ADVIES
|
Europees Economisch en Sociaal Comité
|
Geopolitieke gevolgen van de energietransitie
|
_____________
|
Geopolitieke gevolgen van de energietransitie
[(JOIN/2022/23 final)]
|
|
REX/550
|
|
Rapporteur: Tomasz Andrzej WRÓBLEWSKI (PL-gr. I)
|
Corapporteur: Ioannis VARDAKASTANIS (EL-gr. III)
|
Raadpleging
|
28/06/2022
|
Rechtsgrond
|
Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
|
Besluit van de voltallige vergadering
|
21/09/2022
|
Rechtsgrondslag
|
Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde
|
|
Raadpleging
|
Bevoegde afdeling
|
Externe betrekkingen
|
Goedkeuring door de afdeling
|
14/09/2022
|
Goedkeuring door de voltallige vergadering
|
21/09/2022
|
Zitting nr.
|
572
|
Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)
|
229/1/6
|
1.
Conclusies en aanbevelingen
1.1Het jaar 2022 gaat de geschiedenis in als een jaar van ingrijpende geopolitieke en energiegerelateerde veranderingen in de wereld. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) prijst de inspanningen van de Europese Commissie en de afzonderlijke lidstaten, die vaart hebben gezet achter het proces om onafhankelijk te worden van de Russische energievoorziening. Gezien de dynamiek van de oorlog in Oekraïne is het echter noodzakelijk om dit proces nog verder te versnellen met een strikt embargo, waarbij tegelijkertijd moet worden ingezet op de snelle ontwikkeling van alternatieve schone energiebronnen.
1.2In dit advies wordt rekening gehouden met de raadpleging over de mededeling JOIN(2022)23: Externe betrokkenheid van de EU op energiegebied in een veranderende wereld, die op 18 mei 2022 is gepubliceerd door het directoraat-generaal Energie van de Europese Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.
1.3Het is een goede zaak dat Europa een voortrekkersrol blijft spelen in de energietransitie, maar de veranderingen binnen de EU volstaan niet om de gevolgen van wereldwijde emissies te compenseren. Zowel gezien de klimaatverandering als wat economische expansie voor een duurzame mondiale ontwikkeling betreft is het duidelijk in ons eigen belang dat internationaal tot actie wordt overgegaan.
1.4Het EESC is ingenomen met een aantal EU-initiatieven die de interne veerkracht van de EU versterken, zoals REPowerEU, of initiatieven zoals het partnerschap voor een rechtvaardige energietransitie, de Global Gateway en de groene agenda voor de Westelijke Balkan, die de politieke stabiliteit ten goede komen.
1.5Tegelijkertijd is er gezien de huidige politieke spanningen een nog actievere samenwerking nodig met bepaalde landen die Europa van gas en olie kunnen voorzien. Daarbij gaat het onder meer om de Verenigde Staten en, in uiteenlopende mate, om Zuid-Amerikaanse en Afrikaanse landen. Wanneer zij fossiele brandstoffen exporteren, moeten zij tegelijkertijd kinnen profiteren van kennisoverdracht en hernieuwbare technologieën die hun klimaattransitie kunnen versnellen.
1.6Het EESC is ingenomen met het initiatief om Moldavië en Oekraïne aan te sluiten op het Europese energienet, maar dringt ook aan op periodieke evaluaties van de geopolitieke situatie als zich dynamische veranderingen hebben voorgedaan in de energiestructuur in landen als Armenië, Georgië en Kazachstan.
1.7Het EESC wijst erop dat er speciale betrekkingen moeten worden opgebouwd met landen die belangrijke leveranciers zijn van zware metalen en grondstoffen die nodig zijn voor de productie van schone energietechnologieën. Deze technologieën kunnen namelijk in gevaar komen. Hiervoor moet in de internationale betrekkingen een geheel nieuwe tak worden ontwikkeld: Europese energiediplomatie.
1.8Aangezien onlangs nog is gebleken hoezeer Europa afhankelijk is van grondstoffen uit onzekere bronnen, dringt het EESC er bij de EU op aan om zich in haar ambitieuze plannen voor de energietransitie zo flexibel mogelijk op te stellen, zodat er tijd is om de geopolitieke impact van gekozen besluiten te analyseren en deze aan te passen indien zij ongewenste en onverwachte spanningen in de wereld veroorzaken.
