Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024D3080

Besluit (EU) 2024/3080 van de Commissie van 4 december 2024 tot vaststelling van het reglement van orde van de Commissie en tot wijziging van Besluit C(2000) 3614

C/2024/10000

PB L, 2024/3080, 5.12.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/3080/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 05/12/2024

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/3080/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/3080

5.12.2024

BESLUIT (EU) 2024/3080 VAN DE COMMISSIE

van 4 december 2024

tot vaststelling van het reglement van orde van de Commissie en tot wijziging van Besluit C(2000) 3614

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 17,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 249,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Besluit van 29 november 2000 tot vaststelling van het reglement van orde van de Commissie (1) is herhaaldelijk gewijzigd. In 2010 vond een belangrijke herziening plaats (2), waarbij de Commissie een besluit vaststelde waaraan alle artikelen van het reglement van orde waren gehecht. De laatste beperkte wijziging dateert van 2020 (3). Ten behoeve van de duidelijkheid moeten de bepalingen van de artikelen van het besluit van 2000 en de achtereenvolgende wijzigingen ervan en bepaalde bijlagen worden vervangen.

(2)

Om de toegankelijkheid en leesbaarheid te verbeteren, moeten de artikelen van het reglement van orde C(2000) 3614 en de bepalingen ter uitvoering daarvan (4) worden samengevoegd in één enkel document.

(3)

Verscheidene artikelen van het reglement van orde C(2000) 3614 moeten grondig worden herzien om rekening te houden met de ontwikkeling van de werkwijze van de Commissie.

(4)

Het collegialiteitsbeginsel beheerst de werking van de Commissie. Het vloeit voort uit artikel 17 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en berust op de gedachte dat de leden van de Commissie als gelijken aan de besluitvorming deelnemen. Het betekent met name dat besluiten collectief moeten worden besproken en dat alle leden van het college gezamenlijk politiek verantwoordelijk moeten zijn voor alle genomen besluiten.

(5)

De werking van de Commissie en haar diensten is ook gebaseerd op het beginsel van goed bestuur, dat met name een duidelijke omschrijving van de taken en verantwoordelijkheden inhoudt, alsook de traceerbaarheid van door de Commissie genomen besluiten.

(6)

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet het reglement van orde, in een bijlage, bepalingen bevatten betreffende de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5).

(7)

Ten behoeve van de leesbaarheid en de flexibiliteit bevat dit reglement van orde niet langer de volgende bijlagen: i) de bestuurlijke gedragscode voor het personeel van de Europese Commissie bij de contacten met het publiek, ii) de bepalingen van de Commissie tot instelling van het algemeen systeem voor snelle waarschuwing ARGUS, en iii) de uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen.

(8)

In afwachting van de vervanging van deze bijlagen door overeenkomstige aparte besluiten, moeten zij tijdelijk van kracht blijven om een rechtsvacuüm te voorkomen, Daarom moet Besluit C(2000) 3614 worden gewijzigd door schrapping van alle andere bepalingen dan de van kracht blijvende bijlagen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Dit besluit bevat de regels betreffende de werking van de Europese Commissie.

Hoofdstuk II

Commissie

Artikel 2

Collegialiteit

1.   De Commissie handelt als college, overeenkomstig dit reglement van orde. Het college bestaat uit de voorzitter en de andere leden van de Commissie.

2.   De leden van de Commissie onthouden zich van elk gedraging die het collegialiteitsbeginsel op enigerlei wijze in gevaar kan brengen.

3.   Alle leden van de Commissie nemen op voet van gelijkheid deel aan het besluitvormingsproces en zijn collegiaal verantwoordelijk voor de genomen besluiten.

4.   Elk lid van de Commissie eerbiedigt, bevordert en ondersteunt de standpunten van de Commissie, met name in de verschillende stadia van de wetgevingsprocedure.

5.   Elk standpunt dat afwijkt van het oorspronkelijk door de Commissie ingenomen standpunt, moet collegiaal worden goedgekeurd voordat het door vertegenwoordigers van de Commissie wordt voorgelegd aan de andere instellingen of organen van de Europese Unie, aan lidstaten, derde landen, internationale of regionale organisaties of andere derden.

Artikel 3

Voorzitter

1.   De voorzitter stelt de politieke beleidslijnen vast met inachtneming waarvan de Commissie haar taak vervult. De voorzitter stuurt de werkzaamheden van de Commissie aan en vertegenwoordigt haar.

2.   De voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden (6).

3.   Onverminderd artikel 18, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie worden de taken door de voorzitter gestructureerd en over de leden van de Commissie verdeeld. De voorzitter kan die taakverdeling tijdens de ambtstermijn van de Commissie wijzigen (7).

Aan het begin van de ambtstermijn stuurt de voorzitter de leden van de Commissie een opdrachtbrief waarin hun taken worden uiteengezet, alsook de voorwaarden waaronder zij die taken moeten uitvoeren op de hen toegewezen werkterreinen.

4.   De voorzitter benoemt andere vicevoorzitters dan de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, uit de leden van de Commissie (8).

5.   De voorzitter neemt een besluit over de rangorde van alle leden van de Commissie. Voor de andere leden van de Commissie dan de vicevoorzitters wordt deze rangorde gebaseerd op hun aantal dienstjaren bij de Commissie of, bij gelijk aantal dienstjaren, op hun leeftijd.

6.   De voorzitter kan te allen tijde besluiten werkgroepen te vormen uit de leden van de Commissie. In zijn of haar besluit bepaalt de voorzitter de bevoegdheden, de samenstelling, de duur en de werkwijzen van de werkgroep en benoemt hij of zij de leden die de werkzaamheden van de werkgroep zullen leiden.

7.   Wanneer een lid van de Commissie zijn of haar taken niet kan uitvoeren, benoemt de voorzitter een vervanger uit de andere leden van de Commissie en stelt hij of zij de uitvoeringsbepalingen van dat besluit vast.

8.   Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem of haar daarom verzoekt (9).

9.   De voorzitter ziet toe op de correcte toepassing van de gedragscode voor de leden van de Commissie (10).

Artikel 4

Leden van de Commissie

1.   De leden van de Commissie vervullen hun taken in volledige onafhankelijkheid, onder het gezag van de voorzitter. Zij vragen noch aanvaarden instructies van enige regering, instelling, orgaan of instantie (11). Zij wijden zich volledig aan het vervullen van hun taken in het algemeen belang van de Unie.

2.   Onverminderd het collegialiteitsbeginsel draagt elk lid van de Commissie de verantwoordelijkheid voor de maatregelen op het hem of haar toegewezen werkterrein.

3.   De leden van de Commissie handelen overeenkomstig de hoogste professionele en ethische normen en met name de gedragscode voor de leden van de Commissie.

4.   De leden van de Commissie beschikken over een kabinet dat hen bij de vervulling van hun taken bijstaat. De voorzitter stelt bij besluit de regels betreffende de samenstelling en de werking van de kabinetten vast.

Artikel 5

Prioriteiten, werkprogramma en begroting

1.   De Commissie stelt haar prioriteiten vast overeenkomstig de door de voorzitter vastgestelde politieke beleidslijnen. Zij brengt deze prioriteiten tot uiting in haar werkprogramma en in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, die zij elk jaar vaststelt.

2.   Elk jaar maakt de voorzitter de balans op van het lopende jaar en stelt hij of zij de prioriteiten van de Commissie voor de toekomst vast in de toespraak over de Staat van de Unie voor het Europees Parlement (12).

3.   Om de uitvoering van deze prioriteiten te verduidelijken en te organiseren, voegt de Commissie bij haar werkprogramma een lijst van de belangrijkste initiatieven die zij voornemens is in de loop van het betrokken jaar vast te stellen. De Commissie kan haar werkprogramma in de loop van het jaar actualiseren.

4.   Op initiatief van de voorzitter houdt de Commissie oriënterende debatten om haar beleidslijnen te verduidelijken en om politiek gevoelige en/of belangrijke onderwerpen of algemene politieke ontwikkelingen te bespreken.

5.   De voorzitter stelt de regeling vast voor het valideren van de programmering van de initiatieven van de Commissie.

Hoofdstuk III

Besluitvormingsprocedures

Artikel 6

Soorten besluitvormingsprocedures

1.   De Commissie neemt initiatieven in een van de in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie genoemde rechtsvormen of elk ander initiatief dat onder haar bevoegdheid valt (“handelingen”):

a)

volgens de mondelinge procedure, tijdens de vergaderingen van de Commissie, overeenkomstig afdeling 1 van dit hoofdstuk;

b)

volgens de schriftelijke procedure, overeenkomstig afdeling 2 van dit hoofdstuk;

c)

volgens de machtigingsprocedure, overeenkomstig afdeling 3 van dit hoofdstuk;

d)

volgens de delegatieprocedure, overeenkomstig afdeling 4 van dit hoofdstuk.

2.   Elke ontwerphandeling die door de Commissie wordt vastgesteld in het kader van een van de in lid 1 bedoelde procedures, wordt vooraf opgenomen in het daartoe opgezette IT-systeem, tenzij de secretaris-generaal uitdrukkelijk anders besluit.

Afdeling 1

Vergaderingen van de Commissie en mondelinge procedure

Artikel 7

Vergaderingen van de Commissie

1.   De Commissie wordt in vergadering bijeengeroepen door de voorzitter.

2.   De Commissie vergadert in de regel eenmaal per week (“gewone” vergaderingen). Zij vergadert ook wanneer de voorzitter dat noodzakelijk acht (“buitengewone” vergaderingen).

3.   In uitzonderlijke omstandigheden kan de voorzitter, indien alle of een aantal leden van de Commissie niet persoonlijk aanwezig kunnen zijn bij een vergadering van de Commissie, hen uitnodigen om deel te nemen via telecommunicatiesystemen met behulp waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en daadwerkelijk aan de vergadering kunnen deelnemen.

4.   Handelingen kunnen tijdens gewone of buitengewone vergaderingen volgens de mondelinge procedure worden vastgesteld. De regels voor de organisatie en het verloop van de vergaderingen, alsmede de procedureregels, zijn vastgelegd in de artikelen 8 tot en met 16.

5.   Op initiatief van de voorzitter kan de Commissie ook oriënterende debatten, seminars, informele vergaderingen of werkvergaderingen over specifieke onderwerpen houden.

Artikel 8

Vaststelling van de agenda

1.   De voorzitter stelt de agenda van elke gewone en buitengewone vergadering van de Commissie vast.

2.   Om de planning van de werkzaamheden van de Commissie te vergemakkelijken en rekening te houden met de communicatiestrategie van de Commissie, stelt de secretaris-generaal, onder het gezag van de voorzitter, de lijst op van punten die op de agenda van de vergaderingen van de Commissie zullen worden geplaatst.

3.   Naast de terugkerende punten die automatisch op de agenda van elke vergadering van de Commissie worden geplaatst, zoals de goedkeuring van notulen, interinstitutionele betrekkingen, de coördinatie van het externe optreden of administratieve en begrotingsaangelegenheden, worden ook de politiek gevoelige en/of belangrijke aangelegenheden en ontwerphandelingen, met name die welke verband houden met de prioriteiten van de Commissie, in het algemeen op de agenda geplaatst.

4.   Om te waarborgen dat het collegialiteitsbeginsel daadwerkelijk geldt, worden alle punten die op de agenda van een vergadering van de Commissie staan, naar een latere vergadering overgeheveld indien:

a)

de desbetreffende documenten niet binnen de in artikel 11, lid 3, genoemde termijnen ter beschikking van de leden van de Commissie worden gesteld, tenzij de voorzitter anders besluit;

b)

een of meer van de volgens artikel 41, lid 1, punt b), vereiste taalversies ontbreken, tenzij de voorzitter besluit de Commissie om “principiële” goedkeuring te verzoeken, vergezeld van een ad-hocmachtiging voor de vaststelling van de ontwerphandeling zodra de taalversie of -versies beschikbaar is of zijn.

5.   De Commissie kan op voorstel van de voorzitter een aangelegenheid bespreken die niet op de agenda staat.

Artikel 9

Voorwaarden voor het op de agenda plaatsen van punten

1.   Onverminderd lid 4 moet de volgende informatie beschikbaar zijn wanneer een verzoek wordt gedaan om een in artikel 8, lid 3, bedoelde ontwerphandeling op de agenda te plaatsen:

a)

de titel van de ontwerphandeling en een korte beschrijving van het doel ervan;

b)

de motivering voor de indiening en voor het tijdschema ervan;

c)

het verband met de door de voorzitter vastgestelde politieke beleidslijnen en de door de Commissie vastgestelde prioriteiten, alsook met het werkprogramma en de communicatiestrategie van de Commissie;

d)

de stand van de voorbereiding van het dossier, onder meer wat betreft de vereisten voor betere regelgeving en het overleg tussen de diensten;

e)

de uitdrukkelijke instemming van het lid van de Commissie dat verantwoordelijk is voor de begroting, indien het voorstel aanzienlijke gevolgen heeft voor de begroting.

2.   De voorwaarden van lid 1 zijn ook van toepassing op verzoeken om plaatsing op de agenda van ontwerphandelingen van algemene strekking die in het kader van diverse administratieve en begrotingsaangelegenheden worden ingediend.

3.   De artikelen 29, 36 en 41 zijn van toepassing op verzoeken om plaatsing op de agenda van ontwerphandelingen die in het kader van de machtigings- en delegatieprocedures worden ingediend.

4.   Tenzij de voorzitter anders besluit, zijn de leden 1, 2 en 3 niet van toepassing op:

a)

discussienota’s waar de voorzitter om verzocht heeft om oriënterende debatten te structureren;

b)

informatieve nota’s van leden van de Commissie waarmee de Commissie beknopt wordt ingelicht over aangelegenheden die onder hun verantwoordelijkheid vallen, zonder dat haar wordt gevraagd een standpunt in te nemen, waardoor alleen de auteurs ervan zich verbinden en waarvan de plaatsing op de agenda specifiek door de voorzitter is toegestaan.

5.   Een verzoek om een punt op de agenda van een vergadering van de Commissie te plaatsen, moet door een of meer leden van de Commissie ten minste negen werkdagen vóór de betrokken vergadering van de Commissie bij de voorzitter worden ingediend. In uitzonderlijke omstandigheden kan de voorzitter een laattijdig ingediend verzoek om een punt op de agenda te plaatsen, aanvaarden. De secretaris-generaal wordt in kennis gesteld van elk verzoek om een punt op de agenda te plaatsen.

Artikel 10

Voorbereiding van agendapunten

1.   Punten die op de agenda van een gewone of buitengewone vergadering van de Commissie staan, worden voorbereid op de wekelijkse vergadering van de kabinetschefs onder voorzitterschap van de secretaris-generaal.

2.   Op initiatief van de voorzitter worden bijzondere vergaderingen van kabinetsleden georganiseerd voor een inleidende bespreking van specifieke aangelegenheden of dossiers. Een lid van het kabinet van de voorzitter zit deze vergaderingen voor. Deze worden gewoonlijk gehouden in de week voorafgaand aan die van de vergadering van de Commissie.

3.   De Groep interinstitutionele betrekkingen (13) onderzoekt de door de Commissie in interinstitutionele aangelegenheden in te nemen standpunten, met name de dossiers die in behandeling zijn bij het Europees Parlement en/of de Raad.

4.   De Groep externe coördinatie (14) onderzoekt de door de Commissie in te nemen standpunten op het gebied van externe betrekkingen en ziet toe op de samenhang tussen de externe en de interne aspecten van de werkzaamheden van de Commissie.

5.   In beginsel kan een aangelegenheid waarover tijdens een van de in de leden 1 tot en met 4 genoemde voorbereidende vergaderingen overeenstemming is bereikt, niet in een later stadium worden heropend.

6.   Indien tijdens een wekelijkse vergadering van de kabinetschefs overeenstemming wordt bereikt over een agendapunt en dit punt op de agenda blijft staan, kan de betrokken handeling zonder debat worden vastgesteld tijdens de vergadering van de Commissie.

