Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32024R2822

Verordening (EU) 2024/2822 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)

PE/96/2023/REV/1

PB L, 2024/2822, 18.11.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2822/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2822/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

L-serie


2024/2822

18.11.2024

VERORDENING (EU) 2024/2822 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 oktober 2024

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 118, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 6/2002 (3) werd een voor de Europese Gemeenschap specifieke regeling voor modelbescherming in het leven geroepen, die sindsdien heeft voorzien in de bescherming van modellen op het niveau van de Unie, naast de bescherming van modellen op nationaal niveau in de lidstaten, in overeenstemming met hun op grond van Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) geharmoniseerde nationale modelbeschermingswetgeving.

(2)

In overeenstemming met haar mededeling van 19 mei 2015 getiteld “Betere regelgeving voor betere resultaten — Een EU-agenda” en haar toezegging om de beleidsmaatregelen van de Unie regelmatig te herzien, heeft de Commissie de werking van de modelbeschermingsstelsels in de Unie uitgebreid geëvalueerd, waarbij zij een uitvoerige economische en juridische beoordeling heeft uitgevoerd, ondersteund door een reeks studies.

(3)

In zijn conclusies van 10 november 2020 over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie heeft de Raad de Commissie gevraagd voorstellen in te dienen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Richtlijn 98/71/EG. Er is om herziening verzocht om de beschermingsstelsels met betrekking tot tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie te moderniseren en modelbescherming aantrekkelijker te maken voor individuele ontwerpers en bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

(4)

Sinds de oprichting van het Gemeenschapsmodellenstelsel, blijkt uit de opgedane ervaring dat individuele ontwerpers en ondernemingen van binnen de Unie en uit derde landen het stelsel hebben omarmd en dat het een succesvolle en werkbare aanvulling op of een alternatief voor de bescherming van modellen op het nationale niveau van de lidstaten is geworden.

(5)

In zijn resolutie van 11 november 2021 over een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen (5) wijst het Europees Parlement erop dat het huidige modelbeschermingsstelsel van de Unie 20 jaar geleden is opgezet en moet worden herzien, en benadrukt het dat het moet worden geactualiseerd om meer rechtszekerheid te waarborgen en aldus gevolg te geven aan de oproep van de Raad om voorstellen in te dienen voor herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Richtlijn 98/71/EG.

(6)

Nationale modelbeschermingsstelsels blijven niettemin noodzakelijk voor individuele ontwerpers en ondernemingen die geen bescherming van hun modellen op Unieniveau verlangen of niet in staat zijn Uniebrede bescherming te verkrijgen ook al ondervinden zij geen belemmeringen bij het verkrijgen van nationale bescherming. Het dient aan degenen die modelbescherming verlangen, te worden overgelaten welk soort bescherming zij wensen: een nationaal modelrecht in één of meer lidstaten, een Uniemodel of beide.

(7)

Hoewel haar evaluatie van de modelbeschermingswetgeving van de Unie heeft bevestigd dat de wetgeving nog overwegend geschikt is voor het beoogde doel, heeft de Commissie in haar mededeling van 25 november 2020 getiteld “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten. Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen” aangekondigd dat zij, na de succesvolle hervorming van de merkenwetgeving van de Unie, de modelbeschermingswetgeving van de Unie zal herzien om het stelsel te vereenvoudigen en toegankelijker en efficiënter te maken, en om het regelgevingskader te actualiseren in het licht van ontwikkelingen in verband met nieuwe technologieën op de markt.

(8)

Naast de verbeteringen en wijzigingen in het Uniemodellenstelsel moeten de nationale wetten en praktijken op het gebied van modellen verder worden geharmoniseerd en in overeenstemming worden gebracht met het Uniemodellenstelsel zodat voor zover mogelijk in de hele Unie gelijke voorwaarden worden gecreëerd voor de inschrijving en de bescherming van modellen. Daarnaast zijn er verdere inspanningen nodig van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO, het “Bureau”), de centrale bureaus voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom om convergentie van praktijken en instrumenten op het gebied van modellen te bevorderen in het kader van de samenwerking die is vastgelegd in Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(9)

De in Verordening (EG) nr. 6/2002 gebruikte termen moeten worden aangepast aan de wijzigingen die in de oprichtingsverdragen zijn aangebracht door het Verdrag van Lissabon. Dit houdt in dat de term “Gemeenschapsmodel” moet worden vervangen door “Uniemodel”. Bovendien moeten de in Verordening (EG) nr. 6/2002 gebruikte termen worden afgestemd op die van Verordening (EU) 2017/1001. Dit houdt met name in dat de naam “Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)” moet worden vervangen door “Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie”.

(10)

Als aanvulling op het beheer van het Uniemodellenstelsel is het van essentieel belang dat het Bureau dit stelsel adequaat promoot om het bewustzijn te vergroten en het inzicht in de mogelijkheden, de waarde en het nut van het verkrijgen en gebruiken van modelbescherming op Unieniveau te verbeteren.

(11)

Sinds de vaststelling van het Gemeenschapsmodellenstelsel heeft de opkomst van informatietechnologie geleid tot nieuwe modellen die niet zijn belichaamd in fysieke voortbrengselen. Dat vraagt om een verruiming van de definitie van voortbrengselen die in aanmerking komen voor modelbescherming zodat deze op ondubbelzinnige wijze de voortbrengselen omvat die belichaamd zijn in een fysiek voorwerp, of die gevisualiseerd zijn in een grafische voorstelling, of die blijken uit de ruimtelijke ordening van voorwerpen die zijn bedoeld om een binnen- of buitenomgeving te vormen. In dit verband moet worden erkend dat animatie, zoals beweging of transitie, van de kenmerken van een voortbrengsel, kan bijdragen aan de verschijningsvorm van modellen, met name van modellen die niet zijn belichaamd in een fysiek voorwerp.

(12)

Teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, moet worden verduidelijkt dat aan de houder van het recht bescherming wordt verleend, door inschrijving van een Uniemodel, voor die vormkenmerken van een voortbrengsel of een deel ervan, die in de aanvraag om inschrijving van een dergelijk model zichtbaar zijn weergegeven en door middel van publicatie voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt.

(13)

De vormkenmerken van een voortbrengsel moeten weliswaar zichtbaar worden getoond in een aanvraag om inschrijving van een Uniemodel, maar deze hoeven niet zichtbaar te zijn op een bepaald moment of in een bepaalde situatie om modelbescherming te genieten. Er moet een uitzondering op dat principe worden gemaakt voor de modelbescherming van onderdelen van een samengesteld voortbrengsel die tijdens het normale gebruik van dat voortbrengsel zichtbaar moeten blijven.

(14)

Gezien de toenemende toepassing van 3D-printtechnologieën op diverse gebieden van de industrie, onder meer met behulp van artificiële intelligentie, en gezien de daaruit voortvloeiende uitdagingen voor houders van modelrechten om het onrechtmatig kopiëren van hun beschermde modellen op doeltreffende wijze te voorkomen, is het passend te bepalen dat het creëren, downloaden, kopiëren en beschikbaar stellen van dragers waarop of software waarin het model is vastgelegd, met als doel een voortbrengsel te reproduceren dat inbreuk maakt op het beschermde model, een vorm van gebruik van het model is waarvoor toestemming van de houder van het recht is vereist.

(15)

Om modelbescherming te waarborgen en namaak doeltreffend te bestrijden, en op een wijze die strookt met de internationale verplichtingen van de Unie in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), in het bijzonder artikel V van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT 1947) over vrijheid van doorvoer, en, wat generieke geneesmiddelen betreft, de door de Ministeriële Conferentie van de WTO op 14 november 2001 aangenomen “Verklaring van Doha over de Trips-overeenkomst en de volksgezondheid”, moet de houder van een ingeschreven Uniemodel kunnen verhinderen dat derden in het economische verkeer voortbrengselen uit derde landen binnenbrengen in de Unie zonder dat deze daar in het vrije verkeer worden gebracht, wanneer, zonder de toestemming van de houder van het recht, in deze voortbrengselen een model is verwerkt dat gelijk of in wezen gelijk is aan het ingeschreven Uniemodel of wanneer een model wordt gebruikt voor voortbrengselen die gelijk of in wezen gelijk zijn aan het ingeschreven Uniemodel.

(16)

Daartoe moet het voor houders van ingeschreven Uniemodellen mogelijk zijn het binnenbrengen van inbreukmakende voortbrengselen en de plaatsing van dergelijke voortbrengselen in alle douanesituaties te verhinderen, ook wanneer deze voortbrengselen niet voor de markt van de Unie zijn bestemd. Bij douanecontroles moeten de douaneautoriteiten, ook op verzoek van de houders van rechten, gebruikmaken van de bij Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) vastgestelde bevoegdheden en procedures. In het bijzonder moeten de douaneautoriteiten de nodige controles uitvoeren op basis van risicoanalysecriteria.

(17)

Om de noodzaak van doeltreffende handhaving van modelrechten te verenigen met het voorkomen van hinder voor de vrije handel in legitieme voortbrengselen, moet het recht van de houder van het ingeschreven Uniemodel vervallen wanneer de aangever of de houder van de voortbrengselen tijdens een procedure bij de rechtbank voor het model van de Europese Unie (“rechtbank voor het Uniemodel”), die bevoegd is tot het nemen van een beslissing over de vraag of er inbreuk op het Uniemodel is gemaakt, het bewijs kan leveren dat de houder van het ingeschreven Uniemodel niet gerechtigd is het op de markt brengen van de voortbrengselen in het land van eindbestemming te verbieden.

(18)

Op de door een ingeschreven Uniemodel verleende exclusieve rechten moet een passende reeks beperkingen van toepassing zijn. Afgezien van handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht en handelingen die voor experimentele doeleinden worden verricht, moet het toegestane gebruik reproductiehandelingen ter illustratie of voor onderricht omvatten, verwijzend gebruik in de context van vergelijkende reclame, en gebruik met het oog op commentaar, kritiek of parodie, mits die handelingen verenigbaar zijn met eerlijke handelspraktijken, en niet onnodig afbreuk doen aan de normale exploitatie van het model. Gebruik van een ingeschreven Uniemodel door derden met het oog op artistieke expressie moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Voorts moeten de regels inzake Uniemodellen worden toegepast op een wijze die de volledige inachtneming van de fundamentele rechten en vrijheden, in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, waarborgt.

(19)

Richtlijn (EU) 2024/2823 van het Europees Parlement en de Raad (8) strekt tot harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten wat betreft het gebruik van beschermde modellen voor het toestaan van het repareren van een samengesteld voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, wanneer het model wordt toegepast op of is verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het beschermde model van het onderdeel. Dienovereenkomstig moet de thans in Verordening (EG) nr. 6/2002 vervatte overgangsbepaling inzake reparaties een permanente bepaling worden. Aangezien het beoogde effect van die reparatieclausule is ervoor te zorgen dat de rechten op ingeschreven en niet-ingeschreven Uniemodellen niet afgedwongen kunnen worden indien het model van het onderdeel van een samengesteld voortbrengsel wordt gebruikt voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, moet de reparatieclausule een van de verweermiddelen tegen inbreuken op de rechten inzake Uniemodellen zijn op grond van Verordening (EG) nr. 6/2002. Ter wille van de samenhang met de in Richtlijn (EU) 2024/2823 opgenomen reparatieclausule en om ervoor te zorgen dat de reikwijdte van de modelbescherming slechts wordt beperkt om te voorkomen dat de houders van modelrechten productmonopolies krijgen, moet de toepassing van de reparatieclausule van Verordening (EG) nr. 6/2002 uitdrukkelijk worden beperkt tot de onderdelen van een samengesteld voortbrengsel waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het beschermde model. Om te waarborgen dat consumenten niet worden misleid en met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen over concurrerende voortbrengsels die voor de reparatie kunnen worden gebruikt, moet bovendien uitdrukkelijk worden bepaald dat de reparatieclausule niet kan worden ingeroepen door fabrikanten of verkopers van een onderdeel die consumenten niet naar behoren hebben geïnformeerd over de commerciële oorsprong, en de identiteit van de fabrikant, van het voortbrengsel dat voor reparatie van het samengestelde voortbrengsel moet worden gebruikt. Die nadere gegevens moeten worden verstrekt door middel van een duidelijke en zichtbare opgave op het voortbrengsel of, indien dat niet mogelijk is, op de verpakking ervan of in een bij het voortbrengsel gevoegd document, en moeten ten minste het handelsmerk waaronder het voortbrengsel in de handel wordt gebracht en de naam van de fabrikant omvatten.

(20)

Met het oog op het behoud van de doeltreffendheid van de met deze verordening beoogde liberalisering van de aftermarket voor vervangingsonderdelen, en in overeenstemming met de rechtspraak (9) van het Hof van Justitie van de Europese Unie, rust op de fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel, om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van modelbescherming op grond van de reparatieclausule, een zorgvuldigheidsplicht om er met passende, met name contractuele, middelen voor te zorgen dat downstreamgebruikers de betrokken onderdelen niet voor andere doeleinden dan reparatie gebruiken om het samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven. Dit mag echter niet van de fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vereisen dat deze objectief en in alle omstandigheden garandeert dat de onderdelen die deze vervaardigt of verkoopt, door eindgebruikers uiteindelijk daadwerkelijk uitsluitend voor reparatie worden gebruikt om dat samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.

(21)

Om het op de markt brengen van voortbrengselen waarop modelbescherming van toepassing is te vergemakkelijken, met name voor kmo’s en individuele ontwerpers, en meer bekendheid te geven aan de regelingen voor de inschrijving van modellen die op Unie- en nationaal niveau bestaan, moet er een algemeen aanvaarde aanduiding, bestaande uit het symbool 

Image 1

, beschikbaar zijn voor gebruik door houders van modelrechten en anderen met hun toestemming.

(22)

Gezien het geringe aantal aanvragen om ingeschreven Uniemodellen bij de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, en om het stelsel voor aanvragen om ingeschreven Uniemodellen in overeenstemming met het stelsel van Verordening (EU) 2017/1001 te brengen, moeten aanvragen om een ingeschreven Uniemodel voortaan alleen bij het Bureau kunnen worden ingediend. Om het verstrekken van informatie en administratieve richtsnoeren over de procedure voor de inschrijving van Uniemodellen aan aanvragers te vergemakkelijken, moeten het Bureau en de centrale bureaus voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom daartoe met elkaar samenwerken binnen het samenwerkingskader dat is vastgelegd in Verordening (EU) 2017/1001.

(23)

Uit de technologische vooruitgang en de ervaring die is opgedaan in het kader van het huidige stelsel van inschrijving van Uniemodellen is gebleken dat een aantal aspecten van de procedure moet worden verbeterd. Er dient dan ook een aantal maatregelen te worden genomen om de procedures, waar passend, te actualiseren, te vereenvoudigen en te versnellen en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid waar nodig te verbeteren.

(24)

Hiertoe is het van het grootste belang te zorgen voor passende middelen om een duidelijke en nauwkeurige afbeelding van alle modellen mogelijk te maken, die kan worden aangepast aan de technische vooruitgang op het gebied van de visualisatie van modellen en aan de behoeften van het bedrijfsleven in de Unie. Om ervoor te zorgen dat dezelfde grafische voorstelling kan worden gebruikt voor modelaanvragen in een of meer lidstaten en voor aanvragen voor inschrijving van Uniemodellen, moet worden bepaald dat het Bureau, de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom moeten samenwerken om gemeenschappelijke normen vast te stellen voor de vormvereisten waaraan de afbeelding moet voldoen.

(25)

Met het oog op meer efficiëntie is het ook passend het indienen van meervoudige aanvragen voor inschrijving van Uniemodellen te vergemakkelijken door aanvragers de mogelijkheid te bieden modellen in één aanvraag te combineren zonder aan de voorwaarde te hoeven voldoen dat de voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop deze zullen worden toegepast, allemaal behoren tot dezelfde klasse van de internationale classificatie voor tekeningen en modellen van nijverheid (“de classificatie van Locarno”), die is ingesteld bij de Overeenkomst van Locarno (1968). Niettemin moet er een maximale grenswaarde worden ingesteld om eventueel misbruik van ingediende meervoudige aanvragen te voorkomen.

(26)

Met het oog op de efficiëntie en om de procedure te stroomlijnen, mogen kennisgevingen en mededelingen uitsluitend langs elektronische weg verlopen. Niettemin is het belangrijk dat het Bureau passende technische richtsnoeren en bijstand biedt, zowel online als offline, om het gebruik van elektronische middelen te vergemakkelijken en een digitale kloof te voorkomen.

(27)

Gezien het essentiële belang van de bedragen van de aan het Bureau te betalen taksen voor de werking van het modelbeschermingsstelsel van de Unie en het complementaire karakter ten aanzien van de nationale modellenstelsels, en om de wetgeving van Verordening (EG) nr. 6/2002 op één lijn te brengen met Verordening (EU) 2017/1001, is het passend deze bedragen rechtstreeks in Verordening (EG) nr. 6/2002 vast te stellen, in de vorm van een bijlage. De bedragen van de taksen moeten zodanig worden vastgesteld dat met de daaruit voortvloeiende inkomsten het begrotingsevenwicht van het Bureau in beginsel kan worden gehandhaafd en dat het Uniemodellenstelsel en de nationale modellenstelsels naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen, rekening houdend met, onder meer, de omvang van de markt waarop het Uniemodel betrekking heeft en de behoeften van kmo’s.

(28)

Verordening (EG) nr. 6/2002 verleent de Commissie bevoegdheden om uitvoeringsregels voor die verordening vast te stellen. Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten de op grond van Verordening (EG) nr. 6/2002 aan de Commissie verleende bevoegdheden worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(29)

Teneinde ervoor te zorgen dat het Bureau aanvragen voor Uniemodellen met gebruikmaking van transparante, degelijke, eerlijke en billijke procedures effectief, efficiënt en snel onderzoekt en inschrijft, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om Verordening (EG) nr. 6/2002 aan te vullen met een specificatie van de procedure voor het wijzigen van een aanvraag.

(30)

Teneinde ervoor te zorgen dat een ingeschreven Uniemodel met gebruikmaking van een transparante, degelijke, eerlijke en billijke procedure op effectieve en efficiënte wijze nietig kan worden verklaard, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om Verordening (EG) nr. 6/2002 aan te vullen met een specificatie van de procedures voor het nietig verklaren van een aanvraag.

(31)

Teneinde een effectieve, efficiënte en volledige toetsing van beslissingen van het Bureau door de kamers van beroep mogelijk te maken met gebruikmaking van een transparante, degelijke, eerlijke en billijke procedure, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om Verordening (EG) nr. 6/2002 aan te vullen met een specificatie van de beroepsprocedure indien er voor de procedure met betrekking tot Uniemodellen moet worden afgeweken van de bepalingen van de op grond van artikel 73 van Verordening (EU) 2017/1001 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(32)

Teneinde een vlotte, effectieve en efficiënte werking van het Uniemodellenstelsel te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om Verordening (EG) nr. 6/2002 aan te vullen met een specificatie van de voorschriften inzake de mondelinge procedure en van de nadere regels inzake bewijsvoering, de nadere regels inzake kennisgeving, de communicatiemiddelen en de formulieren die door de partijen in de procedure moeten worden gebruikt, de regels inzake de berekening en de duur van de termijnen, de procedures voor het herroepen van een beslissing of voor het doorhalen van een vermelding in het Uniemodellenregister, de nadere regels inzake de hervatting van de procedure, en de regels inzake de wijze van vertegenwoordiging voor het Bureau.

