Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32012R0360

    Verordening (EU) nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen Voor de EER relevante tekst

    PB L 114 van 26.4.2012, p. 8–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2023: This act has been changed. Current consolidated version: 25/10/2023

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2012/360/oj

    26.4.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 114/8


    VERORDENING (EU) Nr. 360/2012 VAN DE COMMISSIE

    van 25 april 2012

    betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 2, lid 1,

    Na bekendmaking van de ontwerp-verordening (2),

    Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EG) nr. 994/98 wordt de Commissie gemachtigd bij verordening een plafond vast te stellen beneden hetwelk steunmaatregelen geacht worden niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en derhalve niet onder de aanmeldingsprocedure van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vallen.

    (2)

    Op basis van die verordening heeft de Commissie met name Verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun (3) vastgesteld, waarin een algemeen de-minimisplafond op 200 000 EUR per begunstigde over een periode van drie belastingjaren is vastgesteld.

    (3)

    Uit de ervaring die de Commissie heeft opgedaan bij de toepassing van de staatssteunregels op ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, lid 2, van het Verdrag verrichten, is gebleken dat het plafond beneden hetwelk voordelen die dit soort ondernemingen worden verleend, geacht kunnen worden het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en/of de mededinging niet te verstoren of dreigen te verstoren, in sommige gevallen kan verschillen van het algemene de-minimisplafond dat in Verordening (EG) nr. 1998/2006 is vastgesteld. Bij ten minste sommige van deze voordelen bestaat namelijk de kans dat deze een compensatie vormen voor additionele kosten die verband houden met het verrichten van diensten van algemeen economisch belang. Daarnaast is het geografische toepassingsbereik van vele activiteiten die als het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang kunnen worden aangemerkt, beperkt. Het is dus passend - naast Verordening (EG) nr. 1998/2006 - een verordening in te voeren die specifieke de-minimisregels bevat voor ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten. Een plafond dient te worden bepaald voor het bedrag dat iedere onderneming over een bepaalde periode aan de-minimissteun mag ontvangen.

    (4)

    In het licht van de ervaring van de Commissie dient steun aan ondernemingen die een dienst van algemeen economisch belang verrichten, geacht te worden het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en/of de mededinging niet te verstoren of dreigen te verstoren, mits het totale bedrag dat de begunstigde onderneming aan steun voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang ontvangt, niet meer dan 500 000 EUR over een periode van drie belastingjaren bedraagt. Gezien de ontwikkeling van het passagiersvervoer over de weg en het grotendeels lokale karakter van de diensten van algemeen economisch belang in deze sector is het niet passend voor deze sector een lager plafond toe te passen en dient het plafond van 500 000 EUR van toepassing te zijn.

    (5)

    De jaren die in aanmerking dienen te worden genomen om te bepalen of dat plafond is bereikt, dienen de belastingjaren te zijn zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat voor fiscale doeleinden gebruikt. De desbetreffende driejaarsperiode dient op voortschrijdende grondslag te worden beoordeeld, zodat bij elke nieuwe verlening van de-minimissteun het totale in het betrokken belastingjaar en in de twee voorgaande belastingjaren aan de-minimissteun verleende bedrag moet worden bepaald. Alle door een lidstaat verleende steun dient daartoe in rekening worden gebracht, zelfs indien deze geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. Het dient niet mogelijk te zijn steun die het de-minimissteunplafond overschrijdt, op te splitsen in een aantal kleinere tranches om die tranches onder de toepassing van deze verordening te brengen.

    (6)

    Deze verordening dient alleen van toepassing te zijn op steun ten behoeve van het beheer van een dienst van algemeen economisch belang. De begunstigde onderneming dient dus schriftelijk te worden belast met de dienst van algemeen economisch belang ten behoeve waarvan de steun wordt verleend. Hoewel het besluit waarbij de onderneming met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang wordt belast, de betrokken onderneming in kennis dient te stellen van de dienst van algemeen economisch belang ten aanzien waarvan de steun wordt verleend, behoeft dat besluit niet noodzakelijkerwijs alle nadere gegevens te bevatten die zijn uiteengezet in Besluit 2012/21/EU van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (4).