7.   Indien tijdens de wekelijkse vergadering van de kabinetschefs of tijdens de vergadering van de Commissie overeenstemming wordt bereikt, kan de betrokken handeling op voorstel van de voorzitter worden vastgesteld door middel van een afrondende schriftelijke procedure overeenkomstig artikel 22.

8.   In alle in de leden 1 tot en met 4 bedoelde voorbereidende vergaderingen spreken de kabinetsleden namens het lid van de Commissie dat zij vertegenwoordigen op basis van een duidelijk mandaat.

Artikel 11

Het beschikbaar stellen van de agenda en andere documenten

1.   De secretaris-generaal stelt uiterlijk op de werkdag vóór de wekelijkse vergadering van de kabinetschefs een ontwerpagenda ter beschikking van de leden van de Commissie.

2.   Uiterlijk op de dag vóór gewone of buitengewone vergaderingen van de Commissie stelt de secretaris-generaal de door de voorzitter vastgestelde agenda ter beschikking van de leden van de Commissie. De agenda wordt openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 63.

3.   De documenten die vereist zijn voor de bespreking van de agendapunten worden uiterlijk op de werkdag vóór de wekelijkse vergadering van de kabinetschefs ter beschikking gesteld van de leden van de Commissie.

Tenzij de voorzitter een afwijking toestaat op basis van een naar behoren gemotiveerd schriftelijk verzoek, moeten de documenten die bestemd zijn voor bespreking tijdens een buitengewone vergadering van kabinetsleden, ten minste 48 uur vóór de vergadering ter beschikking worden gesteld van de leden van de Commissie. In het geval van zeer lange documenten kan de secretaris-generaal, in samenspraak met de voorzitter, meer tijd toestaan.

De documenten worden ter beschikking gesteld onder voorbehoud van de inleiding van de vaststellingsprocedure door de secretaris-generaal, na met name de instemming te hebben geverifieerd van het verantwoordelijke lid van de Commissie en, in voorkomend geval, van de gezamenlijk verantwoordelijke of daarbij betrokken leden van de Commissie.

Artikel 12

Quorum en aanwezigheid van leden bij vergaderingen van de Commissie

1.   Voor de geldigheid van besluiten die de Commissie op haar gewone en buitengewone vergaderingen neemt, is de aanwezigheid van de meerderheid van haar leden vereist.

2.   In uitzonderlijke omstandigheden kan de voorzitter, indien alle of een aantal leden van de Commissie niet persoonlijk aanwezig kunnen zijn bij een vergadering van de Commissie, hen uitnodigen om deel te nemen via telecommunicatiesystemen met behulp waarvan zij kunnen worden geïdentificeerd en daadwerkelijk aan de vergadering kunnen deelnemen. Zij worden in dat geval, voor de vaststelling of het quorum is gehaald, geacht aanwezig te zijn.

3.   Overeenkomstig het collegialiteitsbeginsel moeten de leden van de Commissie aanwezig zijn bij alle gewone en buitengewone vergaderingen van de Commissie in hun integraliteit.

4.   De voorzitter kan een lid van de Commissie vrijstellen van de verplichting om aanwezig te zijn bij een gewone of buitengewone vergadering van de Commissie, indien dwingende omstandigheden dit rechtvaardigen, zoals verplichtingen ten aanzien van andere instellingen van de Europese Unie of in verband met de externe vertegenwoordiging van de Europese Unie. Om deze toestemming te verkrijgen, richt het betrokken lid van de Commissie tijdig een naar behoren gemotiveerd schriftelijk verzoek aan de voorzitter.

5.   Afwezige leden kunnen niet worden vervangen.

Artikel 13

Besluitvorming

1.   De besluiten van de Commissie worden vastgesteld op voorstel van een of meer van haar leden. Zij worden bij meerderheid van stemmen van de leden van de Commissie vastgesteld.

2.   Wanneer over een besluit moet worden gestemd, op initiatief van de voorzitter of op verzoek van een of meer leden van de Commissie, zijn de volgende regels van toepassing:

a)

een stemming over een ontwerphandeling kan, naar goeddunken van de voorzitter, betrekking hebben op: i) de oorspronkelijke ontwerphandeling, of ii) een gewijzigde ontwerphandeling die door het verantwoordelijke lid of de verantwoordelijke leden van de Commissie, of door de voorzitter is ingediend;

b)

voordat tot de stemming wordt overgegaan, stelt de voorzitter vast dat het vereiste quorum bestaat, zoals bepaald in artikel 12, lid 1;

c)

elk lid van de Commissie heeft één stem, die niet kan worden gedelegeerd;

d)

de ontwerphandeling is vastgesteld indien het aantal stemmen vóór gelijk is aan of groter is dan een meerderheid van de leden;

e)

de door de voorzitter bekendgemaakte uitslag van de stemming en alle daarop betrekking hebbende gegevens worden overeenkomstig de procedure van artikel 16, lid 3, opgenomen in de notulen van de vergadering van de Commissie; hetzelfde geldt voor alle verklaringen (zoals stemverklaringen) die leden van de Commissie wensen te laten opnemen;

f)

in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden kan de voorzitter besluiten een geheime stemming te houden.

Artikel 14

Vertrouwelijkheid van de vergaderingen van de Commissie

1.   De vergaderingen van de Commissie zijn niet openbaar.

2.   De besprekingen tijdens de vergaderingen worden beschermd door het vertrouwelijkheidsbeginsel.

Artikel 15

Aanwezigheid bij vergaderingen van de Commissie

1.   De voorzitter beslist welke personen aanwezig mogen zijn bij de besprekingen van de Commissie tijdens haar gewone of buitengewone vergaderingen.

2.   Tenzij de voorzitter anders beslist, kunnen de volgende personen aanwezig zijn bij de vergaderingen van de Commissie: de secretaris-generaal, de kabinetschef van de voorzitter, de directeur-generaal van de Juridische Dienst, de directeur-generaal van directoraat-generaal Communicatie, het hoofd van de dienst van de woordvoerder van de Commissie en de directeur van directoraat Besluitvorming en Collegialiteit van het secretariaat-generaal.

Elk van deze personen die verhinderd is, kan worden vervangen door een vertegenwoordiger.

3.   De voorzitter kan besluiten andere personen voor een bepaald agendapunt uit te nodigen.

4.   De voorzitter kan, op eigen initiatief of op verzoek van een lid van de Commissie, de aanwezigheid van personeelsleden van de Commissie en andere personen bij een vergadering of een deel daarvan beperken.

5.   De secretaris-generaal staat de voorzitter bij met het oog op de naleving van de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde regels.

Artikel 16

Notulen van de vergaderingen van de Commissie

1.   Van alle gewone en buitengewone vergaderingen van de Commissie worden notulen opgesteld door de secretaris-generaal.

2.   In de gewone notulen (“PVO”) wordt een overzicht gegeven van het verloop van de vergadering, de besprekingen en de vaststelling van handelingen, en deze informatie moet openbaar worden gemaakt.

3.   De gewone notulen kunnen vergezeld gaan van bijzondere notulen (“PVS”), waarin de besprekingen en handelingen die niet onder lid 2 vallen, de uitgebrachte stemmen en de verklaringen die leden van de Commissie in de notulen willen laten opnemen, worden opgenomen. De bijzondere notulen worden gerubriceerd.

4.   De ontwerpnotulen (PVO en PVS) worden tijdens een volgende vergadering ter goedkeuring aan de Commissie voorgelegd. De goedgekeurde notulen worden gewaarmerkt door de handgeschreven of elektronische handtekening van de voorzitter en van de secretaris-generaal.

5.   De gewone notulen worden openbaar gemaakt zodra zij overeenkomstig artikel 63, lid 2, door de Commissie zijn goedgekeurd.

Afdeling 2

Schriftelijke procedure

Artikel 17

Volgens de schriftelijke procedure genomen besluiten

1.   De besluiten van de Commissie worden volgens de schriftelijke procedure vastgesteld op voorstel van een of meer van haar leden.

2.   Een ontwerphandeling die oorspronkelijk op de agenda van een vergadering van de Commissie stond met het oog op vaststelling volgens de mondelinge procedure, kan op voorstel van de voorzitter volgens de schriftelijke procedure worden vastgesteld.

3.   Elk lid van de Commissie kan de voorzitter een gemotiveerd verzoek doen toekomen om de ontwerphandeling die volgens de schriftelijke procedure ter vaststelling is voorgelegd, op een vergadering van de Commissie ter sprake te brengen of op de agenda van een vergadering van de Commissie te plaatsen. De secretaris-generaal wordt van dergelijke verzoeken in kennis gesteld.

4.   Alle volgens de schriftelijke procedure vast te stellen ontwerphandelingen worden ter beschikking gesteld van de leden van de Commissie, met vermelding van de einddatum van de schriftelijke procedure.

5.   Tijdens een schriftelijke procedure kan, overeenkomstig de artikelen 24 tot en met 28 en artikel 41, de oorspronkelijke ontwerphandeling, de termijn of enig ander aspect van de procedure worden gewijzigd. De schriftelijke procedure kan ook worden opgeschort of beëindigd.

6.   De handeling wordt geacht te zijn vastgesteld na het verstrijken van de termijn, mits de ontwerphandeling aan alle vereiste materiële en formele voorwaarden voldoet.

7.   De secretaris-generaal ziet toe op het goede verloop van de schriftelijke procedure en stelt vast dat deze is voltooid.

Artikel 18

Inleiding van een schriftelijke procedure

1.   De secretaris-generaal is verantwoordelijk voor het inleiden van schriftelijke procedures. Daartoe gaat hij of zij na of aan de vereiste materiële en formele voorwaarden is voldaan, met inbegrip van de instemming van het verantwoordelijke lid of de verantwoordelijke leden van de Commissie, de eventuele medeverantwoordelijke of daarbij betrokken leden en, indien nodig, de instemming van de voorzitter.

2.   Onverminderd het bepaalde in artikel 22 zijn het positieve advies van de Juridische dienst, rekening houdend met zijn eventuele opmerkingen in verband met zijn opdracht als bedoeld in artikel 53, lid 2, en het positieve advies van de andere geraadpleegde diensten vereist voordat een schriftelijke procedure kan worden ingeleid. De adviezen van de Juridische Dienst en van de andere geraadpleegde diensten kunnen uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn.

Artikel 19

Termijnen voor een schriftelijke procedure

1.   De secretaris-generaal stelt de einddata voor schriftelijke procedures vast.

2.   De termijn voor een gewone schriftelijke procedure bedraagt ten minste vijf werkdagen vanaf de datum waarop de ontwerphandeling ter beschikking van de leden van de Commissie is gesteld.

3.   De secretaris-generaal kan evenwel een kortere termijn vaststellen, zoals bepaald in de artikelen 20, 21 en 22.

4.   De oorspronkelijke einddatum kan door de secretaris-generaal tijdens de procedure worden uitgesteld:

a)

op verzoek van het verantwoordelijke lid van de Commissie, of

b)

op initiatief van de secretaris-generaal, met name indien de ontwerphandeling niet aan alle vereiste materiële of formele voorwaarden voldoet.

5.   De oorspronkelijke einddatum kan ook door de secretaris-generaal tijdens de procedure worden vervroegd, op verzoek van het verantwoordelijke lid van de Commissie of op initiatief van de secretaris-generaal, indien bijzondere omstandigheden zulks vereisen. Indien de vervroeging van de einddatum de aard van de schriftelijke procedure wijzigt, is de voorafgaande instemming van de voorzitter vereist.

6.   De secretaris-generaal stelt de leden van de Commissie in kennis van elke wijziging van de einddatum.

Artikel 20

Versnelde schriftelijke procedure

1.   Het voor een ontwerphandeling verantwoordelijke lid van de Commissie kan om een versnelde schriftelijke procedure verzoeken. Het verzoek wordt naar behoren gemotiveerd door onvoorziene en/of uitzonderlijke omstandigheden. Het mag niet worden gebruikt om een administratieve vertraging op te vangen.

2.   De voorzitter kan de secretaris-generaal machtigen de minimumtermijn vast te stellen op drie werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de ontwerphandeling ter beschikking van de leden van de Commissie is gesteld.

Artikel 21

Dringende schriftelijke procedure

1.   Het voor een ontwerphandeling verantwoordelijke lid van de Commissie kan om een dringende schriftelijke procedure verzoeken. Het verzoek wordt naar behoren gemotiveerd. Het mag niet worden gebruikt om een administratieve vertraging op te vangen.

2.   De voorzitter kan de secretaris-generaal machtigen de termijn vast te stellen op minder dan drie werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de ontwerphandeling ter beschikking van de leden van de Commissie is gesteld teneinde de vaststelling van een dringende handeling mogelijk te maken.

3.   De dringende schriftelijke procedure wordt gebruikt voor de vaststelling van de mededeling van de Commissie over een volgens de gewone wetgevingsprocedure vastgesteld standpunt van de Raad.

Artikel 22

Afrondende schriftelijke procedure

1.   Op voorstel van de voorzitter kan elke ontwerphandeling die op de agenda van een gewone of buitengewone vergadering van de Commissie ter vaststelling volgens de mondelinge procedure is geplaatst, via de afrondende schriftelijke procedure worden vastgesteld, indien daarover tijdens de wekelijkse vergadering van de kabinetschefs overeenstemming is bereikt en er een positief advies van de Juridische Dienst is ontvangen, of indien er tijdens de vergadering van de Commissie overeenstemming over is bereikt.

Indien tijdens de vergadering van de Commissie over de ontwerphandeling overeenstemming is bereikt, kan de afrondende schriftelijke procedure worden ingeleid, zelfs als de Juridische Dienst en de andere geraadpleegde diensten geen positief advies hebben uitgebracht.

2.   De termijn voor de afrondende schriftelijke procedure kan worden vastgesteld op minder dan vijf werkdagen. De einddatum moet later zijn dan de vergadering van de Commissie waarvoor de ontwerphandeling oorspronkelijk op de agenda was geplaatst, en vroeger dan de volgende vergadering van de Commissie.

3.   De ontwerphandeling wordt opgenomen in de lijst van politiek gevoelige en/of belangrijke schriftelijke procedures, als bedoeld in artikel 28.

Artikel 23

Schriftelijke procedure op het gebied van de coördinatie van en het toezicht op het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten, met name in de eurozone

1.   Op verzoek van het voor de ontwerphandeling verantwoordelijke lid van de Commissie kan de voorzitter toestaan dat een schriftelijke procedure wordt ingeleid op het gebied van de coördinatie van en het toezicht op het economisch en begrotingsbeleid van de lidstaten, met name in de eurozone.

2.   Onverminderd artikel 25 stuurt elk lid van de Commissie dat deze procedure wenst op te schorten, de voorzitter een gemotiveerd verzoek na een onpartijdige en objectieve beoordeling van de structuur, de motivering of het resultaat van de voorgestelde ontwerphandeling.

3.   Indien de voorzitter na bestudering van het verzoek van oordeel is dat de motivering ongegrond is, kan hij of zij de opschorting weigeren en besluiten dat de schriftelijke procedure wordt voortgezet.

In dat geval vraagt de secretaris-generaal het standpunt van de andere leden van de Commissie om er naar analogie voor te zorgen dat het in artikel 250 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde quorum in acht wordt genomen.

4.   Na het verstrijken van de gestelde termijn, zo nodig verlengd met de tijd die de voorzitter nodig heeft om het verzoek tot opschorting te onderzoeken en de secretaris-generaal om het standpunt van de andere leden te verzamelen, wordt de handeling door de Commissie vastgesteld.

5.   De voorzitter kan de ontwerphandeling ook ter vaststelling op de agenda van de volgende vergadering van de Commissie plaatsen.

Artikel 24

Wijziging van een schriftelijke procedure

1.   Het voor de ontwerphandeling verantwoordelijke lid van de Commissie kan de oorspronkelijke ontwerphandeling op eigen initiatief of op verzoek van een ander lid wijzigen. Het lid van de Commissie kan de secretaris-generaal ook verzoeken de termijn te wijzigen overeenkomstig artikel 19, leden 4 en 5, of enig ander aspect van de lopende procedure.

2.   De secretaris-generaal stelt de leden van de Commissie in kennis van de wijzigingen en stelt hun in voorkomend geval een gewijzigde ontwerphandeling ter beschikking, zo nodig vergezeld van een nieuwe termijn.

