This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32024R2509
Regulation (EU, Euratom) 2024/2509 of the European Parliament and of the Council of 23 September 2024 on the financial rules applicable to the general budget of the Union (recast)
Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (herschikking)
Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (herschikking)
PE/99/2023/REV/1
PB L, 2024/2509, 26.9.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2509/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
Publicatieblad |
NL L-serie |
2024/2509 |
26.9.2024 |
VERORDENING (EU, Euratom) 2024/2509 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 23 september 2024
tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie
(herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 322, lid 1, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Rekenkamer (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (3) moet op verscheidene punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid en rechtszekerheid dient tot herschikking van die verordening te worden overgegaan. |
(2) |
Deze verordening voorziet in de financiële regels die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Unie (de “begroting”) in de zin van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en regelt noch beïnvloedt de uitvoering van de op grond van het VWEU en het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) vastgestelde beperkende maatregelen, ook niet in het kader van de uitvoering van de begroting. |
(3) |
Rekening houdend met de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de financiële regels die van toepassing zijn op de begroting en na de vaststelling van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad (4), zijn bepaalde gerichte wijzigingen nodig om die financiële regels in lijn te brengen met het nieuwe rechtskader, die aan te passen aan de behoeften van een efficiënt crisisbeheer, en de financiële belangen van de Unie nog beter te beschermen. Voorts moeten gerichte vereenvoudigingen, technische actualiseringen en correcties worden aangebracht. |
(4) |
Na de vaststelling van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 moeten de verwijzingen naar de basishandelingen worden vervangen en moeten de verwijzingen naar Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (5), Verordening (EU, Euratom) 2021/768 van de Raad (6) en het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (7), worden toegevoegd aan de verwijzingen die in deze verordening worden gebruikt. |
(5) |
Duidelijkheidshalve moeten alle verwijzingen naar de ingetrokken Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8) worden vervangen door verwijzingen naar Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (9). |
(6) |
Ter wille van de rechtszekerheid moet een aantal kruisverwijzingen worden gecorrigeerd. |
(7) |
Er moet beter rekening worden gehouden met de specifieke aard en werking van de begrotingsgaranties en de voorziening van financiële verplichtingen. Daarom moeten bepaalde definities en regels inzake begrotingsgaranties, vastleggingen in de begroting, juridische verbintenissen, betalingskredieten, ontvangers en de bekendmaking van informatie over de ontvangers worden aangepast. Er moet een definitie van de opbouwperiode van de voorziening van financiële verplichtingen worden toegevoegd. Daarnaast moeten de definities worden bijgewerkt om met name rekening te houden met wijzigingen van de aanbestedingsregels en de invoering van regels inzake niet-financiële schenkingen. |
(8) |
Om de transparantie te vergroten ten aanzien van ontvangers van middelen van de Unie die niet-gouvernementele organisaties zijn, moet een definitie van niet-gouvernementele organisaties worden ingevoerd, met criteria voor de identificatie van deze organisaties. Bovendien moeten aanvragers van subsidies hun rechtsvorm aangeven, met inbegrip van de eventuele hoedanigheid van niet-gouvernementele organisatie. |
(9) |
In deze verordening moet een verwijzing worden opgenomen naar het algemene conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting dat is vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 van het Europees Parlement en de Raad (10). Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 is een hoeksteen van het rechtskader voor de uitvoering van de begroting. |
(10) |
Het is van essentieel belang dat de lidstaten en de Commissie bij de uitvoering van de begroting toezien op de naleving van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de in artikel 2 VEU verankerde waarden van de Unie eerbiedigen. |
(11) |
Deze verordening moet ordonnateurs in staat stellen om, in voorkomend geval overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving, passende maatregelen te nemen en actie te ondernemen om de begroting te beschermen, bijvoorbeeld door opschorting van betalingen, in gevallen waarin de uitvoering door een lidstaat van een uit middelen van de Unie gefinancierde actie wordt beïnvloed door de niet-naleving door die lidstaat van de relevante waarden en grondrechten van de Unie. |
(12) |
De budgettaire grondbeginselen moeten worden gehandhaafd. Bestaande afwijkingen van de beginselen voor specifieke terreinen als onderzoek, extern optreden en structuurfondsen moeten worden herzien en zo veel mogelijk worden vereenvoudigd, rekening houdend met de vraag of de afwijkingen nog steeds relevant zijn, of zij een meerwaarde voor de begroting bieden en welke lasten zij voor de betrokkenen meebrengen. |
(13) |
De regels inzake de overdracht van kredieten moeten duidelijker worden gepresenteerd, met een onderscheid tussen automatische en niet-automatische overdrachten. De betrokken instellingen van de Unie moeten aan het Europees Parlement en aan de Raad toelichting geven bij zowel automatische als niet-automatische overdrachten. |
(14) |
Het overdragen en gebruiken van externe bestemmingsontvangsten voor het vervolgprogramma of de vervolgactie moet worden toegestaan met het oog op het efficiënt gebruik van die middelen. Interne bestemmingsontvangsten moeten alleen naar het volgende begrotingsjaar kunnen worden overgedragen, tenzij in deze verordening anders is bepaald. |
(15) |
Na de vaststelling van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 en de daarmee verband houdende basishandelingen moeten in deze verordening bepaalde regels worden opgenomen met betrekking tot begrotingsbeginselen, met name wat betreft annulering en overdracht, vrijmakingen en de wederopvoering van met vrijmakingen overeenstemmende kredieten, zoals vastgelegd in Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad (12). |
(16) |
Wat betreft interne bestemmingsontvangsten moet worden toegestaan dat nieuwe onroerendgoedprojecten worden gefinancierd met de ontvangsten uit de verhuur en de verkoop van onroerend goed. Daartoe moeten die ontvangsten worden aangemerkt als interne bestemmingsontvangsten die kunnen worden overgedragen totdat ze volledig zijn gebruikt. |
(17) |
Met het oog op vereenvoudiging en om de timing van de bijdragen van de lidstaten beter af te stemmen op de overeenkomstige betalingsbehoeften, moeten alle aanvullende financiële bijdragen van de lidstaten aan acties en programma’s van de Unie, met inbegrip van vrijwillige bijdragen, op dezelfde wijze worden behandeld en als externe bestemmingsontvangsten worden beschouwd. |
(18) |
Met het oog op een transparantere en zichtbaardere presentatie van de bestemmingsontvangsten, met behoud van de inhoud van de eerder verstrekte informatie, moet gedetailleerde informatie over het geraamde bedrag van de te ontvangen interne en externe bestemmingsontvangsten en de geplande toewijzing aan de desbetreffende begrotingsonderdelen worden verstrekt in een bijlage, die een integrerend deel van de begroting vormt. Daarnaast moeten de rapportagevereisten met betrekking tot de uitvoering van de interne en externe bestemmingsontvangsten in het voorgaande jaar worden verduidelijkt. Dit zal ervoor zorgen dat alle informatie over de uitvoering van bestemmingsontvangsten en de raming van de te ontvangen bestemmingsontvangsten op duidelijke en toegankelijke wijze wordt gepresenteerd. |
(19) |
De regels voor overschrijvingen die zijn onderworpen aan bijzondere bepalingen, moeten worden geactualiseerd om rekening te houden met de reserve voor solidariteit en noodhulp, die is ingesteld krachtens Verordening (EU, Euratom) 2020/2093. Voorts zijn aanpassingen nodig om duidelijk te maken dat voor de beschikbaarstelling van middelen uit de reserve voor solidariteit en noodhulp niet langer een ontwerp van gewijzigde begroting nodig is. |
(20) |
De instellingen van de Unie moeten alle schenkingen ten gunste van de Unie kunnen aanvaarden. |
(21) |
Om snel te kunnen reageren in uitzonderlijke omstandigheden, moet de Commissie schenkingen in natura, ongeacht de waarde ervan, kunnen aanvaarden wanneer die gericht zijn op humanitaire hulp, noodhulp, civiele bescherming of hulp bij crisisbeheersing. Om zorgen voor passende waarborgen, mag de Commissie dergelijke schenkingen alleen aanvaarden indien zulks in overeenstemming is met de beginselen van goed financieel beheer en transparantie, geen aanleiding geeft tot belangenconflicten en het imago van de Unie niet schaadt en de veiligheid of de openbare orde van de Unie of de lidstaten niet schaadt of dreigt te schaden. De donoren mogen op het moment van aanvaarding niet in een van de uitsluitingssituaties in het kader van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting verkeren en mogen in de overeenkomstige databank niet als uitgesloten geregistreerd zijn. Indien de Commissie een schenking aanvaardt, moet de bevoegde ordonnateur in zijn jaarlijks activiteitenverslag daarover informatie verstrekken. |
(22) |
Er moet een bepaling worden ingevoerd waardoor sponsoring in natura door een rechtspersoon van evenementen of activiteiten voor promotiedoeleinden of in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen mogelijk wordt. |
(23) |
Het begrip “prestaties” met betrekking tot de begroting moet worden verduidelijkt. Prestaties moeten worden verbonden aan de rechtstreekse toepassing van het beginsel van goed financieel beheer. Het beginsel goed financieel beheer moet ook worden gedefinieerd en bij het gebruik van kredieten moet er een verband worden vastgesteld tussen vastgelegde doelstellingen en prestaties-indicatoren, resultaten en zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid. Met het oog op de rechtszekerheid, moet inzake prestaties terminologie worden vastgelegd, met name wat betreft output en resultaten, waarbij tegenstrijdigheden met de bestaande prestatiekaders van de verschillende programma’s moeten worden vermeden. |
(24) |
Gezien het doel van horizontale gendermainstreaming, doelstellingen voor de monitoring van klimaatuitgaven en de prestatie en uitgaven die bijdragen aan het tot staan brengen en omkeren van de achteruitgang van de biodiversiteit, moeten specifieke prestatie-indicatoren voor de begroting worden ingevoerd om de uitgaven te volgen voor de gendergelijkheid, alsook de uitgaven voor de mitigatie van en de aanpassing aan klimaatverandering en de bescherming van de biodiversiteit. Dergelijke indicatoren moeten beknopt en evenredig zijn, moeten overlapping voorkomen, moeten beperkt zijn in aantal en mogen niet leiden tot buitensporige administratieve lasten. Zij moeten gebaseerd zijn op een doeltreffende, transparante en alomvattende methodologie en, in voorkomend geval, op alom erkend wetenschappelijk bewijs. In voorkomend geval moeten de met betrekking tot dergelijke indicatoren verzamelde gegevens worden uitgesplitst naar geslacht en worden verzameld op een wijze die de aggregatie van dergelijke gegevens in alle relevante programma’s mogelijk maakt. |
(25) |
Gezien het belang om de klimaat- en milieu-uitdagingen aan te pakken en aangezien ervoor moet worden gezorgd dat de uitvoering van de begroting bijdraagt aan de verwezenlijking van de Europese Green Deal, zoals bedoeld in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 inzake de Europese Green Deal, aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie en aan klimaatneutraliteit tegen 2050, moet het begrip “prestaties” met betrekking tot de begroting worden uitgebreid tot de uitvoering van programma’s en activiteiten op een duurzame manier en zonder afbreuk te doen aan de verwezenlijking van de milieudoelstellingen inzake de mitigatie van klimaatverandering, de adaptatie aan klimaatverandering, het duurzame gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, de transitie naar een circulaire economie, de preventie en bestrijding van verontreiniging, en de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen. |
(26) |
Het is belangrijk sociale rechten en billijke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden te bevorderen, in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten en artikel 9 VWEU. Waar dit haalbaar en passend is, moeten de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van uit de begroting gefinancierde programma’s en activiteiten het toepasselijke nationale recht, het Unierecht, de verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en collectieve overeenkomsten eerbiedigen. |
(27) |
In overeenstemming met het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13), moet Uniewetgeving van hoge kwaliteit zijn, gericht zijn op de gebieden waar zij voor de burgers de grootste meerwaarde oplevert, en zo efficiënt en doeltreffend mogelijk de gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen van de Unie verwezenlijken. De evaluatie van bestaande en nieuwe uitgavenprogramma’s en activiteiten die aanzienlijke uitgaven met zich meebrengen, kan helpen bij het verwezenlijken van die doelstellingen. |
(28) |
Om uitvoering te geven aan de toezegging van de Commissie om standaard digitaal te werken en om efficiëntere en kwalitatief betere controles en audits te bevorderen door het zekerheidsniveau te verhogen en tegelijk de kosten te verlagen, moet een uitdrukkelijke verwijzing worden opgenomen naar het gebruik van digitale instrumenten en opkomende technologieën zoals machinaal leren, robotgestuurde procesautomatisering, datamining en artificiële intelligentie. |
(29) |
Om de begroting beter te beschermen tegen onregelmatigheden, waaronder fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering, moeten gestandaardiseerde maatregelen worden ingevoerd om informatie over ontvangers van middelen van de Unie te verzamelen, te vergelijken en samen te voegen. Om fraude doeltreffend te voorkomen, op te sporen, te onderzoeken en te corrigeren of onregelmatigheden te verhelpen, moeten met name de natuurlijke personen kunnen worden geïdentificeerd die uiteindelijk direct of indirect profiteren van Uniefinanciering of van misbruik van die financiering. De elektronische registratie en opslag van gegevens over ontvangers van middelen van de Unie, met inbegrip van de uiteindelijk begunstigden zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad (14), en het regelmatig beschikbaar stellen van die gegevens in één door de Commissie ter beschikking gesteld geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem, met inbegrip van één enkel instrument voor datamining en risicoscores (één geïntegreerd IT-systeem) moeten de risicobeoordeling met het oog op selectie, toekenning, financieel beheer, monitoring, onderzoek, controle en audit vergemakkelijken en bijdragen tot doeltreffende preventie, opsporing, correctie en follow-up van onregelmatigheden, met inbegrip van fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering. De regels met betrekking tot de registratie, opslag, doorgifte en verwerking van gegevens moeten in overeenstemming zijn met de toepasselijke gegevensbeschermingsregels. Het enkele geïntegreerde IT-systeem moet worden ontwikkeld om dubbele verslaglegging te voorkomen en de administratieve lasten voor de lidstaten en andere uitvoerende entiteiten te verminderen. De Commissie moet optreden als de verwerkingsverantwoordelijke en moet verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van, het beheer van en het toezicht op het enkele geïntegreerde IT-systeem. De lidstaten, de onderzoeks-, controle- en auditorganen van de Unie, met inbegrip van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), de Rekenkamer en het Europees Openbaar Ministerie (EOM), moeten in het kader van de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden toegang hebben tot die gegevens. Dergelijke toegang moet de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid in acht nemen. Gegevens die via het enkele geïntegreerde IT-systeem beschikbaar zijn, moeten per geval ter beschikking van het Europees Parlement en de Raad worden gesteld voor zover dat nodig is voor en in verhouding staat tot de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden, in het kader van de kwijtingsprocedure voor de Commissie. |
(30) |
Het enkele geïntegreerde IT-systeem moet gebaseerd zijn op interoperabiliteit, waarbij geactualiseerde informatie en informatie over ontvangers van Uniemiddelen automatisch, waar mogelijk in real time, moeten worden opgehaald uit en overgebracht naar dat systeem, met gebruikmaking van onder meer relevante nationale databanken, interne systemen van bevoegde nationale instanties en autoriteiten, beheers- en betalingsautoriteiten, nationale databanken voor overheidsopdrachten en aanbestedingen, openbaar beschikbare gegevens, en gegevens van andere databanken van de Commissie, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de informatie en gegevens alomvattend en volledig zijn. |
(31) |
Het enkele geïntegreerde IT-systeem moet zodanig worden ontworpen en opgezet dat relevante informatie in verband met dezelfde ontvangers in verschillende financieringsprogramma’s van de Unie kan worden samengevoegd. Het mag alleen risico-indicatoren gebruiken die objectief en evenredig zijn, en noodzakelijk zijn voor de risicobeoordeling, en die gebaseerd zijn op betrouwbare bronnen van actuele informatie en gegevens, waar mogelijk, in real time. Het enkele geïntegreerde IT-systeem wordt ontworpen voor gebruik in overeenstemming met algemene gegevensbeschermingsbeginselen, waaronder gegevensminimalisering en opslagbeperking, die van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens. |
(32) |
Om ervoor te zorgen dat de functies van het enkele geïntegreerde IT-systeem van hoge kwaliteit blijven, moeten waar mogelijk bepaalde acties en maatregelen worden uitgevoerd, met inbegrip van de afstemming van gegevensvelden op de relevante IT-systemen en databanken van de lidstaten en de Commissie, met de nodige aanvullingen ten behoeve van het instrument voor datamining en risicoscores, met inbegrip van een verwijzing naar de unieke identificatiecode van de activiteiten; integratie van de betrokken nationale IT-systemen en databanken met het enkele geïntegreerde IT-systeem voor automatische informatie-uitwisseling; de mogelijkheid voor gebruikers om risico-indicatoren en de weging ervan af te stemmen op de behoeften en specifieke kenmerken van een Uniefonds, programma of land en deze te groeperen; het gebruik van artificiële intelligentie voor het analyseren en interpreteren van gegevens; meerdere mogelijkheden voor gebruikers om zoekopties en filters te gebruiken; begeleiding voor gebruikers bij de interpretatie en het gebruik van gegevens en resultaten; en opleiding over het navigeren in het enkele geïntegreerde IT-systeem, het beoordelen van risico’s en het gebruik ervan bij verificaties en controles. |
(33) |
Overeenkomstig het in artikel 15 van het VWEU verankerde transparantiebeginsel moeten instellingen van de Unie in een zo groot mogelijke openheid werken. De toepassing van dit beginsel betekent dat burgers inzake de uitvoering van de begroting moeten kunnen weten waar en voor welk doel de Unie middelen uitvoert. Die informatie bevordert het democratisch debat, draagt bij tot de deelname van burgers aan het besluitvormingsproces van de Unie, verscherpt de institutionele controle en het institutioneel toezicht op de uitgaven van de Unie en werkt haar geloofwaardigheid in de hand. De communicatie moet gerichter zijn en tot doel hebben de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie voor burgers te vergroten. Dergelijke doelstellingen moeten worden verwezenlijkt door relevante informatie over alle ontvangers van uit de begroting gefinancierde middelen bekend te maken, bij voorkeur met behulp van moderne communicatiemiddelen, rekening houdend met de legitieme belangen van die ontvangers op het gebied van vertrouwelijkheid en veiligheid en, wanneer het natuurlijke personen betreft, hun recht op persoonlijke levenssfeer en de bescherming van hun persoonsgegevens. Daarom moeten instellingen van de Unie wat betreft de bekendmaking van informatie een selectieve aanpak hanteren die in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel. Besluiten tot bekendmaking moeten gebaseerd zijn op relevante criteria teneinde betekenisvolle informatie te verstrekken. |
(34) |
Zonder afbreuk te doen aan de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens moet worden gestreefd naar zo veel mogelijk transparantie ten aanzien van de informatie met betrekking tot de ontvangers. De informatie over ontvangers van middelen van de Unie moet op een gecentraliseerde en speciale website van de instellingen van de Unie, zoals in het systeem voor financiële transparantie, worden bekendgemaakt en moet gemakkelijk beschikbaar zijn via geschikte en veilige technische oplossingen. De bekendmakingsvereisten moeten betrekking hebben op alle wijzen van uitvoering van de begroting, ook door andere instellingen en organen van de Unie. |
(35) |
De Commissie moet de begroting indirect via lidstaatsorganisaties kunnen uitvoeren. Ter wille van de rechtszekerheid is het derhalve dienstig een lidstaatsorganisatie te definiëren als een in een lidstaat als publiekrechtelijke instantie opgerichte entiteit of als een privaatrechtelijke instantie waaraan een openbaredienstverleningstaak is toevertrouwd en passende financiële garanties door die lidstaat zijn gegeven. Als passende financiële garanties aan dergelijke privaatrechtelijke instanties door een lidstaat geldt financiële steun die een lidstaat overeenkomstig bestaande in het Unierecht bepaalde voorschriften aan die privaatrechtelijke instanties heeft verstrekt in een vorm die door die lidstaat is bepaald en niet noodzakelijk een bankgarantie vergt. |
(36) |
Persoonsgegevens betreffende natuurlijke personen mogen niet langer openbaar zijn dan de duur van het gebruik van de middelen door de ontvanger en dienen bijgevolg na twee jaar te worden verwijderd. |
(37) |
In de meeste gevallen waarop deze verordening betrekking heeft, betreft de bekendmaking rechtspersonen. Wanneer het om natuurlijke personen gaat, moet de bekendmaking van persoonsgegevens het beginsel in acht nemen van evenredigheid tussen enerzijds de omvang van het toegekende bedrag en anderzijds de behoefte aan controle op de besteding van de middelen. In dergelijke gevallen is de bekendmaking van de regio op niveau 2 van de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS 2) in overeenstemming met de doelstelling van bekendmaking van informatie over de ontvangers van middelen en een waarborg voor gelijke behandeling van lidstaten die niet dezelfde omvang hebben en verenigbaar met het recht op persoonlijke levenssfeer van de ontvangers en in het bijzonder de bescherming van hun persoonsgegevens. |
(38) |
Ter wille van de rechtszekerheid en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moeten de situaties waarin er niet tot bekendmaking mag worden overgegaan worden bepaald. Bijvoorbeeld mag geen informatie worden bekendgemaakt met betrekking tot studiebeurzen of andere vormen van rechtstreekse steun die wordt betaald aan de meest behoeftige natuurlijke personen, voor specifieke overeenkomsten van zeer geringe waarde, of voor financiële ondersteuning onder een bepaalde drempel verstrekt door financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties, of in gevallen waarin de bekendmaking afbreuk dreigt te doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van personen of de commerciële belangen van ontvangers dreigt te schaden. Voor subsidies dient er voor de verplichting tot bekendmaking van informatie echter geen speciale uitzondering op basis van een bepaalde drempel te bestaan, zodat de huidige praktijk wordt gehandhaafd en transparantie mogelijk is. |
(39) |
Indien persoonsgegevens van ontvangers worden bekendgemaakt ten behoeve van transparantie met betrekking tot het gebruik van middelen van de Unie en de controle van de toekenningsprocedures, dienen deze ontvangers overeenkomstig Verordeningen (EU) 2018/1725 en (EU) 2016/679 (15) van het Europees Parlement en de Raad in kennis te worden gesteld van die bekendmaking, alsmede van hun rechten en de toepasselijke procedures voor het uitoefenen van die rechten. |
(40) |
Om te waarborgen dat het beginsel van gelijke behandeling van alle ontvangers in acht wordt genomen, moet informatie betreffende natuurlijke personen ook worden bekendgemaakt ter nakoming van de verplichting die op de lidstaten rust om een grote mate van openheid te betrachten inzake overeenkomsten boven de waarde die is vastgesteld in Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad (16). |
(41) |
In geval van indirect en gedeeld beheer moeten de personen, entiteiten of aangewezen organen die middelen van de Unie besteden, informatie over ontvangers en eindontvangers beschikbaar stellen. In geval van gedeeld beheer moet de informatie overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving bekendgemaakt worden. De lidstaten die middelen van de Unie ontvangen en uitvoeren in direct beheer, moeten overeenkomstig deze verordening informatie over de ontvangers ervan beschikbaar stellen. De Commissie moet een verwijzing naar de informatie over een enkele website, met verwijzing naar het adres ervan, beschikbaar stellen waarop informatie over de ontvangers en eindontvangers kan worden gevonden. |
(42) |
Om de gegevens over financieringsinstrumenten in direct en indirect beheer leesbaarder en transparanter te maken, is het passend alle verslagleggingsvereisten samen te voegen in één bij de ontwerpbegroting gevoegd werkdocument. |
(43) |
Om de transparantie te waarborgen, bepaald dubbel werk te voorkomen en het tijdschema voor de verslaglegging af te stemmen op de beschikbaarheid van de relevante gegevens, en tegelijkertijd ervoor te zorgen dat er geen informatie verloren gaat, moet de informatie over begrotingsgaranties, het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en voorwaardelijke verplichtingen die onder het maximum van de eigen middelen vallen in die drie categorieën worden gegroepeerd en op een omvattende manier in de respectieve verslagen worden gepresenteerd. |
(44) |
Om de transparantie en nauwkeurigheid van de verslaglegging te vergroten, moet de informatie over financieringsinstrumenten die in het bij de ontwerpbegroting gevoegde werkdocument wordt gepresenteerd, informatie bevatten over gerealiseerde verliezen op activa. |
(45) |
Om te zorgen voor synchronisatie met het tijdschema voor de vaststelling van de raming van ontvangsten en uitgaven, moet het werkdocument over het gebouwenbeleid van de Commissie bij de ontwerpbegroting worden gevoegd. |
(46) |
Ter bevordering van beste praktijken bij de uitvoering van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA), alsmede het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), dient de Commissie de voor het beheer en controleactiviteiten verantwoordelijke organen voor informatiedoeleinden een niet-bindende methodologische handleiding ter beschikking te stellen met haar eigen controlestrategie en -aanpak, met inbegrip van controlelijsten en voorbeelden van beste praktijken. Deze handleiding moet telkens wanneer zulks nodig is, worden geactualiseerd. |
(47) |
De rechtspraak (17) die de Commissie verplicht rente of andere heffingen te betalen over de bedragen van de door het Hof van Justitie van de Europese Unie nietig verklaarde of verlaagde geldboeten, heeft geleid tot een nieuwe, onvoorzienbare situatie. Daarom moet het mogelijk worden gemaakt om alle rente of andere verschuldigde heffingen op de bedragen van nietig verklaarde of verlaagde boeten, andere dwangsommen of sancties, met inbegrip van een eventueel negatief rendement met betrekking tot die bedragen, in mindering te brengen op de ontvangsten van de begroting. Deze uitzondering op het verbod op negatieve ontvangsten, moet worden beperkt tot die specifieke situatie. Om te voldoen aan het algemene beginsel van herstel in de vorige toestand (restitutio in integrum) dat van toepassing is op door instellingen van de Unie opgelegde boeten, andere dwangsommen of sancties die later door het Hof van Justitie van de Europese Unie worden nietig verklaard of verlaagd, moet worden bepaald dat een negatief rendement op het voorlopig geïnde bedrag van dergelijke boeten, andere dwangsommen of sancties die door de instellingen van de Unie zijn opgelegd, niet in mindering wordt gebracht op het terug te betalen bedrag. Ter compensatie van het verlies van het genot van de gelden vanaf de datum waarop de betrokken derden de boete provisorisch aan de Commissie hebben betaald tot de datum van terugbetaling, moet het terugbetaalde bedrag worden verhoogd met rente tegen de rentevoet die de Europese Centrale Bank voor haar basisherfinancieringstransacties hanteert, vermeerderd met anderhalf procentpunt, als passende compensatie voor een dergelijke derde in dergelijke situaties, waardoor geen andere rentevoet op dat bedrag hoeft te worden toegepast. Bovendien komt dit percentage overeen met de voor de schuldenaar geldende rentevoet wanneer deze ervoor kiest de betaling van een boete, andere dwangsom of sanctie uit te stellen en een financiële garantie verstrekt in plaats van een betaling. Dergelijke rente en lasten mogen alleen tot en met 31 december 2027 als negatieve inkomsten in mindering worden gebracht, in afwachting van een definitieve oplossing voor het meerjarig financieel kader na 2027 met betrekking tot de rentevoet en andere lasten die moeten worden betaald als passende compensatie voor de terugbetaling van nietig verklaarde of verlaagde boeten, andere dwangsommen of sancties. Deze de oplossing moet de balans opmaken van de ervaringen uit het verleden en de verwachte toekomstige ontwikkelingen en moet in overeenstemming zijn met de toepassing van de in deze verordening vastgestelde begrotingsbeginselen. Om voldoende kasstroom te waarborgen met het oog op de compensatie van derden voor het verlies van het genot van gelden wanneer een boete, andere dwangsom of sanctie nietig is verklaard of het bedrag ervan is verlaagd, kan worden bepaald dat bedragen uit boeten, andere dwangsommen of sancties alsmede de rente hierover of andere hieruit voortvloeiende inkomsten, tegen het einde van het volgende begrotingsjaar in de begroting kunnen worden opgenomen. Om volledige transparantie van dit mechanisme te waarborgen, moet de Commissie het Europees Parlement en de Raad alle in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure beschikbare informatie verstrekken. |
(48) |
Gezien het toegenomen volume van de door de Commissie namens de Unie opgenomen en verstrekte leningen om het herstel na de COVID-19-pandemie te financieren, moet de transparantie met betrekking tot die verrichtingen worden opgevoerd. Gezien de toegenomen complexiteit van die verrichtingen en om er een beter inzicht in te geven, moet een uitgebreid overzicht van de door de Commissie opgenomen en verstrekte leningen worden opgenomen in het document dat is gehecht aan de afdeling van de begroting die op de Commissie betrekking heeft. Dat overzicht moet onder meer gedetailleerde informatie bevatten over looptijden, tijdschema’s voor de betalingen, verschuldigde rente op geaggregeerd niveau, de investeerdersbasis op de primaire markt en, indien van toepassing, de dimensie en kosten van de gemeenschappelijke liquiditeitspool die ten grondslag ligt aan de gediversifieerde financieringsstrategie, alsook het leningsplan. Bovendien moeten in dat overzicht de onderliggende gegevens en de methode worden uiteengezet die de Commissie heeft gebruikt om de opgelopen rente te berekenen en de verschuldigde rente te ramen, zonder marktgevoelige informatie op te nemen. |
(49) |
Het is passend om de instellingen van de Unie de mogelijkheid te bieden met elkaar overeenkomsten op dienstverleningsniveau te sluiten, teneinde de besteding van hun kredieten te vergemakkelijken, en te voorzien in de uitdrukkelijke mogelijkheid om voor de verlening van diensten, de levering van producten of de uitvoering van werken of van onroerendgoedovereenkomsten dergelijke overeenkomsten te sluiten tussen afdelingen van de instellingen van de Unie, organen van de Unie, Europese bureaus, organen of personen belast met de uitvoering van specifieke acties in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) op grond van titel V van het VEU, en het bureau van de secretaris-generaal van de raad van bestuur van de Europese scholen. |
(50) |
Ter wille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat het toepasselijke recht, op grond waarvan passende maatregelen met betrekking tot belangenconflicten moeten worden genomen, het Unierecht en het nationale recht inzake belangenconflicten omvat. |
(51) |
Ter verhoging van de inclusiviteit moeten in een lidstaat gevestigde privaatrechtelijke of Unierechtelijke organen die in aanmerking komen om overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving te worden belast met de uitvoering van middelen van de Unie of begrotingsgaranties, worden toegevoegd aan de lijst van entiteiten waaraan taken tot uitvoering van de begroting kunnen worden toevertrouwd, voor zover zij worden gecontroleerd door publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak die in aanmerking komen in het kader van indirect beheer, en voor zover deze voorzien zijn van voldoende financiële garanties. Wanneer dergelijke privaatrechtelijke of Unierechtelijke organen geen financiële ondersteuning krijgen van een lidstaat, moeten toereikende financiële garanties in de vorm van hoofdelijke aansprakelijkheid van de controlerende organen of gelijkwaardige financiële garanties worden geboden. |
(52) |
Het is passend de procedure voor het oprichten van nieuwe Europese bureaus vast te leggen en een onderscheid te maken tussen de verplichte en de niet-verplichte taken van deze bureaus. Voor instellingen van de Unie, organen van de Unie en andere Europese bureaus moet er een mogelijkheid worden ingevoerd om de bevoegdheden van de ordonnateur te delegeren aan de directeur van een Europees bureau. Europese bureaus moeten ook de mogelijkheid hebben om overeenkomsten op dienstverleningsniveau te sluiten voor de verlening van diensten, de levering van producten of de uitvoering van werken of van onroerendgoedovereenkomsten. Het is passend om te voorzien in specifieke regels voor het verstrekken van boekhoudbescheiden, in bepalingen op grond waarvan de rekenplichtige van de Commissie sommige van zijn taken aan personeel van de Europese bureaus kan delegeren, en in operationele procedures voor bankrekeningen die de Commissie in naam van een Europees bureau moet kunnen openen. |
(53) |
Om de kosteneffectiviteit van de uitvoerende agentschappen op te voeren en gezien de met andere organen van de Unie opgedane praktijkervaring, moeten de taken van de rekenplichtige van het betrokken uitvoerend agentschap geheel of gedeeltelijk aan de rekenplichtige van de Commissie kunnen worden toevertrouwd. |
(54) |
Ter wille van de rechtszekerheid is het nodig te verduidelijken dat directeuren van uitvoerende agentschappen als gedelegeerd ordonnateur optreden bij het beheer van de beleidskredieten van de aan hun agentschappen gedelegeerde programma’s. Om de efficiëntieverbeteringen die uit een algemene centralisatie van bepaalde ondersteunende diensten voortvloeien, volledig te benutten, moet uitdrukkelijk worden bepaald dat uitvoerende agentschappen de mogelijkheid hebben om administratieve uitgaven uit te voeren. |
(55) |
Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de financiële actoren, met name de ordonnateurs en de rekenplichtigen. |
(56) |
Het Europees Parlement, de Raad, de Rekenkamer en de rekenplichtige van de Commissie moeten binnen twee weken in kennis worden gesteld van de aanstelling of functiebeëindiging van gedelegeerde ordonnateurs, intern controleurs en rekenplichtigen. |
(57) |
De ordonnateurs moeten volledig verantwoordelijk zijn voor alle ontvangsten- en uitgavenverrichtingen die onder hun gezag worden uitgevoerd, en voor internecontrolesystemen, en rekenschap afleggen van hun handelingen, indien nodig ook in het kader van tuchtrechtelijke procedures. |
(58) |
De taken, verantwoordelijkheden en procedurele beginselen die door de ordonnateurs in acht moeten worden genomen, moeten ook worden vastgelegd. De gedelegeerde ordonnateurs moeten ervoor zorgen dat de gesubdelegeerde ordonnateurs en hun medewerkers informatie en opleiding over de controlenormen en respectieve methoden en technieken ontvangen en dat maatregelen worden getroffen om het functioneren van het controlesysteem te waarborgen. De gedelegeerde ordonnateur brengt verslag uit aan zijn of haar instelling van de Unie over de uitvoering van de taken in de vorm van een jaarlijks verslag. Dat verslag moet de nodige financiële en beheersinformatie tot staving van de verklaring van die ordonnateur betreffende de uitoefening van zijn taken, waaronder de informatie over de algehele prestaties van de uitgevoerde verrichtingen bevatten. De bewijsstukken betreffende de uitgevoerde verrichtingen moeten ten minste vijf jaar worden bewaard. Over de verschillende soorten onderhandelingsprocedures voor het gunnen van overeenkomsten tot uitvoering van overheidsopdrachten moet een bijzonder verslag door de gedelegeerde ordonnateur aan de betrokken instelling van de Unie en een verslag van die instelling van de Unie aan het Europees Parlement en de Raad worden uitgebracht aangezien dergelijke procedures afwijkingen van de gewone toekenningsprocedures betreffen. |
(59) |
De dubbele rol van de hoofden van de delegaties van de Unie, en van hun adjuncten in hun afwezigheid, als gesubdelegeerde ordonnateurs voor zowel de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) als, wat de beleidskredieten betreft, voor de Commissie, moet in aanmerking worden genomen. |
(60) |
De situaties waarin de Commissie bevoegdheden tot uitvoering van de begroting met betrekking tot de beleidskredieten van haar eigen afdeling van de begroting kan delegeren aan de adjunct-hoofden van delegaties van de Unie, dient zich te beperken tot die situaties waarin de uitoefening van die taken door de adjunct-hoofden van delegaties van de Unie strikt noodzakelijk is om de continuïteit van de werkzaamheden in afwezigheid van de hoofden van de delegaties te waarborgen. De adjunct-hoofden van de delegaties van de Unie mogen die bevoegdheden niet op systematische basis of vanwege de interne werkverdeling uitoefenen. |
(61) |
De rekenplichtige moet belast blijven met de goede uitvoering van de betalingen, de inning van de ontvangsten en de invordering van de schuldvorderingen. De rekenplichtige dient de kasmiddelen, bankrekeningen en dossiers van derden te beheren, de boekhouding te voeren en belast te zijn met het opstellen van de financiële staten van de instellingen van de Unie. Alleen de rekenplichtige van de Commissie dient bevoegd te zijn om de boekhoudregels en het geharmoniseerde rekeningstelsel vast te stellen, terwijl de rekenplichtigen van alle andere instellingen van de Unie de in hun instelling te volgen boekhoudprocedures moeten bepalen. |
