Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002L0094

    Richtlijn 2002/94/EG van de Commissie van 9 december 2002 tot vaststelling van de praktische maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van Richtlijn 76/308/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen alsmede andere maatregelen

    PB L 337 van 13.12.2002, p. 41–54 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2008; opgeheven door 32008R1179

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/94/oj

    13.12.2002   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

    L 337/41


    RICHTLIJN 2002/94/EG VAN DE COMMISSIE

    van 9 december 2002

    tot vaststelling van de praktische maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van Richtlijn 76/308/EEG van de Raad betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen alsmede andere maatregelen

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Richtlijn 76/308/EEG van de Raad van 15 maart 1976 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit bepaalde bijdragen, rechten en belastingen alsmede uit andere maatregelen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/44/EG (2), en met name op artikel 22,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Het in Richtlijn 76/308/EEG vervatte systeem van wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is gewijzigd met betrekking tot de verstrekking van inlichtingen door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit, de notificatie van de toepasselijke akten en besluiten aan de geadresseerde, het nemen van conservatoire maatregelen en de invordering van schuldvorderingen door de aangezochte autoriteit namens de verzoekende autoriteit.

    (2)

    Richtlijn 77/794/EEG van de Commissie van 4 november 1977 tot vaststelling van de praktische maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van Richtlijn 76/308/EEG betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit verrichtingen die deel uitmaken van het financieringsstelsel van het EOGFL, alsmede van landbouwheffingen en douanerechten (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 86/489/EEG (4), dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

    (3)

    Voorts dient nader te worden vastgelegd met welke middelen gegevens tussen de autoriteiten kunnen worden uitgewisseld.

    (4)

    Ter wille van de duidelijkheid is het dienstig Richtlijn 77/794/EEG te vervangen.

    (5)

    De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de invordering,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    In deze richtlijn zijn bepalingen vastgesteld ter uitvoering van artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 2 en 3, de artikelen 7, 8, 9 en 11, artikel 12, leden 1 en 2, artikel 14, artikel 18, lid 3, en artikel 25 van Richtlijn 76/308/EEG.

    In deze richtlijn zijn ook bepalingen vastgesteld betreffende de omrekening van valuta's, de overmaking van ingevorderde bedragen, de vaststelling van het minimumbedrag waarvoor om bijstand bij de invordering kan worden verzocht en de wijzen waarop mededelingen tussen de lidstaten kunnen worden verzonden.

    Artikel 2

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    1.

    verzending „langs elektronische weg”: de verzending van gegevens met elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) daarvan en met gebruikmaking van draden, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;

    2.

    „CCN/CSI”-netwerk: gemeenschappelijk platform, gebaseerd op het gemeenschappelijk communicatienetwerk (CCN) en de gemeenschappelijke systeeminterface (CSI), dat door de Gemeenschap is ontwikkeld voor alle verzending door elektronische middelen tussen de bevoegde autoriteiten op het gebied van de douane en de belastingen.

    HOOFDSTUK II

    VERZOEKEN OM INLICHTINGEN

    Artikel 3

    Het in artikel 4 van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk gedaan met gebruikmaking van het in bijlage I bij de onderhavige richtlijn opgenomen modelformulier. Indien het verzoek niet langs elektronische weg kan worden ingediend, is het voorzien van de officiële stempelafdruk van de verzoekende autoriteit en is het ondertekend door een ambtenaar van deze autoriteit die gemachtigd is een dergelijk verzoek in te dienen.

    Indien een soortgelijk verzoek tot een andere autoriteit werd gericht, vermeldt de verzoekende autoriteit in haar verzoek om inlichtingen de naam van deze autoriteit.

    Artikel 4

    Het verzoek om inlichtingen kan betrekking hebben op

    1.

    de schuldenaar;

    2.

    elke persoon die gehouden is de schuldvordering te voldoen krachtens de wetgeving die van toepassing is in de lidstaat waar de verzoekende autoriteit is gevestigd (hierna „de lidstaat van de verzoekende autoriteit”genoemd);

    3.

    een derde houder van activa die aan één der onder 1 of 2 bedoelde personen toebehoren.