Artikel 25

Opschorting van een schriftelijke procedure

1.   Onverminderd artikel 23 kan elk lid van de Commissie de secretaris-generaal een gemotiveerd verzoek tot opschorting van een lopende schriftelijke procedure toezenden. De secretaris-generaal schort de procedure op en stelt de leden van de Commissie daarvan in kennis.

2.   De secretaris-generaal kan de procedure ook op eigen initiatief opschorten indien de secretaris-generaal van oordeel is dat de ontwerphandeling niet aan alle vereiste materiële of formele voorwaarden voldoet. De secretaris-generaal stelt de leden van de Commissie daarvan in kennis.

Artikel 26

Heropening van een schriftelijke procedure na opschorting

1.   De secretaris-generaal heropent een schriftelijke procedure wanneer:

a)

het lid dat of de leden van de Commissie die om opschorting hebben verzocht, de secretaris-generaal om opheffing van de opschorting verzoeken;

b)

aan de materiële en formele voorwaarden is voldaan.

2.   De secretaris-generaal stelt de leden van de Commissie hiervan in kennis en stelt hun in voorkomend geval een gewijzigde ontwerphandeling ter beschikking. De secretaris-generaal stelt zo nodig een nieuwe termijn vast.

Artikel 27

Beëindiging van een schriftelijke procedure

1.   Een schriftelijke procedure wordt beëindigd:

a)

op verzoek van het verantwoordelijke lid of de verantwoordelijke leden van de Commissie;

b)

op initiatief van de secretaris-generaal, indien de materiële of formele omstandigheden dit rechtvaardigen;

c)

wanneer de voorzitter, op verzoek van een lid van de Commissie, aanvaardt dat de ontwerphandeling op de agenda van een vergadering van de Commissie wordt geplaatst met het oog op de vaststelling ervan volgens de mondelinge procedure, overeenkomstig artikel 17, lid 3.

2.   De secretaris-generaal stelt de leden van de Commissie ervan in kennis dat de schriftelijke procedure is beëindigd op grond van lid 1, punt a) of b).

Artikel 28

Informatie over schriftelijke procedures

1.   Politiek gevoelige en/of belangrijke ontwerphandelingen die volgens de schriftelijke procedure worden vastgesteld, en ontwerphandelingen die volgens de afrondende schriftelijke procedure moeten worden vastgesteld, worden onder de aandacht van de Commissie gebracht op haar eerstvolgende vergadering.

2.   Rekening houdend met de voorstellen van de voorzitter en de verantwoordelijke leden stelt de secretaris-generaal een lijst van deze ontwerphandelingen ter beschikking voor de wekelijkse vergadering van de kabinetschefs.

3.   Deze lijst kan worden bijgewerkt tot de vergadering van de Commissie waarop de betrokken ontwerphandelingen onder de aandacht van de Commissie worden gebracht.

Afdeling 3

Machtigingsprocedure

Artikel 29

Verlening van een algemene machtiging

1.   De Commissie kan een of meer van haar leden een algemene machtiging verlenen om namens haar en onder haar verantwoordelijkheid beheers- of administratieve handelingen van routinematige en terugkerende aard vast te stellen.

2.   Het gemachtigde lid van de Commissie legt verantwoording af aan de Commissie voor het waarborgen van de naleving van de voorwaarden en regels voor de uitoefening van de algemene machtiging.

3.   De voorzitter legt het ontwerpbesluit tot verlening van een algemene machtiging aan de Commissie voor. De instemming van de betrokken leden van de Commissie wordt vooraf verkregen. Het besluit tot verlening van de algemene machtiging wordt vastgesteld volgens de mondelinge procedure of, in voorkomend geval, volgens de afrondende schriftelijke procedure.

4.   De Commissie behoudt het recht om zelf de door haar verleende bevoegdheden uit te oefenen. Zij kan ook instructies geven aan de leden van de Commissie die de algemene machtiging uitoefenen.

5.   De leden 1 en 2 doen geen afbreuk aan de regels inzake delegatie op financieel gebied die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad (het Financieel Reglement) (15), noch aan de bevoegdheden die zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag en het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag (16).

Artikel 30

Regels voor het verlenen van een algemene machtiging

1.   In een besluit tot verlening van een algemene machtiging wordt het volgende vermeld:

a)

het lid of de leden van de Commissie aan wie de algemene machtiging wordt verleend;

b)

het precieze voorwerp en toepassingsgebied van de algemene machtiging en de voorwaarden voor de uitoefening ervan;

c)

een duidelijke motivering waarom de door de gemachtigde leden van de Commissie te nemen maatregelen als beheers- of administratieve handelingen kunnen worden beschouwd;

d)

de regels voor de uitoefening van de algemene machtiging, met name wat betreft het overleg tussen de diensten.

2.   De verzoekende dienst zendt het voorontwerp van besluit tot verlening van een algemene machtiging aan de Commissie. De secretaris-generaal voert vervolgens het overleg tussen de diensten en neemt de nodige maatregelen zodat het besluit door de Commissie kan worden vastgesteld.

Artikel 31

Voorwaarden en regels voor de uitoefening van een algemene machtiging

1.   Alvorens een algemene machtiging uit te oefenen, moet het gemachtigde lid van de Commissie op eigen initiatief of op basis van een analyse van de verantwoordelijke dienst bepalen of de handeling op grond van een politieke beoordeling of andere omstandigheden volgens de mondelinge of de schriftelijke procedure moet worden vastgesteld. In geval van twijfel raadpleegt het gemachtigde lid van de Commissie de voorzitter.

2.   Het positieve advies van de Juridische dienst, rekening houdend met zijn eventuele opmerkingen in verband met zijn taken als vermeld in artikel 53, lid 2, en het positieve advies van de andere geraadpleegde diensten zijn vereist voordat handelingen met een algemene machtiging kunnen worden vastgesteld. De adviezen van de Juridische Dienst en van de andere geraadpleegde diensten kunnen uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn.

3.   Voordat de algemene machtiging wordt uitgeoefend, verzoekt de verantwoordelijke dienst om toestemming van het gemachtigde lid of de gemachtigde leden van de Commissie en, in voorkomend geval, van alle daarbij betrokken leden van de Commissie.

4.   Het secretariaat-generaal gaat na of aan de vereiste materiële en formele voorwaarden is voldaan voordat de ontwerphandeling ter vaststelling aan het gemachtigde lid van de Commissie wordt voorgelegd.

5.   Het gemachtigde lid van de Commissie stelt de handeling vast en verklaart dat aan de voorwaarden en regels voor de vast te stellen handelingen is voldaan.

6.   De handeling wordt geacht te zijn vastgesteld zodra de handtekening — handgeschreven of elektronisch — van het gemachtigde lid van de Commissie, zoals aangebracht met het oog op de vaststelling, is geregistreerd in het daartoe bestemde IT-systeem.

7.   Indien gemachtigde leden van de Commissie de hun verleende algemene machtiging niet kunnen uitoefenen, kan deze door een ander lid van de Commissie worden uitgeoefend.

Artikel 32

Subdelegatie van een algemene machtiging

1.   Het lid van de Commissie aan wie een algemene machtiging is verleend, kan zijn/haar gedelegeerde bevoegdheden geheel of gedeeltelijk subdelegeren aan een directeur-generaal of diensthoofd, tenzij dit uitdrukkelijk verboden is in het besluit tot algemene machtiging. Het lid van de Commissie kan de subdelegatie te allen tijde intrekken. De verantwoordelijke dienst stelt het secretariaat-generaal in kennis van het besluit tot subdelegatie of intrekking.

2.   De directeur-generaal of het diensthoofd handelt onder het gezag van het lid van de Commissie aan wie de machtiging is verleend. Het gemachtigde lid van de Commissie blijft verantwoordingsplichtig aan de Commissie voor het waarborgen van de naleving van de voorwaarden en regels voor de uitoefening van de algemene machtiging.

3.   In het besluit tot subdelegatie worden het voorwerp en toepassingsgebied van de gesubdelegeerde bevoegdheden omschreven, die in geen geval ruimer mogen zijn dan die welke in het besluit tot algemene machtiging zijn gespecificeerd.

4.   Gesubdelegeerde bevoegdheden kunnen niet verder worden gedelegeerd, behalve in de in artikel 33 bedoelde gevallen.

5.   De directeur-generaal of het diensthoofd stelt de ontwerphandeling vast en verklaart dat aan de voorwaarden en regels voor de vast te stellen handelingen is voldaan.

6.   De handeling wordt geacht te zijn vastgesteld zodra de handtekening — handgeschreven of elektronisch — van de directeur-generaal of het diensthoofd, zoals aangebracht met het oog op de vaststelling, is geregistreerd in het daartoe bestemde IT-systeem.

Artikel 33

Subdelegatie voor besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten

1.   De directeur-generaal of het diensthoofd aan wie krachtens artikel 32 door subdelegatie bevoegdheden zijn verleend, kan op zijn of haar beurt besluiten om het nemen van bepaalde besluiten betreffende de selectie van projecten en van bepaalde individuele besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten te subdelegeren aan een adjunct-directeur-generaal, een directeur of, in samenspraak met het verantwoordelijke lid van de Commissie, een eenheidshoofd.

2.   De adjunct-directeur-generaal, de directeur of het eenheidshoofd handelt onder het gezag van de directeur-generaal of het diensthoofd aan wie de gesubdelegeerde bevoegdheden zijn verleend. Het gemachtigde lid van de Commissie blijft verantwoordingsplichtig aan de Commissie voor het waarborgen van de naleving van de voorwaarden en regels voor de uitoefening van de algemene machtiging.

3.   Subdelegaties zijn van toepassing op de vaststelling van bepaalde besluiten betreffende de selectie van projecten en van individuele besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten, wanneer in de basishandeling is bepaald dat de Commissie zelf of na raadpleging van een comité (17) een besluit moet nemen en het comité een gunstig advies heeft uitgebracht. Dergelijke besluiten zijn niet onderworpen aan overleg tussen de diensten.

4.   De adjunct-directeur-generaal, de directeur of het diensthoofd aan wie door subdelegatie bevoegdheden zijn verleend, stelt de ontwerphandeling vast en verklaart dat aan de voorwaarden en regels voor de vast te stellen handelingen is voldaan.

5.   De handeling wordt geacht te zijn vastgesteld zodra de handtekening — handgeschreven of elektronisch — van de persoon die de gesubdelegeerde bevoegdheden heeft gekregen, zoals aangebracht met het oog op de vaststelling, is geregistreerd in het daartoe bestemde IT-systeem.

Artikel 34

Register van algemene machtigingen

Het secretariaat-generaal houdt een register van algemene machtigingen bij, dat toegankelijk is op het intranet van de Commissie. Wanneer een algemene machtiging wordt gesubdelegeerd, wordt deze in het register opgenomen.

Artikel 35

Ad-hocmachtiging

1.   De Commissie kan een of meer van haar leden een in de tijd beperkte ad-hocmachtiging verlenen om in samenspraak met de voorzitter bepaalde eenmalige en specifieke maatregelen vast te stellen, waarvan de Commissie de inhoud heeft bepaald.

2.   Ad-hocmachtigingen kunnen worden verleend om de resultaten van de besprekingen van de Commissie tijdens haar vergaderingen te formaliseren, met name door een handeling die eerder tijdens een vergadering van de Commissie principieel is goedgekeurd, af te ronden en vast te stellen zodra alle vereiste taalversies beschikbaar zijn, zoals bepaald in artikel 8, lid 4, punt b).

3.   Elk verzoek van een lid van de Commissie om een ad-hocmachtiging wordt naar behoren gemotiveerd en op de agenda van een vergadering van de Commissie geplaatst.

4.   Ad-hocmachtigingen worden mutatis mutandis uitgeoefend volgens de procedures van artikel 31, leden 2 tot en met 6, en altijd in samenspraak met de voorzitter en in nauwe samenwerking met het secretariaat-generaal.

5.   Ad-hocmachtigingen mogen niet worden gesubdelegeerd.

Afdeling 4

Delegatieprocedure

Artikel 36

Verlening van directe bevoegdheidsdelegatie

1.   De Commissie kan aan een of meer van haar directeuren-generaal of diensthoofden direct bevoegdheden delegeren om namens haar en onder haar verantwoordelijkheid beheers- of administratieve handelingen van routinematige en terugkerende aard vast te stellen.

2.   De directeur-generaal of het diensthoofd aan wie gedelegeerde bevoegdheden zijn verleend, legt verantwoording af aan de Commissie voor het waarborgen van de naleving van de voorwaarden en regels voor de uitoefening van de directe bevoegdheidsdelegatie.

3.   De voorzitter legt het ontwerpbesluit tot verlening van een directe delegatie aan de Commissie voor. De instemming van het betrokken lid of de betrokken leden van de Commissie wordt vooraf verkregen. Het besluit tot verlening van de directe delegatie wordt vastgesteld volgens de mondelinge procedure of, in voorkomend geval, volgens de afrondende schriftelijke procedure.

4.   De Commissie behoudt het recht om zelf de door haar verleende bevoegdheden uit te oefenen. Zij kan ook instructies geven aan de directeur-generaal die of het diensthoofd dat de directe delegatie uitoefent.

5.   Behalve in de in artikel 39 bedoelde gevallen kunnen bevoegdheden die direct aan een directeur-generaal of diensthoofd zijn gedelegeerd, niet verder worden gesubdelegeerd.

6.   De leden 1 en 2 doen geen afbreuk aan de regels inzake delegatie op financieel gebied die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad (het Financieel Reglement), noch aan de bevoegdheden die zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag en het tot het sluiten van aanstellingsovereenkomsten bevoegde gezag.

Artikel 37

Regels voor het verlenen van een directe delegatie

1.   In een besluit tot verlening van een directe delegatie wordt het volgende vermeld:

a)

de directeur-generaal of het diensthoofd aan wie de bevoegdheden direct zijn gedelegeerd;

b)

het precieze voorwerp en toepassingsgebied van de directe delegatie en de voorwaarden voor de uitoefening ervan;

c)

een duidelijke motivering waarom de maatregelen die moeten worden genomen door de directeur-generaal of het diensthoofd aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd, als beheers- of administratieve handelingen kunnen worden beschouwd;

d)

de regels voor de uitoefening van de directe delegatie, met name wat betreft het overleg tussen de diensten.

2.   De verzoekende dienst zendt het voorontwerp van besluit tot verlening van de directe delegatie aan de secretaris-generaal. De secretaris-generaal voert vervolgens het overleg tussen de diensten en neemt de nodige maatregelen zodat het besluit door de Commissie kan worden vastgesteld.

Artikel 38

Voorwaarden en regels voor de uitoefening van een directe delegatie

1.   Alvorens een directe delegatie uit te oefenen, moet de directeur-generaal of het diensthoofd aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd, bepalen of de handeling op grond van een politieke beoordeling of andere omstandigheden volgens de mondelinge of de schriftelijke procedure moet worden vastgesteld. In geval van twijfel raadpleegt de directeur-generaal of het diensthoofd het lid van de Commissie aan wie het werkterrein is toegewezen.

2.   Het positieve advies van de Juridische Dienst, rekening houdend met zijn eventuele opmerkingen in verband met zijn taken als vermeld in artikel 53, lid 2, en het positieve advies van de andere geraadpleegde diensten zijn vereist voordat handelingen met een directe delegatie kunnen worden vastgesteld. De adviezen van de Juridische Dienst en van de andere geraadpleegde diensten kunnen uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn.

3.   De directeur-generaal of het diensthoofd aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd, stelt de ontwerphandeling vast en verklaart dat aan de voorwaarden en regels voor de vast te stellen handelingen is voldaan.

4.   De handeling wordt geacht te zijn vastgesteld zodra de handtekening — handgeschreven of elektronisch — van de directeur-generaal of het diensthoofd, zoals aangebracht met het oog op de vaststelling, is geregistreerd in het daartoe bestemde IT-systeem.

5.   Indien de directeur-generaal of het diensthoofd aan wie een directe delegatie is verleend, verhinderd is deze uit te oefenen, kan deze worden uitgeoefend door de overeenkomstig artikel 52 aangewezen ambtenaar.

