellen. In geval van verandering van de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempelwaarden wordt het verslag, indien passend, gevolgd door een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden.
Artikel 109
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 110
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 26 februari 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
D. KOURKOULAS
(1) PB C 191 van 29.6.2012, blz. 84.
(2) PB C 391 van 18.12.2012, blz. 49.
(3) Standpunt van het Europees parlement van 15 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 11 februari 2014.
(4) Richtlijn 2004/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 houdende coördinatie van de procedures voor het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 1).
(5) Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114).
(6) Goedgekeurd bij Besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).
(7) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (zie bladzijde 65 van dit Publicatieblad).
(8) Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
(9) Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).
(10) Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).
(11) Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14).
(12) Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3).
(13) Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).
(14) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
(15) Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).
(16) Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).
(17) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(18) Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).
(19) Richtlijn 96/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1996 betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verlenen van diensten (PB L 18 van 21.1.1997, blz. 1).
(20) Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(21) Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (PB L 177 van 4.7.2008, blz. 6).
(22) Richtlijn 92/13/EEG van de Raad van 25 februari 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toepassing van de communautaire voorschriften inzake de procedures voor het plaatsen van opdrachten door diensten die werkzaam zijn in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en telecommunicatie (PB L 76 van 23.3.1992, blz. 14).
(23) Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 761/2001 en Besluiten 2001/681/EG en 2006/193/EG van de Commissie (PB L 342 van 22.12.2009, blz. 1).
(24) Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 5).
(25) Verordening (EG) nr. 106/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende een communautair energie-efficiëntie-etiketteringsprogramma voor kantoorapparatuur (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 1).
(26) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1).
(27) Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1).
(28) Verordening (EU) nr. 1024/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende de administratieve samenwerking via het informatiesysteem interne markt en tot intrekking van Beschikking 2008/49/EG van de Commissie („de IMI-verordening”) (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 1).
(29) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(30) Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
(31) Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14).
(32) Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17).
(33) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
(34) Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
(35) Beschikking 2002/205/EG van de Commissie van 4 maart 2002 op basis van een verzoek van Oostenrijk tot toepassing van het bijzondere regime voorzien in artikel 3 van Richtlijn 93/38/EEG (PB L 68 van 12.3.2002, blz. 31).
(36) Beschikking 2004/73/EG van de Commissie van 15 januari 2004 betreffende het verzoek van Duitsland om toepassing van het bijzondere regime van artikel 3 van Richtlijn 93/38/EEG van de Raad (PB L 16 van 23.1.2004, blz. 57).
(37) Beschikking 93/327/EEG van de Commissie van 13 mei 1993 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder aanbestedende diensten die geografische gebieden exploiteren ter wille van de prospectie en de winning van aardolie, gas, steenkool of andere vaste brandstoffen, aan de Commissie informatie moeten verstrekken inzake de door hen geplaatste opdrachten (PB L 129 van 27.5.1993, blz. 25).
(38) Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).
(39) Beschikking 2009/767/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het één-loket in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 274 van 20.10.2009, blz. 36).
(40) Besluit 2011/130/EU van de Commissie van 25 februari 2011 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 53 van 26.2.2011, blz. 66).
(41) Verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS) (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 19).
(42) Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
(43) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(44) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(45) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(46) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201van 31.7.2002, blz. 37).
(47) Besluit 71/306/EEG van de Raad van 26 juli 1971 tot instelling van een Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 185 van 16.8.1971, blz. 15).
BIJLAGE I
LIJST VAN ACTIVITEITEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 2, PUNT 2, ONDER a)
Bij verschillen tussen CPV en NACE, is de CPV-nomenclatuur van toepassing.