(62) |
Ook moet worden voorzien in de regelingen voor de aanstelling of functiebeëindiging van de rekenplichtige. |
(63) |
De rekenplichtige moet procedures invoeren opdat de rekeningen die zijn geopend met het oog op het beheer van de kasmiddelen en gelden ter goede rekening, geen negatief saldo vertonen. |
(64) |
De voor het beheer van de kasmiddelen toegestane betaalmiddelen moeten worden afgestemd op moderne betalingsmethoden, waaronder kredietkaarten en digitale portemonnees. |
(65) |
Aangezien betalingen door de delegaties van de Unie op grond van de standaardregels voor begrotings-, kas- en boekhoudverrichtingen (begrotingsprocedures) in toenemende mate via de centrale thesaurie worden verricht en bijgevolg het aantal transacties en de betaalde bedragen via gelden ter goede rekening afnemen, is het passend de regels inzake de instelling, het beheer en de controle van gelden ter goede rekening te vereenvoudigen. |
(66) |
De voorwaarden voor het gebruik van gelden ter goede rekening, een beheersysteem dat afwijkt van de normale procedures en uitsluitend beperkte bedragen betreft, moeten worden vastgelegd, en de taken en verantwoordelijkheden van de beheerders van gelden ter goede rekening, evenals die van de ordonnateur en de rekenplichtige op het gebied van de controle van het beheer van gelden ter goede rekening, dienen te worden beschreven. Ter wille van de efficiëntie moeten bij de delegaties van de Unie gelden ter goede rekening worden ingesteld voor kredieten van zowel de begrotingsafdelingen van de Commissie als die van de EDEO. Het is ook wenselijk om onder specifieke voorwaarden toe te staan dat in de delegaties van de Unie gelden ter goede rekening worden aangewend voor het betalen van beperkte bedragen volgens begrotingsprocedures. Wat de aanstelling van beheerders van gelden ter goede rekening betreft, dient het mogelijk te zijn hiervoor een selectie te maken uit de personeelsleden van de Commissie die werken op het gebied van hulp bij crisisbeheersing en humanitaire hulp wanneer er geen personeel beschikbaar is van de Commissie, dat is gedekt door het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, vervat in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (18) (Statuut). |
(67) |
Teneinde rekening te houden met de situatie op het gebied van hulp bij crisisbeheersing en humanitaire hulp wanneer er geen personeel van de Commissie gedekt door het Statuut beschikbaar is, en met de technische moeilijkheden om alle juridische verbintenissen door de bevoegde ordonnateur te doen aangaan, moet worden toegestaan dat de op dit gebied werkzame personeelsleden van de Commissie juridische verbintenissen met een zeer geringe waarde van ten hoogste 2 500 EUR aangaan die verband houden met de betalingen uit gelden ter goede rekening, en dat de hoofden van de delegaties van de Unie of hun adjuncten juridische verbintenissen aangaan in opdracht van de bevoegde ordonnateur van de Commissie. |
(68) |
Zodra de taken en verantwoordelijkheden van financiële actoren zijn vastgesteld, kunnen zij slechts aansprakelijk worden gesteld onder de voorwaarden van het Statuut. In de instellingen van de Unie zijn in financiële onregelmatigheden gespecialiseerde instanties krachtens Verordening (EU) Euratom nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (19) opgericht. Gezien het beperkte aantal dossiers dat hun wordt voorgelegd, en ter wille van de efficiëntie, verdient het aanbeveling hun taken over te hevelen naar de krachtens deze verordening opgerichte interinstitutionele instantie (de “instantie”). De instantie dient met betrekking tot zaken die haar door de Commissie of andere instellingen en organen van de Unie, onverminderd hun administratieve autonomie ten aanzien van hun personeelsleden, worden voorgelegd, verzoeken te beoordelen en aanbevelingen te doen over de noodzaak besluiten te nemen inzake uitsluiting en oplegging van financiële sancties. Met die overheveling wordt ook dubbel werk vermeden en wordt het risico op tegenstrijdige aanbevelingen of adviezen beperkt in zaken waarbij zowel een ondernemer als een personeelslid van een instelling of orgaan van de Unie betrokken zijn. Het is noodzakelijk de procedure te handhaven die een ordonnateur, wanneer hij een instructie onrechtmatig of in strijd met het beginsel van goed financieel beheer acht, in staat stelt daarvan bevestiging te verzoeken zodat hij van zijn aansprakelijkheid kan worden ontheven. De samenstelling van de instantie moet worden aangepast indien zij deze rol vervult. De instantie behoort geen onderzoeksbevoegdheid te hebben. |
(69) |
Wat de ontvangsten betreft, is het noodzakelijk om de negatieve correcties van de eigen middelen waarop Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (20) en Verordening (EU, Euratom) 2021/770 van de Raad (21) betrekking hebben, aan te pakken. Behalve in geval van eigen middelen, is het noodzakelijk om de bestaande taken en controlewerkzaamheden die in de verschillende stadia van de procedure onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateurs vallen, te handhaven: opstelling van de raming van de schuldvordering, verstrekking van invorderingsopdrachten, toezending van de debetnota waarmee de debiteur in kennis wordt gesteld van de vaststelling van schuldvorderingen, en het besluit om eventueel van de invordering van de schuldvordering af te zien, met inachtneming van criteria die goed financieel beheer garanderen, om een efficiënte inning van de ontvangsten te waarborgen. |
(70) |
De ordonnateur moet geheel of gedeeltelijk kunnen afzien van de invordering van een vastgestelde schuldvordering wanneer de debiteur zich in een insolventieprocedure bevindt zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad (22), met name in het geval van gerechtelijke of faillissementsakkoorden en andere soortgelijke procedures. |
(71) |
Specifieke bepalingen betreffende procedures voor de aanpassing of vermindering naar nul van ramingen van het te vorderen bedrag moeten worden vastgesteld. |
(72) |
Het tijdschema van de opname in de begroting van bedragen uit boeten, andere dwangsommen en sancties, alsmede de rente hierover en andere hieruit voortvloeiende inkomsten, moet worden verduidelijkt. |
(73) |
Gezien de recente ontwikkelingen op de financiële markten en de door de Europese Centrale Bank op haar basisherfinancieringstransacties toegepaste rentevoet, moeten de bepalingen betreffende de rentevoet voor boeten of andere sancties worden herzien. |
(74) |
Teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van schuldvorderingen die bestaan uit door de instellingen van de Unie krachtens het VWEU of het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom-Verdrag) opgelegde boeten of andere sancties, moet worden voorzien in specifieke bepalingen inzake de rentevoeten die van toepassing zijn op verschuldigde, maar nog niet betaalde, bedragen, indien deze door het Hof van Justitie van de Europese Unie worden verhoogd. |
(75) |
De invorderingsregels moeten niet alleen worden verduidelijkt, maar ook worden aangescherpt. In het bijzonder moet worden verduidelijkt dat wanneer de rekenplichtige bedragen invordert, hij deze ook moet verrekenen met vorderingen van de debiteur aan een uitvoerend agentschap dat de begroting uitvoert. |
(76) |
Om rechtszekerheid en transparantie te waarborgen moeten regels met betrekking tot de termijnen voor de verzending van debetnota’s worden vastgesteld. |
(77) |
Om het beheer van activa veilig te stellen en daarbij prioriteit te geven aan de doelstelling van zekerheid en liquiditeit van de gelden, moeten de bedragen in verband met boeten, andere dwangsommen of door het VWEU of het Euratom-Verdrag opgelegde sancties, zoals in mededingingszaken opgelegde boeten waartegen beroep is ingesteld, voorlopig worden geïnd. De Commissie moet ook de mogelijkheid hebben om die bedragen te beleggen in financiële activa en de bestemming van hun rendement te bepalen. Aangezien de Commissie niet de enige instelling van de Unie is die boeten, andere dwangsommen of sancties mag opleggen, moeten bepalingen met betrekking tot dergelijke door andere instellingen van de Unie opgelegde boeten, andere dwangsommen of sancties, alsook regels voor hun invordering worden vastgesteld, die gelijkwaardig moeten zijn aan die welke van toepassing zijn op de Commissie. |
(78) |
Opdat de Commissie financieringsbesluiten kan nemen op basis van alle vereiste informatie, moeten minimumvereisten worden vastgesteld voor de inhoud van financieringsbesluiten betreffende subsidies, aanbestedingen, trustfondsen van de Unie voor extern optreden (trustfondsen van de Unie), prijzen, financieringsinstrumenten, blendingfaciliteiten of -platforms en begrotingsgaranties. Om potentiële ontvangers een perspectief voor de langere termijn te bieden, moet tegelijkertijd worden toegestaan dat financieringsbesluiten voor meer dan één begrotingsjaar worden genomen, met dien verstande dat de uitvoering afhankelijk is van de beschikbaarheid van begrotingskredieten voor de desbetreffende begrotingsjaren. Voorts moet het aantal voor het financieringsbesluit vereiste elementen worden teruggeschroefd. Met het oog op vereenvoudiging moet het financieringsbesluit tegelijkertijd een jaarlijks of een meerjarig werkprogramma zijn. Aangezien de bijdragen aan de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen van de Unie reeds in de begroting zijn vastgesteld, dient in dat verband geen specifiek financieringsbesluit te hoeven worden genomen. |
(79) |
Wat de uitgaven betreft, moeten het verband tussen financieringsbesluiten, globale vastleggingen in de begroting en afzonderlijke vastleggingen in de begroting, evenals de concepten van begrotingsvastlegging en juridische verbintenissen worden verduidelijkt zodat een duidelijk kader wordt geschapen voor de verschillende stadia van uitvoering van de begroting. |
(80) |
Teneinde rekening te houden met in het bijzonder het aantal juridische verbintenissen dat door de delegaties en vertegenwoordigingen van de Unie wordt aangegaan en met de wisselkoersschommelingen waaraan die onderhevig zijn, moeten voorlopige vastleggingen in de begroting ook mogelijk zijn in gevallen waarin de eindbegunstigde en het bedrag bekend zijn. |
(81) |
Om het ELGF zo snel als technisch mogelijk is in overeenstemming te brengen met de algemene boekhoud- en begrotingsprocedures, moet het worden toegestaan individuele vastleggingen in de begroting voor betalingen te doen, zonder dat eerst een globale voorlopige vastlegging voor betalingen moet worden gedaan, gevolgd door individuele vastleggingen binnen een periode van maximaal twee maanden of, onder bepaalde voorwaarden, een langere periode. Om in december individuele vastleggingen in de begroting en betalingen voor de eerste maand van het begrotingsjaar te kunnen verrichten, moeten de uitgaven van dagelijks beheer van het ELGF bovendien worden toegevoegd aan de soorten uitgaven waarvoor vooruitbetalingen zijn toegestaan. |
(82) |
De verschillende soorten betalingen die door ordonnateurs kunnen worden uitgevoerd, moeten worden verduidelijkt overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer. De regels voor de vereffening van de voorfinancieringen moeten verder worden verduidelijkt, met name met betrekking tot situaties waarin geen tussentijdse vereffening mogelijk is. Daartoe moeten de nodige bepalingen worden opgenomen in juridische verbintenissen die zijn aangegaan. |
(83) |
In deze verordening moet worden bepaald dat betalingen binnen bepaalde termijnen moeten worden gedaan en dat, in geval van overschrijding van dergelijke termijnen, schuldeisers recht hebben op achterstandsrente ten laste van de begroting, behalve in het geval van de lidstaten, de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF). |
(84) |
De kernelementen van elektronische facturen bij overheidsopdrachten moeten gebaseerd zijn op de regels van Richtlijn 2014/55/EU van het Europees Parlement en de Raad (23). |
(85) |
Duidelijkheidshalve moet de omschrijving van ongeschikte inschrijvingen bij overheidsopdrachten worden uitgebreid tot inschrijvingen waarbij de ondernemer geen toegang heeft tot aanbestedingen. |
(86) |
Er moet worden verduidelijkt dat specifieke overeenkomsten in het kader van met één enkele ondernemer gesloten raamovereenkomsten kunnen worden gegund en gewijzigd binnen de grenzen van de in de raamovereenkomst vastgestelde voorwaarden. |
(87) |
Aangezien de voorafgaande publiciteitsmaatregelen voor openbare en niet-openbare procedures en mededingingsprocedures met onderhandeling dezelfde zijn, moet na een zonder gevolg gebleven mededingingsprocedure met onderhandeling onder bepaalde voorwaarden gebruik kunnen worden gemaakt van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht. |
(88) |
De door notarissen verleende certificatie- en authenticatiediensten moeten van het toepassingsgebied van de aanbestedingsregels van deze verordening worden uitgesloten, in gevallen waarin de procedures voor dergelijke diensten in de betrokken lidstaat niet openstaan voor mededinging. |
(89) |
Voor diensten die worden verleend door lidstaatsorganisaties die niet aan een mededingingsprocedure kunnen deelnemen, moet het mogelijk zijn een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking te volgen. |
(90) |
Om ervoor te zorgen dat de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (24) wordt nageleefd, moet de ordonnateur verzoeken dat de bewijsstukken betreffende de uitsluitings- en selectiecriteria vóór het toekenningsbesluit worden ingediend. |
(91) |
Het is dienstig om de bepalingen betreffende de betaalbaarstelling en de betalingsopdracht onder één artikel samen te brengen en een definitie van “vrijmakingen” in te voeren. Aangezien de transacties worden uitgevoerd via computersystemen, moet de ondertekening van een “betaalbaarverklaring” waarmee het besluit tot betaalbaarstelling tot uiting wordt gebracht, vervangen worden door een “elektronisch beveiligde handtekening”, behalve in een beperkt aantal gevallen. Ook moet worden verduidelijkt dat de betaalbaarstelling van toepassing is op alle subsidiabele kosten, met inbegrip van de kosten die geen verband houden met een betalingsverzoek, zoals het geval is voor de vereffening van voorfinanciering. |
(92) |
Om de complexiteit te reduceren, de bestaande regels te stroomlijnen en deze verordening leesbaarder te maken, moeten gemeenschappelijke bepalingen worden vastgesteld voor meer dan één instrument ter uitvoering van de begroting. Daarom moet een aantal bepalingen worden gehergroepeerd, moeten de formulering en het toepassingsgebied van andere bepalingen op elkaar worden afgestemd en moeten onnodige herhalingen en kruisverwijzingen worden verwijderd. |
(93) |
Elke instelling van de Unie moet een comité follow-up interne audit instellen dat tot taak heeft de onafhankelijkheid van de intern controleur te waarborgen, de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden te bewaken en ervoor te zorgen dat interne en externe auditaanbevelingen naar behoren in aanmerking worden genomen en dat haar diensten er gevolg aan geven. Elke instelling van de Unie moet een besluit nemen over de samenstelling van dat comité follow-up interne audit, rekening houdend met haar organisatorische autonomie en het belang van advies van onafhankelijke deskundigen. |
(94) |
Meer nadruk moet worden gelegd op de prestaties en resultaten van uit de begroting gefinancierde projecten. Het is derhalve passend om, naast de reeds goed functionerende vormen van bijdragen van de Unie (vergoeding van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten, eenheidskosten, vaste bedragen en financiering volgens een vast percentage), een extra vorm van financiering te definiëren die geen verband houdt met de kosten van de betrokken verrichtingen. De bijkomende vorm van financiering moet afhangen van de vervulling van bepaalde voorwaarden vooraf, of van het bereiken van resultaten gemeten aan de hand van vooraf vastgestelde mijlpalen of door middel van prestatie-indicatoren. |
(95) |
Wanneer de bijdrage van de Unie de vorm aanneemt van niet aan kosten gekoppelde financiering en wanneer de vergoeding is gebaseerd op resultaten, moet de verwezenlijking van dergelijke resultaten worden gemeten aan de hand van vooraf bepaalde mijlpalen of streefdoelen, en moet de verwezenlijking van dergelijke mijlpalen of streefdoelen worden geverifieerd voordat de bijdrage wordt betaald. Bescheiden en bewijsstukken in verband met de verwezenlijking van de streefdoelen of mijlpalen moeten worden bewaard met het oog op toetsen of audits achteraf, onder meer door de Rekenkamer. |
(96) |
Wanneer de Commissie de operationele capaciteit en de financiële draagkracht van ontvangers van middelen van de Unie of hun systemen en procedures beoordeelt, moet zij kunnen vertrouwen op de reeds door haarzelf, andere entiteiten of donoren, zoals nationale agentschappen en internationale organisaties, uitgevoerde beoordelingen om te vermijden dat eenzelfde ontvanger tweemaal wordt beoordeeld. De mogelijkheid om op beoordelingen van andere entiteiten te vertrouwen, moet worden benut mits dergelijke beoordelingen zijn verricht met inachtneming van voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voor de toepasselijke wijze van uitvoering. Om te bevorderen dat donoren vertrouwen stellen in elkaars beoordelingen, moet de Commissie daarom de erkenning van internationaal aanvaarde normen of internationale beste praktijken aanmoedigen. |
(97) |
Ook is het belangrijk te voorkomen dat ontvangers van middelen van de Unie meerdere malen door verschillende entiteiten worden gecontroleerd op het gebruik van die middelen. Het moet daarom mogelijk zijn om op reeds door onafhankelijke auditoren uitgevoerde audits te vertrouwen, mits hun bekwaamheid en onafhankelijkheid voldoende zijn aangetoond, mits de auditwerkzaamheden volgens internationaal aanvaarde auditnormen zijn verricht en zodoende redelijke zekerheid bieden, en mits zij betrekking hebben op de financiële staten en verslagen inzake het gebruik van de bijdrage van de Unie. Op die audits moet dan de algemene zekerheid over het gebruik van middelen van de Unie worden gebaseerd. Daartoe is het belangrijk ervoor te zorgen dat het verslag van de onafhankelijke auditor en de bijbehorende auditdocumentatie beschikbaar worden gesteld op verzoek van het Europees Parlement, de Commissie, de Rekenkamer en de auditautoriteiten van de lidstaten. |
(98) |
Om te kunnen vertrouwen op beoordelingen en audits en om de administratieve lasten voor personen en entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, te verminderen, moet ervoor worden gezorgd dat informatie die reeds beschikbaar is bij instellingen van de Unie, beheerautoriteiten of andere organen en entiteiten die middelen van de Unie besteden, opnieuw wordt gebruikt, teneinde te voorkomen dat ontvangers of begunstigden meermaals om informatie wordt verzocht. |
(99) |
Om te voorzien in een mechanisme voor langetermijnsamenwerking met ontvangers, moet worden voorzien in de mogelijkheid om overeenkomsten inzake financieel kaderpartnerschap te sluiten. Financiële kaderpartnerschappen moeten ten uitvoer worden gelegd door middel van subsidies of via bijdrageovereenkomsten met personen en entiteiten die middelen van de Unie besteden. De minimale inhoud van die bijdrageovereenkomsten moet daartoe nader worden bepaald. Financiële kaderpartnerschappen mogen de toegang tot financiering van de Unie niet nodeloos beperken. |
(100) |
De voorwaarden en procedures voor het opschorten, beëindigen of verlagen van een bijdrage van de Unie met betrekking tot de verschillende instrumenten tot uitvoering van de begroting zoals subsidies, aanbestedingen, indirect beheer, prijzen enz. moeten worden geharmoniseerd. De redenen voor opschorting, beëindiging of verlaging moeten worden omschreven. Wanneer later onregelmatigheden of fraude blijken te hebben plaatsgevonden tijdens een toekenningsprocedure, moet de bevoegde ordonnateur bepaalde corrigerende maatregelen nemen, tenzij het gerechtvaardigd is dit niet te doen, bijvoorbeeld wanneer de uitvoering van de juridische verbintenis in het belang van de betrokken instelling of het betrokken orgaan is of wanneer de continuïteit van de dienstverlening moet worden gewaarborgd. |
(101) |
In deze verordening moeten standaardtermijnen worden vastgelegd gedurende welke ontvangers documenten moeten bewaren die betrekking hebben op bijdragen van de Unie, zodat uiteenlopende of disproportionele contractuele vereisten worden vermeden, maar de Commissie, de Rekenkamer en OLAF niettemin voldoende tijd hebben om die gegevens en documenten in te zien en toetsen en audits achteraf uit te voeren. Daarnaast moet elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt, verplicht zijn mee te werken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie. |
(102) |
Om deelnemers en ontvangers gepaste informatie te verschaffen en ervoor te zorgen dat zij hun recht op verdediging kunnen uitoefenen, moet het deelnemers en ontvangers toegestaan worden hun opmerkingen kenbaar te maken vooraleer maatregelen met negatieve gevolgen voor hun rechten worden vastgesteld, en moeten zij worden geïnformeerd over de te hunner beschikking staande rechtsmiddelen om een dergelijke maatregel aan te vechten. |
(103) |
In het kader van een toekenningsprocedure hoeft de bevoegde ordonnateur een deelnemer van wie de toekenningsprocedure is afgewezen niet in de gelegenheid te stellen opmerkingen in te dienen. Met het oog op de rechtszekerheid moet dit ook worden gespecificeerd in de bepaling inzake procedures op tegenspraak en beroepsmogelijkheden. |
(104) |
Gezien de steeds uitdagender geopolitieke omgeving met zich snel ontwikkelende hybride en cyberdreigingen, en de noodzaak van een digitale transformatie, die inherent gepaard gaat met een blootstelling aan technische kwetsbaarheden, moet de Unie borg staan voor de bescherming van de veiligheid en de openbare orde van de Unie of haar lidstaten, zoals weerspiegeld in het overheidsbeleid en de wetgeving. Dit betreft de bescherming van fundamentele maatschappelijke belangen, zoals de continuïteit van de energievoorziening en de bestrijding van georganiseerde misdaad en fraude. Met inachtneming van internationale overeenkomsten van de Unie kunnen voor de toekenning van middelen van de Unie met betrekking tot strategische activa en belangen, zoals digitale of ruimtevaartinfrastructuur en communicatie- en informatiesystemen en -diensten, specifieke voorwaarden worden toegepast om die bescherming te waarborgen, onder meer met het oog op de integriteit van communicatie- en informatiesystemen en van daarmee verband houdende toeleveringsketens. De soorten voorwaarden en de vereisten voor de toepassing ervan moeten worden verduidelijkt. De in deze verordening vastgestelde specifieke voorwaarden zijn echter niet uitputtend en het is mogelijk dat in een basishandeling specifieke voorwaarden worden opgenomen, op voorwaarde dat deze geen wijziging of afwijking inhouden van de in deze verordening vastgestelde vereisten en procedures met betrekking tot de bescherming van de veiligheid en de openbare orde. |
(105) |
Met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie moet de Commissie één enkel systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting opzetten. |
(106) |
Het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting moet van toepassing zijn op deelnemers, ontvangers, entiteiten waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen of subcontractanten van een contractant, uiteindelijk begunstigden van een uitgesloten entiteit, natuurlijke personen, borgen, alsmede elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt bij de uitvoering van de begroting in indirect beheer, elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt uit hoofde van financieringsinstrumenten die in direct beheer worden uitgevoerd, deelnemers of ontvangers waarover entiteiten die de begroting uitvoeren in gedeeld beheer informatie hebben verstrekt, en sponsors. |
(107) |
Om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te vergroten, moet het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) worden versterkt. Het is belangrijk te voorkomen dat een persoon of entiteit die zich in een uitsluitingssituatie bevindt, een aanvraag kan indienen of geselecteerd kan worden voor de uitvoering van middelen van de Unie, of dergelijke middelen kan ontvangen in het kader van een programma in gedeeld beheer. In geval van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit moet de bevoegde ordonnateur een persoon of entiteit kunnen uitsluiten indien deze persoon of entiteit zich in een uitsluitingssituatie bevindt en niet betrouwbaar wordt geacht vanwege het feit dat deze persoon of entiteit zich schuldig heeft gemaakt aan bepaalde vormen van ernstig wangedrag. Onverminderd de in andere basishandelingen uiteengezette informatieverplichtingen, moeten personen en entiteiten die de begroting in gedeeld beheer uitvoeren, de Commissie via eender welk officieel kanaal, zoals het geautomatiseerde informatiesysteem dat door de Commissie is opgezet en dat zij momenteel gebruikt voor de melding van fraude en onregelmatigheden (het “beheerssysteem voor onregelmatigheden”), informatie verstrekken over vastgestelde feiten en bevindingen, in het kader van dergelijke definitieve rechterlijke beslissingen of definitieve administratieve besluiten, uitsluitend onder verwijzing naar de in artikel 138, lid 1, punt c), iv) en d), genoemde gronden, wanneer zij kennis krijgen van dergelijke informatie. Bij ontstentenis van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit moet de bevoegde ordonnateur, op basis van een voorlopige juridische kwalificatie door de instantie, tot uitsluiting kunnen overgaan, rekening houdend met feiten en bevindingen die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoeken door OLAF, het EOM of de Rekenkamer of enige andere toets, audit of controle die onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateur wordt verricht. Een dergelijke uitsluiting moet worden geregistreerd in de databank van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting. Personen en entiteiten die de begroting onder gedeeld beheer uitvoeren, moeten de databank van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting raadplegen alvorens middelen van de Unie toe te kennen of deelnemers en begunstigden te selecteren. Deze raadpleging moet betrekking hebben op de persoon of entiteit die een aanvraag indient of geselecteerd is om middelen van de Unie uit te voeren. Om de doeltreffende toepassing van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting te waarborgen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de in de databank geregistreerde uitsluitingen handhaven met betrekking tot dergelijke personen of entiteiten die aanvragen doen of geselecteerd worden voor de uitvoering van middelen van de Unie gedurende de gehele duur van de uitsluiting. Die uitsluiting moet de integriteit van het aanbestedings- of selectieproces waarborgen en het beschermen tegen de deelname van personen of entiteiten die betrokken zijn bij een ernstig wangedrag. Betalingsaanvragen van lidstaten in het kader van gedeeld beheer die betrekking hebben op uitgaven in verband met een uitgesloten persoon of entiteit, mogen niet worden gehonoreerd. Wanneer middelen aan de lidstaten worden uitbetaald in prestatiegebaseerde kaders, moeten specifieke regels van toepassing zijn, zoals vastgesteld in sectorspecifieke regelgeving. |
(108) |
Het is belangrijk te benadrukken dat het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting alleen van toepassing mag zijn op middelen van de Unie die in direct beheer aan de lidstaten worden uitbetaald, waarbij de lidstaten ervoor verantwoordelijk zijn om alle passende maatregelen te nemen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, voor zover de Commissie verantwoordelijkheden ter zake heeft krachtens het desbetreffende rechtskader. Daarom moeten de verantwoordelijkheden van de Commissie beperkt blijven tot de verplichting om een zaak naar de instantie te verwijzen met het oog op de uitsluiting van een persoon of entiteit indien de ordonnateur kennis krijgt van ernstig wangedrag volgend op definitieve rechterlijke beslissingen, definitieve administratieve besluiten, of feiten en bevindingen die in het kader van audits of onderzoeken met betrekking tot die middelen zijn vastgesteld door OLAF, het EOM of de Rekenkamer, of enige andere toets, audit of controle die onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateur wordt verricht. Onverminderd deze verantwoordelijkheden van de Commissie blijven de lidstaten verantwoordelijk voor het verifiëren van de in de databank van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting geregistreerde informatie over besluiten tot uitsluiting, voor de handhaving van dergelijke besluiten en voor het waarborgen dat geen betalingsaanvraag wordt ingediend met betrekking tot een persoon of entiteit die zich in een dergelijke uitsluitingssituatie bevindt. Onverminderd sectorspecifieke regels en vrijwillige toepassing mag het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting niet van toepassing zijn op Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (25). |
(109) |
Er moet worden verduidelijkt dat indien een besluit tot registratie van een persoon of entiteit in de databank van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting wordt genomen op basis van een uitsluitingssituatie met betrekking tot een natuurlijke persoon of rechtspersoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van die persoon of entiteit of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft ten aanzien van die persoon of entiteit, of met betrekking tot een natuurlijke persoon of rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van die persoon of entiteit, of met betrekking tot een natuurlijke persoon die essentieel is voor de toekenning of de uitvoering van de juridische verbintenis, de in de databank opgenomen informatie ook de informatie betreffende die personen dient te omvatten. |
(110) |
Het besluit inzake de uitsluiting van een persoon of entiteit van deelname aan toekenningsprocedures of inzake de oplegging van een financiële sanctie aan een persoon of entiteit, en het besluit inzake de bekendmaking van de desbetreffende informatie, moeten door de bevoegde ordonnateurs worden genomen, gezien hun autonomie in administratieve aangelegenheden. Bij ontstentenis van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit en bij een ernstige schending van een overeenkomst moeten de bevoegde ordonnateurs hun besluit nemen op basis van een voorlopige juridische kwalificatie, met inachtneming van de aanbeveling van de instantie. De instantie moet voorts een beoordeling van de duur van een uitsluiting verrichten ingeval de duur niet bij de definitieve rechterlijke beslissing of het definitieve administratieve besluit is vastgesteld. |
(111) |
De rol van de instantie moet erin bestaan voor een samenhangende werking van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting te zorgen. De instantie moet zijn samengesteld uit een vaste voorzitter, een vaste vicevoorzitter die moet optreden als plaatsvervanger van de voorzitter, twee vertegenwoordigers van de Commissie en een vertegenwoordiger van de verzoekende bevoegde ordonnateur. |
(112) |
Om het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting af te stemmen op de regels inzake overheidsopdrachten en om de doeltreffendheid ervan te vergroten, moet een poging om de toekenning van middelen van de Unie te beïnvloeden of op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen, onder meer in het geval van belangenconflicten, expliciet worden opgenomen als een specifieke situatie van uitsluiting op grond van een ernstige beroepsfout. |
(113) |
Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel moet de bevoegde ordonnateur een persoon of entiteit uitsluiten wanneer die blijk heeft gegeven van een gebrek aan integriteit door onrechtmatig gedrag te vertonen dat onverenigbaar is met de in artikel 2 VEU en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde waarden, zoals het aanzetten tot discriminatie, haat of geweld jegens een groep personen of een lid van een groep, waarbij het gedrag de uitvoering van de overeenkomst negatief kan beïnvloeden. |
(114) |
Een een autonome uitsluitingsgrond moet worden toegevoegd voor het geval van opzettelijk en ongerechtvaardigd gebrek aan medewerking in het kader van onderzoeken, toetsen of audits door een ordonnateur, OLAF, het EOM of de Rekenkamer, aangezien dat ernstige gevolgen kan hebben voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie. |
(115) |
De voorlopige juridische kwalificatie loopt niet vooruit op de definitieve beoordeling van het gedrag van de betrokken persoon of entiteit door de bevoegde instanties van de lidstaten op grond van het nationale recht. De aanbeveling van de instantie en het besluit van de bevoegde ordonnateur moeten derhalve na de kennisgeving van een dergelijke definitieve beoordeling worden geëvalueerd. |
(116) |
Een persoon of entiteit moet door de bevoegde ordonnateur worden uitgesloten wanneer door een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit een ernstige beroepsfout heeft gemaakt, al dan niet opzettelijk de verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of van belastingen niet is nagekomen, een entiteit in een andere jurisdictie heeft opgericht met de bedoeling om fiscale, sociale of enige andere wettelijke verplichtingen te omzeilen, fraude heeft gepleegd met een weerslag op de begroting, corrupt is, betrokken is bijeen criminele organisatie, betrokken is bij het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, betrokken is bij terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terrorisme, betrokken is bij kinderarbeid of andere misdrijven van mensenhandel of betrokken is bij onregelmatigheden. Een persoon of entiteit moet tevens worden uitgesloten in geval van een ernstige schending van een juridische verbintenis, met inbegrip van een schending van de verplichting om een overeenkomst volgens de hoogste professionele norm uit te voeren, of in geval van faillissement of in geval van een gebrek aan medewerking bij onderzoeken, toetsen of audits. Bij de beoordeling van deze uitsluitingsgronden kunnen onredelijk schadelijke handelingen die in het internationale handelsrecht worden veroordeeld, als een relevante factor worden beschouwd wanneer ze een ernstige beroepsfout inhouden. |
(117) |
Overeenkomstig het arrest van het Gerecht van 15 februari 2023 (26) moet de ordonnateur zich bij het nemen van een besluit over de uitsluiting van een persoon of entiteit wegens een ernstige beroepsfout baseren op voldoende specifiek, overtuigend en concreet bewijs, en derhalve duidelijk en ondubbelzinnig kunnen aantonen dat de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan onrechtmatig gedrag dat zijn professionele geloofwaardigheid aantast, hetgeen bovendien zou wijzen op kwade opzet of grove nalatigheid in de zin van deze verordening. |
(118) |
Bij het nemen van een besluit inzake uitsluiting van een persoon of entiteit of oplegging van een financiële sanctie aan een persoon of entiteit en tot bekendmaking van de desbetreffende informatie, moet de bevoegde ordonnateur ervoor zorgen dat het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen, met name door rekening te houden met de ernst van de situatie, de budgettaire gevolgen ervan, de tijd die is verstreken sinds het betrokken gedrag, de duur van het gedrag en de herhaling ervan, of het gedrag opzettelijk was of de getoonde mate van nalatigheid, de mate van medewerking met de betrokken bevoegde instantie door de persoon of entiteit en de bijdrage van die persoon of entiteit aan het onderzoek. |
(119) |
De bevoegde ordonnateur moet een persoon of entiteit tevens kunnen uitsluiten indien een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de ondernemer, failliet is of in een gelijkaardige situatie van insolventie verkeert, of indien die natuurlijke persoon of rechtspersoon zijn verplichtingen in verband met het betalen van socialezekerheidsbijdragen of van belastingen niet nakomt, indien die situaties gevolgen hebben voor de financiële situatie van die ondernemer. |
(120) |
Om de financiële belangen van de Unie nog beter te beschermen, moet de ordonnateur de mogelijkheid hebben om uiteindelijk begunstigden en verbonden entiteiten van de uitgesloten entiteit die betrokken waren bij fouten van de uitgesloten entiteit, uit te sluiten of een financiële sanctie op te leggen. De mogelijkheid om uiteindelijk begunstigden en verbonden entiteiten uit te sluiten is bedoeld om te voorkomen dat een persoon of entiteit die is uitgesloten van selectie om middelen van de Unie uit te voeren, via een nieuwe onderneming of bestaande verbonden entiteiten aan aanbestedingen en toekenningsprocedures kan blijven deelnemen. |
(121) |
Om de doeltreffendheid ervan te vergroten, moet het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting ook van toepassing zijn op natuurlijke personen die verantwoordelijk worden geacht voor de fout van een entiteit, zodat zij niet kunnen deelnemen aan toekenningsprocedures of kunnen worden geselecteerd om middelen van de Unie uit te voeren, hetzij op persoonlijke titel hetzij via een nieuwe bedrijfsidentiteit, onverminderd het recht om te worden gehoord. |
(122) |
Op verzoek van de ordonnateur moet de instantie van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting haar aanbevelingen kunnen doen via een versnelde procedure, onverminderd het recht om te worden gehoord. Een dergelijke procedure moet worden gevolgd indien vereist door de omstandigheden of de aard van de zaak, bijvoorbeeld in geval van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit van een autoriteit van een lidstaat waarin de duur van de uitsluiting niet is vastgesteld; of in het geval van een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit van een derde land; of wanneer aan de persoon of entiteit reeds een met uitsluiting gelijkwaardige sanctie is opgelegd op grond van een beslissing van een internationale organisatie. |
(123) |
Een persoon of entiteit mag niet worden uitgesloten wanneer hij corrigerende maatregelen heeft genomen en zodoende zijn betrouwbaarheid aantoont. Van die mogelijkheid mag geen gebruik worden gemaakt bij de meest ernstige vormen van criminaliteit. |
(124) |
In het licht van het evenredigheidsbeginsel moet er een onderscheid worden gemaakt tussen gevallen waarin er een financiële sanctie kan worden opgelegd als alternatief voor uitsluiting enerzijds, en gevallen waarin de ernst van het gedrag van de betrokken ontvanger, bestaande uit het pogen om op onrechtmatige wijze middelen van de Unie te verkrijgen, rechtvaardigt dat er naast de uitsluiting een financiële sanctie wordt opgelegd teneinde voor een afschrikkende werking te zorgen anderzijds. Van de financiële sanctie die door de aanbestedende dienst kan worden opgelegd, moet bovendien het maximumbedrag worden vastgesteld. |
(125) |
Een financiële sanctie mag uitsluitend worden opgelegd aan een ontvanger en niet aan een deelnemer, daar het bedrag van de op te leggen financiële sanctie wordt berekend op basis van de waarde van de betrokken juridische verbintenis. |
(126) |
De mogelijkheid om besluiten inzake uitsluitingen te nemen of financiële sancties op te leggen staat los van de mogelijkheid om contractuele sancties, zoals vooraf gefixeerde schadevergoedingen, toe te passen. |