(33)

Teneinde een effectieve en efficiënte organisatie van de kamers van beroep te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om Verordening (EG) nr. 6/2002 aan te vullen met een specificatie van de organisatie van de kamers van beroep, indien er voor de procedure met betrekking tot Uniemodellen moet worden afgeweken van de op grond van artikel 168 van Verordening (EU) 2017/1001 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(34)

Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (10). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(35)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot bepaling van de bijzonderheden inzake aanvragen, verzoeken, certificaten, beroepen, regelgeving, kennisgevingen en ieder ander document waarvoor de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde procedurevereisten gelden, tot bepaling van het maximumtarief voor vergoeding van de werkelijk gemaakte, noodzakelijke procedurekosten, tot bepaling van de bijzonderheden inzake publicaties in het Uniemodellenblad en het Publicatieblad van het Bureau, de nadere regels inzake de uitwisseling van informatie tussen het Bureau en de nationale autoriteiten, inzake de vertaling van bewijsstukken in schriftelijke procedures, en inzake de precieze soorten beslissingen die door één enkel lid van de nietigheidsafdeling worden genomen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

(36)

Gezien de gevorderde harmonisatie van het auteursrecht in de Unie is het passend het beginsel dat de bescherming uit hoofde van Verordening (EG) nr. 6/2002 en die uit hoofde van het auteursrecht kunnen worden gecumuleerd aan te passen, door ervoor te zorgen dat modellen die worden beschermd door rechten inzake Uniemodellen als auteursrechtelijk beschermde werken worden beschermd, mits aan de eisen van het auteursrecht is voldaan.

(37)

Verordening (EG) nr. 6/2002 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd en Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie (12) moet worden ingetrokken.

(38)

Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie (13) moet door de Commissie worden gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met de bij onderhavige verordening in Verordening (EG) nr. 6/2002 aangebrachte wijzigingen met betrekking tot de te gebruiken termen na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon en de in Verordening (EU) 2017/1001 gebruikte termen, de verwijzing naar de regels wat betreft de aan het Bureau te betalen taksen, de duur van de termijnen en de vertegenwoordiging voor het Bureau, alsook met de opneming van een aantal regels die oorspronkelijk in Verordening (EG) nr. 2245/2002 en in Verordening (EG) nr. 6/2002 waren opgenomen. De intrekking van de bevoegdheidsdelegatie die als basis diende voor de vaststelling en herziening van Verordening (EG) nr. 2245/2002 mag geen afbreuk doen aan de handhaving van die verordening totdat die is ingetrokken.

(39)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het autonome karakter van het Uniemodellenstelsel dat losstaat van de nationale stelsels, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(40)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (14) geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 6/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

De titel wordt vervangen door:

“Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Uniemodellen”.

2)

In artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Een model dat aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoet, wordt hierna “Uniemodel” genoemd.”.

3)

In alle artikelen wordt de term “Gemeenschapsmodel” vervangen door “Uniemodel” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht.

4)

In alle artikelen wordt de term “rechtbank voor het Gemeenschapsmodel” vervangen door “rechtbank voor het Uniemodel” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht.

5)

In artikel 1, lid 3, artikel 7, lid 1, artikel 11, lid 1, artikel 22, lid 1, artikel 27, lid 1, artikel 96, lid 1, artikel 98, leden 1 en 5, artikel 106 bis, leden 1 en 2, artikel 106 quinquies, leden 1 en 2, en artikel 110 bis, lid 1, wordt het woord “Gemeenschap” vervangen door “Unie” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht.

6)

In artikel 25, lid 1, punt a), artikel 47, lid 1, en artikel 106 sexies, lid 1, wordt de verwijzing naar “artikel 3, punt a)” vervangen door een verwijzing naar “artikel 3, punt 1)” en worden de nodige grammaticale wijzigingen aangebracht.

7)

Artikel 2 wordt vervangen door:

“Artikel 2

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

Het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (“het Bureau”), dat is opgericht bij Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad (*1), voert de taken uit die bij deze verordening eraan worden opgelegd.

(*1)  Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB L 154 van 16.6.2017, blz. 1).”."

8)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 2 bis

Handelingsbevoegdheid

Voor de toepassing van deze verordening worden met rechtspersonen gelijkgesteld, vennootschappen en andere juridische eenheden die overeenkomstig het op hen toepasselijke recht bevoegd zijn om in eigen naam drager te zijn van ongeacht welke rechten en verplichtingen, overeenkomsten aan te gaan of andere rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden.”.

9)

Artikel 3 wordt vervangen door:

“Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“model”: de verschijningsvorm van een voortbrengsel of een deel ervan, die wordt afgeleid uit de kenmerken, met name de lijnen, de omtrek, de kleuren, de vorm, de textuur en/of de materialen, van het voortbrengsel zelf en/of van de versiering ervan, met inbegrip van de beweging, de transitie of elk ander type animatie van die kenmerken;

2)

“voortbrengsel”: elk op industriële of ambachtelijke wijze vervaardigd voorwerp dat geen computerprogramma is, ongeacht of het is belichaamd in een fysiek object of in niet-fysieke vorm wordt verwezenlijkt, met inbegrip van:

a)

verpakkingen, sets van artikelen, ruimtelijke ordeningen van voorwerpen die bedoeld zijn om een binnen- of buitenomgeving te vormen, en onderdelen die zijn bestemd om tot een samengesteld voortbrengsel te worden samengevoegd;

b)

grafische werken of symbolen, logo’s, oppervlaktepatronen, typografische lettertypen en grafische gebruikersinterfaces;

3)

“samengesteld voortbrengsel”: een voortbrengsel dat bestaat uit meerdere onderdelen die vervangen kunnen worden, zodat het voortbrengsel uit elkaar gehaald en weer in elkaar gezet kan worden.”.

10)

In artikel 4 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Een model wordt als Uniemodel beschermd indien het nieuw is en een eigen karakter heeft.”.

11)

In artikel 7, lid 2, wordt de inleidende zin vervangen door:

“2.   Openbaarmaking wordt voor de toepassing van de artikelen 5 en 6 niet in aanmerking genomen wanneer het openbaar gemaakte model, dat identiek is aan of in de algemene indruk ervan niet verschilt van het model waarvoor aanspraak op bescherming als ingeschreven Uniemodel wordt gemaakt, voor het publiek beschikbaar is gesteld:”.

12)

Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

Aanvang en duur van de bescherming van het ingeschreven Uniemodel

1.   Na inschrijving door het Bureau wordt een model als ingeschreven Uniemodel beschermd.

2.   De inschrijving van een ingeschreven Uniemodel is geldig gedurende een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving. De houder van het recht kan de inschrijving, overeenkomstig artikel 50 quinquies, telkens met een of meer perioden van vijf jaar verlengen, tot een totale beschermingsduur van 25 jaar vanaf de datum van indiening van de aanvraag om inschrijving.”.

13)

Artikel 13 wordt geschrapt.

14)

De artikelen 15 en 16 worden vervangen door:

“Artikel 15

Vorderingen met betrekking tot de aanspraak op een Uniemodel

1.   Indien een niet-ingeschreven Uniemodel openbaar wordt gemaakt door of indien daarop aanspraak wordt gemaakt door een persoon die uit hoofde van artikel 14 daarop geen recht heeft, of indien een ingeschreven Uniemodel is aangevraagd of ingeschreven op naam van een dergelijke persoon, kan de rechthebbende uit hoofde van dat artikel, onverminderd andere rechten of maatregelen die die persoon ter beschikking staan, voor de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat erkenning als rechtmatig houder van het Uniemodel vorderen.

2.   Een persoon die samen met anderen recht heeft op een Uniemodel, kan overeenkomstig lid 1 erkenning als medehouder daarvan vorderen.

3.   Procedures uit hoofde van lid 1 of 2 kunnen worden ingesteld binnen drie jaar na de datum waarop een ingeschreven Uniemodel werd gepubliceerd of een niet-ingeschreven Uniemodel openbaar werd gemaakt. Deze bepaling is niet van toepassing indien de persoon die geen recht heeft op het Uniemodel te kwader trouw was op het ogenblik waarop een dergelijk model werd aangevraagd, openbaar gemaakt of verkregen.

4.   De persoon die uit hoofde van artikel 14 recht heeft op een Uniemodel kan op grond van lid 1 van dit artikel een verzoek tot verandering in het houderschap indienen bij het Bureau, samen met een in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat over de aanspraak op het Uniemodel.

5.   In het geval van een ingeschreven Uniemodel worden de volgende gegevens in het in artikel 72 bedoelde Uniemodellenregister (“het register”) opgenomen:

a)

een vermelding dat uit hoofde van lid 1 een procedure is ingesteld bij de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat;

b)

de datum en gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat inzake de aanspraak op het Uniemodel of een andere beëindiging van de procedure;

c)

een verandering in de eigendom van het ingeschreven Uniemodel ten gevolge van de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit van de betrokken lidstaat inzake de aanspraak op het Uniemodel.

Artikel 16

Gevolgen van de in kracht van gewijsde gegane beslissing inzake de aanspraak op een ingeschreven Uniemodel

1.   Wanneer er zich ingevolge een procedure uit hoofde van artikel 15, lid 1, een volledige verandering in het houderschap van een ingeschreven Uniemodel voltrekt, vervallen licenties en andere rechten bij de inschrijving van de nieuwe houder van het ingeschreven Uniemodel in het register wordt ingeschreven.

2.   Indien de houder of een licentiehouder van het ingeschreven Uniemodel vóór de instelling van een procedure uit hoofde van artikel 15, lid 1, in het register is ingeschreven, het model in de Unie heeft geëxploiteerd of daartoe serieuze en daadwerkelijke voorbereidingen heeft getroffen, mag die houder of licentiehouder met deze exploitatie voortgaan, mits hij of zij binnen een periode van drie maanden na de datum van inschrijving van de nieuwe houder in het register aan de nieuwe houder, wiens of wier naam in het register is ingeschreven, om verlening van een niet-exclusieve licentie verzoekt. De licentie wordt voor een redelijke periode en tegen redelijke voorwaarden verleend.

3.   Lid 2 is niet van toepassing, indien de houder van het ingeschreven Uniemodel of de licentiehouder te kwader trouw handelde op het tijdstip waarop die houder of licentiehouder met het exploiteren van het model of het treffen van de voorbereidingen daartoe begon.”.

15)

Artikel 18 wordt vervangen door:

“Artikel 18

Recht van de ontwerper om te worden vermeld

De ontwerper heeft evenals de aanvrager of de houder van een ingeschreven Uniemodel het recht bij het Bureau en in het register als zodanig te worden vermeld. Indien het model in teamverband is ontwikkeld, mag in plaats van de afzonderlijke ontwerpers het team worden vermeld. Dat recht omvat het recht een wijziging van de naam van de ontwerper of van het team in het register op te nemen.”.

16)

Na de titel van afdeling 4 wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 18 bis

Voorwerp van de bescherming

Bescherming wordt verleend aan die uiterlijke kenmerken van een ingeschreven Uniemodel die zichtbaar in de aanvraag om inschrijving zijn weergegeven.”.

17)

De artikelen 19 en 20 worden vervangen door:

“Artikel 19

Aan het Uniemodel verbonden rechten

1.   Een ingeschreven Uniemodel verleent aan de houder ervan het exclusieve recht om het te gebruiken en om derden aan wie de houder daartoe geen toestemming heeft gegeven, te beletten het te gebruiken.

2.   Uit hoofde van lid 1 kan met name het volgende worden verboden:

a)

het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen of gebruiken van een voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast;

b)

het invoeren of uitvoeren van een in punt a) bedoeld voortbrengsel;

c)

het voor de in de punten a) en b) genoemde doeleinden in voorraad hebben van een in punt a) bedoeld voortbrengsel;

d)

het creëren, downloaden, kopiëren en delen of verspreiden onder anderen van een drager waarop of software waarin het model is vastgelegd, teneinde een in punt a) bedoeld voortbrengsel te kunnen maken.

3.   De houder van een ingeschreven Uniemodel heeft het recht derden te beletten in het economische verkeer voortbrengselen binnenbrengen in de Unie vanuit derde landen zonder dat deze in de Unie in het vrije verkeer worden gebracht, indien het model op identieke wijze is verwerkt in of is toegepast op die voortbrengselen, of indien het model in zijn belangrijkste kenmerken niet van dergelijke voortbrengselen kan worden onderscheiden, en de toestemming van de houder van het recht niet is verleend.

Het in de eerste alinea van dit lid bedoelde recht vervalt indien door de aangever of de houder van de voortbrengselen tijdens de procedure om te bepalen of inbreuk is gemaakt op het Uniemodel, die is ingeleid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*2), het bewijs wordt geleverd dat de houder van het ingeschreven Uniemodel niet gerechtigd is om het op de markt brengen van de voortbrengselen in het land van de eindbestemming te verbieden.

4.   Een niet-ingeschreven Uniemodel staat de houder alleen toe de in de leden 1 en 2 genoemde handelingen te beletten, als het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde model.

Het in de eerste alinea bedoelde aangevochten gebruik wordt niet beschouwd als voortvloeiende uit het namaken van het niet-ingeschreven Uniemodel indien dit gebruik voortvloeit uit onafhankelijk scheppend werk door een ontwerper van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij of zij het door de rechthebbende openbaar gemaakte model niet kende.

5.   Lid 4 van dit artikel is ook van toepassing op een ingeschreven Uniemodel waarvan de publicatie is opgeschort, zolang de relevante inschrijvingen in het register en het dossier niet overeenkomstig artikel 50, lid 4, voor het publiek beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 20

Beperking van de aan het Uniemodel verbonden rechten

1.   De rechten op een Uniemodel mogen niet worden uitgeoefend voor:

a)

handelingen die in de particuliere sfeer en voor niet-commerciële doeleinden worden verricht;

b)

handelingen die voor experimentele doeleinden worden verricht;

c)

handelingen bestaande in reproductie ter illustratie of voor onderricht;

d)

handelingen die ter identificatie van of verwijzing naar een voortbrengsel als dat van de houder van het modelrecht worden verricht;

e)

handelingen die met het oog op commentaar, kritiek of parodie worden verricht;

f)

de uitrusting van in een derde land geregistreerde vaartuigen en luchtvaartuigen die zich tijdelijk op het grondgebied van de Unie bevinden;

g)

de invoer in de Unie van vervangingsonderdelen en toebehoren voor de reparatie van de in punt f) bedoelde vaartuigen en luchtvaartuigen;

h)

de uitvoering van reparaties aan de in punt f) bedoelde vaartuigen en luchtvaartuigen.

2.   De punten c), d) en e) van lid 1 zijn alleen van toepassing indien de handelingen met eerlijke handelspraktijken verenigbaar zijn en niet onnodig afbreuk doen aan de normale exploitatie van het model en, in het in punt c), bedoelde geval, indien de bron van het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het model wordt toegepast, wordt vermeld.

(*2)  Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15).”."

18)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 20 bis

Reparatieclausule

1.   Er wordt geen bescherming verleend aan een Uniemodel dat een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel vormt waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het model van het onderdeel, en dat in de zin van artikel 19, lid 1, uitsluitend wordt gebruikt voor de reparatie van dat samengestelde voortbrengsel om het zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.

2.   Lid 1 wordt niet ingeroepen door een fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel die de consumenten niet naar behoren heeft geïnformeerd, door middel van een duidelijke en zichtbare opgave op het voortbrengsel of in een andere passende vorm, over de commerciële oorsprong, en de identiteit van de fabrikant, van het voortbrengsel dat voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel wordt gebruikt, zodat zij met kennis van zaken een keuze kunnen maken tussen concurrerende voortbrengselen die voor de reparatie kunnen worden gebruikt.

3.   De fabrikant of verkoper van een onderdeel van een samengesteld voortbrengsel wordt niet verplicht te garanderen dat de onderdelen die zij vervaardigen of verkopen, uiteindelijk door eindgebruikers uitsluitend voor reparatie worden gebruikt om dat samengestelde voortbrengsel zijn oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven.”.

19)

Artikel 21 wordt vervangen door:

“Artikel 21

Uitputting van rechten

De aan een Uniemodel verbonden rechten gelden niet voor handelingen die betrekking hebben op een voortbrengsel waarin een als Uniemodel beschermd model is verwerkt of waarop het is toegepast, indien het voortbrengsel door de houder van het Uniemodel, of met de toestemming van de houder, in de Europese Economische ruimte (EER) in de handel is gebracht.”.

20)

In artikel 24 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Een Uniemodel kan zelfs na verval of afstand nietig worden verklaard, indien de aanvrager bewijst een gerechtvaardigd belang te hebben bij het verkrijgen van een materiële beslissing.”.

21)

Artikel 25 wordt vervangen door:

“Artikel 25

Nietigheidsgronden

1.   Een Uniemodel kan slechts in de volgende situaties nietig worden verklaard:

a)

het Uniemodel stemt niet overeen met de definitie in artikel 3, punt 1);

b)

het Uniemodel voldoet niet aan de voorwaarden van de artikelen 4 tot en met 9;

c)

de houder van het recht kan krachtens een beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit geen aanspraak op het Uniemodel maken uit hoofde van artikel 14;

d)

het Uniemodel is strijdig met een ouder model dat voor het publiek beschikbaar is gesteld vóór of na de datum van indiening van de aanvraag of, indien er aanspraak op voorrang wordt gemaakt, de datum van voorrang van het Uniemodel, en dat wordt beschermd vanaf een datum vóór de datum van indiening van de aanvraag of, indien aanspraak op voorrang wordt gemaakt, de datum van voorrang van het Uniemodel:

i)

door een ingeschreven Uniemodel, dan wel door een aanvraag om inschrijving als Uniemodel, onder voorbehoud van inschrijving,

ii)

door een ingeschreven modelrecht van een lidstaat, dan wel door een aanvraag om een zodanig recht, onder voorbehoud van inschrijving, of

iii)

door een modelrecht dat is ingeschreven overeenkomstig de Akte van Genève bij de Overeenkomst van ’s-Gravenhage betreffende de internationale inschrijving van tekeningen of modellen van nijverheid van 1999 (“de Akte van Genève”), met werking in de Unie, of door een aanvraag om een zodanig recht, onder voorbehoud van inschrijving;

e)

in een later model wordt van een onderscheidend teken gebruikgemaakt en het Unierecht of het recht van de lidstaat dat op dat teken van toepassing is, staat de houder van het recht op het teken toe dat gebruik te verbieden;

f)

in het model wordt zonder toestemming gebruikgemaakt van een werk dat in een lidstaat auteursrechtelijk is beschermd;

g)

het model vormt een oneigenlijk gebruik van een van de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs ter bescherming van de industriële eigendom (“het Verdrag van Parijs”) genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder dat artikel vallen en die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn, en de bevoegde autoriteiten geen toestemming voor de inschrijving hebben gegeven.

2.   De in lid 1, punten a) en b), bedoelde nietigheidsgronden kunnen worden ingeroepen door:

a)

iedere natuurlijke of rechtspersoon, of

b)

iedere groepering of entiteit die is opgericht om de belangen van fabrikanten, producenten, dienstverrichters, handelaren of consumenten te behartigen, indien die groepering of entiteit uit hoofde van het ter zake geldende recht bevoegd is in eigen naam in rechte op te treden.

3.   De in lid 1, punt c), van dit artikel vermelde nietigheidsgrond kan alleen worden ingeroepen door degene die uit hoofde van artikel 14 aanspraak kan maken op het Uniemodel.

4.   De in lid 1, punten d), e) en f), vermelde nietigheidsgronden kunnen alleen worden ingeroepen door:

a)

de aanvrager of de houder van het oudere recht;

b)

de personen die krachtens het Unierecht of het recht van de betrokken lidstaat de rechten kunnen uitoefenen, of

c)

een licentiehouder die is gemachtigd door een houder van het oudere recht.