NACE (1): |
CPV-code |
||||||||||||||||||||||||||||||
SECTIE F |
BOUWNIJVERHEID |
||||||||||||||||||||||||||||||
Afdeling |
Groep |
Klasse |
Omschrijving |
Opmerkingen |
|||||||||||||||||||||||||||
45 |
|
|
Bouwnijverheid |
Deze afdeling omvat: nieuwbouw, restauratiewerk en gewone reparaties. |
45000000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
45.1 |
|
Het bouwrijp maken van terreinen |
|
45100000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.11 |
Slopen van gebouwen; grondverzet |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat voorts:
|
45110000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.12 |
Proefboren en boren |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45120000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
45.2 |
|
Burgerlijke en utiliteitsbouw; weg- en waterbouw |
|
45200000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.21 |
Algemene bouwkundige en civieltechnische werken |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45210000 met uitzondering van: – 45213316 45220000 45231000 45232000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.22 |
Dakbedekking en bouw van dakconstructies |
Deze klasse omvat:
|
45261000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.23 |
Bouw van autowegen en andere wegen, vliegvelden en sportfaciliteiten |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45212212 en DA03 45230000 met uitzondering van: – 45231000 – 45232000 – 45234115 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.24 |
Waterbouw |
Deze klasse omvat
|
45240000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.25 |
Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45250000 45262000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
45.3 |
|
Bouwinstallatie |
|
45300000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.31 |
Elektrische installatie |
Deze klasse omvat: de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:
|
45213316 45310000 met uitzondering van: – 45316000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.32 |
Isolatie |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45320000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.33 |
Loodgieterswerk |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45330000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.34 |
Overige bouwinstallatie |
Deze klasse omvat:
|
45234115 45316000 45340000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
45.4 |
|
Afwerking van gebouwen |
|
45400000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.41 |
Stukadoorswerk |
Deze klasse omvat:
|
45410000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.42 |
Schrijnwerk |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45420000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.43 |
Vloer- en wandafwerking |
Deze klasse omvat:
|
45430000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.44 |
Schilderen en glaszetten |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45440000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.45 |
Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen |
Deze klasse omvat:
Deze klasse omvat niet:
|
45212212 en DA04 45450000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
45.5 |
|
Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel |
|
45500000 |
||||||||||||||||||||||||||
|
|
45.50 |
Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel |
Deze klasse omvat niet:
|
45500000 |
(1) Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1).
BIJLAGE II
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 4, LID 3, BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE UNIE
Rechten die zijn verleend door middel van een procedure die voldoende bekendheid garandeert en waarbij de verlening van die rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van artikel 4 van deze richtlijn. Hieronder volgt een lijst van procedures, waarin passende voorafgaande transparantie wordt verzekerd, voor het verlenen van vergunningen op basis van andere rechtshandelingen van de Unie die geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van artikel 4 van deze richtlijn vormen:
a) |
het verlenen van toestemming om aardgasinstallaties te exploiteren in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2009/73/EG; |
b) |
een vergunning of uitnodiging tot inschrijving voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie in overeenstemming met Richtlijn 2009/72/EG; |
c) |
het verlenen van vergunningen met betrekking tot een postdienst die niet is voorbehouden en niet zal worden voorbehouden, in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 9 van Richtlijn 97/67/EG; |