    (7)

    Gelet op de bijzondere regels die in de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij, de aquacultuur en het goederenvervoer over de weg gelden, gelet op het feit dat ondernemingen in die sectoren zelden met diensten van algemeen economisch belang worden belast en gelet op het risico dat in deze sectoren steunbedragen die onder het in deze verordening vastgestelde plafond blijven, aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag kunnen voldoen, dient deze verordening niet op die sectoren van toepassing te zijn. Niettemin dient deze verordening, indien ondernemingen die in de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij, de aquacultuur en het goederenvervoer over de weg en daarnaast ook in andere sectoren of activiteiten actief zijn, op die andere sectoren of activiteiten (zoals de inzameling van afval op zee) van toepassing te zijn, mits de lidstaten ervoor zorgen dat de activiteiten in de uitgesloten sectoren geen de-minimissteun uit hoofde van deze verordening genieten, zulks met passende middelen, zoals een scheiding van activiteiten of een onderscheid in kosten. De lidstaten kunnen met name aan deze verplichting voldoen door het bedrag van de de-minimissteun te beperken tot compensatie van de kosten van de dienstverrichting, met inbegrip van een redelijke winst. Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op de kolenindustrie, gezien de bijzondere kenmerken ervan en het feit dat in deze sector ondernemingen zelden met diensten van algemeen economisch belang worden belast.

    (8)

    Gezien de overeenkomsten die bestaan tussen de verwerking en afzet van landbouwproducten, enerzijds, en van niet-landbouwproducten, anderzijds, dient deze verordening te gelden voor de verwerking en afzet van landbouwproducten mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In dat verband dienen noch activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een product voor te bereiden voor de eerste verkoop (zoals oogsten, maaien en dorsen van graan of het verpakken van eieren), noch de eerste verkoop aan wederverkopers of verwerkende bedrijven als verwerking of afzet te worden beschouwd.

    (9)

    Het Hof van Justitie van de Europese Unie (5) heeft verklaard dat de lidstaten, wanneer de Unie een regeling voor de totstandbrenging van een gemeenschappelijke marktordening in een bepaalde landbouwsector heeft vastgesteld, zich dienen te onthouden van elke maatregel die daarvan afwijkt of er inbreuk op maakt. Daarom dient deze verordening niet van toepassing te zijn op steun waarvan het bedrag is vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid afgenomen of op de markt gebrachte producten. Evenmin dient zij van toepassing te zijn op de-minimissteun waaraan de verplichting is gekoppeld om deze met primaire producenten te delen.

    (10)

    Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op de-minimisexportsteun of de-minimissteun waarmee binnenlandse producten ten opzichte van ingevoerde producten worden begunstigd.

    (11)

    Deze verordening dient niet van toepassing te zijn op ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (6), omdat het niet passend is exploitatiesteun te verlenen aan ondernemingen in moeilijkheden zonder dat er een herstructureringsconcept is en omdat er problemen zijn bij de vaststelling van het bruto-subsidie-equivalent van steun die aan dergelijke ondernemingen wordt verleend.

    (12)

    Overeenkomstig de beginselen die voor steun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag gelden, dient de-minimissteun geacht te worden te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wetgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft.

    (13)

    Om te vermijden dat de in verschillende Unie-instrumenten vastgestelde maximum steunintensiteiten worden omzeild, mag de de-minimissteun niet worden gecumuleerd met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat een steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak door een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.

    (14)

    Deze verordening mag de toepassing van Verordening (EG) nr. 1998/2006 op ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten, niet beperken. De lidstaten dienen, wat betreft de steun voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang, de vrijheid te behouden een beroep te doen op ofwel de onderhavige verordening ofwel Verordening (EG) nr. 1998/2006.

    (15)

    Het Hof van Justitie heeft in zijn Altmark-arrest (7) een aantal voorwaarden vastgesteld waaraan moet zijn voldaan opdat compensatie voor het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang geen staatssteun vormt. Die voorwaarden zorgen ervoor dat compensatie die beperkt blijft tot de nettokosten die efficiënte ondernemingen maken om een dienst van algemeen economisch belang te verrichten, geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag vormt. De compensatie die groter is dan die nettokosten, vormt staatssteun die op grond van de toepasselijke Unie-regels verenigbaar kan worden verklaard. Om te voorkomen dat deze verordening wordt toegepast om de voorwaarden van het Altmark-arrest te omzeilen en om te vermijden dat op grond van deze verordening de-minimissteun wordt verleend die het handelsverkeer ongunstig beïnvloedt doordat deze wordt gecumuleerd met andere compensatie ten behoeve van dezelfde dienst van algemeen economisch belang, dient de op grond van deze verordening verleende steun niet te worden gecumuleerd met enige andere compensatie ten behoeve van diezelfde dienst, ongeacht of deze staatssteun vormt op grond van het Altmark-arrest dan wel verenigbare staatssteun is op grond van Besluit 2012/21/EU of van de mededeling van de Commissie "EU-kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst (2011)" (8). Daarom dient deze verordening niet van toepassing te zijn op compensatie ontvangen voor het verrichten van een dienst van algemeen economisch belang ten behoeve waarvan ook andere vormen van compensatie worden verleend, tenzij die andere compensatie de-minimissteun is in de zin van andere de-minimisverordeningen en de in deze verordening vastgestelde regels inzake cumulering in acht worden genomen.