5.   De in lid 1, punt g), vermelde nietigheidsgrond kan alleen worden ingeroepen door de persoon of entiteit die is benadeeld door het oneigenlijke gebruik.

6.   In afwijking van de leden 4 en 5 kunnen de lidstaten bepalen dat de in lid 1, punten d) en g), vermelde gronden ook ambtshalve door de bevoegde instantie van die lidstaat kunnen worden ingeroepen.

7.   Een ingeschreven Uniemodel mag niet nietig worden verklaard indien de aanvrager of de houder van een van de in lid 1, punten d) tot en met f), bedoelde rechten uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven tot de inschrijving van het Uniemodel alvorens de vordering tot nietigverklaring of de reconventionele vordering in te stellen.

8.   De aanvrager of een houder van een van de in lid 1, punten d), e) en f), bedoelde rechten die de nietigverklaring van het Uniemodel heeft gevorderd of een reconventionele vordering in een inbreukprocedure heeft ingesteld, mag geen nieuwe vordering tot nietigverklaring of nieuwe reconventionele vordering instellen op grond van een van de andere in die punten vermelde rechten die reeds tot staving van de eerste vordering tot nietigverklaring of reconventionele vordering hadden kunnen worden inroepen.”.

22)

In artikel 26 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Een nietig verklaard Uniemodel wordt geacht van bij de aanvang de in deze verordening vastgestelde rechtsgevolgen niet te hebben gehad.”.

23)

De volgende afdeling wordt ingevoegd na artikel 26:

“Afdeling 6

Kennisgeving van inschrijving

Artikel 26 bis

Registratiesymbool

De houder van een ingeschreven Uniemodel kan het publiek ervan in kennis stellen dat het model in het register is ingeschreven door op het voortbrengsel waarin het model is verwerkt of waarop het wordt toegepast een in een cirkel geplaatste letter 

(design (model)) weer te geven. Een dergelijke opgave kan vergezeld gaan van het inschrijvingsnummer van het model of van een link naar de inschrijving van het model in het register.”.

24)

Artikel 28 wordt vervangen door:

“Artikel 28

Overgang van het ingeschreven Uniemodel

1.   De overgang van een ingeschreven Uniemodel geschiedt schriftelijk en wordt ondertekend door de partijen bij de overeenkomst, tenzij zij het gevolg is van een rechterlijke uitspraak.

Een overgang van een ingeschreven Uniemodel die niet voldoet aan de in de eerste alinea vermelde eisen is nietig.

2.   Op verzoek van een van de partijen wordt de overgang van een ingeschreven Uniemodel ingeschreven in het register en gepubliceerd.

3.   Een aanvraag om inschrijving van een overgang in het register bevat gegevens aan de hand waarvan het ingeschreven Uniemodel, de nieuwe houder en, in voorkomend geval, de vertegenwoordiger van de nieuwe houder kunnen worden geïdentificeerd. Het bevat tevens bescheiden die naar behoren bewijs leveren van de overgang overeenkomstig lid 1.

4.   Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor de inschrijving van een overgang, zoals neergelegd in lid 1 van dit artikel of in de in artikel 28 bis bedoelde uitvoeringshandelingen, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen een door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvraag om inschrijving van de overgang af.

5.   Voor twee of meer ingeschreven Uniemodellen hoeft maar één enkele aanvraag om inschrijving van een overgang te worden ingediend, mits voor al die ingeschreven Uniemodellen de ingeschreven houder en de rechtsopvolger dezelfden zijn.

6.   Zolang de overgang niet in het register is ingeschreven mag de rechtverkrijgende zich niet op de uit de inschrijving van het ingeschreven Uniemodel voortvloeiende rechten beroepen.

7.   Indien in betrekkingen met het Bureau bepaalde termijnen in acht moeten worden genomen, mag de rechtverkrijgende de betrokken verklaringen tegenover het Bureau afleggen wanneer het verzoek om inschrijving van de overgang door het Bureau is ontvangen.

8.   Alle documenten waarvan overeenkomstig artikel 66 aan de houder van het ingeschreven Uniemodel kennis moet worden gegeven, worden toegezonden aan degene die als houder in het register ingeschreven staat.”.

25)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 28 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot overgang

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a)

de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in het verzoek om inschrijving van een overgang, bedoeld in artikel 28, lid 3;

b)

het voor een overgang zoals bedoeld in artikel 28, lid 3, vereiste soort documentatie, met inachtneming van de toestemming van de ingeschreven houder en de rechtsopvolger.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

26)

De artikelen 31 en 32 worden vervangen door:

“Artikel 31

Insolventieprocedure

1.   De enige insolventieprocedure waarin een Uniemodel betrokken kan zijn, is een insolventieprocedure die is ingeleid in de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is.

2.   Voor verzekeringsondernemingen zoals gedefinieerd in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (*3) en kredietinstellingen zoals gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*4) is het in lid 1 bedoelde centrum van de voornaamste belangen de lidstaat waar de onderneming of instelling is toegelaten.

3.   Indien twee of meer personen houder van een Uniemodel zijn, is lid 1 van toepassing op het aandeel dat de medehouder in het Uniemodel heeft.

4.   Indien een Uniemodel betrokken is in een insolventieprocedure, wordt op verzoek van de bevoegde nationale autoriteit de desbetreffende vermelding in het register ingeschreven en gepubliceerd.

Artikel 32

Licentieverlening

1.   Een Uniemodel kan het voorwerp zijn van een licentie voor de gehele Unie of voor een deel daarvan. Een licentie kan al dan niet exclusief zijn.

2.   De aan het Uniemodel verbonden rechten kunnen door de houder worden ingeroepen tegen een licentiehouder die handelt in strijd met een van de bepalingen van de licentieovereenkomst inzake:

a)

de duur van de licentie;

b)

de vorm waarin het model mag worden gebruikt;

c)

de reeks voortbrengselen waarvoor de licentie is verleend;

d)

de kwaliteit van de onder de licentie door de licentiehouder vervaardigde voortbrengselen.

3.   Tenzij in de licentieovereenkomst anders is vermeld, kan de licentiehouder een vordering wegens inbreuk op een Uniemodel alleen instellen met toestemming van de houder van dat model. De houder van een exclusieve licentie kan deze vordering echter wel instellen indien de houder van het Uniemodel, na daartoe te zijn aangemaand, niet zelf binnen een redelijke termijn een vordering wegens inbreuk instelt.

4.   Een licentiehouder is gerechtigd in de vordering wegens inbreuk die de houder van het Uniemodel aanhangig heeft gemaakt, op te treden om de geleden schade vergoed te krijgen.

(*3)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1)."

(*4)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).”."

27)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 32 bis

Procedure voor de inschrijving van licenties en andere rechten in het register

1.   Artikel 28, lid 3, en de op grond van artikel 28 bis en artikel 28, lid 5, vastgestelde voorschriften zijn van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van een zakelijk recht of de overgang van een zakelijk recht zoals bedoeld in artikel 29, de gedwongen tenuitvoerlegging zoals bedoeld in artikel 30, de betrokkenheid bij insolventieprocedures zoals bedoeld in artikel 31, en de inschrijving of overgang van een licentie zoals bedoeld in artikel 32. Het vereiste inzake bescheiden die naar behoren bewijs leveren van de in artikel 28, lid 3, bedoelde overgang geldt niet indien het verzoek wordt ingediend door de houder van het Uniemodel.

2.   De aanvraag om inschrijving van de rechten, bedoeld in lid 1 wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de vereiste taks niet is betaald.

3.   De aanvraag om inschrijving van een licentie kan een verzoek om inschrijving in het register bevatten als één of meer van de volgende licenties:

a)

een exclusieve licentie;

b)

een onderlicentie indien een dergelijke onderlicentie wordt verleend door een licentiehouder wiens of wier licentie in het register is ingeschreven;

c)

een licentie die beperkt is tot een specifieke reeks voortbrengselen;

d)

een licentie die beperkt is tot een deel van de Unie;

e)

een tijdelijke licentie.

Indien een verzoek om inschrijving van de licentie als een licentie zoals bedoeld in de eerste alinea, punt c), d) of e), wordt ingediend, moeten in de aanvraag om inschrijving de specifieke reeks voortbrengselen, het deel van de Unie of de periode waarvoor de licentie wordt verleend, worden aangegeven.

4.   Indien niet aan de voorwaarden voor de inschrijving van licenties en andere rechten van deze verordening wordt voldaan, stelt het Bureau de aanvrager van het gebrek in kennis. Indien het gebrek niet binnen de door het Bureau gestelde termijn wordt verholpen, wijst het Bureau de aanvraag om inschrijving af.”.

28)

Artikel 33 wordt vervangen door:

“Artikel 33

Werking jegens derden

1.   De in de artikelen 28, 29 en 32 bedoelde rechtshandelingen betreffende het Uniemodel kunnen in alle lidstaten slechts aan derden worden tegengeworpen nadat zij in het register ingeschreven zijn. Wel kan een dergelijke handeling vóór deze inschrijving worden tegengeworpen aan derden die rechten op het ingeschreven Uniemodel verworven hebben na de datum van die handeling, maar die op de datum waarop zij de betrokken rechten verwierven, van die handeling op de hoogte waren.

2.   Lid 1 is niet van toepassing op een persoon die het ingeschreven Uniemodel of een recht op het ingeschreven Uniemodel verworven heeft door overdracht van de onderneming in haar geheel of krachtens andere rechtsopvolging onder algemene titel.

3.   De werking jegens derden van de in artikel 30 bedoelde rechtshandelingen wordt beheerst door het recht van het overeenkomstig artikel 27 aangewezen lidstaat.

4.   De werking van een faillissements- of soortgelijke procedure jegens derden wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar de procedure het eerst is ingeleid overeenkomstig het nationale recht of verdragen ter zake.”.

29)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 33 bis

Procedure voor de doorhaling of wijziging van inschrijvingen van licenties en overige rechten

1.   De op grond van artikel 32 bis, lid 1, verrichte inschrijving wordt op verzoek van een van de betrokkenen doorgehaald of gewijzigd.

2.   De aanvraag om doorhaling of wijziging van de inschrijving bevat het inschrijvingsnummer van het ingeschreven Uniemodel of, in geval van een meervoudige inschrijving, het nummer van elk model, en de bijzonderheden omtrent het recht waarvan de inschrijving moet worden doorgehaald of gewijzigd.

3.   De aanvraag om doorhaling of wijziging van de inschrijving gaat vergezeld van documenten waaruit blijkt dat het ingeschreven recht niet langer bestaat of dat de licentiehouder of de houder van een ander recht instemt met de doorhaling of wijziging van de inschrijving.

4.   Indien niet wordt voldaan aan de vereisten voor doorhaling of wijziging van de inschrijving, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de gebreken. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, wijst het Bureau de aanvraag om doorhaling of wijziging van de inschrijving af.”.

30)

Artikel 34 wordt vervangen door:

“Artikel 34

De aanvraag om een ingeschreven Uniemodel als deel van het vermogen

De artikelen 27 tot en met 33 bis zijn van toepassing op aanvragen voor ingeschreven Uniemodellen. Indien het intreden van het rechtsgevolg van een van die bepalingen een inschrijving in het register vergt, wordt aan deze formaliteit voldaan bij de inschrijving van het ingeschreven Uniemodel in het register.”.

31)

Artikel 35 wordt vervangen door:

“Artikel 35

Indiening van aanvragen

1.   De aanvraag om een ingeschreven Uniemodel wordt ingediend bij het Bureau.

2.   Het Bureau verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop ten minste het dossiernummer, een afbeelding, een beschrijving of een andere aanduiding van het model, de aard en het aantal van de stukken alsmede de datum waarop zij zijn ontvangen, worden vermeld. In het geval van een meervoudige aanvraag worden op het door het Bureau verstrekte ontvangstbewijs de identificatiegegevens van het eerste model en het aantal ingediende modellen vermeld.”.

32)

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 tot en met 4 worden vervangen door:

“1.   De aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel bevat:

a)

een verzoek om inschrijving;

b)

gegevens op grond waarvan de aanvrager kan worden geïdentificeerd;

c)

een voldoende duidelijke afbeelding van het model, op basis waarvan het voorwerp waarvoor bescherming wordt aangevraagd kan worden vastgesteld.

2.   De aanvraag moet verder een opgave bevatten van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast.

3.   Daarnaast kan de aanvraag het volgende bevatten:

a)

een beschrijving ter verduidelijking van de afbeelding;

b)

een verzoek tot opschorting van de publicatie van de inschrijving overeenkomstig artikel 50;

c)

indien de aanvrager een vertegenwoordiger heeft aangewezen, gegevens op grond waarvan deze kan worden geïdentificeerd;

d)

de classificatie van de voortbrengselen waarin het model zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast volgens de klasse en de onderklasse van de classificatie van Locarno, zoals gewijzigd en van kracht zijnde op de datum van indiening van de aanvraag;

e)

vermelding van de ontwerper of het team van ontwerpers of een verklaring onder de verantwoordelijkheid van de aanvrager dat de ontwerper of het team van ontwerpers afstand heeft gedaan van het recht op vermelding.

4.   Bij de aanvraag wordt de indieningstaks betaald. Indien overeenkomstig lid 3, punt b), een verzoek tot opschorting wordt ingediend, moet daarvoor een bijkomende taks voor opschorting van de publicatie worden betaald.”

;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Naast de in de leden 1 tot en met 4 bedoelde voorschriften voldoet een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel aan de vormvereisten die in deze verordening en in de op grond van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandelingen zijn bepaald. Voor zover die vereisten betrekking hebben op de afbeelding van het model en de middelen daartoe, zoals bedoeld in lid 1, punt c), en de wijze van afbeelding, bepaalt de uitvoerend directeur de wijze waarop de verschillende beelden worden genummerd in geval van afbeelding door statische beelden, de formaten en omvang van een elektronisch bestand alsook andere toepasselijke technische specificaties. Indien die vereisten voorzien in de identificatie van een voorwerp waarvoor geen bescherming wordt aangevraagd door middel van bepaalde soorten visuele disclaimers of voor het indienen van bepaalde specifieke soorten beelden, kan de uitvoerend directeur bepalen dat aanvullende soorten visuele disclaimers en specifieke soorten beelden zijn toegestaan.”.

33)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 36 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de aanvraag

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

34)

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

“1.   Voor maximaal vijftig modellen kan één meervoudige aanvraag voor ingeschreven Uniemodellen worden ingediend. Elk model van een meervoudige aanvraag wordt door het Bureau genummerd volgens een systeem dat door de uitvoerend directeur wordt vastgesteld.

2.   Bij de indiening van de meervoudige aanvraag wordt behalve de in artikel 36, lid 4, bedoelde taksen een indieningstaks betaald voor elk bijkomend model in de meervoudige aanvraag en, indien de aanvraag een verzoek tot opschorting van de publicatie behelst, een taks voor opschorting van de publicatie voor elk model in de meervoudige aanvraag waarvoor om opschorting wordt verzocht.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   De meervoudige aanvraag voldoet aan de vormvereisten die zijn neergelegd in de op grond van artikel 37 bis vastgestelde uitvoeringshandelingen.”

;

c)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Elk van de modellen in een meervoudige aanvraag of een op die aanvraag gebaseerde inschrijving kan onafhankelijk van de andere modellen worden behandeld. Een dergelijk model kan onafhankelijk van de andere modellen ten uitvoer worden gelegd of voorwerp van licentie, van een zakelijk recht, van gedwongen tenuitvoerlegging, van een insolventieprocedure, van afstand, van vernieuwing, van overdracht, van opschorting van de publicatie of van nietigverklaring zijn.”.

35)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 37 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot meervoudige aanvragen

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die de meervoudige aanvraag moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

36)

De artikelen 38 en 39 worden vervangen door:

“Artikel 38

Datum van indiening

De datum van indiening van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel is de datum waarop de aanvrager de documenten met de in artikel 36, lid 1, bedoelde gegevens bij het Bureau indient, op voorwaarde dat de in artikel 36, lid 4, en artikel 37, lid 2, bedoelde indieningstaksen worden betaald binnen een maand nadat die documenten zijn ingediend.

Artikel 39

Gelijkwaardigheid van een aanvraag bij de Unie met een nationale aanvraag

Een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel waaraan een datum van indiening is toegekend, is in de lidstaten gelijkwaardig aan een op regelmatige wijze ingediende nationale aanvraag, waarbij zo nodig rekening wordt gehouden met het recht van voorrang dat voor de aanvraag voor een Uniemodel wordt ingeroepen.”.

37)

De artikelen 40, 41 en 42 worden vervangen door:

“Artikel 40

Classificatie en opgaven van voortbrengselen

1.   Voortbrengselen waarin een Uniemodel zal worden verwerkt of waarop het zal worden toegepast, worden ingedeeld volgens de classificatie van Locarno, zoals gewijzigd en van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

2.   De opgave van het voortbrengsel, zoals bedoeld in artikel 36, lid 2, geeft duidelijk en nauwkeurig de aard van de voortbrengselen aan en maakt het mogelijk elk voortbrengsel in slechts één klasse en onderklasse van de classificatie van Locarno in te delen, indien mogelijk met behulp van de door het Bureau beschikbaar gestelde geharmoniseerde databank van opgaven van voortbrengselen. De opgave van het voortbrengsel is in overeenstemming met de afbeelding van het model.

3.   De voortbrengselen worden gegroepeerd volgens de classificatie van Locarno, waarbij elke groep van voortbrengselen wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse waartoe die groep behoort, en wordt gerangschikt volgens de volgorde van de klassen en onderklassen van die classificatie.

4.   Indien de aanvrager opgaven van voortbrengselen gebruikt die niet in de in lid 2 bedoelde databank staan of die niet in overeenstemming zijn met de afbeelding van het model, kan het Bureau opgaven van voortbrengselen uit die databank voorstellen. Indien de aanvrager niet binnen de door het Bureau gestelde termijn antwoordt, kan het het onderzoek op basis van de voorgestelde opgaven van voortbrengselen voortzetten.

Artikel 41

Recht van voorrang

1.   Wie op regelmatige wijze een aanvraag voor een modelrecht of om een gebruiksmodel heeft ingediend in of voor een staat die partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, of zijn of haar rechtverkrijgende, geniet voor de indiening van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel voor hetzelfde model of gebruiksmodel, voorrang voor een periode van zes maanden na de indiening van de eerste aanvraag.

2.   Elke aanvraag die, overeenkomstig het recht van de staat waar de aanvraag is ingediend dan wel overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten, volstaat om de datum vast te stellen waarop de aanvraag is ingediend, ongeacht de uitkomst van de aanvraag, wordt geacht een recht van voorrang te doen ontstaan.

3.   Met een eerste aanvraag waarvan de datum van indiening het begintijdstip van de termijn van voorrang is, wordt een latere aanvraag die is ingediend voor hetzelfde model en in of voor dezelfde staat als de eerdere aanvraag, gelijkgesteld, mits de eerdere aanvraag op de datum van indiening van de latere aanvraag is ingetrokken, prijsgegeven of afgewezen, zonder voor het publiek ter inzage te hebben gelegen en zonder rechten te hebben laten bestaan, en mits zij nog niet als grondslag heeft gediend voor het beroep op het recht van voorrang. De eerdere aanvraag kan dan niet meer als grondslag dienen voor het beroep op het recht van voorrang.

4.   Indien de eerste aanvraag is ingediend in een staat die geen partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, zijn de leden 1 tot en met 3 slechts van toepassing voor zover deze staat, blijkens gepubliceerde gegevens, aan een bij het Bureau ingediende eerste aanvraag een recht van voorrang verbindt onder vergelijkbare voorwaarden en met vergelijkbare rechtsgevolgen als die van deze verordening. Indien nodig vraagt de uitvoerend directeur de Commissie of zij kan onderzoeken of die staat een dergelijke wederkerige behandeling verleent. Indien de Commissie vaststelt dat er wederkerige behandeling wordt verleend, maakt zij een mededeling in die zin in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend.

