Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document EESC-2022-01049-AC

Advies - Europees Economisch en Sociaal Comité - Kmo’s, ondernemingen van de sociale economie, ambachten en vrije beroepen / Fit for 55

EESC-2022-01049-AC

ADVIES

Europees Economisch en Sociaal Comité

Kmo’s, ondernemingen van de sociale economie, ambachten en vrije beroepen / Fit for 55

_____________

Kmo’s, ondernemingen van de sociale economie, ambachten en vrije beroepen / Fit for 55

[initiatiefadvies]

INT/979

Rapporteur: Milena ANGELOVA

Corapporteur: Rudolf KOLBE

NL

Besluit van de voltallige vergadering

20/01/2022

Rechtsgrond

Artikel 52, lid 2, van het reglement van orde

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

Interne Markt, Productie en Consumptie

Goedkeuring door de afdeling

27/06/2022

Goedkeuring door de voltallige vergadering

21/09/2022

Zitting nr.

572

Stemuitslag
(voor/tegen/onthoudingen)

143/1/0

1.Conclusies en aanbevelingen

1.1Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (mkmo’s), of het nu gaat om traditionele bedrijven, familiebedrijven, handelsbedrijven, ondernemingen in de sociale economie, ambachten of vrije beroepen, zijn een essentieel deel van de oplossing om te komen tot een concurrerende, klimaatneutrale, circulaire en inclusieve Europese economie, mits de juiste omstandigheden gecreëerd worden en prevaleren. Mkmo’s genereren een positief effect door hun eigen milieuprestaties te verbeteren en door expertise te verstrekken en oplossingen te bieden aan andere ondernemingen, burgers en de publieke sector. Het EESC erkent en benadrukt de diversiteit en de uiteenlopende behoeften van mkmo’s en dringt erop aan dat bijzondere aandacht wordt besteed aan de kleinste en meest kwetsbare onder hen.

1.2Veel mkmo’s hebben onvoldoende kennis van de zich voortdurend ontwikkelende wettelijke voorschriften die in het leven zijn geroepen om klimaatneutraliteit te bereiken, en weten niet hoe ze erop moeten reageren. Bovendien hebben ze moeite bij het vinden van de potentiële zakelijke voordelen en kansen die de groene transitie biedt. Het EESC benadrukt dan ook dat mkmo’s dringend moeten worden geholpen om de groene transitie zo goed mogelijk te begrijpen en aan te pakken.

1.3Het EESC dringt aan op brede en gerichte voorlichtings- en bewustmakingsmaatregelen, die op gecoördineerde wijze complementair door de Europese Commissie en de lidstaten, samen met bedrijfsorganisaties, kamers van koophandel, sociale partners en andere relevante belanghebbenden, moeten worden uitgevoerd.

1.4Het EESC pleit ook voor een uitgebreid programma om mkmo’s te helpen bij alle problemen waarmee ze bij hun bedrijfsvoering en activiteiten te maken krijgen als het gaat om vergroening en naleving van wetgeving. Aangezien er tussen mkmo’s aanzienlijke verschillen bestaan, zijn sterk op maat gesneden oplossingen en doelgerichte beleidslijnen en maatregelen geboden.

1.5Onmiddellijke en gerichte kortetermijnsteun voor mkmo’s is van cruciaal belang om het economische herstel van de bedrijven na de pandemie te stimuleren en ze te helpen de gevolgen van de Russische invasie in Oekraïne, zoals de hoge energieprijzen en tekortschietende levering van materialen en producten, op te vangen. Gezien de buitengewone omstandigheden is het EESC van mening dat er tot het einde van de crisis voldoende flexibiliteit in de tijdschema’s van de Europese Green Deal (EGD) moet worden ingebouwd, waarbij moet worden gewaarborgd dat de doelstellingen niet om enigerlei reden worden losgelaten.

1.6Om een efficiënter hulpbronnengebruik door mkmo’s te bevorderen, stelt het EESC voor om in verschillende regio’s “circulariteitshubs” op te richten. Dit moet de samenwerking tussen bedrijven in alle sectoren bevorderen en de ontwikkeling van nieuwe praktijken en processen, waaronder het demonstreren van nieuwe technologieën, vergemakkelijken. Organisaties van mkmo’s, kamers van koophandel, academische kringen, sociale partners en andere relevante stakeholders moeten onlosmakelijk deel uitmaken van het proces.