    (16)

    Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en een juiste toepassing van het de-minimisplafond dienen alle lidstaten dezelfde berekeningsmethode toe te passen. Om dit soort berekening te vergemakkelijken en in overeenstemming met de huidige praktijk inzake de toepassing van de de-minimisregel, dienen steunbedragen, wanneer steun niet in de vorm van een subsidie wordt verleend, naar hun bruto-subsidie-equivalent te worden omgerekend. Ter berekening van het subsidie-equivalent voor andere soorten transparante soorten steun dan subsidies of voor in verschillende tranches uit te keren steun, dienen marktpercentages te worden gebruikt die van toepassing zijn op het tijdstip dat dit soort steun wordt verleend. Met het oog op een eenvormige, transparante en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels dienen, voor de toepassing van deze verordening, de referentiepercentages die thans zijn vastgelegd in de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (9), als marktpercentages te gelden.

    (17)

    Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en een doelmatige monitoring dient deze verordening slechts te gelden voor transparante de-minimissteun. Transparante steun is steun waarvan het bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse behoeft te worden uitgevoerd. Deze precieze berekening kan worden uitgevoerd bij bijvoorbeeld subsidies, rentesubsidies en belastingvrijstellingen waarvoor een plafond geldt. Steun vervat in kapitaalinjecties dient alleen als transparante de-minimissteun te gelden indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag onder het de-minimisplafond blijft. Steun vervat in risicokapitaalmaatregelen als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicokapitaalinvesteringen in kleine en middelgrote ondernemingen (10) dient alleen als transparant te gelden indien het in de betrokken risicokapitaalregeling aan elke doelonderneming verstrekte kapitaal onder het de-minimisplafond blijft. Steun vervat in leningen dient als transparante de-minimissteun te gelden indien ter berekening van het bruto-subsidie-equivalent de marktrente is gebruikt die van toepassing is op het tijdstip van de steunverlening.

    (18)

    Rechtszekerheid dient te worden geboden ten aanzien van garantieregelingen die het handelsverkeer potentieel niet ongunstig kunnen beïnvloeden en de mededinging verstoren en waarvoor voldoende gegevens voorhanden zijn om alle potentiële effecten op betrouwbare wijze te kunnen beoordelen. Daarom dient met deze verordening het de-minimissteunplafond van 500 000 EUR te worden omgezet in een garantiespecifiek plafond dat is gebaseerd op het gegarandeerde bedrag van de onderliggende individuele lening. Dit specifieke plafond dient te worden berekend aan de hand van een methode voor het beoordelen van het staatssteunbedrag dat in garantieregelingen voor leningen aan levensvatbare ondernemingen is vervat. Die methode en de gegevens die ter berekening van het garantiespecifieke plafond worden gebruikt, dienen ondernemingen in moeilijkheden als bedoeld in de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden uit te sluiten. Dit specifieke plafond dient derhalve niet te gelden voor individuele steun die buiten een garantieregeling om wordt toegekend, noch voor steun aan ondernemingen in moeilijkheden of garanties voor onderliggende transacties niet zijnde een lening, zoals garanties voor eigen-vermogenstransacties. Het specifieke plafond dient te worden vastgesteld op grond van het feit dat, rekening houdende met een maximumpercentage (nettopercentage wanbetalingen) van 13% dat met een worstcasescenario voor garantieregelingen in de Unie overeenstemt, ervan kan worden uitgegaan dat een garantie ten belope van 3 750 000 EUR een bruto-subsidie-equivalent heeft dat gelijk is aan het de-minimisplafond van 500 000 EUR. Deze specifieke plafonds dienen alleen te gelden voor garanties die meer dan 80% van de onderliggende lening afdekken. Ook kunnen de lidstaten voor het beoordelen van het in een garantie vervatte bruto-subsidie-equivalent gebruikmaken van een methode die door de Commissie is goedgekeurd na aanmelding van die methode op grond van een verordening van de Commissie op het gebied van staatssteun indien die goedgekeurde methode uitdrukkelijk betrekking heeft op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die bij de toepassing van onderhavige verordening in het geding zijn.