5.   Het in lid 4 bedoelde recht van voorrang is van toepassing met ingang van de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van de mededeling dat er wederkerige behandeling wordt verleend, tenzij de mededeling voorziet in een eerdere toepassingsdatum. Het is niet langer van toepassing vanaf de datum waarop de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaakt dat de wederkerige behandeling niet langer wordt verleend, tenzij in de mededeling een vroegere toepassingsdatum wordt genoemd.

6.   De in de leden 4 en 5 bedoelde mededelingen worden tevens bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.

Artikel 42

Beroep op voorrang

1.   De aanvrager van een ingeschreven Uniemodel die zich wil beroepen op de voorrang van een eerdere aanvraag dient ofwel samen met de aanvraag, ofwel binnen twee maanden na de datum van indiening een verklaring van voorrang in. Die verklaring van voorrang bevat de datum en het land van de eerdere aanvraag. Het dossiernummer van de eerste aanvraag en de documentatie ter staving van het beroep op voorrang worden binnen drie maanden na de datum van indiening van de verklaring van voorrang ingediend.

2.   De uitvoerend directeur kan bepalen dat de documentatie die de aanvrager tot staving van het beroep op voorrang moet verstrekken minder moet omvatten dan de documentatie die vereist is op grond van de op grond van artikel 42 bis vastgestelde uitvoeringshandelingen, mits het beginsel van gelijke behandeling van aanvragers in acht wordt genomen en de vereiste informatie voor het Bureau beschikbaar is uit andere bronnen.”.

38)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 42 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het beroep op voorrang

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot wat voor documentatie er moet worden ingediend voor het inroepen van voorrang van een eerdere aanvraag overeenkomstig artikel 42, lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

39)

Artikel 43 wordt vervangen door:

“Artikel 43

Rechtsgevolgen van het recht van voorrang

Het recht van voorrang heeft ten gevolge dat voor de toepassing van de artikelen 5, 6, 7 en 22, en artikel 25, lid 1, punten d), e) en f), en artikel 50, lid 1, de datum van voorrang als de datum van indiening van de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel wordt beschouwd.”.

40)

Artikel 44 wordt vervangen door:

“Artikel 44

Voorrang in geval van tentoonstelling

1.   Indien de aanvrager van een ingeschreven Uniemodel voortbrengselen waarin het model is verwerkt of waarop het wordt toegepast, exposeert op een officiële of officieel erkende internationale tentoonstelling in de zin van het Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen van 1928, zoals laatstelijk gewijzigd op 30 november 1972, kan de aanvrager zich, wanneer de aanvraag wordt ingediend binnen zes maanden na de datum van de eerste expositie van die voortbrengselen, vanaf die datum beroepen op het recht van voorrang.

2.   De aanvrager die zich wil beroepen op voorrang op grond van lid 1 dient ofwel samen met de aanvraag, ofwel binnen twee maanden na de datum van indiening een verklaring van voorrang in. De aanvrager dient binnen drie maanden na de verklaring van voorrang bewijs in dat de voortbrengselen waarin het model is verwerkt of waarop het is toegepast, geëxposeerd zijn in de zin van lid 1.

3.   Voorrang voor een tentoonstelling, toegekend in een lidstaat of een derde land, verlengt de voorrangstermijn van artikel 41 niet.”.

41)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 44 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de aard en de details van het in te dienen bewijs voor een beroep op voorrang in geval van tentoonstelling overeenkomstig artikel 44, lid 2. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

42)

De titel van titel V wordt vervangen door:

“TITEL V

INSCHRIJVINGSPROCEDURE, VERNIEUWING EN WIJZIGING”.

43)

Artikel 45 wordt vervangen door:

“Artikel 45

Onderzoek of de aanvraag voldoet aan de vormvereisten

1.   Het Bureau onderzoekt of de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel voldoet aan de vereisten van artikel 38 voor de toekenning van een datum van indiening.

2.   Het Bureau onderzoekt of:

a)

de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel voldoet aan de voorwaarden en vereisten van artikel 36, leden 2, 3 en 5, en, in het geval van een meervoudige aanvraag, aan die van artikel 37, leden 1 en 3;

b)

voor zover van toepassing, de bijkomende taks voor opschorting van de publicatie op grond van artikel 36, lid 4, is betaald binnen de voorgeschreven termijn;

c)

voor zover van toepassing, de bijkomende taks voor opschorting van de publicatie voor elk model in een meervoudige aanvraag op grond van artikel 37, lid 2, is betaald binnen de voorgeschreven termijn.

3.   Indien de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel niet voldoet aan de in lid 1 of 2 gestelde vereisten, verzoekt het Bureau de aanvrager binnen twee maanden na de kennisgeving van dat verzoek de vastgestelde gebreken op te heffen of de achterstallige betalingen alsnog te verrichten.

4.   Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het in lid 3 bedoelde verzoek van het Bureau om aan de in lid 1 gestelde vereisten te voldoen, wordt de aanvraag niet behandeld als een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel. Indien de aanvrager gevolg geeft aan dat verzoek met betrekking tot die vereisten, kent het Bureau als datum van indiening van de aanvraag de datum toe waarop de gebreken zijn opgeheven of de achterstallige betalingen alsnog zijn verricht.

5.   Indien de aanvrager niet voldoet aan het in lid 3 bedoelde verzoek van het Bureau om te voldoen aan de in lid 2, punten a) en b), gestelde vereisten, wordt de aanvraag door het Bureau afgewezen.

6.   Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het in lid 3 bedoelde verzoek van het Bureau om aan de in lid 2, punt c), van dit artikel gestelde vereisten te voldoen, wordt de aanvraag afgewezen met betrekking tot de bijkomende modellen, tenzij uit de aanvraag duidelijk blijkt welke modellen het betaalde bedrag moet dekken. Bij ontbreken van andere criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, behandelt het Bureau de modellen in de opeenvolgende volgorde waarin zij in de meervoudige aanvraag zijn opgenomen. De aanvraag wordt afgewezen met betrekking tot de modellen waarvoor de bijkomende taks voor opschorting van de publicatie niet of niet volledig is betaald.

7.   Indien de bepalingen betreffende een beroep op voorrang niet in acht worden genomen, vervalt het recht van voorrang voor de aanvraag.”.

44)

Artikel 46 wordt geschrapt.

45)

Artikel 47 wordt vervangen door:

“Artikel 47

Gronden voor niet-inschrijving

1.   Indien het Bureau bij zijn onderzoek overeenkomstig artikel 45 van deze verordening bemerkt dat het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd niet overeenstemt met de omschrijving in artikel 3, punt 1, van deze verordening dat het strijdig is met de openbare orde of de goede zeden, of dat het, aangezien er geen toestemming is gegeven voor de registratie door de bevoegde autoriteiten, een oneigenlijk gebruik vormt van een in de artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder artikel 6 ter van dat verdrag vallen en die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn, deelt het de aanvrager mee dat het model niet kan worden ingeschreven, met vermelding van de grond voor niet-inschrijving.

2.   In de in lid 1 bedoelde kennisgeving vermeldt het Bureau een termijn waarbinnen de aanvrager opmerkingen kan indienen, de aanvraag of de beelden waartegen bezwaar wordt gemaakt, kan intrekken, of een gewijzigde afbeelding van het model kan indienen die alleen in onbelangrijke details verschilt van de oorspronkelijk ingediende afbeelding.

3.   Indien de aanvrager er niet in slaagt de gronden voor niet-inschrijving op te heffen, wijst het Bureau de aanvraag af. Indien die gronden slechts op sommige modellen van een meervoudige aanvraag betrekking hebben, wijst het Bureau de aanvraag alleen met betrekking tot die modellen af.”.

46)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 47 bis

Intrekking en wijziging van de aanvraag

1.   De aanvrager kan op elk ogenblik een aanvraag van een Uniemodel intrekken of, in het geval van een meervoudige aanvraag, sommige modellen van een meervoudige aanvraag intrekken.

2.   De aanvrager kan op elk ogenblik de afbeelding van het aangevraagde Uniemodel in onbelangrijke details wijzigen.”.

47)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 47 ter

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de wijziging van de aanvraag

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis, gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere procedureregels voor de in artikel 47 bis, lid 2, bedoelde wijziging van de aanvraag te bepalen.”.

48)

Artikel 48 wordt vervangen door:

“Artikel 48

Inschrijving

1.   Indien is voldaan aan de vereisten voor een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel, en voor zover de aanvraag niet is afgewezen op grond van artikel 47, schrijft het Bureau het in de aanvraag vervatte model en de in artikel 72, lid 2, bedoelde gegevens in het register in.

2.   Indien de aanvraag een verzoek om opschorting van de publicatie op grond van artikel 50 bevat, worden tevens een vermelding van dat verzoek en de datum waarop de termijn van opschorting afloopt in het register ingeschreven.

3.   De inschrijving draagt als datum de in artikel 38 bedoelde datum van indiening.

4.   De op grond van artikel 36, lid 4, en artikel 37, lid 2, verschuldigde taksen worden niet terugbetaald, zelfs niet indien het aangevraagde model niet wordt ingeschreven.”.

49)

Artikel 49 wordt vervangen door:

“Artikel 49

Publicatie

Na de inschrijving publiceert het Bureau het ingeschreven Uniemodel in het in artikel 73, lid 1, punt a), bedoelde Uniemodellenblad.”.

50)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 49 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de publicatie

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die de in artikel 49 bedoelde publicatie moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

51)

Artikel 50 wordt vervangen door:

“Artikel 50

Opschorting van publicatie

1.   De indiener van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel kan bij het indienen van de aanvraag verzoeken de publicatie van het ingeschreven Uniemodel tot dertig maanden na de datum van indiening van de aanvraag of, indien er aanspraak op voorrang wordt gemaakt, na de datum van voorrang op te schorten.

2.   Wanneer een in lid 1 van dit artikel bedoeld verzoek wordt gedaan en indien wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 48, vindt de inschrijving als ingeschreven Uniemodel plaats, doch wordt, met inachtneming van artikel 74, lid 2, noch de afbeelding van het model, noch enig dossier betreffende de aanvraag voor het publiek ter inzage gelegd.

3.   Het Bureau publiceert in het Uniemodellenblad een vermelding van een in lid 1 bedoeld verzoek. De vermelding bevat gegevens aan de hand waarvan de identiteit van de houder van het ingeschreven Uniemodel, de naam van de eventuele vertegenwoordiger, de datum van indiening van de aanvraag en van inschrijving van het model, en het dossiernummer van de aanvraag kunnen worden vastgesteld. Noch de afbeelding van het model, noch enige informatie betreffende de verschijningsvorm ervan worden gepubliceerd.

4.   Bij het verstrijken van de termijn van opschorting of, indien de houder daarom verzoekt, op een vroegere datum legt het Bureau alle aantekeningen in het register alsmede het dossier betreffende de aanvraag ter inzage van het publiek en publiceert het het ingeschreven Uniemodel in het Uniemodellenblad.

5.   De houder kan de in lid 4 van dit artikel bedoelde publicatie van het ingeschreven Uniemodel voorkomen door uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de termijn van opschorting een verzoek om afstand van het Uniemodel overeenkomstig artikel 51 in te dienen. Verzoeken om inschrijving van de afstand in het register die niet aan de vereisten van artikel 51 en van de op grond van artikel 51 bis vastgestelde uitvoeringshandelingen voldoen, of die na de in dit lid genoemde termijn van drie maanden zijn ingediend, worden afgewezen.

6.   In het geval van een inschrijving op basis van een meervoudige aanvraag op grond van artikel 37, geeft de houder, samen met het in lid 4 bedoelde verzoek om eerdere publicatie of het in lid 5 bedoelde verzoek om afstand, duidelijk aan welke van de modellen in die aanvraag eerder moeten worden gepubliceerd of waarvan afstand moet worden gedaan en voor welke modellen opschorting van de publicatie moet worden voortgezet.

7.   Indien de houder niet aan de in lid 6 gestelde eis voldoet, verzoekt het Bureau de houder dit gebrek binnen een bepaalde termijn te verhelpen; deze termijn mag in geen geval na de opschortingstermijn van dertig maanden verstrijken.

8.   Indien het in lid 7 bedoelde gebrek niet binnen de opgegeven termijn wordt verholpen, wordt het verzoek om eerdere publicatie geacht niet te zijn ingediend of wordt het verzoek om afstand afgewezen.

9.   Tijdens de duur van de opschorting mag een rechtsvordering op grond van een ingeschreven Uniemodel slechts worden ingesteld, indien de gedaagde van de in het register en in het dossier betreffende de aanvraag vervatte informatie in kennis is gesteld.”.

52)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 50 bis

Publicatie na de termijn van opschorting

Bij het verstrijken van de in artikel 50 bedoelde termijn van opschorting of in het geval van een verzoek om eerdere publicatie, en zo spoedig als technisch mogelijk is:

a)

publiceert het Bureau het ingeschreven Uniemodel in het Uniemodellenblad, met de details die uit hoofde van artikel 49 bis vastgestelde regels uiteengezette vermeldingen vereist zijn, samen met een vermelding van het feit dat de aanvraag een verzoek om opschorting van de publicatie op grond van artikel 50 bevatte;

b)

legt het Bureau alle dossiers die op het model betrekking hebben ter inzage van het publiek;

c)

legt het Bureau alle inschrijvingen in het register ter inzage van het publiek, met inbegrip van inschrijvingen die op grond van artikel 74, lid 5, van inzage zijn uitgesloten.

Artikel 50 ter

Inschrijvingsbewijzen

Na de publicatie van het ingeschreven Uniemodel geeft het Bureau de houder een inschrijvingsbewijs af. Het Bureau verstrekt op verzoek al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte kopieën van het inschrijvingsbewijs. De inschrijvingsbewijzen en kopieën ervan worden elektronisch verstrekt.”.

53)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 50 quater

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in en de vorm van het in artikel 50 ter bedoelde inschrijvingsbewijs. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 50 quinquies

Vernieuwing

1.   De inschrijving van het Uniemodel wordt vernieuwd op verzoek van de houder van het recht van het ingeschreven Uniemodel of van eenieder die uitdrukkelijk door de houder van het recht gemachtigd is om vernieuwing te verzoeken, mits de vernieuwingstaksen zijn betaald.

2.   Het Bureau stelt de houder van het ingeschreven Uniemodel en elke houder van een ingeschreven recht op het Uniemodel ten minste zes maanden vóór de datum van verstrijken van de geldigheid van de inschrijving van dat verstrijken in kennis. Verzuim van kennisgeving leidt niet tot aansprakelijkheid van het Bureau en laat het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving onverlet.

3.   Het verzoek tot vernieuwing moet worden ingediend binnen een periode van zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving. De vernieuwingstaks wordt ook binnen die termijn betaald.

Bij gebreke daarvan kan het verzoek worden ingediend en kan de taks worden betaald binnen een extra termijn van zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving, op voorwaarde dat er een toeslag voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks of voor laattijdige indiening van het verzoek tot vernieuwing binnen die extra termijn wordt betaald.

4.   Het in lid 1 bedoelde verzoek tot vernieuwing bevat:

a)

de naam van de persoon die de vernieuwing aanvraagt;

b)

het inschrijvingsnummer van het te vernieuwen Uniemodel;

c)

in geval van een inschrijving op basis van een meervoudige aanvraag: een vermelding van de modellen waarvoor om vernieuwing wordt verzocht.

Indien de vernieuwingstaksen zijn betaald, wordt de betaling beschouwd als een verzoek tot vernieuwing, mits deze alle nodige gegevens bevat om het doel van de betaling vast te stellen.

5.   In geval van een inschrijving op basis van een meervoudige aanvraag op grond van artikel 37, waarbij de betaalde taksen niet toereikend zijn om alle modellen te dekken waarvoor om vernieuwing wordt verzocht, wordt de inschrijving vernieuwd van die modellen waarvoor duidelijk is dat het betaalde bedrag ervoor bedoeld is. Bij ontbreken van andere criteria om vast te stellen op welke modellen het betaalde bedrag betrekking heeft, behandelt het Bureau de modellen in de opeenvolgende numerieke volgorde waarin zij in de meervoudige aanvraag zijn opgenomen.

6.   De vernieuwing gaat in daags na de datum waarop de geldigheid van de inschrijving verstrijkt. De vernieuwing wordt in het register opgetekend.

7.   Indien het verzoek tot vernieuwing binnen de in lid 3 vermelde termijnen wordt ingediend, maar er niet wordt voldaan aan de andere in dit artikel gestelde vernieuwingsvoorwaarden, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de vastgestelde gebreken.

8.   Indien een verzoek tot vernieuwing niet wordt ingediend of wordt ingediend na het verstrijken van de in lid 3 gestelde termijn, of wanneer de taksen niet worden betaald of pas worden betaald nadat de betrokken termijn is verstreken, of indien de in lid 7 bedoelde gebreken niet binnen die termijn zijn verholpen, stelt het Bureau vast dat de geldigheidsduur van de inschrijving is verstreken en stelt het de houder van het Uniemodel hiervan in kennis. Wanneer de vaststelling definitief is geworden, haalt het Bureau de inschrijving van het model in het register door. De doorhaling gaat in daags na de datum waarop de geldigheidsduur van de inschrijving verstrijkt. Wanneer de vernieuwingstaksen zijn betaald doch de inschrijving niet is vernieuwd, worden deze taksen terugbetaald.

9.   Voor twee of meer modellen kan één verzoek tot vernieuwing worden ingediend, op voorwaarde dat de houder of de vertegenwoordiger dezelfde is voor alle modellen waarop het verzoek van toepassing is. De vereiste vernieuwingstaks wordt betaald voor elk model waarvoor vernieuwing wordt aangevraagd.”.

54)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 50 sexies

Wijziging

1.   De afbeelding van het ingeschreven Uniemodel wordt in het register noch tijdens de geldigheidsduur van de inschrijving noch bij de vernieuwing daarvan gewijzigd, behalve in onbelangrijke details.

2.   Een verzoek van de houder tot wijziging omvat de afbeelding van het ingeschreven Uniemodel in de gewijzigde versie ervan.

3.   Een verzoek tot wijziging wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de verschuldigde taks is betaald. Indien de taks niet of niet volledig is betaald, stelt het Bureau de houder daarvan in kennis. Voor wijziging van hetzelfde bestanddeel in twee of meer ingeschreven modellen mag één enkel verzoek worden ingediend, op voorwaarde dat de houder voor alle modellen dezelfde is. De vereiste wijzigingstaks moet ten aanzien van elke te wijzigen inschrijving worden betaald. Indien niet aan de voorschriften voor de wijziging van de inschrijving zoals vermeld in dit artikel en de op grond van artikel 50 septies vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt voldaan, stelt het Bureau de houder in kennis van het gebrek. Indien de gebreken binnen een door het Bureau te stellen termijn niet worden opgeheven, wijst het Bureau het verzoek tot wijziging af.

4.   De publicatie van de inschrijving van de wijziging bevat een afbeelding van het gewijzigde ingeschreven Uniemodel.”.

55)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 50 septies

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot wijziging

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in het in artikel 50 sexies, lid 2, bedoelde verzoek tot wijziging. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

56)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 50 octies

Wijziging van de naam of het adres

1.   De houder van een ingeschreven Uniemodel stelt het Bureau in kennis van een wijziging van de naam of adres van de houder die niet het gevolg is van een overdracht of een wijziging van de eigendom van het ingeschreven Uniemodel.