    Artikel 5

    1.   De aangezochte autoriteit bevestigt schriftelijk de ontvangst van het verzoek om inlichtingen. Zij doet dit zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zeven dagen na ontvangst van het verzoek.

    2.   Onmiddellijk bij ontvangst van het verzoek vraagt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit, indien nodig, aanvullende inlichtingen te verstrekken. De verzoekende autoriteit verstrekt alle noodzakelijke aanvullende inlichtingen waartoe zij normaal toegang heeft.

    Artikel 6

    1.   De aangezochte autoriteit doet al de gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk aan de verzoekende autoriteit toekomen.

    2.   Indien de gevraagde inlichtingen of een gedeelte daarvan niet kunnen worden verkregen binnen een voor het betrokken geval redelijke termijn, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan met opgave van redenen in kennis.

    In elk geval stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit zes maanden na de datum van de kennisgeving van ontvangst van het verzoek in kennis van het resultaat van het onderzoek dat zij heeft verricht om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen.

    Afhankelijk van de inlichtingen die zij van de aangezochte autoriteit heeft ontvangen, kan de verzoekende autoriteit deze autoriteit vragen haar onderzoek voort te zetten. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan binnen twee maanden na ontvangst van de kennisgeving van het resultaat van het door de aangezochte autoriteit verrichte onderzoek en wordt door de aangezochte autoriteit behandeld overeenkomstig de bepalingen die op het oorspronkelijke verzoek van toepassing zijn.

    Artikel 7

    Indien de aangezochte autoriteit besluit geen gevolg aan een verzoek om inlichtingen te geven, stelt zij de verzoekende autoriteit schriftelijk van de redenen van haar weigering in kennis, onder uitdrukkelijke verwijzing naar de bepalingen van artikel 4 van Richtlijn 76/308/EEG waarop zij zich beroept. Deze kennisgeving wordt door de aangezochte autoriteit gedaan zodra zij haar besluit heeft genomen, doch in elk geval binnen drie maanden na de datum van de kennisgeving van ontvangst van het verzoek.

    Artikel 8

    De verzoekende autoriteit kan het verzoek om inlichtingen dat zij de aangezochte autoriteit heeft toegezonden te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking wordt de aangezochte autoriteit schriftelijk medegedeeld.

    HOOFDSTUK III

    VERZOEKEN TOT NOTIFICATIE

    Artikel 9

    Het in artikel 5 van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde verzoek tot notificatie wordt schriftelijk en in tweevoud gedaan met gebruikmaking van het in bijlage II bij de onderhavige richtlijn opgenomen modelformulier. Dit verzoek is voorzien van de officiële stempelafdruk van de verzoekende autoriteit en is ondertekend door een ambtenaar van deze autoriteit die gemachtigd is dergelijke verzoeken in te dienen.

    Twee exemplaren van de akte of beslissing waarvan de notificatie wordt gevraagd, worden aan het verzoek gehecht.

    Artikel 10

    Het verzoek tot notificatie kan betrekking hebben op elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die overeenkomstig de rechtsvoorschriften van de lidstaat van de verzoekende autoriteit, kennis dient te dragen van alle akten of beslissingen die op deze persoon betrekking hebben.

    Indien zulks niet is vermeld in de akte of beslissing waarvan de notificatie wordt gevraagd, wordt in het verzoek tot notificatie verwezen naar de procedure voor de betwisting van de schuldvordering of voor de invordering daarvan overeenkomstig de in de lidstaat van de verzoekende autoriteit geldende wetgeving.

    Artikel 11

    1.   De aangezochte autoriteit geeft ten spoedigste, doch in elk geval binnen zeven dagen na ontvangst, schriftelijk kennis van de ontvangst van het verzoek tot notificatie.

    Bij ontvangst van het verzoek tot notificatie neemt de aangezochte autoriteit onmiddellijk de nodige maatregelen om de notificatie te verrichten overeenkomstig de rechtsvoorschriften die gelden in de lidstaat waar zij is gevestigd.

    Indien nodig verzoekt de aangezochte autoriteit, met inachtneming van de in het verzoek tot notificatie vermelde uiterste datum voor de notificatie, de verzoekende autoriteit om aanvullende gegevens.