(127) |
De uitsluiting moet van beperkte duur zijn, zoals bij Richtlijn 2014/24/EU het geval is, en moet stroken met het evenredigheidsbeginsel. |
(128) |
Het is noodzakelijk om de aanvangsdatum en de verjaringstermijn voor besluiten inzake uitsluitingen of het opleggen van financiële sancties vast te stellen. |
(129) |
Het is belangrijk dat de afschrikkende werking die met de uitsluiting en de financiële sanctie wordt bereikt, kan worden versterkt. In dat opzicht moet de afschrikkende werking worden versterkt door te voorzien in de mogelijkheid tot bekendmaking van de informatie betreffende de uitsluiting en/of de financiële sanctie, op een wijze die voldoet aan de gegevensbeschermingsvereisten van Verordeningen (EU) 2018/1725 en (EU) 2016/679. Dergelijke bekendmaking moet er mede voor zorgen dat hetzelfde gedrag niet wordt herhaald. Ter wille van de rechtszekerheid en conform het evenredigheidsbeginsel moet nader worden bepaald in welke situaties er niet tot bekendmaking mag worden overgegaan. In zijn beoordeling moet de bevoegde ordonnateur rekening houden met eventuele aanbevelingen van de instantie. Van natuurlijke personen mogen de persoonsgegevens uitsluitend worden bekendgemaakt in uitzonderlijke omstandigheden, gerechtvaardigd door de ernst van het gedrag of de gevolgen ervan voor de financiële belangen van de Unie. |
(130) |
Informatie betreffende een uitsluiting of een financiële sanctie mag uitsluitend worden bekendgemaakt in bepaalde gevallen, zoals een ernstige beroepsfout, fraude, een aanzienlijke tekortkoming in de nakoming van de belangrijkste verplichtingen van een uit de begroting gefinancierde juridische verbintenis, of bij een onregelmatigheid of wanneer een entiteit is opgericht in een andere jurisdictie met de bedoeling om fiscale, sociale of enige andere wettelijke verplichtingen te omzeilen. |
(131) |
De uitsluitingscriteria moeten duidelijk worden onderscheiden van de criteria die kunnen leiden tot afwijzing in een toekenningsprocedure. |
(132) |
De informatie over de vroegtijdige opsporing van risico’s en besluiten inzake uitsluitingen en het opleggen van financiële sancties aan een persoon of entiteit moet centraal worden beheerd. Daartoe moet deze informatie worden opgeslagen in een databank die door de eigenaar van het gecentraliseerde systeem, de Commissie, is opgezet en wordt beheerd. Dit systeem moet functioneren in volledige overeenstemming met het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en met het recht op bescherming van persoonsgegevens. |
(133) |
Het opzetten en beheren van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting moet weliswaar onder de verantwoordelijkheid van de Commissie vallen, maar ook andere instellingen en organen van de Unie, alsmede alle personen en entiteiten die middelen van de Unie besteden in direct, gedeeld en indirect beheer, moeten aan dat systeem deelnemen door relevante informatie aan de Commissie door te geven. De bevoegde ordonnateur en de instantie moeten het recht op verdediging van de betrokken persoon of entiteit waarborgen. Hetzelfde recht moet, in de context van een vroegtijdige opsporing, aan een persoon of entiteit worden toegekend indien een door de ordonnateur voorgenomen besluit afbreuk zou kunnen doen aan de rechten van de betrokken persoon of entiteit. In geval van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad en waarover nog geen definitieve rechterlijke beslissing is genomen, moet het voor de bevoegde ordonnateur mogelijk zijn om de kennisgeving aan de persoon of entiteit uit te stellen en voor de instantie om het recht uit te stellen van de persoon of entiteit om opmerkingen in te dienen. Een dergelijk uitstel kan alleen gerechtvaardigd zijn indien er zwaarwegende legitieme redenen zijn om het vertrouwelijke karakter van het onderzoek of van een nationale gerechtelijke procedure te vrijwaren. |
(134) |
Aan het Hof van Justitie van de Europese Unie moet volledige rechtsmacht worden verleend ten aanzien van uit hoofde van deze verordening genomen besluiten inzake uitsluiting en opgelegde financiële sancties, in overeenstemming met artikel 261 VWEU. |
(135) |
Om entiteiten ervan te weerhouden mogelijke negatieve gevolgen van hun fouten te omzeilen, moeten in het kader van procedures voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting kennisgevingsregels worden vastgesteld onder precieze voorwaarden. Bovendien moet voor dergelijke procedures gebruik worden gemaakt van elektronische uitwisselingssystemen. |
(136) |
Ter bevordering van de bescherming van de financiële belangen van de Unie in alle wijzen van uitvoering van de begroting moeten de personen en entiteiten die betrokken zijn bij de uitvoering van de begroting toegang krijgen tot de databank van het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting en de uitsluitingen controleren waartoe door de ordonnateurs op Unieniveau is besloten. De databank voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting moet worden geraadpleegd voordat een persoon of entiteit middelen van de Unie wordt toegekend of wordt geselecteerd voor de uitvoering van middelen van de Unie. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om de databank in andere stadia van de uitvoering van de juridische verbintenis te raadplegen. |
(137) |
Deze verordening moet bijdragen tot het verwezenlijken van de doelstelling van e-bestuur, in het bijzonder het gebruik van elektronische gegevens bij de uitwisseling van informatie tussen instellingen van de Unie en derden. |
(138) |
De vooruitgang in de richting van uitwisseling van informatie en de indiening van documenten langs elektronische weg, met inbegrip van, in voorkomend geval, elektronische aanbesteding, vormen een belangrijke vereenvoudigingsmaatregel en moeten gepaard gaan met duidelijke voorwaarden voor de erkenning van de te gebruiken systemen, zodat een juridisch solide omgeving tot stand wordt gebracht, maar de deelnemers, ontvangers en ordonnateurs toch de nodige flexibiliteit behouden bij het beheer van middelen van de Unie, zoals bepaald in deze verordening. |
(139) |
Om de governance en de kwaliteit van interoperabele digitale overheidsdiensten te verbeteren, moeten de lidstaten, instellingen van de Unie, uitvoerende agentschappen en organen van de Unie het Europees interoperabiliteitskader zo veel mogelijk toepassen. |
(140) |
Er moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de samenstelling en de taken van het comité dat belast is met de beoordeling van de aanvraagdocumenten in aanbestedingsprocedures, procedures voor toekenning van subsidies en wedstrijden voor prijzen. Het comité moet tevens externe deskundigen kunnen omvatten indien de basishandeling in die mogelijkheid voorziet. |
(141) |
In overeenstemming met het beginsel van goed bestuur moet de ordonnateur om opheldering vragen of ontbrekende stukken opvragen met inachtneming van het beginsel van gelijke behandeling en zonder substantiële wijziging van de aanvraagdocumenten. Alleen in naar behoren gemotiveerde gevallen moet de ordonnateur hier anders over kunnen beslissen. Daarnaast moet het de ordonnateur zijn toegestaan een duidelijke administratieve fout te corrigeren of de deelnemer te verzoeken dit te doen. |
(142) |
Met het oog op goed financieel beheer moet de Commissie zichzelf beschermen door bij de betaling van voorfinancieringen om garanties te verzoeken. De verplichting voor contractanten en begunstigden om garanties te verstrekken mag niet automatisch gelden, maar moet gebaseerd zijn op een risicoanalyse. Indien de ordonnateur tijdens de uitvoering ontdekt dat een borg niet of niet langer gemachtigd is tot het verstrekken van garanties overeenkomstig het toepasselijke nationale recht, moet de ordonnateur kunnen eisen dat de garantie wordt vervangen. |
(143) |
De verschillende regels voor direct en indirect beheer, en met name het concept van “begrotingsuitvoeringstaken”, zorgen voor verwarring en leiden zowel voor de Commissie als voor haar partners tot risico’s op kwalificatiefouten; daarom moeten ze worden vereenvoudigd en geharmoniseerd. |
(144) |
De bepalingen inzake de voorafgaande pijlerbeoordelingen van personen en entiteiten die middelen van de Unie in indirect beheer besteden, moeten worden herzien opdat de Commissie zo veel mogelijk kan vertrouwen op de systemen, regels en procedures, onder meer met betrekking tot passende zorgvuldigheid, van die personen en entiteiten die als gelijkwaardig worden beschouwd aan die welke door de Commissie worden gebruikt. Daarnaast is het dienstig te verduidelijken dat indien uit de beoordeling blijkt dat er gebieden zijn waarop de bestaande procedures de financiële belangen van de Unie onvoldoende beschermen, de Commissie bijdrageovereenkomsten kan sluiten en tegelijk gepaste toezichtsmaatregelen kan nemen. Ook is het belangrijk te verduidelijken in welke gevallen de Commissie kan besluiten geen pijlerbeoordeling vooraf te eisen om bijdrageovereenkomsten te sluiten. |
(145) |
Met het oog op een efficiënte uitvoering van de begroting is het passend de toepassing van het evenredigheidsbeginsel op indirect beheer verder te verduidelijken. Hoewel het evenredigheidsbeginsel geen invloed kan hebben op de aard van de verplichtingen die door het toepasselijke rechtskader worden opgelegd, moet het bij de samenwerking met de uitvoerende partners van de Unie systematisch worden toegepast, teneinde het juiste evenwicht te vinden tussen de bescherming van de financiële belangen van de Unie en het behoud van het vermogen van de Unie om haar beleid te voeren. De desbetreffende bepalingen moeten op bepaalde punten worden aangepast en geherstructureerd. Dit mag niet worden geïnterpreteerd als een beperking in de praktijk van de nodige rechten en toegang voor de bevoegde ordonnateur, voor het EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking uit hoofde van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (27), voor OLAF, voor de Rekenkamer en, in voorkomend geval, voor de bevoegde nationale autoriteiten, die hun respectieve bevoegdheden ten volle moeten kunnen uitoefenen. |
(146) |
Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moet worden voorzien in een toepassing van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen op de eindontvangers die steun uit de begroting ontvangen in het kader van financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties. Die toepassing moet terdege rekening houden met en in verhouding staan tot de aard van de eindontvangers en van de actie en de daaraan verbonden financiële risico’s. Onnodige administratieve lasten moeten met name worden vermeden wanneer de eindontvangers micro-ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) of vergelijkbare ondernemers met een gelijkwaardige omzet of een gelijkwaardig balanstotaal zijn. |
(147) |
De in deze verordening vastgestelde financiële regels moeten eenvoudig en duidelijk worden gehouden om overregulering en extra administratieve lasten te voorkomen voor de ontvangers van middelen van de Unie, de lidstaten, instellingen van de Unie of andere personen en entiteiten die de begroting uitvoeren. |
(148) |
Het evenredigheidsbeginsel moet ook worden toegepast op de beoordeling van regels, systemen en procedures van entiteiten die reeds met succes zijn beoordeeld, zoals entiteiten die gebruikmaken van door de Commissie vastgestelde regels en die moeten worden vrijgesteld van beoordeling vooraf. Ook organisaties uit de lidstaten die belast zijn met de uitvoering van middelen van de Unie in gedeeld beheer, moeten van de beoordeling vooraf kunnen worden vrijgesteld. |
(149) |
Verduidelijkt moet worden dat wanneer entiteiten na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling worden geselecteerd om onder indirect beheer te werken, de beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie van toepassing zijn. |
(150) |
Remuneratie van personen en entiteiten die de begroting uitvoeren, moet, indien dit relevant en mogelijk is, gebaseerd zijn op hun prestaties. |
(151) |
Om de integriteit van de begroting te waarborgen in geval van indirect beheer, is het passend om van uitvoerende partners te verlangen dat zij de Commissie in kennis stellen van vermoedelijke gevallen van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten, en dat zij een dergelijke verplichting opnemen in overeenkomsten die zij in het kader van indirect beheer sluiten met derden. |
(152) |
De Commissie sluit partnerschappen met derde landen door middel van financieringsovereenkomsten. Het is van belang dat de inhoud van dergelijke financieringsovereenkomsten wordt verduidelijkt, met name voor de delen van een actie die in indirect beheer door het derde land worden uitgevoerd. |
(153) |
Het is belangrijk de specifieke aard van blendingfaciliteiten of -platforms, waarbij de Commissie haar bijdrage combineert met die van financiële instellingen, te erkennen en de toepassing van de bepalingen inzake financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties te verduidelijken. |
(154) |
De regels en beginselen inzake aanbestedingen die van toepassing zijn op door instellingen van de Unie voor eigen rekening gegunde overeenkomsten tot uitvoering van overheidsopdrachten, moeten gebaseerd zijn op de voorschriften van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad (28) en Richtlijn 2014/24/EU. |
(155) |
De ervaring heeft geleerd dat het niet passend is de aanbestedingsregels uit hoofde van deze verordening toe te passen bij het gunnen van overeenkomsten tot uitvoering van een overheidsopdracht voor financiële diensten die verband houden met de uitgifte, de aankoop, de verkoop of de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten in de zin van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (29) en die door de Commissie worden gebruikt bij het opnemen en verstrekken van leningen en bij vermogensbeheer en kasverrichtingen. Daartoe behoren diensten die worden verleend door centrale banken, het Europees stabiliteitsmechanisme, de EIB en andere internationale financiële instellingen, en door nationale entiteiten die belast zijn met de uitgifte en het beheer van overheidsschuld. Daarom mogen de in deze verordening vastgestelde aanbestedingsregels overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2014/24/EU niet op deze diensten van toepassing zijn. |
(156) |
In het licht van de COVID-19-pandemie is een wijziging van de definitie van “crisis” nodig, die met name van toepassing is op de gemeenschappelijke bepalingen en op aanbestedingen op het gebied van extern optreden en die betrekking moet hebben op de volks- en diergezondheid, voedselzekerheid en noodsituaties op het gebied van voedselveiligheid en wereldwijde gezondheidsbedreigingen. Om met de nodige flexibiliteit snel te kunnen reageren op onvoorziene omstandigheden van extreme urgentie die het gevolg zijn van een crisis, moet de aanbestedende dienst vereenvoudigde aanbestedingsregels kunnen toepassen, zoals het gebruik van een onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht in geval van crisissituaties en de aanvaarding van bewijsstukken betreffende uitsluitings- en selectiecriteria van de veronderstelde geselecteerde inschrijver na het toekenningsbesluit, maar in elk geval vóór de ondertekening van de overeenkomst. De aanbestedende dienst moet ook de flexibiliteit krijgen om bij wijze van uitzondering een overeenkomst of raamovereenkomst te wijzigen, met meer dan de toepasselijke drempelwaarden, zonder aanbestedingsprocedure, om op een crisis te reageren. Bovendien moet het in een crisissituatie mogelijk zijn om bij wijze van uitzondering nieuwe aanbestedende diensten toe te voegen na de start van een aanbestedingsprocedure en vóór de ondertekening van de overeenkomst of na een wijziging van een overeenkomst zonder de mededinging te beperken. Om een beroep te kunnen doen op dergelijke vereenvoudigde regels moet een crisissituatie zijn afgekondigd in overeenstemming met de toepasselijke interne regels, behalve voor aanbestedingen op het gebied van extern optreden, waar een dergelijke verklaring niet is vereist. Bovendien moeten de bevoegde ordonnateurs de dringende urgentie als gevolg van de afgekondigde crisis per geval rechtvaardigen. |
(157) |
De door de aanbestedende diensten gebruikte methode om de toepasselijke regels in het geval van gemengde overeenkomsten te bepalen, moet worden verduidelijkt. |
(158) |
De vóór en na de aanvang van een aanbestedingsprocedure te nemen publiciteitsmaatregelen moeten worden verduidelijkt voor overeenkomsten met een waarde gelijk aan of hoger dan de in Richtlijn 2014/24/EU vastgestelde drempelwaarden, voor overeenkomsten onder die drempelwaarden en voor overeenkomsten die buiten het toepassingsgebied van die richtlijn vallen. |
(159) |
Deze verordening moet een volledige lijst bevatten van alle aanbestedingsprocedures die, ongeacht de drempelwaarden, ter beschikking van de instellingen van de Unie staan. |
(160) |
Met het oog op administratieve vereenvoudiging en om de deelname van kmo’s te bevorderen, moet worden voorzien in onderhandelingsprocedures voor overeenkomsten met een gemiddelde waarde. |
(161) |
Waar nodig moeten een of meer aanbestedende diensten van de lidstaten enerzijds en instellingen en organen van de Unie of uitvoerende agentschappen anderzijds samen kunnen aanbesteden zonder dat die instellingen, organen of agentschappen verplicht zijn werken, leveringen of diensten aan te schaffen. Om de aanbestedende diensten in staat te stellen ten volle te profiteren van de mogelijkheden van de interne markt in termen van schaalvoordelen en het delen van risico’s en voordelen, moeten de instellingen van de Unie, de organen van de Unie of de uitvoerende agentschappen meer mogelijkheden krijgen om namens twee of meer lidstaten goederen of diensten aan te kopen. Een instelling van de Unie, een orgaan van de Unie en een uitvoerend agentschap moet de desbetreffende aanbestedingsprocedure in naam of voor rekening van de lidstaten kunnen uitvoeren op basis van een overeenkomst tussen de partijen, en moeten kunnen optreden als groothandelaar door het kopen, opslaan en doorverkopen of schenken van leveringen en diensten, inclusief verhuur, aan lidstaten of geselecteerde partnerorganisaties. Overeenkomstig de regels inzake de overeenstemming van de secundaire wetgeving met deze verordening kunnen andere wetgevingshandelingen van de Unie specifiekere regels bevatten inzake gezamenlijke aanbestedingen of aanbestedingen in naam of voor rekening van de lidstaten. Daarbij moeten in dergelijke handelingen dergelijke afwijkingen en de specifieke redenen daarvoor duidelijk worden vermeld. |
(162) |
Zoals bij Richtlijn 2014/24/EU het geval is, moet deze verordening het mogelijk maken om vóór aanvang van een aanbestedingsprocedure een marktconsultatie te houden. Opdat een innovatiepartnerschap uitsluitend wordt gebruikt wanneer de gewenste werken, leveringen en diensten niet beschikbaar zijn in de handel of als een ontwikkeling die dicht bij de markt staat, moet deze verordening voorzien in verplichte consultatie van de markt voordat van een innovatiepartnerschap wordt gebruikgemaakt. |
(163) |
Er moet worden verduidelijkt hoe de aanbestedende diensten aan de bescherming van het milieu en het bevorderen van duurzame ontwikkeling kunnen bijdragen, terwijl tegelijkertijd wordt gegarandeerd dat zij voor hun overeenkomsten de beste prijs-kwaliteitverhouding verkrijgen, met name door specifieke keurmerken voor te schrijven of van passende gunningsmethoden gebruik te maken. |
(164) |
In overeenstemming met de doelstellingen van de Europese Green Deal moet vooruitgang worden geboekt bij de uitvoering van vergroeningsaspecten door, in voorkomend geval, bij aanbestedingen groene selectie- of toekenningscriteria op te nemen, die de ondernemers zullen stimuleren duurzamere opties aan te bieden. |
(165) |
Opdat ondernemers bij de uitvoering van overeenkomsten voldoen aan de geldende verplichtingen op het gebied van milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, het nationale recht, collectieve overeenkomsten of de in bijlage X bij Richtlijn 2014/24/EU vermelde internationale sociale en milieuovereenkomsten, moeten deze verplichtingen deel uitmaken van de door de aanbestedende dienst omschreven minimumvereisten, en dienen zij in de door de aanbestedende dienst ondertekende overeenkomsten te worden opgenomen. |
(166) |
De verschillende situaties die doorgaans als “belangenconflict” worden aangeduid, moeten in kaart worden gebracht en verschillend worden behandeld. Het begrip “belangenconflict” mag uitsluitend worden gebruikt indien een persoon of entiteit met bevoegdheden voor de uitvoering van het begrotingsprogramma, of van audit- of controlewerkzaamheden, of een ambtenaar of een personeelslid van een instelling van de Unie of van nationale autoriteiten van ongeacht welk niveau, zich in die situatie bevindt. Pogingen om een toekenningsprocedure onrechtmatig te beïnvloeden of vertrouwelijke informatie te verkrijgen moeten worden behandeld als ernstige beroepsfouten die kunnen leiden tot afwijzing in een toekenningsprocedure en/of uitsluiting van de toegang tot middelen van de Unie. Daarnaast kunnen ondernemers zich in een situatie bevinden waarin zij wegens een conflicterend belang op beroepsvlak niet voor de uitvoering van een overeenkomst gekozen mogen worden. Zo mag een bedrijf geen project evalueren waaraan het zelf heeft deelgenomen en mag een controleur niet in de positie verkeren dat hij rekeningen controleert die hij eerder zelf heeft gecertificeerd. Bij de beoordeling van belangenconflicten en de verplichting om systemen op te zetten om dergelijke conflicten op te sporen en te voorkomen, moet het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen. Passende richtsnoeren voor de beoordeling van belangenconflicten moeten aanvullende verduidelijking bieden voor degenen die dergelijke situaties op Unie- en nationaal niveau beoordelen, teneinde bij te dragen tot de rechtszekerheid. |
(167) |
Ter voorkoming van conflicterende belangen op beroepsvlak die gevolgen kunnen hebben of dreigen te hebben voor het vermogen om een overeenkomst op onafhankelijke, onpartijdige en objectieve wijze uit te voeren, moeten de verplichtingen van de aanbestedende dienst en van de gegadigden of inschrijvers worden verduidelijkt. De gegadigden, de inschrijvers en, in voorkomend geval, de entiteiten waarop zij een beroep doen, alsook de beoogde subcontractanten moeten verklaren dat er geen sprake is van dergelijke conflicterende belangen, en op verzoek de desbetreffende informatie verstrekken. De aanbestedende dienst moet op zijn beurt naar aanleiding van een verklaring of op basis van aanvullende informatie beoordelen of er sprake is van dergelijke conflicterende belangen op beroepsvlak. Wanneer dergelijke conflicterende belangen op beroepsvlak worden vastgesteld, moet dit ertoe leiden dat de gunning wordt afgewezen. |
(168) |
Een concurrerende en open interne markt moet zorgen voor een gelijk speelveld en zowel Europese als buitenlandse ondernemers in staat stellen op basis van verdiensten te concurreren. Buitenlandse subsidies kunnen de interne markt verstoren en het gelijke speelveld ondermijnen in aanbestedingsprocedures wanneer de gegunde ondernemers bijvoorbeeld buitenlandse subsidies hebben ontvangen. Om dit risico te verhelpen, zijn bij Verordening (EU) 2022/2560 van het Europees Parlement en de Raad (30) regels en procedures vastgesteld voor het onderzoeken van buitenlandse subsidies die de interne markt daadwerkelijk of potentieel verstoren en, in voorkomend geval, om ervoor te zorgen dat die verstoringen worden verholpen. Om te zorgen voor samenhang tussen de regels die van toepassing zijn op de lidstaten en de aanbestedingsprocedures uit hoofde van deze verordening, moeten de instellingen van de Unie, de organen van de Unie en de uitvoerende agentschappen mutatis mutandis dezelfde regels en procedures inzake buitenlandse subsidies toepassen die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2022/2560. |
(169) |
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de procedurele details en aanverwante punten met betrekking tot de voorlopige evaluatie en het diepgaande onderzoek van buitenlandse financiële bijdragen die in het kader van een aanbestedingsprocedure zijn verkregen. Die uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (31). |
(170) |
Overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU moet het mogelijk zijn om in willekeurige volgorde te controleren of een ondernemer is uitgesloten, om de selectie- en gunningscriteria toe te passen, en om na te gaan of de voorschriften inzake de aanbestedingsstukken in acht zijn genomen. Bijgevolg moet het mogelijk zijn inschrijvingen af te wijzen op grond van de gunningscriteria, zonder voorafgaande toets van de betrokken inschrijver met betrekking tot de criteria inzake uitsluiting of selectie. |
(171) |
Overeenkomsten moeten, conform artikel 67 van Richtlijn 2014/24/EU, worden gegund op basis van de economisch meest voordelige inschrijving. |
(172) |
Ter wille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat de selectiecriteria strikt verband houden met de evaluatie van gegadigden of inschrijvers en dat de gunningscriteria strikt verband houden met de evaluatie van de inschrijvingen. Om de aanbestedingsregels van de Unie in overeenstemming te brengen met Richtlijn 2014/24/EU moeten de aanbestedende diensten de organisatie, kwalificatie en ervaring van het voor de uitvoering van de overeenkomst ingezette personeel als toekenningscriteria kunnen gebruiken wanneer die een aanzienlijke invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de uitvoering van de overeenkomst en daarmee ook op de economische waarde van de inschrijving. Aanbestedende diensten die een van die toekenningscriteria gebruiken, moeten er met passende contractuele middelen voor zorgen dat het personeel dat de overeenkomst moet uitvoeren, daadwerkelijk voldoet aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen. Dergelijk personeel mag alleen worden vervangen met toestemming van de aanbestedende dienst, die zich ervan moet vergewissen dat de nieuwe personeelsleden een gelijkwaardig kwaliteitsniveau hebben als het vervangen personeel. Voorts moet overlapping en een dubbele evaluatie van hetzelfde element op basis van de selectie- en toekenningscriteria worden voorkomen. |
(173) |
Om tijdrovende procedures te beperken en de aanbestedende diensten in staat te stellen de mogelijkheden van die dynamische aankoopsystemen volledig te benutten, moeten de regels voor die systemen worden vereenvoudigd. Met name moet voor die systemen een niet-openbare procedure worden toegepast, zodat elke ondernemer die een verzoek tot deelneming indient en die aan de uitsluitings- en selectiecriteria voldoet, tot de aanbestedingsprocedures in het kader van het dynamisch aankoopsysteem wordt toegelaten, en wel gedurende de gehele looptijd van dat systeem, die niet beperkt mag zijn tot vier jaar. Inschrijvingen kunnen ook worden ingediend in de vorm van een elektronische catalogus, met name voor gestandaardiseerde producten of diensten die algemeen op de markt beschikbaar zijn. Om de administratieve lasten te verminderen, moet bovendien voor specifieke aanbestedingen in het kader van een dynamisch aankoopsysteem worden afgezien van de verplichting om een openings- en evaluatiecomité aan te stellen. |
(174) |
Gezien de vooruitgang bij de digitalisering van aanbestedingsprocedures moet worden verduidelijkt dat de openingszitting voor openbare procedures op afstand kan worden gehouden via videoconferentie. |
(175) |
Met het oog op vereenvoudiging en afstemming op de regels die van toepassing zijn op aanbestedingen voor eigen rekening door de instellingen van de Unie, moet de verplichting tot bekendmaking op de website van de Commissie van de lijst van geselecteerde gegadigden die zullen worden uitgenodigd om een inschrijving in te dienen, worden geschrapt als het gaat om extern optreden. |
(176) |
Bij aanbestedingen van de Unie moet ervoor worden gezorgd dat de middelen van de Unie op een doeltreffende, transparante en passende manier worden gebruikt en dat tegelijkertijd de administratieve lasten voor de ontvangers van middelen van de Unie worden verlicht. In dat verband moeten elektronische aanbestedingen ertoe bijdragen dat de middelen van de Unie beter worden uitgevoerd, en dat overeenkomsten toegankelijker worden voor alle ondernemers. Alle instellingen van de Unie die aanbestedingen organiseren, moeten op hun website duidelijke voorschriften publiceren met betrekking tot aankopen, uitgaven en monitoring, alsmede alle gegunde overeenkomsten, inclusief de waarde ervan. |
(177) |
Bij elektronische aanbestedingen moet de elektronische uitwisseling van informatie met deelnemers zoveel mogelijk steunen op bestaande normen, zoals het Uniform Europees Aanbestedingsdocument en de normen voor e-facturering die zijn voorgeschreven bij respectievelijk Uitvoeringsverordening (EU) 2016/7 van de Commissie (32) en Richtlijn 2014/55/EU. |
(178) |
Er moet worden verduidelijkt dat voor elke procedure een openingsfase en een evaluatie bestaat. Een gunningsbesluit moet altijd het resultaat zijn van een evaluatie. |
(179) |
Bij de kennisgeving van het resultaat van een procedure moeten de gegadigden en inschrijvers in kennis worden gesteld van de gronden waarop het besluit werd genomen en een gedetailleerde motivering ontvangen die gebaseerd is op de inhoud van het evaluatieverslag. |
(180) |
Er moet worden gespecificeerd dat aan niet-geselecteerde inschrijvers die conforme inschrijvingen hebben ingediend, op verzoek informatie wordt gegeven over de kenmerken en de relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving. Niet-geselecteerde inschrijvers moeten op verzoek aanvullende informatie ontvangen, zelfs wanneer de conformiteit van hun inschrijving niet is gecontroleerd vanwege de gekozen volgorde van criteria. Ook moet worden verduidelijkt dat afgewezen inschrijvers geen toegang mogen hebben tot dergelijke informatie. |
(181) |
In het kader van raamovereenkomsten met een hernieuwde oproep tot mededinging moet er geen verplichting zijn om een niet-geselecteerde contractant informatie over de kenmerken en de relatieve voordelen van de geselecteerde inschrijving te verstrekken, aangezien de ontvangst van dergelijke informatie door partijen bij dezelfde raamovereenkomst elke keer na een hernieuwde oproep tot mededinging de eerlijke concurrentie tussen hen kan schaden. |
(182) |
Een aanbestedende dienst moet een aanbestedingsprocedure vóór de ondertekening van de overeenkomst kunnen annuleren, of gedeeltelijk kunnen annuleren in het geval van procedures met meerdere percelen of contractanten, zonder dat de gegadigden of inschrijvers aanspraak kunnen maken op schadevergoeding. Dit moet gelden onverminderd situaties waarin de aanbestedende dienst op zodanige wijze heeft gehandeld dat hij aansprakelijk kan worden gesteld voor schade overeenkomstig de algemene beginselen van het Unierecht. |
(183) |
In naar behoren gemotiveerde gevallen moet het mogelijk zijn een overeenkomst te gunnen op basis van een aanbesteding met meerdere contractanten, met name om te voorkomen dat er voor kritieke uitrusting en diensten te veel op één aanbieder wordt vertrouwd, rekening houdend met de doelstellingen van technologische onafhankelijkheid en continuïteit van de diensten. |
(184) |
Zoals het geval is bij Richtlijn 2014/24/EU moet duidelijk worden gemaakt onder welke voorwaarden een overeenkomst tijdens de uitvoering ervan gewijzigd kan worden zonder een nieuwe aanbestedingsprocedure. Met name dient een nieuwe aanbestedingsprocedure niet te zijn vereist in geval van administratieve veranderingen, rechtsopvolging onder algemene titel en toepassing van duidelijke en ondubbelzinnige herzieningsbepalingen of -opties die de minimumvereisten van de oorspronkelijke procedure niet wijzigen. Een nieuwe aanbestedingsprocedure moet verplicht zijn in geval van materiële wijzigingen van de aanvankelijke overeenkomst, in het bijzonder van de reikwijdte en de inhoud van de wederzijdse rechten en verplichtingen, waaronder wat betreft de verdeling van intellectuele-eigendomsrechten. Die wijzigingen tonen aan dat de partijen de intentie hebben opnieuw te onderhandelen over de wezenlijke voorwaarden van die overeenkomst, met name indien de wijzigingen, hadden de gewijzigde voorwaarden deel uitgemaakt van de aanvankelijke procedure, invloed zouden hebben gehad op het resultaat van de procedure. |
(185) |
Uit ervaring blijkt dat moet worden verduidelijkt in welke gevallen een wijziging wordt geacht het voorwerp van de overeenkomst te wijzigen. |
(186) |
Er moet worden voorzien in de mogelijkheid een uitvoeringsgarantie voor werken, leveringen en complexe diensten te vereisen om gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst de nakoming van essentiële contractuele verplichtingen en een goede uitvoering te waarborgen. Tevens dient te worden voorzien in het kunnen vereisen van een waarborgsom voor de duur van de termijn van contractuele aansprakelijkheid, overeenkomstig hetgeen in de betrokken sectoren gebruikelijk is. |
(187) |
Teneinde de toepasselijke drempelwaarden en procedures te bepalen, moet worden verduidelijkt of instellingen van de Unie, uitvoerende agentschappen en organen van de Unie geacht worden aanbestedende diensten te zijn. Zij mogen niet worden geacht aanbestedende diensten te zijn in gevallen waarin zij aankopen doen van een aankoopcentrale. Daarnaast vormen de instellingen van de Unie één enkele juridische entiteit en hun diensten mogen behalve overeenkomsten op dienstverleningsniveau geen overeenkomsten onderling sluiten. |
(188) |
Het is passend in deze verordening te verwijzen naar de drempelwaarden die in Richtlijn 2014/24/EU zijn vastgesteld voor werken en voor leveringen en diensten en in Richtlijn 2014/23/EU voor concessies. De herziening van die drempelwaarden, zoals vastgesteld in de Richtlijnen 2014/24/EU en 2014/23/EU, moet bijgevolg rechtstreeks van toepassing zijn op aanbestedingen respectievelijk concessies krachtens deze verordening. |
(189) |
De toekenning van concessieovereenkomsten moet worden vereenvoudigd door de drempels van Richtlijn 2014/23/EU toe te passen op concessies. |
(190) |
Met het oog op harmonisatie en vereenvoudiging moeten de standaardprocedures voor aanbestedingen ook kunnen worden toegepast op aankopen die onder de lichte regeling van de in artikel 74 van Richtlijn 2014/24/EU bedoelde overeenkomsten voor sociale en andere specifieke diensten vallen. Daarom moet de drempelwaarde voor aankopen onder de lichte regeling worden afgestemd op de drempelwaarde voor overeenkomsten voor diensten. |
(191) |
Om de aanbestedingsprocedures beter af te stemmen op de marktomstandigheden buiten de Unie, moet deze verordening specifieke bepalingen bevatten op grond waarvan delegaties van de Unie voor eigen rekening overeenkomsten gunnen in derde landen. Daarom is het passend de door de delegaties van de Unie in derde landen toegepaste drempels voor de toekenning van overeenkomsten te herzien en af te stemmen op die welke gelden voor de toekenning van overeenkomsten op het gebied van extern optreden. |
(192) |
Het is nodig de voorwaarden voor de toepassing van de wachttermijn te verduidelijken vóór de ondertekening van een overeenkomst of een raamovereenkomst. |
(193) |
De regels die van toepassing zijn op aanbestedingen op het gebied van extern optreden moeten in overeenstemming zijn met de beginselen in Richtlijnen 2014/23/EU en 2014/24/EU. |
(194) |
De regels inzake toegang tot aanbestedingen, die van toepassing zijn op het moment van de indiening van inschrijvingen en tijdens de uitvoering van de overeenkomst, moeten de voorwaarden omvatten die zijn vastgesteld in de uitvoeringshandelingen (maatregelen inzake het instrument voor internationale overheidsopdrachten) uit hoofde van Verordening (EU) 2022/1031 van het Europees Parlement en de Raad (33), alsook de in die verordening uiteengezette respectieve verplichtingen voor geselecteerde inschrijvers. |
(195) |
Om de complexiteit te beperken, de bestaande regels te stroomlijnen en de regels inzake aanbestedingen leesbaarder te maken, is het noodzakelijk de algemene bepalingen inzake aanbestedingen en de specifieke bepalingen die van toepassing zijn op aanbestedingen op het gebied van extern optreden, te hergroeperen en onnodige herhalingen en kruisverwijzingen te verwijderen. |
(196) |
Er moet worden verduidelijkt welke ondernemers, afhankelijk van hun vestigingsplaats, toegang hebben tot aanbestedingen krachtens deze verordening, en er moet uitdrukkelijk worden bepaald dat ook internationale organisaties dergelijke toegang kunnen hebben. |
(197) |
Wanneer de overeenkomst door een delegatie van de Unie in een derde land of uitsluitend in het belang van een delegatie van de Unie in een derde land, zal worden gegund, moet de bevoegde ordonnateur in naar behoren gemotiveerde gevallen toegang tot de aanbestedingsprocedure kunnen verlenen aan natuurlijke of rechtspersonen die gevestigd zijn in een derde land dat geen bijzondere overeenkomst met de Unie op het gebied van aanbestedingen heeft. Die flexibiliteit moet met name worden geboden bij gebrek aan natuurlijke of rechtspersonen die gevestigd zijn in landen die toegang hebben tot aanbestedingen in het kader van een bijzondere overeenkomst met de Unie op het gebied van aanbestedingen, en die de vereiste werken, goederen of diensten kunnen leveren. |
(198) |
Om een evenwicht te bereiken tussen de behoefte aan transparantie en samenhangendere regels inzake aanbestedingen enerzijds en de behoefte aan flexibiliteit met betrekking tot bepaalde technische aspecten van die regels anderzijds, moeten de technische regels inzake aanbestedingen worden vastgelegd in een bijlage bij deze verordening en moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen inzake wijzigingen in die bijlage. |
(199) |
Het toepassingsgebied van de titel betreffende subsidies moet worden gepreciseerd, met name wat betreft het type actie of orgaan dat voor subsidie in aanmerking komt en de juridische verbintenissen die voor subsidies kunnen worden aangegaan. Met name subsidiebesluiten moeten, gezien de beperkte mate waarin ze worden gebruikt, en gezien de geleidelijke invoering van elektronische subsidies, worden afgeschaft. De structuur moet worden vereenvoudigd door de bepalingen met betrekking tot andere instrumenten dan subsidies te verplaatsen naar andere delen van deze verordening. De aard van de organen die exploitatiesubsidies kunnen ontvangen, moet worden verduidelijkt, door niet meer te verwijzen naar het “orgaan dat een doelstelling van algemeen Uniebelang nastreeft” aangezien die organen vallen onder het begrip van “orgaan dat een in het kader en ter ondersteuning van het beleid van de Unie passende doelstelling nastreeft”. |
(200) |
Om de procedures te vereenvoudigen en deze verordening leesbaarder te maken, moeten de bepalingen met betrekking tot de inhoud van de subsidieaanvraag, van de oproep tot het indienen van voorstellen en van de subsidieovereenkomst worden vereenvoudigd en gestroomlijnd. |
(201) |
Om de uitvoering van door meerdere donoren gefinancierde acties te vergemakkelijken in gevallen waarin de totale financiering van de actie niet bekend is bij de vastlegging van de bijdrage van de Unie, is het nodig om de manier waarop de bijdrage van de Unie wordt bepaald en de methode voor de controle op het gebruik ervan, te verduidelijken. |
(202) |