2.   De houder van twee of meer ingeschreven modellen mag één enkel verzoek tot wijziging van zijn of haar naam of adres indienen.

3.   Indien niet aan de voorschriften voor een wijziging van de naam of het adres zoals vermeld in dit artikel en de op grond van artikel 50 nonies vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt voldaan, stelt het Bureau de houder van het ingeschreven Uniemodel in kennis van het gebrek. Indien het gebrek niet binnen een door het Bureau te stellen termijn wordt verholpen, wijst het Bureau het verzoek af.

4.   De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op wijzigingen van de naam en het adres van de ingeschreven vertegenwoordiger.

5.   Het Bureau voert de in artikel 72, lid 3, punten a) en b), bedoelde gegevens in het register in.

6.   De leden 1 tot en met 4 zijn van toepassing op aanvragen voor een ingeschreven Uniemodel. De wijziging wordt opgenomen in de dossiers die met betrekking tot de aanvraag voor een Uniemodel door het Bureau worden bijgehouden.”.

57)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 50 nonies

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot wijziging van de naam of het adres

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verzoek tot wijziging van de naam of het adres op grond van artikel 50 octies, lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

58)

Artikel 51 wordt vervangen door:

“Artikel 51

Afstand

1.   De houder stelt het Bureau schriftelijk in kennis van de afstand van een ingeschreven Uniemodel. De afstand gaat pas in na inschrijving in het register.

2.   Indien er afstand wordt gedaan van een Uniemodel waarvan de publicatie is opgeschort, wordt deze aanvraag geacht van bij de aanvang de in deze verordening vastgestelde rechtsgevolgen niet te hebben gehad.

3.   De afstand wordt slechts ingeschreven met toestemming van de houder van een in het register ingeschreven recht. Indien een licentie is ingeschreven, wordt de afstand pas in het register ingeschreven nadat de houder van het ingeschreven Uniemodel heeft aangetoond dat de licentiehouder vooraf in kennis is gesteld van het voornemen van de houder om afstand te doen. De inschrijving van de afstand vindt plaats na afloop van de termijn van drie maanden na de datum waarop de houder het Bureau de zekerheid heeft gegeven dat de licentiehouder in kennis is gesteld van het voornemen om van het model afstand te doen, of vóór het verstrijken van die termijn, zodra de houder aantoont dat de licentiehouder toestemming heeft verleend.

4.   Indien op grond van artikel 15 bij een bevoegde rechter of autoriteit een procedure inzake het recht op een ingeschreven Uniemodel is ingesteld, schrijft het Bureau de afstand slechts in het register in wanneer de eiser hiermee heeft ingestemd.

5.   Indien niet aan de voorschriften betreffende de afstand zoals vermeld in dit artikel en de op grond van artikel 51 bis vastgestelde uitvoeringshandelingen wordt voldaan, deelt het Bureau de gebreken mee aan de houder van het recht die de afstand verklaart. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn worden verholpen, voert het Bureau de afstand niet in het register in.”.

59)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 51 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de afstand

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a)

de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verklaring van afstand op grond van artikel 51, lid 1;

b)

het soort documentatie dat is vereist als bewijs van toestemming van een derde op grond van artikel 51, lid 3, en de toestemming van een eiser op grond van artikel 51, lid 4.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

60)

Artikel 52 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Met inachtneming van artikel 25, leden 2 tot en met 5, kan ieder natuurlijk of rechtspersoon, alsmede een daartoe gemachtigd overheidsorgaan, bij het Bureau een verzoek tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel indienen.”

;

b)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Een vordering tot nietigverklaring is niet ontvankelijk indien op een vordering met hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond en aangaande dezelfde partijen door het Bureau of door een rechtbank voor het Uniemodel zoals bedoeld in artikel 80 uitspraak ten gronde is gedaan en de beslissing van het Bureau of de rechtbank voor het Uniemodel over die vordering definitief is geworden.”.

61)

Artikel 53 wordt vervangen door:

“Artikel 53

Behandeling van de aanvraag

1.   Indien het Bureau vaststelt dat de vordering tot nietigverklaring ontvankelijk is, onderzoekt het of de in artikel 25 genoemde nietigheidsgronden een beletsel vormen voor de instandhouding van het ingeschreven Uniemodel.

2.   Bij het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring verzoekt het Bureau zo dikwijls als nodig de partijen binnen een door het Bureau te stellen termijn te antwoorden op mededelingen van de andere partijen of van het Bureau zelf.

3.   Op verzoek van de houder van het ingeschreven Uniemodel levert een verzoeker om nietigverklaring die zich beroept op een ouder Uniemerk of nationaal merk als een onderscheidend teken in de zin van artikel 25, lid 1, punt e), van deze verordening, bewijs dat dat merk normaal is gebruikt overeenkomstig artikel 64, leden 2 en 3, van Verordening (EU) 2017/1001 en de op grond van artikel 53 bis van deze verordening vastgestelde regels.

4.   In het register wordt een vermelding van de beslissing van het Bureau betreffende de vordering tot nietigverklaring opgenomen zodra die beslissing onherroepelijk is geworden.

5.   Het Bureau kan de partijen verzoeken een minnelijke schikking te treffen.”.

62)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 53 bis

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot nietigverklaring

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere procedureregels voor de in de artikelen 52 en 53 bedoelde nietigverklaring van een Uniemodel te bepalen, met inbegrip van de mogelijkheid om een vordering tot nietigverklaring prioritair te behandelen indien de houder van het ingeschreven Uniemodel de nietigheidsgronden of de ingestelde vordering niet betwist.”.

63)

Artikel 55 wordt vervangen door:

“Artikel 55

Besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld

1.   Tegen de in artikel 102, punten a), b) en c), bedoelde beslissingen van het Bureau kan beroep worden ingesteld.

2.   De artikelen 66 tot en met 72 van Verordening (EU) 2017/1001 zijn van toepassing op beroepen die worden behandeld door de kamers van beroep op grond van deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.”.

64)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 55 bis

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de beroepsprocedure

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen met:

a)

de formele inhoud van het beroep, bedoeld in artikel 68 van Verordening (EU) 2017/1001, en de procedure voor de indiening en het onderzoek van het beroep;

b)

de formele inhoud en vorm van de beslissingen van de kamers van beroep, bedoeld in artikel 71 van Verordening (EU) 2017/1001;

c)

de terugbetaling van de beroepstaks, bedoeld in artikel 68 van Verordening (EU) 2017/1001.”.

65)

De artikelen 56 tot en met 61 worden geschrapt.

66)

Artikel 62 wordt vervangen door:

“Artikel 62

Beslissingen en mededelingen van het Bureau

1.   De beslissingen van het Bureau worden met redenen omkleed. Zij kunnen slechts worden genomen op gronden of bewijsstukken waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren. Tijdens een mondelinge behandeling voor het Bureau kunnen beslissingen ter zitting worden uitgesproken. Vervolgens worden de partijen schriftelijk van de beslissing in kennis gesteld.

2.   In elke beslissing, kennisgeving of mededeling van het Bureau worden de bevoegde dienst of afdeling van het Bureau en de naam van het bevoegde personeelslid of de bevoegde personeelsleden vermeld. Zij worden door dat personeelslid of die personeelsleden ondertekend of worden, in plaats daarvan, voorzien van een gedrukt of gestempeld zegel van het Bureau. De uitvoerend directeur kan bepalen dat in plaats van de dienst of afdeling van het Bureau, de naam van het bevoegde personeelslid of de bevoegde personeelsleden of een stempel, andere vormen van identificatie kunnen worden gebruikt wanneer beslissingen, kennisgevingen of mededelingen met technische communicatiemiddelen worden verzonden.

3.   De beslissingen van het Bureau waartegen beroep kan worden ingesteld, gaan vergezeld van een schriftelijke mededeling dat het beroep schriftelijk bij het Bureau moet worden ingediend binnen twee maanden vanaf de datum van kennisgeving van de betrokken beslissing. Een dergelijke mededeling vestigt ook de aandacht van de partijen op de in de artikelen 66, 67, 68, 71 en 72 van Verordening (EU) 2017/1001 vervatte bepalingen, die op grond van artikel 55, lid 2, van deze verordening ook van toepassing zijn op beroepen die uit hoofde van deze verordening zijn ingesteld. De partijen mogen zich niet beroepen op een verzuim van het Bureau om de mogelijkheid tot beroep mee te delen.”.

67)

In artikel 63 wordt lid 1 vervangen door:

“1.   Tijdens de procedure onderzoekt het Bureau ambtshalve de feiten. In een procedure inzake nietigverklaring blijft dit onderzoek echter beperkt tot de door de partijen aangevoerde gronden, feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot de door hen ingestelde vordering.”.

68)

Artikel 64 wordt vervangen door:

“Artikel 64

Mondelinge procedure

1.   Het Bureau kan ambtshalve of op verzoek van een van de partijen in de procedure tot mondelinge behandeling overgaan, indien het zulks wenselijk acht.

2.   De mondelinge procedure voor onderzoekers en de voor het register bevoegde dienst is niet openbaar.

3.   De mondelinge procedure, met inbegrip van de uitspraak, voor de nietigheidsafdelingen en de kamers van beroep is openbaar, tenzij de aangezochte dienst anders beslist indien openbaarheid met name aan een partij in de procedure ernstig en ongerechtvaardigd nadeel zou kunnen toebrengen.”.

69)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 64 bis

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de mondelinge procedure

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de in artikel 64 bedoelde mondelinge procedure te bepalen, met inbegrip van de nadere regels voor het gebruik van talen overeenkomstig artikel 98.”.

70)

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 3 wordt vervangen door:

“3.   Indien het Bureau het nodig acht dat een partij, een getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt, roept het deze persoon daartoe op. De termijn van een dergelijke dagvaarding bedraagt ten minste één maand, tenzij de partij, getuige of deskundige met een kortere termijn instemt.”

;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“5.   De uitvoerend directeur bepaalt de vergoedingen voor de uitgaven, met inbegrip van voorschotten, voor de in dit artikel bedoelde bewijsvoering.”.

71)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 65 bis

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de bewijsvoering

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de in artikel 65 bedoelde bewijsvoering te bepalen.”.

72)

Artikel 66 wordt vervangen door:

“Artikel 66

Kennisgeving

1.   Het Bureau stelt alle betrokken partijen ambtshalve in kennis van beslissingen en oproepen alsook van aankondigingen of andere mededelingen waarvoor een termijn geldt, of waarvan kennisgeving aan de betrokkenen is voorgeschreven krachtens andere bepalingen van deze verordening of bij op grond van deze verordening vastgestelde handelingen, of waarvan kennisgeving door de uitvoerend directeur is gelast.

2.   Kennisgeving vindt elektronisch plaats. De nadere regels in verband met elektronische middelen worden bepaald door de uitvoerend directeur.

3.   Indien is gebleken dat kennisgeving door het Bureau niet mogelijk is, geschiedt de kennisgeving door middel van openbare kennisgeving. De uitvoerend directeur bepaalt op welke wijze deze openbare kennisgeving moet geschieden, alsmede op welke datum de termijn van een maand aanvangt na afloop waarvan de kennisgeving van het document wordt geacht te zijn geschied.”.

73)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 66 bis

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de kennisgeving

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de in artikel 66 bedoelde kennisgeving te bepalen.”.

74)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 66 ter

Kennisgeving van verlies van rechten

Wanneer het Bureau tot de bevinding komt dat uit deze verordening of uit op grond van deze verordening vastgestelde handelingen verlies van rechten voortspruit zonder dat hierover enige beslissing is genomen, stelt het overeenkomstig artikel 66 de betrokkenen van die bevinding in kennis. Deze kunnen verzoeken om een beslissing ter zake binnen twee maanden na de kennisgeving van de mededeling, indien zij van oordeel zijn dat de bevindingen van het Bureau onjuist zijn. Het Bureau neemt die beslissing alleen indien het niet akkoord gaat met de verzoekers. Als dat niet het geval is, wijzigt het zijn bevindingen en stelt het de verzoekers daarvan in kennis.

Artikel 66 quater

Mededelingen aan het Bureau

Mededelingen aan het Bureau worden met elektronische middelen gedaan. De uitvoerend directeur bepaalt welke elektronische middelen er moeten worden gebruikt en op welke manier en onder welke technische voorwaarden deze elektronische middelen moeten worden gebruikt.”.

75)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 66 quinquies

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de mededelingen aan het Bureau

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de regels voor de in artikel 66 quater bedoelde mededelingen aan het Bureau te bepalen alsook de formulieren voor die mededelingen die door het Bureau beschikbaar moeten worden gesteld.”.

76)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 66 sexies

Termijnen

1.   De termijnen worden vastgesteld in volle jaren, maanden, weken of dagen. De berekening gaat in op de dag na die waarop de betrokken gebeurtenis zich heeft voorgedaan. De duur van de termijnen bedraagt niet minder dan één maand en niet meer dan zes maanden, tenzij in deze verordening of op grond van deze verordening vastgestelde handelingen anders is bepaald.

2.   De uitvoerend directeur bepaalt vóór de aanvang van elk kalenderjaar op welke dagen het Bureau niet open is voor ontvangst van documenten.

3.   De uitvoerend directeur bepaalt de duur van de onderbreking in geval van een werkelijke onderbreking van de verbinding van het Bureau met toegelaten vormen van elektronische communicatie.

4.   Indien de regelmatige communicatie van de partijen in de procedure met het Bureau of omgekeerd door uitzonderlijke omstandigheden zoals een natuurramp of een staking wordt onderbroken of verstoord, kan de uitvoerend directeur van het Bureau bepalen dat, voor partijen in de procedure die hun woonplaats of zetel in het door de uitzonderlijke omstandigheid getroffen geografische gebied hebben of die een vertegenwoordiger hebben aangewezen die in dat gebied zijn of haar kantoor heeft, alle termijnen die anders op of na de datum van aanvang van een dergelijk voorval zouden verstrijken tot een bepaalde datum worden verlengd. Bij de vaststelling van die datum beoordeelt de uitvoerend directeur wanneer de uitzonderlijke omstandigheden ten einde lopen. Indien de omstandigheden de zetel van het Bureau treffen, wordt bij deze vaststelling door de uitvoerend directeur uitdrukkelijk vermeld dat zij voor alle partijen in de procedure geldt.”.

77)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 66 septies

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de berekening en duur van termijnen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels voor de berekening en duur van de in artikel 66 sexies bedoelde termijnen te bepalen.”.

78)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 66 octies

Rechtzetting van fouten en kennelijke vergissingen

1.   Het Bureau zorgt op eigen initiatief of op verzoek van een partij voor rechtzetting van taalfouten of transcriptiefouten en kennelijke vergissingen in de beslissingen van het Bureau, fouten bij de inschrijving van een Uniemodel, of fouten in de publicatie van de inschrijving.

2.   Indien om de rechtzetting van fouten bij de inschrijving van een Uniemodel of bij de publicatie van de inschrijving wordt verzocht door de houder, is artikel 50 octies van overeenkomstige toepassing.

3.   Rechtzettingen van fouten bij de inschrijving van een Uniemodel of bij de publicatie van de inschrijving worden door het Bureau bekendgemaakt.

Artikel 66 nonies

Doorhaling van inschrijvingen in het register en herroeping van beslissingen

1.   Indien het Bureau een inschrijving in het register heeft gedaan of een beslissing heeft genomen waarbij het een kennelijke fout heeft gemaakt, haalt het deze inschrijving door of herroept het deze beslissing. Indien er slechts één partij in de procedure is en de inschrijving of handeling van invloed is op de rechten van die partij, wordt de doorhaling of herroeping ook uitgevoerd wanneer de partij de fout niet had ontdekt.

2.   De in lid 1 bedoelde doorhaling of herroeping wordt, ambtshalve of op verzoek van een van de partijen in de procedure, uitgevoerd door de instantie die de inschrijving heeft gedaan of de beslissing heeft genomen. De doorhaling van de inschrijving in het register of de herroeping van de beslissing wordt uitgevoerd binnen een jaar na de datum van vermelding of van vaststelling van de beslissing, na raadpleging van de partijen in de procedure en van elke in het register vermelde houder van rechten op het betrokken Uniemodel. Het Bureau houdt een register bij van deze doorhalingen en herroepingen.

3.   Dit artikel doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om uit hoofde van de artikelen 55 en 55 bis beroep in te stellen en aan de mogelijkheid om uit hoofde van artikel 66 octies fouten en kennelijke vergissingen recht te zetten. Indien er beroep is ingesteld tegen een beslissing van het Bureau die een fout bevat, wordt de beroepsprocedure zonder voorwerp nadat het Bureau op grond van lid 1 van dit artikel zijn beslissing heeft herroepen. In het laatste geval wordt de beroepstaks aan de verzoeker terugbetaald.”.

79)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 66 decies

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot de doorhaling van inschrijvingen en de herroeping van beslissingen

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere procedureregels voor het doorhalen van een inschrijving in het register of het herroepen van een beslissing zoals bedoeld in artikel 66 nonies te bepalen.”.

80)

Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2 en 3 worden vervangen door:

“2.   De aanvrager moet het verzoek schriftelijk indienen binnen twee maanden nadat de oorzaak van de niet-inachtneming van de termijn is geëindigd. De nog niet verrichte handeling moet alsnog binnen die termijn geschieden. Het verzoek is slechts ontvankelijk binnen een jaar na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn. Indien het verzoek tot vernieuwing van de inschrijving niet is ingediend of de vernieuwingstaks niet is voldaan, wordt de extra termijn van zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving, bedoeld in artikel 50 quinquies, lid 3, niet afgetrokken van de periode van een jaar.

3.   Het verzoek moet met redenen omkleed zijn en de feiten en argumenten bevatten waarop het gegrond is. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de taks voor herstel in de vorige toestand betaald is. Indien herstel in de vorige toestand wordt verleend, wordt de taks terugbetaald.”

;

b)

lid 5 wordt vervangen door:

“5.   Indien de in lid 2 van dit artikel en in artikel 67 bis vastgelegde termijnen niet in acht worden genomen, wordt niet overgegaan tot herstel in de vorige toestand zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.”.

81)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 67 bis

Voortzetting van de procedure

1.   Indien de aanvrager of de houder van een ingeschreven Uniemodel of een andere partij in een procedure voor het Bureau tegenover het Bureau een termijn niet in acht heeft genomen, kan de procedure op zijn of haar verzoek worden voortgezet, op voorwaarde dat op het tijdstip van dit verzoek de verzuimde handeling alsnog is verricht. Het verzoek tot voortzetting van de procedure is alleen ontvankelijk indien het binnen twee maanden na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn wordt ingediend. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat er een taks voor voortzetting van de procedure is betaald.

2.   Voortzetting van de procedure wordt niet toegekend in geval van niet-naleving van de termijnen die zijn vastgelegd in:

a)

artikel 38, artikel 41, lid 1, artikel 44, lid 1, artikel 45, lid 3, artikel 50 quinquies, lid 3, en artikel 67, lid 2;

b)

artikel 68 en artikel 72, lid 5, van Verordening (EU) 2017/1001 in samenhang met artikel 55, lid 2, van de onderhavige verordening;

c)

lid 1 van dit artikel.

3.   De dienst die bevoegd is te beslissen over de niet verrichte handeling beslist over het verzoek tot voortzetting.

4.   Wanneer het Bureau het verzoek tot voortzetting inwilligt, worden de gevolgen van het niet in acht nemen van de termijn geacht zich niet te hebben voorgedaan. Indien een beslissing is genomen tussen het einde van die termijn en het verzoek tot voortzetting van de procedure, heroverweegt de dienst die bevoegd is voor de beslissing inzake de niet verrichte handeling, zijn beslissing en neemt hij een andere beslissing wanneer het voldoende is de niet verrichte handeling aan te vullen. Indien het Bureau na de heroverweging beslist dat de aanvankelijke beslissing niet moet worden gewijzigd, bevestigt het die beslissing schriftelijk.

