EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52018XC1126(01)
Communication from the Commission — Approval of the content of a draft Commission Regulation amending Regulation (EU)No 1408/2013 on the application of Articles 107 and 108 of the Treaty on the Functioning of the European Union to de minimis aid in the agriculture sector
Mededeling van de Commissie — Goedkeuring van de inhoud van een ontwerpverordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
Mededeling van de Commissie — Goedkeuring van de inhoud van een ontwerpverordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
C/2018/7683
OJ C 425, 26.11.2018, p. 2–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
26.11.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 425/2 |
Mededeling van de Commissie — Goedkeuring van de inhoud van een ontwerpverordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
(2018/C 425/02)
Op 23 november 2018 heeft de Commissie de inhoud van een ontwerpverordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector goedgekeurd.
De ontwerpverordening van de Commissie is als bijlage aan deze mededeling gehecht.
In de ontwerpverordening wordt voorgesteld Verordening (EU) nr. 1408/2013 te wijzigen om per begunstigde van steun alsook per lidstaat de plafonds vast stellen tot welke de verlening van steun in de landbouwsector geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vormt, omdat hij de mededinging niet dreigt te verstoren.
Na een grondige analyse is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van een risico voor verstoring van de mededinging indien het plafond van de steun die per begunstigde kan worden verleend gedurende een bepaalde periode van drie belastingjaren wordt verhoogd van 15 000 EUR naar 25 000 EUR, en het gedurende diezelfde periode geldende nationale plafond wordt verhoogd van 1 % naar 1,5 % van de landbouwproductie van elke lidstaat, op voorwaarde dat niet meer dan 50 % van het plafond van de lidstaat aan een individuele landbouwsector wordt verleend („sectoraal uitgavenplafond”) en dat de lidstaat een de-minimissteunregister bijhoudt waarin de nodige informatie is opgenomen om de inachtneming van deze plafonds op elk moment te monitoren.
In het ontwerp wordt echter ook voorzien in de mogelijkheid om noch een sectoraal uitgavenplafond, noch een de-minimissteunregister in te voeren. Om te waarborgen dat er in dat geval geen risico van verstoring van de mededinging bestaat, worden de plafonds vastgesteld op 20 000 EUR per begunstigde gedurende een periode van drie belastingjaren en op 1,25 % van de nationale landbouwproductie voor dezelfde periode.
BIJLAGE
ONTWERPVERORDENING (EU) …/… VAN DE COMMISSIE
van …
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen (1),
Na bekendmaking van de ontwerpverordening (2),
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Overheidsfinanciering die voldoet aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna „het Verdrag” genoemd), vormt staatssteun en moet op grond van artikel 108, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie worden aangemeld. Overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag kan de Raad evenwel bepalen welke soorten steunmaatregelen van die aanmeldingsverplichting zijn vrijgesteld. Overeenkomstig artikel 108, lid 4, van het Verdrag kan de Commissie verordeningen vaststellen betreffende die categorieën staatssteun. Overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1588 en overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag heeft de Raad besloten dat de-minimissteun één van die soorten kan zijn. Op basis daarvan wordt de-minimissteun, d.w.z. aan één onderneming over een bepaalde periode toegekende steun die een bepaald vastgesteld bedrag niet overschrijdt, geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en valt deze steun bijgevolg niet onder de aanmeldingsprocedure. De lidstaten moeten er echter aan worden herinnerd dat de-minimissteun, zelfs als die niet als staatssteun wordt beschouwd, niet tot een schending van het EU-recht mag leiden. |
(2) |
De Commissie heeft reeds verschillende verordeningen met voorschriften inzake de-minimissteun in de landbouwsector vastgesteld; de recentste daarvan is Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie (3). |
(3) |
In het licht van de ervaring die met de toepassing van Verordening (EU) nr. 1408/2013 is opgedaan en rekening houdend met de uiteenlopende manieren waarop de lidstaten gebruikmaken van de-minimissteun, is het passend een aantal van de in die verordening vastgestelde voorwaarden te herzien. Het maximumbedrag aan steun dat over een periode van drie jaar aan één onderneming kan worden toegekend, moet worden opgetrokken tot 20 000 EUR en het nationale maximum moet worden verhoogd tot 1,25 % van de jaarlijkse productie. |
(4) |
