EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2018:268:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, L 268, 26 oktober 2018


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 268

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

61e jaargang
26 oktober 2018


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2018/1603 van de Raad van 18 september 2018 betreffende de sluiting namens de Unie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA

1

 

 

Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA

3

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1604 van de Raad van 25 oktober 2018 ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1284/2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee

16

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1605 van de Raad van 25 oktober 2018 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1755 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi

18

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1606 van de Raad van 25 oktober 2018 tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

20

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1607 van de Commissie van 24 oktober 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 992/95 van de Raad wat betreft tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten van oorsprong uit Noorwegen

22

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1608 van de Commissie van 24 oktober 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

42

 

 

BESLUITEN

 

*

Besluit (EU) 2018/1609 van de Raad van 28 september 2018 betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) en in het Comité voor binnenlands vervoer van de VN-ECE in verband met de vaststelling van het verdrag inzake het vergemakkelijken van grensprocedures voor passagiers, bagage en lading-bagage in het internationale spoorwegverkeer

44

 

*

Besluit (GBVB) 2018/1610 van de Raad van 25 oktober 2018 houdende wijziging van Besluit 2010/573/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië

46

 

*

Besluit (GBVB) 2018/1611 van de Raad van 25 oktober 2018 tot wijziging van Besluit 2010/638/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee

47

 

*

Besluit (GBVB) 2018/1612 van de Raad van 25 oktober 2018 houdende wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1763 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi

49

 

*

Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2018/1613 van de Raad van 25 oktober 2018 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

51

 

*

Uitvoeringsbesluit (EU) 2018/1614 van de Commissie van 25 oktober 2018 tot vaststelling van specificaties voor de voertuigregisters die zijn vermeld in artikel 47 van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging en intrekking van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie ( 1 )

53

 

 

Rectificaties

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1285 van de Raad van 24 september 2018 tot uitvoering van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU) 2016/44 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië ( PB L 240 van 25.9.2018 )

92

 

*

Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2018/1290 van de Raad van 24 september 2018 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië ( PB L 240 van 25.9.2018 )

92

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/1


BESLUIT (EU) 2018/1603 VAN DE RAAD

van 18 september 2018

betreffende de sluiting namens de Unie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172, in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2016/2234 van de Raad (2) is de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA (hierna de „overeenkomst” genoemd) op 5 december 2016 ondertekend, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

(2)

De strategie van de Unie, waarmee op basis van de Europese programma's voor satellietnavigatie enerzijds wordt beoogd de ontwikkeling van het gebruik van deze technologie te vergroten en bijbehorende diensten in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA te verlenen, met name door de oprichting van een autonome dienst op het gebied van satellietaugmentatie (SBAS) ten behoeve van het ASECNA, en anderzijds, meer in het algemeen, de bevordering van het gebruik van satellietnavigatie op het Afrikaanse continent wordt beoogd, wordt actief voortgezet in het kader van de overeenkomst.

(3)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA wordt namens de Unie goedgekeurd.

De tekst van de overeenkomst is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon (personen) aan die bevoegd is (zijn) om namens de Unie de akte van goedkeuring neer te leggen (3).

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 18 september 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

G. BLÜMEL


(1)  Goedkeuring van 3 juli 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2)  Besluit (EU) 2016/2234 van de Raad van 21 november 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA (PB L 337 van 13.12.2016, blz. 1).

(3)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/3


VERTALING

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

tussen de Europese Unie en het Agentschap voor luchtvaartveiligheid in Afrika en Madagaskar (ASECNA) inzake de ontwikkeling van satellietnavigatie en de verlening van bijbehorende diensten ten behoeve van de burgerluchtvaart in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA

De EUROPESE UNIE,

hierna „de Unie” genoemd,

enerzijds,

en

het AGENTSCHAP VOOR LUCHTVAARTVEILIGHEID IN AFRIKA EN MADAGASKAR,

hierna „ASECNA” genoemd,

anderzijds,

hierna gezamenlijk „de partijen” genoemd,

GEZIEN de toenemende ontwikkeling van de toepassingen van mondiale satellietnavigatiesystemen in de Unie, in Afrika en in andere gebieden van de wereld, met name in de burgerluchtvaartsector,

OVERWEGENDE dat het ASECNA voornamelijk belast is met het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten in het luchtruim dat onder zijn bevoegdheid valt, met de organisatie van dat luchtruim, met de publicatie van luchtvaartinlichtingen, met de meteorologische verwachtingen voor de luchtvaart en de overdracht van inlichtingen op dat gebied,

ERKENNENDE het belang van de programma's voor satellietnavigatie van de Unie, Galileo en Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie (EGNOS), die specifiek zijn ontworpen voor civiele doeleinden, de voordelen die zijn verbonden aan de uitvoering ervan en het belang dat het ASECNA heeft bij satellietnavigatiediensten,

ERKENNENDE dat het Egnos-systeem, een regionale infrastructuur die op Europa gericht is en die open signalen uitgezonden door mondiale satellietnavigatiesystemen controleert en corrigeert door met name een betere precisie en een integriteitsfunctie te bieden, diensten verleent die bijzonder aangepast zijn aan de behoeften van de burgerluchtvaart,

OVERWEGENDE dat de diensten die gebaseerd zijn op de technologie van het EGNOS-systeem technisch gezien zouden kunnen worden uitgebreid tot het hele Afrikaanse continent aangezien er sprake zou zijn van synergieën tussen de infrastructuren op de grond onder de verantwoordelijkheid van de partijen en de transponders van het Egnos-systeem zijn geïnstalleerd op geostationaire satellieten boven Afrika,

GEZIEN de resolutie van de Ruimteraad van de Unie „Mondiale uitdagingen: volledig benutten van de Europese ruimtesystemen”, aangenomen op 25 november 2010, waarin de Europese Commissie wordt verzocht samen met de Commissie van de Afrikaanse Unie te werken aan capaciteitsopbouw op dit gebied, en na te gaan hoe in Afrika een met die van het Egnos-programma vergelijkbare infrastructuur kan worden opgezet,

GEZIEN de mededeling van de Europese Commissie van 26 april 2007 over het Europese ruimtevaartbeleid, waarin bijzonder belang wordt gehecht aan de samenwerking van Europa met Afrika op het gebied van de ruimtevaart, en de mededeling van de Commissie van 4 april 2011„Naar een ruimtevaartstrategie van de Europese Unie ten dienste van de burger”, waarin de bereidheid van de Unie wordt benadrukt om haar deskundigheid en infrastructuur ten dienste te stellen van Afrika en de samenwerking met dat continent te versterken,

GEZIEN Resolutie nr. 2005 CM 44-11 van het Comité van Ministers van het ASECNA van 7 juli 2005 over het uitvoeren van satellietnavigatiesystemen (GNSS) bij het ASECNA, waarin met name steun wordt gevraagd van de Europese organen om gebruik te kunnen maken van de uitrol van EGNOS of Galileo voor de operationele behoeften van het Agentschap,

GEZIEN Resolutie nr. 2011 CA 120-18 van de raad van bestuur van het ASECNA van 7 juli 2011 over de effectieve deelname van het Agentschap aan de uitrol van EGNOS/Galileo in de regio Afrika en Indische Oceaan, waarin de algemeen directeur gemachtigd wordt daarvoor de nodige stappen te ondernemen bij de relevante Europese organen,

OVERWEGENDE dat het ASECNA in het kader van de uitvoering van die resolutie een SBAS-ASECNA-programma heeft ontwikkeld met het oog op de verlening van SBAS-diensten op basis van de technologie van het EGNOS-systeem in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA,

OVERWEGENDE dat een samenwerking op lange termijn tussen de Unie en het ASECNA op het gebied van satellietnavigatie past in het algemene kader van het strategisch partnerschap tussen de Unie en Afrika; in de routekaart die is aangenomen tijdens de vierde top EU-Afrika in Brussel van 2 en 3 april 2014 om de samenwerking tussen de twee continenten voor de periode 2014-2017 te bepalen, wordt immers voorzien in voldoende en duurzame financiële en personele middelen met het oog op de uitrol van infrastructuren voor satellietnavigatie op basis van EGNOS en op de invoering van systemen voor governance en financiering van de investeringsuitgaven en de operationele uitgaven van Egnos in Afrika voor de betrokken landen,

OVERWEGENDE dat het ASECNA en de Unie uit hoofde van dat strategisch partnerschap tussen de Unie en Afrika reeds samenwerken in het kader van het ondersteuningsprogramma voor de luchtvaartsector en de satellietdiensten in Afrika dat wordt gefinancierd uit het tiende Europees Ontwikkelingsfonds, en van het pan-Afrikaans ondersteuningsprogramma voor EGNOS in Afrika dat wordt gefinancierd uit het Instrument voor ontwikkelingssamenwerking, met name via het opzetten van het gezamenlijk bureau voor programmabeheer (Joint Programme Office — JPO) EGNOS-Afrika,

GEZIEN het gemeenschappelijke belang bij de samenwerking op lange termijn tussen de Unie en het ASECNA op het gebied van de ontwikkeling van satellietnavigatie ten behoeve van de burgerluchtvaart, en de wens formeel een dergelijke samenwerking tot stand te brengen,

GEZIEN de noodzaak een uitstekend niveau van bescherming voor de satellietnavigatiediensten te waarborgen in de gebieden die door de partijen worden bestreken,

OVERWEGENDE dat de Unie haar eigen agentschappen heeft opgericht om haar bij te staan op een aantal specifieke gebieden, met name het Europees GNSS-Agentschap voor de Europese satellietnavigatieprogramma's en het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en dat de exploitatie van het EGNOS-systeem gedurende de periode 2014-2021 het voorwerp uitmaakt van een delegatieovereenkomst tussen de Unie en het Europees GNSS-Agentschap,

ERKENNENDE dat bij Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende het opzetten en de exploitatie van de Europese satellietnavigatiesystemen (1) is bepaald dat de Unie eigenaar is van alle materiële en immateriële activa die in het kader van de Galileo- en EGNOS-programma's worden gecreëerd of ontwikkeld, dat de Unie in het kader van die programma's overeenkomsten kan sluiten met derde landen en internationale organisaties en dat de kosten voor een eventuele uitbreiding van de dekking van het Egnos-systeem buiten Europa niet gedekt worden door de overeenkomstig die verordening toegewezen begrotingsmiddelen,

GEZIEN Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap (2),

ERKENNENDE het belang van het coördineren van de benaderingen op het gebied van normalisatie en certificering en van alle kwesties in verband met de systemen en diensten voor satellietnavigatie in internationale normalisatie- en certificeringsfora, met name ter bevordering van een uitgebreid en innovatief gebruik van de diensten van Galileo, EGNOS en SBAS-ASECNA als mondiale norm voor satellietnavigatie en synchronisatie in de burgerluchtvaart,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

DEEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doelstellingen

1.   Deze overeenkomst heeft tot doel satellietnavigatie te ontwikkelen en bijbehorende diensten te verlenen in het bevoegdheidsgebied van het ASECNA ten behoeve van de burgerluchtvaart door het ASECNA toe te staan gebruik te maken van de Europese satellietnavigatieprogramma's.

Deze overeenkomst past binnen het kader van de regelingen ter bevordering van diensten op basis van die Europese satellietnavigatieprogramma's op het Afrikaanse continent.

2.   De vorm van en de voorwaarden voor de samenwerking tussen de partijen om de in lid 1 beoogde doelstellingen te verwezenlijken, worden in deze overeenkomst vastgesteld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:

1)   „GNSS” of „mondiaal satellietnavigatiesysteem”: een infrastructuur bestaande uit een constellatie van satellieten en een netwerk van grondcentra en -stations die het mogelijk maakt, dankzij het uitzenden van radiosignalen, over de hele aardbol een zeer precieze dienst voor de bepaling van tijd en plaats te verlenen aan gebruikers die over een geschikte ontvanger beschikken;

2)   „Europese satellietnavigatiesystemen”: het mondiale satellietnavigatiesysteem dat is ingevoerd door het Galileo-programma en het EGNOS-systeem, die eigendom zijn van de Unie;

3)   „bevoegdheidsgebied van het ASECNA”: het geografische gebied waarin het ASECNA luchtvaartnavigatiediensten verleent, zowel binnen als buiten het luchtruim van zijn lidstaten;

4)   „European Geostationary Navigation Overlay Service” (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie) of „EGNOS”: de regionale infrastructuur van een satellietnavigatiesysteem dat de open signalen uitgezonden door de mondiale systemen voor satellietnavigatie, voornamelijk GPS en Galileo, controleert en corrigeert, waardoor de gebruikers van die mondiale systemen over een betere prestatie kunnen beschikken, zoals verhoogde nauwkeurigheid en integriteit. EGNOS bestaat uit grondstations en verschillende op geostationaire satellieten geïnstalleerde transponders. De grondstations bestaan uit een technisch centrum, missiecontrolecentra, RIMS, NLES, een dienstencentrum en een EDAS-server. De regionale dekking van EGNOS beslaat in de eerste plaats het binnen Europa gelegen grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie;

5)   „SBAS-ASECNA”: het satellietnavigatiesysteem van het ASECNA dat de open signalen uitgezonden door de mondiale systemen voor satellietnavigatie, voornamelijk GPS en Galileo, controleert en corrigeert, waardoor de gebruikers van die mondiale systemen over een betere prestatie kunnen beschikken, zoals verhoogde nauwkeurigheid en integriteit. SBAS-ASECNA is eigendom van het ASECNA. Het bestaat uit een grondinfrastructuur en verschillende op geostationaire satellieten geïnstalleerde transponders. De grondinfrastructuur bestaat hoofdzakelijk uit RIMS, een of twee missiecontrolecentra en NLES. Het SBAS-ASECNA-systeem bestrijkt in de eerste plaats het bevoegdheidsgebied van het ASECNA. Onder „SBAS-ASECNA-systeem” worden zowel de eerste versie van het systeem als alle daaropvolgende ontwikkelingen verstaan, met inbegrip van dubbele frequentie en multiconstellatie. De uitvoering van dat systeem bestaat met name uit de volgende fasen: specificatie en ontwerp, ontwikkeling en uitrol, goedkeuring en certificering. Daarop volgt de exploitatiefase;

6)   „dekkingsgebied van EGNOS” of „dekkingsgebied van SBAS-ASECNA”: het gebied waarin het mogelijk is de door het betrokken systeem uitgezonden signalen te ontvangen (bijvoorbeeld de voetafdruk van de geostationaire satellieten);

7)   „dienstgebied van SBAS-ASECNA”: het gebied binnen het dekkingsgebied van SBAS-ASECNA waarbinnen het SBAS-ASECNA-systeem een dienst verleent in overeenstemming met de door het ASECNA vastgestelde vereisten volgens de normen en aanbevolen praktijken (Standards and Recommended Practices — SARP's) van de ICAO en de desbetreffende goedgekeurde operaties voor zijn rekening neemt;

8)   „SOL-dienstgebied van EGNOS”: het gebied binnen het dekkingsgebied van EGNOS waarbinnen het EGNOS-systeem een dienst verleent in overeenstemming met de normen en aanbevolen praktijken (SARP's) van de ICAO en de desbetreffende goedgekeurde operaties voor zijn rekening neemt;

9)   „RIMS”: de stations van het EGNOS- of SBAS-ASECNA-systeem die als functie hebben in realtime de plaatsbepalingsgegevens afkomstig van de door de mondiale satellietnavigatiesystemen uitgezonden signalen te verzamelen;

10)   „NLES”: de stations van het EGNOS- of SBAS-ASECNA-systeem die de gecorrigeerde gegevens naar de op de geostationaire satellieten geïnstalleerde transponders sturen waardoor de ontvangers van GNSS-signalen in het dekkingsgebied van één van beide systemen correcties kunnen aanbrengen in hun plaatsbepaling;

11)   „Galileo”: een autonoom civiel Europees mondiaal satellietnavigatie- en tijdbepalingssysteem onder civiele leiding, voor de aanbieding van GNSS-diensten die zijn ontworpen en ontwikkeld door de Unie, het Europees Ruimteagentschap en hun respectieve lidstaten. De exploitatie van Galileo kan aan een privaat orgaan worden overgedragen. Galileo voorziet in een open dienst, een commerciële dienst, een beveiligde overheidsdienst en een opsporings- en reddingsdienst. Het systeem draagt ook bij aan integriteitsbewakingsdiensten gericht op gebruikers van beveiliging-van-levenstoepassingen;

12)   „interoperabiliteit”: de geschiktheid van twee of meerdere satellietnavigatiesystemen en de erdoor geleverde diensten om samen gebruikt te kunnen worden, zodat op gebruikersniveau meer mogelijkheden worden geboden dan wanneer uitsluitend op één systeem wordt vertrouwd;

13)   „intellectuele eigendom”: de betekenis die deze term heeft in artikel 2, punt viii), van het Verdrag tot oprichting van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom, ondertekend te Stockholm op 14 juli 1967;

14)   „gerubriceerde informatie”: informatie in elke vorm die bescherming vereist tegen onbevoegde openbaarmaking waardoor de wezenlijke belangen, waaronder de nationale veiligheid, van de partijen of van afzonderlijke lidstaten in verschillende mate zouden kunnen worden geschaad. De rubricering ervan wordt aangeduid met een rubriceringsmarkering. Dergelijke informatie wordt door de partijen gerubriceerd in overeenstemming met de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en moet tegen elk verlies van vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid worden beschermd.

Artikel 3

Beginselen van de samenwerking

De partijen passen de volgende beginselen toe op de onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsactiviteiten:

1.

wederzijds voordeel op basis van een algemeen evenwicht van rechten en verplichtingen, met inbegrip van bijdragen en toegang tot alle diensten;

2.

wederzijdse mogelijkheden om aan samenwerkingsactiviteiten in het kader van de satellietnavigatieprogramma's van de Unie en het ASECNA deel te nemen;

3.

uitwisseling, te gelegener tijd, van alle informatie die nuttig is voor de uitvoering van deze overeenkomst;

4.

adequate en effectieve bescherming van intellectuele eigendomsrechten.

Artikel 4

Agentschappen van de Unie

De Unie kan de uitvoering van de taken waarin deze overeenkomst voorziet geheel of gedeeltelijk toevertrouwen aan het Europees GNSS-Agentschap of aan het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. In dat geval blijft zij jegens het ASECNA verantwoordelijk voor de correcte en volledige uitvoering van de haar verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst.

Artikel 5

Betrekkingen met derden

De Unie bevordert en ondersteunt elk samenwerkings- of partnerschapsinitiatief tussen het ASECNA en andere entiteiten die bij de Europese satellietnavigatieprogramma's EGNOS en Galileo betrokken zijn, met name het Europees Ruimteagentschap, voor zover die initiatieven de ontwikkeling en de verlening door het ASECNA van satellietnavigatiediensten op basis van beide programma's kunnen bevorderen.

DEEL II

BEPALINGEN INZAKE SAMENWERKING

Artikel 6

Samenwerkingsactiviteiten

1.   De samenwerkingsactiviteiten waarin deze overeenkomst voorziet, betreffen hoofdzakelijk activiteiten die als doel hebben het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem op basis van de technologie van het EGNOS-systeem. Zij betreffen ook het gebruik in Afrika van het door het Galileo-programma ingevoerde systeem, het radiospectrum, de normen, de certificering en de internationale organisaties, de beveiliging, het onderzoek en de ontwikkeling, de personele middelen, de communicatie en de zichtbaarheid, de uitwisselingen van personeel en de bevordering van satellietnavigatiediensten op het Afrikaanse continent.

De partijen kunnen deze lijst van activiteiten overeenkomstig artikel 34 van deze overeenkomst wijzigen.

2.   Deze overeenkomst is niet van invloed op de institutionele autonomie van de Unie bij de regulering van de Europese satellietnavigatieprogramma's, noch op de ten behoeve van de activiteiten van die Europese programma's door de Unie ingestelde structuur. Deze overeenkomst is evenmin van invloed op de regulerende maatregelen ter uitvoering van non-proliferatieverbintenissen, exportcontrole en controles van immateriële overdrachten van technologie. Zij is evenmin van invloed op nationale veiligheidsmaatregelen.

3.   Deze overeenkomst is niet van invloed op de institutionele autonomie van het ASECNA.

4.   Met inachtneming van hun respectieve regels bevorderen de partijen zo veel mogelijk de samenwerkingsactiviteiten op grond van deze overeenkomst.

SUBDEEL I

Artikel 7

Uitvoering en exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem

1.   De Unie ondersteunt het ASECNA bij het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem. Naast de bijzondere bepalingen van de artikelen 8 tot en met 16 verbindt de Unie zich ertoe in het algemeen het opzetten en de en exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem te bevorderen, met name door gratis alle nuttige informatie ter beschikking te stellen van het ASECNA, door het ASECNA advies te verlenen op het gebied van programmabeheer en op technisch en organisatorisch vlak, en door bij te dragen aan de evaluaties en de controle van het SBAS-ASECNA-programma.

2.   Wanneer interconnecties worden aangebracht tussen het EGNOS-systeem en het SBAS-ASECNA-systeem, is elke partij verantwoordelijk voor de aanpassingen van haar eigen systeem en neemt zij de daarmee samenhangende investerings- en exploitatiekosten voor haar rekening. Elke partij deelt aan de andere partij de nodige informatie mee en verleent haar medewerking aan de aanpassingen van het systeem van die andere partij. Er wordt een proces van verbintenissen inzake prestaties en controle daarvan ingesteld, waarbij de respectieve verplichtingen worden vastgesteld.

Artikel 8

Specificatie en ontwerp van het SBAS-ASECNA-systeem

De Unie ondersteunt het ASECNA bij de specificatie en het ontwerp van het SBAS-ASECNA-systeem, vooral wat betreft de systeemarchitectuur, de locaties voor de grondinfrastructuur en het operatieconcept. In de daartoe uitgevoerde studies worden de interconnecties tussen het SBAS-ASECNA-systeem en het EGNOS-systeem gespecificeerd.

Artikel 9

Ontwikkeling en uitrol van de RIMS

De Unie ondersteunt het ASECNA bij de ontwikkeling en de uitrol van de RIMS van het SBAS-ASECNA-systeem, vooral wat betreft de uitrusting, de exploitatieprocedures, de kwalificatie van het bedieningspersoneel en de validatie van de locaties voor de grondinfrastructuur, onder meer door het vaststellen en controleren van de beveiligingsvereisten.

Om de prestaties en de dienstgebieden van het EGNOS-systeem en het SBAS-ASECNA-systeem te optimaliseren, stemmen de partijen de installatie van hun respectieve RIMS op elkaar af, met name van die stations die zich in de gemeenschappelijke aangrenzende gebieden van de beide systemen bevinden, zodat die stations gelijkmatig verdeeld worden en in synergie kunnen functioneren dankzij de uitwisseling van door die RIMS gegenereerde gegevens, met inachtneming van de veiligheids- en beveiligingsvereisten die in de op elke partij toepasselijke regels zijn vastgesteld.

Artikel 10

Ontwikkeling en uitrol van de controlecentra

De Unie ondersteunt het ASECNA bij de ontwikkeling en de uitrol van de controlecentra van het SBAS-ASECNA-systeem, vooral wat betreft de uitrusting, de exploitatieprocedures, de kwalificatie van het bedieningspersoneel en de validatie van de locaties voor de grondinfrastructuur, onder meer door het vaststellen en controleren van de beveiligingsvereisten.

Artikel 11

Ontwikkeling en uitrol van de NLES en de transponders

De Unie ondersteunt het ASECNA bij de ontwikkeling en de uitrol van de diensten voor de verspreiding van gegevens die gebaseerd zijn op de transponders van het SBAS-ASECNA-systeem die op geostationaire satellieten zijn geïnstalleerd en de bijbehorende grondstations voor transmissie van de gegevens. Zij ondersteunt het ASECNA eveneens bij de procedures en stappen die nodig zijn om de voor de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem onontbeerlijke PRN-codes te verkrijgen.

Artikel 12

Goedkeuring en certificering van het SBAS-ASECNA-systeem

De Unie ondersteunt het ASECNA, op zijn verzoek, bij:

de certificering van het SBAS-ASECNA-systeem;

de goedkeuring van de beveiliging van het SBAS-ASECNA-systeem, met inbegrip van de locaties voor de grondinfrastructuur;

de certificering van de door het SBAS-ASECNA-systeem verleende diensten.

De Unie kan het ASECNA, op zijn verzoek, eveneens ondersteunen bij de ontwikkeling van methodes en procedures met het oog op:

de goedkeuring, vóór publicatie in de luchtvaartinlichtingenaankondiging (Aeronautical Information Publication — AIP), van de aan het SBAS-ASECNA-systeem verbonden opstijg-, vlucht- en landingsprocedures voor de luchtvaartuigen;

de certificering van de uitrusting aan boord van luchtvaartuigen die is bedoeld voor de ontvangst en de verwerking van de satellietnavigatiesignalen, en de goedkeuring van de exploitanten van luchtvaartuigen en van de bemanning.

Artikel 13

Exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem

1.   De Unie ondersteunt het ASECNA bij de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem.

Wat betreft de voorbereiding van de opstart van de exploitatie, staat zij het ASECNA met name bij in:

de invoering van de governanceregeling voor de dienstverlening;

de aanpassing, ten behoeve van het SBAS-ASECNA-systeem, van de operationele procedures en van de documentatie voor opleiding over het EGNOS-systeem;

de uitvoering van een geïntegreerd beheerssysteem voor de dienstverlening dat met name vraagstukken inzake veiligheid, beveiliging en milieu bestrijkt;

de analyse en uitvoering van uitbestedingsregelingen;

de opleiding van het bedieningspersoneel;

de verklaring inzake de dienstverlening.

De Unie ondersteunt het ASECNA eveneens bij het oplossen van exploitatieproblemen die zich na de verklaring inzake de dienstverlening voordoen, met name via het ter beschikking stellen van procedures en instrumenten voor prestatieanalyse, van opleidingsondersteuning en personeel op de locaties tijdens de beginfase.

De Unie biedt het ASECNA ook ondersteuning wanneer latere versies van het in werking zijnde systeem in gebruik worden genomen.

2.   De partijen staan elkaar bij om het gebruik van de door het EGNOS- en SBAS-ASECNA-systeem verleende diensten aan te moedigen en om de overeenkomstige ontwikkeling van de markten te bevorderen.

Artikel 14

Dienstgebieden

De partijen plegen overleg in verband met de definiëring van het SOL-dienstgebied van EGNOS en het dienstgebied van SBAS-ASECNA teneinde moeilijkheden bij de exploitatie te vermijden, met name op het gebied van interoperabiliteit en aansprakelijkheid. De partijen streven er in dit verband naar gemeenschappelijke oplossingen te vinden.

Wanneer het SOL-dienstgebied van Egnos een gedeelte van het verantwoordelijkheidsgebied van het ASECNA omvat of wanneer het dienstgebied van SBAS-ASECNA een gedeelte van het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie omvat, wordt een proces van verbintenissen inzake prestaties en controle daarvan ingesteld, waarbij de respectieve verplichtingen worden vastgesteld.

Wanneer het SOL-dienstgebied van Egnos en het dienstgebied van SBAS-ASECNA een gebied omvatten dat buiten het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie en buiten het verantwoordelijkheidsgebied van het ASECNA ligt — of overlappen met een ander systeem dan EGNOS en SBAS-ASECNA — brengen de partijen elkaar op de hoogte en stemmen zij de stappen die zij bij de autoriteiten van het betrokken gebied of de betrokken gebieden ondernemen op elkaar af om ervoor te zorgen dat voor de problemen, met name op het gebied van interoperabiliteit en aansprakelijkheid, gezamenlijke oplossingen worden gevonden.

Artikel 15

Overheidsopdrachten

1.   De Unie ondersteunt het ASECNA, op zijn verzoek, bij het opstellen van het aanbestedingsdossier en de analyse van de inschrijvingen voor de aanbestedingen met betrekking tot het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem.

2.   Onverminderd artikel XXIII van de in het kader van de Wereldhandelsorganisatie gesloten overeenkomst inzake overheidsopdrachten (artikel III van de herziene Overeenkomst) hebben de overheidsinstanties en de ondernemingen van de lidstaten van de Europese Unie het recht mee te dingen naar aanbestedingen met betrekking tot het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem, behalve in geval van belangenconflict.

3.   De aankopen in verband met het opzetten en de exploitatie van het EGNOS- en het SBAS-ASECNA-systeem kunnen het voorwerp uitmaken van gezamenlijke openbare aanbestedingen van de Unie en het ASECNA naargelang de belangen van elke partij, met name inzake de grondstations en de transponders.

Artikel 16

Intellectuele-eigendomsrechten

1.   Elke partij laat de andere partij gratis beschikken over alle intellectuele-eigendomsrechten op de werken of uitvindingen waarvan zij eigenaar is en die nuttig zijn voor het opzetten en de exploitatie van het EGNOS- en het SBAS-ASECNA-systeem. Deze overeenkomst geldt als licentie voor het gebruik van deze rechten.

Als één van de partijen nieuwe intellectuele-eigendomsrechten tot stand brengt op basis van de intellectuele-eigendomsrechten waarover de andere partij haar heeft laten beschikken, krijgt laatstbedoelde partij de aldus ontstane nieuwe intellectuele-eigendomsrechten in eigendom en verleent zij gratis een licentie voor het gebruik van die nieuwe rechten aan de partij die die rechten heeft tot stand gebracht. De partij die eigenaar is van die nieuwe rechten kan echter slechts een licentie verlenen aan een derde na uitdrukkelijke toestemming van de andere partij.

De gebruiksvoorwaarden van de in de eerste en tweede alinea bedoelde licentie zijn vastgesteld in de leden 2 en 3.

2.   De in de eerste alinea van lid 1 bedoelde gebruikslicentie is persoonlijk, niet-exclusief en niet-overdraagbaar, onverminderd de bepalingen van de tweede alinea van lid 1. De licentie omvat, indien van toepassing, het recht om te gebruiken, te laten gebruiken, te wijzigen, te reproduceren en te vervaardigen enkel met het oog op het opzetten en de exploitatie van het EGNOS- en het SBAS-ASECNA-systeem.

Een partij mag de intellectuele-eigendomsrechten waarover de andere partij haar uit hoofde van de eerste alinea van lid 1 laat beschikken, behoudens uitdrukkelijke toestemming van die andere partij, op geen enkele manier commercialiseren of daarover een derde laten beschikken tenzij zij een derde over de rechten laat beschikken in het kader van openbare aanbestedingen of overeenkomsten die door een van de partijen zijn aangegaan voor het opzetten en de exploitatie van het EGNOS-systeem, het door het Galileo-programma ingevoerde systeem en het SBAS-ASECNA-systeem.

3.   Elke partij houdt een register bij van de intellectuele-eigendomsrechten waarover zij de andere partij ingevolge de eerste alinea van lid 1 laat beschikken. Zij verstrekt de andere partij daarvan een afschrift. Voor elk intellectueel-eigendomsrecht waarover een partij de andere partij laat beschikken, wordt in het register vermeld:

het voorwerp van het recht, zoals uitvinding, software, databank enz.;

de aard van het recht, zoals auteursrecht, octrooi enz.;

het verleende recht van gebruik, zoals recht om te reproduceren, te wijzigen, te vervaardigen enz.;

het grondgebied waarvoor het recht ter beschikking wordt gesteld;

de duur van de terbeschikkingstelling.

4.   Elke partij die de andere partij uit hoofde van de eerste alinea van lid 1 een licentie voor het gebruik toekent, kan de licentie intrekken als zij vaststelt dat niet wordt voldaan aan de gebruiksvoorwaarden daarvan waarin de leden 2 en 3 voorzien.

5.   De partijen verlenen en verzekeren, in overeenstemming met de strengste internationale normen die zijn vastgesteld in de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Trade-Related Aspects of Intellectual Property — TRIPs) van de Wereldhandelsorganisatie, adequate en effectieve bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten op de gebieden en in de sectoren die relevant zijn voor het opzetten en de exploitatie van het EGNOS- en het SBAS-ASECNA-systeem, met name door effectieve middelen te voorzien om dergelijke normen te handhaven.

SUBDEEL II

OVERIGE ACTIVITEITEN

Artikel 17

Galileo

1.   De partijen werken samen bij de bevordering en het gebruik van het door het Galileo-programma ingevoerde systeem op het Afrikaanse continent, vooral via de ontwikkeling van toepassingen en het gebruik van diensten op basis van dat systeem, met name op het gebied van tijdsbepaling, navigatie, toezicht, opsporing en redding, en door de voordelen van de toepassingen en diensten op basis van dat systeem te benadrukken.

2.   Het ASECNA onthoudt zich van alle handelingen of initiatieven die de belangen van de Unie zouden kunnen schaden wat de met het Galileo-programma verbonden intellectuele-eigendomsrechten betreft.

Artikel 18

Radiospectrum

1.   De partijen werken samen en ondersteunen elkaar wat betreft het radiofrequentiespectrum dat wordt beheerd door de Internationale Unie voor telecommunicatie (International Telecommunication Union — hierna „ITU” genoemd), met name voor de bescherming van de frequentiebanden voor de diensten voor satellietnavigatie en luchtvaartcommunicatie.

2.   De partijen wisselen informatie uit en ondersteunen elkaar bij het delen en toewijzen van frequenties door de ITU. Zij moedigen de toewijzing van geschikte frequenties voor het EGNOS- en het SBAS-ASECNA-systeem alsmede voor het door het Galileo-programma ingevoerde systeem aan en beschermen deze om de toegankelijkheid van de door deze systemen aangeboden diensten in de Unie en Afrika te waarborgen.

3.   Om het radiospectrum voor de navigatie te beschermen tegen verstoring, zoals al dan niet opzettelijk blokkeren en „misleiden”, streven de partijen ernaar de bronnen van de verstoring op te sporen en tot wederzijds aanvaardbare oplossingen te komen.

4.   Niets in deze overeenkomst mag worden geïnterpreteerd als afwijking van de toepasselijke bepalingen van de ITU, met name de ITU-radioreglementen.

Artikel 19

Normen, certificering en internationale organisaties

1.   De partijen streven ernaar een gezamenlijke benadering te hanteren op het gebied van normalisatie en inzake alle kwesties in verband met de satellietnavigatiesystemen die worden behartigd door internationale organisaties en verenigingen, met name door de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, de Radio Technical Commission for Aeronautics (RTCA) en de Europese Organisatie voor de burgerluchtvaartapparatuur (European Organisation for Civil Aviation Equipment — EUROCAE), en door verenigingen of groeperingen die actief zijn op het gebied van normalisatie.

2.   De partijen ondersteunen gezamenlijk de ontwikkeling van normen voor satellietnavigatie door internationale organisaties, met name de normen en aanbevolen praktijken van de ICAO (SARP's) en de minimale operationele prestatiespecificaties (MOPS) van de RTCA en de EUROCAE. In dat kader ondersteunen zij gezamenlijk de erkenning door die internationale organisaties van de Galileo-, EGNOS- en SBAS-ASECNA-normen en zetten zij zich in om de wereldwijde toepassing ervan te bevorderen, met de nadruk op de interoperabiliteit met andere satellietnavigatiesystemen.

Artikel 20

Veiligheid

Om de Europese satellietnavigatiesystemen en het SBAS-ASECNA-systeem te beschermen tegen bedreigingen en vijandige handelingen, zoals opzettelijk blokkeren en „misleiden”, nemen de partijen alle praktisch uitvoerbare maatregelen, met name op het gebied van controle en non-proliferatie van technologieën, om de continuïteit, veiligheid en beveiliging van de satellietnavigatiediensten, hun infrastructuur en kritieke gerelateerde voorzieningen te verzekeren, onverminderd artikel 6, lid 2.

Artikel 21

Onderzoek en ontwikkeling

De partijen streven ernaar gezamenlijk activiteiten in het kader van onderzoek en ontwikkeling op het gebied van satellietnavigatie op te zetten, met name met het oog op de ontwikkeling en de planning van de toekomstige technologische vooruitgang van de satellietnavigatiesystemen.

Elke partij bevordert de deelname van de andere partij aan haar eigen programma's voor onderzoek en ontwikkeling.

De Unie bevordert de toegang van het ASECNA tot de fondsen van haar kaderprogramma's voor onderzoek en ontwikkeling.

Artikel 22

Personele middelen

Op basis van haar eigen ervaring voorziet de Unie het ASECNA van alle nuttige informatie voor het beheer van de voor de uitvoering van het SBAS-ASECNA-programma nodige personele middelen.

De Unie ondersteunt het ASECNA bij het scheppen van de arbeidsplaatsen en de ontwikkeling van de competenties die nodig zijn voor het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem.

De Unie bevordert elk samenwerkings- en partnerschapsinitiatief tussen het ASECNA en de entiteiten die betrokken zijn bij de capaciteitsontwikkeling op de gebieden met betrekking tot de Europese satellietnavigatieprogramma's. Zij bevordert eveneens de toegang van het ASECNA tot de fondsen van haar Europese opleidingsprogramma's.

Er kunnen gezamenlijke opleidingsactiviteiten worden uitgevoerd om te beantwoorden aan de behoeften in verband met het opzetten en de exploitatie van het Egnos- en het SBAS-ASECNA-systeem en het door het Galileo-programma ingevoerde systeem, en in verband met de voorbereiding van de technologische ontwikkeling van die systemen.

Artikel 23

Communicatie en zichtbaarheid

De partijen streven ernaar gezamenlijke communicatie- en promotieactiviteiten uit te voeren voor hun respectieve satellietnavigatieprogramma's.

De Unie ondersteunt het ASECNA bij het bepalen en uitvoeren van de communicatiestrategieën ten aanzien van zowel de entiteiten waarvoor het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem gevolgen hebben als het grote publiek.

Artikel 24

Uitwisseling van personeel

De partijen wisselen personeel uit in het kader van de samenwerkingsactiviteiten waarin deze overeenkomst voorziet.

Artikel 25

Bevordering van satellietnavigatie op het Afrikaanse continent

De partijen ondersteunen elkaar om satellietnavigatie op het Afrikaanse continent te bevorderen en overleggen telkens wanneer dat nodig is over ter zake uit te voeren gemeenschappelijke activiteiten. Zij ondersteunen met name initiatieven die het gebruik van satellietnavigatie en de ontwikkeling van markten voor die technologie kunnen bevorderen.

DEEL III

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 26

Financiering

1.   Het ASECNA financiert het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem met eigen middelen, met steun of subsidies, met name die bedoeld in lid 3, met leningen die het aangaat bij financiële instellingen of met om het even welke andere financieringsmiddelen, onder voorbehoud van het bepaalde in lid 2.

2.   Het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem kunnen in geen geval worden gefinancierd met de voor de Europese satellietnavigatieprogramma's voorziene begrotingsbijdragen als bedoeld in hoofdstuk II van Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013.

3.   Voor het opzetten en de exploitatie van het SBAS-ASECNA-systeem bevordert de Unie de toegang van het ASECNA tot haar fondsen voor samenwerking en ontwikkeling waarvoor het ASECNA in aanmerking komt, zowel in het kadervan lopende als toekomstige programma's. De lopende programma's zijn het pan-Afrikaans programma als bedoeld in artikel 9 en bijlage III bij Verordening (EU) nr. 233/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 tot vaststelling van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking voor de periode 2014-2020 en de programma's van het infrastructuurtrustfonds EU-Afrika als bedoeld in de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 13 juli 2006„Betere verbindingen voor Afrika: het infrastructuurpartnerschap tussen de EU en Afrika” (COM(2006) 376 definitief).

DEEL IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 27

Juridische aansprakelijkheid

1.   Aangezien het ASECNA de Europese satellietnavigatiesystemen niet in eigendom heeft, draagt het geen enkele aansprakelijkheid die voortvloeit uit de eigendom van die systemen.

Aangezien de Unie het SBAS-ASECNA-systeem niet in eigendom heeft, draagt zij geen enkele aansprakelijkheid die voortvloeit uit de eigendom van dat systeem.

2.   Geen enkele partij kan aansprakelijk worden gesteld voor schade die het gevolg is van het gebruik van de in deze overeenkomst bedoelde technologieën door de andere partij. Geen enkele partij garandeert de goede werking van die technologieën.

Artikel 28

Uitwisseling van gerubriceerde informatie

De partijen gaan slechts over tot de uitwisseling van gerubriceerde informatie wanneer zij daartoe een overeenkomst hebben gesloten. Zij streven ernaar een algemeen en coherent rechtskader in te stellen op grond waarvan een dergelijke overeenkomst kan worden gesloten.

Artikel 29

Gemengd comité

1.   Er wordt een gemengd comité onder de naam „GNSS-comité EU/ASECNA” opgericht. Het bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen en is verantwoordelijk voor het beheer en de juiste uitvoering van deze overeenkomst. Daartoe neemt het comité besluiten in de gevallen waarin deze overeenkomst voorziet; de partijen voeren deze besluiten volgens hun eigen regels uit. Het gemengd comité neemt deze besluiten bij onderlinge overeenstemming. Het gemengd comité formuleert eveneens aanbevelingen over kwesties waarvoor het geen beslissingsbevoegdheid heeft.

Het gemengd comité bepaalt de voorwaarden en modaliteiten die niet in deze overeenkomst zijn vermeld.

2.   Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde op, waarin onder meer bepalingen voor het bijeenroepen van de vergaderingen, het aanwijzen van de voorzitter, het vaststellen van diens mandaat en de contacten tussen de partijen zijn vervat.

3.   Het gemengd comité komt bijeen wanneer dat nodig is. De Unie of het ASECNA kan verzoeken een vergadering te beleggen. Het gemengd comité komt bijeen binnen vijftien dagen na de indiening van een dergelijk verzoek.

4.   Het gemengd comité kan naar eigen inzicht besluiten tot de oprichting van werkgroepen of groepen van deskundigen om het bij de vervulling van zijn taken bij te staan.

5.   Het gemengd comité kan besluiten bijlage I te wijzigen.

Artikel 30

Raadplegingen

1.   Met het oog op een goede uitvoering van deze overeenkomst wisselen de partijen regelmatig informatie uit en komen zij, wanneer één van de partijen daarom verzoekt, bijeen binnen het gemengd comité.

2.   Op verzoek van één van de partijen wordt door de partijen zonder verwijl overleg gepleegd over iedere vraag betreffende de interpretatie of toepassing van deze overeenkomst.

3.   De partijen houden elkaar regelmatig op de hoogte in verband met het beheer en de ontwikkeling van hun eigen satellietnavigatieprogramma's. Wanneer een partij voornemens is een besluit te nemen dat gevolgen kan hebben voor een of meerdere satellietnavigatiesystemen van de andere partij, dan wordt laatstbedoelde partij vooraf geraadpleegd zodat zij een niet-bindend advies kan formuleren. Elke partij stemt ermee in dat een vertegenwoordiger van de andere partij als waarnemer deelneemt aan haar eigen werkgroepen, beheersorganen en beheerscomités indien zulks niet strijdig is met de eisen inzake vertrouwelijkheid waarin de voor de partijen toepasselijke regels voorzien.

Artikel 31

Vrijwaringsmaatregelen

1.   Elke partij kan, na overleg binnen het gemengd comité, passende vrijwaringsmaatregelen nemen, met inbegrip van de schorsing van een of meerdere samenwerkingsactiviteiten, als zij van oordeel is dat een gelijkwaardig niveau van exportcontrole of beveiliging niet langer is gewaarborgd tussen de partijen. Wanneer uitstel de goede werking van de Europese satellietnavigatiesystemen of van het SBAS-ASECNA-systeem in gevaar dreigt te brengen, mogen zonder voorafgaand overleg voorlopige beschermende maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat er onmiddellijk nadat die maatregelen zijn genomen, overleg plaatsvindt.

2.   De reikwijdte en de duur van de in lid 1 bedoelde maatregelen moeten beperkt blijven tot wat nodig is om de situatie te regelen en een juist evenwicht tussen de uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen te garanderen. De andere partij kan het gemengd comité verzoeken overleg over de evenredigheid van die maatregelen op gang te brengen. Indien het niet mogelijk is het geschil binnen zes maanden te regelen, kan het door elk van de partijen worden voorgelegd voor bindende arbitrage, overeenkomstig de in bijlage I vastgestelde procedure. Kwesties betreffende de uitlegging van bepalingen van deze overeenkomst die identiek zijn aan overeenkomstige bepalingen van het recht van de Unie kunnen in dat kader niet worden geregeld.

Artikel 32

Geschillenbeslechting

Onverminderd artikel 31 worden alle geschillen betreffende de interpretatie of de uitvoering van deze overeenkomst beslecht middels overleg binnen het gemengd comité.

Indien het geschil niet wordt beslecht binnen drie maanden na de datum waarop het aan het gemengd comité is voorgelegd, wordt gebruikgemaakt van de arbitrageprocedure van bijlage I.

Artikel 33

Bijlagen

De bijlagen bij deze overeenkomst vormen een integraal deel daarvan.

Artikel 34

Herziening

Deze overeenkomst kan te allen tijde worden gewijzigd en uitgebreid door middel van een door de partijen ondertekend amendement, overeenkomstig hun respectieve interne procedures.

Artikel 35

Opzegging

1.   De Unie of het ASECNA kan deze overeenkomst opzeggen door de andere partij daarvan in kennis te stellen. De overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van ontvangst van die kennisgeving.

2.   Het opzeggen van deze overeenkomst heeft geen invloed op de geldigheid of duur van in het kader van de uitvoering van de overeenkomst getroffen materiële regelingen. Het heeft ook geen invloed op de specifieke rechten en verplichtingen die op het gebied van intellectuele eigendom in het kader van de overeenkomst zijn ontstaan; een partij die de andere partij een gebruikslicentie heeft toegekend behoudt met name na opzegging van de overeenkomst het recht deze in te trekken als zij vaststelt dat niet aan de gebruiksvoorwaarden van de licentie wordt voldaan.

3.   In geval van opzegging van deze overeenkomst doet het gemengd comité een voorstel om de partijen in staat te stellen nog hangende kwesties met financiële gevolgen af te ronden, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het beginsel van pro rata temporis.

Artikel 36

Inwerkingtreding

1.   Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen interne procedures goedgekeurd. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand na de datum van ondertekening door de partij die de ondertekeningsformaliteit het laatst heeft afgerond.

2.   Deze overeenkomst is opgesteld in twee exemplaren uitsluitend in de Franse taal en wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Voor de Europese Unie

Voor het ASECNA


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 1.

(2)  PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11.


BIJLAGE I

ARBITRAGEPROCEDURE

Indien een geschil aan arbitrage wordt onderworpen, worden drie arbiters aangewezen, tenzij de partijen anders besluiten.

Elke partij wijst binnen dertig dagen na vaststelling van een gebrek aan overeenstemming binnen het gemengd comité één arbiter aan.

De beide aldus aangewezen arbiters wijzen in onderlinge overeenstemming een hoofdarbiter aan die geen onderdaan is van de partijen. Als de door de partijen aangewezen arbiters het binnen een termijn van twee maanden na aanwijzing van de laatste arbiter niet eens kunnen worden over de aanwijzing van een hoofdarbiter, kiezen zij de hoofdarbiter uit een lijst van zeven personen die door het gemengd comité wordt opgesteld. Het gemengd comité stelt deze lijst op en werkt deze bij in overeenstemming met zijn reglement van orde.

Tenzij de partijen anders besluiten, stelt de arbitrage-instantie zelf haar procedureregels vast. Zij besluit bij meerderheid van stemmen.


VERORDENINGEN

26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/16


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1604 VAN DE RAAD

van 25 oktober 2018

ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 1284/2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van 22 december 2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee (1), en met name artikel 15 bis, lid 4,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 december 2009 heeft de Raad Verordening (EU) nr. 1284/2009 vastgesteld.

(2)

De informatie betreffende de militaire rang van twee personen op de lijst in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1284/2009 dient te worden geactualiseerd.

(3)

Verordening (EU) nr. 1284/2009 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 1284/2009 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  PB L 346 van 23.12.2009, blz. 26.


BIJLAGE

BIJLAGE II

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 6, LID 3, BEDOELDE NATUURLIJKE PERSONEN EN RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN OF LICHAMEN

 

Naam

(en eventuele aliassen)

Nadere gegevens

Redenen

1.

Kapitein Moussa Dadis CAMARA

Geboortedatum: 1.1.1964 of 29.12.1968

Nummer paspoort: R0001318

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

2.

Kolonel Moussa Tiégboro CAMARA

Geboortedatum: 1.1.1968

Nummer paspoort: 7190

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

3.

Kolonel dr. Abdoulaye Chérif DIABY

Geboortedatum: 26.2.1957

Nummer paspoort: 13683

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

4.

Luitenant Aboubacar Chérif (alias Toumba) DIAKITÉ

 

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

5.

Kolonel Jean-Claude PIVI (alias Coplan)

Geboortedatum: 1.1.1960

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/18


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1605 VAN DE RAAD

van 25 oktober 2018

tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1755 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/1755 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi, en met name artikel 13, lid 4 (1),

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 1 oktober 2015 heeft de Raad Verordening (EU) 2015/1755 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië vastgesteld.

(2)

Er is aanvullende informatie ter identificatie van één natuurlijke persoon beschikbaar.

(3)

Bijlage I bij Verordening (EU) 2015/1755 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EU) 2015/1755 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  PB L 257 van 2.10.2015, blz. 1.


BIJLAGE

In bijlage I bij Verordening (EU) 2015/1755 wordt punt 3 in de rubriek „Lijst van de in artikel 2 bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen” vervangen door:

 

Naam

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

„3.

Mathias/Joseph NIYONZIMA

alias KAZUNGU

Geboortedatum: 6.3.1956; 2.1.1967

Geboorteplaats: Gemeente Kanyosha, Mubimbi, provincie Bujumbura Rural, Burundi

Registratienummer (SNR): O/00064

Burundese nationaliteit.

Paspoortnummer: OP0053090

Officier bij de nationale inlichtingendienst. Verantwoordelijk voor het belemmeren van de zoektocht naar een politieke oplossing in Burundi door het aanzetten tot geweldpleging en repressie tijdens de betogingen die op 26 april 2015 begonnen nadat president Nkurunziza aangekondigd had zich opnieuw kandidaat te stellen als president. Verantwoordelijk voor het helpen bij de opleiding, de coördinatie en de bewapening van de paramilitaire milities van de Imbonerakure, ook buiten Burundi, die verantwoordelijk zijn voor geweldpleging, repressie en ernstige schendingen van de mensenrechten in Burundi.”


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/20


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1606 VAN DE RAAD

van 25 oktober 2018

tot uitvoering van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2007 (1), en met name artikel 47, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 30 augustus 2017 Verordening (EU) 2017/1509 vastgesteld.

(2)

Het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („VN-Veiligheidsraad”), ingesteld op grond van Resolutie 1718 (2006) van de VN-Veiligheidsraad, heeft op 16 oktober 2018 drie vaartuigen aangewezen voor ontzegging van de toegang tot havens en voor het ontnemen van de vlag.

(3)

Bijlage XIV bij Verordening (EU) 2017/1509 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XIV bij Verordening (EU) 2017/1509 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  PB L 224 van 31.8.2017, blz. 1.


BIJLAGE

1)   

In bijlage XIV bij Verordening (EU) 2017/1509 worden onder de rubriek „B. Vaartuigen waarvoor een verbod op toegang tot havens geldt” de volgende vaartuigen aan de lijst toegevoegd:

 

Naam van het vaartuig

IMO-nummer

Datum van aanwijzing door de VN

„34.

SHANG YUAN BAO

Het koopvaardijschip SHANG YUAN BAO was op 18 mei 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met het door de VN op de lijst geplaatste Noord-Koreaanse schip PAEK MA. De SHANG YUAN BAO was ook op 2 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met het Noord-Koreaanse schip MYONG RYU 1.

8126070

16.10.2018

35.

NEW REGENT

De NEW REGENT was op 7 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met de Noord-Koreaanse olietanker KUM UN SAN 3.

8312497

16.10.2018

36.

KUM UN SAN 3

De Noord-Koreaanse olietanker KUM UN SAN 3 was op 7 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met de NEW REGENT.

8705539

16.10.2018”


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/22


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1607 VAN DE COMMISSIE

van 24 oktober 2018

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 992/95 van de Raad wat betreft tariefcontingenten van de Unie voor bepaalde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en visserijproducten van oorsprong uit Noorwegen

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 992/95 van de Raad van 10 april 1995 betreffende de opening en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit Noorwegen (1), en met name artikel 5, lid 1, onder a) en b),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In 2018 is een overeenkomst gesloten in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten (2) (hierna „de overeenkomst van 2018” genoemd). Deze overeenkomst is namens de Unie bij Besluit (EU) 2018/760 van de Raad (3) goedgekeurd.

(2)

Bijlage IV bij de overeenkomst van 2018 voorziet in nieuwe rechtenvrije tariefcontingenten voor het in het vrije verkeer brengen in de Unie van bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Noorwegen, en in de verhoging van de omvang van het in Verordening (EG) nr. 992/95 vermelde tariefcontingent voor GN-code 2005 20 20. Verordening (EG) nr. 992/95 moet worden gewijzigd om deze bepalingen ten uitvoer te leggen.

(3)

Bij Verordening (EG) nr. 992/95 en Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1354/2011 van de Commissie (4) zijn tariefcontingenten vastgesteld voor producten van oorsprong uit Noorwegen die respectievelijk onder de posten 0210 en 0204 vallen. Bijlage IV bij de overeenkomst van 2018 voorziet in de samenvoeging van deze tariefcontingenten tot één tariefcontingent. Het is dus noodzakelijk Verordening (EG) nr. 992/95 te wijzigen om de samenvoeging tot een nieuw tariefcontingent door te voeren en in de overgang naar het nieuwe tariefcontingent te voorzien. Daarnaast moet het tariefcontingent dat overeenkomt met post 0210 in Verordening (EG) nr. 992/95 worden geschrapt. Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1232 van de Commissie (5) voorziet in de gelijktijdige schrapping van de tariefcontingenten die overeenkomen met post 0204 in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1354/2011.

(4)

Verordening (EG) nr. 992/95 voorziet in de wijze van beheer van tariefcontingenten die ofwel betrekking hebben op producten van GN-hoofdstukken 3, 15 en 16 (vis) of op andere landbouwproducten van GN-hoofdstukken 2, 6, 7, 8, 16, 20 en 23. Krachtens artikel 1, lid 3, zijn de oorsprongsregels van toepassing die zijn vastgelegd in Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden voor administratieve samenwerking, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 1/2016 van het Gemengd Comité EU-Noorwegen (6).

(5)

In de overeenkomst van 2018 is echter vastgelegd dat, teneinde in aanmerking te komen voor de in bijlage IV bij de overeenkomst bedoelde concessies, producten moeten voldoen aan de oorsprongsregels die zijn vastgelegd in bijlage IV bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 2 mei 1992 tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende bepaalde regelingen in de landbouw (7) (hierna: „de overeenkomst van 1992” genoemd). Daarnaast is bepaald dat ten aanzien van het begrip toereikende bewerking om de oorsprong te verlenen, bijlage II bij Protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte moet worden toegepast in plaats van het aanhangsel van bijlage IV bij de overeenkomst van 1992 (8) (9).

(6)

De in Verordening (EG) nr. 992/95 vastgestelde tariefcontingenten voor andere producten dan de producten van GN-hoofdstukken 3, 15 en 16 zijn ofwel in de overeenkomst van 1992, ofwel in de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen over op basis van artikel 19 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte verleende aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten (10), ofwel in de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten op grond van artikel 19 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (11) vervat. Al deze overeenkomsten voorzien in de oorsprongsregels in bijlage IV bij de overeenkomst van 1992, die van toepassing zijn op de betreffende tariefcontingenten. Verordening (EG) nr. 992/95 moet daarom worden gewijzigd, om rekening te houden met de toepasselijkheid van de oorsprongsregels in bijlage IV bij de overeenkomst van 1992.

(7)

Om rekening te houden met talrijke kleine wijzigingen in de in Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (12) vastgestelde GN-codes en in de Taric-onderverdelingen, moet de bijlage bij Verordening (EG) nr. 992/95 worden vervangen. Omwille van de duidelijkheid moeten de in Verordening (EG) nr. 992/95 vastgestelde tariefcontingenten in twee aparte bijlagen worden onderverdeeld, overeenkomstig de in de overeenkomsten voor de respectieve tariefcontingenten voor visserijproducten en voor landbouwproducten vastgestelde oorsprongsregels.

(8)

De in bijlage IV bij de overeenkomst van 2018 opgenomen tariefcontingenten zijn uitgedrukt in jaarlijkse hoeveelheden: de invoer moet daarom per kalenderjaar worden beheerd. Aangezien de overeenkomst van 2018 echter pas met ingang van 1 oktober 2018 van toepassing is, moeten de pro rata berekende extra hoeveelheden voor 2018 en de jaarlijkse hoeveelheden voor de daaropvolgende jaren in overeenstemming met bijlage IV bij de overeenkomst van 2018 worden vastgesteld.

(9)

De tariefcontingenten moeten door de Commissie worden beheerd op basis van de chronologische volgorde van de data van aanvaarding van de douaneaangiften voor het vrije verkeer, overeenkomstig de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (13) vastgestelde regels voor het beheer van tariefcontingenten.

(10)

Verordening (EG) nr. 992/95 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De overeenkomst van 2018 treedt op 1 oktober 2018 in werking. Deze verordening moet daarom vanaf diezelfde datum van toepassing zijn.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 992/95 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1, lid 3, wordt vervangen door:

„3.   Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking, zoals gewijzigd bij Besluit nr. 1/2016 van het Gemengd Comité EU-Noorwegen (*1), is van toepassing op de in bijlage I bij deze verordening opgenomen tariefcontingenten.

3 bis.   De in bijlage IV bij de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling van 2 mei 1992 tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende bepaalde regelingen in de landbouw (*2) (hierna „de overeenkomst van 1992” genoemd) vastgestelde oorsprongsregels zijn van toepassing op de in bijlage II bij deze verordening opgenomen tariefcontingenten.

In plaats van het aanhangsel bij de overeenkomst van 1992 is voor deze tariefcontingenten echter bijlage II bij Protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (*3) van toepassing, omdat dit protocol bij Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 71/2015 (*4) is gewijzigd.

(*1)  Besluit nr. 1/2016 van het Gemengd Comité EU-Noorwegen van 8 februari 2016 tot wijziging van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (PB L 72 van 17.3.2016, blz. 63)."

(*2)  PB L 109 van 1.5.1993, blz. 47."

(*3)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3."

(*4)  Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 71/2015 van 20 maart 2015 tot wijziging van Protocol 4 bij de EER-overeenkomst inzake de oorsprongsregels [2016/754] (PB L 129 van 19.5.2016, blz. 56).”;"

2)

De bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 oktober 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 oktober 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 101 van 4.5.1995, blz. 1.

(2)  PB L 129 van 25.5.2018, blz. 3.

(3)  Besluit (EU) 2018/760 van de Raad van 14 mei 2018 betreffende de sluiting van een Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen over aanvullende handelspreferenties voor landbouwproducten (PB L 129 van 25.5.2018, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1354/2011 van de Commissie van 20 december 2011 houdende opening van jaarlijkse uniale tariefcontingenten voor schapen, geiten, schapenvlees en geitenvlees (PB L 338 van 21.12.2011, blz. 36).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1232 van de Commissie van 11 september 2018 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1354/2011 wat betreft jaarlijkse uniale tariefcontingenten voor schapen- en geitenvlees van oorsprong uit Noorwegen en Nieuw-Zeeland (PB L 231 van 14.9.2018, blz. 13).

(6)  Besluit nr. 1/2016 van het Gemengd Comité EU-Noorwegen van 8 februari 2016 tot wijziging van Protocol 3 bij de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking (PB L 72 van 17.3.2016, blz. 63).

(7)  PB L 109 van 1.5.1993, blz. 47.

(8)  PB L 1 van 3.1.1994, blz. 3.

(9)  Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 71/2015 van 20 maart 2015 tot wijziging van Protocol 4 bij de EER-overeenkomst inzake de oorsprongsregels [2016/754] (PB L 129 van 19.5.2016, blz. 56).

(10)  PB L 156 van 25.6.2003, blz. 49.

(11)  PB L 327 van 9.12.2011, blz. 2.

(12)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

(13)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 58).


BIJLAGE

BIJLAGE I

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage het preferentiestelsel wordt bepaald door de GN-codes zoals deze op het moment van goedkeuring van deze verordening van toepassing waren. Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding „ex”, wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

Volgnummer

GN-code

Taric-onderverdeling

Omschrijving

Contingentperiode

Omvang van het contingent (nettogewicht in ton, tenzij anders bepaald)

Contingentrecht (%)

09.0701

ex

1504 20 10

90

Oliën en vetten van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, andere dan oliën van walvissen en potvissen, in verpakkingen met een netto-inhoud van meer dan 1 kg

Van 1.1 t/m 31.12

1 000

8,5

ex

1504 30 10

99

09.0702

 

0303 19 00

 

Andere zalmachtigen (Salmonidae), bevroren, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

2 000

0

ex

0303 99 00

35

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

3 000

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

3 000

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

3 000

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

3 000

09.0703

ex

0305 51 90

10

20

Kabeljauw, gedroogd, gezouten maar niet gerookt, met uitzondering van kabeljauw van de soort Gadus macrocephalus

Van 1.4 t/m 31.12

13 250

0

ex

0305 53 10

90

Vis, gedroogd, gezouten maar niet gerookt, van de soort Boreogadus saida

09.0710

 

0303 51 00

 

Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), bevroren, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit (1)

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

26 500

0

ex

0303 99 00

75

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

39 750

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

39 750

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

39 750

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

39 750

09.0711

 

 

 

Bereidingen of conserven van vis:

Van 1.1 t/m 31.12

400

3

ex

1604 13 90

91

92

99

Sardinella's en sprot, met uitzondering van filets, rauw, enkel omgeven door beslag of door paneermeel (gepaneerd), ook indien in olie voorgebakken, diepgevroren

 

1604 17 00

 

Paling of aal

 

1604 18 00

 

Haaienvinnen

 

1604 19 92

 

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus)

ex

1604 19 93

90

Koolvis (Pollachius virens), met uitzondering van gerookte koolvis

 

1604 19 94

 

Heek (Merluccius spp., Urophycis spp.)

 

1604 19 95

 

Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma) en witte koolvis, pollak of vlaswijting (Pollachius pollachius)

 

1604 19 97

 

Andere

ex

1604 20 90

30

35

50

60

90

Andere bereidingen of conserven van vis, met uitzondering van haring, makreel en conserven van gerookte koolvis

ex

1604 20 90

40

Bereidingen of conserven van makreel (Scomber australasicus)

10

09.0712

 

0303 54 10

 

Makreel van de soort Scomber scombrus of Scomber japonicus, bevroren, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

25 000

0

ex

0303 99 00

40

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

37 500

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

37 500

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

37 500

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

37 500

09.0713

 

 

 

Bevroren, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit:

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

2 200

0

 

0303 55 30

 

Chileense horsmakreel (Trachurus murphyi)

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

3 300

ex

0303 55 90

90

Andere vis van Trachurus spp., met uitzondering van Trachurus trachurus, Trachurus murphyi en horsmakreel (Caranx trachurus)

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

3 300

 

0303 56 00

 

Cobia (Rachycentron canadum)

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

3 300

 

0303 59 90

0303 69 90

0303 89 90

 

Andere vis

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

3 300

 

0303 82 00

 

Rog (Rajidae)

 

0303 89 55

 

Goudbrasem (Sparus aurata)

ex

0303 99 00

85

09.0714

 

0304 86 00

 

Haringfilets (Clupea harengus, Clupea pallasii), bevroren

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

55 600

0

ex

0304 99 23

10

20

30

Haringlappen (Clupea harengus, Clupea pallasii), bevroren (2)

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

83 400

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

83 400

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

83 400

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

83 400

09.0715

 

0302 11

 

Forel (Salmo trutta, Oncorhynchus mykiss, Oncorhynchus clarki, Oncorhynchus aguabonita, Oncorhynchus gilae, Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster), vers of gekoeld, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.1 t/m 31.12

500

0

ex

0302 99 00

11

19

 

0303 14

 

Forel (Salmo trutta, Oncorhynchus mykiss, Oncorhynchus clarki, Oncorhynchus aguabonita, Oncorhynchus gilae, Oncorhynchus apache en Oncorhynchus chrysogaster), bevroren, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit

ex

0303 99 00

30

09.0716

 

0302 13 00

0302 14 00

 

Pacifische zalm (Oncorhynchus nerka, Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus), Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho hucho), vers of gekoeld, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.1 t/m 31.12

6 100

0

ex

0302 99 00

30

40

09.0717

 

 

 

Bevroren, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit:

Van 1.1 t/m 31.12

580

0

 

0303 11 00

 

Rode zalm (Oncorhynchus nerka)

ex

0303 99 00

10

 

0303 12 00

 

Andere Pacifische zalm (Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus)

ex

0303 99 00

15

ex

ex

0303 13 00

0303 99 00

10

20

Atlantische zalm (Salmo salar)

09.0718

 

0304 41 00

0304 81 00

 

Filets van Pacifische zalm (Oncorhynchus nerka, Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus), Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho hucho), vers, gekoeld of bevroren

Van 1.1 t/m 31.12

610

0

09.0719

 

0302 19 00

 

Andere zalmachtigen (Salmonidae), vers of gekoeld, met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.1 t/m 31.12

670

0

ex

0302 99 00

45

 

0303 19 00

 

Andere zalmachtigen (Salmonidae), bevroren, met uitzondering van levers, hom en kuit

09.0720

 

0302 59 40

 

Leng (Molva spp.), vers of gekoeld, met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.1 t/m 31.12

370

0

09.0721

 

 

 

Vers of gekoeld, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit:

Van 1.1 t/m 31.12

250

0

 

0302 22 00

 

Schol (Pleuronectes platessa)

ex

0302 99 00

79

 

0302 23 00

 

Tong (Solea spp.)

 

0302 24 00

 

Tarbot (Psetta maxima)

 

0302 29

 

Schartong (Lepidorhombus spp.) en andere platvis

 

0302 45

 

Horsmakreel (Trachurus spp.)

 

0302 46 00

 

Cobia (Rachycentron canadum)

 

0302 47 00

 

Zwaardvis (Xiphias gladius)

 

0302 49 90

 

Andere

 

0302 54

 

Heek (Merluccius spp., Urophycis spp.)

ex

0302 99 00

60

ex

0302 56 00

20

Zuidelijke blauwe wijting (Micromesistius australis)

 

0302 59 90

 

Andere vis die behoort tot een der families „Bregmacerotidae”, „Euclichthyidae”, „Gadidae”, „Macrouridae”, „Melanonidae”, „Merlucciidae”, „Moridae” en „Muraenolepididae”

 

0302 82 00

 

Rog (Rajidae)

 

0302 83 00

 

Antarctische diepzeeheek (Dissostichus spp.)

 

0302 84

 

Zeebaars (Dicentrarchus spp.)

 

0302 85 30

 

Goudbrasem (Sparus aurata)

 

0302 85 90

 

Andere zeebrasem (Sparidae), met uitzondering van de soort Dentex dentex of Pagellus spp

 

0302 89 50

 

Zeeduivel (Lophius spp.)

 

0302 89 60

 

Roze koningklip (Genypterus blacodes)

 

0302 89 90

 

Andere vis

ex

0302 99 00

71

Pacifische heilbot (Hippoglossus stenolepis)

 

 

 

Bevroren platvis, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit:

 

0303 34 00

 

Tarbot (Psetta maxima)

 

0303 39 10

 

Bot (Platichthys flesus)

 

0303 39 30

 

Vis van het geslacht Rhombosolea

 

0303 39 85

 

Andere platvis, met uitzondering van heilbot, schol, tong, tarbot, bot, vis van het geslacht Rhombosolea en vis van de soort Pelotreis flavilatus of Peltorhamphus novaezelandiae

09.0722

 

 

 

Bevroren vlees van:

Van 1.1 t/m 31.12

500

0

 

0304 91 00

 

Zwaardvis (Xiphias gladius)

 

0304 94 90

 

Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma), met uitzondering van surimi

 

0304 95 21

0304 95 25

0304 95 29

0304 95 30

0304 95 40

0304 95 50

0304 95 60

0304 95 90

 

Vis die behoort tot een der families „Bregmacerotidae”, „Euclichthyidae”, „Gadidae”, „Macrouridae”, „Melanonidae”, „Merlucciidae”, „Moridae” en „Muraenolepididae”, andere dan Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma), met uitzondering van surimi bedoeld bij onderverdeling 0304 95 10

 

0304 96

 

Haai

 

0304 97 00

 

Rog (Rajidae)

ex

0304 99 99

20

25

40

50

65

69

70

90

Andere vis, met uitzondering van surimi en zoetwatervis en met uitzondering van makreel (Scomber scombrus, Scomber australasicus, Scomber japonicus)

09.0723

 

0302 41 00

 

Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 16.6 t/m 14.2

800

0

ex

0302 99 00

0303 51 00

55

ex

0303 99 00

75

09.0724

 

0302 44 00

 

Makreel (Scomber scombrus, Scomber australasicus, Scomber japonicus), vers of gekoeld, met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 16.6 t/m 14.2

260

0

ex

0302 99 00

20

09.0725

 

0303 54 10

 

Makreel (Scomber scombrus, Scomber japonicus), bevroren, met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 16.6 t/m 14.2

30 600

0

ex

0303 99 00

40

09.0726

 

0302 89 31

0302 89 39

 

Noorse schelvis of roodbaars (Sebastes spp.), vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.1 t/m 31.12

130

0

ex

0302 99 00

0303 89 31

0303 89 39

50

ex

0303 99 00

80

09.0727

 

 

 

Verse of gekoelde en bevroren filets van:

Van 1.1 t/m 31.12

110

0

 

0304 31 00

0304 61 00

 

Tilapia (Oreochromis spp.)

 

0304 32 00

0304 62 00

 

Katvis (Pangasius spp., Silurus spp., Clarias spp., Ictalurus spp.)

 

0304 33 00

0304 63 00

 

Nijlbaars (Lates niloticus)

 

0304 39 00

0304 69 00

 

Karper (Cyprinus carpio, Carassius carassius, Ctenopharyngodon idellus, Hypophthalmichthys spp., Cirrhinus spp., Mylopharyngodon piceus), paling of aal (Anguilla spp.), en slangenkopvis (Channa spp.)

 

0304 42 50

0304 82 50

 

Forel van de soorten Oncorhynchus apache of Oncorhynchus chrysogaster

 

0304 49 10

0304 89 10

 

Andere zoetwatervis

09.0728

 

 

 

Verse of gekoelde filets van:

Van 1.1 t/m 31.12

180

0

 

0304 44 30

 

Koolvis (Pollachius virens)

 

0304 45 00

 

Zwaardvis (Xiphias gladius)

 

0304 46 00

 

Antarctische diepzeeheek (Dissostichus spp.)

 

0304 47

 

Haai

 

0304 48 00

 

Rog (Rajidae)

 

0304 49 50

 

Noorse schelvis of roodbaars (Sebastes spp.)

 

0304 49 90

 

Andere vis

09.0729

 

0304 53 00

0304 56

0304 57 00

0304 59 90

 

Vers of gekoeld vlees van vis (ook indien fijngemaakt) die behoort tot een der families „Bregmacerotidae”, „Euclichthyidae”, „Gadidae”, „Macrouridae”, „Melanonidae”, „Merlucciidae”, „Moridae” en „Muraenolepididae”, en van andere vis dan zoetwatervis

Van 1.1 t/m 31.12

130

0

 

0304 59 50

 

Haringlappen, vers of gekoeld (3)

09.0730

 

 

 

Bevroren filets van:

Van 1.1 t/m 31.12

9 000

0

 

0304 71

 

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus)

 

0304 72 00

 

Schelvis (Melanogrammus aeglefinus)

 

0304 73 00

 

Koolvis (Pollachius virens)

 

0304 74

 

Heek (Merluccius spp., Urophycis spp.)

 

0304 75 00

 

Alaska koolvis (Theragra chalcogramma)

 

0304 79 10

 

Vis van de soort Boreogadus saida

 

0304 79 50

 

Blauwe grenadier (Macruronus novaezelandiae)

 

0304 79 90

 

Andere vis

 

0304 83 10

 

Schol (Pleuronectes platessa)

ex

0304 83 90

11

19

90

Andere platvis, met uitzondering van Limanda aspera, Lepidopsetta bilineata, Pleuronectes quadrituberculatus, Limanda ferruginea, Lepidopsetta polyxystra

 

0304 84 00

 

Zwaardvis (Xiphias gladius)

 

0304 85 00

 

Antarctische diepzeeheek (Dissostichus spp.)

 

0304 88 90

 

Rog (Rajidae)

 

0304 89 21

0304 89 29

 

Noorse schelvis of roodbaars (Sebastes spp.)

 

0304 89 60

 

Zeeduivel (Lophius spp.)

ex

0304 89 90

10

30

40

50

60

90

Andere vis, met uitzondering van braam (Brama spp.)

09.0731

ex

0305 20 00

11

18

19

21

30

73

75

77

79

99

Vislevers, hom en kuit, gedroogd, gezouten of gepekeld maar niet gerookt

Van 1.1 t/m 31.12

1 900

0

09.0732

 

0305 41 00

 

Gerookte Pacifische zalm (Oncorhynchus nerka, Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus), Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho hucho), filets daaronder begrepen, andere dan eetbaar slachtafval van vis

Van 1.1 t/m 31.12

450

0

09.0733

 

0305 42 00

0305 43 00

0305 44

0305 49

 

Andere gerookte vis dan Pacifische zalm (Oncorhynchus nerka, Oncorhynchus gorbuscha, Oncorhynchus keta, Oncorhynchus tschawytscha, Oncorhynchus kisutch, Oncorhynchus masou en Oncorhynchus rhodurus), Atlantische zalm (Salmo salar) en Donauzalm (Hucho hucho), filets daaronder begrepen, andere dan eetbaar slachtafval

Van 1.1 t/m 31.12

140

0

ex

0305 71 00

10

Gerookte haaienvinnen

09.0734

 

 

 

Vis, gezouten maar niet gedroogd of gerookt, en gepekelde vis, andere dan eetbaar slachtafval van vis:

Van 1.1 t/m 31.12

250

0

 

0305 64 00

 

Tilapia (Oreochromis spp.), katvis (Pangasius spp., Silurus spp., Clarias spp., Ictalurus spp.), karper (Cyprinus carpio, Carassius carassius, Ctenopharyngodon idellus, Hypophthalmichthys spp., Cirrhinus spp., Mylopharyngodon piceus), paling of aal (Anguilla spp.), nijlbaars (Lates niloticus) en slangenkopvis (Channa spp.)

ex

0305 69 80

20

25

30

40

50

61

64

65

67

90

Andere vis, met uitzondering van zwarte heilbot (Reinhardtius hippoglossoides) en Pacifische heilbot (Hippoglossus stenolepis)

ex

0305 71 00

90

Haaienvinnen, niet gerookt

09.0735

 

0305 61 00

 

Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), gezouten, maar niet gedroogd of gerookt, en gepekelde haring, andere dan eetbaar slachtafval van vis

Van 1.1 t/m 31.12

1 440

0

09.0736

 

0306 15 00

 

Langoestines (Nephrops norvegicus), bevroren

Van 1.1 t/m 31.12

950

0

 

0306 16 99

0306 17 93

 

Bevroren garnalen van de familie Pandalidae, andere dan gerookt

09.0737

ex

0306 95 20

10

Garnalen van de familie Pandalidae, niet-bevroren gekookt aan boord

Van 1.1 t/m 31.12

800

0

ex

0306 95 30

10

09.0738

 

0306 34 00

0306 94 00

 

Langoustines (Nephrops norvegicus), niet bevroren

Van 1.1 t/m 31.12

900

0

ex

0306 35 90

12

14

20

92

93

96

Garnalen van de familie Pandalidae, niet bevroren, bestemd voor verwerking (4)

ex

0306 36 10

11

91

ex

0306 95 20

21

29

ex

0306 95 30

21 ,

29

09.0739

 

1604 11 00

 

Bereidingen of conserven van zalm, geheel of in stukken, maar niet fijngemaakt

Van 1.1 t/m 31.12

170

0

09.0740

 

1604 12 91

1604 12 99

 

Bereidingen of conserven van haring, geheel of in stukken, maar niet fijngemaakt

Van 1.1 t/m 31.12

3 000

0

09.0741

 

1604 13 90

 

Bereidingen of conserven van sardinella's en sprot, geheel of in stukken, maar niet fijngemaakt

Van 1.1 t/m 31.12

180

0

09.0742

 

1604 15 11

1604 15 19

 

Bereidingen of conserven van makreel van de soorten Scomber scombrus en Scomber japonicus, geheel of in stukken, maar niet fijngemaakt

Van 1.1 t/m 31.12

130

0

09.0743

 

 

 

Bereidingen of conserven van vis, geheel of in stukken, maar niet fijngemaakt:

Van 1.1 t/m 31.12

5 500

0

 

1604 17 00

 

Paling of aal

 

1604 18 00

 

Haaienvinnen

 

1604 19 92

 

Kabeljauw (Gadus morhua, Gadus ogac, Gadus macrocephalus)

 

1604 19 93

 

Koolvis (Pollachius virens)

 

1604 19 94

 

Heek (Merluccius spp., Urophycis spp.)

 

1604 19 95

 

Alaskakoolvis (Theragra chalcogramma) en witte koolvis, pollak of vlaswijting (Pollachius pollachius)

 

1604 19 97

 

Andere

 

1604 20 90

 

Bereidingen of conserven van ander visvlees

09.0744

 

1604 20 10

 

Bereidingen of conserven van zalmvlees

Van 1.1 t/m 31.12

300

0

09.0745

ex

1605 21 10

20

40

50

91

Bereidingen of conserven van garnalen, gepeld en bevroren

Van 1.1 t/m 31.12

8 000

0

ex

1605 21 90

20

40

57

60

91

ex

1605 29 00

20

40

45

91

09.0746

ex

1605 21 10

30

96

99

Bereidingen of conserven van garnalen, andere dan gepeld en bevroren

Van 1.1 t/m 31.12

1 000

0

ex

1605 21 90

30

45

49

55

58

62

65

96

99

ex

1605 29 00

30

50

55

60

96

99

09.0748

 

1605 10 00

 

Bereidingen of conserven van krab

Van 1.1 t/m 31.12

50

0

09.0749

ex

1605 21 10

20

40

50

91

Bereidingen of conserven van garnalen, gepeld en bevroren

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

7 000

0

ex

1605 21 90

20

40

57

60

91

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

10 500

ex

1605 29 00

20

40

45

91

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

10 500

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

10 500

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

10 500

09.0750

ex

1604 12 91

11

91

Haring, bereid met kruiden en/of azijn, gepekeld

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

11 400 ton netto uitgelekt gewicht

0

ex

1604 12 99

11

19

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

17 100 ton netto uitgelekt gewicht

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

17 100 ton netto uitgelekt gewicht

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

17 100 ton netto uitgelekt gewicht

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

17 100 ton netto uitgelekt gewicht

09.0752

 

0303 51 00

 

Haring (Clupea harengus, Clupea pallasii), bevroren, met uitzondering van visfilets en ander visvlees bedoeld bij post 0304 en met uitzondering van levers, hom en kuit

Van 1.1 t/m 31.12

44 000

0

ex

0303 99 00

75

09.0756

 

0304 86 00

 

Haringfilets (Clupea harengus, Clupea pallasii), bevroren

Van 1.1 t/m 31.12

67 000

0

ex

0304 99 23

10

20

30

Haringlappen (Clupea harengus, Clupea pallasii), bevroren

09.0776

 

1504 20 10

 

Vaste fracties van vetten en oliën van vis, andere dan oliën uit vislevers

Van 1.1 t/m 31.12

384

0

09.0818

ex

0304 89 49

10

20

Makreelfilets, bevroren

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

11 300

0

ex

0304 99 99

11

Makreellappen, bevroren

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

16 950

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

16 950

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

16 950

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

16 950

09.0819

ex

0304 49 90

10

Haringfilets (Clupea harengus, Clupea pallasii), vers of gekoeld

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

9 000

0

 

0304 59 50

 

Haringlappen, vers of gekoeld

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

13 500

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

13 500

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

13 500

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

13 500

09.0820

 

0305 10 00

 

Meel, poeder en pellets, van vis, geschikt voor menselijke consumptie

Van 1.9.2016 t/m 30.4.2017

1 000

0

Van 1.5.2017 t/m 30.4.2018

1 500

Van 1.5.2018 t/m 30.4.2019

1 500

Van 1.5.2019 t/m 30.4.2020

1 500

Van 1.5.2020 t/m 30.4.2021

1 500

BIJLAGE II

Niettegenstaande de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen geacht slechts een indicatieve waarde te hebben, aangezien in het kader van deze bijlage het preferentiestelsel wordt bepaald door de GN-codes zoals deze op het moment van goedkeuring van deze verordening van toepassing waren. Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding „ex”, wordt het preferentiestelsel zowel door de strekking van de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

Volgnummer

GN-code

Taric-onderverdeling

Omschrijving

Contingentperiode

Omvang van het contingent (nettogewicht in ton, tenzij anders bepaald)

Contingentrecht (%)

09.0751

ex

0704 10 00

90

Bloemkool, vers of gekoeld

Van 1.8 t/m 31.10:

2 000

0

09.0757

 

0809 21 00

0809 29 00

 

Kersen, vers

Van 16.7 t/m 15.9:

900

0 (5)

09.0759

 

0809 40 05

 

Pruimen, vers

Van 1.9 t/m 15.10:

600

0 (5)

09.0761

 

0810 10 00

 

Aardbeien, vers

Van 9.6 t/m 31.7:

900

0

09.0762

 

0810 10 00

 

Aardbeien, vers

Van 1.8 t/m 15.9:

900

0

09.0783

 

0705 11 00

 

Kropsla, vers of gekoeld

Van 1.1 t/m 31.12:

300

0

09.0784

 

0705 19 00

 

Andere sla, vers of gekoeld

Van 1.1 t/m 31.12:

300

0

09.0786

 

0602 90 70

 

Kamerplanten: bewortelde stekken, zaailingen en plantgoed, met uitzondering van cactussen

Van 1.1 t/m 31.12:

544 848 EUR

0

09.0787

 

1601

 

Worst van alle soorten, van vlees, van slachtafvallen of van bloed; bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

Van 1.1 t/m 31.12:

300

0

09.0815

 

0810 20 10

 

Frambozen, vers

Van 1.1 t/m 31.12:

400

0

09.0816

 

2005 20 20

 

Dunne schijven aardappelen, gebakken, ook indien gezouten of gearomatiseerd, luchtdicht verpakt, geschikt voor onmiddellijk verbruik

Van 1.1.2018 t/m 31.12.2018:

200

0

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

350

09.0817

 

2309 10 13

2309 10 15

2309 10 19

2309 10 33

2309 10 39

2309 10 51

2309 10 53

2309 10 59

2309 10 70

2309 10 90

 

Honden- en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein

Van 1.1 t/m 31.12:

13 000

0

09.0821

 

2005 20 20

 

Dunne schijven aardappelen, gebakken, ook indien gezouten of gearomatiseerd, luchtdicht verpakt, geschikt voor onmiddellijk verbruik

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

37,5

0

09.0822

 

0207 14 30

 

Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee (bedoeld bij post 0105 ), vers, gekoeld of bevroren:

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

137,5

0

van hanen of van kippen

delen, met been, bevroren

hele vleugels, ook indien zonder spits

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

550

09.0823

 

0207 14 70

 

Vlees en eetbare slachtafvallen van pluimvee (bedoeld bij post 0105 ), vers, gekoeld of bevroren:

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

37,5

0

van hanen of van kippen

andere delen, met been, bevroren

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

150

09.0824

 

0204

 

Vlees van schapen of van geiten, vers, gekoeld of bevroren

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

200 (6)

0

0210

 

Vlees en eetbare slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt; meel en poeder van vlees of van slachtafvallen, geschikt voor menselijke consumptie

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

500

09.0825

 

0603 19 70

 

Afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen, voor bloemstukken of voor versiering, vers, andere dan rozen, anjers, orchideeën, chrysanten, lelies (Lilium spp.), gladiolen en ranonkels

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

125 000 EUR

0

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

500 000 EUR

09.0826

 

1602

 

Andere bereidingen en conserven, van vlees, van slachtafvallen of van bloed

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

75

0

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

300

09.0827

 

2309 90 96

 

Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren: andere

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

50

0

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

200

09.0828

 

3502 20

 

Albuminen (daaronder begrepen concentraten van twee of meer weiproteïnen, bevattende meer dan 80 gewichtspercenten weiproteïnen, berekend op de droge stof), albuminaten en andere derivaten van albuminen:

lactoalbumine, concentraten van twee of meer weiproteïnen daaronder begrepen

Van 1.10.2018 t/m 31.12.2018:

125

0

Voor elk kalenderjaar vanaf 1.1.2019:

500


(1)  Daar het meestbegunstigingsrecht van 15 februari tot en met 15 juni nul is, is het tariefcontingent niet van toepassing op goederen die in die periode voor het vrije verkeer worden aangegeven.

(2)  Daar het meestbegunstigingsrecht voor goederen van GN-code 0304 99 23 van 15 februari tot en met 15 juni nul is, is het tariefcontingent niet van toepassing op goederen die in die periode voor het vrije verkeer worden aangegeven.

(3)  Daar het meestbegunstigingsrecht voor goederen van GN-code 0304 59 50 van 15 februari tot en met 15 juni nul is, is het tariefcontingent niet van toepassing op goederen die in die periode voor het vrije verkeer worden aangegeven.

(4)  Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden en bepalingen, vastgesteld bij de op dit gebied geldende bepalingen van de Europese Unie [zie artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1)].

(5)  Het bijzondere aanvullende recht is van toepassing.

(6)  De omvang van dit contingent voor 2018 zal worden verminderd met de hoeveelheid die is gebruikt onder het tariefcontingent met het volgnummer 09.0782 voor aangiften met een aanvaardingsdatum tussen 1.1.2018 en 30.9.2018.


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/42


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1608 VAN DE COMMISSIE

van 24 oktober 2018

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1484/95 wat betreft de vaststelling van de representatieve prijzen voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 183, onder b),

Gezien Verordening (EU) nr. 510/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1216/2009 en (EG) nr. 614/2009 van de Raad (2), en met name artikel 5, lid 6, onder a),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie (3) zijn voor de sectoren slachtpluimvee en eieren, en voor ovalbumine, bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten, alsmede de representatieve prijzen vastgesteld.

(2)

Uit de regelmatige controle van de gegevens die als basis worden gebruikt voor het bepalen van de representatieve prijzen voor de producten van de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, blijkt dat de representatieve prijzen voor de invoer van bepaalde producten moeten worden gewijzigd met inachtneming van de naargelang van de oorsprong optredende prijsverschillen.

(3)

Verordening (EG) nr. 1484/95 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)

Om ervoor te zorgen dat deze maatregel zo snel mogelijk na de terbeschikkingstelling van de bijgewerkte gegevens van toepassing wordt, dient de onderhavige verordening in werking te treden op de dag van de bekendmaking ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1484/95 wordt vervangen door de tekst die is opgenomen in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 oktober 2018.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 150 van 20.5.2014, blz. 1.

(3)  Verordening (EG) nr. 1484/95 van de Commissie van 28 juni 1995 houdende bepalingen voor de toepassing van de aanvullende invoerrechten in de sectoren slachtpluimvee en eieren, alsmede voor ovalbumine, en houdende vaststelling van representatieve prijzen en intrekking van Verordening nr. 163/67/EEG (PB L 145 van 29.6.1995, blz. 47).


BIJLAGE

BIJLAGE I

GN-code

Omschrijving

Representatieve prijs

(EUR/100 kg)

In artikel 3 bedoelde zekerheid

(EUR/100 kg)

Oorsprong (1)

0207 14 10

Delen zonder been, van pluimvee van de soort Gallus domesticus, bevroren

287,2

4

AR

238,7

18

BR

338,7

0

CL

226,6

22

TH

0207 27 10

Delen zonder been, van kalkoenen, bevroren

318,4

0

BR

333,3

0

CL

1602 32 11

Bereidingen van pluimvee van de soort Gallus domesticus, niet gekookt en niet gebakken

277,7

3

BR


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7).


BESLUITEN

26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/44


BESLUIT (EU) 2018/1609 VAN DE RAAD

van 28 september 2018

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) en in het Comité voor binnenlands vervoer van de VN-ECE in verband met de vaststelling van het verdrag inzake het vergemakkelijken van grensprocedures voor passagiers, bagage en lading-bagage in het internationale spoorwegverkeer

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder b), in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Russische Federatie heeft een nieuw verdrag van de VN-ECE inzake het vergemakkelijken van grensprocedures voor passagiers, bagage en lading-bagage in het internationale spoorwegverkeer („het ontwerpverdrag”) voorgesteld. De Organisatie voor de samenwerking tussen de spoorwegen (OSJD) heeft haar steun voor het ontwerpverdrag uitgesproken.

(2)

De Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer (WP.30) treedt op binnen het kader van de beleidsterreinen van de VN-ECE en valt onder het algemene toezicht van het Comité voor binnenlands vervoer. De rol van WP.30 is het initiëren en uitvoeren van acties die gericht zijn op harmonisatie en vereenvoudiging van de voorschriften, regels en documentatie voor grensprocedures voor de verschillende modi van binnenlands vervoer.

(3)

De WP.30 zal een besluit nemen over de goedkeuring van het ontwerpverdrag en over het doorzenden ervan ter formele goedkeuring aan het Comité voor binnenlands vervoer.

(4)

De Unie wordt in de WP.30 en in het Comité voor binnenlands vervoer vertegenwoordigd door de lidstaten van de Unie. Alle lidstaten van de Unie zijn stemgerechtigde leden van de WP.30 en van het Comité voor binnenlands vervoer.

(5)

Het ontwerpverdrag bevat algemene bepalingen over de wijze waarop grenscontroles van reizigerstreinen worden georganiseerd. Het verdrag kan worden beschouwd als een basis voor alle multilaterale en bilaterale overeenkomsten; als die basis ontbreekt, zou geen van de elementen die onder het ontwerpverdrag vallen, kunnen werken.

(6)

Ten aanzien van de lidstaten van de Unie kunnen dergelijke multilaterale en bilaterale overeenkomsten ook zonder het ontwerpverdrag worden gesloten. Voor de Russische Federatie en enkele andere landen die zijn vertegenwoordigd in de OSJD lijkt het juridisch kader een dergelijk verdrag te vereisen om het sluiten van multilaterale en bilaterale overeenkomsten te vergemakkelijken.

(7)

De inhoud van het ontwerpverdrag lijkt voor de lidstaten van de Unie geen voordelige of nadelige effecten te hebben. De Unie ondersteunt het ontwerpverdrag daarom niet, maar zij heeft evenmin reden om de vaststelling ervan te blokkeren.

(8)

Hoewel het niet in het belang van de Unie lijkt om tot het ontwerpverdrag toe te treden, moet elk nieuw internationaal verdrag, in overeenstemming met het algemene Uniebeleid inzake institutionele aspecten, een clausule bevatten op grond waarvan de deelname van regionale organisaties voor economische integratie mogelijk is. Het ontwerpverdrag omvat geen clausule die de Unie de mogelijkheid zou geven toe te treden tot het verdrag.

(9)

Het standpunt van de Unie in de WP.30 en het Comité voor binnenlands vervoer moet derhalve neutraal zijn indien een clausule wordt toegevoegd die de deelname van regionale organisaties voor economische integratie mogelijk maakt. In dat geval dient de Unie zich van stemming te onthouden. In andere gevallen dienen de lidstaten van de Unie tegen de vaststelling van het ontwerpverdrag te stemmen.

(10)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op dat land. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld, of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(11)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (1); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op dit land.

(12)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (2); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op dit land.

(13)

Wat Bulgarije, Cyprus, Kroatië en Roemenië betreft, zijn de bepalingen van dit besluit rechtsbesluiten die voortbouwen op of op andere wijze gerelateerd zijn aan het Schengenacquis, in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2012.

(14)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de WP.30 en in het Comité voor binnenlands vervoer, aangezien het ontwerpverdrag bepalingen inzake visumformaliteiten bevat die onder de bevoegdheid van de Unie vallen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het volgende standpunt moet namens de Europese Unie worden ingenomen in de Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer van de VN-ECE en in het Comité voor binnenlands vervoer van de VN-ECE in verband met het VN-ECE-ontwerpverdrag inzake het vergemakkelijken van grensprocedures voor passagiers, bagage en lading-bagage in het internationale spoorwegverkeer:

Het standpunt van de lidstaten van de Unie is dat zij zich van stemming onthouden indien de clausule die de deelname van regionale organisaties voor economische integratie mogelijk maakt, in het ontwerpverdrag wordt opgenomen. Indien een dergelijke clausule niet wordt opgenomen, stemmen de lidstaten van de Unie tegen.

Artikel 2

Het in artikel 1 genoemde standpunt wordt ingenomen door de lidstaten van de Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 28 september 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

M. SCHRAMBÖCK


(1)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(2)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/46


BESLUIT (GBVB) 2018/1610 VAN DE RAAD

van 25 oktober 2018

houdende wijziging van Besluit 2010/573/GBVB inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 september 2010 Besluit 2010/573/GBVB (1) vastgesteld.

(2)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2010/573/GBVB dienen de beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië te worden verlengd tot en met 31 oktober 2019. De Raad zal de situatie met betrekking tot de beperkende maatregelen na zes maanden opnieuw bezien.

(3)

Besluit 2010/573/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4, lid 2, van Besluit 2010/573/GBVB wordt vervangen door:

„2.   Dit besluit is van toepassing tot en met 31 oktober 2019. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.”.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  Besluit 2010/573/GBVB van de Raad van 27 september 2010 inzake beperkende maatregelen tegen de leiders van de regio Transnistrië van de Republiek Moldavië (PB L 253 van 28.9.2010, blz. 54).


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/47


BESLUIT (GBVB) 2018/1611 VAN DE RAAD

van 25 oktober 2018

tot wijziging van Besluit 2010/638/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 25 oktober 2010 Besluit 2010/638/GBVB (1) betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee vastgesteld.

(2)

Op basis van een evaluatie van Besluit 2010/638/GBVB dienen deze beperkende maatregelen tot en met 27 oktober 2019 te worden verlengd.

(3)

Informatie betreffende de militaire rang van twee van de personen die zijn vermeld in de bijlage bij Besluit 2010/638/GBVB dient te worden geactualiseerd.

(4)

Besluit 2010/638/GBVB dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2010/638/GBVB wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 8, lid 2, wordt vervangen door:

„2.   Dit besluit is van toepassing tot en met 27 oktober 2019. Het wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad oordeelt dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.”.

2)

De bijlage bij Besluit 2010/638/GBVB wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  Besluit 2010/638/GBVB van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Republiek Guinee (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 10).


BIJLAGE

BIJLAGE

LIJST VAN DE IN DE ARTIKELEN 3 EN 4 BEDOELDE PERSONEN

 

Naam

(en eventuele aliassen)

Nadere gegevens

Redenen

1.

Kapitein Moussa Dadis CAMARA

Geboortedatum: 1.1.1964 of 29.12.1968

Nummer paspoort: R0001318

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

2.

Kolonel Moussa Tiégboro CAMARA

Geboortedatum: 1.1.1968

Nummer paspoort: 7190

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

3.

Kolonel dr. Abdoulaye Chérif DIABY

Geboortedatum: 26.2.1957

Nummer paspoort: 13683

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

4.

Luitenant Aboubacar Chérif (alias Toumba) DIAKITÉ

 

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.

5.

Kolonel Jean-Claude PIVI (alias Coplan)

Geboortedatum: 1.1.1960

Persoon die door de internationale onderzoekscommissie is geïdentificeerd als zijnde verantwoordelijk voor de gebeurtenissen van 28 september 2009 in Guinee.


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/49


BESLUIT (GBVB) 2018/1612 VAN DE RAAD

van 25 oktober 2018

houdende wijziging van Besluit (GBVB) 2015/1763 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 1 oktober 2015 Besluit (GBVB) 2015/1763 (1) vastgesteld betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi.

(2)

Op basis van een toetsing van Besluit (GBVB) 2015/1763 moeten de beperkende maatregelen tot en met 31 oktober 2019 worden verlengd.

(3)

Er is aanvullende informatie ter identificatie van één natuurlijke persoon beschikbaar.

(4)

Besluit (GBVB) 2015/1763 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 6 van Besluit (GBVB) 2015/1763 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Dit besluit is van toepassing tot en met 31 oktober 2019.”.

Artikel 2

De bijlage bij Besluit (GBVB) 2015/1763 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  Besluit (GBVB) 2015/1763 van de Raad van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (PB L 257 van 2.10.2015, blz. 37).


BIJLAGE

In de bijlage bij Besluit (GBVB) 2015/1763 wordt punt 3 in de rubriek „Lijst van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen” vervangen door:

 

Naam

Identificatiegegevens

Redenen voor plaatsing op de lijst

„3.

Mathias/Joseph NIYONZIMA

alias KAZUNGU

Geboortedatum: 6.3.1956; 2.1.1967

Geboorteplaats: gemeente Kanyosha, Mubimbi, provincie Bujumbura Rural, Burundi

Registratienummer (SNR): O/00064

Burundese nationaliteit. Paspoortnummer: OP0053090

Officier bij de nationale inlichtingendienst. Verantwoordelijk voor het belemmeren van de zoektocht naar een politieke oplossing in Burundi door het aanzetten tot geweldpleging en repressie tijdens de betogingen die op 26 april 2015 begonnen nadat president Nkurunziza aangekondigd had zich opnieuw kandidaat te stellen als president. Verantwoordelijk voor het helpen bij de opleiding, de coördinatie en de bewapening van de paramilitaire milities van de Imbonerakure, ook buiten Burundi, die verantwoordelijk zijn voor geweldpleging, repressie en ernstige schendingen van de mensenrechten in Burundi.”


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/51


UITVOERINGSBESLUIT (GBVB) 2018/1613 VAN DE RAAD

van 25 oktober 2018

tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2016/849 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 31, lid 2,

Gezien Besluit (GBVB) 2016/849 van de Raad van 27 mei 2016 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Besluit 2013/183/GBVB (1), en met name artikel 33, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 27 mei 2016 Besluit (GBVB) 2016/849 vastgesteld.

(2)

Het Comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties („VN-Veiligheidsraad”), ingesteld op grond van Resolutie 1718 (2006) van de VN-Veiligheidsraad, heeft op 16 oktober 2018 drie vaartuigen aangewezen voor ontzegging van de toegang tot havens en voor het ontnemen van de vlag.

(3)

Bijlage IV bij Besluit (GBVB) 2016/849 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV bij Besluit (GBVB) 2016/849 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

J. BOGNER-STRAUSS


(1)  PB L 141 van 28.5.2016, blz. 79.


BIJLAGE

1)   

In bijlage IV bij Besluit (GBVB) 2016/849 worden onder de rubriek „A. Schepen die geen vlag meer voeren” de volgende vaartuigen aan de lijst toegevoegd:

 

Naam van het vaartuig

IMO-nummer

Datum van aanwijzing door de VN

„13.

SHANG YUAN BAO

Het koopvaardijschip SHANG YUAN BAO was op 18 mei 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met het door de VN op de lijst geplaatste Noord-Koreaanse schip PAEK MA. De SHANG YUAN BAO was ook op 2 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met het Noord-Koreaanse schip MYONG RYU 1.

8126070

16.10.2018

14.

NEW REGENT

De NEW REGENT was op 7 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met de Noord-Koreaanse olietanker KUM UN SAN 3.

8312497

16.10.2018

15.

KUM UN SAN 3

De Noord-Koreaanse olietanker KUM UN SAN 3 was op 7 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met de NEW REGENT.

8705539

16.10.2018”

2)   

In bijlage IV bij Besluit (GBVB) 2016/849 worden onder de rubriek „D. Schepen waaraan de toegang tot een haven is ontzegd” de volgende vaartuigen aan de lijst toegevoegd:

 

Naam van het vaartuig

IMO-nummer

Datum van aanwijzing door de VN

„34.

SHANG YUAN BAO

Het koopvaardijschip SHANG YUAN BAO was op 18 mei 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met het door de VN op de lijst geplaatste Noord-Koreaanse schip PAEK MA. De SHANG YUAN BAO was ook op 2 juni 2018 betrokken bij een schip-tot schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met het Noord-Koreaanse schip MYONG RYU 1.

8126070

16.10.2018

35.

NEW REGENT

De NEW REGENT was op 7 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met de Noord-Koreaanse olietanker KUM UN SAN 3.

8312497

16.10.2018

36.

KUM UN SAN 3

De Noord-Koreaanse olietanker KUM UN SAN 3 was op 7 juni 2018 betrokken bij een schip-tot-schiptransfer, vermoedelijk voor olie, met de NEW REGENT.

8705539

16.10.2018”


26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/53


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1614 VAN DE COMMISSIE

van 25 oktober 2018

tot vaststelling van specificaties voor de voertuigregisters die zijn vermeld in artikel 47 van Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging en intrekking van Beschikking 2007/756/EG van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (1), en met name artikel 47, leden 2 en 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de traceerbaarheid van voertuigen en hun geschiedenis te waarborgen, moeten voertuigen met een Europees voertuignummer worden geregistreerd in een voertuigregister. De regels voor de opstelling van het Europees voertuignummer moeten worden geharmoniseerd, teneinde te garanderen dat voertuigen in de hele Unie op dezelfde wijze worden geregistreerd.

(2)

Op dit ogenblik worden voertuigen in nationale voertuigregisters geregistreerd en beheert elke lidstaat zijn nationaal voertuigregister. De bruikbaarheid van de nationale voertuigregisters moet worden verbeterd en overbodige registraties van eenzelfde voertuig in meerdere voertuigregisters, met inbegrip van voertuigregisters in derde landen die zijn gekoppeld aan het virtuele voertuigregister, moeten worden vermeden. Beschikking 2007/756/EG van de Commissie (2) moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(3)

Uit de kosten-batenanalyse die door het Europees Spoorwegbureau (het Bureau) is uitgevoerd, bleek dat de vaststelling van een Europees voertuigregister, ter vervanging van de nationale voertuigregisters, aanzienlijke voordelen biedt voor het spoornet van de Unie.

(4)

Om de administratieve lasten en de kosten voor de lidstaten en de belanghebbenden te beperken, moet de Commissie technische en functionele specificaties vaststellen voor het Europees voertuigregister, dat de nationale voertuigregisters zal omvatten.

(5)

Het Bureau zal het Europees voertuigregister opstellen, indien relevant in samenwerking met de nationale registratie-entiteiten. De nationale veiligheidsinstanties, onderzoeksorganen en, in reactie op een legitiem verzoek, de regelgevende instanties, alsook het Bureau, de spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en de personen of organisaties die voertuigen registeren of die in het register zijn geïdentificeerd, moeten het Europees voertuigregister kunnen raadplegen.

(6)

De lidstaten moeten een entiteit aanduiden die verantwoordelijk is voor de registratie van voertuigen en de verwerking en actualisering van informatie met betrekking tot voertuigen die door die entiteit in het Europees voertuigregister zijn geregistreerd.

(7)

Wanneer houders een registratieaanvraag willen indienen, moeten zij de vereiste informatie invullen op een geharmoniseerd elektronisch formulier en dit indienen via een webtool. Houders moeten erop toezien dat de voertuiggegevens die worden ingediend bij registratie-instanties nauwkeurig en up-to-date zijn.

(8)

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit en de integriteit van de voertuiggegevens die overeenkomstig artikel 22 van Richtlijn (EU) 2016/797 door de aangewezen registratie-instantie worden geregistreerd in het Europees voertuigregister, terwijl het Bureau verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en het onderhoud van het IT-systeem van het Europees voertuigregister, overeenkomstig dit besluit.

(9)

Het Europees voertuigregister moet een centraal register zijn, dat via een geharmoniseerde interface door alle gebruikers kan worden geraadpleegd met het oog op de registratie van voertuigen of het beheer van gegevens.

(10)

De functies van het Europees voertuigregister moeten technisch worden ontwikkeld en getest. Overeenkomstig artikel 47, lid 5, van Richtlijn (EU) 2016/797 moet het Europees voertuigregister uiterlijk op 16 juni 2021 operationeel zijn.

(11)

Wegens specifieke behoeften van sommige lidstaten worden sommige nationale voertuigregisters gebruikt voor andere doeleinden dan het garanderen van de traceerbaarheid van voertuigen en hun geschiedenis. Om de interface mogelijk te maken tussen nationale voertuigregisters die niet specifiek voor de registratie van voertuigen worden gebruikt, en het Europees voertuigregister, moet de overgang naar de centrale registratie van voertuigen geleidelijk verlopen. Na de invoering van het Europees voertuigregister moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om tot 16 juni 2024 een „gedecentraliseerde registratiefunctie” te gebruiken; de andere functies moeten vanaf 16 juni 2021 gecentraliseerd zijn. Na 16 juni 2024 moeten alle lidstaten uitsluitend gebruikmaken van de centrale registratiefunctie.

(12)

Het moet mogelijk zijn door de lidstaten gevraagde specifieke aanvullende informatie te registreren in het Europees voertuigregister. Wanneer houders een registratieaanvraag indienen bij een lidstaat, moeten zij de door die lidstaat gevraagde aanvullende informatie verstrekken.

(13)

Om in het Europees voertuigregister geregistreerde voertuigen gemakkelijker te kunnen gebruiken in derde landen, met name in landen die de bepalingen toepassen van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer, waar de Europese Unie partij bij is, moeten de relevante gegevens van het Europees voertuigregister toegankelijk zijn voor vergunningverlenende bevoegde instanties in die derde landen. Daartoe moet het Bureau de tenuitvoerlegging vergemakkelijken van handelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, zoals gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999.

(14)

Op 21 december 2016 heeft het Bureau een aanbeveling gepubliceerd over de specificaties van de nationale voertuigregisters, waarin wordt aangegeven hoe de bruikbaarheid van die registers kan worden verbeterd. Op 14 december 2017 heeft het Bureau een aanbeveling gepubliceerd over de specificaties van het Europees voertuigregister.

(15)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het in artikel 51, lid 1, van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde comité,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij dit besluit worden de gemeenschappelijke specificaties voor de nationale voertuigregisters gewijzigd en worden technische en functionele specificaties voor het Europees voertuigregister vastgesteld.

HOOFDSTUK 2

NATIONALE VOERTUIGREGISTERS

Artikel 2

Wijzigingen van de gemeenschappelijke specificaties voor de nationale voertuigregisters

De bijlage bij Beschikking 2007/756/EG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.

Artikel 3

Schrapping van overbodige registraties

1.   De houder zorgt ervoor dat overbodige registraties van voertuigen overeenkomstig punt 3.2.5, eerste alinea, van de bijlage bij Beschikking 2007/756/EG, zoals gewijzigd bij Besluit 2011/107/EU van de Commissie (3), binnen één jaar na 15 november 2018 worden geschrapt uit de nationale voertuigregisters.

2.   De houder zorgt ervoor dat overbodige registraties van voertuigen van derde landen die bestemd zijn om op het spoornet van de Unie te worden gebruikt en overeenkomstig de bijlage bij Beschikking 2007/756/EG geregistreerd zijn in een voertuigregister dat gekoppeld is aan het in die beschikking vermelde virtuele voertuigregister, binnen één jaar na 15 november 2018 worden geschrapt.

HOOFDSTUK 3

EUROPEES VOERTUIGREGISTER

Artikel 4

Specificaties van het Europees voertuigregister

De technische en functionele specificaties van het Europees voertuigregister zijn vastgesteld in bijlage II.

Artikel 5

Registratie-instantie

1.   Elke lidstaat duidt uiterlijk op 15 mei 2019 een registratie-instantie aan die onafhankelijk is van elke spoorwegonderneming en verantwoordelijk is voor de verwerking van de aanvragen en de actualisering van gegevens in het Europees voertuigregister die betrekking hebben op voertuigen die in de desbetreffende lidstaat zijn geregistreerd.

2.   De registratie-instantie mag de instantie zijn die is aangeduid overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Besluit 2007/756/EG. De lidstaten zien erop toe dat de registratie-instanties samenwerken en informatie uitwisselen, teneinde de wijzigingen tijdig te kunnen meedelen aan het Europees voertuigregister.

3.   Als de registratie-instantie niet de overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Beschikking 2007/756/EG aangestelde instantie is, stellen de lidstaten de Commissie en de andere lidstaten uiterlijk op 15 november 2019 in kennis van de instantie die overeenkomstig lid 1 is aangeduid.

Artikel 6

Registratie van voertuigen die in de handel mogen worden gebracht

1.   Een houder dient via het Europees voertuigregister een registratieaanvraag in bij een lidstaat van zijn keuze in het gebruiksgebied van het voertuig.

2.   Registratie-instanties nemen redelijke maatregelen om de accuraatheid van de in het Europees voertuigregister geregistreerde gegevens te waarborgen.

3.   Alle registratie-instanties kunnen gegevens opvragen van de door hen geregistreerde voertuigen.

Artikel 7

Architectuur van het Europees voertuigregister

1.   Overeenkomstig dit besluit zal het Bureau het Europees voertuigregister opstellen en beheren.

2.   Na de in artikel 8 bedoelde migratie is het Europees voertuigregister een centraal register dat via een geharmoniseerde interface door alle gebruikers kan worden geraadpleegd met het oog op de registratie van voertuigen of het beheer van gegevens.

3.   Bij wijze van uitzondering op lid 1 mogen lidstaten de in punt 2.1.4 van bijlage II bedoelde registratiefunctie op gedecentraliseerde wijze gebruiken tot uiterlijk 16 juni 2024.

4.   Uiterlijk op 15 mei 2019 delen de lidstaten het Bureau mee of zij voornemens zijn de door het Bureau opgezette centrale registratiefunctie te gebruiken, of een gedecentraliseerde functie op te zetten. Zij tonen aan hoe zij voornemens zijn om tegen 16 juni 2020 aan de in lid 5 vastgestelde voorwaarden te voldoen.

5.   Wanneer een lidstaat de registratiefunctie op gedecentraliseerde wijze toepast, ziet hij toe op de verenigbaarheid en communicatie met het Europees voertuigregister. Hij zorgt er ook voor dat de gedecentraliseerde registratiefunctie uiterlijk op 16 juni 2021 operationeel is overeenkomstig de specificaties van het Europees voertuigregister.

6.   De lidstaten mogen op elk ogenblik aan het Bureau meedelen dat zij hun beslissing om een gedecentraliseerde registratiefunctie te gebruiken, herzien en ervoor kiezen gebruik te maken van de centrale registratiefunctie. Die beslissing wordt zes maanden na de kennisgeving van kracht.

Artikel 8

Migratie van de nationale voertuigregisters naar het Europees voertuigregister

1.   De lidstaten zien erop toe dat de gegevens van geregistreerde voertuigen worden overgedragen van de nationale voertuigregisters naar het Europees voertuigregister en dat deze gegevens uiterlijk op 16 juni 2021 zijn gemigreerd. Tijdens de migratie coördineert het Bureau, samen met de registratie-instanties, de overdracht van gegevens van de respectieve nationale voertuigregisters naar het EVR, en zorgt het voor de beschikbaarheid van het IT-systeem.

2.   Het Bureau stelt de functies van het Europees voertuigregister uiterlijk op 15 november 2020 ter beschikking van de lidstaten.

3.   Het Bureau stelt de specificaties op voor de tenuitvoerlegging van de interfaces met de gedecentraliseerde registratiefunctie en stelt deze uiterlijk op 16 januari 2020 ter beschikking van de lidstaten.

4.   Vanaf 16 juni 2021 moeten de lidstaten voertuigen in het Europees voertuigregister registreren, overeenkomstig artikel 7.

5.   Vanaf 16 juni 2024 moeten de lidstaten gebruikmaken van de centrale registratiefunctie.

HOOFDSTUK 4

SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Intrekking

Beschikking 2007/756/EG wordt met ingang van 16 juni 2021 ingetrokken.

Artikel 10

Inwerkingtreding en toepassing

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Punten 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 3, 4.3 en 5 van bijlage II en aanhangsels 1 tot en met 6 bij die bijlage zijn van toepassing met ingang van 16 juni 2021.

Gedaan te Brussel, 25 oktober 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44.

(2)  Beschikking 2007/756/EG van de Commissie van 9 november 2007 tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister als bedoeld in de artikelen 14, leden 4 en 5, van de Richtlijnen 96/48/EG en 2001/16/EG (PB L 305 van 23.11.2007, blz. 30).

(3)  Besluit 2011/107/EU van de Commissie van 10 februari 2011 tot wijziging van Beschikking 2007/756/EG tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificatie van het nationaal voertuigregister (PB L 43 van 17.2.2011, blz. 33).


BIJLAGE I

De bijlage bij Beschikking 2007/756/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 3.2.1 wordt vervangen door:

„3.2.1.   Registratieaanvraag

Voor de registratieaanvraag moet gebruik worden gemaakt van het formulier in aanhangsel 4.

De organisatie die een aanvraag voor de registratie van een voertuig indient, moet het vakje „Nieuwe registratie” aankruisen. Zij moet het formulier invullen en versturen naar:

de RI van de lidstaat waar de registratie wordt aangevraagd, waarbij alle velden moeten worden ingevuld;

de RI van de eerste lidstaat waar het voertuig zal worden gebruikt, wanneer het afkomstig is uit een derde land (zie punt 3.2.5, punt 2. In dat geval moet het formulier minstens de informatie bevatten over de identificatie van de eigenaar van het voertuig en de houder, de beperkingen op het gebruik van het voertuig en de met het onderhoud belaste entiteit.”.

2)

Aan punt 3.2.3 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De RI registreert de wijzigingen in het NVR binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledig aanvraagdossier. Binnen deze termijn registreert de RI het voertuig of vraagt zij om correctie/verduidelijking.”.

3)

Punt 3.2.5 wordt vervangen door:

„3.2.5.   Toelating in verschillende lidstaten

1.

Voertuigen worden alleen ingeschreven in het NVR van de lidstaat waar zij het eerst toestemming voor ingebruikname krijgen of, voor voertuigen waarvoor een vergunning om het voertuig in de handel te brengen is afgegeven overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (*1), alleen in een lidstaat in het gebruiksgebied van die vergunning, onverminderd de overdracht van de registratie naar een ander NVR overeenkomstig punt 3.2.6, punt 2.

2.

Voertuigen die het spoornet van de Unie binnenkomen uit derde landen en die zijn ingeschreven in een voertuigregister dat niet in overeenstemming is met deze specificatie of niet gekoppeld is aan het EC VVR, worden alleen ingeschreven in het NVR van de eerste lidstaat waar het voertuig zal worden geëxploiteerd op het spoornet van de Unie.

3.

Voertuigen die het spoornet van de Unie binnenkomen uit derde landen en die zijn ingeschreven in een voertuigregister dat in overeenstemming is met deze specificatie en gekoppeld is aan het EC VVR, voor zover dit bepaald is in een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is, worden in geen enkel NVR geregistreerd.

4.

Het NVR van het land waar een voertuig is ingeschreven, bevat de gegevens voor rubrieken 2, 6, 12 en 13 voor elk van de lidstaten waar een toestemming voor ingebruikname aan dat voertuig werd toegekend.

Deze bepaling laat de artikelen 3 en 5 onverlet.

(*1)  Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 44).”."

4)

Aan punt 3.2 wordt het volgende punt 3.2.6 toegevoegd:

„3.2.6.   Overdracht van registratie en wijziging van EVN

1.

Het EVN wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in aanhangsel 6. Bij dergelijke aanpassingen kan een nieuwe vergunning voor indienststelling vereist zijn, overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2), of een nieuwe vergunning om een voertuig in de handel te brengen en, voor zover van toepassing, een nieuwe typegoedkeuring van het voertuig, overeenkomstig de artikelen 21 en 24 van Richtlijn (EU) 2016/797. De houder stelt de RI van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven in kennis van die wijzigingen en, voor zover van toepassing, van de nieuwe vergunning voor indienststelling of de nieuwe vergunning om het voertuig in de handel te brengen. Die RI kent het voertuig vervolgens een nieuw EVN toe.

2.

Het EVN mag op verzoek van de houder worden gewijzigd via een nieuwe registratie van het voertuig in het aan het EC VVR gekoppelde NVR van een andere lidstaat en de daaropvolgende schrapping van de oude registratie.

(*2)  Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1).”."

5)

Punt 3.3 wordt vervangen door:

„3.3.   Toegangsrechten

De toegangsrechten tot gegevens van een NVR van een lidstaat „XX” worden in onderstaande tabel weergegeven:

Entiteit

Leesrechten

Schrijfrechten

RI van lidstaat „XX”

Alle gegevens

Alle gegevens in het voertuigregister van lidstaat „XX”

NSA

Alle gegevens

Geen

Bureau

Alle gegevens

Geen

Houder

Alle gegevens van voertuigen waarvan hij houder is

Geen

Met het onderhoud belaste entiteit

Alle gegevens, behalve de referenties van de eigenaar, van voertuigen waarvoor zij de met het onderhoud belaste entiteit is

Geen

Eigenaar

Alle gegevens van voertuigen waarvan hij eigenaar is

Geen

Spoorwegonderneming

Alle gegevens, behalve de referenties van de eigenaar, die gebaseerd zijn op een of meer voertuignummers

Geen

Infrastructuurbeheerder

Alle gegevens, behalve de referenties van de eigenaar, die gebaseerd zijn op een of meer voertuignummers

Geen

Het in artikel 22 van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (1) bedoelde onderzoeksorgaan en het in artikel 55 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) bedoelde toezichthoudende instantie

Alle gegevens van voertuigen die worden gecontroleerd of die het voorwerp uitmaken van een audit

Geen

instantie die de EG-keuringsverklaring afgeeft (aanvrager)

Alle gegevens over voertuigen waarvoor het de instantie is die de EG-keuringsverklaring afgeeft (aanvrager), behalve de referenties van de eigenaar

Geen

Andere legitieme gebruiker die door de nationale veiligheidsinstantie of het Bureau wordt erkend (3)

Op passende wijze definiëren, eventueel met beperkte duur, behalve de referenties van de eigenaar

Geen

De toegangsrechten tot gegevens van NVR's kunnen worden uitgebreid tot relevante instanties uit derde landen of intergouvernementele organisaties voor zover dit voorzien is bij een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is.”.

6)

Aanhangsels 1 en 2 worden vervangen door:

AANHANGSEL 1

BEPERKINGSCODES

1.   BEGINSELEN

De beperkingen die vermeld zijn in de vergunning voor indienststelling overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG of in de vergunning om het voertuig in de handel te brengen en, voor zover van toepassing, de nieuwe typegoedkeuring van het voertuig, overeenkomstig de artikelen 21 en 24 van Richtlijn (EU) 2016/797, krijgen een geharmoniseerde code of een nationale code toegewezen.

2.   STRUCTUUR

Elke code is een combinatie van:

de categorie van de beperking,

de aard van de beperking,

de waarde of specificatie,

die worden gescheiden door een punt (.):

[Categorie].[Aard].[Waarde of specificatie].

3.   BEPERKINGSCODES

1.

Geharmoniseerde beperkingscodes zijn geldig in alle lidstaten.

Het Bureau publiceert op zijn website een geactualiseerde lijst van geharmoniseerde beperkingscodes voor het hele spoornet van de Unie.

Indien een nationale veiligheidsinstantie van mening is dat een nieuwe code aan de lijst van geharmoniseerde beperkingscodes moet worden toegevoegd, vraagt ze het Bureau de opname van deze nieuwe code te beoordelen.

Het Bureau beoordeelt het verzoek in overleg met andere nationale veiligheidsinstanties, voor zover van toepassing. Het neemt vervolgens een nieuwe beperkingscode in de lijst op indien dit nodig blijkt.

2.

Het Bureau houdt de lijst van nationale beperkingscodes bij. Nationale beperkingscodes mogen uitsluitend worden gebruikt voor de beperkingen die het gevolg zijn van bijzondere eigenschappen van het bestaande spoornet van een lidstaat en die wellicht niet in dezelfde zin van toepassing zijn in andere lidstaten.

Voor soorten beperkingen die niet in de in punt 1 bedoelde lijst staan, verzoekt de nationale veiligheidsinstantie het Bureau om een nieuwe code in de lijst van nationale beperkingscodes op te nemen. Het Bureau beoordeelt het verzoek in overleg met andere nationale veiligheidsinstanties, voor zover van toepassing. Het neemt vervolgens een nieuwe beperkingscode in de lijst op indien dit nodig blijkt.

3.

De beperkingscode voor multinationale veiligheidsinstanties wordt verwerkt als nationale beperkingscode.

4.

Niet-gecodeerde beperkingen mogen uitsluitend worden gebruikt voor beperkingen die omwille van hun bijzondere karakter hoogstwaarschijnlijk niet van toepassing zijn op meerdere voertuigtypen.

Het Bureau houdt een unieke lijst van beperkingscodes bij voor het EVR, alsook het in artikel 48 van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde Europees register van goedgekeurde voertuigtypen, het uniek loket en de interoperabiliteits- en de gegevensbank over interoperabiliteit en veiligheid van het Europees Spoorwegbureau.

5.

Voor zover relevant, mag het Bureau de harmonisering van beperkingscodes in overleg met relevante intergouvernementele organisaties uitvoeren, voor zover dit voorzien is bij een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is.

AANHANGSEL 2

STRUCTUUR EN INHOUD VAN HET EUROPEES IDENTIFICATIENUMMER

Het Bureau stelt de structuur en inhoud van het Europees identificatienummer (EIN) vast in een technisch document, daaronder begrepen de codificering van de desbetreffende documenttypes, en publiceert dit document op zijn website.

”.

7)

Punt 1 van deel 1 van aanhangsel 6 wordt vervangen door:

„1.   Definitie van de aanduiding voertuighouder (Vehicle Keeper Marking, VKM)

De aanduiding voertuighouder (VKM) is een lettercode van 2 tot 5 letters (*3). De VKM wordt op elk spoorwegvoertuig aangebracht, naast het Europees voertuignummer. De VKM identificeert de in het nationale voertuigregister ingeschreven houder van het voertuig.

Een VKM is uniek en geldt in alle lidstaten en landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in dit besluit beschreven systeem voor voertuignummering en VKM moet worden toegepast.

(*3)  Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.”."

8)

Deel 4 van aanhangsel 6 wordt vervangen door:

„DEEL 4 — CODES VAN LANDEN WAARIN DE VOERTUIGEN ZIJN GEREGISTREERD (CIJFERS 3-4 EN AFKORTING)

Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.

Landen

Lettercode van het land (1)

Cijfercode van het land

 

Landen

Lettercode van het land (1)

Cijfercode van het land

Albanië

AL

41

 

Litouwen

LT

24

Algerije

DZ

92

 

Luxemburg

L

82

Armenië

AM

58

 

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

MK

65

Oostenrijk

A

81

 

Malta

M

 

Azerbeidzjan

AZ

57

 

Moldavië

MD (1)

23

Belarus

BY

21

 

Monaco

MC

 

België

B

88

 

Mongolië

MGL

31

Bosnië en Herzegovina

BIH

50 en 44 (2)

 

Montenegro

MNE

62

Bulgarije

BG

52

 

Marokko

MA

93

China

RC

33

 

Nederland

NL

84

Kroatië

HR

78

 

Noord-Korea

PRK (1)

30

Cuba

CU (1)

40

 

Noorwegen

N

76

Cyprus

CY

 

 

Polen

PL

51

Tsjechië

CZ

54

 

Portugal

P

94

Denemarken

DK

86

 

Roemenië

RO

53

Egypte

ET

90

 

Rusland

RUS

20

Estland

EST

26

 

Servië

SRB

72

Finland

FIN

10

 

Slowakije

SK

56

Frankrijk

F

87

 

Slovenië

SLO

79

Georgië

GE

28

 

Zuid-Korea

ROK

61

Duitsland

D

80

 

Spanje

E

71

Griekenland

GR

73

 

Zweden

S

74

Hongarije

H

55

 

Zwitserland

CH

85

Iran

IR

96

 

Syrië

SYR

97

Irak

IRQ (1)

99

 

Tadzjikistan

TJ

66

Ierland

IRL

60

 

Tunesië

TN

91

Israël

IL

95

 

Turkije

TR

75

Italië

I

83

 

Turkmenistan

TM

67

Japan

J

42

 

Oekraïne

UA

22

Kazachstan

KZ

27

 

Verenigd Koninkrijk

GB

70

Kirgizië

KS

59

 

Oezbekistan

UZ

29

Letland

LV

25

 

Vietnam

VN (1)

32

Libanon

RL

98

 

(1)

Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968 inzake het wegverkeer.

(2)

Bosnië-Herzegovina gebruikt twee specifieke spoorwegcodes. Cijfercode 49 is gereserveerd.”.


(1)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).

(2)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).

(3)  Het Bureau stelt, in samenwerking met de nationale veiligheidsinstanties, de procedure voor de erkenning van legitieme gebruikers op.


BIJLAGE II

1.   INHOUD EN GEGEVENSFORMAAT

De inhoud en het gegevensformaat van het Europees voertuigregister („EVR”) zijn vastgesteld in de onderstaande tabel.

Tabel 1

Parameters van het EVR

Nummer van de parameter

Naam van de parameter

Beschrijving

Formaat

Verplicht/facultatief

1

Voertuigidentificatie

 

 

 

1.1

Europees voertuignummer

Europees voertuignummer. Numerieke identificatiecode overeenkomstig aanhangsel 6.

Zie aanhangsel 6 (1)

Verplicht

1.2

Vorig voertuignummer

Vorig nummer (indien van toepassing, voor hernummerde voertuigen)

 

Verplicht (indien van toepassing)

2

Lidstaat van registratie

 

 

 

2.1

Lidstaat van registratie

Lidstaat waar het voertuig is geregistreerd

Tweeletterige code (*1)

Verplicht

3

Lidstaten waar het voertuig vergund is

 

 

 

3.1

Daaruit voortvloeiend gebruiksgebied

Veld wordt automatisch door het systeem ingevuld op basis van de waarden van parameter 11.4

Tekst

Veld wordt automatisch door het systeem ingevuld op basis van de waarden van parameter 11.4.

4

Aanvullende voorwaarden

 

 

 

4.1

Aanvullende voorwaarden die van toepassing zijn op het voertuig

Identificatie van toepasselijke bilaterale of multilaterale overeenkomsten zoals RIV, RIC, TEN, TEN-CW, TEN-GE, …

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

5

Bouw

 

 

 

5.1

Bouwjaar

Jaar waarin het voertuig de fabriek heeft verlaten

YYYY

Verplicht

5.2

Serienummer van de fabrikant

Serienummer van de fabrikant, zoals aangebracht op het voertuigchassis

Tekst

Facultatief

5.3

Verwijzing naar het ERATV

Identificatie in het ERATV van het goedgekeurde voertuigtype (2) (of versie of variant van een voertuigtype) waarmee het voertuig in overeenstemming is

Alfanumerieke code(s)

Verplicht (indien van toepassing)

5.4

Reeks

Identificatie van de reeks waartoe het voertuig behoort

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

6

Verwijzingen naar EG-keuringsverklaringen (3)

 

 

 

6.1

Datum van EG-verklaring

Datum van EG-keuringsverklaring

Datum (jjjj/mm/dd)

Verplicht (indien van toepassing)

6.2

Referentie van de EG-verklaring

Referentie van de EG-keuringsverklaring

Voor bestaande voertuigen: tekst.

Voor nieuwe voertuigen: alfanumerieke code op basis van de EIN, zie aanhangsel 2

Verplicht (indien van toepassing)

6.3

Instantie die de EG-keuringsverklaring afgeeft (aanvrager)

 

 

 

6.3.1.

Naam organisatie

 

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

6.3.2.

Geregistreerd ondernemingsnummer

 

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

6.3.3.

Adres

Adres van de instantie, straat en nummer

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

6.3.4.

Plaats

 

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

6.3.5.

Landcode

 

Tweeletterige code (*1)

Verplicht (indien van toepassing)

6.3.6.

Postcode

 

Alfanumerieke code

Verplicht (indien van toepassing)

6.3.7.

E-mail

 

E-mail

Verplicht (indien van toepassing)

6.3.8.

Code van de instantie

 

Alfanumerieke code

Verplicht (indien van toepassing)

7

Eigenaar

Identificatie van de eigenaar van het voertuig

 

 

7.1

Naam van de instantie

 

Tekst

Verplicht

7.2

Geregistreerd ondernemingsnummer

 

Tekst

Verplicht

7.3

Adres

 

Tekst

Verplicht

7.4

Plaats

 

Tekst

Verplicht

7.5

Landcode

 

Tweeletterige code (*1)

Verplicht

7.6

Postcode

 

Alfanumerieke code

Verplicht

7.7

E-mail

 

E-mail

Verplicht

7.8

Code van de instantie

 

Alfanumerieke code

Verplicht

8

Houder

Identificatie van de houder van het voertuig

 

 

8.1

Naam organisatie

 

Tekst

Verplicht

8.2

Geregistreerd ondernemingsnummer

 

Tekst

Verplicht

8.3

Adres

 

Tekst

Verplicht

8.4

Plaats

 

Tekst

Verplicht

8.5

Landcode

 

Tweeletterige code (*1)

Verplicht

8.6

Postcode

 

Alfanumerieke code

Verplicht

8.7

E-mail

 

E-mail

Verplicht

8.8

Code van de instantie

 

Alfanumerieke code

Verplicht

8.9

Aanduiding voertuighouder

 

Alfanumerieke code

Verplicht

9

Entiteit die verantwoordelijk is voor het onderhoud

Referentie van de instantie die bevoegd is voor onderhoud

 

 

9.1

Naam organisatie

 

Tekst

Verplicht

9.2

Geregistreerd ondernemingsnummer

 

Tekst

Verplicht

9.3

Adres

 

Tekst

Verplicht

9.4

Plaats

 

Tekst

Verplicht

9.5

Landcode

 

Tweeletterige code (*1)

Verplicht

9.6

Postcode

 

Alfanumerieke code

Verplicht

9.7

E-mail

 

E-mail

Verplicht

9.8

Code van de instantie

 

Alfanumerieke code

Verplicht

10

Registratiestatus

 

 

 

10.1

Registratiestatus (zie aanhangsel 3)

 

Tweecijferige code

Verplicht

10.2

Datum van de registratiestatus

Datum van de registratiestatus

Datum (jjjj/mm/dd)

Verplicht

10.3

Reden van de registratiestatus

 

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

11

Vergunningen (4) om een voertuig in de handel te brengen (5)

 

 

 

11.1

Naam van de vergunningverlenende instantie

Instantie (nationale veiligheidsinstantie of het Bureau) die een vergunning heeft afgegeven om het voertuig in de handel te brengen

Tekst

Verplicht

11.2

Lidstaat van de vergunningverlenende instantie

Lidstaat van de vergunningverlenende instantie

Tweeletterige code (*1)

Verplicht

11.3

Europees Identificatienummer (EIN)

Geharmoniseerde nummering van de door de vergunningverlenende entiteit afgegeven vergunning voor indienststelling

Vergunningsnummer.

Voor nieuwe voertuigen: alfanumerieke code op basis van de EIN, zie aanhangsel 2.

Verplicht

11.4

Gebruiksgebied

Zoals vermeld in de afgegeven voertuigvergunning

Tekst

Verplicht

11.5

Datum van de toestemming

 

Datum (jjjj/mm/dd)

Verplicht

11.6

Geldigheidsduur van de toestemming (indien bepaald)

 

Datum (jjjj/mm/dd)

Verplicht (indien van toepassing)

11.7

Datum van de schorsing van de toestemming

 

Datum (jjjj/mm/dd)

Verplicht (indien van toepassing)

11.8

Datum van de intrekking van de toestemming

 

Datum (jjjj/mm/dd)

Verplicht (indien van toepassing)

11.9

Gebruiksvoorwaarden en andere beperkingen op het gebruik van het voertuig

 

 

 

11.9.1.

Gecodeerde gebruiksvoorwaarden en beperkingen

Gebruiksvoorwaarden en beperkingen op het gebruik van het voertuig

Lijst van codes (zie aanhangsel 1)

Verplicht (indien van toepassing)

11.9.2.

Niet-gecodeerde gebruiksvoorwaarden en beperkingen

Gebruiksvoorwaarden en beperkingen op het gebruik van het voertuig

Tekst

Verplicht (indien van toepassing)

12

Aanvullende velden (6)

 

 

 

2.   ARCHITECTUUR

2.1.   De EVR-architectuur

2.1.1.   Functie gegevensopzoeking en -raadpleging (DSC)

De DSC-functie wordt door het Bureau ten uitvoer gelegd via een gecentraliseerde webtool en een interface voor machine-naar-machinecommunicatie. Deze functie maakt het mogelijk gegevens in het EVR op te zoeken en te raadplegen na authenticatie.

De DSC-functie biedt de registratie-instanties de mogelijkheid om de waarden op te vragen van de parameters in tabel 1 van hun voertuigregistraties.

2.1.2.   Functie creatie en beheer van gebruikers (UCA)

De UCA-functie wordt geïmplementeerd via een gecentraliseerde webtool die door het Bureau wordt opgezet. Via deze functie kunnen personen en organisaties toegang vragen tot de EVR-gegevens en de bevoegde registratie-instantie (RI) om gebruikers te creëren en toegangsrechten te beheren.

2.1.3.   Functie beheer van referentiegegevens (RDA)

De RDA-functie wordt geïmplementeerd via een gecentraliseerde webtool die door het Bureau wordt opgezet. Via deze functie kunnen RI's en het Bureau de gemeenschappelijke referentiegegevens beheren.

2.1.4.   Functie aanvraag, registratie en opslag van gegevens (ARS)

Via de ARS-functie kunnen houders, na authenticatie, via een webtool die gebruikmaakt van een geharmoniseerd elektronisch formulier (zie aanhangsel 4) bij de geselecteerde RI een aanvraag indienen voor de registratie of actualisering van een bestaande registratie. Via deze functie kan de RI ook de registratiegegevens registreren. De reeks registraties voor een bepaalde lidstaat wordt het voertuigregister van die lidstaat genoemd.

Lidstaten kunnen beslissen gebruik te maken van de gecentraliseerde ARS-functie (C-ARS) die door het Bureau ter beschikking wordt gesteld, maar zij mogen de ARS-functie ook autonoom op gedecentraliseerde wijze gebruiken. In dat laatste geval zorgen de lidstaat en het Bureau voor verenigbaarheid en communicatie tussen de gedecentraliseerde ARS-functies (D-ARS) en de gecentraliseerde functies (DSC, UCA en RDA).

De gecentraliseerde ARS-functie voorziet in prereservatie en beheer van voertuignummers. Het prereservatieproces biedt de aanvrager of houder de mogelijkheid om de in het elektronisch formulier gevraagde informatie vooraf in te vullen.

2.2.   Bruikbaarheid

Gebruikers moeten met de meest courante webbrowsers en in alle officiële talen van de Unie toegang krijgen tot de EVR-functies.

2.3.   Beschikbaarheid

In het algemeen moet het EVR permanent beschikbaar zijn. Er wordt gestreefd naar een systeembeschikbaarheid van 98 %.

Indien zich buiten de kantooruren (van maandag tot en met vrijdag van 7.00 tot 20.00 uur Centraal-Europese tijd) een storing voordoet, wordt de dienstverlening echter pas op de volgende werkdag na de storing hersteld. De onbeschikbaarheid van het systeem tijdens onderhoud wordt beperkt.

2.4.   Dienstverleningsniveau

Tijdens de kantooruren kunnen de gebruikers een beroep doen op een helpdesk voor problemen die verband houden met het gebruik van het systeem, en op de RI's voor problemen met de werking van het systeem.

Het Bureau voorziet in een testomgeving voor het EVR.

2.5.   Toezicht op veranderingen

Het Bureau stelt een proces vast voor toezicht op veranderingen van het EVR.

2.6.   Gegevensintegriteit

Het EVR zorgt voor passende gegevensintegriteit.

2.7.   Voorafgaande controle

Het EVR-systeem toetst de gegevens die op het elektronisch formulier worden ingevuld automatisch aan de EVR-voertuigregistraties en controleert de volledigheid en het formaat van de ingevoerde gegevens.

2.8.   Facilitering van het gebruik van in derde landen geregistreerde voertuigen in de Unie

Het Bureau mag de DSC-functie gebruiken om relevante instanties in derde landen toegang te verlenen tot passende gegevens van het EVR, voor zover dit voorzien is bij een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is.

Het Bureau mag instanties in derde landen toestaan EVR-functies te gebruiken voor zover dit voorzien is bij een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is.

3.   BEDRIJFSMODUS

3.1.   Gebruik van het EVR

Het EVR mag worden gebruikt voor doeleinden als:

controleren of een voertuig correct is geregistreerd, en de status van de registratie controleren;

informatie opvragen over vergunningen voor het in de handel brengen van een voertuig, met inbegrip van de vergunningverlenende entiteit, het gebruiksgebied, de gebruiksvoorwaarden en andere beperkingen;

de verwijzing opvragen naar het vergunde voertuigtype waarmee het voertuig in overeenstemming is;

de houder, de eigenaar of de met het onderhoud belaste entiteit identificeren.

3.2.   Registratie van voertuigen

3.2.1.   Algemene voorschriften

1.

Nadat een vergunning is afgegeven om een voertuig in de handel te brengen en alvorens het voertuig wordt geëxploiteerd, wordt het op verzoek van de houder geregistreerd in het EVR. De houder moet het elektronisch formulier invullen en de registratieaanvraag indienen bij een lidstaat van zijn keuze binnen het gebruiksgebied. Op verzoek van de aanvrager of houder biedt de lidstaat die gekozen is om het voertuig te registreren procedures aan voor de prereservatie van een voertuignummer of een reeks voertuignummers.

2.

Voor een voertuig mag slechts één geldige registratie bestaan in het EVR. Een voertuig zonder geldige registratie mag niet worden geëxploiteerd.

3.

Na registratie kent de RI in de lidstaat van registratie een Europees voertuignummer (EVN) toe aan het voertuig. Het EVN moet beantwoorden aan de regels die zijn uiteengezet in aanhangsel 6. In het geval de aanvrager of houder — op hun verzoek — een vooraf gereserveerd voertuignummer hebben gekregen, wordt dat voertuignummer gebruikt voor de eerste registratie.

4.

Het EVN mag worden gewijzigd in de gevallen die gespecificeerd zijn in de punten 3.2.2.8 en 3.2.2.9.

5.

In het geval van voertuigen die het spoornet van de Unie binnenkomen uit derde landen en die zijn geregistreerd in een voertuigregister dat niet in overeenstemming is met deze bijlage of niet gekoppeld is aan het EVR, dient de houder de registratieaanvraag in bij de eerste lidstaat waar het voertuig zal worden geëxploiteerd op het spoornet van de Unie.

6.

Rollend materieel dat voor het eerst in dienst wordt genomen in een derde land en bedoeld is voor gebruik in de Unie als onderdeel van het gemeenschappelijke 1 520mm-wagenpark, wordt niet geregistreerd in het EVR. Overeenkomstig artikel 47, lid 7, van Richtlijn (EU) 2016/797 moet het echter mogelijk zijn informatie over de houder van het desbetreffende voertuig, de entiteit die bevoegd is voor onderhoud en de beperkingen op het gebruik van het voertuig op te vragen.

7.

Voertuigen die het spoornet van de Unie binnenkomen uit derde landen en die geregistreerd zijn in een voertuigregister dat gekoppeld is aan het EVR (via de DSC-functie), overeenkomstig deze bijlage, worden alleen in dat voertuigregister geregistreerd, voor zover dit voorzien is bij een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is.

8.

Voor elk voertuig bevat het EVR de referenties van alle vergunningen die aan het voertuig zijn afgegeven, en van niet-lidstaten waar het voertuig in het internationale verkeer mag worden gebruikt overeenkomstig aanhangsel G bij het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer en de overeenkomstige gebruiksvoorwaarden en andere beperkingen.

9.

De RI neemt redelijke maatregelen om te garanderen dat de gegevens die zij in het EVR registreert, correct zijn. Hiertoe kan de RI steeds informatie vragen aan andere RI's, met name wanneer de houder die de registratieaanvraag indient in een andere lidstaat is gevestigd. In voldoende gemotiveerde gevallen kan de RI beslissen een voertuigregistratie te schorsen.

10.

Wanneer de nationale veiligheidsinstantie of het Bureau van oordeel is dat de schorsing van een voertuigregistratie gerechtvaardigd is overeenkomstig artikel 54 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie (7), vraagt zij/het de registratie-instantie om de registratie van het voertuig te schorsen. Wanneer de registratie-instantie een dergelijk verzoek heeft ontvangen, schorst zij onmiddellijk de registratie.

11.

De houder dient de registratieaanvragen via het elektronische webformulier in bij de bevoegde RI. Het webformulier en dashboard worden ter beschikking gesteld als onderdeel van de ARS-functie en zijn toegankelijk na authenticatie.

12.

Registratieaanvragen kunnen betrekking hebben op één voertuig of op een lijst van voertuigen.

13.

In sommige gevallen vragen lidstaten bewijsstukken elektronisch bij de registratieaanvraag te voegen; de RI publiceert de lijst van bewijsstukken die voor elke registratie vereist zijn.

14.

Naast de gegevens in tabel 1 kunnen de lidstaten vragen aanvullende velden in te vullen in de registratieaanvraag; de RI publiceert de lijst van deze velden.

15.

Het EVR biedt de houder en de RI de mogelijkheid om de registratieaanvragen en bijbehorende aanhangsels in het systeem te wijzigen en de wijzigingen, met bijbehorende informatie, te registreren.

16.

De RI registreert de gegevens in het EVR binnen twintig werkdagen na de ontvangst van een volledige aanvraag. Binnen deze termijn registreert de RI het voertuig of vraagt zij om correctie of verduidelijking.

17.

De houder kan de voortgang van zijn aanvragen volgen via een dashboard op internet.

18.

De EVR stelt de houder en RI in kennis van alle wijzigingen van de statust van de registratieaanvraag.

3.2.2.   Registratiegevallen

De registratiegevallen zijn hieronder gespecificeerd. Voor zover van toepassing mogen meerdere registratiegevallen worden samengevoegd tot één aanvraag tot registratie van een voertuig.

3.2.2.1.   Nieuwe registratie

Alle verplichte velden in tabel 1 moeten worden ingevuld, samen met alle extra velden die door de lidstaten worden vereist overeenkomstig punt 3.2.1.14.

Aanvragen moeten door de houder worden ingediend bij de RI van een lidstaat in het gebruiksgebied van het voertuig waar om registratie wordt gevraagd.

Voor voertuigen die het spoornet van de Unie binnenkomen uit derde landen overeenkomstig punt 3.2.1.5, wordt de aanvraag ingediend bij de RI van de eerste lidstaat waar het voertuig zal worden geëxploiteerd. In dat geval moet de aanvraag minstens de informatie bevatten over de identificatie van de houder, de entiteit die bevoegd is voor onderhoud en de beperkingen op het gebruik van het voertuig.

3.2.2.2.   Actualisering van een bestaande registratie

Aanvragen moeten door de houder worden ingediend bij de RI van de lidstaat waar het voertuig is geregistreerd. Alleen de te actualiseren parameters in tabel 1 moeten worden ingevuld.

3.2.2.3.   Verandering van houder

In geval van verandering van de houder van een voertuig, is het de verantwoordelijkheid van de geregistreerde houder om de RI tijdig in kennis te stellen, zodat deze het EVR kan bijwerken. De voormalige houder wordt pas uit de EVR-registratie uitgeschreven en van zijn verantwoordelijkheden ontheven wanneer de nieuwe houder heeft bevestigd dat hij zijn status als houder erkent. De inschrijving van het voertuig wordt opgeschort indien geen enkele nieuwe houder de status als houder heeft aanvaard op het ogenblik dat de huidige geregistreerde houder wordt uitgeschreven.

3.2.2.4.   Verandering van instantie die bevoegd is voor onderhoud

In geval van verandering van de instantie die bevoegd is voor onderhoud van het voertuig, stelt de houder de RI tijdig in kennis, zodat deze het EVR kan bijwerken. De voormalige instantie die bevoegd is voor onderhoud geeft de onderhoudsdocumentatie ofwel aan de houder, ofwel aan de nieuwe instantie die bevoegd is voor onderhoud. De voormalige instantie die bevoegd is voor onderhoud wordt van haar verantwoordelijkheden ontheven als zij uit de EVR-registratie wordt uitgeschreven. De registratie van het voertuig wordt geschorst indien geen enkele nieuwe entiteit de status van instantie die bevoegd is voor onderhoud heeft aanvaard op het ogenblik van de uitschrijving.

3.2.2.5.   Verandering van eigenaar

In geval van verandering van eigenaar stelt de houder de RI tijdig in kennis, zodat deze het EVR kan bijwerken.

3.2.2.6.   Schorsing of reactivering van een registratie

De nieuwe status (8) en de reden voor de status worden ingevuld. De datum van de status wordt automatisch ingevuld door het EVR.

Een voertuig waarvan de registratie is geschorst, mag niet worden geëxploiteerd op het spoornet van de Unie.

Om een registratie na schorsing te reactiveren, moet de RI de voorwaarden die de schorsing hebben veroorzaakt opnieuw onderzoeken, indien van toepassing in overleg met de nationale veiligheidsinstantie die de schorsing heeft gevraagd.

3.2.2.7.   Intrekking van een registratie

De nieuwe status (8) en de reden voor de status worden ingevuld. De datum van de status wordt automatisch ingevuld door het systeem.

Een voertuig waarvan de registratie is ingetrokken, mag niet onder die registratie worden geëxploiteerd op het spoornet van de Unie.

3.2.2.8.   Wijziging van EVN na technische aanpassingen

Het EVN wordt gewijzigd wanneer het vanwege technische aanpassingen aan het voertuig niet meer overeenstemt met de interoperabiliteit of de technische kenmerken van het voertuig als vastgesteld in aanhangsel 6. Dergelijke technische wijzigingen kunnen een nieuwe vergunning om een voertuig in de handel te brengen en, indien van toepassing, een nieuwe typegoedkeuring van het voertuig vereisen, overeenkomstig de artikelen 21 en 24 van Richtlijn (EU) 2016/797. De houder stelt de RI van de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven in kennis van die wijzigingen en, voor zover van toepassing, van de nieuwe vergunning om het voertuig in de handel te brengen. Die RI kent het voertuig vervolgens een nieuw EVN toe.

De verandering van EVN bestaat uit een nieuwe registratie van het voertuig en de daaropvolgende schrapping van de oude registratie.

3.2.2.9.   Verandering van EVN en van registrerende lidstaat

Het EVN mag op verzoek van de houder worden gewijzigd via een nieuwe registratie van het voertuig door een andere lidstaat in het gebruiksgebied en de daaropvolgende schrapping van de oude inschrijving.

3.2.3.   Automatische kennisgeving van veranderingen

Na een verandering van een of meer punten van de registratie verstuurt het IT-systeem van het EVR een automatische e-mail naar de houder en de betrokken nationale veiligheidsinstanties in het gebruiksgebied van het voertuig om hen in kennis te stellen van de verandering, voor zover zij hebben aangegeven dergelijke kennisgevingen te willen ontvangen.

Na een verandering van de houder, eigenaar of instantie die bevoegd is voor onderhoud stuurt het IT-systeem van het EVR automatisch een e-mail naar de vorige houder en de nieuwe houder, of de vorige eigenaar en de nieuwe eigenaar, of de vorige instantie die bevoegd was voor onderhoud en de nieuwe instantie die bevoegd is voor onderhoud.

Een houder, eigenaar, instantie die bevoegd is voor onderhoud of instantie die een verklaring afgeeft, kan ervoor kiezen eveneens de e-mails te ontvangen waarin melding wordt gedaan van veranderingen van registraties waarin zij geïdentificeerd zijn.

3.2.4.   Historische gegevens

Alle gegevens in het EVR worden bewaard tot tien jaar na de datum waarop het voertuig buiten dienst wordt gesteld. De gegevens blijven minstens de drie eerste jaren online beschikbaar. Na drie jaar mogen de gegevens worden gearchiveerd. Indien tijdens de periode van tien jaar een onderzoek wordt opgestart waarbij het voertuig of de voertuigen zijn betrokken, dan worden de gegevens over die voertuigen ook na afloop van de periode van tien jaar bijgehouden indien de in artikel 22 van Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad (9) vermelde onderzoeksorganen of de nationale rechtbanken daarom vragen.

Wanneer de registratie van een voertuig wordt geschrapt, worden alle aan dat voertuig toegekende registratienummers gedurende honderd jaar vanaf de schrappingsdatum aan geen enkel ander voertuig toegekend.

Alle veranderingen van de gegevens in het EVR worden geregistreerd.

3.3.   Gebruikersbeheer

3.3.1.   Aanvraag van een gebruikersaccount

Elke persoon of organisatie kan bij de bevoegde RI waar de persoon of organisatie is gevestigd, toegang tot het EVR vragen via een webformulier (onderdeel van de gecentraliseerde UCA-functie).

De RI beoordeelt het verzoek en creëert desgevallend een gebruikersaccount voor de aanvrager en wijst de passende toegangsrechten toe overeenkomstig de punten 3.3.2 en 3.3.3.

3.3.2.   Toegangsrechten

De toegangsrechten tot gegevens in het EVR worden in onderstaande tabel weergegeven:

Tabel 2

Entiteit

Leesrechten

Schrijfrechten

RI van lidstaat „XX”

Alle gegevens

Alle gegevens in het voertuigregister van lidstaat „XX”

NSA

Alle gegevens

Geen

Bureau

Alle gegevens

Geen

Houder

Alle gegevens van voertuigen waarvan hij houder is

Geen

Met het onderhoud belaste entiteit

Alle gegevens, behalve de referenties van de eigenaar, van voertuigen waarvoor zij de met het onderhoud belaste entiteit is

Geen

Eigenaar

Alle gegevens van voertuigen waarvan hij eigenaar is

Geen

Spoorwegonderneming

Alle gegevens, behalve de referenties van de eigenaar, die gebaseerd zijn op een of meer voertuignummers

Geen

Infrastructuurbeheerder

Alle gegevens, behalve de referenties van de eigenaar, die gebaseerd zijn op een of meer voertuignummers

Geen

Het in artikel 22 van Richtlijn (EU) 2016/798 bedoelde onderzoeksorgaan en het in artikel 55 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (10) bedoelde toezichthoudende instantie

Alle gegevens van voertuigen die worden gecontroleerd of die het voorwerp uitmaken van een audit

Geen

instantie die de EG-keuringsverklaring afgeeft (aanvrager)

Alle gegevens over voertuigen waarvoor het de instantie is die de EG-keuringsverklaring afgeeft (aanvrager), behalve de referenties van de eigenaar

Geen

Andere legitieme gebruiker die door de nationale veiligheidsinstantie of het Bureau wordt erkend (11)

Op passende wijze definiëren, eventueel met beperkte duur, behalve de referenties van de eigenaar

Geen

De toegangsrechten tot gegevens in het EVR kunnen worden uitgebreid tot relevante instanties uit derde landen of intergouvernementele organisaties voor zover dit voorzien is bij een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is.

3.3.3.   Andere rechten

Houders mogen registratieaanvragen indienen.

Elke organisatie kan veranderingen aanbrengen aan haar eigen gegevens in de referentiegegevens (zie punt 3.4).

3.3.4.   Beveiliging

De authenticatie van gebruikers gebeurt aan de hand van een gebruikersnaam en paswoord. In het geval van houders (aanvragers van een voertuigregistratie) en RI's levert de authenticatie het betrouwbaarheidsniveau „substantieel” op, zoals vermeld in punt 2.2.1 van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1502 van de Commissie (12).

3.3.5.   Gegevensbescherming

Gegevens in het EVR worden beheerd overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (13) en overeenkomstig toepasselijke nationale wetgeving op het gebied van gegevensbescherming.

3.4.   Referentiegegevens

Om de harmonisering van de gegevensinvoer in het registratieproces te waarborgen, maakt het EVR gebruik van referentiegegevens. De EVR-referentiegegevens voor parameters in tabel 1 zijn beschikbaar voor houders in het geharmoniseerde elektronische formulier via de ARS-functie.

3.4.1.   Actualisering van referentiegegevens

Het Bureau zorgt voor de actualisering van de referentiegegevens en stelt ze ter beschikking in een centraal instrument (deel van de RDA-functie), in samenwerking met de RI's.

Elke organisatie die geregistreerd is in de referentiegegevens, kan haar gegevens veranderen via een webinterface.

Wanneer een registratieaanvraag is ingediend, ziet de RI erop toe dat de gegevens van de organisatie worden geregistreerd in de referentiegegevens en dat het Bureau een organisatiecode toekent of, als de organisatie al is geregistreerd, dat de referentiegegevens worden geactualiseerd aan de hand van de nieuwe gegevens die door de houder zijn ingediend.

3.4.2.   Code van de instantie

3.4.2.1.   Definitie van organisatiecode

Een organisatiecode is een unieke identificatiecode, bestaande uit vier alfanumerieke tekens, die door het Bureau wordt toegekend aan één organisatie.

3.4.2.2.   Formaat van organisatiecodes

Voor elk van de vier alfanumerieke tekens mag elke van de 26 letters van het alfabet volgens ISO 8859-1 of elk cijfer van 0 tot en met 9 worden gebruikt. Letters worden geschreven in hoofdletters.

3.4.2.3.   Toekenning van organisatiecodes

Aan elke organisatie die toegang krijgt tot het EVR of daarin is geregistreerd, wordt een organisatiecode toegekend.

Het Bureau publiceert de procedure voor de opstelling en toekenning van organisatiecodes en werkt deze bij.

In de EVR-richtsnoeren wordt een bereik toegekend aan uitsluitend ondernemingen die onder de TSI's TAP en TAF vallen.

3.4.2.4.   Publicatie van de lijst van organisatiecodes

Het Bureau publiceert de lijst van organisatiecodes op zijn website.

4.   BESTAANDE VOERTUIGEN

4.1.   Voertuignummer

1.

Voertuigen die al over een 12-cijferig nummer beschikken, behouden hun huidige nummer. Het 12-cijferige nummer wordt ongewijzigd geregistreerd.

2.

Voertuigen zonder 12-cijferig nummer (14) krijgen een 12-cijferig nummer (overeenkomstig aanhangsel 6) toegekend in het EVR. Het IT-systeem van het EVR koppelt dit EVN aan het huidige voertuignummer. voor voertuigen die voor internationaal verkeer worden gebruikt, behoudens die voor historisch gebruik: het 12-cijferige nummer wordt fysiek op het voertuig aangebracht binnen een periode van zes jaar na de toewijzing in het EVR. Voor voertuigen die uitsluitend voor binnenlands verkeer worden gebruikt en voertuigen voor historisch gebruik: het 12-cijferige nummer mag op vrijwillige basis fysiek op het voertuig worden aangebracht.

4.2.   Procedure voor de migratie van nationale voertuigregisters (NVR's) naar het EVR

De instantie die in het verleden verantwoordelijk was voor de registratie van voertuigen, stelt alle informatie ter beschikking van de RI van het land waar ze is gevestigd.

Bestaande voertuigen worden uitsluitend door een van de volgende lidstaten geregistreerd:

de lidstaat waar zij voor het eerst een vergunning voor indienststelling van het voertuig kregen, overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 26 van Richtlijn 2008/57/EG;

de lidstaat waar zij werden geregistreerd nadat zij een vergunning hadden gekregen overeenkomstig de artikelen 21 en 25 van Richtlijn (EU) 2016/797;

in het geval van registraties die worden overgedragen aan het NVR van een andere lidstaat, door die lidstaat.

4.3.   Bestaande systemen

Het standaard-NVR, de vertaalinterface en het virtueel voertuigregister, zoals vermeld in Besluit 2007/756/EG, worden opgeheven.

5.   RICHTSNOEREN

Om de toepassing en het gebruik van deze bijlage te vergemakkelijken, publiceert het Bureau geactualiseerde richtsnoeren.

De lidstaten zorgen voor de opstelling, publicatie en actualisering van richtsnoeren, waarin zij met name hun taalbeleid, met inbegrip van bepalingen inzake communicatie, omschrijven.


(*1)  De codes zijn die welke officieel worden gepubliceerd en geactualiseerd in de Interinstitutionele schrijfwijzer op de website van de Unie. In het geval van de veiligheidsinstantie „Intergouvernementele Commissie voor de Kanaaltunnel” wordt de landcode CT gebruikt. In het geval van het Bureau wordt de landcode EU gebruikt.

(1)  Rollend materieel dat voor het eerst in gebruik wordt genomen in Estland, Letland of Litouwen en bestemd is voor gebruik buiten de Unie als onderdeel van het gemeenschappelijke 1 520mm-wagenpark moet zowel in het EVR als in de gegevensbank van de Raad voor het spoorvervoer van het Gemenebest van Onafhankelijke Staten worden geregistreerd. In dit geval mag het 8-cijferige nummeringsysteem worden gebruikt in plaats van het nummeringsysteem in bijlage 6.

(2)  Voor voertuigtypes die vergund zijn overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 18.7.2008, blz. 1) en artikel 24 van Richtlijn (EU) 2016/797.

(3)  Het moet mogelijk zijn de verwijzingen naar de EG-keuringsverklaring van het subsysteem rollend materieel en het subsysteem CCS te specificeren

(4)  Het moet mogelijk zijn de gegevens voor alle aan het voertuig afgegeven vergunningen te specificeren.

(5)  Vergunning om een voertuig in de handel te brengen die is afgegeven overeenkomstig hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2016/797 of vergunning voor indienststelling die is afgegeven overeenkomstig hoofdstuk V van Richtlijn 2008/57/EG of overeenkomstig de vergunningsregelingen die bestonden vóór de omzetting van Richtlijn 2008/57/EG.

(6)  In voorkomend geval, aanvullende velden zoals vermeld in punt 3.2.1.14.

(7)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/545 van de Commissie van 4 april 2018 tot vaststelling van de praktische regelingen voor het proces voor de afgifte van typegoedkeuringen en vergunningen voor spoorvoertuigen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/797 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 90 van 6.4.2018, blz. 66).

(8)  Zoals bepaald in aanhangsel 3.

(9)  Richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 102).

(10)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 32).

(11)  Het Bureau stelt, in samenwerking met de nationale veiligheidsinstanties, de procedure voor de erkenning van legitieme gebruikers op.

(12)  Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1502 van de Commissie van 8 september 2015 tot vaststelling van minimale technische specificaties en procedures betreffende het betrouwbaarheidsniveau voor elektronische identificatiemiddelen overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt (PB L 235 van 9.9.2015, blz. 7).

(13)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(14)  Onverminderd voetnoot 1 van tabel 1.

AANHANGSEL 1

BEPERKINGSCODES

1.   BEGINSELEN

De beperkingen die vermeld zijn in de vergunning om het voertuig in de handel te brengen, krijgen een geharmoniseerde code of een nationale code toegewezen.

2.   STRUCTUUR

Elke code is een combinatie van:

de categorie van de beperking,

de aard van de beperking,

de waarde of specificatie,

die worden gescheiden door een punt (.):

[Categorie].[Aard].[Waarde of specificatie].

3.   BEPERKINGSCODES

1.

Geharmoniseerde beperkingscodes zijn geldig in alle lidstaten.

Het Bureau publiceert op zijn website een geactualiseerde lijst van geharmoniseerde beperkingscodes voor het hele spoornet van de Unie.

Indien een nationale veiligheidsinstantie van mening is dat een nieuwe code aan de lijst van geharmoniseerde beperkingscodes moet worden toegevoegd, vraagt ze het Bureau de opname van die nieuwe code te beoordelen.

Het Bureau beoordeelt het verzoek in overleg met andere nationale veiligheidsinstanties, voor zover van toepassing. Het neemt vervolgens een nieuwe beperkingscode in de lijst op indien dit nodig blijkt.

2.

Het Bureau houdt de lijst van nationale beperkingscodes bij. Nationale beperkingscodes mogen uitsluitend worden gebruikt voor de beperkingen die het gevolg zijn van bijzondere eigenschappen van het bestaande spoornet van een lidstaat en die wellicht niet in dezelfde zin van toepassing zijn in andere lidstaten.

Voor soorten beperkingen die niet in de in punt 1 bedoelde lijst staan, verzoekt de nationale veiligheidsinstantie het Bureau om een nieuwe code in de lijst van nationale beperkingscodes op te nemen. Het Bureau beoordeelt het verzoek in overleg met andere nationale veiligheidsinstanties, voor zover van toepassing. Het neemt vervolgens een nieuwe beperkingscode in de lijst op indien dit nodig blijkt.

3.

De beperkingscode voor multinationale veiligheidsinstanties wordt verwerkt als nationale beperkingscode.

4.

Niet-gecodeerde beperkingen mogen uitsluitend worden gebruikt voor beperkingen die omwille van hun bijzondere karakter hoogstwaarschijnlijk niet van toepassing zijn op meerdere voertuigtypen.

Het Bureau houdt een unieke lijst van beperkingscodes bij voor het EVR, alsook het in artikel 48 van Richtlijn (EU) 2016/797 bedoelde Europees register van goedgekeurde voertuigtypen, het uniek loket en de interoperabiliteits- en de gegevensbank over interoperabiliteit en veiligheid van het Europees Spoorwegbureau.

5.

Voor zover relevant, mag het Bureau de harmonisering van beperkingscodes in overleg met relevante intergouvernementele organisaties uitvoeren, voor zover dit voorzien is bij een internationale overeenkomst waarbij de Europese Unie partij is.

AANHANGSEL 2

STRUCTUUR EN INHOUD VAN HET EUROPEES IDENTIFICATIENUMMER

Het Bureau stelt de structuur en inhoud van het Europees identificatienummer (EIN) vast in een technisch document, daaronder begrepen de codificering van de desbetreffende documenttypes, en publiceert dit document op zijn website.

AANHANGSEL 3

CODE VAN DE REGISTRATIESTATUS

Code

Registratiestatus (1)

Reden van de registratiestatus

Beschrijving

00

Geldig

Niet van toepassing

Het voertuig beschikt over een geldige registratie.

10

Geschorst

Niet van toepassing

De voertuigregistratie wordt geschorst op verzoek van de houder of bij besluit van de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat van registratie of de RI.

Code mag niet meer worden gebruikt.

11

Geschorst

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt geschorst op verzoek van de houder.

Het voertuig wordt bedrijfsklaar gestald als inactieve of strategische reserve.

12

Geschorst

Te specificeren door de houder en geregistreerd in parameter 10.3

De registratie van het voertuig wordt geschorst op verzoek van de houder.

Andere reden.

13

Geschorst

Te specificeren door de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat van registratie en geregistreerd in parameter 10.3

De voertuigregistratie wordt geschorst op verzoek van de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat van registratie.

14

Geschorst

Te specificeren door de RI en geregistreerd in parameter 10.3

De registratie van het voertuig wordt geschorst bij besluit van de RI.

20

Ingetrokken

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

Het voertuig wordt vooraf geregistreerd onder een ander nummer met het oog op blijvend gebruik op (het gehele of een deel van het) Europese spoornet.

Code mag niet meer worden gebruikt.

21

Ingetrokken

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

Het voertuig wordt vooraf geregistreerd onder een ander EVN wegens technische problemen met het voertuig. Zie punt 3.2.2.8.

22

Ingetrokken

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

Het voertuig wordt vooraf geregistreerd onder een ander EVN en door een andere lidstaat in het gebruiksgebied. Zie punt 3.2.2.9.

30

Ingetrokken

Te specificeren door de houder en geregistreerd in parameter 10.3

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

De registratie van het voertuig voor gebruik op het spoornet van de Unie is verstreken en het voertuig is niet opnieuw geregistreerd.

31

Ingetrokken

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

Het voertuig is bestemd voor blijvend gebruik als spoorvoertuig buiten het spoornet van de Unie.

32

Ingetrokken

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

Het voertuig is bestemd voor recuperatie van belangrijke interoperabele componenten/modules/onderdelen of grondige verbouwing.

33

Ingetrokken

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

Het voertuig is gesloopt en de materialen (waaronder belangrijke componenten) zijn verwijderd met het oog op recycling.

34

Ingetrokken

Niet van toepassing

De registratie van het voertuig wordt ingetrokken op verzoek van de houder.

Het voertuig zal als „historisch rollend materieel” worden ingezet op een gescheiden netwerk of statisch worden tentoongesteld buiten het spoornet van de Unie.

Gebruik van codes

De codes en de reden worden uitsluitend gebaseerd op informatie die aan de RI wordt verstrekt door de entiteit die de verandering van de registratiestatus heeft aangevraagd.


(1)  Deze tabel bevat alleen de registratiestatus van voltooide registraties.

AANHANGSEL 4

Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld Image Tekst van het beeld

AANHANGSEL 5

WOORDENLIJST

Acroniem/afkorting

Definitie

Aanvrager

Een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die een vergunning voor het in de handel brengen van een voertuig aanvraagt

ARS-functie

Functie aanvraag, registratie en opslag van gegevens

ATMF

Uniforme regels betreffende de technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer (ATMF — Aanhangsel G bij het Cotif)

Bureau

Het bij Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad (1) opgerichte Spoorwegbureau

C-ARS-functie

Functie aanvraag, registratie en opslag van gegevens (gecentraliseerd)

Cotif

Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer

D-ARS-functie

Functie aanvraag, registratie en opslag van gegevens (gedecentraliseerd)

DSC-functie

Functie gegevensopzoeking en -raadpleging

EIN

Europees identificatienummer

ERATV

Europees register van goedgekeurde voertuigtypen, zoals vermeld in artikel 48 van Richtlijn (EU) 2016/797

EVN

Europees voertuignummer

EVR

Europees voertuigregister, zoals vermeld in artikel 47 van Richtlijn (EU) 2016/797

GDPR

Verordening (EU) 2016/679

Gebruiksgebied van een voertuig

Een net of netten binnen een lidstaat of groep van lidstaten waarop een voertuig is bedoeld om te worden gebruikt, zoals vermeld in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2016/797

ISO

Internationale Organisatie voor Normalisatie

IT

Informatietechnologie

NSA

Nationale veiligheidsinstantie

NVR

Nationaal voertuigregister, zoals vermeld in artikel 47 van Richtlijn (EU) 2016/797

OTIF

Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer

RDA-functie

Functie beheer van referentiegegevens

RI

Registratie-instantie, d.w.z. het orgaan dat in elke lidstaat overeenkomstig dit besluit wordt aangesteld

RIC

Reglement inzake het wederzijdse gebruik van rijtuigen en wagens in internationaal verkeer

RIV

Reglement inzake het wederzijdse gebruik van wagens in internationaal verkeer

TSI TAF

TSI Telematicatoepassingen voor het goederenvervoer

TSI TAP

TSI Telematicatoepassingen voor het personenvervoer

TSI

Technische specificatie inzake interoperabiliteit

UCA-functie

Functie creatie en beheer van gebruikers

Vergunningverlenende instantie

De instantie (nationale veiligheidsinstantie of het Bureau) die een vergunning heeft afgegeven om het voertuig in de handel te brengen

Vergunningverlening

Vergunning om een voertuig in de handel te brengen

VKM

Aanduiding voertuighouder

VKMR

Register van de aanduidingen voertuighouder

VVR

Virtueel voertuigregister, zoals gedefinieerd in Besluit 2007/756/EG


(1)  Verordening (EU) 2016/796 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Spoorwegbureau van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 881/2004 (PB L 138 van 26.5.2016, blz. 1).

AANHANGSEL 6

DEEL „0”

Voertuigidentificatie

Algemene opmerkingen

In deze bijlage worden het Europees voertuignummer en de bijbehorende markering beschreven die op zichtbare en permanente wijze op het voertuig moeten worden aangebracht om het te identificeren. Andere permanente nummers of markeringen die tijdens de constructie op het chassis worden gegraveerd of bevestigd, of op de hoofdonderdelen van het voertuig worden aangebracht, worden in deze bijlage niet beschreven.

Europees voertuignummer en bijbehorende afkortingen

Elk spoorwegvoertuig krijgt een nummer van twaalf cijfers (het Europees voertuignummer (EVN)) dat als volgt is samengesteld:

Type rollend materieel

Type voertuig en aanduiding van interoperabiliteit [2 cijfers]

Land waarin het voertuig is geregistreerd

Technische kenmerken

Serienummer

Controlecijfer

[2 cijfers]

[4 cijfers]

[3 cijfers]

[1 cijfer]

Wagons

00 tot en met 09

10 tot en met 19

20 tot en met 29

30 tot en met 39

40 tot en met 49

80 tot en met 89

[zie deel 6]

01 tot en met 99

[zie deel 4]

0000 tot en met 9999

[zie deel 9]

000 tot en met 999

0 tot en met 9

[zie deel 3]

Gesleepte reizigersvoertuigen

50 tot en met 59

60 tot en met 69

70 tot en met 79

[zie deel 7]

0000 tot en met 9999

[zie deel 10]

000 tot en met 999

Tractiematerieel en eenheden van een vast of vooraf gedefinieerd treinstel

90 tot en met 99

[zie deel 8]

0000000 tot en met 8999999

(de betekenis van deze cijfers wordt door de lidstaten en eventueel middels bilaterale of multilaterale overeenkomsten bepaald)

Bijzondere voertuigen

9000 tot en met 9999

[zie deel 11]

000 tot en met 999

De technische kenmerken en het serienummer (samen zeven cijfers) volstaan om binnen een groep van wagons, getrokken reizigersvoertuigen, tractiematerieel en bijzondere voertuigen een individueel voertuig te identificeren (1).

Het nummer wordt aangevuld met lettertekens:

a)

de afkorting van het land waarin het voertuig is ingeschreven (zie deel 4);

b)

aanduiding voertuighouder (bijzonderheden in deel 1);

c)

afkortingen van de technische kenmerken (zie deel 12 voor wagons en deel 13 voor getrokken reizigersvoertuigen).

DEEL 1

Aanduiding voertuighouder

1.   Definitie van de aanduiding voertuighouder (Vehicle Keeper Marking, VKM)

De aanduiding voertuighouder (VKM) is een lettercode van 2 tot 5 letters (2). De VKM wordt op elk spoorvoertuig naast het EVN aangebracht. Het VKM identificeert de houder, zoals geregistreerd in het EVR.

De VKM is uniek en geldt in alle landen waarin dit besluit van toepassing is en in alle landen die een overeenkomst aangaan waarin is bepaald dat het in deze TSI beschreven systeem voor voertuignummering en VKM moet worden toegepast.

Een VKM voor een houder wiens hoofdvestiging zich in een niet-EU-lidstaat van de OTIF bevindt, moet worden aangevraagd bij het secretariaat-generaal van de OTIF.

2.   Formaat van de aanduiding voertuighouder

De VKM geeft de volledige naam of de afkorting van de houder weer, indien mogelijk op een herkenbare manier. Alle 26 letters van het alfabet volgens ISO 8859-1 mogen worden gebruikt. De VKM wordt in hoofdletters geschreven. Voor letters die geen beginletter zijn van een woord in de naam van de houder, mogen kleine letters worden gebruikt. Voor de controle van de eenduidigheid gelden de kleine letters als hoofdletters.

De letters mogen diakritische tekens bevatten (3). Bij de controle van de eenduidigheid wordt geen rekening gehouden met de diakritische tekens.

Voor voertuigen van houders die in landen zijn gevestigd waar het Latijnse alfabet niet wordt gebruikt, mag na de AVE en een schuine streep („/”) een transliteratie worden gebruikt. Transliteraties worden evenwel bij de gegevensverwerking genegeerd.

3.   Bepalingen voor het toewijzen van een Aanduiding voertuighouder

In de volgende gevallen mag meer dan één VKM worden toegewezen aan een houder:

als de houder officieel een naam in meer dan één taal heeft;

als de houder goede redenen heeft om binnen zijn organisatie onderscheid te maken tussen twee voertuigparken.

Aan een groep ondernemingen kan één enkele VKM worden toegewezen wanneer:

zij tot een groep ondernemingen behoren (bv. een holdingstructuur);

de voertuigen toebehoren aan een groep ondernemingen die binnen haar structuur één organisatie heeft aangesteld die bevoegd is om namens alle leden van de groep op te treden;

zij één afzonderlijke rechtspersoonlijkheid is met bevoegdheid om namens de groep op te treden, in welk geval deze rechtspersoonlijkheid de houder is.

4.   Register van Aanduidingen voertuighouder en toewijzingsprocedure

Het VKM-register is openbaar en wordt permanent bijgewerkt.

Een aanvrager vraagt een VKM aan bij de nationale veiligheidsinstantie van de lidstaat waar hij zijn hoofdvestiging heeft. Die nationale veiligheidsinstantie controleert de aanvraag en stuurt ze door naar het Bureau. Een VKM mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

Een houder van een VKM licht de bevoegde nationale instantie in wanneer hij de VKM niet langer gebruikt, waarop de bevoegde nationale instantie het Bureau hiervan op de hoogte stelt. De VKM wordt ingetrokken wanneer de houder heeft aangetoond dat deze op alle betrokken voertuigen is veranderd. De VKM kan binnen tien jaar niet opnieuw worden toegewezen tenzij aan de oorspronkelijke houder of, op diens verzoek, aan een andere houder.

Een VKM kan aan een andere houder overgedragen worden indien deze de wettelijke opvolger van de oorspronkelijke houder is. Een VKM blijft geldig wanneer de houder ervan zijn naam verandert in een naam die niet op de VKM gelijkt.

Wanneer een wijziging van de houder een wijziging van de VKM tot gevolg heeft, moet de nieuwe VKM binnen de drie maanden na de registratie van die wijziging in het EVR op de wagons worden aangebracht. Wanneer de op het voertuig aangebrachte VKM en de gegevens in het EVR niet met elkaar overeenstemmen, heeft de EVR-registratie voorrang.

DEEL 2

Niet gebruikt

DEEL 3

Voorschriften voor het bepalen van het controlecijfer (het 12e cijfer)

Het controlecijfer wordt als volgt bepaald:

de cijfers op de even posities van het stamnummer (van links naar rechts tellend) behouden hun waarde;

de cijfers op de oneven posities van het stamnummer (van links naar rechts tellend) worden met 2 vermenigvuldigd;

de cijfers op de even posities worden opgeteld bij de resultaten van de vermenigvuldigingen op de oneven posities;

de eenheden van deze som worden onthouden;

het controlecijfer is het verschil tussen 10 en dat cijfer; wanneer de uitkomst nul is, is het controlecijfer ook nul.

Voorbeelden

1-

Stel het volgende stamnummer

3

3

8

4

4

7

9

6

1

0

0

 

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

 

6

3

16

4

8

7

18

6

2

0

0

 

Som: 6 + 3 + 1 + 6 + 4 + 8 + 7 + 1 + 8 + 6 + 2 + 0 + 0 = 52

 

De eenheid van deze som is 2.

Het controlecijfer is dus 8 en het stamnummer wordt dan registratienummer 33 844796100 — 8.


2 -

Stel het volgende stamnummer

3

1

5

1

3

3

2

0

1

9

8

 

Vermenigvuldigingsfactor

2

1

2

1

2

1

2

1

2

1

2

 

 

6

1

10

1

6

3

4

0

2

9

16

 

Som: 6 + 1 + 1 + 0 + 1 + 6 + 3 + 4 + 0 + 2 + 9 + 1 + 6 = 40

 

De eenheid van deze som is 0.

Het controlecijfer is dus 0 en het stamnummer wordt dan registratienummer 31 513320198 — 0.

DEEL 4

Codes van landen waarin de voertuigen zijn geregistreerd (cijfers 3-4 en afkorting)

Informatie met betrekking tot derde landen wordt uitsluitend ter informatie vermeld.

Landen

Lettercode van het land (1)

Cijfercode van het land

 

Landen

Lettercode van het land (1)

Cijfercode van het land

Albanië

AL

41

 

Litouwen

LT

24

Algerije

DZ

92

 

Luxemburg

L

82

Armenië

AM

58

 

Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

MK

65

Oostenrijk

A

81 (6)

 

Malta

M

 

Azerbeidzjan

AZ

57

 

Moldavië

MD (1)

23

Belarus

BY

21

 

Monaco

MC

 

België

B

88

 

Mongolië

MGL

31

Bosnië en Herzegovina

BIH

50 en 44 (2)

 

Montenegro

MNE

62

Bulgarije

BG

52

 

Marokko

MA

93

China

RC

33

 

Nederland

NL

84

Kroatië

HR

78

 

Noord-Korea

PRK (1)

30

Cuba

CU (1)

40

 

Noorwegen

N

76

Cyprus

CY

 

 

Polen

PL

51

Tsjechië

CZ

54

 

Portugal

P

94

Denemarken

DK

86

 

Roemenië

RO

53

Egypte

ET

90

 

Rusland

RUS

20

Estland

EST

26

 

Servië

SRB

72

Finland

FIN

10

 

Slowakije

SK

56

Frankrijk

F

87

 

Slovenië

SLO

79

Georgië

GE

28

 

Zuid-Korea

ROK

61

Duitsland

D

80 (7)

 

Spanje

E

71

Griekenland

GR

73

 

Zweden

S

74

Hongarije

H

55 (5)

 

Zwitserland

CH

85 (4)

Iran

IR

96

 

Syrië

SYR

97

Irak

IRQ (1)

99

 

Tadzjikistan

TJ

66

Ierland

IRL

60

 

Tunesië

TN

91

Israël

IL

95

 

Turkije

TR

75

Italië

I

83 (3)

 

Turkmenistan

TM

67

Japan

J

42

 

Oekraïne

UA

22

Kazachstan

KZ

27

 

Verenigd Koninkrijk

GB

70

Kirgizië

KS

59

 

Oezbekistan

UZ

29

Letland

LV

25

 

Vietnam

VN (1)

32

Libanon

RL

98

 

(1)

Volgens het in bijlage 4 van de conventie van 1949 beschreven alfabetische lettercodesysteem en artikel 45, lid 4, van de conventie van 1968 inzake het wegverkeer.

(2)

Bosnië-Herzegovina gebruikt twee specifieke spoorwegcodes. Cijfercode 49 is gereserveerd.

(3)

En specifieke code (*) 64 voor FNME (Ferrovie Nord Milano Esercizio)

(4)

En specifieke code (*) 63 voor BLS (Bern-Lötschberg-Simplon Eisenbahn) werd gebruikt voor voertuigen waarvoor vóór 2007 een vergunning werd afgegeven.

(5) (6)

En specifieke code (*) 43 voor GySEV/ROeEE (Győr-Sopron-Ebenfurti Vasút Részvénytársaság/Raab-Ödenburg-Ebenfurter Eisenbahn) werd gebruikt voor voertuigen waarvoor vóór 2007 een vergunning werd afgegeven.

(7)

En specifieke code (*) 68 voor AAE (Ahaus Alstätter Eisenbahn).

(*)

Aan nieuwe voertuigen die in het EVR worden geregistreerd voor AAE, BLS, FNME of GySEV/ROeEE, wordt de algemene landcode toegekend. Het IT-systeem van het EVR linkt beide codes (algemene landcode en specifieke code) aan hetzelfde land.

Liechtenstein

FL

 

 

DEEL 5

Niet gebruikt

DEEL 6

Interoperabiliteitscodes voor wagons (1e en 2e cijfer)

 

 

2e cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

2e cijfer

 

1e cijfer

 

 

1e cijfer

 

 

Spoorbreedte

vast of variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast

variabel

vast of variabel

Spoorbreedte

 

Wagons in overeenstemming met TSI WAG (1), met inbegrip van deel 7.1.2 en alle voorwaarden van aanhangsel C

0

met assen

Gereserveerd

goederenwagens

Gereserveerd (3)

PPV/PPW-wagons

(variabele spoorbreedte)

met assen

0

1

met draaistellen

met draaistellen

1

2

met assen

goederenwagens

PPV/PPW-wagons

(vaste spoorbreedte)

met assen

2

3

met draaistellen

met draaistellen

3

Andere wagons

4

met assen (2)

onderhoudsvoertuigen

Andere wagons

Wegens technische redenen speciaal genummerde wagens die niet in de EU in dienst werden gesteld

met assen (2)

4

8

met draaistellen (2)

met draaistellen (2)

8

 

 

 

 

 

 

 

1e cijfer

 

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

 

1e cijfer

 

2e cijfer

2e cijfer

 

DEEL 7

Internationale vervoerscodes voor getrokken reizigersvoertuigen (1e en 2e cijfer)

 

Binnenlands vervoer

TEN (4) en/of Cotif (5) en/of PPV/PPW

Binnenlands of internationaal vervoer met speciale vergunning

TEN (4) en/of Cotif (5)

PPV/PPW

 

2e cijfer

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

1e cijfer

 

5

Voertuigen voor binnenlands vervoer

Voertuigen met vaste spoorbreedte zonder airconditioning (m.i.v. wagons voor autovervoer)

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1 435/1 520) zonder airconditioning

Gereserveerd

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1 435/1 668) zonder airconditioning

Historisch materieel

Gereserveerd (6)

Voertuigen met vaste spoorbreedte

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1 435/1 520) en verwisselbare draaistellen

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1 435/1 520) en verstelbare assen

6

Dienstvoertuigen

Voertuigen met vaste spoorbreedte en airconditioning

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1 435/1 520) met airconditioning

Dienstvoertuigen

Voertuigen met variabele spoorbreedte (1 435/1 668) met airconditioning

Wagons voor autovervoer

Gereserveerd (6)

7

Drukdichte voertuigen met airconditioning

Gereserveerd

Gereserveerd

Drukdichte voertuigen met vaste spoorbreedte en airconditioning

Gereserveerd

Andere voertuigen

Gereserveerd

Gereserveerd

Gereserveerd

Gereserveerd

DEEL 8

Types tractiematerieel en eenheden van een vast of vooraf gedefinieerd treinstel (1e en 2e cijfer)

Het eerste cijfer is „9”.

Wanneer het tweede cijfer het type tractiematerieel aanduidt, is de volgende codering verplicht:

Code

Algemeen voertuigtype

0

Diversen

1

Elektrische locomotief

2

Diesellocomotief

3

Elektrisch motorstel (hogesnelheid) [motor- of aanhangwagen]

4

Elektrisch motorstel (m.u.v. hogesnelheid) [motor- of aanhangwagen]

5

Dieseltreinstel [motor- of aanhangwagen]

6

Speciale aanhangwagen

7

Elektrische rangeerlocomotief

8

Dieselrangeerlocomotief

9

Bijzondere voertuig

DEEL 9

Stamnummers voor wagons (5e t.e.m. 8e cijfer)

Het Bureau beheert de nummers die betrekking hebben op de belangrijkste technische kenmerken van de wagon en publiceert ze op zijn website (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de registratie-instantie, die ze doorstuurt naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

DEEL 10

Codes voor de technische gegevens van getrokken reizigersmaterieel (5e en 6e cijfer)

Het Bureau beheert de codes voor de technische kenmerken van getrokken reizigersmaterieel en publiceert ze op zijn website (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de registratie-instantie, die ze doorstuurt naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

DEEL 11

Code voor de technische gegevens van bijzondere rijtuigen (6e t.e.m. 8e cijfer)

Het Bureau beheert de codes voor de technische kenmerken van bijzondere rijtuigen en publiceert ze op zijn website (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de registratie-instantie, die ze doorstuurt naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

DEEL 12

Lettercodes voor wagons

Het Bureau beheert de lettercodes van wagons (behalve gelede rijtuigen en meervoudige wagons) en publiceert ze op zijn website (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de registratie-instantie, die ze doorstuurt naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.

DEEL 13

Lettercodes voor getrokken reizigersmaterieel

Het Bureau beheert de lettercodes voor getrokken reizigersmaterieel en publiceert ze op zijn website (www.era.europa.eu).

Aanvragen van nieuwe codes worden ingediend bij de registratie-instantie, die ze doorstuurt naar het Bureau. Een nieuwe code mag pas worden gebruikt wanneer het Bureau deze heeft gepubliceerd.


(1)  Bijzondere voertuigen moeten in elk land over een uniek nummer beschikken dat het eerste en de vijf laatste cijfers omvat van de technische kenmerken en het serienummer.

(2)  Voor de NMBS/SNCB mag de omcirkelde letter B gehandhaafd worden.

(3)  Diakritische tekens zijn accenten zoals in À, Ç, Ö, Č, Ž, Å enz. Bijzondere letters als Ø en Æ worden weergegeven met één enkele letter; bij de controle op eenduidigheid wordt de Ø behandeld als een O en Æ als een A.

(1)  Verordening (EU) nr. 321/2013 van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem „rollend materieel — goederenwagens” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie en tot intrekking van Beschikking 2006/861/EG (PB L 104 van 12.4.2013, blz. 1).

(2)  Vaste of variabele spoorbreedte.

(3)  Uitgezonderd voor wagons van categorie I (koelwagons), niet gebruiken voor in dienst gestelde nieuwe wagons.

(4)  Overeenstemming met de toepasselijke TSI's, zie aanhangsel H, deel 6, van Verordening (EU) 2015/995 van de Commissie van 8 juni 2015 tot wijziging van Besluit 2012/757/EU betreffende de technische specificaties inzake interoperabiliteit van het subsysteem exploitatie en verkeersleiding van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB L 165 van 30.6.2015, blz. 1).

(5)  Met inbegrip van voertuigen waarop op grond van de bestaande regelgeving de in deze tabel vastgestelde cijfers zijn aangebracht. Cotif: voertuig dat bij de ingebruikneming aan het op dat moment geldende COTIF-verdrag voldoet.

(6)  Uitgezonderd voor rijtuigen met vaste spoorbreedte (56) en variabele spoorbreedte (66) die reeds in dienst zijn, niet voor nieuwe voertuigen.


Rectificaties

26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/92


Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1285 van de Raad van 24 september 2018 tot uitvoering van artikel 21, lid 5, van Verordening (EU) 2016/44 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

( Publicatieblad van de Europese Unie L 240 van 25 september 2018 )

Bladzijde 6, bijlage, punt 4:

in plaats van:

„24.

Naam: 1: MUS'AB 2: MUSTAFA 3: ABU AL QUASSIM 4: OMAR”,

lezen:

„24.

Naam: 1: MUS'AB 2: MUSTAFA 3: ABU AL QASSIM 4: OMAR”.

26.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 268/92


Rectificatie van Uitvoeringsbesluit (GBVB) 2018/1290 van de Raad van 24 september 2018 tot uitvoering van Besluit (GBVB) 2015/1333 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië

( Publicatieblad van de Europese Unie L 240 van 25 september 2018 )

Bladzijde 65, bijlage, punt 4:

in plaats van:

„24.

Naam: 1: MUS'AB 2: MUSTAFA 3: ABU AL QUASSIM 4: OMAR”,

lezen:

„24.

Naam: 1: MUS'AB 2: MUSTAFA 3: ABU AL QASSIM 4: OMAR”.

Top