    De verzoekende autoriteit verstrekt alle aanvullende gegevens die zij normaal kan verkrijgen.

    De aangezochte autoriteit betwist in geen geval de geldigheid van de akte of de beslissing waarvan de notificatie wordt gevraagd.

    2.   De aangezochte autoriteit deelt de verzoekende autoriteit de datum van de notificatie mede zodra deze is geschied. Zij doet dit door de laatstgenoemde autoriteit één van de exemplaren van haar verzoek met de volledig ingevulde verklaring betreffende de notificatie op de ommezijde terug te zenden.

    HOOFDSTUK IV

    VERZOEKEN TOT INVORDERING OF OM CONSERVATOIRE MAATREGELEN

    Artikel 12

    1.   Verzoeken tot invordering of om conservatoire maatregelen als bedoeld in respectievelijk de artikelen 6 en 13 van Richtlijn 76/308/EEG worden schriftelijk gedaan met gebruikmaking van het in bijlage III bij de onderhavige richtlijn opgenomen modelformulier.

    Deze verzoeken, die vergezeld gaan van een verklaring dat in het betrokken geval aan de in Richtlijn 76/308/EEG vastgestelde voorwaarden voor de inleiding van de procedure van de wederzijdse bijstand is voldaan, zijn voorzien van de officiële stempelafdruk van de verzoekende autoriteit en zijn ondertekend door een ambtenaar van deze autoriteit die gemachtigd is een dergelijk verzoek in te dienen.

    2.   De executoriale titel dient het verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen te vergezellen. Eén enkele titel kan voor meer schuldvorderingen worden afgegeven, mits deze op één en dezelfde persoon betrekking hebben.

    Voor de toepassing van de artikelen 13 tot 20 van deze richtlijn worden alle schuldvorderingen waarop dezelfde executoriale titel betrekking heeft, geacht één enkele schuldvordering te vormen.

    Artikel 13

    Verzoeken tot invordering of om conservatoire maatregelen kunnen op elke in artikel 4 van deze richtlijn bedoelde persoon betrekking hebben.

    Artikel 14

    1.   Indien de valuta van de lidstaat van de aangezochte autoriteit niet dezelfde is als die van de lidstaat waar de verzoekende autoriteit gevestigd is, vermeldt de verzoekende autoriteit het bedrag van de in te vorderen schuldvordering in beide valuta's.

    2.   De voor de toepassing van lid 1 te gebruiken wisselkoers is de laatste verkoopkoers die op de datum van ondertekening van het verzoek tot invordering op de meest representatieve valutamarkt of -markten van de lidstaat van de verzoekende autoriteit is genoteerd.

    Artikel 15

    1.   De aangezochte autoriteit is gehouden zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen zeven dagen na ontvangst van het verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen, schriftelijk:

    a)

    kennis te geven van de ontvangst van het betreffende verzoek;

    b)

    de verzoekende autoriteit te vragen het betreffende verzoek te vervolledigen, indien dit niet de in artikel 7 van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde informatie of andere gegevens bevat.

    De verzoekende autoriteit verstrekt alle inlichtingen die zij kan verkrijgen.

    2.   Indien de aangezochte autoriteit niet binnen de in artikel 8 van Richtlijn 76/308/EEG vastgestelde termijn van drie maanden de vereiste maatregelen neemt, stelt zij de verzoekende autoriteit zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen zeven dagen na het verstrijken van de genoemde termijn in kennis van de redenen waarom zij deze niet kan naleven.

    Artikel 16

    Wanneer de schuldvordering of een gedeelte daarvan niet binnen een voor het betrokken geval redelijke termijn kan worden ingevorderd of geen conservatoire maatregelen kunnen worden genomen, stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan met opgave van redenen in kennis.

    Uiterlijk aan het einde van elke termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de ontvangst van het verzoek stelt de aangezochte autoriteit de verzoekende autoriteit in kennis van de stand van zaken of het resultaat van de procedure inzake de invordering of de conservatoire maatregelen.