Rekening houdend met de toegenomen behoefte aan het gebruik van de-minimissteun in een aantal lidstaten, is het passend te voorzien in een verdere verhoging van het maximale steunbedrag per onderneming tot 25 000 EUR en van het nationale maximum tot 1,5 % van de jaarlijkse productie, gekoppeld aan aanvullende voorwaarden die noodzakelijk zijn om de goede werking van de interne markt te waarborgen. Uit de ervaring die gedurende de eerste jaren met de toepassing van Verordening (EU) nr. 1408/2013 is opgedaan, is gebleken dat de concentratie van de-minimissteun in een bepaalde productsector tot een verstoring van de mededinging en handel zou kunnen leiden. Derhalve moet het gebruik van het hogere individuele plafond en het nationale maximum worden gekoppeld aan een sectoraal maximum om te voorkomen dat lidstaten meer dan 50 % van het totale cumulatieve bedrag aan de-minimissteun over een periode van drie belastingjaren toekennen voor maatregelen die slechts één bepaalde productsector ten goede komen. Dat sectoraal maximum moet waarborgen dat elke maatregel die onder Verordening (EU) nr. 1408/2013 valt, geacht kan worden het handelsverkeer tussen de lidstaten niet te beïnvloeden en/of de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. |
(5) |
Op dit moment zijn de lidstaten niet verplicht gebruik te maken van een nationaal centraal register om te controleren dat noch het individuele de-minimisplafond, noch het nationale maximum wordt overschreden. Het gebruik van een centraal register zou echter noodzakelijk worden in de lidstaten die opteren voor een hoger individueel plafond en een hoger nationaal maximum, aangezien het sectoraal maximum dat voor die optie als voorwaarde geldt, betekent dat de verleende steun nog nauwlettender moet worden gemonitord. Daarom moeten de betrokken lidstaten worden verplicht een centraal register op te zetten waarin alle verleende de-minimissteun wordt bijgehouden, zodat kan worden gecontroleerd dat noch het individuele maximum, noch het nationaal of sectoraal maximum wordt overschreden. |
(6) |
De criteria voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent voor leningen en garanties moeten worden aangepast overeenkomstig de verhoogde de-minimisplafonds. |
(7) |
De lidstaten die ervoor kiezen om gebruik te maken van het hogere de-minimisplafond en nationale maximum, moeten voldoende tijd krijgen om een centraal register op te zetten om de verleende de-minimissteun te monitoren. |
(8) |
Verordening (EU) nr. 1408/2013 vervalt op 31 december 2020. De termijn tussen de inwerkingtreding van deze verordening en het einde van de toepassingsperiode van Verordening (EU) nr. 1408/2013 zou dan ook zeer kort zijn. Om redenen van proceseconomie en ter wille van de rechtszekerheid moet de toepassingstermijn van Verordening (EU) nr. 1408/2013 daarom worden verlengd tot en met 31 december 2027. |
(9) |
Verordening (EU) nr. 1408/2013 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 1408/2013 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd: „3. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder „productsector”: een sector als genoemd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1). 4. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder „sectoraal maximum”: een maximaal cumulatief steunbedrag dat van toepassing is op steunmaatregelen die slechts één enkele productsector ten goede komen, hetgeen overeenkomt met 50 % van het vastgestelde maximumbedrag van de per lidstaat verleende de-minimissteun als vastgesteld in bijlage II.”. (*1) Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671)." |
2) |
Artikel 3 wordt vervangen door: „Artikel 3 De-minimissteun 1. Steunmaatregelen worden geacht niet aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag te voldoen en zijn derhalve vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag indien zij aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voldoen. 2. Het totale bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat aan één onderneming wordt verleend, ligt niet hoger dan 20 000 EUR over een periode van drie belastingjaren. 3. Het cumulatieve bedrag aan de-minimissteun dat per lidstaat over een periode van drie belastingjaren wordt verleend aan ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, ligt niet hoger dan het in bijlage I vastgestelde nationale maximum. 3 bis. In afwijking van de leden 2 en 3 kan een lidstaat beslissen dat het totale bedrag aan de-minimissteun dat aan één onderneming wordt verleend, niet hoger mag liggen dan 25 000 EUR over een periode van drie belastingjaren en dat het totale cumulatieve bedrag aan de-minimissteun over een periode van drie belastingjaren het in bijlage II vastgestelde nationale maximum niet mag overschrijden, voor zover aan de volgende voorwaarden is voldaan:
