EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31998H0376

98/376/EG: Aanbeveling van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap

PB L 167 van 12.6.1998, p. 25–28 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/1998/376/oj

31998H0376

98/376/EG: Aanbeveling van de Raad van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap

Publicatieblad Nr. L 167 van 12/06/1998 blz. 0025 - 0028


AANBEVELING VAN DE RAAD van 4 juni 1998 inzake een parkeerkaart voor mensen met een handicap (98/376/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75, lid 1,

Gezien de door de Commissie ingediende ontwerp-aanbeveling,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Volgens de procedure van artikel 189 C van het Verdrag (3),

(1) Overwegende dat de wederzijdse erkenning van een parkeerkaart van uniform communautair model voor mensen met een handicap door de Commissie is voorgesteld in haar mededeling inzake een sociaal actieprogramma op de middellange termijn 1995-1997, die op 12 april 1995 bij de Raad en het Europees Parlement, alsmede bij het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's is ingediend, alsmede in het verslag aan de Raad betreffende de in de Gemeenschap te nemen maatregelen met betrekking tot de toegankelijkheid van het vervoer voor personen met beperkte mobiliteit, van 26 november 1993;

(2) Overwegende dat, in de geest van de resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 20 december 1996 betreffende gelijke kansen voor mensen met een handicap, alle mensen met een handicap in aanmerking dienen te komen voor concrete, aanvullende maatregelen ter bevordering van hun maatschappelijke en beroepsintegratie;

(3) Overwegende dat het gebruik van een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer voor veel mensen met een handicap het enige middel vormt om zich met het oog op hun maatschappelijke en beroepsintegratie zelfstandig te verplaatsen; dat het dienstig is dat aan deze mensen met een handicap die in het bezit zijn van een parkeerkaart voor mensen met een handicap, onder bepaalde voorwaarden en met inachtneming van de verkeersveligheid wordt toegestaan hun auto te parkeren zonder daarna nog grote afstanden te hoeven afleggen; dat het dienstig is dat mensen met een handicap in de gehele Gemeenschap gebruik kunnen maken van de faciliteiten die door de parkeerkaart voor mensen met een handicap worden geboden overeenkomstig de nationale regels die gelden in de lidstaat waar de betrokkenen zich bevinden;

(4) Overwegende dat de parkeerkaarten voor mensen met een handicap onder de bevoegdheid van de regionale en lokale overheden kunnen vallen; dat het daarom dienstig is het Comité van de Regio's te raadplegen;

(5) Overwegende dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel een communautaire actie wenselijk is om de begrijpelijkheid en de wederzijdse erkenning van de parkeerkaarten voor mensen met een handicap te bevorderen en om het vrije verkeer van mensen met een handicap te vergemakkelijken;

(6) Overwegende dat het wenselijk is dat er een parkeerkaart van communautair model voor mensen met een handicap wordt ingevoerd en dat die kaart door de lidstaten wederzijds wordt erkend;

(7) Overwegende dat de definitie van de handicap en de wijze van afgifte van parkeerkaarten voor mensen met een handicap onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen;

(8) Overwegende dat het wenselijk is dat de lidstaten in beveiligingselementen voorzien om vervalsing of namaak van deze parkeerkaart te verhinderen;

(9) Overwegende dat de Europese Conferentie van ministers van Verkeer (CEMT) reeds een resolutie heeft aangenomen ter aanmoediging van de afgifte en de wederzijdse erkenning van parkeerkaarten voor mensen met een handicap (CEMT-resolutie van 22 april 1997);

(10) Overwegende dat aan de houders van een kaart alle dienstige informatie moet worden verstrekt over de gebruiksvoorwaarden van de kaart in de lidstaten,

BEVEELT DE LIDSTATEN AAN:

1. overeenkomstig de respectieve nationale bepalingen en conform de beschrijving in bijlage dezes een parkeerkaart van uniform communautair model in te voeren voor mensen met een handicap, met dien verstande dat deze kaart naast de in de lidstaten afgegeven parkeerkaarten kan worden gebruikt onder de voorwaarden van punt 5;

2. de door de onderscheiden lidstaten voor mensen met een handicap ingevoerde parkeerkaarten van uniform communautair model vanaf 1 januari 1999 te erkennen zodat de houder van een dergelijke kaart gebruik kan maken van de parkeerfaciliteiten die aan deze kaart verbonden zijn in de lidstaat waar hij zich bevindt;

3. de parkeerkaart toe te kennen aan personen wier handicap tot een beperkte mobiliteit leidt;

4. bij de afgifte van een parkeerkaart voor mensen met een handicap op verzoek van de betrokkene een op een technische notitie van de Commissie gebaseerd overzicht te verstrekken van de gebruiksvoorwaarden in de verschillende lidstaten van de Europese Unie;

5. de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de parkeerkaarten van uniform communautair model voor mensen met een handicap uiterlijk op 1 januari 2000 ter beschikking worden gesteld.

Deze aanbeveling belet niet dat kaarten van het model dat vóór 1 januari 2000 in een bepaalde lidstaat geldt, na die datum op het grondgebied van die lidstaat in gebruik blijven tot het ogenblik waarop zij worden vervangen;

6. de Commissie vóór 1 juli 2000 in kennis te stellen van het gevolg dat aan deze aanbeveling is gegeven.

Gedaan te Luxemburg, 4 juni 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

D. BLUNKETT

(1) PB C 174 van 17. 6. 1996, blz. 27.

(2) PB C 42 van 10. 2. 1997, blz. 27.

(3) Avies van het Europees Parlement van 13 december 1996 (PB C 20 van 20. 1. 1997, blz. 386), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 19 december 1997 (PB C 62 van 26. 2. 1998, blz. 4) en besluit van het Europees Parlement van 30 maart 1998 (PB C 138 van 4. 5. 1998).

BIJLAGE

Bepalingen betreffende het communautaire model van de parkeerkaart voor mensen met een handicap

A. De parkeerkaart van communautair model voor mensen met een handicap heeft de volgende afmetingen:

- hoogte: 106 mm,

- breedte: 148 mm.

B. De kleur van de parkeerkaart is lichtblauw, met uitzondering van het witte rolstoelrijderssymbool op donkerblauwe achtergrond.

C. De parkeerkaart voor mensen met een handicap is geplastificeerd, met uitzondering van de voor de handtekening van de houder bestemde regel op de linkerhelft van de achterzijde.

D. De voor- en achterzijde van de parkeerkaart voor mensen met een handicap zijn beide verticaal in twee helften verdeeld.

Op de linkerhelft van de voorzijde staat:

- het rolstoelrijderssymbool in wit op donkerblauwe achtergrond;

- de vervaldatum van de parkeerkaart;

- het serienummer van de parkeerkaart;

- naam en stempel van de instantie/organisatie die de parkeerkaart afgeeft.

Op de rechterhelft van de voorzijde staat:

- in hoofdletters de vermelding "Parkeerkaart voor mensen met een handicap" in de taal (talen) van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft. Daarna volgt met een behoorlijke tussenruimte in kleine letters de vermelding "Parkeerkaart" in de overige talen van de Europese Unie;

- de vermelding "Model van de Europese Gemeenschappen" in de taal (talen) van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft;

- als achtergrondmotief, de lettercode van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft, te weten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

omgeven door het symbool van de Europese Unie, de cirkel met twaalf sterren.

Op de linkerhelft van de achterzijde staat:

1. de naam van de houder;

2. de voornaam van de houder;

3. de handtekening van de houder of een ander toegestaan merkteken indien de nationale wetgeving hierin voorziet;

4. de foto van de houder.

Op de rechterhelft van de achterzijde staat:

1. de vermelding:

"Deze parkeerkaart geeft de houder recht op het gebruik van de parkeerfaciliteiten die worden geboden door de lidstaat waar hij zich bevindt.";

2. de vermelding:

"Zij moet bij gebruik aan de voorzijde van het voertuig op zodanige wijze worden aangebracht dat haar voorzijde duidelijk zichtbaar is voor controle.".

E. Met uitzondering van de vermeldingen op de rechterhelft van de voorzijde worden de vermeldingen gesteld in de taal (talen) van de lidstaat die de parkeerkaart afgeeft.

Wenst een lidstaat deze vermeldingen te stellen in een andere nationale taal dan een van de volgende talen: Deens, Duits, Engels, Fins, Frans, Grieks, Italiaans, Nederlands, Portugees, Spaans of Zweeds, dan stelt hij de parkeerkaart op in twee talen, waaronder één van de elf voornoemde talen. De overige bepalingen van deze bijlage blijven onverlet.

Top