    Afhankelijk van de gegevens die zij van de aangezochte autoriteit heeft ontvangen, kan de verzoekende autoriteit deze autoriteit vragen de procedure inzake de invordering of de conservatoire maatregelen voort te zetten. Dit verzoek wordt schriftelijk gedaan binnen twee maanden na de datum van ontvangst van de kennisgeving van het resultaat van de procedure en wordt door de aangezochte autoriteit behandeld overeenkomstig de bepalingen die op het oorspronkelijke verzoek van toepassing zijn.

    Artikel 17

    1.   Elke rechtsvordering tot betwisting van de schuldvordering of van de desbetreffende executoriale titel die wordt ingesteld in de lidstaat van de verzoekende autoriteit, wordt door de laatstgenoemde autoriteit onmiddellijk nadat zij van deze rechtsvordering in kennis is gesteld, schriftelijk aan de aangezochte autoriteit medegedeeld.

    2.   Voorzover de geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaat van de aangezochte autoriteit de overeenkomstig artikel 12, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 76/308/EEG gevraagde conservatoire maatregelen of invordering niet toestaan, stelt deze autoriteit de verzoekende autoriteit daarvan zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen één maand na de ontvangst van de in lid 1 bedoelde mededeling in kennis.

    3.   Elke in de lidstaat van de aangezochte autoriteit ingestelde rechtsvordering tot terugbetaling van ingevorderde bedragen of vergoedingen in verband met de invordering van betwiste schuldvorderingen overeenkomstig artikel 12, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 76/308/EEG wordt de verzoekende autoriteit schriftelijk door de aangezochte autoriteit ter kennis gebracht zodra deze laatste van de betrokken rechtsvordering kennis heeft gekregen.

    De verzoekende autoriteit wordt door de aangezochte autoriteit zoveel mogelijk betrokken bij de procedures tot vaststelling van het terug te betalen bedrag en de verschuldigde vergoeding. Op met redenen omkleed verzoek van de aangezochte autoriteit maakt de verzoekende autoriteit de terugbetaalde bedragen en de betaalde vergoedingen binnen twee maanden na ontvangst van dit verzoek over.

    Artikel 18

    1.   Indien aan het verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen de grondslag ontvalt, hetzij omdat de schuldvordering is voldaan of de executoriale titel is ingetrokken, hetzij om enige andere reden, stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis zodat deze laatste een eventuele actie die zij heeft ingeleid kan beëindigen.

    2.   Indien het bedrag van de schuldvordering waarop het verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen betrekking heeft om enige reden is gewijzigd, stelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit daarvan onmiddellijk schriftelijk in kennis en geeft zij indien nodig een nieuwe executoriale titel af.

    3.   Indien de wijziging een verlaging van het bedrag van de schuldvordering ten gevolge heeft, zet de aangezochte autoriteit de door haar ingestelde actie tot invordering of tot het nemen van conservatoire maatregelen voort, doch deze actie blijft beperkt tot het nog niet betaalde bedrag.

    Indien op het tijdstip waarop de aangezochte autoriteit van de verlaging van het bedrag van de schuldvordering in kennis wordt gesteld, deze autoriteit reeds een bedrag heeft ingevorderd dat het nog verschuldigde bedrag overschrijdt doch de in artikel 19 bedoelde overmakingsprocedure nog niet is ingeleid, betaalt de aangezochte autoriteit het teveel betaalde bedrag aan de rechthebbende terug.

    4.   Indien de wijziging een verhoging van het bedrag van de schuldvordering ten gevolge heeft zendt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit zo spoedig mogelijk een aanvullend verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen.

    Het aanvullende verzoek wordt door de aangezochte autoriteit voorzover mogelijk samen met het oorspronkelijke verzoek van de verzoekende autoriteit afgehandeld. Indien de lopende procedure reeds zover is gevorderd dat samenvoeging met het aanvullende verzoek niet meer mogelijk is, is de aangezochte autoriteit enkel gehouden aan het aanvullende verzoek gevolg te geven indien dit betrekking heeft op een bedrag dat niet lager is dan het in artikel 25, lid 2, bedoelde bedrag.