d) |
een procedure voor het verlenen van een vergunning voor activiteiten die de exploitatie van koolwaterstoffen inhouden, in overeenstemming met Richtlijn 94/22/EG; |
e) |
openbaredienstcontracten in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 voor het verrichten van openbare diensten inzake personenvervoer per bus, tram, trein of metro, die krachtens artikel 5, lid 3, daarvan op basis van een aanbestedingsprocedure zijn verleend, mits de looptijd ervan in overeenstemming is met artikel 4, lid 3, of artikel 4, lid 4, van die verordening. |
BIJLAGE III
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 34, LID 3, BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE UNIE
A. Vervoer of distributie van gas of warmte
Richtlijn 2009/73/EG
B. Productie, vervoer of distributie van elektriciteit
Richtlijn 2009/72/EG
C. Productie, vervoer of distributie van drinkwater
Geen
D. Aanbestedende instanties op het gebied van spoorwegdiensten
|
Goederenvervoer per trein |
|
Richtlijn 2012/34/EU |
|
Internationaal passagiersvervoer per trein |
|
Richtlijn 2012/34/EU |
|
Nationaal passagiersvervoer per trein |
|
Geen |
E. Aanbestedende instanties op het gebied van stadsspoorweg-, tram-, trolleybus- of busdiensten
Geen
F. Aanbestedende instanties op het gebied van postdiensten
Richtlijn 97/67/EG
G. Aardolie- en gaswinning
Richtlijn 94/22/EG
H. Exploratie en winning van steenkool of andere vaste brandstoffen
Geen
I. Aanbestedende instanties op het gebied van zeehaven-, binnenhaven- of andere terminalfaciliteiten
Geen
J. Aanbestedende instanties op het gebied van luchthavenfaciliteiten
Geen
BIJLAGE IV
TERMIJNEN VOOR DE VASTSTELLING VAN DE UITVOERINGSHANDELINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 35
1. |
De in artikel 35 bedoelde uitvoeringshandelingen worden vastgesteld binnen de volgende termijnen:
De onder a) en b) gestelde termijnen worden met 15 werkdagen verlengd indien het verzoek niet vergezeld gaat van een gemotiveerd standpunt van een onafhankelijke nationale instantie die bevoegd is voor de betrokken activiteit, waarin een diepgaande analyse wordt verricht van de voorwaarden om artikel 34, lid 1, overeenkomstig artikel 34, leden 2 en 3, op de betrokken activiteit te kunnen toepassen. Deze termijnen vangen aan op de eerste werkdag volgend op de datum waarop de Commissie het in lid 35, lid 1, bedoelde verzoek ontvangt of, indien de met het verzoek te verstrekken informatie onvolledig is, op de werkdag volgend op de ontvangst van de volledige informatie. De in de eerste alinea gestelde termijnen kunnen door de Commissie worden verlengd met instemming van de lidstaat of de aanbestedende instantie die het verzoek heeft ingediend. |
2. |
De Commissie kan de lidstaat of de betrokken aanbestedende instantie of de in punt 1 bedoelde onafhankelijke nationale instantie of elke andere bevoegde nationale instantie verzoeken alle nodige informatie te verstrekken of binnen een passende termijn de verstrekte informatie aan te vullen of te verduidelijken. In geval van late of onvolledige antwoorden worden de in de eerste alinea van punt 1 gestelde termijnen opgeschort voor de periode tussen het verstrijken van de in het verzoek om informatie gestelde termijn en de ontvangst van volledige en juiste informatie. |
BIJLAGE V
VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT INSTRUMENTEN EN MIDDELEN VOOR DE ELEKTRONISCHE ONTVANGST VAN INSCHRIJVINGEN, AANVRAGEN TOT DEELNAME, AANVRAGEN TOT ERKENNING EN PLANNEN EN ONTWERPEN BIJ PRIJSVRAGEN
De instrumenten en middelen voor de elektronische ontvangst van inschrijvingen, aanvragen tot deelname of erkenning en plannen en ontwerpen bij prijsvragen moeten door passende technische voorzieningen en procedures ten minste waarborgen dat:
a) |
het exacte tijdstip en de exacte datum van ontvangst van inschrijvingen, aanvragen tot deelname of erkenning en van indiening van plannen en ontwerpen precies kunnen worden vastgesteld; |
b) |
redelijkerwijs kan worden verzekerd dat niemand voor het verstrijken van de vastgestelde termijnen toegang krijgt tot de op grond van de onderhavige voorschriften verstrekte informatie; |
c) |
alleen gemachtigde personen de data voor openbaarmaking van de ontvangen informatie kunnen vaststellen of wijzigen; |
d) |
tijdens de verschillende fasen van de erkenningsprocedure, de aanbestedingsprocedure of de prijsvraag alleen door de daartoe gemachtigde personen toegang kan worden verkregen tot de verstrekte informatie of een gedeelte daarvan; |
e) |
alleen door de gemachtigde personen en eerst na de opgegeven datum toegang tot de verstrekte informatie kan worden verkregen; |