4. De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop de onderneming krachtens de toepasselijke nationale wet- en regelgeving een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald. 5. De de-minimisplafonds en de nationale en sectorale maxima als bedoeld in de leden 2, 3 en 3 bis zijn van toepassing ongeacht de vorm van de de-minimissteun of het daarmee nagestreefde doel en ongeacht of de door de lidstaat verleende steun geheel of ten dele uit middelen van Unie-oorsprong wordt gefinancierd. De periode van drie belastingjaren wordt vastgesteld op basis van de belastingjaren zoals de onderneming die in de betrokken lidstaat toepast. 6. Voor de toepassing van de de-minimisplafonds en de nationale en sectorale maxima als bedoeld in de leden 2, 3 en 3 bis wordt steun als een subsidiebedrag uitgedrukt. Alle bedragen die worden gebruikt, zijn brutobedragen, dus vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Wanneer steun in een andere vorm dan een subsidie wordt toegekend, is het steunbedrag het brutosubsidie-equivalent van de steun. Steun die in meerdere tranches wordt uitgekeerd, wordt gedisconteerd tot de waarde ervan op het tijdstip van de toekenning van de steun. De rentevoet die bij die discontering wordt gehanteerd, is de disconteringsvoet die op het tijdstip van de steunverlening van toepassing is. 7. Wanneer de de-minimisplafonds, de nationale maxima of het sectoraal maximum als bedoeld in de leden 2, 3 en 3 bis door de toekenning van nieuwe de-minimissteun zouden worden overschreden, komt deze nieuwe steun in zijn geheel niet in aanmerking voor het voordeel van deze verordening. 8. In het geval van fusies of overnames wordt alle de-minimissteun die voordien aan elk van de fuserende ondernemingen is verleend, in aanmerking genomen om te bepalen of nieuwe de-minimissteun voor de nieuwe of de overnemende onderneming de toepasselijke de-minimisplafonds, het toepasselijke nationale maximum of het sectoraal maximum overschrijdt. De-minimissteun die vóór de fusie of overname rechtmatig is verleend, blijft rechtmatig. 9. Indien één onderneming in twee of meer afzonderlijke ondernemingen wordt opgesplitst, wordt de vóór de splitsing verleende de-minimissteun toegerekend aan de onderneming die de steun genoot; dat is in beginsel de onderneming die de activiteiten overneemt waarvoor de de-minimissteun werd gebruikt. Indien deze toerekening niet mogelijk is, wordt de de-minimissteun evenredig toegerekend op basis van de boekwaarde van het aandelenkapitaal van de nieuwe ondernemingen op het daadwerkelijke tijdstip van de splitsing.”. |
3) |
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
5) |
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
|
6) |
In artikel 8 wordt de tweede alinea vervangen door: „Zij is van toepassing tot en met 31 december 2027.”. |
7) |
De bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening. |
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, …
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
Bijlage I
Het in artikel 3, lid 3, bedoelde maximale cumulatieve bedrag van de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat
(EUR) |
|
Lidstaat |
Maximumbedrag aan de-minimissteun |
België |
100 251 042 |
Bulgarije |
48 940 583 |
Tsjechië |
60 282 125 |
Denemarken |
129 767 292 |
Duitsland |
687 676 542 |
Estland |
10 630 167 |
Ierland |
92 612 083 |
Griekenland |
129 441 708 |
Spanje |
565 246 333 |
Frankrijk |
906 389 083 |
Kroatië |
25 705 125 |
Italië |
679 716 500 |
Cyprus |
8 469 042 |
Letland |
16 122 833 |
Litouwen |
32 505 583 |
Luxemburg |
5 328 250 |
Hongarije |
97 979 375 |
Malta |
1 581 667 |
Nederland |
337 799 500 |
Oostenrijk |
85 697 833 |
Polen |
276 092 750 |
Portugal |
84 801 750 |
Roemenië |
198 666 208 |
Slovenië |
15 523 667 |
Slowakije |
28 760 708 |
Finland |
50 912 375 |
Zweden |
75 125 875 |
Verenigd Koninkrijk |
385 044 042 |
Bijlage II
Het in artikel 3, lid 3 bis, bedoelde maximale cumulatieve bedrag van de-minimissteun voor ondernemingen die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, per lidstaat
(EUR) |
|
Lidstaat |
Maximumbedrag aan de-minimissteun |
België |
120 301 250 |
Bulgarije |
58 728 700 |
Tsjechië |
120 301 250 |
Denemarken |
58 728 700 |
Duitsland |
825 211 850 |
Estland |
12 756 200 |
Ierland |
111 134 500 |
Griekenland |
155 330 050 |
Spanje |
678 295 600 |
Frankrijk |
1 087 666 900 |
Kroatië |
30 846 150 |
Italië |
815 659 800 |
Cyprus |
10 162 850 |
Letland |
19 347 400 |
Litouwen |
39 006 700 |
Luxemburg |
6 393 900 |
Hongarije |
117 575 250 |
Malta |
1 898 000 |
Nederland |
405 359 400 |
Oostenrijk |
102 837 400 |
Polen |
331 311 300 |
Portugal |
101 762 100 |
Roemenië |
238 399 450 |
Slovenië |
18 628 400 |
Slowakije |
34 512 850 |
Finland |
61 094 850 |
Zweden |
90 151 050 |
Verenigd Koninkrijk |
462 052 850 |
(1) PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1.
(2) PB L […] van […], blz. […].
(3) Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 9).