Artikel 39

Subdelegatie voor besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten

1.   De directeur-generaal of het diensthoofd aan wie krachtens artikel 36 gedelegeerde bevoegdheden zijn verleend, kan op zijn of haar beurt besluiten om het nemen van bepaalde besluiten betreffende de selectie van projecten en van bepaalde individuele besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten te subdelegeren aan een adjunct-directeur-generaal, een directeur of, in samenspraak met het verantwoordelijke lid van de Commissie, een eenheidshoofd.

2.   De adjunct-directeur-generaal, de directeur of het eenheidshoofd aan wie bevoegdheden zijn gesubdelegeerd, handelt onder het gezag van de directeur-generaal of het diensthoofd aan wie de gedelegeerde bevoegdheden zijn verleend. De directeur-generaal of het diensthoofd blijft verantwoordingsplichtig aan de Commissie voor het waarborgen van de naleving van de voorwaarden en regels voor de uitoefening van de directe bevoegdheidsdelegatie.

3.   Subdelegaties zijn van toepassing op de vaststelling van bepaalde besluiten betreffende de selectie van projecten en van individuele besluiten betreffende de toekenning van subsidies en de gunning van overheidsopdrachten, wanneer in de basishandeling is bepaald dat de Commissie zelf of na raadpleging van een comité (18) een besluit moet nemen en het comité een gunstig advies heeft uitgebracht. Dergelijke besluiten zijn niet onderworpen aan overleg tussen de diensten.

4.   De adjunct-directeur-generaal, de directeur of het diensthoofd aan wie door subdelegatie bevoegdheden zijn verleend, stelt de ontwerphandeling vast en verklaart dat aan de voorwaarden en regels voor de vast te stellen handelingen is voldaan.

5.   De handeling wordt geacht te zijn vastgesteld zodra de handtekening — handgeschreven of elektronisch — van de adjunct-directeur-generaal, de directeur of het eenheidshoofd, zoals aangebracht met het oog op de vaststelling, is geregistreerd in het daartoe bestemde IT-systeem.

Artikel 40

Register van directe delegaties

Het secretariaat-generaal houdt een register van directe delegaties bij, dat toegankelijk is op het intranet van de Commissie.

Afdeling 5

Gemeenschappelijke bepalingen inzake de besluitvormingsprocedures

Artikel 41

Taalregels voor de besluitvormingsprocedures

1.   Alle ontwerphandelingen die volgens de mondelinge of de schriftelijke procedure, of door de uitoefening van een algemene of ad-hocmachtiging of van een directe delegatie moeten worden vastgesteld, moeten, in voorkomend geval, beschikbaar zijn in:

a)

de door de voorzitter vastgestelde taal of talen, rekening houdend met de minimumeisen van de leden van de Commissie;

b)

de taal of talen die vereist zijn voor de bekendmaking van de handeling in het Publicatieblad van de Europese Unie of voor de kennisgeving ervan aan de adressa(a)t(en), zodat de handeling in werking kan treden of van kracht kan worden.

2.   Alle ontwerphandelingen die tijdens een vergadering van de Commissie moeten worden besproken, worden aan de leden van de Commissie ter beschikking gesteld in de overeenkomstig lid 1 vereiste talen.

3.   Alle volgens de schriftelijke procedure vast te stellen ontwerphandelingen worden, wanneer de procedure wordt ingeleid, ter beschikking gesteld van de leden van de Commissie in de krachtens lid 1, punt a), vereiste taal of talen en, vóór het einde van de procedure, in de krachtens lid 1, punt b), vereiste taal of talen. Indien niet aan de voorwaarde van lid 1, punt b), is voldaan, verlengt de secretaris-generaal de termijn of schort hij of zij de schriftelijke procedure op.

4.   Wanneer de Juridische Dienst een ontwerphandeling door de juristen-vertalers laat bijwerken, moeten alle nodige taalversies tijdig beschikbaar zijn.

5.   In het geval van ontwerphandelingen die volgens de mondelinge of schriftelijke procedure moeten worden vastgesteld beoordeelt de voorzitter elke specifieke en/of uitzonderlijke situatie waarin de krachtens lid 1, punt a), vereiste taalversies om naar behoren gemotiveerde redenen niet beschikbaar kunnen worden gesteld. In het geval van ontwerphandelingen die met name volgens de mondelinge behandeling moeten worden vastgesteld, kan de voorzitter, afhankelijk van de omstandigheden, besluiten het betrokken punt naar de agenda van een latere vergadering over te hevelen.

6.   In het geval van ontwerphandelingen die moeten worden vastgesteld door de uitoefening van een algemene of ad-hocmachtiging of door de uitoefening van een directe delegatie, kan de handeling pas worden vastgesteld wanneer de in lid 1, punt b), bedoelde taalversie of taalversies beschikbaar zijn.

7.   Wanneer een vastgestelde handeling officieel aan de andere instellingen van de Unie moet worden toegezonden en/of in het Publicatieblad van de Europese Unie moet worden bekendgemaakt, moet de tekst in alle officiële talen beschikbaar zijn.

Artikel 42

Informatie over vastgestelde handelingen

De Commissie neemt nota van de volgens de schriftelijke procedure, de machtigingsprocedure en de delegatieprocedure vastgestelde handelingen, die in dagregisters worden vastgelegd. In de notulen van de volgende vergadering van de Commissie wordt naar de dagregisters verwezen.

Tijdens elke vergadering van de Commissie wordt een korte samenvatting opgesteld. Deze bevat een lijst van de handelingen die de Commissie autonoom volgens de mondelinge procedure heeft vastgesteld. In de samenvatting wordt ook verwezen naar de dagregisters van de handelingen die volgens de schriftelijke procedure zijn vastgesteld.

Artikel 43

Waarmerking van vastgestelde handelingen

1.   Niet-wetgevingshandelingen die autonoom door de Commissie worden vastgesteld, worden gewaarmerkt bij of na de vaststelling ervan en, indien nodig, vóór de kennisgeving ervan aan de adressa(a)t(en) of de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   De in lid 1 bedoelde handelingen worden als volgt gewaarmerkt:

a)

de volgens de mondelinge procedure vastgestelde handelingen:

i)

met de handgeschreven of elektronische handtekening van de secretaris-generaal op de korte samenvatting waarin deze handelingen worden opgesomd en die wordt opgesteld tijdens de vergadering van de Commissie waarop deze handelingen zijn vastgesteld;

ii)

wanneer de voorzitter gebruikmaakt van telecommunicatiesystemen onder de in artikel 12, lid 2, vastgestelde voorwaarden, en wanneer de omstandigheden de ondertekening van de korte samenvatting in de weg staan, kan de uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de secretaris-generaal bij wijze van uitzondering de ondertekening ervan vervangen en wordt deze vervolgens aan de korte samenvatting gehecht;

b)

de volgens de schriftelijke procedure vastgestelde handelingen: met de handgeschreven of elektronische handtekening van de secretaris-generaal op het in artikel 42 bedoelde dagregister waarin zij zijn vastgelegd;

c)

de volgens de machtigingsprocedure vastgestelde handelingen: met de handgeschreven of elektronische handtekening van het gemachtigde lid van de Commissie op het vaststellingsformulier en het register daarvan; deze handelingen worden vastgelegd in het overeenkomstige dagregister als bedoeld in artikel 42;

d)

de volgens de delegatieprocedure (met inbegrip van subdelegatie) vastgestelde handelingen: met de handgeschreven of elektronische handtekening van de directeur-generaal, adjunct-directeur-generaal, directeur of eenheidshoofd aan wie bevoegdheden zijn gedelegeerd of gesubdelegeerd op het vaststellingsformulier en de registratie daarvan; deze handelingen worden vastgelegd in het overeenkomstige dagregister als bedoeld in artikel 42.

3.   De in lid 2 bedoelde handelingen worden, in voorkomend geval ook in elektronische vorm, in de authentieke taal of talen bij de bovengenoemde korte samenvattingen of dagregisters gevoegd, op zodanige wijze dat zij niet van elkaar kunnen worden gescheiden.

Artikel 44

Ondertekening van vastgestelde handelingen

1.   Niet-wetgevingshandelingen die door de Commissie volgens de mondelinge procedure en de schriftelijke procedure in de vorm van verordeningen, richtlijnen of besluiten worden vastgesteld, worden, wanneer deze geen adressaat aangeven, geacht te zijn ondertekend door de voorzitter van de Commissie in de zin van artikel 297, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wanneer deze zijn of haar handtekening op de in artikel 42 bedoelde korte samenvatting aanbrengt.

2.   Wanneer de voorzitter gebruikmaakt van artikel 7, lid 3, en de omstandigheden verhinderen dat de korte samenvatting wordt ondertekend, kan zijn of haar uitdrukkelijke schriftelijke toestemming bij wijze van uitzondering zijn of haar handtekening vervangen, en wordt deze schriftelijke toestemming aan de korte samenvatting gehecht.

3.   Niet-wetgevingshandelingen die door de Commissie volgens de mondelinge procedure of de schriftelijke procedure in de vorm van besluiten worden vastgesteld, worden, wanneer deze een adressaat aangeven, geacht te zijn ondertekend door het lid van de Commissie aan wie het werkterrein is toegewezen, wanneer de secretaris-generaal de handtekening aanbrengt die wordt bedoeld in respectievelijk de punten a) en b) van artikel 43, lid 2.

4.   In lid 1 bedoelde en volgens de schriftelijke procedure vastgestelde handelingen die moeten worden bekendgemaakt om zo spoedig in werking te treden dat de ondertekening van de korte samenvatting op de volgende vergadering van de Commissie niet kan worden afgewacht, worden geacht te zijn ondertekend door de voorzitter in de zin van artikel 297, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wanneer de secretaris-generaal de in artikel 43, lid 2, punt b), bedoelde handtekening aanbrengt.

5.   De ondertekening van de handelingen die zijn vastgesteld volgens de machtigingsprocedure, de delegatieprocedure of door subdelegatie in een van de in artikel 297, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde vormen, wordt al naargelang van het geval gedelegeerd aan het aldus gemachtigde lid van de Commissie of aan de directeur-generaal, de adjunct-directeur-generaal, de directeur of het eenheidshoofd aan wie bevoegdheden zijn gedelegeerd of gesubdelegeerd. Deze handtekening wordt aangebracht overeenkomstig artikel 43, lid 2, punten c) en d).

Hoofdstuk IV

Diensten van de Commissie en samenwerking tussen diensten

Afdeling 1

Diensten

Artikel 45

Structuur en rol van de diensten

1.   De Commissie stelt een organisatiestructuur in die bestaat uit een aantal directoraten-generaal en andere diensten van de Commissie, alsmede uit bureaus die als opdracht hebben administratieve en ondersteunende taken uit te voeren (gelijkwaardige diensten). Deze vormen samen één enkele administratieve dienst en delen de collectieve verantwoordelijkheid voor de samenhang van alle beleidsmaatregelen. In beginsel worden directoraten-generaal, andere diensten en gelijkwaardige diensten onderverdeeld in directoraten, en directoraten in eenheden.

2.   Alle diensten hebben tot taak de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en uitvoering van haar taken en bij de verwezenlijking van haar prioriteiten.

Artikel 46

Ethiek en goed bestuurlijk gedrag

Het personeel van de Commissie voldoet aan de hoogste professionele en ethische normen. Het handelt overeenkomstig de regels van het Statuut (19) en de bestuurlijke gedragscode.

Artikel 47

Instelling van specifieke functies en structuren

1.   Om bepaalde taken uit te voeren en te voorzien in specifieke behoeften die niet optimaal kunnen worden aangepakt door een door de Commissie opgerichte dienst, kan de voorzitter specifieke functies of structuren opzetten, zoals taskforces waarin expertise van verschillende diensten wordt gebundeld.

2.   De voorzitter bepaalt het mandaat, de samenstelling, de duur, het verantwoordelijke lid van de Commissie en het niveau waarop de functie van hoofd van de betrokken structuur wordt vastgesteld, en bepaalt waar de functie of specifieke structuur administratief wordt ondergebracht.

Bij besluit van de Commissie kunnen de uitvoeringsvoorwaarden worden vastgesteld, met name met betrekking tot de middelen en de werking van de betrokken specifieke functie of structuur.

Artikel 48

Bedrijfscontinuïteit en wachtdienst

1.   De leden van de Commissie en de diensten van de Commissie zorgen ervoor dat zij de nodige maatregelen treffen om de continuïteit van de dienst te waarborgen, met inachtneming van de daartoe door de Commissie of de voorzitter vastgestelde bepalingen.

2.   In geval van een algemene verstoring van de diensten van de Commissie kan de voorzitter het bedrijfscontinuïteitsplan van de Commissie activeren.

3.   In geval van een verstoring die beperkt is tot bepaalde diensten, kunnen de betrokken directeuren-generaal of diensthoofden de daartoe opgestelde bedrijfscontinuïteitsplannen activeren.

4.   De leden van de Commissie garanderen dat op bepaalde tijdstippen de dienst wordt waargenomen, zodat essentiële taken van de Commissie, zoals interne coördinatie, besluitvorming, vertegenwoordiging en communicatie, worden vervuld.

5.   Het personeel van de Commissie zorgt ook het hele jaar door voor stand-byregelingen om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen en de Commissie ononderbroken bijstand te verlenen bij de voorbereiding en uitvoering van haar taken.

Artikel 49

Crisisbeheer

Op basis van de regels betreffende het systeem van de Commissie voor het beheer van grensoverschrijdende crises (20) zorgen de diensten voor de coördinatie en snelle uitwisseling van informatie in geval van een crisis of een uitzonderlijke of onvoorzienbare gebeurtenis die gevolgen heeft voor verschillende beleidsterreinen, grensoverschrijdende gevolgen heeft of gevolgen heeft voor de werking van de instellingen van de Unie.

Artikel 50

Secretaris-generaal

1.   De secretaris-generaal staat de voorzitter bij opdat de Commissie de gestelde prioriteiten in het kader van de door de voorzitter vastgestelde politieke beleidslijnen kan realiseren. De secretaris-generaal ziet erop toe dat ontwerphandelingen in overeenstemming zijn met deze prioriteiten. De secretaris-generaal stelt de voorzitter tijdig in kennis van alle ontwerphandelingen die wegens hun belang of inhoud bijzondere aandacht van de voorzitter rechtvaardigen.

2.   De secretaris-generaal staat de voorzitter bij bij het voorbereiden van de werkzaamheden en het beleggen van de vergaderingen van de Commissie. De secretaris-generaal staat ook de leden van de Commissie die de werkzaamheden van de in artikel 3, lid 6, bedoelde werkgroepen van leden leiden, bij bij het voorbereiden en beleggen van hun vergaderingen. De secretaris-generaal verzorgt het secretariaat van deze werkgroepen.

3.   De secretaris-generaal draagt bij tot het waarborgen van de algehele samenhang van het beleid. Daartoe verricht de secretaris-generaal zowel vóór als na de besluiten van de Commissie plannings- en coördinatietaken, met name door middel van vergaderingen tussen diensten en vergaderingen tussen de kabinetten en de betrokken diensten.

4.   De secretaris-generaal zorgt voor het goede verloop van het besluitvormingsproces. De secretaris-generaal neemt met name de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat handelingen van de Commissie ter kennis van de betrokkenen worden gebracht en/of in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt. De secretaris-generaal zorgt er ook voor dat handelingen worden toegezonden aan andere instellingen en organen van de Europese Unie en aan de nationale parlementen.

5.   De secretaris-generaal ziet erop toe dat de coördinatie-instrumenten binnen de Commissie naar behoren functioneren en geeft zo nodig commentaar op alle kwesties in verband met de coördinatie tussen de diensten.

6.   Onder het gezag van de voorzitter kan de secretaris-generaal bemiddelings- of arbitragemaatregelen nemen in geval van onenigheid tussen diensten.

7.   De secretaris-generaal helpt ervoor te zorgen dat de Commissie de bepalingen inzake betere regelgeving naleeft, met name op basis van de werkzaamheden van de Raad voor regelgevingstoetsing.