f) |
de met toepassing van de onderhavige voorschriften ontvangen en openbaar gemaakte informatie alleen toegankelijk blijft voor de tot inzage gemachtigde personen, |
g) |
bij een inbreuk op de onder b) tot en met f) bedoelde toegangsverboden of -voorwaarden, of een poging daartoe, redelijkerwijs kan worden gewaarborgd dat de inbreuk of de poging daartoe zonder problemen kan worden opgespoord. |
BIJLAGE VI
DEEL A
INFORMATIE DIE MOET WORDEN VERMELD IN PERIODIEKE INDICATIEVE AANKONDIGINGEN
(als bedoeld in artikel 67)
I. Informatie die in alle gevallen moet worden vermeld
1. |
Naam, identificatienummer (indien de nationale wetgeving daarin voorziet), adres met inbegrip van NUTS-code, telefoon- en faxnummers, e-mail- en internetadres van de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is. |
2. |
Hoofdactiviteit |
3. |
|
4. |
Datum van verzending van de aankondiging of van de aankondiging van bekendmaking van deze vooraankondiging in het kopersprofiel. |
5. |
Andere relevante inlichtingen. |
II. Bijkomende informatie die moet worden verstrekt wanneer de aankondiging dient als oproep tot mededinging of een grond vormt voor een verkorting van de termijnen voor ontvangst van de inschrijvingen (artikel 67, lid 2)
6. |
Vermelding van het feit dat belangstellende ondernemers de dienst op de hoogte moeten brengen van hun belangstelling voor de opdracht(en). |
7. |
E-mail- of internetadres waar de aanbestedingsstukken kosteloos, rechtstreeks en volledig toegankelijk zijn. Wanneer er geen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang is om de in artikel 73, lid 1, derde en vierde alinea, genoemde redenen, de vermelding hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden geraadpleegd. |
8. |
Zo nodig, vermelden of de aanbesteding uitsluitend bestemd is voor beschutte werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan uitsluitend in het kader van programma’s voor beschutte werkplaatsen plaatsvindt. |
9. |
Uiterste termijn voor ontvangst van het verzoek om te worden uitgenodigd tot inschrijving of tot onderhandelingen. |
10. |
Aard en hoeveelheid van de te leveren producten of algemene aard van het werk of categorie waartoe de dienst behoort, en beschrijving, met vermelding of het om (een) raamovereenkomst(en) gaat, inclusief van mogelijke latere aanbestedingen en een voorlopig tijdschema voor de uitoefening van deze mogelijkheden, alsook van het aantal eventuele verlengingen. In geval van periodiek terugkerende opdrachten, verdere vermelding van het voorlopige tijdschema van latere oproepen tot mededinging. Vermelding of het een aankoop, lease, huur, huurkoop of een combinatie hiervan betreft. |
11. |
NUTS-code voor de voornaamste plaats van uitvoering van de werken in het geval van opdrachten voor werken of NUTS-code voor de voornaamste plaats van levering of verrichting van de prestatie in het geval van opdrachten voor leveringen en diensten; indien de opdracht verdeeld is in percelen, moet deze informatie worden verstrekt voor elk perceel. |
12. |
Leverings- of uitvoeringstermijn of looptijd van de opdracht voor diensten en, in de mate van het mogelijke, de datum van aanvang. |
13. |
Adres waar belangstellende ondernemingen schriftelijk hun belangstelling te kennen kunnen geven. |
14. |
Uiterste termijn voor ontvangst van de blijken van belangstelling. |
15. |
Taal of talen waarin de aanvragen tot deelname of inschrijvingen moeten worden ingediend. |
16. |
Voorschriften van economische en technische aard, financiële en technische waarborgen die van de leveranciers worden verlangd. |
17. |
|
18. |
Indien van toepassing, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de opdracht(en). |
19. |
Indien van toepassing, vermelding of:
|
20. |
Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Precieze aanduiding van de termijnen voor het instellen van een beroep, of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoon- en faxnummers en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen verkrijgbaar zijn. |
21. |
De in artikel 82 bedoelde criteria die, indien bekend, bij de gunning van de opdracht zullen worden gehanteerd. Behalve indien de economisch meest voordelige inschrijving wordt bepaald op grond van de prijs alleen: de criteria die de economisch meest voordelige inschrijving opleveren en de weging ervan of, in voorkomend geval, de volgorde van belangrijkheid van die criteria worden vermeld wanneer zij niet in de specificaties staan of niet zullen worden vermeld in de uitnodiging tot bevestiging van belangstelling als bedoeld in artikel 67, lid 2, onder b), of in de uitnodiging tot indiening van een ins |