Er moet een nieuwe categorie van een subsidie met zeer geringe waarde van ten hoogste 15 000 EUR worden ingevoerd om de administratieve vereisten voor aanvragers van financiering van de Unie te vereenvoudigen. Gezien de zeer geringe waarde van dergelijke subsidies moet worden afgezien van de vereisten voor het indienen van een verklaring op erewoord en voor de beoordeling van de financiële draagkracht. |
(203) |
Om subsidieaanvragen verder te vereenvoudigen in overeenstemming met goed financieel beheer, moet de ordonnateur op basis van een risicobeoordeling kunnen besluiten dat de toetsen van de financiële draagkracht uitsluitend gericht zijn op de hoofdaanvrager. |
(204) |
De ervaring die is opgedaan met het gebruik van financiering door vaste bedragen, eenheidskosten of financiering volgens een vast percentage, heeft aangetoond dat dergelijke vormen van financiering geleid hebben tot een aanzienlijke vereenvoudiging van de administratieve procedures en tot een substantiële vermindering van het risico op fouten. Ongeacht het gebied waarop de Unie optreedt zijn vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages geschikte vormen van financiering, met name voor gestandaardiseerde en terugkerende acties, zoals mobiliteit of opleidingsactiviteiten. Aangezien instellingen van de lidstaten een institutionele samenwerking tussen overheden van lidstaten en begunstigde landen (institutionele jumelage) toepassen, is het gebruik van vereenvoudigde kostenopties voorts verantwoord en zal dat hun betrokkenheid stimuleren. Met het oog op meer efficiëntie, moeten de lidstaten en andere ontvangers van middelen van de Unie frequenter gebruik kunnen maken van vereenvoudigde kostenopties. In dit verband moeten de voorwaarden voor het gebruik van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages flexibeler worden. Er moet uitdrukkelijk worden voorzien in de vaststelling van eenmalige vaste bedragen die het geheel aan subsidiabele kosten van de actie of het werkprogramma dekken. Ter bevordering van de resultaatgerichtheid moet daarnaast prioriteit worden gegeven aan op output gebaseerde financiering. Op input gebaseerde vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages moeten een optie blijven wanneer op output gebaseerde vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages niet mogelijk of passend zijn. |
(205) |
Ter wille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat wanneer een subsidie de vorm aanneemt van niet aan kosten gekoppelde financiering, de bepalingen inzake een geraamde begroting, medefinanciering en het verbod op dubbele financiering niet van toepassing zijn, aangezien deze niet kunnen worden toegepast wanneer het terug te betalen bedrag gekoppeld is aan bepaalde voorwaarden of resultaten en is losgekoppeld van de onderliggende kosten. |
(206) |
De administratieve procedures voor het toestaan van vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages moeten worden vereenvoudigd door de bevoegd ordonnateur daartoe te machtigen. In voorkomend geval kan de Commissie dergelijke toestemming verlenen, rekening houdend met de aard van de activiteiten of de uitgaven of met het aantal betrokken ordonnateurs. |
(207) |
Om de leemten op te vullen in de beschikbaarheid van gegevens die worden gebruikt voor het bepalen van vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages, moet het worden toegestaan om een beroep te doen op een deskundig oordeel. |
(208) |
Hoewel het potentieel van een frequenter gebruik van vereenvoudigde vormen van financiering moet worden verwezenlijkt, moet erop worden toegezien dat het beginsel van goed financieel beheer, en met name de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en het verbod op dubbele financiering, wordt nageleefd. Daarom moeten vereenvoudigde vormen van financiering ervoor zorgen dat de ingezette middelen in verhouding staan tot de te verwezenlijken doelstellingen, dat dezelfde kosten niet meer dan een keer uit de begroting worden gefinancierd, dat het medefinancieringsbeginsel in acht wordt genomen en dat in het algemeen overcompensatie van ontvangers wordt voorkomen. Daarom moeten vereenvoudigde vormen van financiering stoelen op statistische of boekhoudkundige gegevens, soortgelijke objectieve hulpmiddelen of oordelen van deskundigen. Voorts moeten passende toetsen, controles en periodieke beoordelingen van toepassing blijven. |
(209) |
Het toepassingsgebied van toetsen en controles, in tegenstelling tot de periodieke beoordelingen van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages, moet worden verduidelijkt. Die toetsen en controles moeten zijn gericht op de naleving van de voorwaarden die aanleiding geven tot de betaling van vaste bedragen, eenheidskosten en vaste percentages, inclusief, waar vereist, het bereiken van outputs en/of resultaten. Deze voorwaarden mogen geen verslaglegging over de door de begunstigde werkelijk gemaakte kosten vereisen. Indien de bevoegde ordonnateur of de Commissie vooraf de grootte van de vaste bedragen, eenheidskosten of financiering volgens een vast percentage heeft bepaald, mogen deze niet meer aan controles achteraf worden onderworpen. Dit mag niets afdoen aan de mogelijkheid een subsidie te verlagen in geval van ondermaatse, gedeeltelijke of laattijdige uitvoering, of onregelmatigheden, fraude, of niet-nakoming van andere verplichtingen. Met name moet een subsidie worden verlaagd als de voorwaarden die aanleiding geven tot de betaling van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages niet zijn vervuld. De frequentie en de reikwijdte van de periodieke beoordeling moeten afhangen van de ontwikkeling en de aard van de kosten, met name rekening houdend met belangrijke wijzigingen in de marktprijzen en andere relevante omstandigheden. De periodieke beoordeling kan leiden tot aanpassingen van de vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages die van toepassing zijn op toekomstige overeenkomsten, maar mogen niet worden gebruikt om de reeds overeengekomen waarde van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages ter discussie te stellen. Toegang tot de boekhouding van de begunstigde kan om statistische en methodologische redenen noodzakelijk zijn voor de periodieke beoordeling van vaste bedragen, eenheidskosten of vaste percentages, en ook om fraude te voorkomen en op te sporen is toegang noodzakelijk. |
(210) |
Wanneer een subsidie de vorm aanneemt van vaste percentages, eenheidskosten of vaste bedragen en er dus geen verificatie achteraf van de onderliggende kosten plaatsvindt, is het niet mogelijk om na te gaan of de subsidiabele kosten tijdens de looptijd van de actie zijn gemaakt. Ter wille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat bij toetsen en controles achteraf bij begunstigden zal worden nagegaan of tijdens de uitvoeringsperiode is voldaan aan de voorwaarden voor de betaling van vaste percentages, eenheidskosten of vaste bedragen. |
(211) |
Om de deelname van kleine organisaties aan de uitvoering van het Uniebeleid te bevorderen in een context waarbinnen slechts beperkte middelen beschikbaar zijn, is het nodig de waarde van vrijwilligerswerk te erkennen als subsidiabele kosten. Bijgevolg mogen deze organisaties zich in sterkere mate op vrijwilligerswerk verlaten om de actie of het werkprogramma mede te financieren. Onverminderd het in de basishandeling vastgestelde maximale medefinancieringspercentage moet de subsidie van de Unie in dergelijke gevallen worden beperkt tot de andere geraamde subsidiabele kosten dan die voor vrijwilligerswerk. Aangezien vrijwilligerswerk werk is dat derden leveren zonder door de begunstigde te worden vergoed, voorkomt deze beperking dat kosten worden vergoed die de begunstigde niet heeft gemaakt. Daarnaast mag de waarde van vrijwilligerswerk niet meer bedragen dan 50 % van de bijdragen in natura en eventuele andere medefinanciering. |
(212) |
Ter wille van de rechtszekerheid moet worden verduidelijkt dat wanneer bijdragen in natura van derden in de vorm van vrijwilligerswerk in de geraamde begroting worden opgenomen als subsidiabele kosten, de medefinanciering waarop het maximum van 50 % wordt toegepast, alle financieringsbronnen moet omvatten, namelijk de subsidie van de Unie, bijdragen in natura en andere financieringsbronnen. |
(213) |
Om een van de fundamentele beginselen van openbare financiën te beschermen, moet het winstverbod in deze verordening worden gehandhaafd. |
(214) |
Ter wille van de rechtszekerheid bij de berekening van de bijdrage van de Unie wanneer een uit de begroting gefinancierde subsidie winst oplevert, moet worden verduidelijkt dat bij de terugvordering van het percentage van de winst dat overeenkomt met de bijdrage van de Unie aan de subsidiabele kosten, geen onderscheid mag worden gemaakt tussen daadwerkelijk gemaakte kosten en vereenvoudigde kosten. |
(215) |
In principe moeten subsidies worden toegekend na een oproep tot het indienen van voorstellen. Wanneer uitzonderingen worden toegestaan, moeten deze restrictief worden geïnterpreteerd en toegepast wat betreft de reikwijdte en de duur ervan. Van de uitzonderlijke mogelijkheid om subsidies toe te kennen zonder oproep tot het indienen van voorstellen aan organen met een monopolie in feite of in rechte mag alleen gebruik worden gemaakt als de betrokken organen de enige zijn die de betreffende soorten activiteiten kunnen uitoefenen of bij wet of door een overheidsinstantie met een dergelijk monopolie zijn belast. |
(216) |
In het kader van de overgang naar elektronische subsidies en elektronische aanbestedingen moet ervoor worden gezorgd dat aanvragers en inschrijvers slechts één maal binnen een specifieke periode een bewijs dienen te leveren van hun juridische status en financiële levensvatbaarheid en mag hun niet worden gevraagd de bewijsstukken in elke toekenningsprocedure opnieuw in te dienen. Daarom moeten de vereisten inzake het aantal jaren waarvoor documenten worden verlangd in het kader van procedures voor het toekennen van subsidies en aanbestedingsprocedures op elkaar worden afgestemd. |
(217) |
Een begunstigde van een subsidie kan financiële steun verlenen aan een derde indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, waarbij het aan een derde betaalde bedrag niet hoger mag zijn dan 60 000 EUR. Het moet mogelijk zijn dat bedrag te overschrijden wanneer het verwezenlijken van de doelstellingen van de actie anders onmogelijk of te moeilijk zou zijn. Om meer flexibiliteit te bieden bij de uitvoering van de begroting in crisis- en noodsituaties, moet het ook mogelijk zijn om in het geval van humanitaire hulp, noodhulpoperaties, civielebeschermingsoperaties of steun voor crisisbeheersing dat bedrag te overschrijden zonder rechtvaardiging per geval. De ordonnateur moet verslag uitbrengen over dergelijke gevallen. |
(218) |
Met betrekking tot gevallen waarin een begunstigde voor de uitvoering van een actie of een werkprogramma een aanbesteding moet verrichten, moet worden verduidelijkt dat elke begunstigde zijn eigen aankooppraktijken kan toepassen, mits deze de beste prijs-kwaliteitverhouding of, in voorkomend geval, de laagste prijs garanderen, ongeacht of de begunstigde een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht gunt en een aanbestedende dienst is in de zin van deze verordening. De definitie van “overeenkomst” moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(219) |
Het gebruik van prijzen, die een waardevol type van financiële steun zonder verband met voorzienbare kosten zijn, moet worden vergemakkelijkt en de toepasselijke regels moeten worden verduidelijkt. Prijzen moeten worden beschouwd als aanvulling op, niet als vervanging van, andere financieringsinstrumenten zoals subsidies. |
(220) |
Om een flexibelere tenuitvoerlegging van prijzen mogelijk te maken, moet de verplichting op grond van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 om prijzen met een waarde van 1 000 000 EUR of meer bekend te maken in de begeleidende verklaringen bij de ontwerpbegroting, worden vervangen door een verplichting tot voorafgaande kennisgeving aan het Europees Parlement en aan de Raad en tot een uitdrukkelijke vermelding van die prijzen in het financieringsbesluit. |
(221) |
Prijzen dienen uitgereikt te worden overeenkomstig de beginselen van transparantie en gelijke behandeling. In dat verband moeten de minimumvereisten voor wedstrijden worden vastgesteld, met name de regelingen voor het betalen van de prijs aan de winnaars na hun toekenning, alsook de passende wijze van bekendmaking. Er moet ook worden voorzien in een duidelijk omschreven toekenningsprocedure naar het model van de toekenningsprocedure voor subsidies, gaande van de indiening van de aanvragen tot informatieverstrekking aan de aanvragers en de kennisgeving van de winnende aanvrager. |
(222) |
In deze verordening moeten de beginselen en voorwaarden die van toepassing zijn op financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand worden vastgelegd, alsmede de regels voor de beperking van de financiële aansprakelijkheid van de Unie, de bestrijding van fraude en het witwassen van geld, het liquideren van financieringsinstrumenten en verslaglegging. |
(223) |
De voorbije jaren heeft de Unie steeds meer gebruikgemaakt van financieringsinstrumenten waarmee een groter hefboomeffect van de begroting kan worden bereikt, maar die tezelfdertijd een financieel risico voor de begroting meebrengen. Die financieringsinstrumenten omvatten niet alleen de onder Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vallende financieringsinstrumenten, maar ook andere instrumenten, zoals begrotingsgaranties en financiële bijstand, die voorheen alleen onder de regels van de respectieve desbetreffende basishandelingen vielen. Het is belangrijk om naast de bestaande regels op het gebied van financieringsinstrumenten een gemeenschappelijk kader vast te stellen ter waarborging van de homogeniteit van de beginselen die van toepassing zijn op die reeks instrumenten, en deze te hergroeperen onder een nieuwe titel in deze verordening met afdelingen over begrotingsgaranties en financiële bijstand aan lidstaten of derde landen. |
(224) |
Financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties kunnen in toenemende mate van belang zijn om de impact van middelen van de Unie te versterken wanneer die middelen met andere middelen worden gepoold en een hefboomeffect hebben. Financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties mogen alleen worden uitgevoerd indien er geen risico op verstoring van de mededinging binnen de interne markt bestaat en deze niet strijdig zijn met de staatssteunregels. |
(225) |
Binnen het kader van de door het Europees Parlement en de Raad toegestane jaarlijkse kredieten voor een bepaald programma moeten financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties worden gebruikt op basis van een evaluatie vooraf die aantoont dat ze doeltreffend zijn voor het bereiken van de beleidsdoelstellingen van de Unie. |
(226) |
Financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand moeten worden goedgekeurd door middel van een basishandeling. Indien financieringsinstrumenten in terdege gemotiveerde gevallen zonder basishandeling worden vastgesteld, moeten deze door het Europees Parlement en de Raad in de begroting worden goedgekeurd. |
(227) |
De instrumenten die mogelijks vallen onder titel X, zoals leningen, garanties, investeringen in eigen vermogen, investeringen in quasi-eigenvermogen en risicodelingsinstrumenten, moeten gedefinieerd worden. De definitie van risicodelingsinstrumenten moet kredietverbeteringen voor projectobligaties kunnen omvatten, ter dekking van het schuldendienstrisico van een project en ter beperking van het kredietrisico van obligatiehouders door middel van kredietverbeteringen in de vorm van een lening of garantie. |
(228) |
Alle terugbetalingen uit een financieringsinstrument of begrotingsgarantie moeten worden gebruikt voor het instrument of garantie waardoor de terugbetaling is gegenereerd, om dat instrument of die garantie efficiënter te maken, tenzij anders is bepaald in de basishandeling, en moeten in aanmerking worden genomen wanneer toekomstige kredieten voor dat instrument of die garantie worden voorgesteld. |
(229) |
Deze verordening bepaalt dat de Commissie in de desbetreffende basishandeling bevoegd is namens de Unie of Euratom leningen op te nemen om de overeenkomstige bedragen aan begunstigde lidstaten of derde landen door te lenen onder de voorwaarden die van toepassing zijn op de opgenomen leningen. In dat verband worden de kasstromen tussen de opgenomen en verstrekte leningen op elkaar afgestemd. Dat betekent dat de Unie markttransacties moet uitvoeren op basis van de uitbetalingsbehoeften voor elke specifieke lening, wat de mogelijkheid beperkt om uiteenlopende leentransacties met het oog op de laagste kosten coherent te plannen met de beste marktkansen en looptijdstructuur. |
(230) |
De financiering van afzonderlijke programma’s voor financiële bijstand door middel van afzonderlijke financieringsmethoden leidt tot kosten en complexiteit, omdat verschillende programma’s voor financiële bijstand wedijveren om een beperkt aantal financieringsmogelijkheden. Dit versnippert het aanbod van schuldbewijzen van de Unie en vermindert de liquiditeit en de belangstelling van beleggers in de afzonderlijke programma’s, ook al hebben alle schuldbewijzen van de Unie dezelfde hoge kredietkwaliteit. Financiële bijstand moet derhalve worden georganiseerd volgens één enkele financieringsmethode die de liquiditeit van Unieobligaties en de aantrekkingskracht en kosteneffectiviteit van de uitgifte door de Unie vergroot. |
(231) |
Recente ervaringen met de financieringsbehoeften van Oekraïne hebben de nadelen van een versnipperde aanpak bij de organisatie van schuld van de Unie aan het licht gebracht. Om de positie van de Unie als uitgever van een schuld in euro’s te versterken, is het van essentieel belang om alle nieuwe uitgiften via één enkele financieringsmethode te organiseren, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, zoals Euratom-uitgiften, kleine uitgiften en de financiering van programma’s voor financiële bijstand waarvoor de basishandelingen vóór 9 november 2022 in werking zijn getreden. |
(232) |
Het model voor één financieringsmethode en de meeste elementen van de infrastructuur die nodig zijn voor de uitvoering ervan, zijn reeds vastgesteld in de vorm van een gediversifieerde financieringsstrategie krachtens Besluit (EU, Euratom) 2020/2053. Die strategie heeft het mogelijk gemaakt met succes middelen aan te trekken voor subsidies en leningen in het kader van Verordening (EU) 2021/241 en voor een reeks andere programma’s van de Unie zoals bedoeld in Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad (34). Gezien de verwachte complexiteit van de verrichtingen die nodig zijn om in de dringende financieringsbehoeften van Oekraïne te voorzien en om op mogelijke toekomstige opgenomen en verstrekte leningen te anticiperen, is het passend een gediversifieerde financieringsstrategie vast te stellen als de enige financieringsmethode voor de uitvoering van leentransacties. |
(233) |
Het gebruik van een gediversifieerde financieringsstrategie moet de flexibele uitvoering van het financieringsprogramma mogelijk maken, met volledige inachtneming van de beginselen van begrotingsneutraliteit en begrotingsevenwicht zoals bedoeld in artikel 310, lid 1, VWEU. De kosten van het financieringsprogramma moeten volledig worden gedragen door de begunstigden op basis van één enkele kostentoewijzingsmethode die de transparante en evenredige toewijzing van de kosten waarborgt. Terugbetalingsverplichtingen moeten bij de begunstigden van de financiële bijstand blijven berusten met inachtneming van deze verordening. |
(234) |
Voor de uitvoering van een gediversifieerde financieringsstrategie zou één enkele reeks regels moeten worden gevolgd voor alle daarvan afhankelijke leen- en uitleenprogramma’s. |
(235) |
Een gediversifieerde financieringsstrategie moet de Commissie meer flexibiliteit bieden met betrekking tot het tijdstip en de looptijd van enkelvoudige financieringstransacties en regelmatige en vaste uitbetalingen aan verschillende begunstigde landen mogelijk maken. Een dergelijke strategie moet gebaseerd zijn op de bundeling van financieringsinstrumenten. Dit zou de Commissie de flexibiliteit bieden om de betalingen aan de begunstigden onafhankelijk van de marktomstandigheden op het moment van uitbetaling te organiseren en zou tegelijkertijd het risico beperken dat de Commissie vaste bedragen onder volatiele of ongunstige omstandigheden zou moeten ophalen. |
(236) |
Om de Commissie die flexibiliteit te geven zou een gemeenschappelijke liquiditeitspool moeten worden opgericht. Een dergelijke gecentraliseerde liquiditeitsfunctie zou de financieringscapaciteit van de Unie veerkrachtiger en tegen tijdelijke mismatches tussen alle in- en uitstromen bestand maken, op basis van een robuuste liquiditeitsprognosecapaciteit. |
(237) |
De Commissie moet alle nodige transacties uitvoeren om regelmatig op de kapitaalmarkt aanwezig te zijn en om de gunstigste financieringskosten te realiseren en transacties in schuldbewijzen van de Unie en Euratom te vergemakkelijken. |
(238) |
Bij de uitbreiding van de gediversifieerde financieringsstrategie tot een breder scala van programma’s is het daarom passend dat de Commissie de nodige regelingen voor de uitvoering ervan vaststelt. Die regelingen moeten een governancekader, risicobeheerprocedures en een kostentoewijzingsmethode omvatten, met inachtneming van artikel 223, lid 4, punt e), van deze verordening. Met het oog op transparantie moet de Commissie het Europees Parlement en de Raad regelmatig en uitgebreid informeren over alle aspecten van haar strategie voor het lenen en beheren van schulden. |
(239) |
In het belang van de rechtszekerheid en duidelijkheid met betrekking tot reeds toegekende macrofinanciële bijstand en met inachtneming van de financiële bijstand uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2463 van het Europees Parlement en de Raad (35), mogen de regels in deze verordening betreffende de gediversifieerde financieringsstrategie alleen gelden voor programma’s van financiële bijstand waarvan de basishandelingen op of na 9 november 2022 in werking treden. |
(240) |
Het is belangrijk dat de gecontroleerde financiële staten voor financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties in indirect beheer tijdig worden verstrekt zodat de Rekenkamer hiermee rekening kan houden bij het maken van haar opmerkingen over de voorlopige rekeningen. |
(241) |
Het is passend om te erkennen dat bij het nastreven van de beleidsdoelstellingen van de Unie de belangen onderling op elkaar worden afgestemd en er met name op te wijzen dat de EIB en het EIF over specifieke deskundigheid voor de uitvoering van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties beschikken. |
(242) |
De EIB en het EIF, die als groep optreden, moeten de mogelijkheid hebben om een deel van de uitvoering aan elkaar over te dragen, indien die overdracht de uitvoering van een bepaalde actie ten goede komt en zoals nader is omschreven in de desbetreffende overeenkomst met de Commissie. |
(243) |
Ter wille van de samenhang en om rekening te houden met het meerjarig financieel kader voor de periode 2021-2027 is voor financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties verduidelijking nodig over sommige bepalingen inzake de verslaglegging door personen of entiteiten die de middelen van de Unie in indirect beheer uitvoeren, inzake de toepassing van titel X in geval van een combinatie daarvan met aanvullende steun uit de begroting, met inbegrip van subsidies, en inzake de combinatie met in gedeeld beheer uitgevoerde middelen van de Unie. |
(244) |
Er moet worden verduidelijkt dat wanneer financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties worden gecombineerd met aanvullende vormen van steun uit de begroting, de regels met betrekking tot financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties van toepassing zijn op de volledige maatregel. Dergelijke regels moeten in voorkomend geval worden aangevuld met specifieke vereisten die zijn bepaald in sectorspecifieke regelgeving. |
(245) |
De uitvoering van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties die uit de begroting worden gefinancierd, moet sporen met het beleid van de Unie inzake niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden, en actualiseringen daarvan, als vervat in de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie en in conclusies van de Raad, met name de conclusies van de Raad van 8 november 2016 over de criteria en het proces voor de opstelling van de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden ten behoeve van belastingdoeleinden (36) en de bijlage daarbij, evenals de conclusies van de Raad van 5 december 2017 over de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden (37) en de bijlagen daarbij. |
(246) |
Begrotingsgaranties en financiële bijstand aan lidstaten of derde landen zijn doorgaans niet-budgettaire verrichtingen met aanzienlijke gevolgen voor de balans van de Unie. Hoewel het doorgaans niet-budgettaire verrichtingen blijven, is het dienstig in deze verordening regels op te nemen die de financiële belangen van de Unie beschermen en een duidelijker kader scheppen voor het gebruik, het beheer en de boekhouding ervan. |
(247) |
De Unie heeft belangrijke initiatieven op basis van begrotingsgaranties genomen, zoals het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) of het Europees fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO). Die instrumenten brengen voor de Unie een voorwaardelijke verplichting mee, waardoor in middelen moet worden voorzien waarmee een liquiditeitsbuffer beschikbaar wordt gesteld, opdat met de begroting naar behoren kan worden gereageerd op betalingsverplichtingen die kunnen voortvloeien uit die voorwaardelijke verplichtingen. Met het oog op het behoud van de kredietbeoordeling van de Unie en dus haar vermogen om effectieve financiering te verstrekken, is het van essentieel belang dat het toestaan van, de voorziening in en het toezicht op voorwaardelijke verplichtingen gebeurt volgens een gedegen geheel aan regels die op alle begrotingsgaranties moeten worden toegepast. |
(248) |
De voorwaardelijke verplichtingen die voortvloeien uit de begrotingsgaranties kunnen betrekking hebben op uiteenlopende financierings- en investeringsverrichtingen. De mogelijkheid dat een beroep wordt gedaan op een begrotingsgarantie, kan niet met volledige zekerheid op jaarbasis worden gepland, zoals in het geval van leningen met een bepaald aflossingsschema. Daarom moet een kader voor het toestaan van en het toezicht op voorwaardelijke verplichtingen worden opgezet, opdat het maximum aan jaarlijkse betalingskredieten, dat in Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 is vastgesteld, op elk moment volledig in acht wordt genomen. |
(249) |
Dat kader moet ook voorzien in beheer en controle, inclusief regelmatige verslaglegging over het financiële risico waaraan de Unie wordt blootgesteld. Het voorzieningspercentage van financiële verplichtingen moet worden bepaald aan de hand van een degelijke beoordeling van de financiële risico’s die voortvloeien uit het desbetreffende instrument. De houdbaarheid van de voorwaardelijke verplichtingen moet jaarlijks worden beoordeeld in het kader van de begrotingsprocedure. Er moet een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing worden vastgesteld om een tekort aan voorzieningen ter dekking van de financiële verplichtingen te voorkomen. |
(250) |
Door het toenemende gebruik van financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand moet een aanzienlijk volume aan betalingskredieten worden vrijgemaakt en moeten daarvoor voorzieningen worden aangelegd. Om voor een hefboomeffect te zorgen en tegelijk een adequaat niveau van bescherming tegen financiële verplichtingen te waarborgen, is het belangrijk de vereiste hoeveelheid voorzieningen te optimaliseren en efficiëntiewinsten te realiseren door deze voorzieningen te bundelen in een gemeenschappelijk voorzieningsfonds. Bovendien maakt het flexibelere gebruik van de gebundelde voorzieningen een doeltreffend totaal voorzieningspercentage mogelijk dat met een optimale hoeveelheid middelen de gevraagde bescherming biedt. |
(251) |
De regels die van toepassing zijn op voorzieningen en op het gemeenschappelijk voorzieningsfonds moeten een solide kader voor interne controle scheppen. De richtsnoeren die van toepassing zijn op het beheer van de middelen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds moeten door de Commissie worden vastgesteld na raadpleging van de rekenplichtige van de Commissie. De ordonnateurs van de financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties of financiële bijstand moeten nauwlettend toezien op de financiële verplichtingen die onder hun bevoegdheid vallen en de financieel beheerder van de middelen van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds moet de geldmiddelen en de activa van het fonds beheren met inachtneming van de regels en procedures die zijn vastgesteld door de rekenplichtige van de Commissie. |
(252) |
Begrotingsgaranties en financiële bijstand moeten worden verstrekt volgens de voor financieringsinstrumenten vastgestelde beginselen. Met name begrotingsgaranties moeten onherroepelijk, onvoorwaardelijk en op verzoek zijn. Zij moeten worden uitgevoerd in indirect beheer of alleen in uitzonderlijke gevallen in direct beheer. Zij dienen enkel financierings- en investeringsverrichtingen te dekken en hun tegenpartijen moeten hun eigen middelen bijdragen aan de gedekte verrichtingen. |
(253) |
Financiële bijstand aan lidstaten of derde landen moet de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn of een ander instrument dat passend worden geacht om de doeltreffendheid van de steun te garanderen. Met het oog daarop dient de Commissie in de betrokken basishandeling te worden gemachtigd om de nodige middelen op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen te lenen en daarbij te vermijden dat de Unie bij een looptijdtransformatie wordt betrokken waardoor zij aan renterisico’s of andere commerciële risico’s zou worden blootgesteld. |
(254) |
De bepalingen met betrekking tot financieringsinstrumenten moeten zo spoedig mogelijk van toepassing zijn, zodat de gewenste vereenvoudiging en doeltreffendheid worden verwezenlijkt. De bepalingen met betrekking tot de begrotingsgaranties en de financiële bijstand, alsmede tot het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, moeten van toepassing zijn vanaf het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020. Door dat tijdschema kunnen de nieuwe instrumenten voor het beheer van voorwaardelijke verplichtingen grondig worden voorbereid. Hierdoor zullen de in titel X vastgestelde beginselen ook kunnen worden afgestemd op het voorstel voor het meerjarig financieel kader voor de periode na 2020 enerzijds, en de specifieke programma’s in verband met dat kader anderzijds. |
(255) |
Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad (38) legt de regels vast voor onder meer de financiering van politieke partijen en politieke stichtingen op Europees niveau, in het bijzonder wat betreft de voorwaarden voor financiering, de toekenning en de verdeling van de financiering, donaties en bijdragen, de financiering van campagnes voor verkiezingen voor het Europees Parlement, vergoedbare uitgaven, een verbod op bepaalde financiering, rekeningen, verslaglegging en audit, uitvoering en controle, sancties, samenwerking tussen de Autoriteit voor Europese politieke partijen en stichtingen, de ordonnateur van het Europees Parlement en de lidstaten, en transparantie. |
(256) |
Er moeten regels worden vastgesteld in deze verordening betreffende de bijdragen uit de begroting aan Europese politieke partijen, zoals voorzien in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. |
(257) |
De financiële steun aan Europese politieke partijen moet worden toegekend in de vorm van een specifieke bijdrage, zodat deze aan de specifieke behoeften van die partijen voldoet. |
(258) |
Hoewel financiële steun wordt toegekend zonder dat een jaarlijks werkprogramma is vereist, moeten Europese politieke partijen achteraf aantonen dat de financiering van de Unie goed is gebruikt. De bevoegde ordonnateur moet met name controleren of de financiering is gebruikt om binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen vergoedbare uitgaven te betalen zoals vastgelegd in de oproep tot het indienen van verzoeken om bijdragen. Bijdragen voor Europese politieke partijen moeten worden gebruikt uiterlijk op het einde van het begrotingsjaar dat volgt op het begrotingsjaar van de toekenning ervan, waarna alle ongebruikte financiering door de bevoegde ordonnateur moet worden teruggevorderd. |
(259) |
Financiering van de Unie die is toegekend voor het financieren van de werkingskosten van de Europese politieke partijen mag niet voor andere dan de in Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 bepaalde doeleinden worden gebruikt, en met name niet voor het rechtstreeks of onrechtstreeks financieren van derden, zoals nationale politieke partijen. Europese politieke partijen moeten de bijdragen gebruiken voor het betalen van een percentage van huidige en toekomstige uitgaven, en niet voor uitgaven of schulden die vóór het indienen van hun verzoek om een bijdrage zijn gemaakt. |
(260) |
Ook de toekenning van bijdragen moet worden vereenvoudigd en aangepast aan de specifieke kenmerken van Europese politieke partijen, in het bijzonder door geen selectiecriteria toe te passen, door in de regel de bijdragen door middel van één enkele voorfinanciering volledig te betalen, en door de mogelijkheid tot het gebruik van vaste bedragen, financiering volgens een vast percentage en eenheidskosten. |
(261) |
De bijdragen uit de begroting van de Unie moeten worden opgeschort, verlaagd of ingetrokken indien Europese politieke partijen Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 niet naleven. |
(262) |
Sancties die worden opgelegd op basis van zowel deze verordening als Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, moeten op coherente wijze worden toegepast met inachtneming van het “ne bis in idem”-beginsel. Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 mogen in deze verordening bepaalde administratieve en/of financiële sancties niet worden opgelegd wanneer reeds sancties zijn opgelegd op basis van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014. |
(263) |
Deze verordening moet voorzien in een algemeen kader voor het gebruik van begrotingssteun als instrument op het gebied van extern optreden, met inbegrip van de verplichting voor het derde land om de Commissie tijdig passende informatie te verstrekken zodat zij de naleving van de overeengekomen voorwaarden en bepalingen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie kan evalueren. |
(264) |
Om de rol van het Europees Parlement en van de Raad te versterken, moet de procedure voor het instellen van trustfondsen van de Unie worden verduidelijkt. Het is ook nodig de beginselen vast te stellen die van toepassing zijn op de bijdragen aan trustfondsen van de Unie, met name het belang van het verzekeren van bijdragen van andere donoren die het instellen ervan rechtvaardigen vanuit het oogpunt van meerwaarde. Tevens moeten de verantwoordelijkheden van de financiële actoren en van de raad van bestuur van het trustfonds van de Unie worden verduidelijkt en moeten regels worden vastgesteld om te garanderen dat de deelnemende donoren naar behoren vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur van het trustfonds van de Unie en dat over het gebruik van de middelen van het fonds de goedkeurende stem van de Commissie vereist is. Het is ook belangrijk de verslagleggingvereisten die voor trustfondsen van de Unie van toepassing zijn, nader te omschrijven. |
(265) |
De Unie moet kunnen deelnemen aan mondiale initiatieven, wanneer een dergelijke deelname bijdraagt tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie. Om een passend rechtskader te bieden voor de deelname van de Unie aan mondiale initiatieven, moet de bijdrage van de Unie aan dergelijke initiatieven worden opgenomen als een nieuw instrument voor de uitvoering van de begroting. Het gebruik van dit nieuwe financieringsinstrument zou onderworpen zijn aan voorwaarden, waarvan de naleving een beschermingsniveau zou waarborgen dat vergelijkbaar is met dat van andere instrumenten voor de uitvoering van de begroting. Dergelijke voorwaarden moeten het bestaan omvatten van passende interne en externe systemen ter bestrijding van fraude en onregelmatigheden, waarbij de systemen die worden beheerd door uitvoerende entiteiten van het mondiale initiatief als externe systemen moeten worden beschouwd. Het gebruik van de bepalingen met betrekking tot mondiale initiatieven moet beperkt blijven tot gevallen waarin andere instrumenten voor de uitvoering van de begroting de respectieve beleidsdoelstellingen van de Unie niet op dezelfde schaal en met dezelfde impact kunnen verwezenlijken. Waar mogelijk en passend moet de Commissie zich aansluiten bij een bestuursraad of een soortgelijke stuurgroep van een mondiaal initiatief om de belangen van de Unie effectief te behartigen. Met het oog op transparantie en doeltreffende besluitvorming moet de Commissie het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk gedetailleerde informatie verstrekken over elke voorgenomen bijdrage aan een mondiaal initiatief, zodat zij deze informatie naar behoren in overweging kunnen nemen. |
(266) |
Ter aanpassing aan de vooruitgang op het gebied van digitalisering moeten de naar aanleiding van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling opgestelde lijsten van externe deskundigen langer geldig zijn dan de looptijd van het meerjarenprogramma, mits een roulatie van de deskundigen is gewaarborgd en nieuwe deskundigen hun belangstelling kenbaar kunnen maken. Daarnaast moeten de instellingen van de Unie hooggekwalificeerde externe deskundigen kunnen aantrekken om de kwaliteit van het evaluatieproces en van de specifieke adviezen en de raad van de deskundigen te waarborgen. Om met succes te kunnen concurreren met andere spelers op de markt, moeten de instellingen van de Unie in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen een meer concurrerende vergoeding kunnen bieden. Tot slot moeten de regels die van toepassing zijn op bezoldigde externe deskundigen met het oog op de rechtszekerheid worden verduidelijkt zodat zij de verschillende stappen van de toekenningsprocedure weerspiegelen. |
(267) |
Teneinde te voorzien in een duidelijk rechtskader voor het schenken van diensten, goederen of werken door instellingen van de Unie, moeten niet-financiële schenkingen worden opgenomen als een nieuw instrument voor de uitvoering van de begroting. Dit instrument mag niet worden verward met het algemene kader voor steun van de Unie aan derde landen, dat een breder karakter heeft, maar ook niet-financiële schenkingen kan omvatten. In het licht van de COVID-19-pandemie en de gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne moet een dergelijk instrument met name een stabiele rechtsgrondslag bieden in toekomstige crisis- en noodsituaties, en ervoor zorgen dat de instellingen van de Unie over passende instrumenten voor begrotingssteun beschikken om de lidstaten, andere personen en entiteiten te helpen wanneer steun het hardst nodig is. Dat instrument moet worden uitgevoerd onder direct beheer of onder indirect beheer door een orgaan van de Unie. De daarmee verband houdende bepalingen, zoals met betrekking tot definities, opschorting, beëindiging en verlaging en het evaluatiecomité, moeten dienovereenkomstig worden aangepast. Met het oog op een goed financieel beheer mogen uit administratieve kredieten gefinancierde niet-bederfelijke leveringen niet worden geschonken voordat zij gedeeltelijk in waarde zijn gedaald. |