    (19)

    Bij de aanmelding door een lidstaat kan de Commissie nagaan of een steunmaatregel die geen subsidie, lening, garantie, kapitaalinjectie, risicokapitaalmaatregel of gemaximeerde belastingvrijstelling is, een bruto-subsidie-equivalent oplevert dat het de-minimisplafond niet overschrijdt - en dus onder de toepassing van deze verordening kan vallen.

    (20)

    De Commissie heeft tot taak erop toe te zien dat de staatssteunregels in acht worden genomen en inzonderheid dat, wanneer op grond van de de-minimisregels steun wordt verleend, de desbetreffende voorwaarden in acht worden genomen. De lidstaten dienen, in overeenstemming met het in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde samenwerkingsbeginsel, de vervulling van deze taak te vergemakkelijken door de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat het totale bedrag dat eenzelfde onderneming aan de-minimissteun voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang wordt verleend, het totale toegestane plafond niet overschrijdt. Met het oog daarop en om inachtneming van de bepalingen inzake cumulering met de-minimissteun op grond van andere de-minimisverordeningen te verzekeren, dienen de lidstaten bij het verlenen van de-minimissteun op grond van de onderhavige verordening de betrokken onderneming, onder verwijzing naar deze verordening, het steunbedrag mee te delen en er op te wijzen dat dit een de-minimiskarakter heeft. Voorts dient de betrokken lidstaat, alvorens dit soort steun te verlenen, van de onderneming een verklaring te verlangen over andere onder de onderhavige verordening of onder andere de-minimisverordeningen vallende, gedurende het betrokken belastingjaar en de twee voorgaande belastingjaren ontvangen de-minimissteun. Bij wijze van alternatief dient de lidstaat de mogelijkheid te hebben de eerbiediging van het plafond te garanderen door middel van een centraal register.

    (21)

    Deze verordening dient de voorwaarden van het Unierecht inzake overheidsopdrachten of aanvullende uit het Verdrag of uit sectorale Uniewetgeving voortvloeiende voorwaarden onverlet te laten.

    (22)

    Deze verordening dient te gelden ten aanzien van steun die vóór de inwerkingtreding van deze verordening is verleend aan ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten.

    (23)

    De Commissie is voornemens deze verordening vijf jaar na de inwerkingtreding ervan opnieuw te bezien,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Toepassingsbereik en definities

    1.   Deze verordening is uitsluitend van toepassing op steun welke wordt verleend aan ondernemingen die een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 106, lid 2, van het Verdrag verrichten.

    2.   Deze verordening is niet van toepassing op:

    a)

    steun verleend aan in de sectoren visserij en aquacultuur actieve ondernemingen voor zover die onder Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (11) vallen;

    b)

    steun verleend aan in de primaire productie van landbouwproducten actieve ondernemingen;

    c)

    steun verleend aan op het gebied van de verwerking en de afzet van landbouwproducten actieve ondernemingen, in de volgende gevallen:

    i)

    wanneer het steunbedrag wordt vastgesteld op basis van de prijs of de hoeveelheid van dergelijke van primaire producenten afgenomen producten die door de betrokken ondernemingen op de markt worden gebracht,

    ii)

    wanneer de steun afhankelijk wordt gesteld van de voorwaarde dat deze steun geheel of ten dele aan primaire producenten wordt doorgegeven;

    d)

    steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, met name steun die direct aan de uitgevoerde hoeveelheden is gerelateerd, en steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van uitvoer;

    e)

    steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen;

    f)

    steun verleend aan ondernemingen die actief zijn in de kolenindustrie in de zin van Besluit 2010/787/EU van de Raad (12);

    g)

    steun verleend aan ondernemingen die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg uitvoeren;

    h)

    steun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden.

    Indien ondernemingen die actief zijn zowel in de in de punten a), b), c) of g), van de eerste alinea bedoelde sectoren als in andere sectoren die niet van het toepassingsbereik van de onderhavige verordening zijn uitgesloten, is deze verordening slechts van toepassing op steun ten behoeve van activiteiten in die andere sectoren of activiteiten, mits de lidstaten ervoor zorgen dat de activiteiten in de uitgesloten sectoren geen de-minimissteun genieten uit hoofde van deze verordening, zulks met passende middelen zoals een scheiding van activiteiten of een onderscheid in kosten.