5.   Indien het Bureau het verzoek tot voortzetting afwijst, wordt de taks terugbetaald.

Artikel 67 ter

Onderbreking van de procedure

1.   De procedure voor het Bureau wordt onderbroken:

a)

bij overlijden of bij handelingsonbekwaamheid, hetzij van de aanvrager of de houder van een ingeschreven Uniemodel, hetzij van de persoon die volgens het nationale recht bevoegd is voor de aanvrager of de houder te handelen;

b)

indien de aanvrager of de houder van het ingeschreven Uniemodel ten gevolge van een tegen het vermogen van de aanvrager of de houder gerichte procedure om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten;

c)

indien de vertegenwoordiger van de aanvrager of van de houder van een ingeschreven Uniemodel overlijdt, handelingsonbekwaam wordt of ten gevolge van een actie met betrekking tot het vermogen van de vertegenwoordiger om wettelijke redenen de procedure voor het Bureau niet kan voortzetten.

Voor zover overlijden of handelingsonbekwaamheid zoals bedoeld in de eerste alinea, punt a), de machtiging van de uit hoofde van artikel 78 aangewezen vertegenwoordiger onverlet laten, wordt de procedure slechts onderbroken indien die vertegenwoordiger daarom verzoekt.

2.   De procedure voor het Bureau wordt hervat zodra is vastgesteld wie bevoegd is deze voort te zetten of het Bureau alle redelijke pogingen heeft ondernomen de identiteit van die persoon vast te stellen.”.

82)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 67 quater

Bevoegdheidsdelegatie met betrekking tot hervatting van de procedure

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nadere regels te bepalen voor hervatting van de procedure voor het Bureau zoals bedoeld in artikel 67 ter, lid 2.”.

83)

Artikel 68 wordt vervangen door:

“Artikel 68

Verwijzing naar algemene beginselen

Voor zover deze verordening of krachtens deze verordening vastgestelde handelingen geen procedurevoorschriften bevatten, neemt het Bureau de in de lidstaten algemeen aanvaarde beginselen van procesrecht in aanmerking.”.

84)

In artikel 69 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1.   Vorderingen van het Bureau tot betaling van taksen vervallen vier jaar vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de taks opeisbaar is geworden.

2.   Vorderingen jegens het Bureau tot terugbetaling van taksen of van te veel betaalde bedragen vervallen vier jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de vorderingen zijn ontstaan.”.

85)

Artikel 70 wordt vervangen door:

“Artikel 70

Verdeling van de kosten

1.   De verliezende partij in een procedure tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel of in een beroepsprocedure betaalt de taksen die de andere partij heeft gedragen voor de vordering tot nietigverklaring en voor het ingestelde beroep. De verliezende partij betaalt tevens alle in verband met de procedure gemaakte noodzakelijke kosten, met inbegrip van de reis- en verblijfkosten en de bezoldiging van een vertegenwoordiger in de zin van artikel 78, lid 1, met inachtneming van de maximumtarieven die per kostencategorie zijn vastgelegd in de op grond van artikel 70 bis vastgestelde uitvoeringshandeling.

2.   Voor zover de partijen respectievelijk op een of meer punten in het ongelijk worden gesteld of indien de billijkheid zulks vereist, beslist de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep dat de kosten anders worden verdeeld dan bepaald in lid 1.

3.   Een partij die door intrekking van de aanvraag voor het Uniemodel, van de vordering tot nietigverklaring of van het beroep, door niet-vernieuwing van de inschrijving van het Uniemodel, of door afstand van het ingeschreven Uniemodel, een einde maakt aan de procedure, betaalt de taksen, alsmede de door de andere partij gedragen kosten overeenkomstig de leden 1 en 2.

4.   Indien de procedure zonder voorwerp is geworden, beslist de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep vrijelijk over de kosten.

5.   Indien de partijen voor de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep een andere kostenregeling overeenkomen dan die van de leden 1 tot en met 4, neemt de betrokken afdeling hiervan nota.

6.   De nietigheidsafdeling of de kamer van beroep stelt ambtshalve het bedrag vast dat op grond van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel moet worden vergoed, indien de te vergoeden kosten zich beperken tot de aan het Bureau betaalde taksen en de kosten van vertegenwoordiging. In alle andere gevallen stelt de griffie van de kamer van beroep of de nietigheidsafdeling, op verzoek, het te betalen bedrag vast. Het verzoek is slechts ontvankelijk gedurende een periode van twee maanden na de datum waarop de beslissing ten aanzien waarvan vaststelling van de kosten is gevraagd, onherroepelijk wordt, en gaat vergezeld van een rekening en bewijsstukken. Voor de kosten van vertegenwoordiging op grond van artikel 78, lid 1, volstaat het dat de vertegenwoordiger verzekert dat de kosten zijn gemaakt. Voor andere kosten volstaat het dat de aannemelijkheid ervan is vastgesteld.

Indien het bedrag van de kosten overeenkomstig de eerste alinea van dit lid is vastgesteld, worden de kosten van vertegenwoordiging toegekend op het niveau dat is vastgelegd in de op grond van artikel 70 bis vastgestelde uitvoeringshandeling, ongeacht of zij daadwerkelijk zijn gemaakt.

7.   Overeenkomstig lid 6 genomen beslissingen tot vaststelling van de kosten vereisen opgave van de redenen waarop zij zijn gebaseerd en kunnen door de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep worden herzien indien hiertoe binnen één maand na de datum van kennisgeving van de beslissing een verzoek wordt ingediend. Dit verzoek wordt geacht niet te zijn ingediend totdat de taks voor de herziening van het bedrag van de kosten is betaald. De nietigheidsafdeling of de kamer van beroep, naargelang het geval, neemt zonder mondelinge procedure een beslissing over het verzoek tot herziening van de beslissing inzake de vaststelling van de kosten.”.

86)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 70 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot het maximumtarief voor vergoedingen

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot bepaling van het maximumtarief voor vergoeding van de werkelijk door de in het gelijk gestelde partij gemaakte, noodzakelijke procedurekosten zoals bedoeld in artikel 70, lid 1. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Bij de bepaling van het maximumtarief met betrekking tot de reis- en verblijfkosten houdt de Commissie rekening met de afstand tussen de woon- of vestigingsplaats van de partij, vertegenwoordiger, getuige, deskundige en de plaats van de mondelinge procedure, met de fase van de procedure waarin de kosten zijn gemaakt en, wat betreft de kosten van vertegenwoordiging in de zin van artikel 78, lid 1, met de noodzaak ervoor te zorgen dat de verplichting tot het dragen van de kosten niet om tactische redenen door de andere partij kan worden misbruikt. Daarnaast worden verblijfkosten berekend overeenkomstig het statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, als neergelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (*5). De in het ongelijk gestelde partij draagt de kosten voor slechts één partij bij de procedure en, in voorkomend geval, één vertegenwoordiger.

(*5)   PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1968/259(1)/oj.”."

87)

In artikel 71 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   De gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat van executie. Elke lidstaat wijst één instantie aan die ermee belast is de echtheid van de in lid 1 bedoelde beslissing te onderzoeken, en deelt de contactgegevens daarvan mee aan het Bureau, het Hof van Justitie en de Commissie. Het exequatur wordt, na een onderzoek dat zich beperkt tot de echtheid van de beslissing, door die instantie verleend.”.

88)

Artikel 72 wordt vervangen door:

“Artikel 72

Uniemodellenregister

1.   Het Bureau houdt een register van ingeschreven Uniemodellen bij en actualiseert het.

2.   In het register worden de volgende vermeldingen betreffende inschrijvingen van een Uniemodel opgenomen:

a)

de datum waarop de aanvraag is ingediend en ingeschreven, op grond van artikel 48, lid 3;

b)

het dossiernummer van de aanvraag en het dossiernummer van elk afzonderlijk model van een meervoudige aanvraag;

c)

de datum van publicatie van de inschrijving;

d)

de naam, de woonplaats en het land van de aanvrager;

e)

de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger, behalve in het geval van een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel 77, lid 3, eerste alinea;

f)

de afbeelding van het model;

g)

de namen van de voortbrengselen, voorafgegaan door de nummers van de klassen en onderklassen van de classificatie van Locarno;

h)

gegevens over beroepen op voorrang op grond van artikel 42;

i)

gegevens over beroepen op voorrang in geval van tentoonstelling op grond van artikel 44;

j)

vermelding van de ontwerper of het team van ontwerpers op grond van artikel 18 of een verklaring dat de ontwerper of het team van ontwerpers afstand heeft gedaan van het recht op vermelding;

k)

de taal waarin de aanvraag is ingediend en de tweede taal die de aanvrager in de aanvraag heeft opgegeven, op grond van artikel 98, lid 3;

l)

de datum van inschrijving van het model in het register en het nummer van de inschrijving op grond van artikel 48, lid 1;

m)

een aanduiding van elk verzoek tot opschorting van de publicatie op grond van artikel 50, lid 3, met vermelding van de datum waarop de termijn van opschorting verstrijkt;

n)

een aanduiding dat er een beschrijving is ingediend op grond van artikel 36, lid 3, punt a).

3.   Het register bevat voorts de volgende vermeldingen, telkens voorzien van de datum van opneming in het register:

a)

wijzigingen van de naam of de woonplaats en het land van de houder op grond van artikel 50 octies;

b)

wijzigingen van de naam of het kantooradres van de vertegenwoordiger, behalve in het geval van een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel 77, lid 3, eerste alinea;

c)

in geval van aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger, zijn of haar naam en kantooradres;

d)

wijzigingen van de naam van de ontwerper of het team van ontwerpers op grond van artikel 18;

e)

rechtzettingen van fouten en kennelijke vergissingen op grond van artikel 66 octies;

f)

wijzigingen van het model op grond van artikel 50 sexies;

g)

een aanduiding dat er een aanspraakprocedure is ingesteld bij de bevoegde rechter of autoriteit uit hoofde van artikel 15, lid 5, punt a);

h)

de datum en gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing van de bevoegde rechter of autoriteit of een andere beëindiging van de procedure op grond van artikel 15, lid 5, punt b);

i)

een verandering in het houderschap op grond van artikel 15, lid 5, punt c);

j)

een overgang op grond van artikel 28;

k)

de vestiging of overgang van een zakelijk recht op grond van artikel 29 en de aard van het zakelijk recht;

l)

gedwongen tenuitvoerlegging op grond van artikel 30, en insolventieprocedures op grond van artikel 31;

m)

de verlening of de overgang van een licentie op grond van artikel 16, lid 2, of artikel 32 en, in voorkomend geval, de aard van de licentie zoals bedoeld in artikel 32 bis, lid 3;

n)

de vernieuwing van de inschrijving op grond van artikel 50 quinquies en de datum waarop die vernieuwing van kracht wordt;

o)

de vaststelling van het verstrijken van de inschrijving op grond van artikel 50 quinquies, lid 8;

p)

een verklaring van afstand door de houder op grond van artikel 51, lid 1;

q)

de datum van indiening en de gegevens van een vordering tot nietigverklaring uit hoofde van artikel 52, van een reconventionele vordering tot nietigverklaring op grond van artikel 84, lid 5, of van een op grond van artikel 55 ingesteld beroep;

r)

de datum en de gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing betreffende de vordering tot nietigverklaring op grond van artikel 53, van de in kracht van gewijsde gegane beslissing over een reconventionele vordering tot nietigverklaring op grond van artikel 86, lid 3, van de in kracht van gewijsde gegane beslissing over een beroep op grond van artikel 55, of van elke andere beëindiging van de procedure overeenkomstig die artikelen;

s)

de doorhaling van de vermelding van een op grond van lid 2, punt e), ingeschreven vertegenwoordiger;

t)

de wijziging van of doorhaling in het register van de in lid 3, punten l), m), en n), bedoelde gegevens;

u)

de herroeping van een beslissing of de doorhaling van een vermelding in het register op grond van artikel 66 nonies, indien de herroeping of de doorhaling een gepubliceerde beslissing of vermelding betreft.

4.   De uitvoerend directeur kan bepalen dat er andere dan de in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens in het register moeten worden ingeschreven.

5.   Het register kan in elektronische vorm worden gehouden. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, worden door het Bureau voor de in lid 8 bepaalde doeleinden verzameld, gestructureerd, gepubliceerd en opgeslagen. Het Bureau houdt het register gemakkelijk toegankelijk voor het publiek.

6.   De houder van een ingeschreven Uniemodel wordt van iedere wijziging in het register in kennis gesteld.

7.   Het Bureau verstrekt, indien de toegang tot het register niet is beperkt op grond van artikel 74, lid 5, op verzoek al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het register in elektronische vorm.

8.   De in de leden 2 en 3 bedoelde vermeldingen, met inbegrip van persoonsgegevens, worden verwerkt met het oog op:

a)

het beheer van de aanvragen, inschrijvingen, of beide, zoals beschreven in deze verordening en alle op grond daarvan vastgestelde handelingen;

b)

het houden van een openbaar register ter inzage door en ter informatie van de overheid en het bedrijfsleven, die aldus de hun bij deze verordening toegekende rechten kunnen uitoefenen en kennis kunnen nemen van het bestaan van oudere rechten van derden;

c)

het opstellen van verslagen en statistieken op basis waarvan het Bureau efficiënter te werk kan gaan en de werking van het systeem voor de inschrijving van Uniemodellen kan verbeteren.

9.   Alle gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, betreffende de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde vermeldingen worden geacht van algemeen belang te zijn en zijn voor derden toegankelijk, behoudens de andersluidende bepaling in artikel 50, lid 2. De vermeldingen in het register worden voor onbepaalde tijd bewaard.”.

89)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 72 bis

Databank

1.   Op het Bureau rust, naast de verplichting een register overeenkomstig artikel 72 te houden, de taak alle gegevens te verzamelen en in een elektronische databank op te slaan die door houders en andere partijen bij procedures krachtens deze verordening en op basis daarvan vastgestelde handelingen worden verstrekt.

2.   De elektronische databank kan andere dan de op grond van artikel 72 in het register opgenomen persoonsgegevens bevatten, voor zover deze verordening en op grond daarvan vastgestelde handelingen dat voorschrijven. Persoonsgegevens worden verzameld, opgeslagen en verwerkt met het oog op:

a)

het beheer van de aanvragen, inschrijvingen, of beide, zoals beschreven in deze verordening en op grond daarvan vastgestelde handelingen;

b)

het toegankelijk maken van de informatie die noodzakelijk is voor een vlotter en efficiënter verloop van de betrokken procedure;

c)

de communicatie met de aanvragers en andere partijen bij de procedure, en

d)

het opstellen van verslagen en statistieken op basis waarvan het Bureau efficiënter te werk kan gaan en de werking van het systeem kan verbeteren.

3.   De uitvoerend directeur bepaalt onder welke voorwaarden de databank toegankelijk is en hoe de inhoud, met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel bedoelde persoonsgegevens, doch met inbegrip van de in artikel 72 bedoelde gegevens, beschikbaar kan worden gesteld.

4.   De in lid 2 bedoelde persoonsgegevens zijn beperkt toegankelijk en dergelijke gegevens zijn niet algemeen toegankelijk tenzij de betrokkene daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.

5.   Alle gegevens worden voor onbepaalde tijd bewaard. De betrokkene kan evenwel erom verzoeken dat persoonsgegevens uit de databank worden verwijderd 18 maanden nadat het ingeschreven Uniemodel is verstreken of de betrokken procedure op tegenspraak is afgesloten. De betrokkene kan te allen tijde onnauwkeurige of onjuiste gegevens laten corrigeren.

Artikel 72 ter

Onlinetoegang tot beslissingen

1.   De beslissingen van het Bureau met betrekking tot ingeschreven Uniemodellen zijn ter informatie en raadpleging online beschikbaar voor het publiek. Elke partij bij de aan de beslissing voorafgaande procedure kan verzoeken om verwijdering van de in de beslissing vermelde persoonsgegevens.

2.   Het Bureau kan beslissingen van nationale rechterlijke instanties en rechterlijke instanties van de Unie die verband houden met zijn taken, online beschikbaar maken om bij het publiek een groter bewustzijn te wekken omtrent intellectuele eigendom en convergentie van praktijken te bevorderen. Het Bureau neemt ten aanzien van persoonsgegevens de voorwaarden in acht waaraan de oorspronkelijke publicatie was onderworpen.”.

90)

Artikel 73 wordt vervangen door:

“Artikel 73

Regelmatig verschijnende publicaties

1.   Het Bureau doet regelmatig verschijnen:

a)

een Uniemodellenblad met publicaties van vermeldingen in het register en andere gegevens in verband met inschrijvingen van Uniemodellen waarvan de publicatie is voorgeschreven bij deze verordening of op basis daarvan vastgestelde handelingen;

b)

een Publicatieblad van het Bureau, met mededelingen en publicaties van algemene aard die van de uitvoerend directeur uitgaan, alsmede alle andere publicaties betreffende deze verordening en de toepassing ervan.

De in de eerste alinea, punten a) en b), bedoelde publicaties kunnen in elektronische vorm verschijnen.

2.   Het Uniemodellenblad wordt gepubliceerd op een wijze en volgens een regelmaat die door de uitvoerend directeur dienen te worden vastgesteld.

3.   Het Publicatieblad van het Bureau verschijnt in de talen van het Bureau. De uitvoerend directeur kan bepalen dat sommige mededelingen in het Publicatieblad van het Bureau in de officiële talen van de Unie moeten worden gepubliceerd.”.

91)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 73 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de regelmatig verschijnende publicaties

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a)

de datum die moet worden beschouwd als de datum van publicatie in het Uniemodellenblad;

b)

de wijze waarop vermeldingen inzake de inschrijving van een Uniemodel die ten opzichte van de publicatie van de aanvraag niet zijn gewijzigd, worden gepubliceerd;

c)

de vormen waarin uitgaven van het Publicatieblad van het Bureau aan het publiek beschikbaar kunnen worden gesteld.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

92)

Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   Bij inzage van een dossier op grond van lid 2 of 3 worden de volgende delen van het dossier uitgesloten van inzage:

a)

stukken betreffende uitsluiting, verschoning of wraking op grond van artikel 169 van Verordening (EU) 2017/1001;

b)

ontwerpbeslissingen en -adviezen, alsmede alle andere voor de voorbereiding van beslissingen en adviezen gebruikte interne stukken;

c)

delen van het dossier ten aanzien waarvan de betrokken partij vóór het verzoek tot inzage te kennen heeft gegeven een bijzonder belang te stellen in de geheimhouding ervan, tenzij inzage van deze delen van het dossier wordt gerechtvaardigd door zwaarwegende gewettigde belangen van de om inzage verzoekende partij.”

;

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“5.   Indien de publicatie van een inschrijving wordt opgeschort op grond van artikel 50, lid 1, wordt de toegang tot het register voor andere personen dan de houder van het ingeschreven Uniemodel beperkt tot de naam van de houder, de naam van de eventuele vertegenwoordiger, de datum van indiening en inschrijving, het dossiernummer van de aanvraag en de aanduiding dat de publicatie is opgeschort. In dergelijke gevallen bevatten de al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het register alleen de naam van de houder, de naam van de vertegenwoordigers, de datum van indiening en inschrijving, het dossiernummer van de aanvraag en de aanduiding dat de publicatie is opgeschort, behalve indien het verzoek om uittreksels door de houder of zijn of haar gemachtigde is gedaan.”.