1.7Het EESC acht het van belang om vertegenwoordigers van mkmo’s te betrekken bij het opstellen van sectorale stappenplannen voor klimaatactie op nationaal niveau, alsmede bij het uitstippelen van transitietrajecten op EU-niveau voor verschillende bedrijfsecosystemen, om zo ook de kennis over de uitwisseling van beste praktijken, de juiste toewijzing van middelen en een efficiënte uitvoering te vergroten.

1.8Het EESC verzoekt de EU en de lidstaten om groene investeringen van mkmo’s te versnellen door te zorgen voor een gunstig en stimulerend regelgevingsklimaat, waaronder vlotte vergunningsprocedures en het vermijden van omslachtige administratieve verplichtingen, en door een snelle, gemakkelijke, eenvoudige en traceerbare toegang tot financiering te bieden, die is afgestemd op de uiteenlopende behoeften van alle verschillende groepen mkmo’s.

1.9Het EESC dringt aan op nauwe samenwerking tussen onderwijsaanbieders en mkmo’s bij het vormgeven van opleidingen om te zorgen voor de competenties en vaardigheden die nodig zijn in de groene transitie, onder meer door bij- en omscholing van zowel werknemers als werkgevers. Daarnaast vindt het EESC dat innovatieactiviteiten voor mkmo’s moeten worden ondersteund door samenwerking met andere bedrijven, hun organisaties, kamers van koophandel, universiteiten en onderzoeksorganisaties te stimuleren en te faciliteren.

1.10Het EESC dringt aan op bevordering van de handel in door mkmo’s geproduceerde groene oplossingen, ook in het kader van overheidsopdrachten, door mkmo’s een gelijk speelveld op de interne markt te bieden en door buitenlandse markten voor groene producten, technologieën en diensten toegankelijker te maken voor mkmo’s. EU-bedrijven moeten kunnen rekenen op een concurrerend ondernemingsklimaat ten opzichte van derde landen. Hierbij moeten alle diplomatieke middelen worden ingezet, ook op het gebied van klimaat-, hulpbronnen- en handelsbeleid, en moet bijzondere aandacht worden besteed aan de initiatieven van China en andere opkomende markten.

2.De groene transitie en mkmo’s

2.1Mkmo’s dragen bij tot een banenrijke en duurzame economie. Ze maken samenlevingen hechter doordat ze vaak economische met sociale functies combineren, en op die manier versterken ze de basis van de democratie, eenheid en inclusiviteit. Ze zijn van cruciaal belang voor het economische en sociale herstel en de welvaart, omdat ze in elke uithoek van de EU en met name in afgelegen en plattelandsgebieden zijn gegrondvest, waar ze vaak de enige factor zijn die economische activiteit genereren.

2.2De klimaatverandering stuurt niet alleen de transitie naar duurzame energie, maar stuurt vooral ook de hele economie en samenleving in de richting van klimaatneutraliteit, circulariteit en algehele duurzaamheid. De klimaatverandering veroorzaakt extreem weer en natuurrampen en wordt in verband gebracht met andere grote milieuproblemen zoals biodiversiteitsverlies, milieuverontreiniging en de aantasting van natuurlijke hulpbronnen.

2.3Het “Fit for 55”-pakket is specifiek bedoeld om de klimaatverandering te beperken en omvat talrijke wetgevingsteksten die op uiteenlopende wijze van invloed zijn op mkmo’s. Het is onderdeel van de implementatie van de EGD, het vlaggenschipinitiatief van de EU dat gericht is op duurzame groei in de sectoren industrie, handel, diensten en energie, vervoer, gebouwen en voedselsystemen. Mkmo’s spelen in al deze sectoren een essentiële rol.

2.4Ze zijn bij de uitvoering van de EGD een essentieel onderdeel van de oplossing, mits de juiste omstandigheden gecreëerd worden en prevaleren. Dit positieve effect wordt gegenereerd door enerzijds verbeteringen in de prestaties van de grote verscheidenheid aan mkmo’s en anderzijds door de acties van mkmo’s die expertise verstrekken en oplossingen bieden aan andere ondernemingen, burgers en de publieke sector.