(268) |
Vergelijkbaar met de invoering van niet-financiële schenkingen moeten de instellingen van de Unie ook prijzen van niet-financiële aard kunnen uitreiken. Dit is ook belangrijk om wedstrijden mogelijk te maken voor jongeren die in hun lidstaat geen bankrekening hebben, maar hun beloning gemakkelijk in een functionele vorm kunnen ontvangen. Daartoe moeten de definitie van “prijzen” en de desbetreffende bepalingen dienovereenkomstig worden aangepast. |
(269) |
Om de bestaande regels te stroomlijnen en onnodige herhaling te vermijden, moeten de in Deel Twee van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vastgestelde bijzondere bepalingen die van toepassing zijn op het ELGF, op onderzoek, op extern optreden en op specifieke middelen van de Unie enkel worden opgenomen in de betrokken delen van deze verordening, zolang de bepalingen nog worden gebruikt en relevant zijn. |
(270) |
De bepalingen met betrekking tot de presentatie van de rekeningen en de boekhouding moeten worden vereenvoudigd en verduidelijkt. Daarom is het aangewezen dat alle bepalingen betreffende de jaarrekening en andere financiële verslaglegging worden gebundeld. |
(271) |
De termijnen voor de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen en voor de indiening van de definitieve rekeningen moeten worden aangepast om rekening te houden met het tijdschema van de kwijtingsprocedure. |
(272) |
Het kwijtingsbesluit moet betrekking hebben op de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie, met inbegrip van bestemmingsontvangsten en de gerelateerde specifieke uitgavenposten, het saldo dat daaruit resulteert, en de in de financiële balans beschreven activa en passiva van de Unie, met inbegrip van die welke voortvloeien uit opgenomen en verstrekte leningen. Evenzo moet het onderzoek door de Rekenkamer van alle ontvangsten de bestemmingsontvangsten en de daarmee verband houdende uitgaven omvatten. |
(273) |
De wijze waarop instellingen van de Unie momenteel aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uitbrengen over onroerendgoedprojecten, moet worden verbeterd. De instellingen van de Unie moet worden toegestaan nieuwe onroerendgoedprojecten te financieren met uit reeds verkochte gebouwen verkregen ontvangsten. Bijgevolg moet een verwijzing naar bepalingen inzake interne bestemmingsontvangsten in de bepalingen inzake onroerendgoedprojecten worden toegevoegd. Zo zou tegemoet kunnen worden gekomen aan de veranderende behoeften in het onroerendgoedbeleid van instellingen van de Unie en zou tezelfdertijd op de kosten worden bespaard en voor meer flexibiliteit worden gezorgd. |
(274) |
In haar mededeling over de Europese Green Deal moedigt de Commissie de renovatie van gebouwen aan om de emissies ervan te verminderen en ze energie-efficiënter te maken. Rekening houdend met de snelle ontwikkeling van de markt voor energie-efficiënte gebouwen moeten instellingen van de Unie dringend verbintenissen in het kader van de Europese Green Deal opnemen in hun eigen gebouwenbeleid en hun gebouwen renoveren, waarbij prioriteit wordt gegeven aan de meest energie-efficiënte investeringen. Bovendien vereist de recente ontwikkeling van werkmethoden, die door de COVID-19-pandemie nog is versneld, dat het kantorenbestand van de instellingen van de Unie wordt aangepast met het oog op een dynamisch kantoorbeleid. Bijgevolg moet financiering van structurele renovaties door middel van leningen worden toegestaan, mits dit tot besparingen leidt, overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer. Het Europees Parlement en de Raad moeten voldoende informatie ontvangen met het oog op hun voorafgaande goedkeuring, onder meer over de meerwaarde van de voorgenomen structurele renovatie en de bijdrage ervan aan de groene transitie. Het begrip “nieuwe onroerendgoedprojecten” moet ruimer worden geïnterpreteerd zodat met name projecten voor structurele renovatie eronder worden begrepen. |
(275) |
Teneinde de op bepaalde organen van de Unie van toepassing zijnde regels, de gedetailleerde bepalingen inzake aanbestedingen en de gedetailleerde voorwaarden en de minimale verhouding van het effectief voorzieningspercentage aan te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de financiële kaderregeling voor de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen en de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen, wijzigingen in bijlage I bij deze verordening, de gedetailleerde voorwaarden en de methode voor de berekening van het effectief voorzieningspercentage en van de wijziging van de vastgelegde minimale verhouding van het effectief voorzieningspercentage, die evenwel niet onder 85 % mag worden vastgesteld. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. |
(276) |
Sommige wijzigingen met betrekking tot de verlening van toegang van de Commissie tot gegevens over ontvangers met het oog op publicatie en met betrekking tot de elektronische registratie en opslag van gegevens over ontvangers en hun uiteindelijk begunstigden en toegang van het enkele geïntegreerde IT-systeem voor datamining en risicoscores met het oog op analyse van die gegevens, moeten alleen van toepassing zijn op programma’s die worden vastgesteld in het kader van en gefinancierd uit het meerjarig financieel kader voor de periode na 2027, teneinde een soepele overgang te waarborgen door voldoende tijd te bieden voor de noodzakelijke aanpassing van elektronische gegevenssystemen en van relevante overeenkomsten, alsook voor het verstrekken van richtsnoeren en opleiding. |
(277) |
De Commissie moet uiterlijk eind 2027 een beoordeling indienen van de mate waarin het enkele geïntegreerde IT-systeem gereed is. Bij die beoordeling moet worden geëvalueerd of de interoperabiliteit met relevante IT-systemen en databanken, met inbegrip van die van de lidstaten, wordt gewaarborgd, zodat de relevante informatie waar mogelijk automatisch en in real time kan worden doorgegeven en dubbele verslaglegging kan worden vermeden; of de risico-indicatoren die door het enkele geïntegreerde IT-systeem worden gebruikt, voldoende uniform, objectief, evenredig en noodzakelijk zijn voor de risicobeoordeling, en gebaseerd zijn op betrouwbare informatiebronnen; of het enkele geïntegreerde IT-systeem het mogelijk maakt artificiële intelligentie te gebruiken voor het analyseren en interpreteren van gegevens; en of het enkele geïntegreerde IT-systeem voldoet aan de algemene beginselen inzake gegevensbescherming. |
(278) |
Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op 7 juli 2022 heeft hij advies uitgebracht. |
(279) |
Deze verordening moet in werking treden op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I
ONDERWERP, DEFINITIES EN ALGEMENE BEGINSELEN
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening regelt de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (“de begroting”) en de indiening en controle van hun rekeningen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“aanvrager”: een natuurlijke persoon of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid die een aanvraag heeft ingediend in een procedure voor de toekenning van subsidies, in een procedure voor de toekenning van een niet-financiële schenking of in een wedstrijd voor prijzen; |
2) |
“aanvraagdocument”: een inschrijving, een verzoek tot deelname, een aanvraag naar aanleiding van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling, een subsidieaanvraag, een aanvraag voor een niet-financiële schenking of een aanvraag in een wedstrijd voor prijzen; |
3) |
“toekenningsprocedure”: een aanbestedingsprocedure, een procedure voor de toekenning van subsidies, een wedstrijd voor prijzen, een procedure voor de toekenning van een niet-financiële schenking of een procedure voor het selecteren van deskundigen of personen of entiteiten die de begroting uitvoeren overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c); |
4) |
“basishandeling”: een rechtshandeling, met uitzondering van een aanbeveling of een advies, die een rechtsgrondslag geeft voor een actie en voor de uitvoering van de desbetreffende in de begroting opgenomen uitgave of van de door de begroting gedekte begrotingsgarantie of financiële bijstand, en die een van de volgende vormen kan aannemen:
|
5) |
“begunstigde”: een natuurlijke persoon met wie of een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid waarmee een subsidieovereenkomst is getekend; |
6) |
“blendingfaciliteit of -platform”: een kader voor samenwerking dat tussen de Commissie en instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen is opgezet met de bedoeling niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten en/of begrotingsgaranties uit de begroting en terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van particuliere financiële instellingen en investeerders te combineren; |
7) |
“uitvoering van de begroting”: de uitoefening van activiteiten inzake beheer, monitoring, controles en audits van begrotingskredieten volgens de in artikel 62 bepaalde methoden; |
8) |
“vastlegging in de begroting”: de verrichting waarmee de bevoegde ordonnateur in de begroting de begrotingskredieten vastlegt die nodig zijn voor de latere betalingen ter uitvoering van juridische verbintenissen; |
9) |
“begrotingsgarantie”: een instrument waarmee de Unie een actieprogramma ondersteunt door in de begroting een onherroepelijke en onvoorwaardelijke financiële verplichting op te nemen waarop een beroep kan worden gedaan ingeval zich tijdens de uitvoering van het programma een specifieke gebeurtenis voordoet, en die geldig blijft tot wanneer de toezeggingen in het kader van het ondersteunde programma komen te vervallen; |
10) |
“onroerendgoedovereenkomst”: een overeenkomst met betrekking tot aankoop, ruil, erfpacht, vruchtgebruik, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van grond, gebouwen of ander onroerend goed. Dit heeft betrekking op zowel bestaande gebouwen als nog niet afgewerkte gebouwen op voorwaarde dat de gegadigde een geldige bouwvergunning heeft. Dit heeft geen betrekking op overeenkomstig de specificaties van de aanbestedende dienst ontworpen gebouwen waarvoor overeenkomsten voor werken gelden; |
11) |
“gegadigde”: een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging, of die is uitgenodigd, om deel te nemen aan een niet-openbare procedure, een mededingingsprocedure met onderhandeling, een concurrentiegerichte dialoog, een innovatiepartnerschap, een prijsvraag of een onderhandelingsprocedure; |
12) |
“aankoopcentrale”: een aanbestedende dienst die gecentraliseerde aankoopactiviteiten en, waar van toepassing, aanvullende aankoopactiviteiten verricht; |
13) |
“toets”: de verificatie van een specifiek aspect van een uitgaven- of ontvangstenverrichting; |
14) |
“concessieovereenkomst”: een overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 177 en 181 wordt gesloten om de uitvoering van werken of de verrichting en het beheer van diensten toe te vertrouwen aan een ondernemer (de “concessie”), en waarbij:
|
15) |
“opbouwperiode”: de periode waarin de totale voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt gestort; |
16) |
“voorwaardelijke verplichting”: een mogelijke financiële verplichting die afhangt van de uitkomst van een toekomstige gebeurtenis; |
17) |
“overeenkomst”: een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht of een concessieovereenkomst of, voor de toepassing van titel VIII, een door een begunstigde gesloten onderovereenkomst of koopovereenkomst; |
18) |
“contractant”: een ondernemer met wie een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht is ondertekend; |
19) |
“bijdrageovereenkomst”: een overeenkomst die gesloten is met personen of entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), ii) tot en met viii); |
20) |
“controle”: alle maatregelen ter verkrijging van redelijke zekerheid inzake de doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van verrichtingen, de betrouwbaarheid van de verslaglegging, de bescherming van activa en informatie, de voorkoming en opsporing en de correctie van fraude en onregelmatigheden en de follow-up daarvan, en de adequate beheersing van de risico’s in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma’s en met de aard van de betrokken betalingen. De controle hiervan kan diverse toetsen inhouden, alsmede de uitvoering van beleid en procedures om de in de eerste zin bedoelde doelstellingen te verwezenlijken; |
21) |
“tegenpartij”: de partij die een begrotingsgarantie heeft gekregen; |
22) |
“crisis”:
|
23) |
“vrijmaking”: een verrichting waarbij de bevoegde ordonnateur de reservering van eerder in de begroting vastgelegde kredieten geheel of gedeeltelijk annuleert; |
24) |
“dynamisch aankoopsysteem”: een geheel elektronisch proces voor aankopen voor courant gebruik van algemeen op de markt beschikbare goederen; |
25) |
“ondernemer”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, met inbegrip van een publieke entiteit, of een groep van dergelijke personen, die de levering van producten, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten, dan wel de levering van onroerend goed aanbiedt; |
26) |
“investering in eigen vermogen”: de verschaffing van kapitaal aan een vennootschap, via directe of indirecte investeringen, in ruil voor geheel of gedeeltelijk eigenaarschap van die vennootschap, waarbij de investeerder in zekere mate zeggenschap krijgt over het beheer van de vennootschap en deelt in de eventuele toekomstige winst; |
27) |
“Europees bureau”: een administratieve structuur die door de Commissie of door de Commissie en één of meer andere instellingen van de Unie is opgezet om specifieke horizontale taken uit te voeren; |
28) |
“definitief administratief besluit”: een besluit van een administratieve autoriteit dat onherroepelijk en bindend is overeenkomstig het toepasselijke recht; |
29) |
“financieel actief”: elk actief in de vorm van geldmiddelen, een eigenvermogensinstrument van een andere publieke of private entiteit of een contractueel recht om geldmiddelen of een ander financieel actief van een dergelijke entiteit te ontvangen; |
30) |
“financieringsinstrument”: een met begrotingsmiddelen bekostigde en voor één of meer specifieke beleidsdoelen van de Unie bestemde financiële steunmaatregel van de Unie die de vorm kan aannemen van investeringen in eigen vermogen, investeringen in quasi-eigenvermogen, leningen, garanties, of andere risicodelingsinstrumenten, en die, in voorkomend geval, mogen worden gecombineerd met andere vormen van financiële steun of met middelen in gedeeld beheer of middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF); |
31) |
“financiële verplichting”: een contractuele verplichting om geldmiddelen of een ander financieel actief aan een andere entiteit te leveren; |
32) |
“buitenlandse subsidie”: een door een derde land verstrekte financiële bijdrage in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2022/2560 die onder de beschrijving in artikel 3, lid 1, van die verordening valt; |
33) |
“raamovereenkomst”: een overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten met het doel de voorwaarden van de specifieke, daaruit voortvloeiende overeenkomsten die gedurende een bepaalde periode kunnen worden gegund, vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid; |
34) |
“totale voorziening”: het totaalbedrag aan middelen dat nodig wordt geacht voor de volledige looptijd van een begrotingsgarantie of financiële bijstand aan een derde land als gevolg van de toepassing van het voorzieningspercentage zoals bedoeld in artikel 214, lid 1, op het bedrag van de begrotingsgarantie of de financiële bijstand aan een derde land dat in de basishandeling is toegestaan zoals bedoeld in artikel 213, lid 1, punten b) en c); |
35) |
“subsidie”: een financiële bijdrage bij wijze van schenking. Indien een dergelijke bijdrage in direct beheer wordt verleend, valt zij onder titel VIII; |
36) |
“garantie”: een schriftelijke aansprakelijkheidsverklaring voor het geheel of een deel van een schuld of een verplichting van een derde of voor de succesvolle nakoming door die derde van zijn verplichtingen indien deze garantie naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis in werking treedt, bijvoorbeeld in geval van wanbetaling; |
37) |
“afroepgarantie”: een garantie die door de borg op verzoek van de tegenpartij moet worden gehonoreerd, niettegenstaande tekortkomingen in de uitvoerbaarheid van de onderliggende verplichting; |
38) |
“bijdrage in natura”: middelen, niet in geld, die door derden kosteloos ter beschikking van de begunstigde worden gesteld; |
39) |
“juridische verbintenis”: een verrichting waarmee de bevoegde ordonnateur een verplichting aangaat of doet ontstaan die leidt tot een betaling en de erkenning van uitgaven die door een vastlegging in de begroting worden gedekt, dan wel een verplichting aangaat of doet ontstaan om een niet-financiële schenking te doen, en met inbegrip van specifieke overeenkomsten die zijn gesloten in het kader van overeenkomsten inzake financieel kaderpartnerschap en raamovereenkomsten; |
40) |
“hefboomeffect”: het voor in aanmerking komende eindontvangers ter beschikking gestelde vergoedbare bedrag aan financiering te delen door de bijdrage van de Unie; |
41) |
“liquiditeitsrisico”: het risico dat een in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds aangehouden financieel actief niet kan worden verkocht gedurende een bepaalde termijn zonder aanzienlijk verlies; |
42) |
“lening”: een overeenkomst die de kredietverschaffer verplicht een overeengekomen hoeveelheid geld voor een overeengekomen termijn ter beschikking te stellen aan de kredietnemer en waarbij de kredietnemer verplicht is dat bedrag binnen de overeengekomen termijn terug te betalen; |
43) |
“subsidie van een klein bedrag”: een subsidie van ten hoogste 60 000 EUR; |
44) |
“lidstaatsorganisatie”: een in een lidstaat als publiekrechtelijke instantie of privaatrechtelijke instantie opgerichte entiteit waaraan een openbaredienstverleningstaak is toevertrouwd en passende door de lidstaat verstrekte financiële garanties zijn gegeven; |
45) |
“wijze van uitvoering”: één van de in artikel 62 genoemde wijzen voor de uitvoering van de begroting zoals bedoeld, te weten direct beheer, indirect beheer en gedeeld beheer; |
46) |
“multidonoractie”: een actie waarbij middelen van de Unie met die van minstens één andere donor worden samengevoegd; |
47) |
“aanbesteding met meerdere contractanten”: een aanbesteding waarbij het de bedoeling is meerdere overeenkomsten te gunnen die schriftelijk en gelijktijdig worden gesloten tussen meerdere ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van artikel 177, lid 1, met het oog op de gelijktijdige verrichting van identieke of nagenoeg identieke diensten, leveringen of werken door verschillende contractanten; |
48) |
“multiplicatoreffect”: de investering door in aanmerking komende eindontvangers gedeeld door het bedrag van de bijdrage van de Unie; |
49) |
“niet-gouvernementele organisatie”: een vrijwillige, van de overheid onafhankelijke organisatie zonder winstoogmerk die geen politieke partij of vakbond is; |
50) |
“output”: de overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving bepaalde deliverables van de actie; |
51) |
“deelnemer”: een gegadigde of inschrijver in een aanbestedingsprocedure, een aanvrager in een procedure voor de toekenning van subsidies of in een procedure voor de toekenning van een niet-financiële schenking, een deskundige in een procedure voor de selectie van deskundigen, een aanvrager in een wedstrijd voor prijzen of een persoon of een entiteit die deelneemt aan een procedure voor de uitvoering van middelen van de Unie overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c); |
52) |
“veronderstelde geselecteerde inschrijver”: iedere hoogst gerangschikte inschrijver in een aanbestedingsprocedure, onder voorbehoud van verdere toetsen en de overlegging van bewijsstukken betreffende de uitsluitings- en/of selectiecriteria met het oog op de voorstelling als geselecteerde inschrijver door het evaluatiecomité. Wanneer de toekenningsprocedure voorziet in de gunning van de overeenkomst aan meerdere inschrijvers, wordt de “veronderstelde geselecteerde inschrijver” geacht te verwijzen naar de best gerangschikte inschrijvers naargelang het aantal te gunnen overeenkomsten; |
53) |
“prijs”: een bijdrage die wordt geschonken als een beloning die wordt toegekend naar aanleiding van een wedstrijd. Indien die bijdrage in direct beheer wordt verleend, valt zij onder titel IX; |
54) |
“aanbesteding”: de verwerving door middel van een overeenkomst voor werken, voor leveringen of voor diensten, en de verwerving of huur van grond, gebouwen of ander onroerend goed, door een of meer aanbestedende diensten van door deze aanbestedende diensten gekozen ondernemers; |
55) |
“aanbestedingsstukken”: alle stukken die door de aanbestedende dienst worden opgesteld of vermeld ter omschrijving of bepaling van onderdelen van de aanbestedingsprocedure, met inbegrip van:
|
56) |
“conflicterende belangen op beroepsvlak”: een situatie waarin de vroegere of lopende beroepsactiviteiten van een ondernemer gevolgen hebben of dreigen te hebben voor zijn vermogen om een overeenkomst op onafhankelijke, onpartijdige en objectieve wijze uit te voeren; |
57) |
“overeenkomst tot uitvoering van een overheidsopdracht”: een overeenkomst onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer ondernemers en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 177 en 181 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen, bestaande uit:
|
58) |
“investering in quasi-eigenvermogen”: de financieringswijze die zich bevindt tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, met een hoger risico dan een senior schuld en een lager risico dan kernkapitaal, en die kan worden gestructureerd als vreemd vermogen, kenmerkend ongedekt en achtergesteld en in sommige gevallen converteerbaar in eigen vermogen, of in preferent eigen vermogen; |
59) |
“ontvanger”: een begunstigde, een contractant, een bezoldigd extern deskundige of een persoon of entiteit die prijzen, niet-financiële schenkingen of steun uit de begroting ontvangt uit hoofde van een financieringsinstrument of een begrotingsgarantie, of die middelen van de Unie uitvoert overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c); |
60) |
“retrocessieovereenkomst”: de verkoop van effecten voor geldmiddelen waarbij is overeengekomen deze op een vastgesteld tijdstip in de toekomst of op verzoek terug te kopen; |
61) |
“krediet voor onderzoek en technologische ontwikkeling”: een krediet dat, hetzij in een van de begrotingstitels voor het beleidsterrein “onderzoek onder contract” of “eigen onderzoek”, hetzij in een hoofdstuk voor onderzoeksactiviteiten dat deel uitmaakt van een andere titel is opgenomen; |
62) |
“resultaat”: de overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving bepaalde gevolgen van de uitvoering van een actie; |
63) |
“risicodelingsinstrument”: een financieringsinstrument dat de deling van een bepaald risico tussen twee of meer entiteiten mogelijk maakt, in voorkomend geval in ruil voor een overeengekomen vergoeding; |
64) |
“overeenkomst voor diensten”: een overeenkomst die betrekking heeft op alle andere intellectuele en niet-intellectuele diensten dan die waarop overeenkomsten voor leveringen, overeenkomsten voor werken en onroerendgoedovereenkomsten betrekking hebben; |
65) |
“goed financieel beheer”: de uitvoering van de begroting met inachtneming van de beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid; |
66) |
“Statuut”: het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, die zijn vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68; |
67) |
“subcontractant”: een ondernemer die door een gegadigde, inschrijver of contractant is voorgesteld als uitvoerder van een deel van een overeenkomst of door een begunstigde om een deel van de door een subsidie medegefinancierde taken uit te voeren; |
68) |
“deelnamevergoeding”: de bedragen die aan organen waarvan de Unie lid is, worden overgemaakt overeenkomstig de begrotingsbesluiten en de betalingsvoorwaarden die door het betrokken orgaan zijn vastgesteld; |
69) |
“overeenkomst voor leveringen”: een overeenkomst die betrekking heeft op de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, en die als bijkomstig element plaatsing- en installatiewerkzaamheden kan omvatten; |
70) |
“technische bijstand”: ondersteunende en capaciteitsopbouwende werkzaamheden die, onverminderd sectorspecifieke regelgeving, nodig zijn met het oog op de uitvoering van een programma of een actie, en in het bijzonder werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, beheer, monitoring, evaluatie, audit en controle; |
71) |
“inschrijver”: een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend; |
72) |
“Unie”: de Europese Unie, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, of beide samen, al naargelang de context; |
73) |
“instelling van de Unie”: het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Unie, de Europese Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio’s, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of de Europese dienst voor extern optreden (“EDEO”); de Europese Centrale Bank wordt niet beschouwd als een instelling van de Unie; |
74) |
“verkoper”: een ondernemer die staat vermeld op een lijst van verkopers die zullen worden uitgenodigd om verzoeken tot deelname of inschrijvingen in te dienen; |
75) |
“subsidie van zeer geringe waarde”: een subsidie met een waarde kleiner dan of gelijk aan 15 000 EUR; |
76) |
“vrijwilliger”: persoon die op niet-verplichte basis onbezoldigd voor een organisatie werkt; |
77) |
“een werk”: het product van bouw- of wegen- en waterbouwkundige werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen; |
78) |
“overeenkomst voor werken”: een overeenkomst die betrekking heeft op:
|
Artikel 3
Overeenstemming van afgeleid recht met deze verordening
1. Bepalingen betreffende de uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- of uitgavenzijde en vervat in een basishandeling zijn in overeenstemming met de in titel II vermelde begrotingsbeginselen.
2. Onverminderd lid 1 worden in bij de wetgevende autoriteit ingediende voorstellen of wijzigingen van voorstellen die afwijkingen bevatten van de bepalingen van deze verordening met uitzondering van de bepalingen in titel II, of van gedelegeerde handelingen die overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld, die afwijkingen duidelijk vermeld en worden in de overwegingen en de toelichting bij die voorstellen of wijzigingen de specifieke redenen genoemd die deze afwijkingen rechtvaardigen.
Artikel 4
Termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden
Tenzij anders bepaald in deze verordening is Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad (39) van toepassing op de termijnen die in deze verordening zijn vastgelegd.
Artikel 5
Bescherming van persoonsgegevens
Deze verordening laat Verordeningen (EU) 2016/679 en (EU) 2018/1725 onverlet.
TITEL II
BEGINSELEN
Artikel 6
Eerbiediging van begrotingsbeginselen en algemeen conditionaliteitsregime ter bescherming van de Uniebegroting
1. Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting worden het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer en het transparantiebeginsel, zoals vastgelegd in deze verordening, in acht genomen.
2. Bij de opstelling en de uitvoering van de begroting worden ook de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) 2020/2092 in acht genomen.
3. Bij de uitvoering van de begroting zien de lidstaten en de Commissie toe op de naleving van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie overeenkomstig artikel 51 van het Handvest en eerbiedigen zij de in artikel 2 VEU verankerde waarden van de Unie die relevant zijn voor de uitvoering van de begroting.
HOOFDSTUK 1
Eenheidsbeginsel en begrotingswaarachtigheidsbeginsel
Artikel 7
Toepassingsgebied van de begroting
1. Voor elk begrotingsjaar worden alle noodzakelijk geachte ontvangsten en uitgaven van de Unie in de begroting geraamd en goedgekeurd. Hierin worden opgenomen:
a) |
de ontvangsten en uitgaven van de Unie, met inbegrip van de administratieve uitgaven die voortvloeien uit de uitvoering van de bepalingen van het VEU op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), alsmede beleidsuitgaven die uit de uitvoering van die bepalingen voortvloeien wanneer deze ten laste van de begroting komen; |
b) |
de ontvangsten en de uitgaven van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. |
2. De begroting bevat gesplitste kredieten, die aanleiding geven tot vastleggingskredieten en betalingskredieten, en niet-gesplitste kredieten.
De kredieten die voor het begrotingsjaar zijn toegestaan, bestaan uit:
a) |
de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten; |
b) |
de overgedragen kredieten uit voorgaande begrotingsjaren; |
c) |
de kredieten die overeenkomstig artikel 15 worden wederopgevoerd; |
d) |
de kredieten die afkomstig zijn van terugbetalingen van voorfinancieringen overeenkomstig artikel 12, lid 4, punt b); |
e) |
de kredieten die worden opgenomen na de inning van de bestemmingsontvangsten tijdens het begrotingsjaar of van bestemmingsontvangsten die zijn overgedragen uit voorgaande begrotingsjaren. |
3. Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar worden aangegaan, behoudens artikel 114, lid 2.
4. Betalingskredieten dekken de betalingen die voortvloeien uit de uitvoering van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar of voorgaande begrotingsjaren zijn aangegaan. Ze dekken ook de in artikel 214 bedoelde voorziening van financiële verplichtingen.
5. De leden 2 en 3 van dit artikel doen niets af aan de mogelijkheid kredieten globaal vast te leggen of vastleggingen in de begroting in jaartranches te verdelen, zoals bepaald in artikel 112, lid 1, eerste alinea, punt b), respectievelijk artikel 112, lid 2.
Artikel 8
Specifieke regels betreffende het eenheidsbeginsel en het begrotingswaarachtigheidsbeginsel
1. Alle ontvangsten en uitgaven worden in een begrotingsonderdeel opgenomen.
2. Onverminderd toegestane uitgaven uit hoofde van voorwaardelijke verplichtingen waarin bij artikel 213, lid 2, is voorzien kan voor geen enkele uitgave een verplichting worden aangegaan of een betalingsopdracht gegeven boven het bedrag van de toegestane kredieten.
3. Een krediet wordt slechts in de begroting opgenomen wanneer er een noodzakelijk geachte uitgave tegenover staat.
4. De rente op uit de begroting betaalde voorfinancieringen is niet verschuldigd aan de Unie tenzij anders is bepaald in de betreffende bijdrage- of financieringsovereenkomsten.
HOOFDSTUK 2
Jaarperiodiciteitsbeginsel
Artikel 9
Definitie
De in de begroting opgenomen kredieten worden toegestaan voor de duur van een begrotingsjaar, dat begint op 1 januari en sluit op 31 december.
Artikel 10
De begrotingsboekhouding voor ontvangsten en kredieten
1. De ontvangsten van een begrotingsjaar worden in de rekening van dat jaar geboekt op basis van de in dat jaar geïnde bedragen. De eigen middelen voor de maand januari van het volgende begrotingsjaar kunnen evenwel op voorhand worden verstrekt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.
2. De boekingen met betrekking tot de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) en het bruto nationaal inkomen kunnen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad worden aangepast.
3. De boekingen met betrekking tot de eigen middelen zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, punt c), van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 kunnen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2021/770 worden aangepast.
4. De vastleggingen voor een begrotingsjaar worden geboekt op basis van de juridische verbintenissen en de in artikel 214 bedoelde voorziening van financiële verplichtingen tot en met 31 december van dat jaar. De in artikel 112, lid 4, bedoelde globale vastleggingen in de begroting worden echter in de begroting voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de tot 31 december van dat jaar in de begroting verrichte vastleggingen in de begroting.
5. De betalingen worden voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige verrichte betalingen.
6. In afwijking van de leden 4 en 5:
a) |
worden de uitgaven van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) voor een begrotingsjaar geboekt op basis van de terugbetalingen van de Commissie aan de lidstaten tot en met 31 december van dat jaar, voor zover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen; |
b) |
worden in gedeeld beheer uitgevoerde uitgaven, het ELGF uitgezonderd, in de rekening van een begrotingsjaar geboekt op basis van de terugbetalingen van de Commissie aan de lidstaten tot en met 31 december van dat jaar, met inbegrip van de uitgaven die uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar worden gedaan, zoals bepaald in de artikelen 30 en 31. |
Artikel 11
Vastlegging van kredieten
1. De in de begroting opgenomen kredieten kunnen met ingang van 1 januari worden vastgelegd zodra de begroting definitief is vastgesteld.
2. Voor de volgende uitgaven mogen vanaf 15 oktober van het begrotingsjaar vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar:
a) |
lopende uitgaven van administratieve aard, op voorwaarde dat zulke uitgaven in de laatste op regelmatige wijze vastgestelde begroting zijn goedgekeurd, en maximaal een kwart bedragen van de totale overeenkomstige kredieten die door het Europees Parlement en door de Raad zijn goedgekeurd voor het lopende begrotingsjaar; |
b) |
lopende uitgaven van administratieve aard van het ELGF, op voorwaarde dat de basis voor zulke uitgaven in een bestaande basishandeling is vastgesteld, en ze maximaal drie kwart bedragen van de totale overeenkomstige kredieten die door het Europees Parlement en de Raad zijn goedgekeurd voor het lopende begrotingsjaar. |
Artikel 12
Annulering en overdracht van kredieten
1. Kredieten die aan het einde van het begrotingsjaar waarvoor ze waren uitgetrokken niet zijn gebruikt, worden geannuleerd, tenzij ze overeenkomstig de leden 2 tot en met 8 worden overgedragen.
2. De volgende kredieten kunnen bij een besluit overeenkomstig lid 3 worden overgedragen, zulks bij uitsluiting naar het volgende begrotingsjaar:
a) |
de vastleggingskredieten en de niet-gesplitste kredieten, waarvoor de meeste voorbereidende stadia van de vastleggingsprocedure op 31 december van het begrotingsjaar zijn voltooid. Zulke kredieten kunnen tot en met 31 maart van het volgende begrotingsjaar worden vastgelegd, met uitzondering van niet-gesplitste kredieten met betrekking tot onroerendgoedprojecten, die tot en met 31 december van het volgende begrotingsjaar kunnen worden vastgelegd; |
b) |
kredieten die nodig blijken wanneer de wetgevende autoriteit een basishandeling in het laatste kwartaal van het begrotingsjaar heeft vastgesteld, zonder dat de Commissie per 31 december van dat jaar de daartoe in de begroting uitgetrokken kredieten heeft kunnen vastleggen. Dergelijke kredieten kunnen tot en met 31 december van het volgende begrotingsjaar worden vastgelegd; |
c) |
betalingskredieten die nodig zijn ter dekking van vastleggingen van voorgaande begrotingsjaren of die betrekking hebben op overgedragen vastleggingskredieten, wanneer de betalingskredieten van de betrokken begrotingsonderdelen in de begroting van het volgende begrotingsjaar ontoereikend zijn; |
d) |
niet-vastgelegde kredieten voor de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde acties. |
In afwijking van de eerste alinea, punt d), van dit lid worden niet-vastgelegde kredieten van de landbouwreserve zoals bedoeld in artikel 16 van Verordening (EU) 2021/2116 overgedragen om de landbouwreserve in de daaropvolgende begrotingsjaren te financieren voor de in artikel 16, lid 2, derde alinea, van die verordening bedoelde periode en voor elke periode na 2027 waarin de toepasselijke sectorspecifieke regelgeving voorziet.
Wat de eerste alinea, punt c), van dit lid betreft, gebruikt de betrokken instelling van de Unie bij voorrang de voor het lopende begrotingsjaar toegestane kredieten en pas na de besteding daarvan de overgedragen kredieten.
Overdrachten van niet-vastgelegde kredieten zoals bedoeld in de eerste alinea, punt d), van dit lid mogen, binnen het maximum van 2 % van de oorspronkelijke door het Europees Parlement en door de Raad goedgekeurde kredieten, niet hoger zijn dan het bedrag van de overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2021/2116 verrichte aanpassing van de rechtstreekse betalingen die in het vorige begrotingsjaar is toegepast. Overgedragen kredieten worden opgevoerd op de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de in artikel 5, lid 2, punt d), van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde acties.
3. De betrokken instelling van de Unie neemt het in lid 2 bedoelde overdrachtsbesluit uiterlijk op 15 februari van het volgende begrotingsjaar. De instelling stelt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 15 maart van dat jaar van haar overdrachtbesluit in kennis. Ook wordt daarin, voor elk begrotingsonderdeel, aangegeven hoe de criteria in lid 2, eerste alinea, punten a), b) en c), voor elke overdracht zijn toegepast.
4. Kredieten worden automatisch overgedragen in het geval van:
a) |
kredieten voor de reserve voor solidariteit en noodhulp en voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie. Die kredieten mogen alleen naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen en mogen tot en met 31 december van dat jaar worden gebruikt; |
b) |
kredieten die overeenkomen met interne bestemmingsontvangsten. Die kredieten mogen alleen naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen en mogen tot en met 31 december van dat jaar worden vastgelegd, met uitzondering van de interne bestemmingsontvangsten uit verhuur en de verkoop van gebouwen en grond, die mogen worden overgedragen totdat ze volledig zijn gebruikt. De in Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (40), in Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad (41) en in Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde en op 31 december beschikbare vastleggingskredieten die afkomstig zijn van de terugbetaling van voorfinancieringen, mogen worden overgedragen totdat het programma wordt afgesloten en worden gebruikt wanneer daaraan behoefte is, op voorwaarde dat er geen andere vastleggingskredieten meer beschikbaar zijn; |
c) |
kredieten die overeenkomen met externe bestemmingsontvangsten. Die kredieten worden volledig gebruikt totdat alle verrichtingen betreffende het programma of de actie waarvoor zij bestemd zijn, zijn uitgevoerd of kunnen worden overgedragen en voor het vervolgprogramma of de vervolgactie worden gebruikt. Dit geldt niet voor de in artikel 21, lid 2, punt g), iii), bedoelde ontvangsten, waarvoor niet binnen vijf jaar vastgelegde kredieten worden geannuleerd; |
d) |
betalingskredieten met betrekking tot het ELGF die voortvloeien uit schorsingen overeenkomstig de artikelen 40, 41 en 42 van Verordening (EU) 2021/2116. |
5. De behandeling van externe bestemmingsontvangsten zoals bedoeld in lid 4, punt c), van dit artikel die voortvloeien uit de deelname van de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) aan bepaalde programma’s van de Unie overeenkomstig artikel 21, lid 2, punt e), geschiedt in overeenstemming met Protocol nr. 32 bij de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER-overeenkomst).
6. De betrokken instelling van de Unie verstrekt het Europees Parlement en de Raad naast de in lid 3 bedoelde informatie, informatie over de automatisch overgedragen kredieten, met inbegrip van de betrokken bedragen en de bepaling van dit artikel uit hoofde waarvan de kredieten zijn overgedragen.
7. Niet-gesplitste kredieten waarvoor een juridische verbintenis is aangegaan aan het einde van het begrotingsjaar worden tot het einde van het volgende begrotingsjaar uitbetaald.
8. Onverminderd lid 4 worden in een reserve opgenomen kredieten en de kredieten voor personeelsuitgaven niet overgedragen. Voor de toepassing van dit artikel omvatten personeelsuitgaven bezoldigingen en vergoedingen van de leden en van het personeel van de instellingen van de Unie waarop het Statuut van toepassing is.
Artikel 13
Gedetailleerde voorschriften inzake de annulering en overdracht van kredieten
1. De in artikel 12, lid 2, eerste alinea, punt a), bedoelde vastleggingskredieten en niet-gesplitste kredieten kunnen slechts worden overgedragen indien de vastleggingen niet vóór 31 december van het begrotingsjaar konden worden verricht om redenen die de ordonnateur niet kunnen worden aangerekend, en indien de voorbereidingen zo ver gevorderd zijn dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de vastlegging uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar kan worden verricht, of op 31 december van het volgende begrotingsjaar wanneer het onroerendgoedprojecten betreft.
2. De in artikel 12, lid 2, eerste alinea, punt a), bedoelde voorbereidende stadia, die op 31 december van het begrotingsjaar moeten zijn voltooid met het oog op een overdracht naar het volgende begrotingsjaar, zijn met name:
a) |
voor de individuele vastleggingen in de begroting in de zin van artikel 112, lid 1, eerste alinea, punt a), de voltooiing van de selectie van potentiële contractanten, begunstigden, prijswinnaars of delegatiehouders; |
b) |
voor de globale vastleggingen in de begroting in de zin van artikel 112, eerste alinea, lid 1, punt b), de vaststelling van een financieringsbesluit of de afsluiting van het overleg tussen de betrokken diensten binnen elke instelling van de Unie met het oog op de vaststelling van een dergelijk begrotingsbesluit. |
3. De overeenkomstig artikel 12, lid 2, eerste alinea, punt a), overgedragen kredieten die op 31 maart van het volgende begrotingsjaar, of op 31 december van het volgende begrotingsjaar voor bedragen in verband met onroerendgoedprojecten, niet zijn vastgelegd, worden automatisch geannuleerd.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen één maand na de in de voorgaande alinea bedoelde annulering in kennis van de aldus geannuleerde kredieten.
Artikel 14
Vrijmakingen
1. Vrijmakingen van vastleggingen in latere begrotingsjaren dan het jaar waarin de vastleggingen werden gedaan wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de acties waarvoor ze bestemd waren, leiden tot annulering van de met die vrijmakingen overeenstemmende kredieten, tenzij anders is bepaald in Verordening (EU) nr. 1303/2013, Verordening(EU) nr. 223/2014 van het Europees Parlement en de Raad (42) en Verordeningen (EU) nr. 514/2014, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/2116, en niettegenstaande artikel 15 van deze verordening.
2. De in Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 514/2014, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/2116 bedoelde vastleggingskredieten worden automatisch vrijgemaakt overeenkomstig die verordeningen.
3. Dit artikel is niet van toepassing op externe bestemmingsontvangsten zoals bedoeld in artikel 21, lid 2.
Artikel 15
Wederopvoering van met vrijmakingen overeenstemmende kredieten
1. De in Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 514/2014, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/2116 bedoelde met vrijmakingen overeenstemmende kredieten kunnen worden wederopgevoerd in geval van een uitsluitend aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout.
De Commissie onderzoekt daartoe de vrijmakingen van het voorgaande begrotingsjaar en neemt, naargelang de behoeften, uiterlijk op 15 februari van het lopende begrotingsjaar een besluit over de noodzaak tot wederopvoering van de betrokken kredieten.
2. In aanvulling op het in lid 1 van dit artikel bedoelde geval worden de met vrijmakingen overeenstemmende kredieten wederopgevoerd in geval van een vrijmaking van middelen die weer worden overgedragen naar het fonds waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen, overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1060.
3. Vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag aan vrijmakingen die het gevolg zijn van gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van onderzoeksprojecten waarvoor zij bestemd waren, kunnen ook in het kader van de begrotingsprocedure worden wederopgevoerd ten gunste van het onderzoeksprogramma waartoe de projecten behoren of de opvolger ervan.
Artikel 16
Regels bij vaststelling van de begroting met vertraging
1. Indien de begroting bij het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, is de in de eerste alinea van artikel 315 VWEU bedoelde procedure (het systeem van voorlopige twaalfden) van toepassing. Vastleggingen en betalingen kunnen worden verricht binnen de in lid 2 van dit artikel bepaalde grenzen.
2. Vastleggingen kunnen per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een kwart van het totaal van de kredieten die in het betrokken hoofdstuk voor de begroting van het voorgaande begrotingsjaar zijn toegestaan, vermeerderd met een twaalfde voor elke verstreken maand.
Het maximum van de kredieten die zijn voorzien in de ontwerpbegroting, wordt niet overschreden.
Betalingen kunnen maandelijks per hoofdstuk worden verricht, tot maximaal een twaalfde van de kredieten die in het betrokken hoofdstuk voor de begroting van het voorgaande begrotingsjaar zijn toegestaan. Die betalingen mogen evenwel niet meer dan een twaalfde bedragen van de in hetzelfde hoofdstuk van de ontwerpbegroting voorziene kredieten.
3. Onder de in de leden 1 en 2 bedoelde kredieten die voor de begroting van het voorgaande begrotingsjaar in het betrokken hoofdstuk zijn toegestaan wordt verstaan de kredieten die na stemming in de begroting zijn opgenomen, ook door middel van gewijzigde begrotingen, na aanpassing voor overschrijvingen tijdens dat begrotingsjaar.
4. Indien de continuïteit van het optreden van de Unie en het beheer zulks vereisen, kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, zowel voor de vastleggingen als voor de betalingen, uitgaven ter hoogte van meer dan één voorlopige twaalfde, maar niet meer dan een totaal van vier voorlopige twaalfden toestaan, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, boven die welke automatisch beschikbaar komen ingevolge de leden 1 en 2. De Raad zendt zijn desbetreffende besluit onverwijld aan het Europees Parlement.
Het in de eerste alinea genoemde besluit treedt in werking 30 dagen na de vaststelling ervan, tenzij het Europees Parlement:
a) |
bij meerderheid van zijn leden besluit de betrokken uitgaven vóór het verstrijken van de termijn van 30 dagen te verminderen, in welk geval de Commissie een nieuw voorstel indient; |
b) |
de Raad en de Commissie meedeelt dat het de uitgaven niet wenst te verminderen, in welk geval het besluit vóór het verstrijken van de termijn van 30 dagen in werking treedt. |
De bijkomende twaalfden worden als een geheel toegestaan en kunnen niet worden opgedeeld.
5. Indien voor een bepaald hoofdstuk vier voorlopige twaalfden die in overeenstemming met lid 4 zijn toegestaan, niet toereikend zijn ter dekking van de uitgaven die nodig zijn om een breuk in de continuïteit van het optreden van de Unie op het door het betrokken hoofdstuk bestreken gebied te voorkomen, kan bij wijze van uitzondering een overschrijding van het aan kredieten geboekte bedrag in het overeenkomstige hoofdstuk van de begroting voor het voorgaande begrotingsjaar worden toegestaan. Het Europees Parlement en de Raad besluiten overeenkomstig de procedure van lid 4. Het totale bedrag van de in de begroting van het voorgaande begrotingsjaar of in de voorgestelde ontwerpbegroting opgenomen kredieten mag evenwel in geen geval worden overschreden.
HOOFDSTUK 3
Evenwichtsbeginsel
Artikel 17
Definitie en toepassingsgebied
1. De begroting is wat ontvangsten en betalingskredieten betreft in evenwicht.
2. De Unie en de organen van de Unie bedoeld in de artikelen 70 en 71 mogen binnen het kader van de begroting geen leningen aangaan.
Artikel 18
Saldo van het begrotingsjaar
1. Het saldo van elk begrotingsjaar wordt, naargelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar als ontvangst of als betalingskrediet opgenomen.
2. De ramingen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde ontvangsten of betalingskredieten worden tijdens de begrotingsprocedure in de begroting opgenomen en door middel van de procedure van de nota van wijzigingen die wordt ingediend overeenkomstig artikel 42 van deze verordening. De ramingen worden opgesteld overeenkomstig artikel 1 van Verordening (EU, Euratom) 2021/768.
3. Na de indiening van de voorlopige rekeningen van het begrotingsjaar wordt het eventuele verschil tussen deze rekeningen en de ramingen in de begroting van het volgende begrotingsjaar opgenomen door middel van een gewijzigde begroting, die uitsluitend voor dat doel wordt opgesteld en wordt aangewend. In dat geval dient de Commissie het ontwerp van gewijzigde begroting binnen 15 dagen na de indiening van de voorlopige rekeningen tegelijkertijd in bij het Europees Parlement en bij de Raad.
HOOFDSTUK 4
Rekeneenheidsbeginsel
Artikel 19
Gebruik van de euro
1. Het meerjarig financieel kader en de begroting worden in euro’s opgesteld, uitgevoerd en onderworpen aan rekening en verantwoording. De rekenplichtige en, in het geval van beheer van gelden ter goede rekening, de beheerders van gelden ter goede rekening en, ten behoeve van het administratieve beheer van de Commissie en de EDEO, de bevoegde ordonnateur zijn evenwel gemachtigd voor de in artikel 77 bedoelde kasbehoeften transacties in andere valuta’s te verrichten.
2. Onverminderd de specifieke bepalingen uit sectorspecifieke regelgeving, of uit specifieke overeenkomsten, subsidieovereenkomsten, bijdrageovereenkomsten en financieringsovereenkomsten, geschiedt de omrekening door de bevoegde ordonnateur tegen de in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, gepubliceerde dagkoers van de euro, op de dag waarop de opdrachtgevende dienst de betalings- of invorderingsopdracht opstelt.
Indien geen dagkoers is gepubliceerd, gebruikt de bevoegde ordonnateur de in lid 3 bedoelde dagkoers.
3. Voor de in de artikelen 82, 83 en 84 bedoelde boekhouding geschiedt de omrekening tussen de euro en een andere valuta tegen de maandelijkse boekhoudkundige wisselkoers van de euro. Deze boekhoudkundige koers wordt door de rekenplichtige van de Commissie met gebruikmaking van alle betrouwbaar geachte informatiebronnen vastgesteld op basis van de koers van de voorlaatste werkdag van de maand die voorafgaat aan de maand waarvoor de koers wordt bepaald.
4. Valutaomrekeningen worden op zodanige wijze uitgevoerd dat ze geen significante invloed op de hoogte van de medefinanciering door de Unie of een nadelig effect op de begroting hebben. Waar passend kan de gemiddelde dagkoers binnen een bepaalde periode voor de omrekening tussen de euro en andere valuta’s worden gebruikt.
HOOFDSTUK 5
Universaliteitsbeginsel
Artikel 20
Toepassingsgebied
Onverminderd artikel 21 dienen de gezamenlijke ontvangsten ter dekking van de gezamenlijke betalingskredieten. Onverminderd artikel 27 mogen de ontvangsten en de uitgaven in de begroting niet met elkaar worden gecompenseerd.
Artikel 21
Bestemmingsontvangsten
1. Externe bestemmingsontvangsten en interne bestemmingsontvangsten worden gebruikt voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven.
2. Externe bestemmingsontvangsten zijn:
a) |
specifieke aanvullende financiële bijdragen van lidstaten, met inbegrip van vrijwillige bijdragen, aan Unieprogramma’s, -instrumenten en -activiteiten; |
b) |
kredieten met betrekking tot de ontvangsten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat is ingesteld bij het aan het VEU en aan het VWEU gehechte Protocol nr. 37 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal; |
c) |
de rente op deposito’s en boeten waarin Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (43) voorziet; |
d) |
ontvangsten die voor een bepaald doel ter beschikking zijn gesteld, zoals inkomsten van stichtingsvermogens, subsidies, giften en legaten, daaronder begrepen de specifiek aan elke instelling van de Unie vooraf toegewezen ontvangsten; |
e) |
financiële bijdragen van derde landen en andere dan bij het VWEU of het Euratom-Verdrag opgerichte organen aan activiteiten van de Unie; |
f) |
interne bestemmingsontvangsten zoals bedoeld in lid 3, voor zover deze een aanvulling vormen op in dit lid bedoelde externe bestemmingsontvangsten; |
g) |
ontvangsten uit activiteiten in mededinging van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (Joint Research Centre-JRC), bestaande uit:
|
3. Interne bestemmingsontvangsten zijn:
a) |
ontvangsten afkomstig van derden wegens op hun verzoek verrichte leveringen, diensten en werken; |
b) |
ontvangsten afkomstig van terugbetalingen overeenkomstig artikel 101 van onverschuldigd betaalde bedragen; |
c) |
opbrengsten van leveringen van goederen, diensten en werken ten behoeve van andere diensten in een instelling van de Unie, of van andere instellingen of organen van de Unie, met inbegrip van vergoedingen voor dienstreizen betaald voor rekening van en terugbetaald door andere instellingen of organen van de Unie; |
d) |
ontvangen verzekeringsuitkeringen; |
e) |
ontvangsten uit verhuur en de verkoop van gebouwen en grond; |
f) |
terugbetalingen aan financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties op grond van artikel 212, lid 3, tweede alinea; |
g) |
ontvangsten van achteraf terugbetaalde belastingen ingevolge artikel 27, lid 3, eerste alinea, punt b). |
4. Bestemmingsontvangsten worden overgedragen en overgeschreven overeenkomstig artikel 12, lid 4, punten b) en c), en artikel 32.
5. Een basishandeling kan de ontvangsten waarin zij voorziet, voor specifieke uitgavenposten bestemmen. Tenzij in de basishandeling anders is bepaald, vormen die ontvangsten interne bestemmingsontvangsten.
6. De begroting voorziet in een structuur voor de opname van externe en interne bestemmingsontvangsten, alsmede, voor zover mogelijk, in een raming.
Artikel 22
Structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten en opvoering van de betrokken kredieten
1. Onverminderd lid 2, eerste alinea, punt c), van dit artikel en artikel 24 omvat de structuur voor de opneming van de bestemmingsontvangsten in de begroting:
a) |
in de staat van ontvangsten van de afdeling van elke instelling van de Unie, een begrotingsonderdeel waarin het bedrag van deze ontvangsten kan worden opgenomen; |
b) |
in de staat van uitgaven, de toelichting, die ook algemene opmerkingen bevat, met vermelding van de begrotingsonderdelen waarin de kredieten kunnen worden opgenomen die met de ter beschikking gestelde bestemmingsontvangsten overeenkomen; |
c) |
in de staat van uitgaven, een bijlage die een integrerend deel uitmaakt van de begroting en een overzicht bevat van alle begrotingsonderdelen waarvoor is voorzien in interne of externe bestemmingsontvangsten, alsook voor elk begrotingsonderdeel informatie verstrekt over het geraamde bedrag van dergelijke te innen ontvangsten en over het geraamde bedrag van dergelijke van voorgaande jaren over te dragen ontvangsten. |
In het in de eerste alinea, punt a), bedoelde geval wordt het begrotingsonderdeel voorzien van de vermelding “pro memorie” en worden de geraamde ontvangsten ter informatie in de toelichting vermeld.
2. De kredieten die met bestemmingsontvangsten overeenkomen, worden automatisch als vastleggingskredieten en als betalingskredieten opgevoerd wanneer de ontvangsten door de instelling van de Unie zijn geïnd, behalve:
a) |
in het in artikel 21, lid 2, punt a), bedoelde geval voor financiële bijdragen van lidstaten waarvan de bijdrageovereenkomst in euro’s luidt, kunnen de vastleggingskredieten worden opgevoerd bij de ondertekening van de bijdrageovereenkomst door de lidstaat; |
b) |
in de in artikel 21, lid 2, punt b), en in artikel 21, lid 2, punt g), i) en iii), bedoelde gevallen worden de vastleggingskredieten opgevoerd zodra de schuldvordering is geraamd; |
c) |
in het in artikel 21, lid 2, punt c), bedoelde geval geeft de opneming van de bedragen in de staat van ontvangsten aanleiding tot de opneming van vastleggings- en betalingskredieten in de staat van uitgaven. |
De in de eerste alinea, punt c), van dit lid bedoelde kredieten worden besteed overeenkomstig artikel 20.
3. De in artikel 21, lid 2, punten b) en g) bedoelde ramingen van schuldvorderingen worden voor registratie aan de rekenplichtige toegezonden.
Artikel 23
Bijdragen van de lidstaten voor onderzoeksprogramma’s
1. De bijdragen van de lidstaten voor de financiering van bepaalde aanvullende onderzoeksprogramma’s zoals bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014, worden betaald als volgt:
a) |
zeven twaalfden van het in de begroting opgenomen bedrag uiterlijk op 31 januari van het lopende begrotingsjaar; |
b) |
de resterende vijf twaalfden uiterlijk op 15 juli van het lopende begrotingsjaar. |
2. Wanneer de begroting aan het begin van het begrotingsjaar niet definitief is vastgesteld, worden de in lid 1 bedoelde bijdragen betaald op basis van het in de begroting van het voorgaande begrotingsjaar opgenomen bedrag.
3. Elke bijdrage of aanvullende betaling die de lidstaten uit hoofde van de begroting verschuldigd zijn, wordt binnen dertig kalenderdagen na afroeping op de rekening of rekeningen van de Commissie geboekt.
4. De gedane betalingen worden op de in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 bedoelde rekening geboekt en zijn onderworpen aan de voorwaarden van die verordening.
Artikel 24
Bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de deelname van de EVA-staten aan bepaalde programma’s van de Unie
1. De structuur voor de opneming in de begroting van ontvangsten die voortvloeien uit de deelname van de EVA-staten aan bepaalde programma’s van de Unie is als volgt:
a) |
in de staat van ontvangsten wordt een “pro memorie”-begrotingsonderdeel gecreëerd voor het totale bedrag van de bijdragen van elke EVA-staat voor het begrotingsjaar; |
b) |
de staat van uitgaven krijgt een bijlage die integraal deel van de begroting uitmaakt en alle begrotingsonderdelen vermeldt die betrekking hebben op activiteiten van de Unie waaraan EVA-staten deelnemen, en omvat informatie over het geraamde bedrag van de bijdrage van elke EVA-staat. |
2. Krachtens artikel 82 van de EER-overeenkomst leiden de bedragen met betrekking tot de jaarlijkse deelname van EVA-staten, zoals overeenkomstig artikel 1, lid 5, van Protocol nr. 32 bij deze overeenkomst aan de Commissie bevestigd door het Gemengd Comité van de Europese Economische Ruimte, ertoe dat de desbetreffende vastleggingskredieten en betalingskredieten aan het begin van het begrotingsjaar integraal in de begroting worden opgenomen.
3. Het gebruik van de ontvangsten die uit de financiële bijdrage van EVA-staten voortvloeien, wordt apart gemonitord.
Artikel 25
Schenkingen
1. De instellingen van de Unie kunnen alle schenkingen ten gunste van de Unie, zoals inkomsten uit stichtingen, subsidies, giften en legaten, aanvaarden.
2. Voor het aanvaarden van een schenking ter waarde van 50 000 EUR of meer die financiële lasten, inclusief follow-upkosten, kan meebrengen welke hoger zijn dan 10 % van de waarde van de gedane schenking, is de goedkeuring vereist van het Europees Parlement en de Raad. Het Europees Parlement en de Raad spreken zich binnen twee maanden na ontvangst van een verzoek om zulke goedkeuring van de betrokken instellingen van de Unie uit. Indien binnen deze termijn geen bezwaar kenbaar wordt gemaakt, nemen de betrokken instellingen van de Unie een definitieve beslissing over de aanvaarding van de schenking. De betrokken instellingen van de Unie geven in hun verzoek aan het Europees Parlement en de Raad een toelichting op de financiële lasten als gevolg van de aanvaarding van schenkingen aan de Unie.
3. Niettegenstaande lid 2 kan de Commissie in uitzonderlijke omstandigheden eender welke schenking in natura aan de Unie, ongeacht de waarde ervan, aanvaarden wanneer dergelijke schenking gericht is op humanitaire hulp, noodhulp, civiele bescherming of hulp bij crisisbeheersing.
De Commissie kan een dergelijke schenking aanvaarden mits:
a) |
de aanvaarding strookt met de beginselen van goed financieel beheer en transparantie; |
b) |
die geen aanleiding geeft tot een belangenconflict; |
c) |
die het imago van de Unie niet schaadt; |
d) |
die de veiligheid of de openbare orde van de Unie of de lidstaten niet schaadt of dreigt te schaden; |
e) |
de donor zich op het moment van de aanvaarding niet in een van de in artikel 138, lid 1, en artikel 143, lid 1, bedoelde situaties bevindt en evenmin als uitgesloten is opgenomen in de in artikel 144, lid 1, bedoelde databank. De donor dient de in artikel 139 bedoelde verklaring in. |
De bevoegde ordonnateur verstrekt in het zoals bedoeldin artikel 74, lid 9, bedoelde jaarlijkse activiteitenverslag informatie over alle gevallen waarin de Commissie overeenkomstig de eerste alinea van dit lid een schenking heeft aanvaard.
Artikel 26
Sponsoring door bedrijven
1. Sponsoring door bedrijven behelst een overeenkomst waarbij een rechtspersoon voor promotiedoeleinden of in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen steun in natura verleent aan een evenement of activiteit.
2. Instellingen en organen van de Unie kunnen, op basis van specifieke interne regels, die op hun eigen website worden bekendgemaakt, bij wijze van uitzondering bedrijfssponsoring ontvangen, mits:
a) |
de beginselen van non-discriminatie, evenredigheid, gelijke behandeling en transparantie in alle stadia van de procedure voor de aanvaarding van bedrijfssponsoring in acht worden genomen; |
b) |
de sponsoring bijdraagt tot het positieve imago van de Unie en rechtstreeks verband houdt met de kerndoelstelling van een evenement of activiteit; |
c) |
de sponsoring geen belangenconflict creëert en niet uitsluitend sociale evenementen betreft; |
d) |
het evenement of de activiteit niet uitsluitend via bedrijfssponsoring wordt gefinancierd; |
e) |
de tegenprestatie voor de bedrijfssponsoring beperkt blijft tot zichtbaarheid voor het publiek van het handelsmerk of de naam van de sponsor; |
f) |
de sponsor ten tijde van de sponsoringprocedure niet in een van de in artikel 138, lid 1, en artikel 143, lid 1, bedoelde situaties verkeert en evenmin als uitgesloten opgenomen is in de in artikel 144, lid 1, bedoelde databank. |
3. Wanneer de bedrijfssponsoring meer dan 5 000 EUR bedraagt, worden de naam van de sponsor en de aard van het gesponsorde evenement of de gesponsorde activiteit opgenomen in een openbaar register.
Artikel 27
Regels betreffende inhoudingen en verrekening van koersverschillen
1. Op het bedrag van betalingsverzoeken kunnen de volgende bedragen in mindering worden gebracht, waarvoor in dat geval een betalingsopdracht voor het nettobedrag wordt gegeven:
a) |
de aan partijen bij overeenkomsten of begunstigden opgelegde boeten; |
b) |
de op facturen en kostendeclaraties in mindering gebrachte kortingen, terugbetalingen en rabatten; |
c) |
rente op betaalde voorfinancieringen; |
d) |
verrekeningen voor onverschuldigd betaalde bedragen. |
De in de eerste alinea, punt d), bedoelde verrekeningen kunnen plaatsvinden door rechtstreekse inhouding op een nieuwe tussentijdse betaling of saldobetaling aan dezelfde begunstigde ten laste van het hoofdstuk, het artikel en het begrotingsjaar waarop het teveel betaalde is geboekt.
Op de in de eerste alinea, punten c) en d), genoemde inhoudingen zijn de boekhoudregels van de Unie van toepassing.
2. De prijzen van aan de Unie geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die op grond van het Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat aan het VEU en aan het VWEU is gehecht, worden terugbetaald door lidstaten, worden exclusief belastingen ten laste van de begroting gebracht.
3. De prijzen van aan de Unie geleverde goederen en diensten waarin belastingen zijn begrepen die op grond van overeenkomsten ter zake door derde landen worden terugbetaald, kunnen ten laste van de begroting worden gebracht voor de volgende bedragen:
a) |
het bedrag exclusief belastingen; |
b) |
het bedrag inclusief belastingen. |
In het in de eerste alinea, punt b), bedoelde geval worden de achteraf terugbetaalde belastingen als interne bestemmingsontvangsten behandeld.
4. De tijdens de uitvoering van de begroting geregistreerde koersverschillen mogen worden verrekend. Het positieve of negatieve resultaat wordt opgenomen in het saldo van het begrotingsjaar.
HOOFDSTUK 6
Specialiteitsbeginsel
Artikel 28
Algemene bepalingen
1. De kredieten worden gespecificeerd per titel en hoofdstuk. De hoofdstukken worden onderverdeeld in artikelen en posten.
2. Onder de in de artikelen 29 tot en met 32 vastgelegde specifieke voorwaarden kunnen de Commissie en de andere instellingen van de Unie binnen de begroting kredieten overschrijven.
Slechts begrotingsonderdelen waarvoor in de begroting een krediet is toegestaan of die de vermelding “pro memorie” (p.m.) dragen, kunnen door middel van overschrijvingen van kredieten worden voorzien.
De in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde limieten worden berekend op het tijdstip van het verzoek om overschrijving en op de grondslag van de in de begroting, met inbegrip van de gewijzigde begrotingen, opgenomen kredieten.
Het in aanmerking te nemen bedrag voor de berekening van de in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde limieten is de som van de overschrijvingen van het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, na correctie voor eerder verrichte overschrijvingen. Het bedrag van de overschrijvingen die autonoom, zonder besluit van het Europees Parlement en de Raad, door de Commissie of een andere betrokken instelling van de Unie worden verricht, wordt niet in aanmerking genomen.
Voorstellen voor kredietoverschrijvingen en alle voor het Europees Parlement en de Raad bestemde informatie met betrekking tot de overeenkomstig de artikelen 29, 30 en 31 uitgevoerde overschrijvingen gaan vergezeld van passende en gedetailleerde bewijsstukken met de meest recente informatie waaruit de besteding van de kredieten en de verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar blijken, zowel voor de begrotingsonderdelen waarnaar de kredieten worden overgeschreven als die waarvan deze worden overgeschreven.
Artikel 29
Overschrijvingen door andere instellingen van de Unie dan de Commissie
1. Elke andere instelling van de Unie dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting kredietoverschrijvingen verrichten:
a) |
van de ene titel naar de andere, tot maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat vermeld staat op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven; |
b) |
van het ene hoofdstuk naar het andere, zonder beperking. |
2. Onverminderd lid 4 van dit artikel, stelt de instelling van de Unie het Europees Parlement en de Raad drie weken van tevoren in kennis van haar voornemen een overschrijving zoals bedoeld in lid 1 te verrichten. Indien het Europees Parlement of de Raad in die periode naar behoren gemotiveerde bezwaren aanvoert, treedt de procedure van artikel 31 in werking.
3. Elke andere instelling van de Unie dan de Commissie kan aan het Europees Parlement en de Raad binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen voorstellen van de ene titel naar de andere boven de grens, zoals bedoeld in lid 1, punt a), van dit artikel. Deze overschrijvingen geschieden volgens de procedure van artikel 31.
4. Elke andere instelling van de Unie dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen binnen artikelen verrichten zonder het Europees Parlement en de Raad hiervan van tevoren in kennis te stellen.
Artikel 30
Overschrijvingen door de Commissie
1. De Commissie kan binnen haar afdeling van de begroting autonoom:
a) |
in elk hoofdstuk kredieten overschrijven; |
b) |
wat de personeelskosten en de huishoudelijke uitgaven betreft die gemeenschappelijk zijn voor verschillende titels, kredieten overschrijven van de ene naar de andere titel, tot maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, en tot maximaal 30 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarnaar de kredieten worden overgeschreven; |
c) |
wat de beleidsuitgaven betreft, kredieten overschrijven tussen hoofdstukken binnen eenzelfde titel tot maximaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar dat staat vermeld op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven; |
d) |
wat de door het JRC bestede kredieten voor onderzoek en technologische ontwikkeling betreft, binnen de begrotingstitel voor het beleidsterrein “eigen onderzoek” kredieten overschrijven tussen hoofdstukken, tot maximaal 15 % van de kredieten in het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven; |
e) |
wat onderzoek en technologische ontwikkeling betreft, beleidskredieten overschrijven van de ene titel naar de andere titel, voor zover het gaat om kredieten met hetzelfde doel; |
f) |
met betrekking tot beleidsuitgaven van de in gedeeld beheer uitgevoerde middelen, met uitzondering van het ELGF, kredieten overschrijven van de ene naar de andere titel, voor zover het gaat om kredieten voor hetzelfde doel in de zin van de verordening waarbij het betrokken fonds wordt opgericht of om uitgaven voor technische bijstand; |
g) |
kredieten overschrijven van de begrotingspost van een begrotingsgarantie naar de begrotingspost van een andere begrotingsgarantie, in de uitzonderlijke gevallen dat de voorzieningen in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds van de begrotingspost van laatstgenoemde begrotingsgarantie niet toereikend zijn om een beroep op de garantie te dekken, en zulks onder voorwaarde dat het overgeschreven bedrag nadien wordt teruggestort overeenkomstig de procedure van artikel 215, lid 4. |
Onder de in de eerste alinea, punt b), van dit lid bedoelde uitgaven vallen voor elk beleidsterrein de in artikel 47, lid 4, bedoelde rubrieken.
Wanneer de Commissie na 31 december ELGF-kredieten overschrijft overeenkomstig de eerste alinea, neemt zij haar besluit daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen twee weken na haar besluit van deze overschrijvingen in kennis.
De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad drie weken van tevoren in kennis van haar voornemen de in de eerste alinea, punt b), van dit lid bedoelde overschrijvingen te verrichten. Indien het Europees Parlement of de Raad in die periode naar behoren gemotiveerde bezwaren aanvoert, treedt de procedure van artikel 31 in werking.
In afwijking van de vierde alinea mag de Commissie tijdens de laatste twee maanden van het begrotingsjaar autonoom kredieten met betrekking tot uitgaven voor personeel, extern personeel en andere personeelsleden van de ene titel naar de andere overschrijven, tot in totaal 5 % van de kredieten voor dat jaar. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad binnen twee weken na haar besluit van deze overschrijvingen in kennis.
2. De Commissie kan, mits zij het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk in kennis stelt van haar besluit, binnen haar afdeling van de begroting de volgende overschrijvingen van kredieten van de ene naar de andere titel verrichten:
a) |
overschrijvingen van kredieten van de in artikel 49 van deze verordening genoemde titel “Voorzieningen”, wanneer de vaststelling van een basishandeling overeenkomstig artikel 294 VWEU de enige voorwaarde is om de reserve op te heffen; |
b) |
in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen zoals internationale humanitaire rampen en crises die zich na 1 december van het begrotingsjaar voordoen, overschrijvingen van ongebruikte kredieten die voor dat jaar nog beschikbaar zijn in titels die onder de voor extern optreden van de Unie aangewezen rubriek van het meerjarig financieel kader vallen, naar de titels die voor crisisbeheersingssteun en humanitaire hulpoperaties zijn bedoeld. |
Artikel 31
Aan het Europees Parlement en aan de Raad door instellingen van de Unie voorgelegde voorstellen voor overschrijvingen
1. Elke instelling van de Unie dient haar voorstellen voor overschrijvingen tegelijkertijd bij het Europees Parlement en bij de Raad in.
2. De Commissie kan het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 10 januari van het volgende begrotingsjaar voorstellen doen voor overschrijvingen van betalingskredieten naar de middelen die onder gedeeld beheer worden uitgevoerd, met uitzondering van het ELGF. De overschrijving van betalingskredieten kan van elke begrotingspost geschieden. In deze gevallen wordt de in lid 4 vermelde periode van zes weken ingekort tot drie weken.
Indien de overschrijving niet of slechts gedeeltelijk door het Europees Parlement en de Raad wordt goedgekeurd, wordt het desbetreffende deel van de uitgaven zoals bedoeld in artikel 10, lid 7, punt b) ten laste gelegd van de betalingskredieten van het volgende begrotingsjaar.
3. Het Europees Parlement en de Raad nemen besluiten over kredietoverschrijvingen overeenkomstig de leden 4 tot en met 8.
4. Behoudens in dringende omstandigheden wordt door het Europees Parlement en de Raad, die handelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, een besluit over elk voorstel tot overschrijving genomen binnen zes weken vanaf de datum waarop beide instellingen het voorstel hebben ontvangen. In dringende omstandigheden nemen het Europees Parlement en de Raad binnen drie weken na ontvangst van het voorstel een besluit.
5. Indien de Commissie overweegt ELGF-kredieten over te schrijven overeenkomstig dit artikel, stelt zij de overschrijvingen uiterlijk op 10 januari van het volgende begrotingsjaar aan het Europees Parlement en de Raad voor. In deze gevallen wordt de in lid 4 vermelde periode van zes weken ingekort tot drie weken.
6. Een voorstel tot overschrijving wordt goedgekeurd of geacht te zijn goedgekeurd indien binnen de termijn van zes weken:
a) |
het Europees Parlement en de Raad ermee instemmen; |
b) |
het Europees Parlement of de Raad ermee instemt en de andere instelling zich van een besluit onthoudt; |
c) |
het Europees Parlement noch de Raad een besluit neemt dat het voorstel tot overschrijving wijzigt of weigert. |
7. Tenzij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt, bedraagt de termijn niet zes weken zoals bedoeld in lid 4, maar slechts drie weken indien:
a) |
de overschrijving minder dan 10 % vertegenwoordigt van de kredieten van het begrotingsonderdeel van waaruit de overschrijving plaatsvindt, en niet meer dan 5 000 000 EUR bedraagt; |
b) |
de overschrijving alleen betrekking heeft op betalingskredieten en het totaalbedrag van de overschrijving niet meer dan 100 000 000 EUR bedraagt. |
8. Indien het Europees Parlement of de Raad het bedrag van de overschrijving heeft gewijzigd terwijl de andere instelling ermee heeft ingestemd of zich van een besluit onthoudt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad het bedrag van de overschrijving heeft gewijzigd, wordt het laagste bedrag geacht te zijn goedgekeurd, tenzij de instelling van de Unie in kwestie haar voorstel voor overschrijving intrekt.
Artikel 32
Overschrijvingen onderworpen aan bijzondere bepalingen
1. De kredieten die overeenkomen met bestemmingsontvangsten kunnen slechts worden overgeschreven voor zover die ontvangsten voor hun bestemming worden gebruikt.
2. Besluiten betreffende overschrijvingen die het gebruik van de reserve voor solidariteit en noodhulp krachtens artikel 9, lid 1, punt b), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 mogelijk moeten maken, worden genomen door het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie.
Voor de toepassing van dit lid is de in artikel 31, leden 3 en 4, bepaalde procedure van toepassing. Indien het Europees Parlement en de Raad het Commissievoorstel niet goedkeuren en zij niet tot een gemeenschappelijk standpunt komen, onthouden zij zich van een besluit inzake dat voorstel.
Voorstellen voor overschrijvingen uit de reserve voor solidariteit en noodhulp voor bijstand in het kader van artikel 9, lid 1, punt b), van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 gaan vergezeld van passende en gedetailleerde bewijsstukken, met:
a) |
de meest recente informatie over de besteding van de kredieten en verwachte behoeften tot het einde van het begrotingsjaar voor het begrotingsonderdeel waarnaar wordt overgeschreven; |
b) |
een analyse van de mogelijkheden om de kredieten een andere bestemming te geven. |
HOOFDSTUK 7
Beginsel van goed financieel beheer en prestaties
Artikel 33
Prestaties en beginselen van zuinigheid, efficiëntie en doeltreffendheid
1. Kredieten worden gebruikt overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en worden bijgevolg besteed met inachtneming van de volgende beginselen:
a) |
zuinigheid: de door de betrokken instelling van de Unie voor haar activiteiten ingezette middelen worden tijdig, in passende hoeveelheid en kwaliteit en tegen de best mogelijke prijs beschikbaar gesteld; |
b) |
efficiëntie: de beste verhouding tussen de ingezette middelen, de uitgevoerde activiteiten en de verkregen resultaten; |
c) |
doeltreffendheid: de mate waarin de nagestreefde doelstellingen door de activiteiten worden verwezenlijkt. |
2. In overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer staan bij de besteding van kredieten prestaties centraal en daartoe:
a) |
worden doelstellingen van programma’s en activiteiten vooraf vastgesteld; |
b) |
wordt de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen, met inbegrip van streefdoelen voor mainstreaming, waar relevant, gemonitord aan de hand van prestatie-indicatoren; |
c) |
worden de voortgang bij en problemen met de verwezenlijking van doelstellingen gerapporteerd aan het Europees Parlement en aan de Raad overeenkomstig artikel 41, lid 3, eerste alinea, punt h), en artikel 253, lid 1, punt e); |
d) |
worden de programma’s en activiteiten, waar dit haalbaar en passend is overeenkomstig de relevante sectorspecifieke regelgeving, uitgevoerd met het oog op de verwezenlijking van de daarin vastgestelde doelstellingen zonder ernstige afbreuk te doen aan de volgende milieudoelstellingen: de mitigatie van klimaatverandering, de adaptatie aan klimaatverandering, het duurzame gebruik en de bescherming van water en mariene hulpbronnen, de transitie naar een circulaire economie, de preventie en bestrijding van verontreiniging en de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en ecosystemen, zoals bepaald in artikel 9 van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad (44); |
e) |
worden de programma’s en activiteiten uitgevoerd, waar dit haalbaar en passend is, overeenkomstig de relevante sectorspecifieke regelgeving, om hun vastgestelde doelstellingen te verwezenlijken met inachtneming van de arbeids- en arbeidsvoorwaarden uit hoofde van het toepasselijke nationale en Unierecht, alsmede IAO-verdragen en collectieve overeenkomsten; |
f) |
worden programma’s en activiteiten, waar dit haalbaar en passend is, in overeenstemming met de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving uitgevoerd met inachtneming van het gendergelijkheidsbeginsel en volgens een passende methode voor gendermainstreaming. |
3. In voorkomend geval worden specifieke, meetbare, haalbare, relevante en tijdgebonden doelstellingen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 en indicatoren die relevant, aanvaard, geloofwaardig, eenvoudig, robuust zijn, en gebaseerd op alom erkend wetenschappelijk bewijs en een doeltreffende, transparante en alomvattende methodologie vastgesteld. In voorkomend geval moeten de met betrekking tot dergelijke indicatoren verzamelde gegevens worden uitgesplitst naar geslacht en worden verzameld op een wijze die de aggregatie van dergelijke gegevens in alle relevante programma’s mogelijk maakt.
Artikel 34
Evaluaties
1. Programma’s en activiteiten die aanzienlijke uitgaven met zich brengen, worden aan een evaluatie vooraf en achteraf onderworpen, die in verhouding staat tot de doelstellingen en de uitgaven.
2. Evaluaties vooraf ter ondersteuning van de voorbereiding van programma’s en activiteiten zijn gebaseerd op gegevens betreffende de prestaties van verwante programma’s of activiteiten en bieden een overzicht en een analyse van de problemen die moeten worden aangepakt, de meerwaarde van de rol van de Unie, de doelstellingen, de verwachte effecten van verschillende opties en monitoring- en evaluatieregelingen.
Voor grootschalige programma’s of activiteiten die naar verwachting aanzienlijke economische, milieu- of sociale effecten zullen sorteren, kan de evaluatie vooraf, met inachtneming van de hierboven beschreven voorschriften, de vorm van een effectbeoordeling aannemen die de diverse opties betreffende de wijzen van uitvoering analyseert.
3. Evaluaties achteraf betreffen de prestaties van het programma of de activiteit, met inbegrip van aspecten als doeltreffendheid, efficiëntie, samenhang, relevantie en EU-meerwaarde. Evaluaties achteraf zijn gebaseerd op de informatie die voortkomt uit de monitoringsregelingen en de voor de betreffende actie gecreëerde indicatoren. Deze evaluaties worden ten minste eenmaal gedurende de periode van elk meerjarig financieel kader en waar mogelijk tijdig genoeg uitgevoerd om de bevindingen te kunnen meenemen in evaluaties vooraf of effectbeoordelingen ter voorbereiding van verwante programma’s en activiteiten.
Artikel 35
Verplicht financieel memorandum
1. Bij elk voorstel of initiatief dat door de Commissie, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (“de hoge vertegenwoordiger”) of een lidstaat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat gevolgen kan hebben voor de begroting, daaronder begrepen wijzigingen in het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd dat schattingen bevat van de betalings- en vastleggingskredieten, door middel van een beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties en de evaluatie vooraf of effectbeoordeling waarin artikel 34 voorziet.
Bij elke wijziging van een voorstel of initiatief dat wordt ingediend bij de wetgevende autoriteiten dat een aanzienlijk gevolg kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd dat is opgesteld door de instelling van de Unie die de wijziging voorstelt.
Het financieel memorandum bevat de nodige financiële en economische gegevens op grond waarvan de wetgevende autoriteit kan beoordelen of een optreden van de Unie noodzakelijk is. Voorts bevat het nuttige informatie over de samenhang met andere activiteiten van de Unie en eventuele synergie.
Voor meerjarenacties omvat het financieel memorandum een tijdschema met een raming van de jaarlijks benodigde vastleggings- en betalingskredieten en ambten, met inbegrip van extern personeel, alsmede een evaluatie van de financiële gevolgen op middellange en, indien mogelijk, lange termijn.
2. Tijdens de begrotingsprocedure verstrekt de Commissie de nodige informatie voor een vergelijking tussen de ontwikkeling van de kredietbehoeften en de oorspronkelijke ramingen in het financieel memorandum, op basis van de stand van de beraadslagingen over het voorstel of initiatief dat is ingediend bij de wetgevende autoriteit.
3. Om het gevaar van fraude, onregelmatigheden en het niet-behalen van de doelstellingen te verkleinen, worden in het financieel memorandum informatie betreffende het ingestelde internecontrolesysteem, een raming van de kosten en baten van door een dergelijk systeem uitgevoerde controles en een evaluatie van het verwachte foutenrisico verstrekt, en wordt informatie inzake bestaande en geplande maatregelen inzake fraudepreventie en bescherming tegen fraude opgegeven.
Bij deze beoordeling wordt rekening gehouden met de verwachte omvang en soort fouten, de specifieke omstandigheden van het beleidsterrein in kwestie en met de daarop toepasselijke regels.
4. Wanneer de Commissie herziene of nieuwe voorstellen voor uitgaven indient, raamt zij de kosten en baten van de controlesystemen en het verwachte foutenrisico zoals bedoeld in lid 3.
Artikel 36
Interne controle op de uitvoering van de begroting
1. Op grond van het beginsel van goed financieel beheer wordt de begroting uitgevoerd met de doeltreffende en efficiënte interne controle naargelang elke wijze van uitvoering, en in overeenstemming met de toepasselijke sectorspecifieke regelgeving.
2. Voor de uitvoering van de begroting is interne controle van toepassing op alle niveaus van het beheer en dient het redelijke zekerheid te verschaffen over de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:
a) |
doeltreffendheid, efficiëntie en zuinigheid van de operaties; |
b) |
betrouwbaarheid van de verslaglegging; |
c) |
bescherming van activa en informatie; |
d) |
preventie, opsporing, correctie en follow-up van onregelmatigheden, waaronder fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering, ook door vrijwillige gebruikmaking van één geïntegreerd en interoperabel informatie- en monitoringsysteem, waaronder één enkel door de Commissie beschikbaar te stellen instrument voor datamining en risicoscores, en door het mogelijk maken van de toegang tot en de elektronische automatische opvraging, registratie, aggregatie, opslag en overdracht in real time van gegevens over de ontvangers van middelen van de Unie, met inbegrip van de uiteindelijk begunstigden zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 6, van Richtlijn (EU) 2015/849, overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving; |
e) |
adequate beheersing van de risico’s in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma’s en met de aard van de betrokken betalingen. |
3. Een doeltreffende interne controle is gebaseerd op beproefde internationale methoden en omvat in het bijzonder de volgende elementen:
a) |
een scheiding van taken; |
b) |
een adequate risicobeheersings- en controlestrategie, inclusief controles op het niveau van de ontvangers; |
c) |
adequate auditsporen en de integriteit van de gegevens in gegevenssystemen, waaronder elektronische; |
d) |
procedures voor het monitoren van de doeltreffendheid en de efficiëntie; |
e) |
procedures voor de follow-up van vastgestelde zwakheden van de interne controle, en uitzonderingen; |
f) |
een periodieke evaluatie van de goede werking van het internecontrolesysteem. |
4. Een efficiënte interne controle is gebaseerd op de volgende elementen:
a) |
de uitvoering van een adequate, door de relevante bij de controleketen betrokken actoren onderling gecoördineerde risicobeheersings- en controlestrategie; |
b) |
de toegankelijkheid van de controleresultaten voor alle relevante, bij de controleketen betrokken actoren; |
c) |
vertrouwen, waar passend, op beheersverklaringen van uitvoeringspartners en op onafhankelijke auditadviezen, mits de kwaliteit van de onderliggende werkzaamheden adequaat en aanvaardbaar is en dat ze werden verricht overeenkomstig gevestigde normen; |
d) |
de tijdige toepassing van corrigerende maatregelen, waaronder passende en afschrikkende sancties; |
e) |
duidelijke en ondubbelzinnige wetgeving als grondslag voor het betreffende beleid, met inbegrip van basishandelingen betreffende de elementen van de interne controle; |
f) |
het wegnemen van dubbele controles; |
g) |
de verbetering van de kosten-batenverhouding van controles. |
5. Indien het foutenpercentage bij de uitvoering aanhoudend hoog is, brengt de Commissie de zwakke punten in de controlesystemen in kaart, onderzoekt zij de kosten en baten van eventuele corrigerende maatregelen en neemt zij passende maatregelen of stelt deze voor, bijvoorbeeld een vereenvoudiging van de toepasselijke bepalingen, verbetering van de controlesystemen en bijsturing van het programma of uitvoeringssystemen.
6. Voor de toepassing van lid 2, punt d), van dit artikel, en onverminderd de tweede alinea van dit lid, stellen instellingen en organen van de Unie en personen of entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 62, lid 1, uitvoeren, de volgende informatie elektronisch ter beschikking van de Commissie in een interoperabel en machineleesbaar formaat:
a) |
over de ontvanger: alle in artikel 38, lid 2, punten a), b) en c), en artikel 38, lid 6, tweede alinea, vermelde informatie en, in het geval van een natuurlijke persoon, ook de geboortedatum; |
b) |
over de verrichting: alle in artikel 38, lid 2, punten d) en e), vermelde informatie, alsook het unieke identificatiemiddel van de verrichting; |
c) |
over de uiteindelijk begunstigde(n) van de ontvanger, wanneer deze geen natuurlijke persoon is: voornaam(-namen), achternaam(-namen), geboortedatum en btw-identificatienummer(s) of fiscaal/fiscale identificatienummer(s), indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel op landniveau. |
Voor de toepassing van dit artikel verlenen de lidstaten, wanneer zij de begroting overeenkomstig artikel 62, lid 1, ontvangen en uitvoeren, de Commissie alleen toegang tot de in de eerste alinea bedoelde informatie indien zij verplicht zijn dergelijke informatie te registreren en op te slaan overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving. Bij ontstentenis van een dergelijke verplichting uit hoofde van sectorspecifieke regelgeving kunnen de lidstaten de Commissie op vrijwillige basis toegang verlenen tot de in de eerste alinea bedoelde informatie waarover zij beschikken.
De Commissie legt uiterlijk eind 2027 een beoordeling voor van de gereedheid van het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem met betrekking tot de volgende criteria:
a) |
de interoperabiliteit met relevante IT-systemen en databanken, waaronder die van de lidstaten, wordt gewaarborgd, zodat de relevante informatie waar mogelijk automatisch en in real time kan worden doorgegeven en dubbele verslaglegging kan worden vermeden; |
b) |
de risico-indicatoren die door het in lid 2, punt d) van dit artikel bedoelde systeem worden gebruikt, zijn voldoende uniform, objectief, evenredig en noodzakelijk voor de risicobeoordeling, en zijn gebaseerd op betrouwbare informatiebronnen; |
c) |
het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem maakt het mogelijk artificiële intelligentie te gebruiken voor het analyseren en interpreteren van gegevens; |
d) |
het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem voldoet aan de algemene beginselen inzake gegevensbescherming. |
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder interoperabiliteit verstaan de minimaal noodzakelijke verzameling van gegevens uit en communicatie tussen verschillende bronnen om de gegevens en de potentiële risico’s doeltreffend te kunnen beoordelen.
De instellingen en organen van de Unie, de lidstaten en de personen of entiteiten die de begroting uitvoeren overeenkomstig artikel 62, lid 1, kunnen het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem op vrijwillige basis gebruiken.
7. Het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem wordt ontworpen om de risicobeoordeling met het oog op selectie, toekenning, financieel beheer, monitoring, onderzoek, controle en audit te vergemakkelijken en bij te dragen tot doeltreffende preventie, opsporing, correctie en follow-up van onregelmatigheden, waaronder fraude, corruptie, belangenconflicten en dubbele financiering en:
a) |
gebruikt alleen risico-indicatoren die objectief en evenredig zijn, die nodig zijn voor de risicobeoordeling en die gebaseerd zijn op betrouwbare gegevens- en informatiebronnen; |
b) |
wordt ontworpen voor gebruik in overeenstemming met algemene beginselen inzake gegevensbescherming, waaronder gegevensminimalisering en opslagbeperking, die van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens. |
De toegang tot gegevens die zijn verwerkt door het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem voldoet aan de toepasselijke gegevensbeschermingsregels, eerbiedigt de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid en is beperkt tot de instellingen en organen van de Unie die de begroting uitvoeren, de lidstaten die de begroting uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt b), de lidstaten die middelen van de Unie ontvangen en uitvoeren in het kader van de uitvoering van de begroting krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), de personen of entiteiten die de begroting uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), onderzoeks-, controle- en auditorganen van de Unie, waaronder OLAF, de Rekenkamer en het EOM, binnen de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden. Gegevens die via het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem beschikbaar zijn, moeten per geval ter beschikking van het Europees Parlement en de Raad worden gesteld voor zover dat nodig is voor en in verhouding staat tot de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden, in het kader van de kwijtingsprocedure voor de Commissie.
De Commissie is de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 en is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het beheer van en het toezicht op het in lid 2, punt d), van dit artikel bedoelde systeem, voor het waarborgen van de beveiliging, de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens, voor de authenticatie van de gebruikers en voor de bescherming van het IT-systeem tegen wanbeheer en misbruik.
De gegevens worden bewaard gedurende de periode die nodig en redelijk is om de in lid 2, punt d), omschreven doelstellingen te verwezenlijken. De maximaal mogelijke opslagperiode bedraagt tien jaar vanaf de laatste bij de Commissie ingediende betalingsaanvraag voor de periode.
8. Voor de toepassing van lid 2, punt d), van dit artikel, artikel 144, lid 2, en artikel 147, en naast elke toepasselijke sectorspecifieke regelgeving, verstrekken personen en entiteiten die de begroting overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt b), en personen en entiteiten die middelen uitvoeren, indien de begroting met de lidstaten wordt uitgevoerd op grond van artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), de Commissie via elk officieel kanaal, zoals het geautomatiseerde informatiesysteem dat de Commissie momenteel gebruikt voor de melding van fraude en onregelmatigheden (het “beheerssysteem voor onregelmatigheden”), informatie over feiten en bevindingen die alleen zijn vastgesteld in het kader van definitieve rechterlijke beslissingen of definitieve administratieve besluiten met betrekking tot de in artikel 138, lid 1, punt c), iv) en punt d) genoemde redenen, wanneer zij kennis krijgen van dergelijke informatie. Om dezelfde redenen zenden de lidstaten alle andere aanvullende door de Commissie gevraagde informatie toe, met name informatie over de administratieve follow-up.
9. De lidstaten die middelen van de Unie ontvangen en uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), passen de leden 1 tot en met 7 van dit artikel toe.
10. Voor de toepassing van de vereisten van de leden 2, 3 en 6 van dit artikel door de lidstaten die de begroting uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt b), worden verwijzingen naar ontvangers begrepen als verwijzingen zoals bedoeld in artikel 38, lid 1, tweede alinea.
11. In het kader van haar controlestrategie ontwikkelt en verricht de Commissie in voorkomend geval controles en audits waarbij gebruik wordt gemaakt van geautomatiseerde IT-instrumenten en opkomende technologieën.
HOOFDSTUK 8
Transparantiebeginsel
Artikel 37
Bekendmaking van de rekeningen en begrotingen
1. De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen in overeenstemming met het transparantiebeginsel.
2. De begroting en de gewijzigde begrotingen worden in hun definitief vastgestelde vorm op initiatief van de voorzitter van het Europees Parlement bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze bekendmaking geschiedt binnen drie maanden na de datum waarop de definitieve vaststelling van de begroting wordt geconstateerd.
Zo spoedig mogelijk en uiterlijk vier weken na de definitieve vaststelling van de begroting worden de definitieve gedetailleerde begrotingscijfers op initiatief van de Commissie in alle talen bekendgemaakt op de website van de instellingen van de Unie, in afwachting van de officiële bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De geconsolideerde jaarrekening wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de instellingen van de Unie.
Artikel 38
Bekendmaking van informatie over ontvangers en andere informatie
1. De Commissie stelt uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin voor de middelen een juridische verbintenis is ingegaan, op een gecentraliseerde website informatie over ontvangers van middelen uit de begroting ter beschikking indien de begroting door haar overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), door instellingen van de Unie overeenkomstig artikel 59, lid 1, en door de in de artikelen 70 en 71 genoemde organen van de Unie wordt uitgevoerd.
Wanneer de begroting wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punten b) en c), en met de lidstaten overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), maakt de Commissie op haar gecentraliseerde website zoals bedoeld in de eerste alinea van dit lid uiterlijk op 30 juni van het jaar na het begrotingsjaar waarin de overeenkomst is vastgesteld die de voorwaarden voor de steun bevat informatie bekend over de ontvangers. Wanneer de begroting wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt b), worden verwijzingen in dit artikel naar ontvangers begrepen als verwijzingen naar ontvangers, contractanten, subcontractanten en begunstigden van doorgegeven subsidies zoals bedoeld in sectorspecifieke regelgeving. De in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie voor dergelijke ontvangers wordt bekendgemaakt, mits sectorspecifieke regelgeving de verzameling en opslag ervan voorschrijven.
2. Behalve in de in lid 3 bedoelde gevallen wordt de volgende informatie bekendgemaakt in een open, interoperabele en machineleesbare vorm waarbij gegevens kunnen worden gesorteerd, doorzocht, geëxtraheerd, vergeleken en hergebruikt, met inachtneming van de vereisten inzake geheimhouding en beveiliging, met name inzake de bescherming van persoonsgegevens:
a) |
of de ontvanger een natuurlijke persoon of een rechtspersoon is; |
b) |
de volledige officiële naam van de ontvanger in het geval van rechtspersonen en zijn btw- of fiscaal identificatienummer, indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel op landniveau, en de voor- en achternaam van de ontvanger in het geval van een natuurlijke persoon; |
c) |
de locatie van de ontvanger, te weten:
|
d) |
het bedrag waarvoor een verbintenis is aangegaan en, in het geval van een verbintenis met meerdere ontvangers, de uitsplitsing van dit bedrag per ontvanger, indien beschikbaar; |
e) |
de aard en het doel van de maatregel. |
3. De in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie wordt niet bekendgemaakt en wordt niet overeenkomstig lid 6 van dit artikel ter bekendmaking ingediend wanneer het gaat om:
a) |
onderwijssteun uitbetaald aan natuurlijke personen en andere rechtstreekse steunbetalingen die worden betaald aan de meest behoeftige natuurlijke personen zoals bedoeld in artikel 194, lid 4, punt b); |
b) |
overeenkomsten van zeer geringe waarde toegekend aan overeenkomstig artikel 242, lid 2, geselecteerde deskundigen, alsmede overeenkomsten van zeer geringe waarde onder het in bijlage I, punt 14.4, bedoelde bedrag; |
c) |
financiële steun verleend door middel van financieringsinstrumenten of begrotingsgaranties voor een bedrag van minder dan 500 000 EUR; |
d) |
wanneer bekendmaking afbreuk dreigt te doen aan de bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie beschermde rechten en vrijheden van betrokken personen of entiteiten of de commerciële belangen van ontvangers dreigt te schaden; |
e) |
indien zij volgens sectorspecifieke regelgeving niet moet worden bekendgemaakt wanneer de begroting wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt b). |
In de in de eerste alinea, punt c), bedoelde gevallen wordt de ter beschikking gestelde informatie beperkt tot op basis van relevante criteria geaggregeerde statistische gegevens, zoals geografische ligging, economische typologie van ontvangers, het type steun en het beleidsterrein van de Unie waarop deze steun werd verleend.
Wanneer het gaat om natuurlijke personen geschiedt de bekendmaking van de in lid 2 bedoelde informatie op basis van relevante criteria, zoals de frequentie of het soort maatregel en de bedragen in kwestie.
4. Personen en entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), maken de informatie over ontvangers bekend volgens de regelgeving en procedures van die personen of entiteiten, voor zover die regelgeving geacht wordt gelijkwaardig te zijn op grond van een beoordeling door de Commissie overeenkomstig artikel 157, leden 3 en 4, eerste alinea, punt e), en op voorwaarde dat er voor de bekendmaking van persoonsgegevens waarborgen gelden die gelijkwaardig zijn aan de in dit artikel uiteengezette waarborgen.
De overeenkomstig artikel 63, lid 3, aangewezen organen maken informatie bekend overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving. Die sectorspecifieke regelgeving mag, waar de relevante rechtsgrondslag hierin voorziet, afwijken van de leden 2 en 3 van dit artikel, rekening houdend met de specifieke kenmerken van die sector.
De lidstaten die middelen van de Unie ontvangen en uitvoeren krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), zorgen ervoor dat achteraf op een in lid 1 van dit artikel bedoelde, gecentraliseerde website informatie over hun ontvangers wordt bekendgemaakt overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel.
5. Op de websites van de instellingen van de Unie wordt de in lid 1 van dit artikel bedoelde, gecentraliseerde website vermeld waar de in dat lid bedoelde informatie te vinden is.
De Commissie stelt op passende en tijdige wijze informatie ter beschikking over de in lid 1 bedoelde gecentraliseerde website, met verwijzing naar het adres daarvan, waarop de informatie die door de in lid 4 bedoelde lidstaten, personen, entiteiten of organen is verstrekt, te vinden is.
6. Voor de toepassing van lid 1, eerste en tweede alinea, van dit artikel en onverminderd de leden 3 en 4 van dit artikel en sectorspecifieke regelgeving, gebruikt de Commissie de relevante gegevens die zijn opgeslagen in het in artikel 36, lid 2, punt d), bedoelde systeem om de in lid 1 van dit artikel bedoelde gecentraliseerde website te voorzien van de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie.
Daarnaast omvatten de gegevens ook het btw-identificatienummer of het fiscaal identificatienummer van natuurlijke personen, indien beschikbaar, of een ander uniek identificatiemiddel dat op landniveau is vastgesteld om de kwaliteit van de verstrekte gegevens te verbeteren zonder dat deze voor publicatie worden gebruikt.
7. Bekendgemaakte persoonsgegevens worden gewist twee jaar na het einde van het begrotingsjaar waarin voor de middelen een juridische verbintenis werd aangegaan.
Wanneer de begroting wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punten b) en c), worden de persoonsgegevens verwijderd twee jaar na het einde van het begrotingsjaar waarin de overeenkomst is vastgesteld die de voorwaarden voor de steun bevat.
TITEL III
OPSTELLING EN STRUCTUUR VAN DE BEGROTING
HOOFDSTUK 1
Opstelling van de begroting
Artikel 39
Raming van ontvangsten en uitgaven
1. Elke andere instelling van de Unie dan de Commissie stelt een raming op van haar ontvangsten en uitgaven, die zij vóór 1 juli van elk jaar aan de Commissie en tegelijkertijd ter informatie aan het Europees Parlement en aan de Raad toezendt.
2. De hoge vertegenwoordiger pleegt overleg, betreffende hun respectieve bevoegdheidsgebieden, met de leden van de Commissie die bevoegd zijn voor ontwikkeling, nabuurschapsbeleid, internationale samenwerking, humanitaire hulp en crisisrespons.
3. De Commissie stelt haar eigen raming op en zendt deze onverwijld na goedkeuring ervan aan het Europees Parlement en aan de Raad toe. Bij de opstelling van haar eigen raming maakt de Commissie gebruik van de in artikel 40 bedoelde informatie.
Artikel 40
Geraamde begroting van de in artikel 70 bedoelde organen van de Unie
Uiterlijk op 31 januari van elk jaar zendt elk in artikel 70 bedoeld orgaan van de Unie de Commissie, het Europees Parlement en de Raad overeenkomstig zijn oprichtingsbesluit het ontwerp van zijn enkelvoudig programmeringsdocument toe met daarin zijn jaarlijkse en meerjarige programmering en de desbetreffende planning van de personele en financiële middelen.
Artikel 41
Ontwerpbegroting
1. De Commissie dient uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de begroting moet worden uitgevoerd, bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in dat de ontwerpbegroting bevat. Zij zendt dit voorstel ter informatie aan de nationale parlementen toe.
De ontwerpbegroting bevat een algemene, samenvattende staat van de ontvangsten en uitgaven van de Unie en de in artikel 39 bedoelde ramingen. De ontwerpbegroting kan tevens ramingen bevatten die afwijken van de door de instellingen van de Unie opgestelde ramingen.
De ontwerpbegroting wordt gestructureerd en ingericht zoals in de artikelen 47 tot en met 52 is uiteengezet.
Elke afdeling van de ontwerpbegroting wordt voorafgegaan door een inleiding van de betrokken instelling van de Unie zelf.
De Commissie stelt de algemene inleiding tot de ontwerpbegroting op. De algemene inleiding bestaat uit tabellen met de belangrijkste financiële gegevens per titel en toelichtingen bij de variaties in de kredieten van het ene begrotingsjaar tot het andere, per uitgavencategorie van het meerjarig financieel kader.
2. Teneinde nauwkeurigere en betrouwbaardere ramingen te kunnen verstrekken over de gevolgen voor de begroting van geldende wetgeving en wetgevingsvoorstellen die in behandeling zijn, voegt de Commissie bij de ontwerpbegroting een indicatieve financiële programmering voor de volgende jaren, ingedeeld naar uitgavencategorie, beleidsterrein en begrotingsonderdeel. De volledige financiële programmering heeft betrekking op de uitgavencategorieën die onder punt 26 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 vallen. Samenvattende gegevens worden verstrekt voor de uitgavencategorieën die niet onder punt 26 van dat Interinstitutioneel Akkoord vallen.
De indicatieve financiële programmering wordt na de vaststelling van de begroting op basis van de resultaten van de begrotingsprocedure en eventuele andere relevante besluiten bijgewerkt.
3. Bij de ontwerpbegroting voegt de Commissie:
a) |
een vergelijkende tabel met de ontwerpbegroting voor de andere instellingen van de Unie en de oorspronkelijke aan de Commissie toegezonden ramingen van de andere instellingen van de Unie en, in voorkomend geval, met de redenen waarom de ontwerpbegroting ramingen bevat die afwijken van door andere instellingen van de Unie opgestelde ramingen; |
b) |
elk nuttig geacht werkdocument over de personeelsformaties van de instellingen van de Unie, dat de laatste goedgekeurde personeelsformatie bevat en een overzicht geeft van:
|
c) |
voor de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen van de Unie, een werkdocument met een overzicht van de ontvangsten en uitgaven, alsmede alle informatie over het in deze alinea, punt b), bedoelde personeel; |
d) |
een werkdocument over de geplande besteding van kredieten voor het begrotingsjaar en informatie over de besteding van de bestemmingsontvangsten in het voorgaande jaar, met inbegrip van informatie over de naar het begrotingsjaar overgedragen bedragen en over nog betaalbaar te stellen vastleggingen; |
e) |
met betrekking tot kredieten voor administratie, een werkdocument met de administratieve uitgaven die door de Commissie moeten worden verricht in het kader van haar afdeling van de begroting en een werkdocument over het onroerendgoedbeleid van de Commissie zoals bedoeld in artikel 272, lid 1; |
f) |
een werkdocument over proefprojecten en voorbereidende acties dat eveneens een beoordeling van de resultaten en de geplande follow-up bevat; |
g) |
met betrekking tot de financiering van internationale organisaties, een werkdocument met daarin:
|
h) |
programmaverklaringen of andere toepasselijke documenten met de volgende toelichting:
|
i) |
een samenvattend overzicht van de tijdschema’s voor de betalingen met een samenvatting per programma en per rubriek van de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van in de ontwerpbegroting voorgestelde vastleggingen in de begroting voor voorgaande begrotingsjaren. |
Indien publiek-private partnerschappen gebruikmaken van financieringsinstrumenten, wordt de informatie met betrekking tot deze instrumenten opgenomen in het in lid 4 bedoelde werkdocument.
4. Indien de Commissie gebruikmaakt van financieringsinstrumenten, voegt zij bij de ontwerpbegroting een werkdocument met voor elk financieringsinstrument een overzicht van het volgende:
a) |
een verwijzing naar het financieringsinstrument en de basishandeling ervan, samen met een algemene beschrijving van het instrument, de gevolgen ervan voor de begroting, de looptijd ervan en de meerwaarde van de bijdrage van de Unie; |
b) |
de financiële instellingen die zijn betrokken bij de uitvoering, met inbegrip van eventuele kwesties in verband met de toepassing van artikel 158, lid 2; |
c) |
de bijdrage van het financieringsinstrument aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het desbetreffende programma zoals gemeten op basis van de vastgestelde indicatoren, met inbegrip van, in voorkomend geval, de geografische diversificatie; |
d) |
de voorgenomen verrichtingen, met inbegrip van doelvolumes gebaseerd op het beoogde hefboomeffect en het privékapitaal dat naar verwachting zal worden aangetrokken, of indien niet beschikbaar, op het hefboomeffect dat voortvloeit uit de bestaande financieringsinstrumenten; |
e) |
de met de betrokken verrichtingen overeenkomende begrotingsonderdelen en de samengevoegde vastleggingen in de begroting en betalingen uit de begroting; |
f) |
de gemiddelde periode tussen de vastlegging in de begroting voor de financieringsinstrumenten en de juridische verbintenissen voor individuele projecten in de vorm van eigen vermogen of schuld, indien de duur daarvan langer is dan drie jaar; |
g) |
ontvangsten en terugbetalingen overeenkomstig artikel 212, lid 3, apart vermeld, met inbegrip van een beoordeling van het gebruik ervan; |
h) |
de waarde van investeringen in eigen vermogen, met betrekking tot voorgaande jaren; |
i) |
het totaal aan voorzieningen voor risico’s en aansprakelijkheden, alsmede enige informatie over de blootstelling van de Unie aan financieel risico, met inbegrip van eventuele voorwaardelijke verplichtingen; |
j) |
de gerealiseerde verliezen op activa en beroepen op garanties, zowel voor het voorgaande jaar als de respectievelijke geaccumuleerde cijfers; |
k) |
de prestaties van het financieringsinstrument, met inbegrip van de verwezenlijkte investeringen, de beoogde en verwezenlijkte hefboom- en multiplicatoreffecten, alsmede het volume aangetrokken privékapitaal; |
l) |
de in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds voorziene middelen en, in voorkomend geval, het saldo op de trustrekening. |
Het in de eerste alinea bedoelde werkdocument bevat eveneens een overzicht van de administratieve uitgaven in verband met de beheerskosten en andere financiële en huishoudelijke lasten betaald voor het beheer van financieringsinstrumenten in totaal en per beherende partij en per beheerd financieringsinstrument.
De Commissie zet de redenen uiteen voor de in de eerste alinea, punt f), bedoelde periode en formuleert indien nodig een actieplan voor de verkorting van de periode in het kader van de jaarlijkse kwijtingsprocedure.
In het in de eerste alinea bedoelde werkdocument wordt de informatie per financieringsinstrument samengevat in een duidelijke en beknopte tabel.
5. Indien de Unie een begrotingsgarantie heeft verstrekt, voegt de Commissie bij de ontwerpbegroting een werkdocument met voor elke begrotingsgarantie en voor het gemeenschappelijk voorzieningsfonds:
a) |
een verwijzing naar de begrotingsgarantie en de basishandeling ervan, samen met een algemene beschrijving van de begrotingsgarantie en de gevolgen ervan voor de financiële verplichtingen van de begroting, de looptijd ervan en de meerwaarde van de steun van de Unie; |
b) |
de tegenpartijen voor de begrotingsgarantie, met inbegrip van eventuele kwesties die verband houden met de toepassing van artikel 158, lid 2; |
c) |
de bijdrage van de begrotingsgarantie tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de begrotingsgarantie zoals gemeten op basis van de vastgestelde indicatoren, met inbegrip van, in voorkomend geval, de geografische diversificatie en het aantrekken van middelen uit de particuliere sector; |
d) |
informatie over onder de begrotingsgarantie vallende verrichtingen op geaggregeerde basis naar sectoren, landen en instrumenten, in voorkomend geval met inbegrip van portefeuilles en steun in combinatie met andere acties van de Unie; |
e) |
het bedrag dat aan de ontvangers is overgemaakt en een beoordeling van het hefboomeffect van de uit hoofde van de begrotingsgarantie ondersteunde projecten; |
f) |
op dezelfde basis als de in punt d) bedoelde geaggregeerde informatie over het beroep op de begrotingsgarantie, verliezen, rendement, invorderingen en andere ontvangen betalingen; |
g) |
het bedrag van de voorziening voor verplichtingen die voortvloeien uit elke begrotingsgarantie en een beoordeling van de toereikendheid van het desbetreffende voorzieningspercentage en van de noodzaak tot aanvulling ervan; |
h) |
het effectieve voorzieningspercentage van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en, in voorkomend geval, de daaropvolgende verrichtingen overeenkomstig artikel 216, lid 4. |
6. Indien de Commissie gebruikmaakt van trustfondsen van de Unie voor extern optreden, voegt zij bij de ontwerpbegroting een gedetailleerd werkdocument over de door die trustfondsen ondersteunde activiteiten, onder meer over:
a) |
de uitvoering ervan, met onder meer informatie over de monitoringsregelingen met de entiteiten die trustfondsen uitvoeren; |
b) |
de beheerskosten ervan; |
c) |
de bijdragen van andere donoren dan de Unie; |
d) |
een voorlopige beoordeling van de prestaties ervan op basis van de in artikel 238, lid 3, vastgelegde voorwaarden; |
e) |
een beschrijving van de wijze waarop hun activiteiten hebben bijgedragen tot de doelstellingen die zijn neergelegd in de basishandeling van het instrument waaruit de bijdrage van de Unie aan het trustfonds is verstrekt. |
7. De Commissie voegt bij de ontwerpbegroting een lijst van haar besluiten waarbij boeten op het gebied van het mededingingsrecht worden opgelegd, met vermelding van het bedrag van elke opgelegde boete, vergezeld van informatie over de vraag of die boeten definitief zijn geworden of dat ze het voorwerp zijn van beroep, of dat nog kunnen worden, bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, alsmede, waar mogelijk, informatie over wanneer elke boete naar verwachting definitief zal worden. De Commissie voegt bij de ontwerpbegroting ook een lijst van haar besluiten en de bedragen die overeenkomstig artikel 48, lid 2, punt b), als negatieve ontvangsten in de begroting zijn opgenomen of kunnen worden opgenomen.
8. Bij de ontwerpbegroting voegt de Commissie tevens alle andere werkdocumenten die zij dienstig acht voor het Europees Parlement en voor de Raad ter beoordeling van de begrotingsverzoeken.
9. Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Besluit 2010/427/EU van de Raad (45), zendt de Commissie het Europees Parlement en de Raad samen met de ontwerpbegroting een werkdocument toe met een volledig overzicht van:
a) |
alle uit de begroting gefinancierde administratieve en beleidsuitgaven in verband met het extern optreden van de Unie, met inbegrip van de taken op het gebied van het GBVB en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid; |
b) |
alle administratieve uitgaven van de EDEO in het voorgaande jaar, uitgesplitst in uitgaven per delegatie van de Unie en uitgaven van het hoofdkantoor van de EDEO; samen met beleidsuitgaven, uitgesplitst naar geografisch gebied (regio’s, landen), thematisch gebied, delegaties van de Unie en missies. |
10. Het in lid 9 bedoelde werkdocument bevat ook de volgende gegevens:
a) |
het aantal ambten in elke categorie en rang, en het aantal vaste en tijdelijke ambten, met inbegrip van arbeidscontractanten en plaatselijke functionarissen waarvoor de uitgaven zijn toegestaan binnen de grenzen van de kredieten in elke delegatie van de Unie, alsmede in het hoofdkantoor van de EDEO; |
b) |
mutaties, vergeleken met het voorgaande begrotingsjaar, in het aantal ambten per categorie en rang, in het hoofdkantoor van de EDEO en in alle delegaties van de Unie; |
c) |
het aantal voor het begrotingsjaar toegestane ambten en, voor het voorgaande begrotingsjaar, alsmede het aantal ambten dat wordt bezet door gedetacheerde diplomaten uit de lidstaten en door ambtenaren van de Unie; |
d) |
al het personeel in de delegaties van de Unie op het moment van indiening van de ontwerpbegroting, uitgesplitst naar geografisch gebied, geslacht, afzonderlijk land en missie, met opgave van het aantal ambten in de personeelsformatie, arbeidscontractanten, lokale functionarissen en gedetacheerde nationale deskundigen, alsmede de in de ontwerpbegroting gevraagde kredieten voor dergelijke soorten personeel met de bijbehorende ramingen van het aantal voltijdsequivalenten op basis van de gevraagde kredieten. |
Artikel 42
Nota van wijzigingen bij de ontwerpbegroting
Op grond van nieuwe informatie die ten tijde van de opstelling van de ontwerpbegroting niet bekend was, kan de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een andere instelling van de Unie met betrekking tot hun respectieve afdeling, gelijktijdig bij het Europees Parlement en de Raad één of meer nota’s van wijzigingen indienen waarmee de ontwerpbegroting wordt gewijzigd, voordat het in artikel 314 VWEU genoemde bemiddelingscomité is bijeengekomen. Dergelijke nota’s kunnen onder meer een nota van wijzigingen omvatten tot actualisering van met name de geraamde landbouwuitgaven.
Artikel 43
Verplichtingen van de lidstaten als gevolg van de vaststelling van de begroting
1. De voorzitter van het Europees Parlement constateert volgens de procedure van artikel 314, lid 9, VWEU en artikel 106 bis van het Euratom-Verdrag dat de begroting definitief is vastgesteld.
2. De constatering van de definitieve vaststelling van de begroting brengt, met ingang van 1 januari van het volgende begrotingsjaar of met ingang van de datum van de constatering van de definitieve vaststelling van de begroting als die na 1 januari valt, voor elke lidstaat de verplichting met zich mee de Unie de verschuldigde bedragen ter beschikking te stellen op de wijze bepaald in Verordeningen (EU, Euratom) nr. 609/2014, en (EU, Euratom) 2021/770.
Artikel 44
Ontwerpen van gewijzigde begroting
1. De Commissie kan in de volgende omstandigheden ontwerpen van gewijzigde begroting indienen die vooral op ontvangsten zijn gericht:
a) |
om in de begroting het saldo van het voorgaande begrotingsjaar op te nemen overeenkomstig de procedure van artikel 18; |
b) |
om de raming van de eigen middelen te herzien op basis van aangepaste economische prognoses; |
c) |
om de herziene raming van de eigen middelen en andere inkomsten te actualiseren alsmede om de beschikbaarheid van en de behoeften aan betalingskredieten te herzien. |
De Commissie kan in geval van onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden ontwerpen van gewijzigde begroting indienen die vooral op uitgaven zijn gericht.
2. Verzoeken om gewijzigde begrotingen die in de in lid 1 genoemde omstandigheden door andere instellingen van de Unie dan de Commissie worden gedaan, worden doorgegeven aan de Commissie.
Alvorens een ontwerp van gewijzigde begroting in te dienen, onderzoeken de Commissie en de andere betrokken instellingen van de Unie de mogelijkheid om de desbetreffende kredieten te herschikken, met name met betrekking tot de verwachting dat bepaalde kredieten niet volledig zullen worden opgebruikt.
Artikel 43 is van toepassing op gewijzigde begrotingen. Gewijzigde begrotingen worden gemotiveerd onder verwijzing naar de begroting waarvan zij de ramingen wijzigen.
3. De Commissie dient haar ontwerpen van gewijzigde begroting uiterlijk op 1 september van elk begrotingsjaar gelijktijdig bij het Europees Parlement en bij de Raad in, behoudens in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden. Zij kan bij de door andere instellingen van de Unie ingediende verzoeken om gewijzigde begrotingen een advies voegen.
4. De ontwerpen van gewijzigde begroting gaan vergezeld van de ten tijde van de opstelling ervan beschikbare motiveringen en gegevens over de uitvoering van de begroting van het voorgaande en het lopende begrotingsjaar.
Artikel 45
Vervroegde indiening van de ramingen en ontwerpbegrotingen
De Commissie, het Europees Parlement en de Raad kunnen overeenkomen bepaalde data voor de indiening van de ramingen en voor de aanneming en de indiening van de ontwerpbegroting te vervroegen. Deze overeenkomst leidt er evenwel niet toe dat de termijnen voor de behandeling van die teksten, als voorgeschreven in artikel 314 VWEU en artikel 106 bis van het Euratom-Verdrag, worden verkort of verlengd.
HOOFDSTUK 2
Structuur en inrichting van de begroting
Artikel 46
Structuur van de begroting
De begroting omvat:
a) |
een algemene staat van ontvangsten en uitgaven; |
b) |
aparte afdelingen voor elke instelling van de Unie, behalve voor de Europese Raad en voor de Raad die onder dezelfde afdeling ressorteren, verdeeld in staten van ontvangsten en uitgaven. |
Artikel 47
Begrotingsnomenclatuur
1. De ontvangsten van de Commissie en de ontvangsten en uitgaven van de overige instellingen van de Unie worden door het Europees Parlement en door de Raad ingedeeld in titels, hoofdstukken, artikelen en posten al naar hun aard of bestemming.
2. De staat van uitgaven van de begrotingsafdeling betreffende de Commissie wordt ingericht volgens de door het Europees Parlement en de Raad vastgestelde nomenclatuur met een indeling naar de bestemming van de uitgave.
Elke titel komt overeen met een beleidsterrein en elk hoofdstuk als regel met een programma of een activiteit.
Elke titel kan beleidskredieten en administratieve kredieten bevatten. Binnen eenzelfde titel worden de administratieve kredieten samengebracht in één hoofdstuk.
De begrotingsnomenclatuur voldoet aan de beginselen van specialiteit, goed financieel beheer en transparantie. Zij zorgt voor de voor het begrotingsproces benodigde duidelijkheid en transparantie, helpt de hoofddoelstellingen die in de respectieve rechtsgrondslagen zijn vastgesteld, te bepalen, maakt het mogelijk politieke prioriteiten te stellen en deze op een efficiënte en doeltreffende wijze te implementeren.
3. De Commissie kan om de opname van een vermelding “pro memorie” in een begrotingsonderdeel zonder toegestane kredieten verzoeken. Een dergelijk verzoek zal overeenkomstig de in artikel 31 vastgestelde procedure worden goedgekeurd.
4. In geval van indiening per bestemming worden de administratieve kredieten voor afzonderlijke titels als volgt ingericht:
a) |
uitgaven voor het door de personeelsformatie toegestane aantal personeelsleden, die de kredieten en het aantal ambten voor de personeelsformatie omvatten; |
b) |
uitgaven voor extern personeel en andere uitgaven zoals bedoeld in artikel 30, lid 1, eerste alinea, punt b), en gefinancierd uit hoofde van de rubriek “Administratie” van het meerjarig financieel kader; |
c) |
uitgaven voor gebouwen en andere, hiermee verband houdende uitgaven, waaronder die voor schoonmaak en onderhoud, huur, telecommunicatie, water, gas en elektriciteit; |
d) |
uitgaven voor extern personeel en technische bijstand, direct verband houdend met de uitvoering van programma’s. |
Administratieve uitgaven van de Commissie die in verschillende titels voorkomen, worden opgenomen in een afzonderlijke samenvattende staat, ingedeeld naar aard.
Artikel 48
Negatieve ontvangsten
1. De begroting bevat geen negatieve ontvangsten.
2. In afwijking van lid 1 van dit artikel worden de volgende bedragen in mindering gebracht op de ontvangsten van de begroting:
a) |
negatieve rente op deposito’s in totaal; |
b) |
wanneer de in artikel 108, lid 1, bedoelde bedragen van de geldboeten, andere dwangsommen of sancties uit hoofde van het VWEU of het Euratom-Verdrag door het Hof van Justitie van de Europese Unie worden nietig verklaard of verlaagd, alle rente of andere heffingen die verschuldigd zijn aan de betrokken partijen, met inbegrip van eventuele negatieve rendementen met betrekking tot die bedragen. |
Wat de eerste alinea, punt b), betreft, wordt de rente of een andere heffing in de ontwerpbegroting opgenomen in een specifiek begrotingsonderdeel en werkt de Commissie de in artikel 41, lid 7, tweede zin, bedoelde informatie samen met de in artikel 18, lid 3, bedoelde gewijzigde begroting bij.
3. De op grond van Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 geïnde eigen middelen zijn nettobedragen en worden in de samenvattende staat van ontvangsten van de begroting als zodanig vermeld.
Artikel 49
Voorzieningen
1. Elke afdeling van de begroting kan een titel “voorzieningen” bevatten. Kredieten worden in elk van de volgende gevallen in die titel opgenomen:
a) |
ontbreken van een basishandeling voor de betrokken actie op het tijdstip van opstelling van de begroting; |
b) |
op ernstige gronden bestaande onzekerheid over de toereikendheid of de mogelijkheid tot besteding, onder voorwaarden overeenkomstig het beginsel goed financieel beheer, van de op de begrotingsonderdelen opgevoerde kredieten. |
De kredieten van die titel kunnen alleen door middel van overschrijvingen volgens de procedure van artikel 30, lid 2, punt a), van deze verordening worden gebruikt in de gevallen waarin voor de vaststelling van de basishandeling de procedure van artikel 294 VWEU geldt, en volgens de procedure van artikel 31 van deze verordening in alle andere gevallen.
2. In geval van ernstige uitvoeringsmoeilijkheden kan de Commissie tijdens het begrotingsjaar voorstellen kredieten over te schrijven naar de titel “voorzieningen”. Het Europees Parlement en de Raad beslissen over deze overschrijvingen op de in artikel 31 beschreven wijze.
Artikel 50
Negatieve reserve
De afdeling van de begroting betreffende de Commissie mag een “negatieve reserve” bevatten van ten hoogste 200 000 000 EUR. Een dergelijke reserve wordt in een afzonderlijke titel opgenomen en bevat uitsluitend betalingskredieten.
Het gebruik van die negatieve reserve moet vóór het einde van het begrotingsjaar plaatsvinden door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 30 en 31.
Artikel 51
Reserve voor noodhulp
1. De afdeling van de begroting betreffende de Commissie bevat een reserve voor noodhulp aan derde landen.
2. De in lid 1 genoemde reserve wordt vóór het einde van het begrotingsjaar gebruikt door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 30 en 32.
Artikel 52
Inrichting van de begroting
1. In de begroting worden opgenomen:
a) |
in de algemene staat van ontvangsten en uitgaven:
|
b) |
in elke afdeling de ontvangsten en uitgaven volgens dezelfde structuur als beschreven in punt a); |
c) |
met betrekking tot het personeelsbestand:
|
d) |
met betrekking tot financiële bijstand en begrotingsgaranties:
|
e) |
met betrekking tot zonder een basishandeling in te stellen financieringsinstrumenten:
|
f) |
met betrekking tot de door personen of entiteiten krachtens artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), uitgevoerde middelen:
|
g) |
alle GBVB-uitgaven in een hoofdstuk, “GBVB” getiteld, met specifieke artikelen die betrekking hebben op GBVB-uitgaven en specifieke begrotingsonderdelen bevatten waarin in elk geval de belangrijkste missies worden vermeld. |
2. Het Europees Parlement en de Raad kunnen naast de in lid 1 genoemde documenten nog elk ander ter zake dienend document bij de begroting voegen.
Artikel 53
Regels betreffende de personeelsformaties
1. De in artikel 52, lid 1, punt c), bedoelde personeelsformaties vormen voor elke instelling en elk orgaan van de Unie een strikt maximum. Boven dit maximum wordt geen enkele aanstelling verricht.
Elke instelling en elk orgaan van de Unie mag evenwel wijzigingen in zijn personeelsformaties aanbrengen voor 10 % van de toegestane ambten, behalve voor de rangen AD 14, AD 15 en AD 16, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a) |
de wijziging heeft geen gevolgen voor de omvang van de personeelskredieten overeenkomend met een volledig begrotingsjaar; |
b) |
het totale aantal toegestane ambten per personeelsformatie wordt niet overschreden; |
c) |
de instelling of het orgaan van de Unie heeft deelgenomen aan een benchmark-studie met andere instellingen en organen van de Unie, waarmee is begonnen met de personeelsscreening van de Commissie. |
Ten minste drie weken voordat zij een in de tweede alinea bedoelde wijziging aanbrengt, brengt de betrokken instelling van de Unie het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van haar voornemen dit te doen. Indien binnen deze termijn door het Europees Parlement of de Raad naar behoren gemotiveerde bezwaren worden aangevoerd, ziet de instelling van de Unie af van het aanbrengen van de wijzigingen en wordt de in artikel 44 vastgestelde procedure gevolgd.
2. In afwijking van de eerste alinea van lid 1, kunnen de gevallen van arbeid in deeltijd waarvoor het tot aanstelling bevoegde gezag overeenkomstig de bepalingen van het Statuut toestemming heeft verleend, worden gecompenseerd met andere aanstellingen.
HOOFDSTUK 3
Begrotingsdiscipline
Artikel 54
Overeenstemming met het meerjarig financieel kader en met het besluit betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie
De begroting is in overeenstemming met het meerjarig financieel kader en met Besluit (EU, Euratom) 2020/2053.
Artikel 55
Overeenstemming van handelingen van de Unie met de begroting
Wanneer bij de uitvoering van een handeling van de Unie de in de begroting beschikbare kredieten worden overschreden, wordt die handeling in financieel opzicht niet uitgevoerd totdat de begroting dienovereenkomstig is gewijzigd.
TITEL IV
UITVOERING VAN DE BEGROTING
HOOFDSTUK 1
Algemene bepalingen
Artikel 56
Uitvoering van de begroting volgens het beginsel van goed financieel beheer
1. De Commissie voert de begroting aan de ontvangsten- en uitgavenzijde uit overeenkomstig deze verordening, onder haar eigen verantwoordelijkheid en binnen de grenzen van de toegestane kredieten.
2. De lidstaten werken met de Commissie samen om te verzekeren dat de kredieten worden besteed volgens het beginsel van goed financieel beheer.
Artikel 57
Kennisgeving van de doorgifte van persoonsgegevens voor auditdoeleinden
Bij toekenningsprocedures, met inbegrip van elke oproep in het kader van subsidies, niet-financiële schenkingen, aanbestedingen of prijzen, die in direct beheer worden uitgevoerd, worden potentiële begunstigden, gegadigden, inschrijvers en deelnemers overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 ervan in kennis gesteld dat, met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de persoonsgegevens aan interneauditdiensten, de Rekenkamer, het EOM of het OLAF en tussen ordonnateurs van de Commissie en de in artikel 69 van deze verordening genoemde uitvoerende agentschappen en de in artikelen 70 en 71 van deze verordening genoemde organen van de Unie kunnen worden doorgegeven.
Artikel 58
Basishandeling en uitzonderingen
1. De in de begroting opgenomen kredieten kunnen alleen voor een optreden van de Unie worden besteed indien een basishandeling is aangenomen.
2. In afwijking van lid 1 en onder de in de leden 3, 4 en 5 bepaalde voorwaarden, mogen de volgende kredieten zonder basishandeling worden besteed, voor zover de gefinancierde acties onder de bevoegdheid van de Unie vallen:
a) |
kredieten voor proefprojecten van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen; |
b) |
kredieten voor voorbereidende acties op gebieden die onder het toepassingsgebied van het VWEU en het Euratom-Verdrag vallen, om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige acties; |
c) |
kredieten voor voorbereidende maatregelen op het gebied van titel V van het VEU; |
d) |
kredieten voor incidentele acties, of voor acties van onbepaalde duur, die de Commissie uitvoert op grond van de taken die voortvloeien uit haar andere prerogatieven op institutioneel vlak uit hoofde van het VWEU en het Euratom-Verdrag dan haar in punt b) van dit lid bedoelde recht om wetgevingsvoorstellen in te dienen, alsmede uit de bijzondere bevoegdheden die haar rechtstreeks door de artikelen 154, 156, 159 en 160, artikel 168, lid 2, artikel 171, lid 2, artikel 173, lid 2, artikel 175, tweede alinea, artikel 181, lid 2, artikel 190 en artikel 210, lid 2, en artikel 214, lid 6, VWEU en de artikelen 70 en 77 tot en met 85 van het Euratomverdrag zijn toegekend; |
e) |
kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling van de Unie uit hoofde van haar administratieve autonomie. |
3. Met betrekking tot de in lid 2, punt a), bedoelde kredieten, mogen de desbetreffende vastleggingskredieten voor ten hoogste twee opeenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen. Het totale bedrag van de kredieten voor proefprojecten is niet hoger dan 40 000 000 EUR per begrotingsjaar.
4. Met betrekking tot de in lid 2, punt b), bedoelde kredieten, wordt bij voorbereidende acties, die uiteenlopende vormen kunnen hebben, een samenhangende aanpak gevolgd. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen voor ten hoogste drie opeenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen. De procedure voor de vaststelling van de relevante basishandeling wordt vóór het einde van het derde begrotingsjaar voltooid. In de loop van die procedure stemt de vastlegging van de kredieten overeen met de eigen kenmerken van de voorbereidende actie met betrekking tot de beoogde activiteiten en doelstellingen en de ontvangers. Bijgevolg stemt de omvang van de vastgestelde kredieten niet overeen met de voor de financiering van de definitieve actie zelf voorziene omvang.
Het totale bedrag van de kredieten voor de in lid 2, punt b), bedoelde nieuwe voorbereidende acties is niet hoger dan 50 000 000 EUR per begrotingsjaar en het totale bedrag van de daadwerkelijk vastgelegde kredieten voor voorbereidende acties is niet hoger dan 100 000 000 EUR.
5. Met betrekking tot de in lid 2, punt c), bedoelde kredieten, worden voorbereidende maatregelen beperkt tot een korte periode en dienen zij om de voorwaarden vast te stellen voor het optreden van de Unie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het GBVB en voor de vaststelling van de nodige juridische instrumenten.
Voorbereidende maatregelen voor crisisbeheersingsoperaties van de Unie dienen onder meer om na te gaan wat de operationele behoeften zijn, te zorgen voor een snelle terbeschikkingstelling van de eerste middelen of ter plaatse de voorwaarden voor de start van de operatie te scheppen. Voorbereidende maatregelen worden overeengekomen door de Raad, op voorstel van de hoge vertegenwoordiger.
Met het oog op een snelle uitvoering van de voorlopige maatregelen worden het Europees Parlement en de Commissie zo spoedig mogelijk door de hoge vertegenwoordiger geïnformeerd over het voornemen van de Raad om tot een voorbereidende maatregel over te gaan en in het bijzonder over de hiervoor naar raming benodigde middelen. De Commissie neemt alle nodige maatregelen om een snelle terbeschikkingstelling van de middelen te waarborgen.
De financiering van door de Raad overeengekomen maatregelen ter voorbereiding van crisisbeheersingsoperaties van de Unie uit hoofde van titel V van het VEU dekt de bijkomende kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van een specifieke inzet ter plaatse van een missie of team waarbij onder meer personeelsleden van instellingen van de Unie betrokken zijn, met inbegrip van een verzekering tegen grote risico’s, reis- en verblijfkosten en dagvergoedingen.
Artikel 59
Uitvoering van de begroting door andere instellingen van de Unie dan de Commissie
1. De Commissie kent de overige instellingen van de Unie de bevoegdheden toe die nodig zijn voor de uitvoering van hun afdelingen van de begroting.
2. Om de besteding van hun kredieten te bevorderen kunnen instellingen van de Unie overeenkomsten op dienstverleningsniveau met elkaar sluiten, met daarin de voorwaarden voor de verlening van diensten, de levering van producten, de uitvoering van werken of van onroerendgoedovereenkomsten.
Deze overeenkomsten maken de overschrijving van kredieten of de invordering van kosten die voortvloeien uit de uitvoering ervan, mogelijk.
3. Overeenkomsten op dienstverleningsniveau zoals bedoeld in lid 2 kunnen ook worden gesloten tussen afdelingen van de instellingen van de Unie, organen van de Unie, Europese bureaus, organen of personen belast met de uitvoering van specifieke acties in het GBVB op grond van titel V van het VEU en het bureau van de secretaris-generaal van de raad van bestuur van de Europese scholen. De Commissie en de andere instellingen van de Unie brengen regelmatig bij het Europees Parlement en bij de Raad verslag uit over de overeenkomsten op dienstverleningsniveau die zij met andere instellingen van de Unie sluiten.
Artikel 60
Delegatie van bevoegdheden tot uitvoering van de begroting
1. De Commissie en elk van de overige instellingen van de Unie kunnen hun bevoegdheden tot uitvoering van de begroting binnen hun diensten delegeren onder de in deze verordening en hun interne voorschriften bepaalde voorwaarden en binnen de in de akte van delegatie vastgestelde grenzen. Deze delegatieverkrijgers handelen binnen de grenzen van de hun uitdrukkelijk verleende bevoegdheden.
2. In aanvulling op lid 1 kan de Commissie haar bevoegdheden tot uitvoering van de begroting met betrekking tot de beleidskredieten van haar eigen begrotingsafdeling delegeren aan de hoofden van de delegaties van de Unie en, om tijdens hun afwezigheid de continuïteit van de werkzaamheden te waarborgen, aan de adjunct-hoofden van de delegaties van de Unie. Dergelijke bevoegdheidsdelegatie laat de verantwoordelijkheid van de hoofden van de delegaties van de Unie tot uitvoering van de begroting onverlet. Indien een hoofd van een delegatie van de Unie langer dan vier weken afwezig is, herziet de Commissie haar besluit om bevoegdheden tot uitvoering van de begroting te delegeren. Wanneer de hoofden van de delegaties van de Unie en, in hun afwezigheid, de adjunct-hoofden, als gesubdelegeerd ordonnateur van de Commissie optreden, passen zij de voorschriften van de Commissie voor de uitvoering van de begroting toe en worden zij onderworpen aan dezelfde taken, verplichtingen en aansprakelijkheid als elke andere gesubdelegeerd ordonnateur van de Commissie.
De Commissie kan de in de eerste alinea bedoelde delegatie van bevoegdheden intrekken overeenkomstig haar eigen regels.
Voor de toepassing van de eerste alinea neemt de hoge vertegenwoordiger de nodige maatregelen om de samenwerking tussen de delegaties van de Unie en de diensten van de Commissie te bevorderen.
3. De EDEO kan zijn bevoegdheid tot uitvoering van de begroting met betrekking tot de administratieve kredieten van zijn eigen begrotingsafdeling bij wijze van uitzondering delegeren aan Commissiemedewerkers van de delegaties van de Unie indien dit nodig is om de continuïteit in het bestuur van die delegaties in afwezigheid van de bevoegde ordonnateur van de EDEO uit het land van de standplaats van zijn delegatie te verzekeren. In de uitzonderlijke gevallen waarin Commissiepersoneelsleden van delegaties van de Unie als gesubdelegeerd ordonnateur van de EDEO optreden, passen zij de interne EDEO-regels voor de uitvoering van de begroting toe en hebben zij dezelfde taken en verplichtingen, onder meer inzake verantwoording, als elke andere gesubdelegeerde ordonnateur van de EDEO.
De EDEO kan de in de eerste alinea bedoelde delegatie van bevoegdheden intrekken overeenkomstig zijn eigen regels.
Artikel 61
Belangenconflict
1. Financiële actoren in de zin van hoofdstuk 4 van deze titel en andere personen, daaronder begrepen nationale autoriteiten op alle niveaus, die bij de uitvoering van de begroting onder direct, indirect en gedeeld beheer, met inbegrip van voorbereidende handelingen op dit gebied, de audit of de controle betrokken zijn, verrichten geen handelingen waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Unie. Zij nemen ook passende maatregelen om te voorkomen dat een belangenconflict ontstaat in de functies onder hun verantwoordelijkheid en om situaties te verhelpen die objectief als belangenconflict kunnen worden beschouwd.
2. Indien er een risico bestaat op een belangenconflict waarbij een personeelslid van een nationale autoriteit betrokken is, brengt de betrokken persoon deze zaak ter kennis van zijn hiërarchieke meerdere. Indien een dergelijk risico bestaat voor aan het Statuut onderworpen personeel brengt de betrokken persoon deze zaak ter kennis van de bevoegde gedelegeerde ordonnateur. De bevoegde hiërarchieke meerdere of de verantwoordelijke gedelegeerde ordonnateur bevestigt schriftelijk of er sprake is van een belangenconflict. Indien een belangenconflict wordt vastgesteld, zorgt het tot aanstelling bevoegde gezag of de bevoegde nationale autoriteit ervoor dat de betrokken persoon al zijn activiteiten in verband met de zaak beëindigt. De betrokken gedelegeerde ordonnateur of de betrokken nationale autoriteit zorgt ervoor dat de nodige verdere maatregelen worden genomen in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, met inbegrip van het nationale recht inzake belangenconflicten in gevallen waarbij een personeelslid van een nationale autoriteit betrokken is.
3. Voor de toepassing van lid 1 doet een belangenconflict zich voor wanneer de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de in lid 1 bedoelde financiële actor of andere persoon in gevaar wordt gebracht als gevolg van familiebanden, persoonlijke relaties, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elk ander direct of indirect persoonlijk belang.
HOOFDSTUK 2
Wijzen van uitvoering
Artikel 62
Wijzen van uitvoering van de begroting
1. De Commissie voert de begroting op een of meer van de volgende wijzen uit:
a) |
op directe wijze (direct beheer) zoals uiteengezet in de artikelen 125 tot en met 156, via haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de delegaties van de Unie onder leiding van het respectievelijke delegatiehoofd, overeenkomstig artikel 60, lid 2, of via uitvoerende agentschappen zoals bedoeld in artikel 69; |
b) |
in gedeeld beheer met de lidstaten (gedeeld beheer) zoals uiteengezet in de artikelen 63 en 125 tot en met 129; |
c) |
op indirecte wijze (indirect beheer) zoals uiteengezet in de artikelen 125 tot en met 152 en de artikelen 157 tot en met 162, wanneer de basishandeling daarin voorziet of in de in artikel 58, lid 2, punten a) tot en met d), genoemde gevallen, door taken tot uitvoering van de begroting toe te vertrouwen aan:
|
Met betrekking tot de eerste alinea, punt c), vi) en vii), kan het bedrag van de vereiste financiële garanties in de betrokken basishandeling zijn opgenomen en beperkt zijn tot het maximumbedrag van de bijdrage van de Unie aan het betrokken orgaan. In het geval van meervoudige borgen wordt de verdeling van het bedrag van de totale verplichting die door de garanties wordt gedekt, gespecificeerd in de bijdrageovereenkomst, die kan bepalen dat de aansprakelijkheid voor elke borg evenredig moet zijn met het aandeel van de respectieve bijdrage ervan aan het orgaan.
2. Voor direct beheer kan de Commissie de in de titels VII, VIII, IX, X en XII genoemde instrumenten gebruiken.
Voor gedeeld beheer worden de instrumenten voor de uitvoering van de begroting in sectorspecifieke regelgeving bepaald.
Voor indirect beheer past de Commissie titel VI en, in het geval van financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties, de titels VI en X toe. De uitvoerende entiteiten gebruiken de instrumenten voor de uitvoering van de begroting die in de betrokken bijdrageovereenkomst staan.
3. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 317 VWEU en delegeert die taken niet aan derden indien deze taken een ruime beoordelingsmarge inhouden die door politieke keuzen kan worden bepaald.
De Commissie kan niet, door middel van overeenkomsten in overeenstemming met titel VII van deze verordening, taken uitbesteden die het uitoefenen van openbaar gezag en discretionaire beoordelingsbevoegdheden met zich brengen.
Artikel 63
Gedeeld beheer met de lidstaten
1. Wanneer de Commissie de begroting in gedeeld beheer uitvoert, worden taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. De Commissie en de lidstaten nemen de beginselen van goed financieel beheer, transparantie en non-discriminatie in acht en geven zichtbaarheid aan het optreden van de Unie wanneer zij middelen van de Unie beheren. Daartoe komen de Commissie en de lidstaten hun respectieve controle- en auditverplichtingen na en nemen zij de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden op zich die in deze verordening zijn vastgesteld. Aanvullende voorschriften worden vastgesteld in sectorspecifieke regelgeving.
2. De lidstaten nemen, wanneer zij taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting uitoefenen, alle nodige maatregelen, met inbegrip van wetgevende, regelgevende, en administratieve maatregelen, ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name door:
a) |
ervoor te zorgen dat uit de begroting gefinancierde acties naar behoren en effectief en in overeenstemming met de toepasselijke sectorspecifieke regelgeving worden uitgevoerd; |
b) |
organen aan te wijzen voor het beheer en de controle van middelen van de Unie, overeenkomstig lid 3, en toezicht te houden op deze organen; |
c) |
te voorzien in de preventie, opsporing en correctie van onregelmatigheden en fraude; |
d) |
overeenkomstig deze verordening en sectorspecifieke regelgeving samen te werken met de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en, voor de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, met het EOM. |
Teneinde de financiële belangen van de Unie te beschermen, verrichten de lidstaten, met inachtneming van het proportionaliteitsbeginsel en in toepassing van dit artikel en de desbetreffende sectorspecifieke regelgeving, vooraf en achteraf controles, met inbegrip van toetsen ter plaatse, waar zulks dienstig is, op representatieve en/of risicogerichte steekproeven van verrichtingen. Daarnaast gaan zij over tot terugvordering van onterecht betaalde bedragen en stellen zij in voorkomend geval gerechtelijke procedures in.
De lidstaten leggen de ontvangers doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties op indien hierin is voorzien bij sectorspecifieke regelgeving of bij specifieke bepalingen in het nationale recht.
In het kader van haar risicobeoordeling en overeenkomstig de sectorspecifieke regelgeving, houdt de Commissie toezicht op de door de lidstaten vastgestelde beheers- en controlesystemen. Bij haar auditwerkzaamheden eerbiedigt de Commissie het proportionaliteitsbeginsel en houdt zij rekening met het overeenkomstig sectorspecifieke regelgeving beoordeelde risiconiveau.
3. Overeenkomstig de criteria en procedures die zijn vastgelegd in sectorspecifieke regelgeving wijzen de lidstaten op het passende niveau organen aan die bevoegd zijn om de middelen van de Unie te beheren en te controleren. Deze organen kunnen naast het beheer van middelen van de Unie andere taken verrichten en kunnen sommige taken aan andere organen toevertrouwen.
Bij het nemen van een besluit inzake de aanwijzing van organen kunnen de lidstaten zich laten leiden door de vraag of de beheers- en controlesystemen in wezen dezelfde zijn als die welke reeds golden voor de vorige periode en of deze afdoende gefunctioneerd hebben.
Indien uit de audit- en controleresultaten blijkt dat de aangewezen organen niet langer voldoen aan de criteria die zijn vastgesteld in sectorspecifieke regelgeving, nemen de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van de taken van deze organen worden verholpen, onder meer door een eind te maken aan de aanwijzing in overeenstemming met sectorspecifieke regelgeving.
Sectorspecifieke regelgeving legt de rol van de Commissie in het in dit lid omschreven proces vast.
4. De overeenkomstig lid 3 aangewezen organen:
a) |
stellen een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem in dat, in voorkomend geval, kan steunen op digitale controles zoals bedoeld in artikel 36, lid 11, en zien toe op de werking ervan; |
b) |
een boekhoudsysteem gebruiken dat tijdig nauwkeurige, volledige en betrouwbare informatie verstrekt; |
c) |
verschaffen de uit hoofde van de leden 5, 6 en 7 verlangde informatie; |
d) |
zorgen voor een bekendmaking achteraf overeenkomstig artikel 38, leden 2 tot en met 7. |
De verwerking van persoonsgegevens vindt plaats met inachtneming van Verordening (EU) 2016/679.
5. De overeenkomstig lid 3 aangewezen organen verstrekken de Commissie vóór 15 februari van het volgende begrotingsjaar:
a) |
hun rekeningen betreffende de uitgaven die zij tijdens de relevante referentieperiode, als bepaald in sectorspecifieke regelgeving, hebben gedaan bij de uitvoering van hun taken en met het oog op vergoeding bij de Commissie hebben ingediend; |
b) |
een jaarlijkse samenvatting van de definitieve auditverslagen en van de verrichte controles, met een analyse van de aard en de omvang van de vastgestelde fouten en tekortkomingen in de systemen en een overzicht van de reeds genomen of geplande corrigerende maatregelen. |
6. In de in lid 5, punt a), genoemde rekeningen zijn de prefinanciering en de bedragen waarvoor invorderingsprocedures lopen of zijn afgerond, opgenomen. Zij gaan vergezeld van een beheersverklaring waarin wordt bevestigd dat naar de mening van degenen die met het beheer van de middelen belast zijn:
a) |
de informatie op juiste, volledige en accurate wijze is gepresenteerd; |
b) |
de uitgaven voor het beoogde, in sectorspecifieke regelgeving omschreven doel zijn gebruikt; |
c) |
de ingevoerde controlesystemen de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen waarborgen. |
7. De in lid 5, punt a), bedoelde rekeningen en de in dat lid, punt b), bedoelde samenvatting gaan vergezeld van een advies van een onafhankelijk auditorgaan dat overeenkomstig de internationaal aanvaarde auditnormen is opgesteld. In dat advies wordt vastgesteld of de rekeningen een juist en getrouw beeld geven, of de uitgaven waarvoor bij de Commissie om vergoeding is verzocht, wettig en regelmatig zijn en of de ingevoerde controlesystemen naar behoren functioneren. In het advies wordt ook vastgesteld of de beweringen in de in lid 6 genoemde beheersverklaring in de auditwerkzaamheden in twijfel worden getrokken.
De in lid 5 bepaalde termijn van 15 februari kan bij uitzondering door de Commissie worden verlengd tot 1 maart na kennisgeving door de betrokken lidstaat.
De lidstaten kunnen de in de leden 5 en 6 en in onderhavig lid genoemde informatie op het daarvoor geëigende niveau publiceren.
Bovendien kunnen de lidstaten aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie op het daarvoor geëigende niveau ondertekende verklaringen afgeven gebaseerd op de leden 5 en 6 en in dit lid genoemde informatie.
8. Om ervoor te zorgen dat de middelen van de Unie worden gebruikt in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften dient de Commissie:
a) |
procedures toe te passen voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen van de aangewezen organen, om te waarborgen dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarheidsgetrouw zijn; |
b) |
betalingen die in strijd met het toepasselijk recht zijn verricht, uit te sluiten van financiering door de Unie; |
c) |
betalingstermijnen te onderbreken of betalingen te schorsen indien daarin is voorzien in sectorspecifieke regelgeving. |
De Commissie maakt de onderbreking van betalingstermijnen of schorsing van betalingen geheel of gedeeltelijk ongedaan nadat een lidstaat zijn opmerkingen heeft ingediend en zodra deze alle nodige maatregelen heeft genomen. In het in artikel 74, lid 9, bedoelde jaarlijks activiteitenverslag komen alle verplichtingen uit hoofde van dit lid aan bod.
9. In de sectorspecifieke regelgeving wordt rekening gehouden met de behoeften van programma’s voor Europese territoriale samenwerking, met name wat betreft de inhoud van de beheersverklaring, het in lid 3 genoemde proces en de auditfunctie.
10. De Commissie stelt een register samen van organen die verantwoordelijk zijn voor het beheer, de certificering en de auditactiviteiten uit hoofde van sectorspecifieke regelgeving.
11. De lidstaten kunnen de hun in gedeeld beheer toegewezen middelen gebruiken in combinatie met verrichtingen en instrumenten die worden uitgevoerd krachtens Verordening (EU) 2015/1017, in overeenstemming met de voorwaarden in de toepasselijke sectorspecifieke regelgeving.
HOOFDSTUK 3
Europese bureaus en organen van de Unie