    3.   Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a)   "landbouwproducten": de in Bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van visserijproducten;

    b)   "de verwerking van landbouwproducten": een bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op landbouwbedrijven die nodig zijn om een plantaardig of dierlijk product voor de eerste verkoop voor te bereiden;

    c)   "afzet van landbouwproducten": het in voorraad hebben of uitstellen met het oog op verkoop, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven en alle activiteiten waarmee een product voor een dergelijke eerste verkoop wordt voorbereid. Verkoop door een primaire producent aan eindgebruikers geldt als afzet indien deze plaatsvindt in speciaal daartoe voorziene afzonderlijke lokalen.

    Artikel 2

    De-minimissteun

    1.   Steun aan ondernemingen ten behoeve van een dienst van algemeen economisch belang wordt geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen - en is derhalve vrijgesteld van de verplichting tot aanmelding uit hoofde van artikel 108, lid 3, van het Verdrag - indien deze aan de in leden 2 tot en met 8 van dit artikel vastgestelde voorwaarden voldoet.

    2.   Het totale bedrag aan de-minimissteun dat wordt verleend aan een onderneming die diensten van algemeen economisch belang verricht, ligt niet hoger dan 500 000 EUR over een periode van drie belastingjaren.

    Dit plafond is van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun en ongeacht het feit of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. De in aanmerking te nemen periode wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast.

    3.   Het in lid 2 vastgestelde steunplafond wordt als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt verleend, is het steunbedrag het bruto-subsidie-equivalent van de steun.

    Van steun die in tranches wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het tijdstip van de verlening ervan berekend. De rentevoet die bij discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is.

    4.   Deze verordening is alleen van toepassing op steun waarvan het bruto-subsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse behoeft te worden uitgevoerd ("transparante steun"). Met name:

    a)

    geldt steun vervat in leningen als transparante de-minimissteun wanneer het bruto-subsidie-equivalent is berekend op grond van het referentiepercentage dat van toepassing is op het tijdstip van de steunverlening;

    b)

    geldt steun vervat in kapitaalinjecties alleen als transparante de-minimissteun indien het totale door de overheid ingebrachte bedrag onder het de-minimisplafond blijft;

    c)

    geldt steun vervat in risicokapitaalmaatregelen alleen als transparante de-minimissteun indien het in het kader van de betrokken risicokapitaalregeling aan elke doelonderneming verstrekte kapitaal onder het de-minimisplafond blijft;

    d)

    geldt individuele steun die in het kader van een garantieregeling wordt verleend aan ondernemingen welke geen ondernemingen in moeilijkheden zijn, als transparante de-minimissteun wanneer het in het kader van dit soort regeling gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening niet meer dan 3 750 000 EUR per onderneming bedraagt. Indien het gegarandeerde gedeelte van de onderliggende lening slechts een bepaald aandeel van dit plafond bedraagt, wordt ervan uitgegaan dat het bruto-subsidie-equivalent van die garantie overeenkomt met hetzelfde aandeel van het in lid 2 vastgestelde plafond. De garantie beloopt niet meer dan 80% van de onderliggende lening. Garantieregelingen gelden ook als transparant indien:

    i)

    vóór de tenuitvoerlegging van de regeling de methode voor het berekenen van het bruto-subsidie-equivalent van de garanties is aanvaard nadat die methode bij de Commissie is aangemeld op grond van een verordening die de Commissie op staatssteungebied heeft vastgesteld, en

    ii)

    de goedgekeurde methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van de onderhavige verordening in het geding zijn.

    5.   Wanneer het totale aan een onderneming ten behoeve van diensten van algemeen economisch belang aan de-minimissteun verleende bedrag het in lid 2 bepaalde plafond overschrijdt, kan die steun niet voor deze verordening in aanmerking komen, zelfs niet voor een gedeelte van het steunbedrag dat het plafond niet overschrijdt. In dat geval kan voor deze steunmaatregel het voordeel van de onderhavige verordening niet worden ingeroepen.

    6.   De-minimissteun op grond van deze verordening wordt niet gecumuleerd met staatssteun ten behoeve van dezelfde in aanmerking komende kosten indien die cumulering ertoe zou leiden dat een steunintensiteit hoger uitkomt dan de intensiteit die in de specifieke omstandigheden van elke zaak door een groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.

    7.   De-minimissteun op grond van deze verordening mag worden gecumuleerd met de-minimissteun op grond van andere de-minimisverordeningen tot het in lid 2 vastgestelde plafond.

    8.   De-minimissteun op grond van de onderhavige verordening wordt niet gecumuleerd met compensaties voor dezelfde dienst van algemeen economisch belang, ongeacht of deze staatssteun vormt of niet.