93)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

“Artikel 74 bis

Procedure voor de inzage van dossiers

1.   De op grond van artikel 74, lid 3, aangevraagde inzage van de dossiers van ingeschreven Uniemodellen geschiedt aan de hand van de technische media voor de opslag van de dossiers. Die inzage gebeurt online. De uitvoerend directeur bepaalt de wijze van inzage.

2.   Indien het verzoek tot inzage in het dossier betrekking heeft op een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel of op een ingeschreven Uniemodel waarvan de publicatie is opgeschort overeenkomstig artikel 50 of waarvan, indien de publicatie is opgeschort, vóór of op de datum waarop de termijn van opschorting verstrijkt, blijkt uit het verzoek dat:

a)

de aanvrager of houder van het Uniemodel met de inzage instemt, of

b)

de persoon die om inzage verzoekt een gewettigd belang heeft bij inzage in het dossier.

3.   Op verzoek kunnen bij de inzage elektronische afschriften van de dossierstukken worden verkregen. Het Bureau verstrekt, op verzoek, tevens al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel in elektronische vorm.

Artikel 74 ter

Mededeling van informatie uit de dossiers

Onder voorbehoud van de in artikel 74 vastgelegde beperkingen kan het Bureau, op verzoek, uit elk dossier van elke procedure met betrekking tot een aanvraag voor een Uniemodel of tot een ingeschreven Uniemodel informatie verstrekken.

Artikel 74 quater

Bewaring van dossiers

1.   Het Bureau bewaart de dossiers van alle procedures betreffende aanvragen voor een Uniemodel en ingeschreven Uniemodellen. De uitvoerend directeur bepaalt in welke vorm deze dossiers worden bewaard.

2.   Indien dossiers elektronisch worden bewaard, worden de elektronische bestanden of reservekopieën daarvan voor onbepaalde tijd bewaard. De door de partijen bij de procedure ingediende originele documenten die de basis vormen van dergelijke elektronische bestanden, worden na een door de uitvoerend directeur vast te stellen termijn na ontvangst verwijderd.

3.   Indien en voor zover dossiers of delen daarvan anders dan elektronisch worden bewaard, worden de documenten of bewijsstukken die daarvan deel uitmaken, bewaard gedurende ten minste vijf jaar na het jaar waarin:

a)

de aanvraag is afgewezen of ingetrokken;

b)

de geldigheid van de inschrijving van het Uniemodel definitief is verstreken;

c)

de afstand van het ingeschreven Uniemodel is ingeschreven in het register op grond van artikel 51;

d)

het ingeschreven Uniemodel definitief uit het register is verwijderd.”.

94)

Artikel 75 wordt vervangen door:

“Artikel 75

Administratieve samenwerking

1.   Tenzij in deze verordening of in de nationale wetgeving anders is bepaald, verlenen het Bureau en de bevoegde rechterlijke of andere instanties van de lidstaten elkaar op verzoek bijstand door elkaar informatie te verstrekken of inzage in dossiers te geven. Indien het Bureau inzage van dossiers geeft aan de rechterlijke instanties, openbaar ministeries of centrale bureaus voor de industriële eigendom, is deze inzage niet onderworpen aan de in artikel 74 bedoelde beperkingen.

2.   Het Bureau heft geen taksen voor het verstrekken van informatie of voor het geven van inzage in dossiers.”.

95)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 75 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de administratieve samenwerking

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere regels voor de uitwisseling van informatie tussen het Bureau en de instanties van de lidstaten en het geven van inzage in dossiers zoals bedoeld in artikel 75, rekening houdend met de beperkingen waaraan de inzage in dossiers betreffende aanvragen voor of inschrijvingen van Uniemodellen op grond van artikel 74 is onderworpen wanneer inzage aan derden wordt gegeven. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

96)

Artikel 76 wordt geschrapt.

97)

Artikel 77 wordt vervangen door:

“Artikel 77

Algemene beginselen van vertegenwoordiging

1.   Behoudens lid 2 is niemand verplicht zich voor het Bureau te laten vertegenwoordigen.

2.   Onverminderd lid 3, tweede alinea, van dit artikel, laten natuurlijke of rechtspersonen die noch hun woonplaats, noch hun zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel in de EER hebben, zich overeenkomstig artikel 78, lid 1, in alle in deze verordening bedoelde procedures, uitgezonderd voor de indiening van een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel, voor het Bureau vertegenwoordigen.

3.   Natuurlijke en rechtspersonen die in de EER een woonplaats, zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben, kunnen voor het Bureau optreden door tussenkomst van een werknemer.

De werknemer van een rechtspersoon waarop dit lid van toepassing is, kan ook handelen voor andere rechtspersonen die met deze rechtspersoon economisch verbonden zijn, ook indien die andere rechtspersonen in de EER geen woonplaats, zetel, noch werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben.

Werknemers die personen vertegenwoordigen in de zin van dit lid verstrekken het Bureau, op verzoek van het Bureau of, in voorkomend geval, van de partij in de procedure een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht.

4.   Indien meerdere aanvragers of derden gezamenlijk optreden, wordt een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aangewezen.”.

98)

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 tot en met 6 worden vervangen door:

“1.   Natuurlijke of rechtspersonen kunnen bij procedures voor het Bureau in de zin van deze verordening slechts worden vertegenwoordigd door een van de volgende vertegenwoordigers:

a)

een advocaat die bevoegd is op het grondgebied van een van de staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst praktijk uit te oefenen en kantoor houdt binnen de EER, voor zover de advocaat in die staat bevoegd is als vertegenwoordiger ter zake van industriële eigendom op te treden;

b)

erkende gemachtigden die zijn ingeschreven op de in artikel 120, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2017/1001 genoemde lijst van erkende gemachtigden;

c)

erkende gemachtigden die zijn ingeschreven op de in lid 4 genoemde speciale lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen.

2.   De in lid 1, punt c), bedoelde erkende gemachtigden zijn alleen bevoegd om derden voor het Bureau te vertegenwoordigen in procedures inzake modellen.

3.   Een vertegenwoordiger die voor het Bureau optreedt, verstrekt, op verzoek van het Bureau of in voorkomend geval van de tegenpartij in de procedure, het Bureau een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht.

4.   Het Bureau stelt een speciale lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen op en houdt deze bij. In die lijst kan iedere natuurlijke persoon worden vermeld die aan alle van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

hij of zij bezit de nationaliteit van een van de staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst;

b)

het kantoor of de plaats waar hij of zij werkt bevindt zich binnen de EER;

c)

hij of zij is bevoegd om voor het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of voor het centrale bureau voor industriële eigendom van een staat die partij is bij de EER-overeenkomst natuurlijke personen en rechtspersonen te vertegenwoordigen op het gebied van modellen.

Indien de in de eerste alinea, punt c), bedoelde bevoegdheid niet afhankelijk gesteld is van bijzondere beroepsbekwaamheid, is degene die om vermelding in de lijst van het Bureau verzoekt ten minste vijf jaar regelmatig als vertegenwoordiger op het gebied van modellen opgetreden bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of bij een centraal bureau voor industriële eigendom.

Van personen ten aanzien van wie, overeenkomstig de in de betrokken lidstaat van de EER bestaande voorschriften, officieel wordt erkend dat zij op het gebied van modellen over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikken om natuurlijke of rechtspersonen bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of bij een centraal bureau voor industriële eigendom te vertegenwoordigen, wordt niet vereist dat zij het beroep hebben uitgeoefend.

5.   Inschrijving op de lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen geschiedt op verzoek, waarbij een door het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of het centrale bureau voor de industriële eigendom van de betrokken lidstaat afgegeven bewijs overgelegd wordt waaruit blijkt dat de in lid 4 bedoelde voorwaarden zijn vervuld. De vermeldingen in de lijst van erkende gemachtigden inzake modellen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.

6.   De uitvoerend directeur kan ontheffing verlenen van een van de volgende voorwaarden:

a)

de in lid 4, eerste alinea, punt a), gestelde voorwaarde in het geval van een hooggekwalificeerde beroepsbeoefenaar, mits aan de voorwaarden van lid 4, eerste alinea, punten b) en c), wordt voldaan;

b)

de in lid 4, tweede alinea, gestelde voorwaarde in het geval dat de persoon die om vermelding in de lijst verzoekt bewijs levert dat hij of zij de vereiste kwalificatie op een andere manier heeft verworven.”

;

b)

lid 7 wordt vervangen door:

“7.   Een persoon kan, op verzoek van die persoon of indien die persoon niet langer bevoegd is als een erkend gemachtigde op te treden, van de lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen worden geschrapt. De wijzigingen in de lijst van erkende gemachtigden inzake modellen worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.”

;

c)

het volgende lid wordt toegevoegd:

“8.   Een vertegenwoordiger die voor het Bureau optreedt, wordt in de in artikel 72 bis bedoelde databank opgenomen en verkrijgt een identificatienummer. Het Bureau kan van de vertegenwoordiger verlangen het daadwerkelijke en effectieve karakter van zijn of haar vestiging of dienstbetrekking op een van de genoemde adressen aan te tonen. De uitvoerend directeur kan de formele voorwaarden voor het verkrijgen van een identificatienummer bepalen, met name voor verenigingen van vertegenwoordigers, en voor de vermelding van de vertegenwoordigers in de databank.”.

99)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 78 bis

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot beroepsmatige vertegenwoordiging

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met:

a)

de voorwaarden en de procedure voor de aanwijzing van een gemeenschappelijk vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel 77, lid 4;

b)

de voorwaarden waaronder de in artikel 77, lid 3, bedoelde werknemers en de in artikel 78, lid 1, bedoelde erkende gemachtigden bij het Bureau een ondertekende volmacht indienen om als vertegenwoordiger te kunnen optreden, alsmede de inhoud van die volmacht;

c)

de omstandigheden waarin een persoon van de lijst van erkende gemachtigden inzake modellen kan worden geschrapt zoals bedoeld in artikel 78, lid 7.”.

100)

Artikel 79 wordt vervangen door:

“Artikel 79

Toepassing van de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

1.   Tenzij anders bepaald in deze verordening, zijn de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing op de procedures betreffende Uniemodellen en aanvragen voor ingeschreven Uniemodellen, alsmede op de procedures betreffende gelijktijdige en opeenvolgende vorderingen die worden ingesteld op grond van Uniemodellen en nationale modellen.

2.   Met betrekking tot procedures die het gevolg zijn van de in artikel 81 van deze verordening bedoelde rechtsvorderingen:

a)

zijn de artikelen 4 en 6, artikel 7, punten 1, 2, 3 en 5, en artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (*6) niet van toepassing;

b)

zijn de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing binnen de grenzen van artikel 82, lid 4, van de onderhavige verordening;

c)

zijn de bepalingen van hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1215/2012 die gelden voor personen met woonplaats in een lidstaat ook van toepassing op personen die geen woonplaats, maar een vestiging in een lidstaat hebben.

3.   Verwijzingen in deze verordening naar Verordening (EU) nr. 1215/2012 omvatten waar passend de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gedaan op 19 oktober 2005.

(*6)  Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).”."

101)

In artikel 80 wordt lid 5 geschrapt.

102)

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

a)

lid 1 wordt vervangen door:

“1.   Met inachtneming van de bepalingen van deze verordening en krachtens artikel 79 van deze verordening toepasselijke bepalingen van Verordening (EU) nr. 1215/2012, worden procedures ingevolge de in artikel 81 van deze verordening bedoelde rechtsvorderingen aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de gedaagde zijn of haar woonplaats heeft of, indien de gedaagde geen woonplaats heeft in een van de lidstaten, in een lidstaat waar de gedaagde een vestiging heeft.”

;

b)

lid 4 wordt vervangen door:

“4.   In afwijking van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel:

a)

is artikel 25 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing indien de partijen overeenkomen dat een andere rechtbank voor het Uniemodel bevoegd is;

b)

is artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1215/2012 van toepassing indien de verweerder voor een andere rechtbank voor het Uniemodel verschijnt.”.

103)

Aan artikel 84 worden de volgende leden toegevoegd:

“5.   De rechtbank voor het Uniemodel waarbij een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel is ingesteld, gaat niet over tot het onderzoek van de reconventionele vordering voordat de belanghebbende partij of de rechtbank het Bureau in kennis heeft gesteld van de datum van instelling van de reconventionele vordering. Het Bureau maakt hiervan melding in het register overeenkomstig artikel 72, lid 3, punt q). Indien bij het Bureau een vordering tot nietigverklaring van het ingeschreven Uniemodel was ingesteld alvorens de reconventionele vordering werd ingesteld, wordt de rechtbank door het Bureau hiervan in kennis gesteld en wordt de procedure overeenkomstig artikel 91, lid 1, geschorst totdat de beslissing over de vordering in kracht van gewijsde is gegaan of de vordering is ingetrokken.

6.   Indien bij een rechtbank voor het Uniemodel een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel wordt ingesteld, kan deze rechtbank op verzoek van de houder van het ingeschreven Uniemodel, en na de andere partijen te hebben gehoord, de procedure schorsen en de gedaagde uitnodigen om binnen een door hem te bepalen termijn bij het Bureau een vordering tot nietigverklaring in te stellen. Indien deze vordering niet binnen de bepaalde termijn wordt ingesteld, wordt de procedure voortgezet en de reconventionele vordering wordt dan als ingetrokken beschouwd. Artikel 91, lid 3, is van toepassing.”.

104)

Artikel 86 wordt vervangen door:

“Artikel 86

Uitspraken betreffende de rechtsgeldigheid

1.   Indien in een procedure voor een rechtbank voor het Uniemodel een reconventionele vordering tot nietigverklaring van het Uniemodel wordt ingesteld,

a)

verklaart de rechtbank voor het Uniemodel het Uniemodel nietig, indien blijkt dat een van de in artikel 25 genoemde gronden een beletsel vormt voor de instandhouding van het Uniemodel;

b)

wijst de rechtbank voor het Uniemodel de reconventionele vordering af, indien blijkt dat geen van de in artikel 25 genoemde gronden een beletsel vormt voor de instandhouding van het Uniemodel.

2.   Een rechtbank voor het Uniemodel verwerpt een reconventionele vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Uniemodel indien op een vordering met hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond al door het Bureau tussen dezelfde partijen een onherroepelijke beslissing is gegeven.

3.   Indien een rechtbank voor het Uniemodel een in kracht van gewijsde gegane beslissing over een reconventionele vordering tot nietigverklaring van het ingeschreven Uniemodel heeft gewezen, wordt door de rechtbank of door een partij in de nationale procedure onverwijld een afschrift van de beslissing aan het Bureau toegezonden. Het Bureau of een andere belanghebbende partij kan verzoeken om informatie over de rechterlijke beslissing. Het Bureau neemt de rechterlijke beslissing op in het register overeenkomstig artikel 72, lid 3, punt r).”.

105)

In artikel 88 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Op alle niet bij deze verordening geregelde modellenkwesties past een rechtbank voor het Uniemodel het toepasselijke nationale recht toe.”.

106)

Artikel 89 wordt vervangen door:

“Artikel 89

Sancties ter zake van inbreuken

1.   Indien een rechtbank voor het Uniemodel van oordeel is dat de verweerder inbreuk op een Uniemodel heeft gemaakt of heeft gedreigd te maken, verbiedt zij de verweerder de betrokken handelingen te verrichten, tenzij er bijzondere redenen zijn om dit niet te verbieden. Zij treft tevens maatregelen overeenkomstig het nationale recht om ervoor te zorgen dat dit verbod wordt nageleefd.

2.   De rechtbank voor het Uniemodel kan tevens de in het toepasselijke recht beschikbare maatregelen of bevelen toepassen die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.”.

107)

In artikel 90 wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Een krachtens artikel 82, lid 1, 2, 3 of 4, van deze verordening bevoegde rechtbank voor het Uniemodel is bevoegd voorlopige maatregelen, met inbegrip van beschermende maatregelen, te bevelen die, onverminderd de procedure voor erkenning en tenuitvoerlegging op grond van hoofdstuk III van Verordening (EU) nr. 1215/2012, van kracht zijn op het grondgebied van elke lidstaat. Geen enkele andere rechterlijke instantie heeft deze bevoegdheid.”.

108)

Artikel 93 wordt vervangen door:

“Artikel 93

Aanvullende bepalingen inzake de bevoegdheid van andere nationale rechterlijke instanties dan de rechtbanken voor het Uniemodel

1.   In de lidstaat waar de rechterlijke instanties uit hoofde van artikel 79, lid 1, bevoegd zijn, worden andere rechtsvorderingen betreffende Uniemodellen dan de in artikel 81 bedoelde ingesteld bij de rechterlijke instanties die absoluut en relatief bevoegd zouden zijn indien het rechtsvorderingen inzake een nationaal modelrecht van die lidstaat zou betreffen.

2.   Indien op grond van artikel 79, lid 1, en lid 1 van dit artikel geen rechterlijke instantie bevoegd is voor een andere rechtsvordering betreffende een Uniemodel dan de in artikel 81 bedoelde rechtsvorderingen, kan deze rechtsvordering worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het Bureau is gevestigd.”.

109)

In artikel 96 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Een als een Uniemodel beschermd model komt ook in aanmerking voor bescherming door het auteursrecht vanaf de datum waarop het model is gecreëerd of in vorm is vastgelegd, mits aan de voorwaarden van het auteursrecht van de Unie wordt voldaan.”.

110)

Artikel 97 wordt vervangen door:

“Artikel 97

Toepassing van Verordening (EU) 2017/1001

Tenzij in deze titel anders is bepaald, zijn de artikelen 142 tot en met 146, de artikelen 148 tot en met 158, artikel 162 en de artikelen 165 tot en met 177 van Verordening (EU) 2017/1001 van toepassing op het Bureau met betrekking tot zijn taken uit hoofde van deze verordening.”.

111)

Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

“4 bis.   Onverminderd lid 4:

a)

kunnen vorderingen of verklaringen betreffende een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel worden ingediend in de taal waarin de aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel is ingediend, of in de door de aanvrager in die aanvraag opgegeven tweede taal;

b)

kunnen andere vorderingen of verklaringen betreffende een aanvraag voor een ingeschreven Uniemodel dan een in artikel 52 bedoelde vordering tot nietigverklaring of een in artikel 51 bedoelde verklaring van afstand in een van de talen van het Bureau worden ingediend.

Wanneer echter gebruik wordt gemaakt van een van de door het Bureau ter beschikking gestelde formulieren zoals bedoeld in artikel 66 quinquies, mogen dergelijke formulieren in elk van de officiële talen van de Unie worden gebruikt, mits zij, wat de tekstgedeelten betreft, in een van de talen van het Bureau worden ingevuld.”

;

b)

de volgende leden worden toegevoegd:

“6.   Onverminderd de leden 3 en 5, en tenzij anderszins is bepaald, kan een partij in een schriftelijke procedure voor het Bureau een van de talen van het Bureau gebruiken. Indien de gekozen taal niet de proceduretaal is, verschaft de partij binnen één maand na de indiening van het oorspronkelijke stuk een vertaling in de proceduretaal. Indien de aanvrager van een Uniemodel de enige partij in een procedure voor het Bureau is en de voor de indiening van de aanvraag van het Uniemodel gebruikte taal niet een van de talen van het Bureau is, mag de vertaling tevens in de door de aanvrager in de aanvraag opgegeven tweede taal worden ingediend.