    5.   Voor de omrekening van het gewijzigde bedrag van de schuldvordering in de valuta van de lidstaat van de aangezochte autoriteit, gebruikt de verzoekende autoriteit dezelfde wisselkoers als in haar oorspronkelijke verzoek.

    Artikel 19

    Alle door de aangezochte autoriteit ingevorderde bedragen, met inbegrip van, in voorkomend geval, de in artikel 9, lid 2, van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde interesten, worden aan de verzoekende autoriteit overgemaakt in de valuta van de lidstaat van de aangezochte autoriteit. Deze overmaking geschiedt binnen een maand na de datum van de invordering.

    De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen verschillende regelingen overeenkomen voor de procedure van de overmaking van bedragen die lager zijn dan het in artikel 25, lid 2, van deze richtlijn bedoelde minimumbedrag.

    Artikel 20

    Ongeacht de bedragen die door de aangezochte autoriteit uit hoofde van de in artikel 9, lid 2, van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde interesten worden ingevorderd, wordt de schuldvordering geacht op basis van de in artikel 14, lid 2, van deze richtlijn bedoelde wisselkoers te zijn ingevorderd in evenredigheid tot de invordering van het bedrag dat is uitgedrukt in de nationale valuta van de lidstaat van de aangezochte autoriteit.

    HOOFDSTUK V

    VERZENDING VAN GEGEVENS

    Artikel 21

    1.   Alle krachtens deze richtlijn schriftelijk verstrekte gegevens worden voorzover mogelijk uitsluitend langs elektronische weg verzonden, met uitzondering van:

    a)

    het verzoek tot notificatie bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 76/308/EEG evenals de akte of beslissing waarvan de notificatie wordt gevraagd;

    b)

    het verzoek tot invordering of om conservatoire maatregelen bedoeld in respectievelijk de artikelen 6 en 13 van Richtlijn 76/308/EEG evenals de desbetreffende executoriale titel.

    2.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen overeenkomen af te zien van de eis dat de in lid 1 bedoelde verzoeken en documenten op een drager van papier worden toegezonden.

    Artikel 22

    Elke lidstaat wijst een centrale dienst aan die de hoofdverantwoordelijkheid heeft voor de elektronische communicatie met andere lidstaten. Deze dienst wordt met het CCN/CSI-netwerk verbonden.

    Indien in een lidstaat verscheidene instanties voor de toepassing van deze richtlijn worden aangewezen, is de genoemde centrale dienst belast met alle elektronische communicatie tussen deze instanties en de centrale diensten van andere lidstaten.

    Artikel 23

    1.   Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gegevens in elektronische databanken opslaan en dergelijke gegevens met elektronische middelen uitwisselen, nemen zij passende maatregelen om er voor te zorgen dat alle gegevens in ongeacht welke vorm die overeenkomstig deze richtlijn worden medegedeeld als vertrouwelijk worden behandeld.

    Deze gegevens vallen onder het beroepsgeheim en krijgen de bescherming die aan soortgelijke gegevens wordt verleend door de nationale wetgeving van de lidstaat die deze ontvangt.

    2.   De in lid 1 bedoelde gegevens mogen enkel aan de in artikel 16 van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde personen en autoriteiten worden verstrekt.

    Dergelijke gegevens mogen worden gebruikt in het kader van gerechtelijke of administratieve procedures die worden ingeleid met het oog op de invordering van bijdragen, rechten en belastingen alsmede voor andere in artikel 2 van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde maatregelen.

    Door de autoriteit voor veiligheidsaccreditatie van de Europese Commissie geaccrediteerde personen hebben slechts toegang tot deze gegevens voorzover zulks voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van het CCN/CSI-netwerk noodzakelijk is.

    3.   Indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gebruikmaken van systemen voor elektronische gegevensuitwisseling nemen zij de nodige maatregelen om er voor te zorgen dat voor alle uitwisselingen van gegevens machtiging wordt verleend.

    Artikel 24

    Inlichtingen en andere gegevens worden door de aangezochte autoriteit aan de verzoekende autoriteit medegedeeld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van de aangezochte autoriteit of in een andere tussen de verzoekende en de aangezochte autoriteit overeengekomen taal.