2.
Inleiding
2.1Al vele jaren staan kwesties in verband met de energietransitie wereldwijd bovenaan de politieke agenda. Met haar Green Deal loopt de Europese Unie voorop met de energietransitie, waarbij zij zich laat leiden door haar waarden duurzaamheid, solidariteit en internationale samenwerking. Hoewel de EU slechts verantwoordelijk is voor ongeveer 8 % (en dit percentage is aan het dalen) van de wereldwijde emissies, is intern EU-beleid, hoe ambitieus ook, niet voldoende.
2.2Blijkens de conclusies van de conferentie over de geopolitieke aspecten van de Europese Green Deal is multilateralisme van cruciaal belang om deze gemeenschappelijke en grensoverschrijdende klimaatdreigingen het hoofd te bieden, en kan de wereldwijde crisis worden aangepakt door middel van multilateralisme in plaats van met tweedracht zaaiende geopolitiek. Een en ander kwam ook tot uiting in het EESC-advies “De nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering”
, waarin het EESC de noodzaak onderschrijft om, overeenkomstig de formulering van de Commissie, de internationale actie voor klimaatbestendigheid op te voeren, en zijn bijval uitspreekt voor de uitspraak van de Commissie dat “[o]nze ambitie op het gebied van de aanpassing aan de klimaatverandering [...] niet [mag] onderdoen voor ons wereldwijd leiderschap bij de mitigatie van de klimaatverandering.”
2.3De klimaatverandering en de daarmee samenhangende maatregelen leiden tot enorme verschuivingen in de geopolitiek en de industrie — met als belangrijkste fenomeen een sterke toename van hernieuwbare energie — die grote gevolgen hebben voor internationale betrekkingen. Het EESC is daarom tot de slotsom gekomen dat een focus op geopolitieke effecten van cruciaal belang is voor een overkoepelend advies over klimaatverandering.
2.4Hoewel er wetenschappelijke consensus is dat de uitstoot van broeikasgassen in de atmosfeer moet worden verminderd, mag het klimaatbeleid niet blind zijn voor de steeds sterkere positieve en negatieve verbanden tussen de bijbehorende economische, sociale en ecologische problemen.
2.5De werking en de parameters van de energiemarkt hangen rechtstreeks samen met de politieke situatie in de afzonderlijke regio’s. Een en ander komt mede door het feit dat de EU voor de levering van fossiele brandstoffen zwaar leunt op slechts een handvol producerende landen.
2.6Zoals blijkt uit het EESC-advies “De externe dimensie van het energiebeleid van de EU”
, is energiezekerheid hoog op de agenda van de EU komen te staan door de dominantie van bepaalde exportlanden, waar niet altijd dezelfde markt- en politieke regels worden nageleefd als in de EU. Destijds werd gewezen op de gevolgen van de militaire agressie in Georgië in 2008, maar gezien de huidige gebeurtenissen in Oekraïne, die duidelijk doorwerken in de manier waarop er tegen kwesties op het gebied van energiezekerheid en geopolitiek wordt aangekeken, is de situatie nog altijd hoogst actueel.
2.7Op de middellange termijn zal de mondiale energiesituatie er heel anders uitzien dan nu. De energietransitie zal een duidelijk stempel drukken op de geopolitiek en zowel risico’s als kansen met zich meebrengen. De aard van deze gevolgen zal van vele factoren afhangen. Decarbonisatie kan bijvoorbeeld leiden tot een grotere afhankelijkheid van gasinvoer, waardoor de betrekkingen tussen de EU en Rusland zelfs nog complexer zouden kunnen worden dan ze nu al zijn.
2.8Naarmate het energiesysteem verandert, zal ook het energiebeleid veranderen. In de wereld van schone energie zullen zich nieuwe winnaars en verliezers aandienen. Sommigen trekken een vergelijking met de ruimtewedloop. Landen of regio’s die met schone technologie kunnen omgaan, groene energie exporteren of minder fossiele brandstoffen invoeren, hebben veel te winnen bij het nieuwe systeem, terwijl landen of regio’s die leunen op de uitvoer van fossiele brandstoffen weleens aan macht zouden kunnen inboeten.