2.5De groene transitie hangt nauw samen met de digitale transformatie en mkmo’s moeten beide delen van deze dubbele transitie in goede banen leiden — een tweeledige uitdaging die vanwege de aanzienlijke behoefte aan middelen een hele opgave vormt. Digitalisering is een instrument om de bedrijfsvoering efficiënter te maken en tot nieuwe marktexpansie en internationalisering bij te dragen, en biedt aanzienlijke mogelijkheden om de uitstoot van broeikasgassen, de hoeveelheid afval en het gebruik van natuurlijke hulpbronnen terug te dringen. Maar digitale diensten en apparatuur veroorzaken ook milieueffecten die tegelijkertijd moeten worden beheerst.

2.6Mkmo’s proberen werk te maken van de groene en digitale transitie en worstelen tegelijkertijd met het economisch herstel na de pandemie en met de gevolgen van de Russische invasie in Oekraïne. Hoge energieprijzen en een gebrekkige levering van materialen en producten behoren tot de recente problemen die aanzienlijke gevolgen hebben voor mkmo’s en hun activiteiten. Het concurrentievermogen van mkmo’s en het concurrentievermogen van de Europese economie in het algemeen worden verder in gevaar gebracht door de plotselinge stappen van China en andere opkomende markten, die ook profiteren van het vermijden van sancties tegen Rusland en van lagere klimaat- en milieueisen.

2.7Klimaat- en milieugerelateerde problemen spelen niet alleen een grote rol bij milieuduurzaamheid, maar vormen ook in hoge mate een essentieel onderdeel van het concurrentievermogen, de winstgevendheid en de algemene economische prestaties van ondernemingen. Mkmo’s vertrouwen op hun eigen waarden en algemene overtuigingen en voldoen daarnaast via verschillende mechanismen aan eisen en verwachtingen op het gebied van klimaat en milieu. Hierbij valt te denken aan:

-directe vereisten die voortvloeien uit het regelgevingskader voor mkmo’s, bijv. op het gebied van emissies, energie, materialen en producten, en administratieve verplichtingen;

-indirecte effecten van bepaalde vereisten, die van invloed zijn op de beschikbaarheid en de prijzen van productiefactoren zoals energie en materialen, of via andere kosten van het runnen van een bedrijf, waaronder belastingen;

-vereisten via de waardeketens in de vorm van verwachtingen van klanten, investeerders en financiers, zoals die met betrekking tot duurzame financiering en rapportage, of via de verwachtingen van andere belanghebbenden.

2.8Veel mkmo’s zijn zich niet ten volle bewust van de gevolgen van specifieke klimaat- en milieubeleidsmaatregelen en -eisen voor hun bedrijven en hun toeleverings- en waardeketens, noch van de wijze waarop ze producten en diensten in een vroeg stadium kunnen aanpassen of omschakelen om latere verliezen of zelfs uitsluiting van de markt te voorkomen. Bovendien worden ze geconfronteerd met beperkte personele en financiële middelen voor hun dagelijkse werkzaamheden en voor de ontwikkeling van hun bedrijf en bestaat het risico dat hun beperkte omvang een te grote meervoudige expertise veronderstelt of vereist. Een aanmerkelijk deel van de bedrijven ondervindt moeilijkheden als gevolg van de complexiteit van de zich voortdurend ontwikkelende wetgeving, administratieve lasten, financiële voorschriften en hoge kosten, een gebrek aan specifieke milieudeskundigheid en kennis om de juiste acties te kiezen 1 , in combinatie met moeilijkheden om toegang te krijgen tot onder meer nieuwe waardeketens, financiering, personeel en nieuwe bedrijfsmodellen.

2.9Het gebrek aan bekendheid met de eisen en de manieren om daarop in te spelen zijn een belangrijke uitdaging, maar dat geldt ook voor de moeilijkheden bij het vaststellen van potentiële zakelijke voordelen en kansen, zoals lagere energie- en materiaalkosten, betere toegang tot financiering, een grotere vraag en nieuwe markten, en een beter imago onder belanghebbenden.

2.10Mkmo’s die commercieel iets te bieden hebben op het vlak van circulaire economie, klimaat, biodiversiteit, hernieuwbare energie en andere EGD-thema’s worden van binnenuit geprikkeld om nieuwe businesskansen op die gebieden te verkennen en na te streven en erin te investeren. Ze hebben veel mogelijkheden, bijv. bij de renovatie van gebouwen, de planning en aanleg van infrastructuur, de industriële productie en het onderhoud van apparatuur, het verlenen van juridische en boekhoudkundige diensten en het ontwikkelen van digitale oplossingen. Het transitieproces is in hoge mate afhankelijk van hun slimme oplossingen, gegenereerd door de deskundigen die ze in dienst hebben. Hiermee wordt het belang van hoogwaardig en relevant onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding en voortdurende bijscholing benadrukt.

2.11De meest kwetsbare mkmo’s, die ook de grootste behoefte aan informatie hebben, zijn dan weer zij die menen dat de EGD slechts een extra stuk wetgeving is dat de stapel administratieve lasten alleen maar doet groeien, hun huidige bedrijfsmodellen onder druk zet en hun winstgevendheid beperkt in een business-as-usual-scenario. Hieruit blijkt dat alle categorieën mkmo’s, of ze nu kwetsbare achterblijvers, volgers of leiders zijn, steun nodig hebben die anders is en specifiek op hen is gericht 2 .

2.12Daarnaast zijn er qua capaciteit en mate van paraatheid veel verschillen tussen mkmo’s waar het gaat om de aard en de omvang van klimaat- en milieuvraagstukken, de eisen en verwachtingen die aan deze bedrijven worden gesteld en de mogelijkheden die zich voor hen voordoen. De verschillen vloeien voort uit diverse factoren: de mate waarin het bedrijf gebruikmaakt van natuurlijke hulpbronnen, de grootte van het bedrijf, de positie van het bedrijf in toeleveringsketens en bedrijfsecosystemen, de locatie van het bedrijf, de soorten klanten, de bronnen van productiefactoren en de geografische markten van het bedrijf.

2.13Dit vergt sterk aangepaste oplossingen en doelgerichte beleidslijnen en maatregelen die rekening houden met de verschillen tussen bijvoorbeeld middelgrote ondernemingen in de be- en verwerkende industrie, ondernemingen die actief zijn in de horeca en de detailhandel, familiebedrijven en traditionele bedrijven, innovatieve startende ondernemingen, ondernemingen in de sociale economie en ambachten en vrije beroepen.

2.14Er bestaan vele verschillen tussen mkmo’s, maar een succesvolle aanpak van de groene transitie begint in elke onderneming met een duidelijk bewustzijn en kennis van actuele kwesties en trends, waardoor het mogelijk wordt de sterke en zwakke punten en de kansen en risico’s van de onderneming te zien en te bepalen hoe ze zich in de groene transitie wil positioneren.

2.15De meest concrete inspanningen op bedrijfsniveau houden verband met de planning, organisatie en controle van het gehele bedrijf, met inbegrip van de productie van en handel in goederen en diensten, vervoer en logistiek, alsmede met de aankoop van energie, grondstoffen en andere productiefactoren. Klimaat- en milieuaspecten zijn ook een integrerend onderdeel van innovatieactiviteiten, van de ontwikkeling van vaardigheden en de betrokkenheid van al het personeel en van de communicatie en samenwerking met belanghebbenden.

3.Beleidslijnen en maatregelen ter ondersteuning van mkmo’s in het kader van “Fit for 55”

3.1Om uiteindelijk te kunnen voldoen aan “Fit for 55” en de groene transitie met succes te kunnen volbrengen, moeten mkmo’s grondig worden geïnformeerd en gefaciliteerd om de implicaties van de nieuwe en complexe wetgevingsvoorstellen beter te begrijpen 3 . Dit vereist brede en gerichte voorlichtings- en bewustmakingsmaatregelen, die op gecoördineerde wijze complementair worden uitgevoerd door de Europese Commissie en de lidstaten, die in dit verband een cruciale verantwoordelijkheid dragen. Ook bedrijfsorganisaties en kamers van koophandel spelen een centrale rol bij het informeren en ondersteunen van hun leden, aangevuld met aanbieders van onderwijs en opleidingen, regionale ontwikkelingsbureaus, clusterorganisaties, sociale partners en relevante maatschappelijke organisaties.

3.1.1Na de Russische invasie in Oekraïne wordt nu open overleg gepleegd over de tijdschema’s voor het EGD-beleid, vanwege de nieuwe buitengewone omstandigheden en de afhankelijkheid van de EU van energie en voedingsmiddelen uit Rusland en Oekraïne. Het EESC erkent dat er sprake is van buitengewone omstandigheden en afhankelijkheden en is van mening dat de groene doelstellingen niet zomaar mogen worden opgegeven, maar dat er in de tijd tot het einde van de crisis wel een logische flexibiliteit moet worden betracht.

3.1.2Het EESC verzoekt de Europese Commissie om niet alleen een passende effectbeoordeling van alle wetgevingsinitiatieven te maken, maar ook een uitgebreide, duidelijke en ondubbelzinnige handleiding te verschaffen over alle bestaande en toekomstige klimaatgerelateerde vereisten en de gevolgen daarvan voor mkmo’s, waarin het volgende aan bod zou moeten komen:

-de directe vereisten of beperkingen voor mkmo’s in het kader van de verschillende wetgevingsteksten, uitgesplitst naar de verschillende soorten en categorieën ondernemingen (sector, omvang enz.);

-de indirecte effecten op mkmo’s die te verwachten zijn via marktmechanismen, als gevolg van de eisen die op grote ondernemingen zijn gericht.

3.1.3Het EESC zou graag zien dat ook voor andere belangrijke milieuvraagstukken wetgevingsrichtsnoeren worden opgesteld. Meer in het algemeen zouden dergelijke handleidingen een vaste waarde moeten worden en met alle toekomstige initiatieven op het gebied van de EGD gepaard moeten gaan. Mkmo’s hebben een stabiel wetgevingskader nodig waarmee ze duidelijke perspectieven krijgen en hun investeringen kunnen plannen. Daarom moeten plotselinge veranderingen, zoals de onlangs in het REPowerEU-plan voorgestelde wijziging van de streefcijfers voor hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie, worden vermeden, want zij maken het ondernemingsklimaat nog complexer en onzekerder.

3.2Gezien de grote reikwijdte en diepgang van de EGD wordt een totale industriële transformatie beoogd. Volgens het “denk eerst klein”-principe en om te voorkomen dat mkmo’s simpelweg de handdoek in de ring gooien, is er behoefte aan een breed en uitgebreid programma voor steun en capaciteitsontwikkeling. Bedoeling is mkmo’s te helpen bij alle problemen waarmee ze bij hun bedrijfsvoering en activiteiten te maken krijgen als het gaat om vergroening en naleving van wetgeving.

3.2.1Het EESC ziet een hoge mate van belangstelling, zoals aangegeven door de Europese Commissie en het EP, om op de al bestaande initiatieven ter bevordering van de kmo-strategie voort te bouwen en verdere mogelijkheden te onderzoeken om de strategie met succes te implementeren. Het EESC dringt erop aan dat deze belangstelling op alle mogelijke gebieden daadwerkelijk in beleid wordt omgezet en wijst op de onmisbare rol van de lidstaten, die in samenwerking met mkmo-organisaties, kamers van koophandel, sociale partners en andere relevante stakeholders moeten optreden.

3.2.2Jonge ondernemers zijn cruciaal om ervoor te zorgen dat mkmo’s ook in de toekomst groei en werkgelegenheid kunnen creëren. Hun aandacht voor consumenten en hun aantrekkingskracht voor jonge werknemers, in combinatie met een groeiende bezorgdheid over de groene transitie, moet derhalve specifieker worden geïdentificeerd en aangepakt, bijvoorbeeld in de herstelplannen. Om het volledige potentieel van de hele samenleving te benutten en de diversiteit in het bedrijfsleven te vergroten, moeten bovendien alle belemmeringen voor vrouwelijk ondernemerschap worden weggenomen. Ook de ondernemingszin van alle kwetsbare groepen, zoals personen met een handicap, migranten en minderheden, moet worden gestimuleerd en bevorderd.

3.2.3Om de synergiewerking van digitalisering en vergroening in mkmo’s te versterken, moeten beide ontwikkelingen tegelijkertijd in aanmerking worden genomen bij het uitstippelen van beleid en maatregelen. De groene noch de digitale transitie zijn louter technische of financiële aangelegenheden zijn. Daarom moeten belangrijke personele en bedrijfsmatige kwesties worden aangepakt om ervoor te zorgen dat het leeuwendeel van mkmo’s inzet op een duurzame en toekomstbestendige dubbele transitie 4 .

3.2.4Het EESC verzoekt de Commissie en de lidstaten ook om de gevolgen van de uitvoering van de groene en digitale transitie voor de toeleverings- en waardeketens en de respectieve regionale economische en maatschappelijke ontwikkelingen in het oog te houden, zodat eventuele negatieve effecten voor mkmo’s en de werkgelegenheid in een vroeg stadium kunnen worden gepareerd.

3.3Om de ontwikkeling van de dagelijkse bedrijfsvoering in mkmo’s, zoals de productie van goederen en diensten, de productie en het gebruik van energie en de organisatie van de logistiek, te ondersteunen, moet er een adequaat aanbod van praktische adviesdiensten en samenwerkingsplatforms beschikbaar zijn.

3.3.1Het EESC verzoekt de EU en de lidstaten om de oprichting van technologische en managementondersteunende diensten voor mkmo’s te versterken en aan te moedigen, door het volledige potentieel van de verschillende instrumenten te benutten, met name bij de uitvoering van de nationale herstel- en veerkrachtplannen en partnerschapsovereenkomsten, met als doel ondernemingen te helpen hun efficiëntie op het gebied van energie en materialen te verbeteren en het genereren van emissies en afval te verminderen, teneinde zowel de kosten als de milieueffecten tot een minimum te beperken. Het EESC pleit er ook voor om milieuaspecten te integreren in de adviesdiensten op digitaal gebied.

3.3.2Om een efficiënter hulpbronnengebruik door mkmo’s te bevorderen, stelt het EESC voor om in verschillende regio’s “circulariteitshubs” op te richten. Dit moet de samenwerking tussen bedrijven in alle sectoren bevorderen en de ontwikkeling van nieuwe processen voor recycling en hergebruik van afval en bijproducten, waaronder het demonstreren van nieuwe technologieën, vergemakkelijken.

3.3.3Het EESC zou graag zien dat mkmo’s en hun vertegenwoordigers worden betrokken bij het opstellen van sectorale stappenplannen voor klimaatactie op nationaal niveau, alsmede bij het uitstippelen van transitietrajecten op EU-niveau voor verschillende bedrijfsecosystemen, om zo ook de kennis over de uitwisseling van beste praktijken, de juiste toewijzing van middelen en een efficiënte uitvoering te vergroten.

3.4Om investeringen in de vergroening van mkmo’s, de economie en de samenleving als geheel te bevorderen en te ondersteunen, moet worden gezorgd voor een gunstig investeringsklimaat en gunstige voorwaarden voor mkmo’s om behoorlijke toegang tot financiering te krijgen.

3.4.1Het EESC verzoekt de EU en de lidstaten om investeringen van mkmo’s te versnellen door:

-een gunstig en stimulerend regelgevingsklimaat tot stand te brengen, waarbij korte en vereenvoudigde vergunningsprocedures worden gewaarborgd en omslachtige administratieve verplichtingen worden voorkomen;

-snelle, gemakkelijke, eenvoudige en traceerbare toegang tot financiering te bieden die is afgestemd op de uiteenlopende behoeften van mkmo’s naargelang hun type, activiteit, locatie, sector enz., ook via gerichte subsidie-instrumenten.

3.4.2Het EESC verzoekt de Europese Commissie om terdege rekening te houden met de indirecte gevolgen die de criteria voor duurzame financiering kunnen hebben voor mkmo’s. Hetzelfde geldt voor de solvabiliteitsvereisten voor banken en andere maatregelen op het gebied van economisch en financieel beleid die een indirect effect hebben op het vermogen van mkmo’s om te investeren en te opereren, dat bijdraagt tot het scheppen en het behoud van arbeidsplaatsen.

3.4.3Het EESC dringt erop aan dat bij de toewijzing van overheidsmiddelen voor groene investeringen de voorschriften inzake gezonde concurrentie in acht worden genomen. Het EESC wijst er ook op dat kapitaalstromen in de gaten moeten worden gehouden aan de hand van passende indicatoren. Het is belangrijk mkmo’s gelijkwaardige toegang te verlenen tot overheidsopdrachten en -investeringen, bijv. in algemene infrastructuur, en investeringen in de vergroening van mkmo’s zelf aan te moedigen, bijv. door overheidsfinanciering te gebruiken om particuliere investeringen aan te trekken.

3.4.4Naar aanleiding van recente ontwikkelingen op de energiemarkten heeft de Europese Commissie erkend dat mkmo’s kwetsbaar zijn als gevolg van het toenemende risico op energiearmoede 5 . Het EESC is ingenomen met de definitie van “kwetsbare micro-ondernemingen” en dringt aan op een extra inspanning om deze ondernemingen de nodige steun te verlenen teneinde deze last te verlichten.

3.5Het EESC verzoekt de EU en de lidstaten de handel in groene oplossingen door mkmo’s te stimuleren door het ontwikkelen en waarborgen van passende marktvoorwaarden die:

-mkmo’s een gelijk speelveld op de interne markt bieden wat betreft de handel in producten, technologieën en diensten die bijdragen tot de groene transitie;

-ervoor zorgen dat mkmo’s adequate toegang krijgen om de publieke sector groene oplossingen aan te bieden in het kader van aanbestedingen in bijvoorbeeld de bouw, technologieën en diensten. Voor dergelijke diensten moeten op kwaliteit gebaseerde procedures verplicht worden gesteld, terwijl de capaciteitsvereisten die de deelname van mkmo’s aan openbare aanbestedingsprocedures belemmeren, moeten worden verminderd;

-gelijkwaardige toegang van mkmo’s tot buitenlandse markten voor groene producten, technologieën en diensten faciliteren door middel van multilaterale en bilaterale handelsovereenkomsten. Het EESC moedigt de lidstaten ook aan om bij hun exportbevorderingsactiviteiten terdege rekening te houden met de behoeften van mkmo’s;

-voor EU-bedrijven een concurrerend ondernemingsklimaat scheppen ten aanzien van derde landen, door alle diplomatieke middelen in te zetten, ook op het gebied van klimaat, hulpbronnen en handelsbeleid. Specifieke aandacht moet uitgaan naar China en andere opkomende markten, door slagvaardig en gecoördineerd te reageren op hun plotselinge stappen;

-ervoor zorgen dat normen ter bevordering van de groene transitie op een mkmo-vriendelijke manier worden opgesteld en ruimte laten voor innovatie door gelijkwaardige alternatieve oplossingen af te dwingen.

3.6Om de rol van mkmo’s bij de ontwikkeling van nieuwe groene oplossingen voor bedrijven, consumenten en de samenleving in haar geheel te versterken, roept het EESC op tot de volgende maatregelen:

-De verschillende innovatieprogramma’s en -initiatieven moeten voor mkmo’s begrijpelijker en toegankelijker worden en er moeten richtsnoeren worden verstrekt over de diverse financieringsinstrumenten die op het gebied van groene innovatie beschikbaar zijn, waaronder de instrumenten van het Europees Investeringsfonds.

-De financiering zou de toegang van mkmo’s tot innovatie-ecosystemen en partnerschappen met toonaangevende grote bedrijven moeten bevorderen. Bovendien zouden de lidstaten de samenwerking tussen mkmo’s en universiteiten en onderzoeksorganisaties bij de ontwikkeling van nieuwe producten, technologieën en oplossingen moeten faciliteren.

-Er moet vaart worden gezet achter de ontwikkeling van gemeenschappelijke dataruimten en de gemakkelijke toegang daartoe voor mkmo’s, teneinde bij te dragen tot de ontwikkeling van nieuwe groene en digitale oplossingen, onder meer op basis van AI.

3.7Om te zorgen voor de juiste vaardigheden die nodig zijn om bedrijven te ontwikkelen en te runnen in overeenstemming met de groene transitie 6 , zou het EESC graag zien dat:

-de curricula van beroepsopleidingen en universitaire studies en van methoden voor bij- en nascholing ten volle rekening houden met de competenties en vaardigheden die nodig zijn in de groene transitie, met de nadruk op het bredere proces van vergroening van de werkgelegenheid en de onderlinge afhankelijkheid tussen sectoren;

-nauwe samenwerking wordt aangemoedigd tussen onderwijsaanbieders en mkmo’s bij de vormgeving van het opleidingsaanbod, met inbegrip van modules en microcursussen voor bij- en nascholing, om aan de behoeften van ondernemingen te voldoen;

-gebruik wordt gemaakt van de sociale dialoog om behoeften vast te stellen en vaardigheden op de werkplek te ontwikkelen. Gezien de omvang en diversiteit van mkmo’s en de specifieke kenmerken van de verschillende nationale stelsels, kent de sociale dialoog en de samenwerking tussen werkgevers en werknemers in mkmo’s verschillende vormen.

3.8Het EESC dringt aan op de ontwikkeling van adequate indicatoren en praktische instrumenten die bijdragen tot de systematische monitoring van de activiteiten en effecten van ondernemingen in verband met de groene transitie. Dit zou ook de communicatie met alle verschillende belanghebbenden ten goede moeten komen. Ondertussen verzoekt het EESC de EU-beleidsmakers om mkmo’s geen omslachtige rapportageverplichtingen op te leggen en om ook de indirecte gevolgen voor mkmo’s van de op grote ondernemingen gerichte rapportageverplichtingen te evalueren.