    HOOFDSTUK VI

    ONTVANKELIJKHEID EN AFWIJZING VAN VERZOEKEN OM BIJSTAND

    Artikel 25

    1.   De verzoekende autoriteit kan een verzoek om bijstand indienen voor een of verscheidene schuldvorderingen ten aanzien van één en dezelfde persoon.

    2.   Er kan geen verzoek om bijstand worden ingediend wanneer het totale bedrag van de betrokken schuldvordering of schuldvorderingen als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 76/308/EEG minder dan 1 500 EUR bedraagt.

    Artikel 26

    Indien de aangezochte autoriteit overeenkomstig artikel 14, eerste alinea, van Richtlijn 76/308/EEG besluit een verzoek om bijstand af te wijzen, geeft zij de verzoekende autoriteit schriftelijk kennis van de redenen van haar weigering. Een dergelijke kennisgeving wordt door de aangezochte autoriteit gedaan zodra zij haar besluit heeft genomen, doch in elk geval binnen drie maanden na de datum van ontvangst van het verzoek om bijstand.

    HOOFDSTUK VII

    VERGOEDINGSREGELINGEN

    Artikel 27

    Elke lidstaat wijst ten minste een ambtenaar aan die gemachtigd is de in artikel 18, lid 3, van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde vergoedingsregelingen overeen te komen.

    Artikel 28

    1.   Indien de aangezochte autoriteit besluit om een vergoedingsregeling te verzoeken, deelt zij de verzoekende autoriteit schriftelijk mede om welke redenen zij van oordeel is dat de invordering van de schuldvordering een bijzonder probleem doet rijzen, met zeer hoge kosten gepaard gaat of verband houdt met de bestrijding van de georganiseerde misdaad.

    De aangezochte autoriteit voegt bij haar kennisgeving een omstandige raming van de kosten waarvan zij vergoeding door de verzoekende autoriteit verlangt.

    2.   De verzoekende autoriteit bevestigt schriftelijk de ontvangst van het verzoek om vergoeding van de kosten. Zij doet dit zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen zeven dagen na ontvangst.

    Binnen twee maanden na de datum van de kennisgeving van ontvangst van het vorengenoemde verzoek deelt de verzoekende autoriteit de aangezochte autoriteit mede of en in hoeverre zij de voorgestelde vergoedingsregeling aanvaardt.

    3.   Indien de verzoekende autoriteit en de aangezochte autoriteit geen overeenstemming over een vergoedingsregeling bereiken, zet de aangezochte autoriteit de invorderingsprocedure op de normale wijze voort.

    HOOFDSTUK VIII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 29

    Elke lidstaat stelt de Commissie voor 15 maart van elk jaar door middel van het in bijlage IV bij de onderhavige Richtlijn opgenomen modelformulier in kennis van het gebruik dat hij van de in Richtlijn 76/308/EEG neergelegde procedures heeft gemaakt en van de in het voorafgaande kalenderjaar bereikte resultaten.

    Artikel 30

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 30 april 2003 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

    Indien de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 31

    De Commissie deelt de maatregelen die elke lidstaat neemt voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn aan de andere lidstaten mede.

    Elke lidstaat deelt de andere lidstaten en de Commissie de namen en adressen mede van de autoriteiten die voor de toepassing van deze richtlijn bevoegd zijn en van de ambtenaren die gemachtigd zijn de in artikel 18, lid 3, van Richtlijn 76/308/EEG bedoelde regelingen overeen te komen.

    Artikel 32

    Richtlijn 77/794/EEG wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn.

    Artikel 33

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 34

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, 9 december 2002.

    Voor de Commissie

    Frederik BOLKESTEIN

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 73 van 19.3.1976, blz. 18.

    (2)  PB L 175 van 28.6.2001, blz. 17.

    (3)  PB L 333 van 24.12.1977, blz. 11.

    (4)  PB L 283 van 4.10.1986, blz. 23.


    BIJLAGE I

    Image

    Image


    BIJLAGE II

    Image

    Image


    BIJLAGE III

    Image

    Image

    Image


    BIJLAGE IV

    Image


    Top