3.
Algemene opmerkingen
3.1Als de energietransitie wordt opgevat als het nemen van systemische maatregelen om de uitstoot van koolstofverbindingen in de atmosfeer te verminderen en de klimaatverandering te versnellen, moeten er ook optimale oplossingen worden gezocht en toegepast op de volgende gebieden: duurzame landbouw en bosbeheer, biologische vastlegging van koolstof, veeteelt, mogelijkheden die ontstaan door de ontwikkeling van technologie voor het afvangen en opslaan van kooldioxide.
3.2Gezien de hoeveelheid broeikasgassen die de EU-landen uitstoten in vergelijking met andere economieën in de wereld moet, om de vereiste resultaten te kunnen halen, getracht worden om ook andere landen tot maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering over te halen. De EU moet bijzondere aandacht besteden aan internationale samenwerking in verschillende vormen, waaronder investerings-, handels- en innovatiepartnerschappen, teneinde de aanpassingsmaatregelen wereldwijd en met name in ontwikkelingslanden te versterken.
3.3Door hun handelsactiviteiten hebben de EU-lidstaten een grote koolstofvoetafdruk in de rest van de wereld. Het is de verantwoordelijkheid van de EU om bij de uitvoering van de Europese Green Deal deze externe dimensie aan te pakken, onder meer door zich in bilaterale en regionale ontwikkelingssamenwerking in te zetten voor de transitie en in haar handelsbeleid negatieve overloopeffecten te vermijden.
3.4De geopolitiek is van cruciaal belang om het welslagen van de Europese Green Deal te waarborgen, aangezien de groene transitie uiteraard ingrijpende gevolgen zal hebben voor de internationale betrekkingen. Uiteenlopende prioriteiten van enerzijds ontwikkelde landen en anderzijds ontwikkelingslanden zullen een grote uitdaging vormen, omdat landen in verschillende mate met de impact van de Europese Green Deal te maken zullen krijgen. Bij het aanpakken van deze uitdagingen moeten de ontwikkelde landen alles in het werk stellen om de gevolgen voor lage-inkomenslanden op te vangen en aldus duidelijk te maken dat zij bij de uitvoering van de Europese Green Deal niet aan hun lot zullen worden overlaten.
3.5Een voorbeeld van activiteiten die bedoeld zijn om mondiale partners bij een en ander te betrekken is het partnerschap voor een rechtvaardige energietransitie, dat tijdens de COP26-top van de wereldleiders in het leven is geroepen door de regeringen van Zuid-Afrika, Frankrijk, Duitsland, het VK, de VS en de EU. Doel van het initiatief is om Zuid-Afrika te helpen zijn economie koolstofvrij te maken, door steenkool af te zweren en om te schakelen naar een emissiearme, klimaatbestendige economie die draait op schone en groene energie en technologie.
3.6Een ander voorbeeld is de Global Gateway, de nieuwe Europese strategie om slimme, schone en veilige verbindingen in de digitale, energie- en vervoerssector te stimuleren en de gezondheids-, onderwijs- en onderzoekssystemen in de hele wereld te versterken. Het is de bedoeling dat de Global Gateway in de periode 2021-2027 tot 300 miljard EUR aan investeringen aantrekt om een duurzaam mondiaal herstel te ondersteunen, waarbij de behoeften van onze partners en de eigen belangen van de EU in acht worden genomen.
3.7Nog een voorbeeld van bijzonder geopolitiek belang is de groene agenda voor de Westelijke Balkan, die bedoeld is om een alomvattende ecologische transitie naar een circulaire, emissiearme en duurzame economie in de Westelijke Balkan te ondersteunen. De groene agenda voor de Westelijke Balkan kan met name het potentieel van de circulaire economie ontsluiten door meer banen te scheppen en nieuwe groeimogelijkheden te creëren. Adequate financiering door de EU, nationale regeringen en de particuliere sector zal van essentieel belang zijn voor deze groene transitie. Volgens het EESC-advies “Energie: een factor voor ontwikkeling en verdieping van de toetreding van de Westelijke Balkan”
moet energie een factor voor ontwikkeling en interconnectiviteit van de regio worden, en moeten de burgers van de Westelijke Balkan een duidelijk beeld krijgen van de economische en milieuvoordelen van de toetreding tot de EU.