7.   De uitvoerend directeur bepaalt op welke wijze de vertalingen worden gewaarmerkt.”.

112)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 98 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de noodzaak van en de maatstaven voor vertaling

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a)

de mate waarin bewijsstukken die in een schriftelijke procedure voor het Bureau worden gebruikt, kunnen worden ingediend in een officiële taal van de Unie, en de noodzaak van het verstrekken van een vertaling;

b)

de maatstaven waaraan bij het Bureau in te dienen vertalingen moeten voldoen.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

113)

Artikel 99 wordt vervangen door:

“Artikel 99

Publicatie en inschrijving in het register

1.   Alle mededelingen waarvan de publicatie bij deze verordening of bij een krachtens deze verordening vastgestelde handeling is voorgeschreven, worden in alle officiële talen van de Unie gepubliceerd.

2.   Alle inschrijvingen in het register geschieden in alle officiële talen van de Unie.

3.   Bij twijfel heeft de tekst in de taal van het Bureau waarin het ingeschreven Uniemodel is aangevraagd, rechtskracht. Indien de aanvraag in een andere officiële taal van de Unie dan een van de talen van het Bureau is gesteld, heeft de tekst in de door de aanvrager opgegeven tweede taal rechtskracht.”.

114)

Artikel 100 wordt vervangen door:

“Artikel 100

Aanvullende bevoegdheden van de uitvoerend directeur

Onverminderd de bevoegdheden die de uitvoerend directeur toekomen krachtens artikel 157, lid 4, punt o), van Verordening (EU) 2017/1001, oefent de uitvoerend directeur de bevoegdheden uit die uit hoofde van artikel 36, lid 5, artikel 37, lid 1, artikel 41, lid 5, artikel 42, lid 2, artikel 62, lid 2, artikel 65, lid 5, de artikelen 66, 66 quater en 66 sexies, artikel 72, lid 4, artikel 72 bis, lid 3, artikel 73, artikel 74 bis, lid 1, de artikelen 74 quater en 78, artikel 98, lid 7, artikel -106 bis bis, artikel -106 bis ter, lid 1, en de artikelen -106 bis quater en -106 bis quinquies van deze verordening, aan hem of haar zijn toegekend in overeenstemming met de criteria van deze verordening en van de krachtens deze verordening vastgestelde handelingen.”.

115)

Artikel 101 wordt geschrapt.

116)

De artikelen 102, 103 en 104 worden vervangen door:

“Artikel 102

Bevoegdheid

Tot het nemen van beslissingen in verband met de in deze verordening voorgeschreven procedures zijn bevoegd:

a)

de onderzoekers;

b)

de dienst die belast is met het register;

c)

de nietigheidsafdelingen;

d)

de kamers van beroep.

Artikel 103

Onderzoekers

De onderzoekers zijn bevoegd om namens het Bureau beslissingen te nemen over aanvragen voor een ingeschreven Uniemodel.

Artikel 104

De dienst die belast is met het register

1.   Naast de bevoegdheden die haar bij Verordening (EU) 2017/1001 zijn toegekend, neemt de voor het register bevoegde dienst de beslissingen met betrekking tot vermeldingen in het register die op grond van deze verordening worden genomen, alsook andere beslissingen die in het kader van deze verordening worden genomen en die niet onder de bevoegdheid van de onderzoekers of een nietigheidsafdeling vallen.

2.   De dienst die bevoegd is voor het register houdt ook de lijst van erkende gemachtigden ter zake van modellen bij.”.

117)

Aan artikel 105 wordt het volgende lid toegevoegd:

“3.   Beslissingen betreffende de kosten of de procedures worden door één lid van de nietigheidsafdeling genomen.”.

118)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 105 bis

Toekenning van uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot de beslissingen die door één lid worden genomen

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot welke soorten beslissingen door één enkel lid zoals bedoeld in artikel 105, lid 3, worden genomen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 109, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”.

119)

Artikel 106 wordt vervangen door:

“Artikel 106

Kamers van beroep

Naast de bevoegdheden die hen bij artikel 165 van Verordening (EU) 2017/1001 zijn toegekend, zijn de kamers van beroep bevoegd zich uit te spreken over het beroep dat is ingesteld tegen beslissingen van de instanties van het Bureau zoals bedoeld in artikel 102, punten a), b) en c), van deze verordening, met betrekking tot de in deze verordening voorgeschreven procedures.”.

120)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel -106 bis

Delegatie van bevoegdheden met betrekking tot de kamers van beroep

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 109 bis van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening tot nadere bepaling van de organisatie van de kamers van beroep in procedures inzake modellen op grond van deze verordening, indien dergelijke procedures een andere organisatie vereisen dat de kamers van beroep anders worden georganiseerd dan hetgeen is voorgeschreven in de op grond van artikel 168 van Verordening (EU) 2017/1001 vastgestelde gedelegeerde handelingen.”.

121)

De volgende afdeling wordt toegevoegd aan titel XI:

“Afdeling 3

Taksen en de betaling ervan

Artikel -106 bis bis

Taksen en vergoedingen en termijnen

1.   De uitvoerend directeur bepaalt het aan te rekenen bedrag voor andere door het Bureau verleende diensten dan die welke in de bijlage zijn vermeld, alsmede het bedrag van de vergoeding voor publicaties van het Bureau. De bedragen van de vergoedingen luiden in euro en worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau. Het bedrag van de vergoeding is niet hoger dan nodig is om de kosten van de specifieke door het Bureau verleende dienst te vergoeden.

2.   Taksen en vergoedingen waarvoor de betalingstermijn niet wordt bepaald in deze verordening, zijn verschuldigd op de datum van ontvangst van het verzoek tot het verlenen van de dienst die tot de heffing van de taks of het aanrekenen van de kosten leidt.

Met toestemming van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur bepalen voor welke van de in de eerste alinea bedoelde diensten geen vooruitbetaling van de betrokken taksen en vergoedingen is vereist.

Artikel -106 bis ter

Betaling van taksen en vergoedingen

1.   De aan het Bureau verschuldigde taksen en vergoedingen worden betaald op de wijzen die zijn bepaald door de uitvoerend directeur, met goedkeuring van het Begrotingscomité.

De op grond van de eerste alinea vastgestelde betaalmethoden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau. Alle betalingen gebeuren in euro.

2.   Betalingen die worden verricht op andere dan de in lid 1 genoemde wijzen worden geacht niet te zijn verricht en het betaalde bedrag wordt terugbetaald.

3.   Betalingen bevatten de noodzakelijke gegevens aan de hand waarvan het Bureau onmiddellijk het doel van de betaling kan vaststellen.

4.   Indien het doel van de in lid 2 bedoelde betalingen niet onmiddellijk kan worden vastgesteld, verzoekt het Bureau de betaler om dat doel binnen een bepaalde termijn schriftelijk toe te lichten. Indien de persoon niet binnen die termijn gevolg geeft aan het verzoek, wordt de betaling geacht niet te zijn verricht en wordt het betaalde bedrag terugbetaald.

Artikel -106 bis quater

Datum waarop de betaling wordt geacht te zijn verricht

De uitvoerend directeur stelt de datum vast waarop de betalingen moeten worden geacht te zijn verricht.

Artikel -106 bis quinquies

Ontoereikende betalingen en terugbetaling van te veel betaalde bedragen

1.   Een betalingstermijn wordt pas geacht te zijn nageleefd, indien het volledige bedrag van de vergoeding tijdig is voldaan. Indien niet het volledige bedrag van de taksen of vergoedingen is voldaan, wordt hetgeen reeds is betaald, na het verstrijken van de betalingstermijn terugbetaald.

2.   Het Bureau geeft, voor zover dit mogelijk is vóór het verstrijken van de betalingstermijn, de betaler evenwel de kans het ontbrekende bedrag te voldoen.

3.   Met goedkeuring van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur afzien van gedwongen invordering van een verschuldigd bedrag indien het in te vorderen bedrag onbeduidend is of onvoldoende zeker is dat het kan worden ingevorderd.

4.   Indien meer wordt betaald dan uit hoofde van taksen of vergoedingen is verschuldigd, wordt het te veel betaalde bedrag terugbetaald.”.

122)

In artikel 106 quinquies wordt lid 3 vervangen door:

“3.   Het Bureau verschaft informatie over internationale inschrijvingen zoals bedoeld in lid 2 in de vorm van een elektronische link naar de doorzoekbare databank van internationale inschrijvingen van modellen die wordt bijgehouden door het Internationaal Bureau.”.

123)

Artikel 106 sexies wordt vervangen door:

“Artikel 106 sexies

Onderzoek van de gronden voor weigering

1.   Indien het Bureau bij het uitvoeren van een onderzoek van een internationale inschrijving constateert dat het model waarvoor bescherming wordt aangevraagd niet overeenstemt met de definitie van artikel 3, punt 1, van deze verordening, dat het model strijdig is met de openbare orde of goede zeden, of dat het model een oneigenlijk gebruik vormt van een in de artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs genoemde zaken, of van kentekenen, emblemen en wapens die niet onder het genoemde artikel 6 ter vallen en die in een lidstaat van bijzonder algemeen belang zijn, zendt het het Internationaal Bureau uiterlijk zes maanden na de datum van publicatie van de internationale inschrijving een kennisgeving van weigering met vermelding van de gronden voor de weigering op grond van artikel 12, lid 2, van de Akte van Genève.

2.   Indien de houder van de internationale inschrijving op grond van artikel 77, lid 2, verplicht is zich voor het Bureau te laten vertegenwoordigen, bevat de in lid 1 van dit artikel genoemde kennisgeving een verwijzing naar de op de houder rustende verplichting om een vertegenwoordiger zoals bedoeld in artikel 78, lid 1, aan te wijzen.

3.   Het Bureau stelt een termijn vast waarbinnen de houder van de internationale inschrijving afstand kan doen van de internationale inschrijving met betrekking tot de Unie, de internationale inschrijving met betrekking tot de Unie kan beperken tot een of enkele van de tekeningen en modellen van nijverheid, of opmerkingen kan indienen en, in voorkomend geval, een vertegenwoordiger moet aanwijzen. De termijn gaat in op de datum waarop het Bureau de kennisgeving van weigering verzendt.

4.   Indien de houder binnen de in lid 3 bedoelde termijn geen vertegenwoordiger aanwijst, weigert het Bureau de gevolgen van de internationale inschrijving.

5.   Indien de houder binnen de vastgestelde termijn opmerkingen indient die het Bureau overtuigen, trekt het Bureau de weigering in en stelt het het Internationaal Bureau overeenkomstig artikel 12, lid 4, van de Akte van Genève van de intrekking van de weigering in kennis. Indien de houder op grond van artikel 12, lid 2, van de Akte van Genève niet binnen de vastgestelde termijn opmerkingen indient die het Bureau overtuigen, bevestigt het Bureau de beslissing tot weigering van de bescherming van de internationale inschrijving. Tegen die beslissing kan overeenkomstig de artikelen 66 tot en met 72 van Verordening (EU) 2017/1001 in samenhang met artikel 55, lid 2, van de onderhavige verordening beroep worden aangetekend.

6.   Indien de houder afstand doet van de internationale inschrijving of de internationale inschrijving ten aanzien van de Unie tot één of meer tekeningen en modellen van nijverheid beperkt, stelt de houder het Internationaal Bureau daarvan in kennis volgens de inschrijvingsprocedure van artikel 16, lid 1, punten iv) en v), van de Akte van Genève.”.

124)

In titel XI bis wordt het volgende artikel ingevoegd:

“Artikel 106 octies

Vernieuwingen

De internationale inschrijving wordt rechtstreeks bij het Internationaal Bureau vernieuwd met inachtneming van artikel 17 van de Akte van Genève.”.

125)

De artikelen 107 en 108 worden geschrapt.

126)

Artikel 109 wordt vervangen door:

“Artikel 109

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake uitvoeringsbepalingen ingesteld bij Verordening (EU) 2017/1001. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.”.

127)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 109 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 47 ter, 53 bis, 55 bis, 64 bis, 65 bis, 66 bis, 66 quinquies, 66 septies, 66 decies, 67 quater, 78 bis en -106 bis bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 8 december 2024.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 47 ter, 53 bis, 55 bis, 64 bis, 65 bis, 66 bis, 66 quinquies, 66 septies, 66 decies, 67 quater, 78 bis en -106 bis bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een overeenkomstig de artikelen 47 ter, 53 bis, 55 bis, 64 bis, 65 bis, 66 bis, 66 quinquies, 66 septies, 66 decies, 67 quater, 78 bis of -106 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

128)

Artikel 110 wordt geschrapt.

129)

In artikel 110 bis, lid 5, wordt de tweede zin geschrapt.

130)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

“Artikel 110 ter

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 1 januari 2030, en vervolgens om de vijf jaar, evalueert de Commissie de uitvoering van deze verordening.

2.   De Commissie zendt het evaluatieverslag met haar conclusies op basis van dat verslag toe aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.”.

131)

In artikel 111 wordt lid 2 vervangen door:

“2.   Aanvragen voor een ingeschreven Uniemodel kunnen vanaf 1 april 2003 bij het Bureau worden ingediend.”.

132)

De bijlage die is opgenomen in bijlage I bij deze verordening wordt toegevoegd.

Artikel 2

Verordening (EG) nr. 2246/2002 wordt ingetrokken met ingang van 1 mei 2025.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 6/2002 en moeten worden gelezen in overeenstemming met de concordantietabel in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 mei 2025.

Artikel 1, punten 21), 22), 24), 26) tot en met 30), punt 32), punt b), punt 34), punt b), punten 37), 40), 42), 45), 46), 49), 52), 54), 56), 58), 61), 63), 65), 66), 70), 72), 74), 76) en 78), punt 80), punt b), punten 81), 85) en 88) voor zover het betrekking heeft op artikel 72, lid 3, punten a), e) f) en m), punt 90), punt 98), punt b), en punten 111), 113) en 123) zijn echter van toepassing vanaf 1 juli 2026.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 23 oktober 2024.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

ZSIGMOND B. P.


(1)   PB C 184 van 25.5.2023, blz. 39.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 14 maart 2024 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 10 oktober 2024.

(3)  Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1).

(4)  Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen (PB L 289 van 28.10.1998, blz. 28).

(5)   PB C 205 van 20.5.2022, blz. 26.

(6)  Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB L 154 van 16.6.2017, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15).

(8)  Richtlijn (EU) 2024/2823 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2024 inzake de rechtsbescherming van modellen (PB L, 2024/2823, 18.11.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2024/2823/oj).

(9)  Arrest van het Hof van Justitie van 20 december 2017, Acacia Srl tegen Pneusgarda Srl en Audi AG, en Acacia Srl en Rolando D’Amato tegen Dr. Ing. h.c.F. Porsche AG, gevoegde zaken C-397/16 en C-435/16, ECLI:EU:C:2017:992.

(10)   PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(11)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(12)  Verordening (EG) nr. 2246/2002 van de Commissie van 16 december 2002 inzake de aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) te betalen taksen voor de inschrijving van Gemeenschapsmodellen (PB L 341 van 17.12.2002, blz. 54).

(13)  Verordening (EG) nr. 2245/2002 van de Commissie van 21 oktober 2002 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad betreffende Gemeenschapsmodellen (PB L 341 van 17.12.2002, blz. 28).

(14)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE I

“BIJLAGE

Bedragen van taksen zoals bedoeld in artikel -106 bis bis, lid 1

De overeenkomstig deze verordening aan het Bureau te betalen taksen zijn als volgt (in EUR):

1.

Indieningstaks zoals bedoeld in artikel 36, lid 4:

 

350 EUR.

2.

Individuele aanwijzingstaks voor een internationale inschrijving zoals bedoeld in artikel 106 quater:

 

62 EUR per model.

3.

Taks voor opschorting van de publicatie zoals bedoeld in artikel 36, lid 4:

 

40 EUR.

4.

Bijkomende indieningstaks met betrekking tot elk bijkomend model dat deel uitmaakt van een meervoudige aanvraag zoals bedoeld in artikel 37, lid 2:

 

125 EUR.

5.

Bijkomende taks voor opschorting van de publicatie met betrekking tot elk bijkomend model dat deel uitmaakt van een meervoudige aanvraag en waarvan de publicatie is opgeschort zoals bedoeld in artikel 37, lid 2:

 

20 EUR.

6.

Vernieuwingstaks zoals bedoeld in artikel 50 quinquies, leden 1, 3 en 9:

a)

voor de eerste vernieuwingsperiode: 150 EUR per model;

b)

voor de tweede vernieuwingsperiode: 250 EUR per model;

c)

voor de derde vernieuwingsperiode: 400 EUR per model;

d)

voor de vierde vernieuwingsperiode: 700 EUR per model.

7.

Individuele vernieuwingstaks voor een internationale inschrijving zoals bedoeld in artikel 106 quater:

a)

voor de eerste vernieuwingsperiode: 62 EUR per model;

b)

voor de tweede vernieuwingsperiode: 62 EUR per model;

c)

voor de derde vernieuwingsperiode: 62 EUR per model;

d)

voor de vierde vernieuwingsperiode: 62 EUR per model.

8.

Taks voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks zoals bedoeld in artikel 50 quinquies, lid 3:

 

25 % van de vernieuwingstaks.

9.

Taks voor de vordering tot nietigverklaring zoals bedoeld in artikel 52, lid 2:

 

320 EUR.

10.

Taks voor voortzetting van de procedure zoals bedoeld in artikel 67 bis, lid 1:

 

400 EUR.

11.

Taks voor het herstel in de vorige toestand zoals bedoeld in artikel 67, lid 3:

 

200 EUR.

12.

Taks voor de inschrijving van een licentie of een ander recht inzake een ingeschreven Uniemodel zoals bedoeld in artikel 32 bis, leden 1 en 2 (zoals bedoeld in artikel 24, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2245/2002 vóór 1 juli 2026), of voor de inschrijving van een licentie of een ander recht inzake een aanvraag voor een Uniemodel zoals bedoeld in artikel 32 bis, leden 1 en 2, en artikel 34 (zoals bedoeld in artikel 24, leden 1 en 4, van Verordening (EG) nr. 2245/2002 vóór 1 juli 2026):

a)

voor een verlening van een licentie: 200 EUR per model;

b)

voor een overgang van een licentie: 200 EUR per model;

c)

voor een vestiging van een zakelijk recht: 200 EUR per model;

d)

voor een overdracht van een zakelijk recht: 200 EUR per model;

e)

voor een gedwongen tenuitvoerlegging: 200 EUR per model;

maximaal 1 000 EUR indien in dezelfde aanvraag om inschrijving van een licentie of een ander recht of terzelfder tijd verscheidene verzoeken worden ingediend.

13.

Taks voor de wijziging van een ingeschreven Uniemodel zoals bedoeld in artikel 50 sexies, lid 3:

 

200 EUR.

14.

Taks voor de verificatie van de proceskosten die moeten worden vergoed zoals bedoeld in artikel 70, lid 7 (zoals bedoeld in artikel 79, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2245/2002 vóór 1 juli 2026):

 

100 EUR.

15.

Beroepstaks zoals bedoeld in artikel 68, lid 1, van Verordening (EU) 2017/1001, die ook van toepassing is op beroepen die op grond van deze verordening zijn ingesteld overeenkomstig artikel 55, lid 2 (zoals bedoeld in artikel 57 van deze verordening vóór 1 juli 2026):

 

720 EUR.”.


BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 2246/2002

Verordening (EG) nr. 6/2002

Artikel 1

Artikel 2

Artikel -106 bis bis, lid 1

Artikel 3

Artikel -106 bis bis, lid 1

Artikel 4

Artikel -106 bis bis, lid 2

Artikel 5

Artikel -106 bis ter, lid 1

Artikel 6

Artikel -106 bis ter, leden 3 en 4

Artikel 7

Artikel -106 bis quater

Artikel 8

Artikel -106 bis quinquies, leden 1 en 2

Artikel 9

Artikel -106 bis quinquies, leden 3 en 4

Bijlage

Bijlage


ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2822/oj

ISSN 1977-0758 (electronic edition)


Top