4.Specifieke opmerkingen over vrije beroepen, ambachten en ondernemingen in de sociale economie

4.1Om te zorgen voor een eerlijke ecologische transitie waarbij niemand aan zijn lot wordt overgelaten, is het van cruciaal belang dat bij de formulering van EU-beleid rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen ervan voor ambachtelijke bedrijven. Deze marktdeelnemers zijn belangrijke actoren voor de lokale economieën, omdat ze onmisbare goederen en diensten leveren die zijn afgestemd op de behoeften van de consument, zelfs in geografische gebieden die minder verbonden zijn met stedelijke centra. Overleg met hun vertegenwoordigers, zoals bedrijfsorganisaties en kamers van koophandel, maakt het mogelijk om tot verstandige beleidsbeslissingen te komen waarbij de mogelijke praktische gevolgen worden meegenomen.

4.2Om optimale innovatieve oplossingen te vinden voor de klimaatverandering en andere milieuproblemen, is er onafhankelijke professionele deskundigheid nodig. Vrije beroepen voorzien in deze behoefte op verschillende gebieden van de economie en de samenleving door technische, juridische, financiële en niet-financiële deskundigheid en adviezen te leveren. Het EESC dringt aan op EU-brede maatregelen die de lidstaten ertoe aansporen beroepsregelgeving te bevorderen, zodat de groene en de digitale transitie op passende wijze kunnen worden doorgevoerd, bijv. bij complexe technische benaderingen, om zo de meest marktgestuurde en innovatieve oplossingen te promoten.

4.3Er kan voor meer duurzaamheid in de lokale en regionale ruimtelijke ordening worden gezorgd door adviesdiensten voor gemeenten te verbeteren. Het is ook van belang het concept van strategische milieubeoordeling verder te ontwikkelen in de richting van duurzaamheidsbeoordelingen (ecologisch, economisch en sociaal). Bij openbare aanbestedingen in de hele EU moeten klimaat- en andere kwaliteitsgerichte criteria worden toegepast. Op die manier moet innovatie in mkmo’s worden bevorderd en moet de toegang van mkmo’s tot projecten worden vergemakkelijkt, met name op het gebied van planningsdiensten.

4.4Bij de transitie naar de circulaire economie zijn nieuwe technieken, producten en processen nodig. In de bouw bijvoorbeeld vereist deze transitie recycling van renovatie- en bouwafval, hergebruik van elementen en de invoering van nieuwe bouwmaterialen, met inbegrip van de erkenning van secundaire bouwmaterialen met kwaliteitsgarantie, en nauwe samenwerking tussen producenten, ambachten, vakmensen en de recyclingindustrie. Ook regionale waardeketens en gebouwenclusters moeten worden versterkt door de ambachten erbij te betrekken.

4.5De milieu-uitdagingen voor ondernemingen in de sociale economie zijn in wezen dezelfde als die voor andere ondernemingen, dat wil zeggen, qua problematiek. Er moet echter terdege rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden van deze ondernemingen, overeenkomstig de talrijke EESC-adviezen, door middel van gerichte maatregelen die voortbouwen op het recente actieplan van de EU voor de sociale economie.

Brussel, 21 september 2022.

Christa SCHWENG

Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

_____________

(1)    Gegevens afkomstig van Flash Eurobarometer 498. Rapport “SMEs, resource efficiency and green markets”, blz. 46, maart 2022.
(2)    Smit, S.J., SME focus – Long-term strategy for the European industrial future, beleidsondersteunende afdeling Economische Zaken, Wetenschapsbeleid en Levenskwaliteit van het EP, PE 648.776 – april 2020.
(3)    Het “Fit for 55”-pakket omvat een breed scala aan wetgevingsinitiatieven, waarover de instellingen nog moeten onderhandelen voordat er een definitief besluit over wordt genomen. Zolang dit proces niet is voltooid, kunnen mkmo’s slechts op gedeeltelijke informatie afgaan en worden ze geconfronteerd met onzekerheid over de toekomst.
(4)    SME focus, beleidsondersteunende afdeling van het EP, april 2020.
(5)    COM(2021) 568 final van 14.7.2021. https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52021PC0568
(6)     Ook in overeenstemming met PB C 56 van 16.2.2021, blz. 1 .
Top