3.8Zoals uiteengezet in de conclusies van bovengenoemde Conferentie over de geopolitieke aspecten van de Europese Green Deal zal de energietransitie gepaard gaan met aanzienlijke schommelingen in de energieprijzen. Dat is een geopolitiek probleem dat de EU en haar mondiale partners moeten helpen beperken: zij moeten de risico’s die voortvloeien uit de bevordering en uitbreiding van het gebruik van schone energie verkleinen en voorkomen dat al bestaande ongelijkheden groter worden.
3.9Het bovenstaande is reeds naar voren gebracht in het EESC-advies “De nieuwe EU-strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering”
, waarin het EESC de Commissie verzocht om in haar aanpassingsbeleid meer rekening te gaan houden met klimaatrechtvaardigheid. Het EESC erkende dat de klimaatverandering uiteenlopende sociale, economische, volksgezondheids- en andere negatieve gevolgen kan hebben voor gemeenschappen, en pleitte ervoor om bestaande ongelijkheden rechtstreeks aan te pakken door middel van langetermijnstrategieën voor mitigatie en aanpassing, zodat niemand wordt uitgesloten. Het drong er bij de Commissie op aan te verduidelijken hoe zij precies de belemmeringen voor de toegang tot financiering voor de meest kwetsbare landen, gemeenschappen en sectoren wereldwijd zal wegnemen en hoe zij voorstellen zal doen voor de integratie van het genderaspect en de aanpak van ongelijkheden op regionaal en lokaal niveau.
3.10In haar externe beleid ter bestrijding van de klimaatverandering moet de EU zich er niet alleen op verlaten dat EU-landen “externe” argumenten aandragen en de uitvoering van een veeleisende klimaatveranderingsstrategie ondersteunen, maar ook gebruikmaken van de knowhow van landen buiten de EU (bijvoorbeeld in het kader van de samenwerking met de American Natural Resource Conservation Service (NCRS) en soortgelijke organisaties). Minstens even belangrijk is het om zorg te dragen voor de interne uitwisseling van goede praktijken en de ontwikkeling van een systemische aanpak van de uitdagingen in verband met de energietransitie bij initiatieven zoals de totstandbrenging van de gemeenschappelijke energiemarkt.
3.11Een dynamische ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen vereist een modernisering van de transmissie-infrastructuur en integratie van het energiesysteem, waarbij bovendien moet worden afgestapt van de gecentraliseerde opwekking en levering van elektriciteit. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten lokale initiatieven om aan energiebehoeften te voldoen consequent worden bevorderd. Zoals het EESC in zijn advies “Een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem”
opmerkt, moet de Commissie ervoor zorgen dat ook de buurlanden van de Europese Unie, met name de landen van het Oostelijk Partnerschap, het plan voor systeemintegratie overnemen en in hun eigen beleid verwerken. Systeemintegratie is namelijk niet alleen van belang voor het bereiken van klimaatneutraliteit, maar ook voor een stabiele bevoorradingszekerheid en voor betaalbare prijzen voor particuliere consumenten en de economie. Er moet nader worden bekeken of een koolstofheffing aan de grens dienstig is.
3.12De strategie om duidelijk te maken dat klimaatbeleid ook buiten de EU moet worden uitgevoerd kan alleen geloofwaardig en doeltreffend zijn als de EU-lidstaten de sociale uitdagingen waarmee de transitie gepaard gaat naar behoren aanpakken. Zoals het EESC schreef in zijn advies “Niemand uitsluiten bij de uitvoering van de agenda voor duurzame ontwikkeling 2030”
betekent niemand uitsluiten dat alle leden van de samenleving, vooral degenen met de grootste achterstand, ook echt nieuwe kansen krijgen en de risico’s aankunnen. In dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan de meest kwetsbare groepen in de samenleving en de meest kansarme regio's en gebieden.