8.   De secretaris-generaal draagt bij tot de collegiale werking van de Commissie. De secretaris-generaal ziet toe op de naleving van de procedures en op de kwaliteit van de aan de Commissie voorgelegde ontwerphandelingen.

9.   De secretaris-generaal draagt er tevens toe bij dat de ontwerphandelingen in overeenstemming zijn met de externe verplichtingen en interinstitutionele verbintenissen van de Commissie.

10.   Onder het gezag van de voorzitter ziet de secretaris-generaal erop toe dat de informatieve nota’s voldoen aan de vereisten van artikel 9, lid 4, punt b), alvorens deze ter beschikking van de Commissie te stellen, ongeacht of zij op de agenda zijn geplaatst.

11.   De secretaris-generaal coördineert en garandeert de algehele samenhang van de officiële betrekkingen met de andere instellingen en organen van de Europese Unie en met de nationale parlementen.

12.   De secretaris-generaal stelt de Commissie in kennis van de stand van zaken in de interne en interinstitutionele procedures.

Artikel 51

Directeuren-generaal en diensthoofden

1.   De directeuren-generaal en diensthoofden staan de voorzitter en de andere leden van de Commissie onder wier gezag zij staan, bij om de door de Commissie vastgestelde prioriteiten te verwezenlijken, het hun toevertrouwde beleid te ontwikkelen en dit beleid doeltreffend uit te voeren.

2.   De directeuren-generaal en de diensthoofden adviseren de voorzitter en de andere leden van de Commissie over de aangelegenheden waarvoor zij verantwoordelijk zijn en zijn belast met het goede beheer en de organisatie van de werkzaamheden van de onder hun gezag vallende diensten, overeenkomstig de door de Commissie vastgestelde regels en normen, teneinde er onder meer voor te zorgen dat zij haar wettelijke en financiële verplichtingen kan nakomen.

3.   De directeuren-generaal en diensthoofden geven de organisatiestructuren van hun diensten vorm op basis van de door de Commissie vastgestelde organisatieschema’s. Zij zijn verantwoordelijk voor de toewijzing van personele en financiële middelen binnen hun diensten.

4.   De directeuren-generaal en de diensthoofden zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het deel van de algemene begroting van de Europese Unie dat hun overeenkomstig de geldende financiële regels is toegewezen.

5.   De directeuren-generaal en de diensthoofden stellen jaarlijkse beheersplannen op waarin de resultaten worden vermeld die elk jaar moeten worden behaald en waarin de middelen daartoe worden aangegeven, teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het strategisch meerjarenplan, in overeenstemming met de prioriteiten van de Commissie.

De directeuren-generaal en de diensthoofden stellen ook jaarlijkse activiteitenverslagen op waarin de vooruitgang wordt beschreven die elk jaar is geboekt bij de verwezenlijking van de strategische doelstellingen, en waarin de wettigheid en regelmatigheid van de onder hun verantwoordelijkheid gedane financiële verrichtingen worden gecertificeerd.

De directeuren-generaal en de diensthoofden identificeren en beoordelen de risico’s in verband met de verwezenlijking van hun doelstellingen. Indien nodig nemen zij passende maatregelen om deze risico’s te beperken.

6.   De directeuren-generaal en de diensthoofden voeren ook alle andere ondersteunende, beheers- of administratieve taken uit die niet onder de verantwoordelijkheid van het college vallen, met als doel de diensten dagelijks te beheren of te besturen, teneinde de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en uitvoering van haar opdracht en bij de uitvoering van haar prioriteiten.

Artikel 52

Plaatsvervanging van een hiërarchische meerdere

1.   Wanneer een functionaris zijn functie niet kan uitoefenen of wanneer een functie vacant is:

a)

worden de functies van secretaris-generaal, directeur-generaal of diensthoofd uitgeoefend door de door de Commissie aangewezen ambtenaar;

b)

worden de functies van elke andere hiërarchische meerdere uitgeoefend door de door de directeur-generaal of het diensthoofd aangewezen ambtenaar.

2.   Wanneer geen vervanger is aangewezen, worden deze functies uitgeoefend:

a)

indien de betrokken hiërarchische positie wordt bekleed door een plaatsvervanger, door die plaatsvervanger;

b)

indien de betrokken hiërarchische positie meerdere plaatsvervangers heeft, door de plaatsvervanger met de hoogste rang en, bij gelijke rang, de plaatsvervanger met het hoogste aantal dienstjaren in die rang en, bij gelijk aantal dienstjaren, de oudste in leeftijd;

c)

indien niet in een functie van plaatsvervanger is voorzien, de functie niet is bezet of de plaatsvervanger zijn of haar taken niet kan uitoefenen, door de aanwezige ondergeschikte ambtenaar in de hoogste functie en de hoogste rang, en, bij gelijke rang, met het hoogste aantal dienstjaren in die rang, of, bij een gelijk aantal dienstjaren, door de oudste in leeftijd.

Artikel 53

Juridische Dienst

1.   De Juridische Dienst verstrekt juridisch advies aan de Commissie.

2.   De Juridische Dienst zorgt voor een onafhankelijke en objectieve wettigheidstoetsing, waarbij hij nagaat of alle ontwerpvoorstellen voor rechtshandelingen, alle door de Commissie vast te stellen ontwerphandelingen en alle andere documenten die juridische gevolgen kunnen hebben, verenigbaar zijn met het recht van de Europese Unie, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten en het internationaal recht. Hij houdt toezicht op de vorm van de handelingen en zorgt in voorkomend geval voor een bijwerking door de juristen-linguïsten.

3.   De Juridische Dienst is exclusief bevoegd om de Commissie voor alle rechtbanken en arbitrage-instanties te vertegenwoordigen.

Afdeling 2

Samenwerking tussen diensten

Artikel 54

Coördinatie en informeel overleg tussen de diensten

1.   De coördinatie tussen de diensten weerspiegelt het collegialiteitsbeginsel dat het besluitvormingsproces van de Commissie beheerst. Deze draagt bij tot de naleving van de door de voorzitter vastgestelde politieke beleidslijnen en de door de Commissie vastgestelde prioriteiten, en waarborgt de samenhang van de handelingen en de doeltreffendheid van het optreden van de Commissie, in overeenstemming met het beleid inzake betere regelgeving.

2.   De verantwoordelijke dienst onderhoudt contacten met de diensten die onder het werkterrein of de aard van de ontwerphandeling vallen. Zij werken van meet af aan nauw en op gecoördineerde wijze samen bij de voorbereiding van die ontwerphandeling.

3.   De diensten werken ook samen in groepen voor coördinatie tussen de diensten of andere passende structuren die belangrijke, complexe of horizontale voorstellen kunnen opstellen, onder meer om de daarmee verband houdende evaluaties, geschiktheidscontroles, openbare raadplegingen en effectbeoordelingen uit te voeren.

4.   De coördinatie tussen de diensten vindt plaats vóór en na het formele overleg tussen de diensten als bedoeld in artikel 55. Deze wordt voortgezet na de vaststelling van de handelingen door de Commissie, met name tijdens het interinstitutionele proces, en bij de uitvoering van de wetgeving van de Unie.

5.   De verantwoordelijke dienst ziet toe op de kwaliteit van het opstellen en de vorm van ontwerphandelingen of standpunten die in de Groep interinstitutionele betrekkingen en de Groep externe coördinatie worden behandeld.

6.   Onverminderd artikel 2, lid 4, verkrijgen de diensten de instemming van de Juridische Dienst, het secretariaat-generaal en alle andere betrokken diensten voordat de vertegenwoordigers van de Commissie een standpunt van de Commissie presenteren, alsmede “non-papers” en enige andere vorm van bijdrage die door een of meer diensten van de Commissie is opgesteld ten aanzien van nationale autoriteiten, instellingen van de Unie, internationale organisaties of derde landen.

Artikel 55

Formeel overleg tussen de diensten

1.   Wanneer een ontwerphandeling zich in een voldoende vergevorderd stadium van voorbereiding bevindt, raadpleegt de verantwoordelijke dienst formeel de diensten met een rechtmatig belang vanwege de aard, het onderwerp of de gevolgen van de ontwerphandeling.

2.   De formele procedure voor overleg tussen de diensten is ook van toepassing op werkdocumenten van de diensten van de Commissie.

3.   Onverminderd de door de voorzitter vastgestelde procedures moeten alle politiek gevoelige en/of belangrijke ontwerphandelingen door het bevoegde lid of de bevoegde leden van de Commissie worden goedgekeurd voordat het formele overleg tussen de diensten van start gaat.

Artikel 56

Raadpleging van het secretariaat-generaal

1.   Het secretariaat-generaal wordt geraadpleegd over alle door de Commissie volgens de mondelinge procedure vast te stellen ontwerphandelingen, met uitzondering van die welke in het kader van diverse administratieve en begrotingsaangelegenheden van individuele strekking worden ingediend, en over ontwerphandelingen die, ongeacht het soort besluitvormingsprocedure:

a)

politiek gevoelig en/of belangrijk zijn;

b)

zijn opgenomen in het jaarlijkse werkprogramma van de Commissie, met inbegrip van de in de bijlagen daarbij vermelde ontwerphandelingen;

c)

institutionele aspecten omvatten;

d)

worden onderworpen aan een evaluatie, geschiktheidscontrole, openbare raadpleging of effectbeoordeling.

2.   Het secretariaat-generaal wordt geraadpleegd over alle standpunten die de Commissie jegens andere instellingen en organen van de Europese Unie, derde landen of internationale of regionale organisaties zouden kunnen verbinden, en over alle gezamenlijke initiatieven van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid.

3.   Het secretariaat-generaal wordt geraadpleegd over werkdocumenten van de diensten van de Commissie.

Artikel 57

Raadpleging van de Juridische Dienst

1.   De Juridische Dienst wordt geraadpleegd over alle ontwerphandelingen, werkdocumenten van de diensten van de Commissie en alle documenten die juridische gevolgen kunnen hebben.

2.   Voor ontwerphandelingen van terugkerende aard is echter geen raadpleging van de Juridische Dienst vereist. Voor dergelijke vrijstellingen is de voorafgaande formele toestemming van de Juridische Dienst vereist.

Artikel 58

Raadpleging van andere diensten

1.   Overeenkomstig artikel 55, lid 1, is de raadpleging van elke dienst met een rechtmatig belang vereist.

2.   Raadpleging van directoraat-generaal Begroting is vereist voor alle ontwerphandelingen of documenten die gevolgen kunnen hebben voor de begroting en de financiën, met inbegrip van voorwaardelijke verplichtingen, of voor de interpretatie en toepassing van de algemene financiële regels van de EU.

3.   Raadpleging van directoraat-generaal Personele middelen en veiligheid is vereist voor alle ontwerphandelingen of werkdocumenten van de diensten van de Commissie die gevolgen kunnen hebben voor het personeel en de administratie.

Artikel 59

Termijnen voor het formele overleg tussen de diensten

1.   De geraadpleegde diensten beschikken over een termijn van ten minste tien werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de documenten ter beschikking zijn gesteld, om hun advies te geven, al dan niet met opmerkingen.

2.   In uitzonderlijke gevallen kunnen de betrokken diensten een extra termijn overeenkomen.

3.   De positieve adviezen van de Juridische Dienst en van de andere geraadpleegde diensten kunnen uitdrukkelijk of stilzwijgend zijn.

Indien een geraadpleegde dienst niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd, wordt deze geacht een positief advies te hebben uitgebracht (stilzwijgende instemming).

4.   De verantwoordelijke dienst kan om een kortere termijn verzoeken onder de voorwaarden van artikel 60 met betrekking tot versneld overleg, en van artikel 61 met betrekking tot specifiek overleg tussen de diensten.

Artikel 60

Versneld overleg

1.   In uitzonderlijke gevallen en om naar behoren gemotiveerde urgente redenen kan de bevoegde dienst het secretariaat-generaal verzoeken om een versneld overleg tussen de diensten, zodat het overleg binnen een kortere termijn dan de in artikel 59, lid 1, genoemde termijn kan worden afgerond. Dit versneld overleg kan schriftelijk of tijdens een vergadering plaatsvinden.

De verantwoordelijke dienst zendt zijn naar behoren gemotiveerd verzoek om gebruik te maken van het versneld overleg naar het secretariaat-generaal, met vermelding van de vorm — tijdens een vergadering of schriftelijk — die hij het meest geschikt acht. Een dergelijk verzoek mag niet worden gebruikt om een administratieve vertraging op te vangen. Het secretariaat-generaal beslist of versneld overleg passend is en stelt de voorzitter daarvan in kennis. De goedkeuring van de teksten door het verantwoordelijke lid of de verantwoordelijke leden vóór de start van het overleg, als bedoeld in artikel 55, lid 3, blijft vereist.

Wanneer het secretariaat-generaal van oordeel is dat het verzoek om gebruik te maken van het versneld overleg gerechtvaardigd is, bepaalt het of het tijdens een vergadering dan wel schriftelijk moet plaatsvinden.

2.   Wanneer het versneld overleg plaatsvindt tijdens een vergadering, worden de documenten ten minste 48 uur vóór de vergadering (21) ter beschikking gesteld van de geraadpleegde diensten, tenzij het secretariaat-generaal anders bepaalt.

De geraadpleegde diensten brengen hun adviezen uit tijdens de vergadering of schriftelijk vóór de vergadering.

Het secretariaat-generaal zit de vergadering voor en neemt de resultaten en adviezen van de geraadpleegde diensten op in de notulen van de vergadering.

Het einde van de vergadering betekent het einde van de raadpleging.

3.   Wanneer het versneld overleg schriftelijk plaatsvindt, wordt de termijn waarbinnen de geraadpleegde diensten hun adviezen moeten uitbrengen, in onderlinge overeenstemming tussen het secretariaat-generaal en de verantwoordelijke dienst vastgesteld en mag deze niet korter zijn dan 48 uur, tenzij het secretariaat-generaal anders bepaalt.

De geraadpleegde diensten brengen binnen die termijn schriftelijk advies uit. Indien een geraadpleegde dienst niet binnen de gestelde termijn antwoordt, wordt dit beschouwd als een positief advies (stilzwijgende instemming).

Artikel 61

Specifiek overleg tussen de diensten

1.   Voor overleg van terugkerende aard kan het secretariaat-generaal op verzoek van de verantwoordelijke dienst toestemming verlenen voor het opzetten van een soort overleg tussen de diensten, “specifiek” genoemd, waarvoor de regels, met name met betrekking tot de termijn en de geraadpleegde diensten, verschillen van die van het in artikel 55 bedoelde overleg.

2.   Zodra een specifiek overleg is toegestaan, is dit systematisch van toepassing op overleg over alle ontwerphandelingen die binnen het toepassingsgebied ervan vallen.

Artikel 62

Resultaat van het overleg tussen de diensten

1.   Zodra het overleg tussen de diensten is afgerond, herziet de verantwoordelijke dienst de ontwerphandeling en/of het werkdocument van de diensten van de Commissie, rekening houdend met de ontvangen opmerkingen.

2.   De bevoegde dienst stelt de herziene ontwerphandeling en/of het herziene werkdocument van de diensten van de Commissie tijdig ter beschikking van de geraadpleegde diensten. Hij stelt hen in kennis van de redenen waarom geen rekening is gehouden met hun opmerkingen, alvorens de vaststellingsprocedure in te leiden.

3.   Het positieve advies van de Juridische dienst, rekening houdend met zijn eventuele opmerkingen in verband met zijn taken als vermeld in artikel 53, lid 2, en het positieve advies van de andere geraadpleegde diensten zijn vereist voordat een ontwerpuitvoeringshandeling ter stemming wordt voorgelegd aan de vertegenwoordigers van lidstaten in comités die zijn ingesteld om toe te zien op de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

Hoofdstuk V

Transparantie, gegevensbescherming en veiligheid

Artikel 63

Transparantie

1.   De Commissie stelt de wetgevingsvoorstellen die zij bij het Europees Parlement en/of de Raad indient, ter beschikking van de burgers, samen met de effectbeoordelingen en de adviezen van de Raad voor regelgevingstoetsing, en informatie over deskundigengroepen en comités, openbare raadplegingen en begunstigden van middelen van de Unie.

2.   De Commissie neemt in haar register van documenten de agenda’s van de vergaderingen van de Commissie, de voorlopige agenda’s voor komende vergaderingen, de goedgekeurde gewone notulen van de vergaderingen van de Commissie en de in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakte handelingen op.

Artikel 64

Transparantieregister

Om de transparantie van haar betrekkingen met belangenvertegenwoordigers te waarborgen, neemt de Commissie de met de andere instellingen overeengekomen regels en beginselen van het openbaar transparantieregister in acht (22) .

Artikel 65

Toegang van het publiek tot documenten van de Commissie

1.   Overeenkomstig artikel 15, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat recht op toegang tot documenten van de Commissie, ongeacht de informatiedrager waarop zij zijn vastgelegd. Deze toegang is onderworpen aan de bij Verordening (EG) nr. 1049/2001 (23) vastgestelde voorwaarden.

2.   De nadere regels van de Commissie voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, vastgesteld op grond van artikel 15, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, en zoals uiteengezet in de bijlage bij dit reglement van orde, zijn van toepassing.

Artikel 66

Documentenbeheer

1.   Het documentbeheer wordt op efficiënte wijze uitgevoerd, zodat de Commissie te allen tijde haar handelingen kan traceren om onder meer te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen, met name op het gebied van gegevensbescherming, de toegang van het publiek tot documenten en de beveiliging van informatie.

2.   De diensten van de Commissie nemen de interne regels inzake registratie, archivering, opslag en overdracht van documenten aan de historische archieven in acht.

Artikel 67

Veiligheid en vertrouwelijkheid

1.   Onverminderd Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad hebben de leden van de Commissie en alle personeelsleden van de Commissie een algemene verplichting om de vertrouwelijkheid te eerbiedigen van de besprekingen, informatie en documenten die onder hun aandacht komen (24).

2.   Binnen de Commissie wordt aan personen, activa en informatie een passend beschermingsniveau geboden dat in verhouding staat tot de vastgestelde risico’s (25). Gerubriceerde informatie van de Europese Unie wordt eveneens op passende wijze beschermd (26).

3.   Gerubriceerde informatie op het niveau CONFIDENTIEL UE/EU CONFIDENTIAL of hoger is alleen toegankelijk voor personeelsleden die een veiligheidsmachtiging van de nationale autoriteiten van hun land van herkomst hebben verkregen.

Artikel 68

Bescherming van persoonsgegevens

1.   Persoonsgegevens worden door de Commissie verwerkt overeenkomstig artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (27) en andere voorschriften van de Europese Unie inzake gegevensbescherming (28).

2.   De functionaris voor gegevensbescherming van de Commissie, die onafhankelijk optreedt, zorgt ervoor dat de regels van de Unie inzake gegevensbescherming binnen de Commissie worden toegepast.

Hoofdstuk VI

Slotbepalingen

Artikel 69

Aanvullende maatregelen

1.   De Commissie kan interne besluiten nemen en de diensten administratieve instructies geven om dit reglement van orde aan te vullen en/of rekening te houden met technologische ontwikkelingen.

2.   De voorzitter kan elk besluit betreffende de werking en de interne organisatie van de Commissie vaststellen, met inbegrip van, bij het begin van zijn of haar ambtstermijn, de werkmethoden van de Commissie.

Artikel 70

Wijzigingen van Besluit C(2000) 3614 van de Commissie

De artikelen 1 tot en met 28 van Besluit C(2000) 3614 van de Commissie van 29 november 2000 (29), de bijlage bij dat besluit met de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad, de bijlage bij dat besluit met de bestuurlijke gedragscode voor het personeel van de Europese Commissie bij de contacten met het publiek en de uitvoeringsbepalingen van het reglement van orde, die zijn gehecht aan Besluit C(2010) 1200 final van de Commissie (30), worden geschrapt.

Artikel 71

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 december 2024.

Voor de Commissie

De voorzitter

Ursula VON DER LEYEN


(1)  Reglement van orde C(2000) 3614 van 29 november 2000 (PB L 308 van 8.12.2000, blz. 26, ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/2000/3614/oj).

(2)  Besluit C(2010) 1200 van de Commissie van 24 februari 2010 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 55 van 5.3.2010, blz. 60, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2010/138(1)/oj).

(3)  Besluit C(2020) 3000 van de Commissie van 22 april 2020 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 127I van 22.4.2020, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2020/555/oj).

(4)  Uitvoeringsbepalingen van het reglement van orde, gehecht aan Besluit C(2010) 1200 final van de Commissie van 24 februari 2010 tot wijziging van haar reglement van orde.

(5)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1049/oj).

(6)  Artikel 17, lid 6, punt b), van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(7)  Artikel 248 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(8)  Artikel 17, lid 6, punt c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(9)  Artikel 17, lid 6, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(10)  Besluit van de Commissie C(2018) 700 van 31 januari 2018 over een gedragscode voor de leden van de Europese Commissie (PB C 65 van 21.2.2018, blz. 7).

(11)  Artikel 17, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(12)  Kaderakkoord over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Europese Commissie, bijlage IV, punt 5 (PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2010/1120/oj).

(13)  P(2024)5 van 1 december 2024, Mededeling van de voorzitter aan de Commissie over de werkmethoden van de Europese Commissie.

(14)  P(2024)5 van 1 december 2024, Mededeling van de voorzitter aan de Commissie over de werkmethoden van de Europese Commissie.

(15)  Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (herschikking) (PB L, 2024/2509, 26.9.2014, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2509/oj).

(16)  Verordening nr. 31 (E.E.G.), nr. 11 (E.G.A.) van de Raad van 14 juni 1962 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB 45 van 14.6.1962, blz. 1385, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1962/31(1) en Besluit C(2013) 3288 van 4 juni 2013 betreffende de uitoefening van de bevoegdheden die door het Ambtenarenstatuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag (TABG) en door de Regeling andere personeelsleden (RAP) aan het tot het sluiten van aanstellingovereenkomsten bevoegde gezag (TSABG) zijn toebedeeld.

(17)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/182/oj).

(18)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2011/182/oj).

(19)  Verordening nr. 31 (E.E.G.), nr. 11 (E.G.A.) van de Raad van 14 juni 1962 tot vaststelling van het statuut van de ambtenaren en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB 45 van 14.6.1962, blz. 1385, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1962/31(1)/oj).

(20)  Zie de bepalingen tot instelling van het algemeen systeem voor snelle waarschuwing ARGUS, die zijn gehecht aan Besluit C(2000) 3614.

(21)  Deze periode van 48 uur omvat geen feestdagen, zaterdagen of zondagen.

(22)  Interinstitutioneel Akkoord van 20 mei 2021 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over een verplicht transparantieregister (PB L 207 van 11.6.2021, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/2021/611/oj).

(23)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1049/oj).

(24)  Zie artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 5, lid 2, van Besluit C(2018) 700 over een gedragscode voor de leden van de Europese Commissie en artikel 17 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, dat van overeenkomstige toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

(25)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.03.2015, blz. 41, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/443/oj).

(26)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.03.2015, blz. 53, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/444/oj).

(27)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van dit reglement van orde (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1725/oj).

(28)  Onder meer Besluit (EU) 2020/969 van de Commissie van 3 juli 2020 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften betreffende de functionaris voor gegevensbescherming, beperking van de rechten van betrokkenen en de toepassing van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Besluit 2008/597/EG van de Commissie (PB L 213 van 6.7.2020, blz. 12, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2020/969/oj).

(29)  Reglement van orde van de Commissie (PB L 308 van 8.12.2000, blz. 26, ELI: http://data.europa.eu/eli/proc_rules/2000/3614/oj).

(30)  Besluit van de Commissie van 24 februari 2010 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 55 van 5.3.2010, blz. 60).


BIJLAGE

Nadere regels voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie moet haar besluiten in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger nemen en moet erop toezien dat haar procedures transparant zijn. Zo kunnen burgers participeren en wordt geborgd dat de administratie legitimiteit geniet en verantwoording aflegt aan de burgers, in overeenstemming met de democratische beginselen van de Unie.

(2)

Overeenkomstig artikel 15, lid 3, derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 18, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 (1) moet elke instelling van de Unie in haar eigen reglement van orde specifieke bepalingen betreffende de toegang tot haar documenten opnemen.

(3)

De Commissie heeft een digitaal systeem opgezet voor het behandelen van verzoeken om toegang tot documenten, genaamd Electronic AccesS to European Commission Documents (“EASE”). Dit moet het beheer van verzoeken om toegang tot documenten stroomlijnen, waarbij de klemtoon blijft liggen op de overkoepelende doelstelling om documenten zo ruim mogelijk toegankelijk te maken voor het publiek.

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

Burgers van de Unie en natuurlijke personen of rechtspersonen met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat oefenen hun recht op toegang tot documenten van de Commissie op grond van artikel 15, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 uit in overeenstemming met de onderhavige nadere regels.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

(1)

“verzoeker”: burgers van de Unie en natuurlijke personen of rechtspersonen met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1049/2001 een verzoek om toegang tot documenten indienen;

(2)

“document”: verwijst naar de definitie van “document” in artikel 3, punt a), van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

(3)

“door de Commissie opgesteld document”: een document dat is goedgekeurd als zijnde klaar voor doorgifte door de persoon die gemachtigd is verantwoordelijkheid op te nemen voor de inhoud in overeenstemming met de regels en voorschriften die van toepassing zijn op het onderliggende bedrijfsproces. Deze persoon hoeft niet de persoon te zijn die belast is met de praktische taak van het opstellen of uittikken ervan, maar is in plaats daarvan de persoon of de administratieve entiteit die voor de inhoud verantwoordelijk is overeenkomstig de procedurevoorschriften en interne regels van de Europese Commissie voor het betrokken bedrijfsproces;

(4)

“door de Commissie ontvangen document”: een document dat door de (externe) afzender doelbewust aan de Europese Commissie is geleverd;

(5)

“bij de Commissie berustend document”:

a)

een document dat is geregistreerd overeenkomstig artikel 7 van Besluit (EU) 2021/2121 van de Commissie van 6 juli 2020 over het beheer van stukken en archieven (2) (“Besluit (EU) 2021/2121 van de Commissie”); en

b)

andere documenten gecreëerd in een toepassing voor informatietechnologie, gecontroleerd door en in het bezit van de Commissie, en die zijn opgeslagen op een corporate device of in een corporate cloudservice, met uitzondering van documenten die zijn opgeslagen in persoonlijke folders voor louter persoonlijk gebruik buiten professionele activiteiten;

(6)

“bedrijfsproces”: een vooraf bepaalde workflow met duidelijk omschreven stappen die voortvloeien uit de procedurevoorschriften of interne regels, en beschrijvingen van de uitkomst van elke stap.

Artikel 3

Rechtstreeks voor het publiek toegankelijke documenten

1.   De Commissie geeft het publiek rechtstreeks toegang tot wetgevingsvoorstellen zodra deze zijn vastgesteld. Deze gaan vergezeld van de effectbeoordeling en het advies van de Raad voor regelgevingstoetsing.

2.   De Commissie geeft het publiek rechtstreeks toegang tot de volgende documenten, onder meer door deze tijdig op specifieke websites openbaar te maken:

a)

agenda’s voor vergaderingen van de Commissie, en voorlopige agenda’s van toekomstige vergaderingen;

b)

goedgekeurde gewone notulen van vergaderingen van de Commissie;

c)

toespraken over de Staat van de Unie; werkprogramma’s van de Commissie, strategische prognoseverslagen, strategische plannen, beheersplannen, het jaarlijkse lastenoverzicht, de adviezen op het Fit for Future-platform, en jaarlijkse activiteitenverslagen;

d)

landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees Semester, handvatten voor lidstaten en het scorebord voor de herstel- en veerkrachtfaciliteit;

e)

besluiten met betrekking tot het Europees burgerinitiatief;

f)

gemotiveerde adviezen van de nationale parlementen en antwoorden van de Commissie over de vraag of een ontwerp van wetgevingshandeling met het subsidiariteitsbeginsel strookt overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Protocol nr. 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

g)

de geaggregeerde kosten van dienstreizen van leden van de Commissie;

h)

notulen van bijeenkomsten van leden van de Commissie, leden van hun kabinet, managers bij de Commissie met belangenvertegenwoordigers.

Artikel 4

Regels om toegang te verlenen tot op verzoek toegankelijke documenten

1.   Verzoeken om toegang tot documenten die niet onder artikel 3 vallen, worden beoordeeld onder toepassing van de uitzonderingen op toegang van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

2.   Er bestaat een vermoeden dat toegang tot onder meer de volgende documenten afbreuk doet aan belangen die worden beschermd door artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001:

a)

documenten die deel uitmaken van pre-inbreuk- en lopende inbreukprocedures;

b)

documenten die deel uitmaken van lopende gerechtelijke procedures;

c)

adviezen van de Juridische Dienst;

d)

documenten die deel uitmaken van staatssteunzaken;

e)

documenten die deel uitmaken van mededingingszaken (zoals procedures inzake concentratiecontrole en kartelonderzoeken, alsmede door nationale mededingingsautoriteiten aan de Commissie gezonden documenten), handelsbeschermingszaken, zaken van buitenlandse subsidies, zaken van buitenlandse directe investeringen, zaken van toezicht op financiële markten en resolutiezaken, procedures op grond van de digitalemarktverordening (3) en de digitaledienstenverordening (4), en vergelijkbare administratieve procedures;

f)

documenten die deel uitmaken van lopende administratieve vergunningsprocedures;

g)

documenten die deel uitmaken van onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (“OLAF”);

h)

offertes en subsidieaanvragen ingediend door inschrijvers of subsidieaanvragers in het kader van procedures inzake overheidsopdrachten;

i)

vergelijkende onderzoeken voor de aanwerving van personeelsleden;

j)

documenten die deel uitmaken van onderzoeken van het Bureau voor onderzoek en disciplinaire zaken van de Commissie; en

k)

documenten die deel uitmaken van het personeelsdossier van personeelsleden.

Tot die documenten wordt dus geen toegang verleend, tenzij de verzoeker aantoont dat er met het verlenen van toegang een hoger openbaar belang gemoeid is dan de belangen die door artikel 4, leden 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 worden beschermd.

Procedures lopen totdat de handeling waarmee de procedure wordt afgesloten, niet meer kan worden aangevochten bij de Unierechter of een nationale rechter.

Partijen bij de procedures onder de punten e) tot en met k) hebben het recht op toegang tot het dossier overeenkomstig artikel 41, lid 2, punt b), van het Handvest van de grondrechten en de toepasselijke sectorale wetgeving.

Artikel 5

Regels voor de registratie van documenten en het wissen van niet-geregistreerde inhoud

1.   Alle inhoud die belangrijke informatie is die geen korte levensduur heeft, wordt overeenkomstig artikel 7 van Besluit (EU) 2021/2121 van de Commissie geregistreerd.

2.   De volgende inhoud voldoet niet aan die definitie:

a)

inhoud die, indien deze niet wordt bewaard, geen negatief administratief of juridisch effect voor de Europese Commissie zou hebben;

b)

inhoud die circuleert in het kader van een informele, eerste gedachtewisseling tussen personeelsleden van de Commissie;

c)

contacten over onderwerpen met een korte levensduur (zoals contacten over praktische vergaderafspraken);

d)

informatie over de persoonlijke situatie van iemand, tenzij deze de in het personeelsstatuut bepaalde procedures documenteert of uitvoert;

e)

informele, eerste gedachtewisselingen tussen personeelsleden van de Europese Commissie om het standpunt van de voor inhoud van het document verantwoordelijke administratieve entiteit te bepalen;

f)

opeenvolgende versies van een voorlopig document (bv. een ontwerp van een wetgevingsvoorstel of beleidsmededeling of een ontwerp-effectbeoordeling); en

g)

vroege versies van documenten die worden voorbereid in collaboratieve omgevingen, d.w.z. versies die niet de uitkomst of het document van de collaboratieve werkzaamheden op het platform weerspiegelen.

3.   Niet-geregistreerde e-mails worden na zes maanden automatisch gewist uit mailboxen.

4.   Applicaties voor tekstberichten op corporate mobiele telefoons worden niet gebruikt voor belangrijke informatie die geen korte levensduur heeft, tenzij zulks in het belang van de dienst strikt vereist is. Applicaties voor tekstberichten voldoen aan de aanbevelingen van de Commissie inzake de beveiliging van informatietechnologie wat betreft het automatisch verdwijnen van berichten.

Artikel 6

Maatregelen ter vergemakkelijking van de toegang tot documenten

De reikwijdte van het overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 gecreëerde register van documenten van de Commissie wordt geleidelijk uitgebreid. Een link naar het register is beschikbaar op de Europa-website.

De Commissie houdt het register met mededingingszaken, het register van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen en het comitologieregister bij.

Artikel 7

Geen creatie van nieuwe documenten

Het verzoek om toegang wordt geweigerd wanneer, om aan dat verzoek te voldoen, een nieuw document zou moeten worden gecreëerd, onder meer wanneer een en ander het bijeenbrengen van informatie uit diverse documenten of het ophalen van documenten zou inhouden en daarvoor een substantiële investering vereist is.

Artikel 8

Digitaal systeem voor het behandelen van verzoeken om toegang tot documenten

1.   EASE bestaat uit twee delen:

a)

een publiek portaal waarmee burgers documenten van de Commissie kunnen opvragen (“het EASE-portaal”); en

b)

een intern IT-systeem waarmee personeelsleden van de Commissie verzoeken behandelen.

2.   Het EASE-portaal informeert het publiek over de wijze waarop verzoeken moeten worden ingediend en over de procedurerechten van verzoekers op grond van de Verordening (EG) nr. 1049/2001.

3.   Een hulppagina (in alle officiële talen) informeert het publiek hoe documenten kunnen worden verkregen.

4.   Bij omvangrijke of moeilijk te hanteren documenten kan de verzoeker worden verzocht de documenten ter plaatse te raadplegen. Deze raadpleging is kosteloos.

Artikel 9

Algemene procedureregels

1.   Verzoekers kunnen verzoeken om toegang tot documenten indienen via het EASE-portaal. Subsidiair kunnen verzoekers ook per post of via e-mail verzoeken zenden aan het secretariaat-generaal of aan het betrokken directoraat-generaal of de betrokken dienst.

2.   Bij het indienen van het verzoek verstrekken verzoekers hun voornaam en familienaam. Indien de verzoekers hun voornaam of familienaam niet verstrekken of valse informatie verstrekken, zal het verzoek niet worden behandeld.

3.   Verzoeken die via het EASE-portaal, per post of via e-mail worden ingediend, vermelden het land van verblijf en het postadres. Wanneer geen postadres wordt meegedeeld, zullen dergelijke verzoeken niet worden behandeld.

4.   Antwoorden en besluiten van de Commissie betreffende verzoeken die via het EASE-portaal zijn ingediend, worden geacht ter kennis te zijn gebracht wanneer de verzoeker het antwoord op het portaal opent. Indien de verzoeker het antwoord of het besluit niet opent binnen vijftien werkdagen nadat het secretariaat-generaal, het directoraat-generaal of de dienst het heeft gezonden, wordt van het antwoord of het besluit geacht te zijn kennisgegeven op de zestiende werkdag gerekend vanaf de datum waarop dit is gezonden.

5.   Antwoorden en besluiten betreffende verzoeken die buiten het EASE-portaal zijn ingediend, worden via e-mail gezonden, behalve wanneer verzoekers specifiek om een papieren versie hebben verzocht, of wanneer deze hun initiële verzoek per brief hebben ingediend, of wanneer het secretariaat-generaal, het directoraat-generaal of de dienst een bepaalde reden heeft om een antwoord of besluit per aangetekende brief te zenden. Mededelingen van een antwoord of besluit via e-mail bevatten een uitdrukkelijk verzoek om een ontvangstbevestiging door de verzoekers. Mochten verzoekers na vijf werkdagen de ontvangst niet hebben bevestigd, dan wordt een herinnering gezonden, behalve wanneer de verzoeker reeds publiekelijk de ontvangst van het antwoord of het besluit heeft bevestigd. Wanneer er geen ontvangstbevestiging van een elektronisch gezonden antwoord of besluit komt, vindt kennisgeving per aangetekende brief plaats.

6.   De temporele en materiële reikwijdte van het initiële verzoek is duidelijk afgebakend. Indien een verzoek niet nauwkeurig genoeg is, zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, wordt de verzoeker uitgenodigd om de aanvullende informatie te verstrekken zodat de gevraagde documenten kunnen worden geïdentificeerd. De antwoordtermijn begint te lopen zodra de informatie is ontvangen waarmee de reikwijdte van het verzoek kan worden afgebakend en de documenten kunnen worden geïdentificeerd.

De afsluitdatum, of de datum tot wanneer documenten zijn geïdentificeerd, wordt gedefinieerd als de datum van registratie van het initiële verzoek.

7.   De bevoegde dienst staat de verzoeker bij, door bijvoorbeeld informatie te verstrekken over het gebruik van openbare documentenregisters. Indien binnen zeven werkdagen gerekend vanaf het verzenden van het verzoek om verduidelijking de verzoeker geen aanvullende informatie heeft verstrekt waarmee de gevraagde documenten kunnen worden geïdentificeerd, wordt het verzoek als ingetrokken beschouwd en wordt de verzoeker in die zin geïnformeerd.

8.   Verzoeken om informatie niet zijnde milieu-informatie vallen buiten het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en moeten door de bevoegde dienst van de Commissie worden behandeld op grond van haar bestuurlijke gedragscode. Nadat de verzoeker daarvan in kennis is gesteld, kan de bevoegde dienst van de Commissie het op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 ingediende verzoek herkwalificeren als een verzoek om informatie en dit dienovereenkomstig behandelen, tenzij de verzoeker daartegen uitdrukkelijk bezwaar maakt en gronden tegen deze herkwalificatie aanvoert.

9.   Overeenkomstig artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan de bevoegde dienst informeel met de verzoeker overleggen om tot een billijke oplossing te komen zodat de bevoegde dienst omvangrijke of breed georiënteerde verzoeken binnen de wettelijke termijnen kan afhandelen. Bij de billijke oplossing kan het alleen gaan om het aantal en de inhoud van de gevraagde documenten – niet om de in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 bepaalde termijnen. Die termijnen kunnen niet terzijde worden gesteld om met vertraging antwoorden in batches te verstrekken, zelfs als de verzoeker daarom vraagt. Wanneer geen billijke oplossing kan worden bereikt, kan de bevoegde dienst de reikwijdte van het verzoek eenzijdig beperken, nadat deze alle alternatieve opties daadwerkelijk heeft bestudeerd en in zijn besluit de redenen heeft toegelicht waarom die diverse opties ook een onredelijke werklast met zich zouden brengen of voor de verzoeker minder gunstig zouden zijn.

10.   Overeenkomstig artikel 2 van Verordening nr. 1/58 (5) beantwoordt het secretariaat-generaal, het directoraat-generaal of de dienst verzoeken om toegang tot documenten in de taal van het verzoek, op voorwaarde dat dit gesteld is in een van de officiële talen van de Unie. Bij wijze van uitzondering mag het directoraat-generaal of de dienst, met de uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de verzoeker, antwoorden in een andere taal dan die welke in het verzoek om toegang is gebruikt, om het verzoek zo spoedig mogelijk te kunnen behandelen.

11.   Hoewel de Commissie ernaar streeft om een maximaal aantal documenten in alle officiële talen van de Unie te publiceren, is het secretariaat-generaal, het directoraat-generaal of de dienst, wanneer de gevraagde taalversie van een document niet bestaat, niet verplicht deze te creëren. Zij verstrekken de verzoeker de bestaande officiële taalversie. Wanneer er meerdere andere officiële taalversies zijn dan de gevraagde taalversie, nodigt het secretariaat-generaal, het directoraat-generaal of de dienst de verzoeker uit om aan te geven welk bestaande alternatief zijn voorkeur heeft.

12.   Na de volledige of gedeeltelijke weigering van toegang tot documenten heeft de verzoeker het recht om in een later stadium een nieuw verzoek om toegang tot hetzelfde document of dezelfde documenten in te dienen. Dit nieuwe verzoek zal als een nieuw initieel verzoek worden behandeld, op voorwaarde dat er relevante wijzigingen zijn opgetreden in de juridische en/of feitelijke omstandigheden die een mogelijk ruimere toegang verantwoorden dan toen het eerste initiële antwoord of het confirmatieve besluit was vastgesteld. Anders wordt het eerdere initiële of confirmatieve besluit bevestigd onder verwijzing naar de omstandigheid dat de feitelijke en juridische omstandigheden niet zijn gewijzigd.

13.   Overeenkomstig haar bestuurlijke gedragscode mag de Commissie zich het recht voorbehouden verdere correspondentie stop te zetten wanneer deze redelijkerwijs als repetitief kan worden beschouwd.

14.   In uitzonderlijke omstandigheden weigert het betrokken directoraat-generaal of de betrokken dienst een verzoek om toegang tot documenten te behandelen wanneer daarbij duidelijk misbruik wordt gemaakt van het recht op toegang tot documenten. De weigering vermeldt de redenen die deze conclusie onderbouwen, met inbegrip van (in voorkomend geval) de redenen die geleid hebben tot de conclusie dat het doel van de verzoeker was om het correcte functioneren van de instelling te verlammen en dat de werklast met betrekking tot de openbaarmaking van de gevraagde documenten onredelijk en onevenredig is in het licht van de door Verordening (EG) nr. 1049/2001 bepaalde doelstellingen.

Artikel 10

Behandeling van initiële verzoeken

1.   Het betrokken directoraat-generaal of de betrokken dienst zoekt de door de verzoeker gevraagde documenten op tussen de bij de Commissie berustende documenten.

2.   Alle documenten die binnen het bereik van het initiële verzoek vallen, worden geïdentificeerd. Wanneer toegang wordt geweigerd, bevat het antwoord ten minste een duidelijke lijst met categorieën documenten die voldoende gedetailleerd is om de verzoeker in staat te stellen de weigering aan te vechten, tenzij die identificatie de door de uitzonderingen op de toegang tot documenten beschermde belangen in gevaar zou brengen. Wanneer gedeeltelijk of volledig toegang wordt verleend, vermeldt het antwoord de documenten met hun titel en uniek identificatienummer.

In het geval van complexe en/of omvangrijke verzoeken mag de antwoordtermijn van vijftien werkdagen worden verlengd met vijftien werkdagen. Verlengingen van de termijn worden gemotiveerd en tijdig aan de verzoeker meegedeeld.

3.   Het initiële antwoord bevat een omvattende beoordeling van zowel de materiële reikwijdte als de temporele reikwijdte van het verzoek. Met het initiële antwoord worden alle documenten binnen het bereik van het initiële verzoek nauwkeurig ingedeeld of geïdentificeerd. Daarbij draagt het directoraat-generaal of de dienst er niettemin zorg voor dat geen op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 beschermde informatie wordt openbaar gemaakt. Het initiële antwoord informeert de verzoeker dat deze het recht heeft om, binnen vijftien werkdagen gerekend vanaf de ontvangst van het antwoord, een confirmatief verzoek in te dienen bij het secretariaat-generaal van de Commissie.

4.   Initiële antwoorden waarbij volledige toegang wordt verleend tot het (de) gevraagde document(en) of brede gedeeltelijke toegang waarbij alleen niet-gevraagde persoonsgegevens worden geredigeerd, worden ondertekend op directeursniveau. In alle overige gevallen worden antwoorden ondertekend door de directeur-generaal of het hoofd van de dienst van het betrokken directoraat-generaal of de betrokken dienst.

Artikel 11

Behandeling van confirmatieve verzoeken

1.   De bevoegdheid tot het nemen van besluiten over confirmatieve verzoeken wordt aan de secretaris-generaal gedelegeerd. Het besluit wordt genomen door de secretaris-generaal nadat de Juridische Dienst hiermee heeft ingestemd.

2.   De verzoeker kan, binnen vijftien werkdagen gerekend vanaf de ontvangst van het initiële antwoord, een confirmatief verzoek indienen waarin deze de Commissie verzoekt haar standpunt te heroverwegen.

3.   Het secretariaat-generaal voert een volledig administratief onderzoek uit van het initiële antwoord van het directoraat-generaal dat of de dienst die verantwoordelijk is. Documenten die door de Commissie zijn opgesteld of ontvangen na de registratie van het initiële verzoek, zullen evenwel buiten het bereik van de confirmatieve herziening vallen, om het tweestaps-toetsingsproces van Verordening (EG) nr. 1049/2001 veilig te stellen.

4.   De reikwijdte van een initieel verzoek kan in het confirmatieve stadium niet worden verruimd.

Wanneer de verzoeker uitdrukkelijk verzoekt om de herziening van het initiële verzoek met betrekking tot geselecteerde documenten waartoe toegang volledig of gedeeltelijk is geweigerd, wordt de reikwijdte van de confirmatieve herziening dienovereenkomstig omschreven.

Wanneer de reikwijdte van het confirmatieve verzoek ruimer is of verschilt van de reikwijdte op initieel niveau, wordt de verzoeker uitgenodigd een nieuw initieel verzoek in te dienen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

5.   Het directoraat-generaal dat of de dienst die verantwoordelijk was voor de behandeling van het initiële verzoek, verleent het secretariaat-generaal bijstand bij het opstellen van het confirmatieve besluit.

De bijdrage van het directoraat-generaal of de dienst bevat alle noodzakelijke elementen aan de hand waarvan het secretariaat-generaal snel inzicht kan krijgen in de context en de belangrijkste kwesties die aan de orde zijn. Deze bijdrage bevat een volledige beoordeling wat betreft alle argumenten van de verzoeker die in het confirmatieve stadium zijn aangevoerd. Ook bevat zij de originele versie van de documenten waartoe gedeeltelijk of volledig de toegang is geweigerd. Deze bijdrage wordt onverwijld gezonden.

Het secretariaat-generaal kan het directoraat-generaal of de dienst vragen alle andere noodzakelijke stappen te zetten om de kwaliteit en juridische deugdelijkheid van de behandeling van het confirmatieve verzoek te borgen.

Wanneer de verzoeker aanvoert dat documenten die binnen de reikwijdte van zijn verzoek vallen, niet in het initiële antwoord zijn geïdentificeerd, verricht het directoraat-generaal of de dienst een nieuwe zoekslag naar documenten en verstrekt, in voorkomend geval, het secretariaat-generaal een door zijn directeur-generaal of hoofd van de dienst ondertekende notitie die het ontbreken staaft van eventueel bestaande documenten in zijn bezit.

Indien bij de behandeling van een confirmatief verzoek het secretariaat-generaal kennis krijgt van het feit dat documenten die vóór de registratiedatum van het initiële verzoek bestonden en binnen het bereik van dat verzoek vielen, niet in het initiële antwoord zijn geïdentificeerd, registreert de Commissie ambtshalve een nieuw afzonderlijk initieel verzoek, om een snellere behandeling te garanderen van het confirmatieve verzoek met betrekking tot de documenten die reeds waren geïdentificeerd binnen de reikwijdte van het initiële antwoord, alsmede om de verzoeker in staat te stellen uiteindelijk een confirmatief verzoek in te dienen met de vraag aan de instelling om haar positie met betrekking tot de identificatie van de nieuw geïdentificeerde documenten opnieuw te bezien.

6.   Het confirmatieve besluit informeert de verzoekers over hun recht om beroep in te stellen bij het Gerecht of om een klacht in te dienen bij de Europese Ombudsman op de voorwaarden van, respectievelijk, artikel 263 en artikel 228 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

7.   Geanonimiseerde confirmatieve besluiten die op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 zijn vastgesteld, worden in beginsel op het EASE-portaal openbaar gemaakt.

Artikel 12

Raadplegingen over documenten van derden

1.   Wanneer het gaat om documenten van derden, raadpleegt de Commissie de derde om te beoordelen of een van de uitzonderingen uit artikel 4, lid 1 of 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing is, onverminderd de leden 2 en 3 van dit artikel.