    Artikel 3

    Monitoring

    1.   Wanneer een lidstaat voornemens is op grond van deze verordening de-minimissteun aan een onderneming te verlenen, stelt deze de onderneming schriftelijk in kennis van het als bruto-subsidie-equivalent uitgedrukte voorgenomen steunbedrag, van de dienst van algemeen economisch belang ten behoeve waarvan die steun wordt verleend en van het feit dat het de-minimissteun betreft, met uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening en de titel en de vindplaats ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer op grond van deze verordening in het kader van een regeling de-minimissteun wordt verleend aan verschillende ondernemingen en in het kader van deze regeling aan die ondernemingen uiteenlopende bedragen aan individuele steun worden verleend, kan de betrokken lidstaat ervoor kiezen deze verplichting te vervullen door de ondernemingen een vast bedrag mee te delen dat met het in het kader van die regeling maximaal uit te keren steunbedrag overeenstemt. In dat geval wordt het vaste bedrag gebruikt om te bepalen of het in artikel 2, lid 2, vastgestelde plafond is bereikt. Alvorens de steun te verlenen, verlangt de lidstaat van de onderneming die de dienst van algemeen economisch belang verricht, een verklaring in schriftelijke of elektronische vorm over alle andere op grond van deze verordening of van andere de-minimisverordeningen gedurende de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar ontvangen de-minimissteun.

    De lidstaat verleent nieuwe de-minimissteun op grond van deze verordening pas nadat hij zich ervan heeft vergewist dat dit het totale aan de betrokken onderneming aan de-minimissteun verleende bedrag niet zodanig doet toenemen dat het in artikel 2, lid 2, vastgestelde plafond wordt overschreden en dat de regels inzake cumulering van artikel 2, leden 6, 7 en 8, in acht worden genomen.

    2.   Wanneer een lidstaat een centraal register voor de-minimissteun heeft opgezet dat alle gegevens bevat over alle de-minimissteun welke door een overheid in die lidstaat is verstrekt aan ondernemingen die diensten van algemeen economisch belang verrichten, is de eerste alinea van lid 1 niet meer van toepassing vanaf het tijdstip waarop het register een periode van drie jaar bestrijkt.

    3.   De lidstaten leggen dossiers aan die alle gegevens bevatten met betrekking tot de toepassing van deze verordening. Deze dossiers bevatten alle gegevens die nodig zijn om te kunnen nagaan of de voorwaarden van deze verordening in acht zijn genomen. De dossiers betreffende individuele de-minimissteun worden gedurende tien belastingjaren vanaf het tijdstip van de steunverlening bewaard. Voor de-minimissteunregelingen worden de dossiers bewaard gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van die regeling. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen 20 werkdagen, of binnen de langere termijn die de Commissie in haar verzoek kan vaststellen, alle gegevens die de Commissie nodig acht om te kunnen nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, en met name om te kunnen vaststellen ten belope van welk totaalbedrag een onderneming op grond van deze verordening en van andere de-minimisverordeningen de-minimissteun heeft ontvangen.

    Artikel 4

    Overgangsbepalingen

    Deze verordening is van toepassing op de-minimissteun die voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang is verleend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, mits die steun aan de in de artikelen 1 en 2 van deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet. Steun voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt beoordeeld overeenkomstig de relevante beschikkingen, besluiten, kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.

    Na het verstrijken van de toepassingsduur van deze verordening kan alle de-minimissteun die aan de voorwaarden van deze verordening voldoet, nog gedurende zes maanden geldig ten uitvoer worden gelegd.

    Artikel 5

    Inwerkingtreding en toepassingsduur

    Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing tot en met 31 december 2018.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 25 april 2012.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    José Manuel BARROSO


    (1)  PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

    (2)  PB C 8 van 11.1.2012, blz. 23.

    (3)  PB L 379 van 28.12.2006, blz. 5.

    (4)  PB L 7 van 11.1.2012, blz. 3.

    (5)  Arrest van 12 december 2002, zaak C-456/00, Frankrijk/Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-11949.

    (6)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

    (7)  Arrest van 24 juli 2003, zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg / Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH, Jurispr. 2003, blz. I-7747.

    (8)  PB C 8 van 11.1.2012, blz. 15.

    (9)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

    (10)  PB C 194 van 18.8.2006, blz. 2.

    (11)  PB L 17 van 21.1.2000, blz. 22.

    (12)  PB L 336 van 21.12.2010, blz.24.


    Top