3.13Als de EU doeltreffende en maatschappelijk aanvaardbare oplossingen weet te vinden voor de uiteenlopende effecten van het klimaatbeleid op de afzonderlijke EU-landen, zou zij zich op een geloofwaardige manier kunnen opwerpen als wereldleider op het gebied van duurzaamheid. Tegelijkertijd draagt het wereldwijde duurzaamheidsstreven bij tot de verwezenlijking van de EU-beleidsdoelstellingen op andere gebieden (zoals het aanpakken van de oorzaken van migratie, eerlijke wereldhandel en het verminderen van de afhankelijkheid van olierijke landen vanuit het oogpunt van buitenlands beleid).
3.14Volgens bovengenoemd advies maakt de Europese Commissie al werk van de internalisering van externe effecten. Zo erkent zij dat hernieuwbare energie in het nadeel is zolang de externe kosten van fossiele brandstoffen niet volledig in de marktprijs worden weerspiegeld, en streeft zij ernaar negatieve externe effecten in de vervoerssector te verdisconteren.
3.15Onderwijs en kennisoverdracht zijn van essentieel belang zowel in de vorm van universeel verplicht onderwijs als via communicatie met het grote publiek, en dan vooral met sociale groepen die de gevolgen van de transitie aan den lijve ondervinden. Het is zaak om een duidelijk beeld te schetsen van het alternatief dat onze beschaving te wachten staat. In het licht daarvan kunnen we dan goed de stelling verdedigen dat we met de huidige transitie-inspanningen van een deel van de samenleving veel hogere kosten zullen afwenden. Als we niets doen, zal de hele internationale gemeenschap voor die kosten moeten opdraaien.
3.16Mede door de energietransitie en de ontwikkeling van nieuwe groene technologieën komen unieke kennis en competenties tot ontwikkeling en ontstaan er hooggekwalificeerde banen. Wanneer Europese economieën deze richting inslaan, betekent dat een unieke ontwikkelingskans en kunnen de EU-lidstaten hun technologisch leiderschap op het gebied van de transitie (in de zin van emissiereductie) uitbouwen. Door de toetreding van meer niet-EU-landen tot de alliantie ter bestrijding van de negatieve gevolgen van de klimaatverandering kunnen markten ontstaan voor technologieën die voortspruiten uit Europese economieën.
3.17Door de geleidelijke uitfasering van fossiele brandstoffen zullen de spanningen tussen EU-landen — als importeurs van deze grondstoffen — en niet-EU-landen — als leveranciers ervan — verder oplopen. Wat dit betreft moet vooral worden gekeken naar Rusland als lokale leverancier van brandstoffen, dat voor zijn begrotingsinkomsten zwaar leunt op de verkoop van deze grondstoffen. Bovendien kunnen landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en regio’s in Afrika bezuiden de Sahara die voor hun inkomsten sterk zijn aangewezen op de uitvoer van fossiele brandstoffen, te maken krijgen met ingrijpende politieke en sociale gevolgen die kunnen leiden tot vluchtelingenstromen en migratie naar Europa. Vanuit politiek oogpunt kan een veranderend samenwerkingsmodel zeker worden opgevat als een bedreiging voor de positie van een land dat economisch en bestuurlijk gezien afhankelijk is van inkomsten uit de levering van fossiele brandstoffen. Investeringen en collaboratieve oplossingen ter bevordering van groene energie kunnen worden gezien als een kans om de transitie van deze economieën te ondersteunen.
3.18Dat er nu, in de 21e eeuw, een oorlog woedt in Europa is reden genoeg om na te denken over verantwoord gebruik van kernenergie en over een herziening van de taxonomieregels die niet bijdragen tot de negatieve gevolgen van de klimaatverandering.
3.19Een mogelijk embargo op de invoer van olie, gas en steenkool uit Rusland als sanctie voor Ruslands agressie tegen Oekraïne, of een importstop om de geldstromen die Vladimir Poetin in het zadel helpen houden op te schorten, zal als een katalysator werken voor de geopolitieke effecten die de opschorting van de invoer van brandstof uit Rusland zou moeten opleveren. Tegelijkertijd zou het nodig kunnen zijn om nog eens na te denken over het tempo waarin wordt afgestapt van brandstoffen die in de EU-landen beschikbaar zijn.