Voor de toepassing van dit artikel is een “derde” de entiteit niet zijnde de Commissie die de auteur is van het bij de Commissie berustende document.

Indien specifieke omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan de bevoegde dienst ook de entiteit raadplegen die het document bij de Commissie heeft ingediend, maar die niet de auteur van het gevraagde document is.

2.   Indien de Commissie van oordeel is dat het helder is dat de toegang tot het (de) document(en) van derden overeenkomstig een van de uitzonderingen van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 moet worden geweigerd, wordt de toegang tot het (de) document(en) geweigerd zonder raadpleging van de derde.

3.   De Commissie verleent toegang tot het (de) document(en) van derden zonder de derde te raadplegen, wanneer:

a)

het gevraagde document reeds openbaar is gemaakt, hetzij door de auteur, hetzij op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 of vergelijkbare bepalingen;

b)

het helder is dat de openbaarmaking, of gedeeltelijke openbaarmaking, van de inhoud ervan geen schade toebrengt aan een van de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 bedoelde belangen.

4.   De derde die overeenkomstig lid 1 wordt geraadpleegd, krijgt een termijn om te antwoorden die ten minste vijf werkdagen bedraagt. De betrokken termijn moet zodanig zijn dat het secretariaat-generaal, het directoraat of de dienst de in artikel 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vastgestelde antwoordtermijnen kan nakomen. Bij gebreke van een antwoord van de derde binnen de termijn, of indien de derde onvindbaar of niet identificeerbaar is, beslist het secretariaat-generaal, het directoraat-generaal of de dienst of de uitzonderingen van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing zijn, rekening houdende met de legitieme belangen van de derde op basis van de informatie waarover de Commissie beschikt.

5.   De raadpleging van lidstaten wat betreft documenten die van hen uitgaan, verloopt via hun permanente vertegenwoordigingen bij de Europese Unie.

6.   Wanneer de lidstaat zich voor zijn verzet tegen openbaarmaking van zijn document(en) baseert op de uitzonderingen van artikel 4, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, wordt volstaan met een prima facie beoordeling door de Commissie van die bezwaren en van de redenen die de positie van de lidstaat op dat punt onderbouwen. Het antwoord of het besluit verwijst naar de argumentatie van de lidstaat zodat de verzoeker de redenen en oorzaken van de weigering kan begrijpen. Bij gebreke van argumenten voor het verzet van de betrokken lidstaat, kan de Commissie beslissen dat één, meerdere of geen van de uitzonderingen van toepassing zijn.

7.   Indien het secretariaat-generaal, het directoraat-generaal of de dienst voornemens is om, tegen de uitdrukkelijke bezwaren van de derde of de lidstaat in, toegang te verlenen tot een document, brengen zij de derde of de lidstaat op de hoogte van hun voornemen om het document openbaar te maken. De derde of de lidstaat wordt geïnformeerd over de rechtsmiddelen die beschikbaar zijn om zich tegen openbaarmaking te verzetten, namelijk een beroep tot nietigverklaring bij het Gerecht en een verzoek om voorlopige maatregelen bij de president van het Gerecht. Toegang tot het betrokken document kan pas worden verleend na een periode van tien werkdagen, die begint te lopen vanaf de ontvangstbevestiging van de kennisgeving door de derde of de lidstaat.

8.   Wanneer een lidstaat een verzoek ontvangt om toegang tot een document dat uitgaat van de Commissie, kan deze lidstaat zich, ten behoeve van de in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 bedoelde raadpleging, wenden tot het secretariaat-generaal, dat verantwoordelijk is om het directoraat-generaal dat of de dienst die binnen de Commissie voor dit document verantwoordelijk is, aan te wijzen.

Artikel 13

Erga omnes-werking van een besluit om het publiek toegang te geven na een verzoek

Documenten die op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 door de Commissie worden openbaar gemaakt, komen beschikbaar voor het brede publiek (“erga omnes”-werking).

Als gevolg van de werking erga omnes van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan de Commissie:

a)

niet weigeren toegang te geven tot een document dat op grond van die verordening rechtmatig is vrijgegeven aan andere verzoekers; en/of

b)

geen beperktere toegang geven tot een document dat voordien op grond van de verordening is vrijgegeven.

Op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 openbaar gemaakte documenten worden op het EASE-portaal, of op een vergelijkbaar onlineplatform, openbaar gemaakt. De Commissie kan voor dit soort platforms specifieke toegangsvoorwaarden vaststellen. De Commissie is niet aansprakelijk voor het hergebruik van de openbaar gemaakte documenten die onder intellectuele-eigendomsrechten van derden vallen. De Commissie kan haar verplichting om toegang te verlenen nakomen door de verzoeker mee te delen hoe deze een document kan verkrijgen dat voordien is vrijgegeven.

De Commissie kan via één enkele openbaarmaking antwoorden op een groot aantal verzoeken om hetzelfde document of dezelfde documenten of documenten over hetzelfde specifieke onderwerp, met name wanneer deze in vergelijkbare termen zijn geformuleerd. Iedere verzoeker wordt over die openbaarmaking en over de beroepsmogelijkheden terzake geïnformeerd.

Artikel 14

Persoonsgegevens

1.   Wanneer een document waarvoor om toegang van het publiek is verzocht, persoonsgegevens in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (6) (“Verordening (EU) 2018/1725”) bevat, worden die persoonsgegevens in overeenstemming met artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de bepalingen van die verordening verwerkt.

2.   Wanneer in documenten waarop een verzoek op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 ziet, de identiteit en de functie voorkomen van personeelsleden van de Commissie op directeursniveau of hoger, leden van de Commissie en leden van hun kabinet, indien vermeld in de context van hun professionele taken, worden deze openbaar gemaakt, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de legitieme belangen van de betrokkene kunnen worden geschaad.

Ook de identiteit en functie van de volgende natuurlijke personen wordt openbaar gemaakt, wanneer vermeld in de context van hun professionele taken, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de legitieme belangen van de betrokkene kunnen worden geschaad:

a)

publieke figuren die optreden in hun publieke hoedanigheid, zoals staatshoofd, president, minister, hoge ambtenaren, hoofd van een regionaal bestuur, ambassadeur, parlementslid, permanent vertegenwoordiger, lid van het Europees Parlement, secretaris-generaal, of gelijkwaardig en hoger, van andere instellingen en organen van de Unie, of internationale intergouvernementele organisaties, alsmede hoge geestelijken;

b)

president-directeuren, algemeen directeuren, bestuursvoorzitters (CEO’s), operationeel directeuren (COO’s) of gelijkwaardige wettelijke vertegenwoordigers van rechtspersonen zoals vennootschappen, consortia, niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van denktanks, verenigingen.

3.   Wanneer een document persoonsgegevens bevat die al rechtmatig openbaar zijn gemaakt, geeft de Commissie het document gewoon door aan de verzoeker of verwijst zij deze door naar de publieke link waar het document beschikbaar is.

4.   Wanneer verzoekers om toegang verzoeken tot documenten die hun eigen persoonsgegevens bevatten, worden die verzoeken behandeld op grond van artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1725, tenzij de verzoekers specifiek verzoeken dat dergelijke verzoeken op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001 worden behandeld. In dat laatste geval wordt de verzoekers meegedeeld dat, om de legitieme belangen van de betrokkene te beschermen, de gevraagde documenten zullen worden openbaar gemaakt zonder hun persoonsgegevens, tenzij het noodzakelijkheids- en evenredigheidscriterium van artikel 9 van de Verordening (EU) 2018/1725 in acht wordt genomen.

5.   Verzoeken van een op grond van artikel 4, leden 4 en 5, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 geraadpleegde derde om de identiteit van de verzoeker te kennen, zouden doorgifte van persoonsgegevens inhouden en op grond van Verordening (EU) 2018/1725 worden geweigerd.

Artikel 15

Tenuitvoerlegging van de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van aanbevelingen van de Europese Ombudsman

1.   Bij nietigverklaring van haar confirmatief besluit door het Hof stelt de Commissie een nieuw confirmatief besluit vast om dat arrest ten uitvoer te leggen.

2.   Wanneer de Europese Ombudsman een voorstel voor een oplossing of een aanbeveling heeft gedaan, kan de Commissie, na beoordeling van de argumenten die de Europese Ombudsman heeft aangedragen, beslissen om, in het kader van het antwoord van de Commissie op het voorstel of de aanbeveling, verdere of volledige toegang tot documenten te verlenen.

Zowel de documenten die zodoende worden openbaar gemaakt als het antwoord van de Commissie aan de Europese Ombudsman worden op het EASE-portaal openbaar gemaakt.

Artikel 16

Bijzondere regels voor de verzoeken om toegang tot documenten betreffende de activiteiten van OLAF, het comité van toezicht en de toezichthouder op de procedurewaarborgen

1.   Wat betreft initiële antwoorden, in afwijking van artikel 10, lid 4, van deze regels, indien het verzoek ziet op documenten betreffende de administratieve werkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bedoeld in artikel 1 van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) (“Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013”) en in artikel 2, leden 1 en 2, van Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom van de Commissie houdende oprichting van OLAF (8) (“Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom”), wordt het initiële antwoord ondertekend door de OLAF-directeur die daartoe bij OLAF door de directeur-generaal van OLAF is aangesteld.

Diezelfde regel geldt voor documenten met betrekking tot personeelszaken waarvoor de directeur-generaal van OLAF optreedt als het tot aanstelling bevoegde gezag.

Indien het verzoek ziet op documenten die betrekking hebben op de werkzaamheden van het in artikel 15 van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 bedoelde comité van toezicht, en die niet van OLAF uitgaan, wordt het initiële antwoord, na raadpleging van het comité van toezicht, ondertekend door het hoofd van het secretariaat van het comité van toezicht.

Het secretariaat van het comité van toezicht raadpleegt OLAF indien de documenten met betrekking tot de werkzaamheden van het comité van toezicht over specifieke onderzoeksstappen ondernomen in een OLAF-onderzoek, of de uitkomst daarvan, op zodanige wijze informatie onthullen dat het OLAF-onderzoek kan worden geïdentificeerd door het publiek, met inbegrip van de informant of de persoon op wie het onderzoek ziet. Het zaaknummer van het onderzoek geldt niet als dit soort informatie. Het secretariaat van het comité van toezicht en OLAF streven ernaar een oplossing te vinden waardoor het verzoek snel kan worden behandeld. Het hoofd van het secretariaat van het comité van toezicht houdt rekening met de zienswijze van OLAF.

Indien het verzoek ziet op documenten die betrekking hebben op de werkzaamheden van de in artikelen 9 bis en 9 ter van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 bedoelde toezichthouder op de procedurewaarborgen, en die niet van OLAF uitgaan, wordt het initiële antwoord ondertekend door de toezichthouder op de procedurewaarborgen.

De toezichthouder op de procedurewaarborgen raadpleegt OLAF indien de documenten met betrekking tot de werkzaamheden van de toezichthouder op de procedurewaarborgen informatie onthullen met betrekking tot ondernomen specifieke onderzoeksstappen, of de uitkomst daarvan, in een identificeerbaar OLAF-onderzoek. Het zaaknummer van het onderzoek geldt niet als dit soort informatie. De toezichthouder op de procedurewaarborgen en OLAF streven ernaar een oplossing te vinden waardoor het verzoek snel kan worden behandeld. De toezichthouder houdt rekening met de zienswijze van OLAF.

2.   Wat betreft confirmatieve besluiten, in afwijking van artikel 11, lid 1, van deze regels, wordt, wanneer het confirmatieve verzoek ziet op documenten met betrekking tot de in artikel 1 van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en in artikel 2, leden 1 en 2, van Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom bedoelde onderzoekswerkzaamheden van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), wordt de bevoegdheid om besluiten over confirmatieve verzoeken te nemen gedelegeerd aan de directeur-generaal van OLAF. De directeur-generaal van OLAF neemt het besluit nadat de Juridische Dienst daarmee heeft ingestemd. Hetzelfde geldt voor confirmatieve verzoeken met betrekking tot personeelszaken waarvoor de directeur-generaal van OLAF optreedt als het tot aanstelling bevoegde gezag.

De bevoegdheid om over confirmatieve verzoeken besluiten te nemen, wordt aan de secretaris-generaal gedelegeerd wanneer de confirmatieve verzoeken initiële antwoorden betreffen die zijn uitgegaan van het hoofd van het secretariaat van het comité van toezicht of van de toezichthouder op de procedurewaarborgen. De secretaris-generaal raadpleegt OLAF indien de documenten over specifieke onderzoeksstappen ondernomen in een OLAF-onderzoek, of de uitkomst daarvan, op zodanige wijze informatie onthullen dat het OLAF-onderzoek kan worden geïdentificeerd door het publiek, met inbegrip van de informant of de persoon op wie het onderzoek ziet.

Artikel 17

Beginsel van loyale samenwerking

Door nationale autoriteiten of organen, met inbegrip van gerechtelijke autoriteiten, ingediende verzoeken om toegang tot documenten worden behandeld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking van artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Ingeval de nationale autoriteiten daar uitdrukkelijk om verzoeken, behandelt de Commissie hun verzoek op grond van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

Artikel 18

Tenuitvoerlegging van het terugtrekkingsakkoord

Overeenkomstig artikel 122 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (9) worden alle verwijzingen in Verordening (EG) nr. 1049/2001 en in de onderhavige regels naar de lidstaten en hun autoriteiten zodanig begrepen dat deze ook betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk en zijn autoriteiten waar het gaat om documenten die zijn opgesteld of verkregen door de Commissie vóór het einde van de overgangsperiode of na het einde van de overgangsperiode in verband met activiteiten van de Unie krachtens dat akkoord.

Artikel 19

Behandeling van verzoeken om toegang tot gerubriceerde documenten

Wanneer een verzoek betrekking heeft op een gevoelig document zoals gedefinieerd in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001, of een ander document dat op grond van de betrokken veiligheidsregels is gerubriceerd, wordt dit verzoek behandeld door ambtenaren die overeenkomstig de toepasselijke veiligheidsvoorschriften van de Commissie bevoegd zijn om van dit document kennis te nemen.

Iedere beslissing waarbij de toegang tot het gerubriceerde document of een deel daarvan, wordt geweigerd, wordt met redenen omkleed op grond van de in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 opgesomde uitzonderingen. Wanneer de toegang tot het gevraagde document op grond van deze uitzonderingen niet kan worden geweigerd, ziet het directoraat-generaal dat of de dienst die met de behandeling van het verzoek is belast, erop toe dat het document, voordat het aan de verzoeker wordt toegezonden, wordt vrijgegeven.

Voor de toegang tot een gerubriceerd document is echter de instemming vereist van de autoriteit van wie het document uitgaat.

Artikel 20

Interne organisatie

Alle directoraten-generaal en diensten wijzen een specifiek personeelslid met een solide juridische achtergrond aan als coördinator “toegang tot documenten”, die binnen het betrokken directoraat-generaal of de betrokken dienst zal toezien op de correcte toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001, met inbegrip van de inachtneming van de termijnen en de coherentie van de antwoorden.

Het secretariaat-generaal zorgt voor de coördinatie en de eenvormige toepassing van deze regels door de directoraten-generaal en de diensten. Daartoe verstrekt het hun alle nodige advies, handvatten en opleidingen.


(1)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1049/oj).

(2)   PB L 430 van 2.12.2021, blz. 30, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2021/2121/oj.

(3)  Verordening (EU) 2022/1925 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2022 over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector, en tot wijziging van Richtlijnen (EU) 2019/1937 en (EU) 2020/1828 (PB L 265 van 12.10.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/1925/oj).

(4)  Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (PB L 277 van 27.10.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/2065/oj).

(5)  Verordening nr. 1 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1958/1(1)/oj).

(6)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1725/oj).

(7)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/883/oj).

(8)  Besluit van de Commissie 1999/352/EG, EGKS, Euratom van 28 april 1999 houdende oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 20, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/352/oj).

(9)  Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PB L 29 van 31.1.2020, blz. 7, ELI: http://data.europa.eu/eli/treaty/withd_2020/sign).


ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/3080/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top