3.20Er lijkt veel te zeggen voor integratie met het oog op de totstandbrenging van een gasunie. Dat zou gezamenlijke aankoop mogelijk maken en gunstige economische voorwaarden helpen scheppen, en tegelijkertijd kunnen dan besluiten om de invoer van deze grondstof uit het oosten op te schorten worden gecoördineerd. Gezien de politieke dimensie van een dergelijk besluit zou dat leiden tot een samenhangend buitenlands beleid van de EU-landen.
4.
Uitdagingen en kansen
4.1Het klimaatbeleid van de Europese Unie zal uiteenlopende effecten hebben, afhankelijk van de regio en van de activiteiten die op het gebied van het externe beleid worden ondernomen om in kaart gebrachte risico’s te beperken en transitieprocessen te verbeteren.
4.2Wat de Westelijke Balkan betreft zijn er hoge verwachtingen van activiteiten op de energiemarkt in verband met het EU-toetredingsproces. Dat kan een belangrijke, positieve rol spelen voor de geopolitieke omstandigheden in deze regio. Door de verklaring van Sofia over de groene agenda te ondertekenen hebben de regeringen van de landen van de Westelijke Balkan zich ertoe verbonden om in 2050 klimaatneutraliteit te bereiken en volledig in de pas te lopen met de Europese Green Deal. De groene agenda voor de Westelijke Balkan kan met name het potentieel van de circulaire economie ontsluiten door meer banen te scheppen en nieuwe groeimogelijkheden te creëren. Adequate financiering door de EU, nationale regeringen en de particuliere sector zal van essentieel belang zijn voor deze groene transitie.
4.3Wat Afrika betreft moet in de eerste plaats worden benadrukt dat beleid ter beperking van de klimaatverandering geen prioriteit is voor de landen van dit continent. Daarom moet de EU gaan samenwerken met Afrikaanse landen, net als zij met andere ontwikkelingslanden doet, om er door middel van een bottom-upbenadering voor te zorgen dat alle initiatieven een lokaal draagvlak hebben en stroken met de prioriteiten van de partnerlanden. Anders zouden klimaatmaatregelen kunnen stuiten op onbegrip en weerstand van lokale gemeenschappen die met fundamentele problemen kampen. In zijn advies “De EU en Afrika: totstandbrenging van een gelijkwaardig ontwikkelingspartnerschap op basis van duurzaamheid en gemeenschappelijke waarden”
wees het EESC er al op dat de uitdagingen waarmee de Afrikaanse ontwikkelingslanden worden geconfronteerd zeer complex zijn en daarom op behoedzame en multidimensionale wijze moeten worden aangegaan. Bovendien zal de energievraag van het continent in 2050 naar verwachting twee keer zo groot zijn, met onverminderd hoge armoedecijfers. Dit zou de problemen met betrekking tot duurzaamheid op ecologisch en sociaaleconomisch vlak in stand houden of zelfs verergeren. Toch zouden zich kansen kunnen aandienen, waarbij Afrikaanse landen een leidende rol gaan spelen in de fotovoltaïsche zonne-energietechnologie en de grootschalige productie van synthetische brandstoffen. Specifieke mogelijkheden voor gezamenlijke projecten, zakelijke activiteiten en beleid kunnen leiden tot een nieuwe sociaal-ecologische benadering van de markteconomie.
4.4Wat het Oostelijk Partnerschap betreft is nauwe samenwerking met landen die, zoals de EU, sterk afhankelijk zijn van fossiele brandstoffen en dus aan sterke prijsschommelingen blootstaan, bijzonder belangrijk, vooral gezien de huidige vijandelijkheden in Oekraïne. Oekraïne, Moldavië en Georgië moeten worden geholpen om onafhankelijk te worden van de levering van fossiele brandstoffen uit Rusland. Ook moet de integratie van hun elektriciteitsnetten met het Europese net mogelijk worden gemaakt. Bovengenoemde activiteiten komen aan de orde in de recente verklaring over een snelle integratie in het elektriciteitsnet van de EU, waarvoor een gezamenlijke inspanning van besluitvormingsorganen en transmissiesysteembeheerders noodzakelijk is.
Brussel, 21 september 2022.
Christa Schweng
Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité