EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2002_103_E_0331_01

Gewijzigd voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (COM(2001) 823 def./2 — 2001/0327(CNS))

OJ C 103E, 30.4.2002, p. 331–349 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0823R(01)

Gewijzigd voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2001/0823 def./2 - CNS 2001/0327 */

Publicatieblad Nr. 103 E van 30/04/2002 blz. 0331 - 0349


Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

TOELICHTING

De regels inzake deelneming die door de Raad worden aangenomen, zijn één van de wettelijke instrumenten voor de tenuitvoerlegging van het communautaire kaderprogramma voor onderzoek.

Deze regels zijn uitgewerkt met twee bedoelingen:

- de bepalingen die de deelneming aan onderzoeksprogramma's regelen aan te passen aan de geest en de kenmerken van het nieuwe kaderprogramma, meer bepaald aan de beginselen van de nieuwe wijzen van steunverlening en ondersteuning die worden voorgesteld;

- deze bepalingen te vereenvoudigen en te bekorten ten opzichte van de huidige, maar leesbaarder en begrijpelijker te maken.

Het zo opgezette systeem is in overeenstemming met de bovenstaande beginselen. Bovendien is het niet de bedoeling de nieuwe regels inzake deelneming, zoals de huidige regels, vergezeld te laten gaan van een uitvoeringsregeling.

Het onderhavige voorstel is een herzien ontwerp van het voorstel voor EURATOM-deelnemingsregels dat door de Commissie op 06.12.01 is aangenomen (COM(2001)725def.).

Deze herziening van het oorspronkelijke voorstel past in een streven naar coherentie, teneinde de EURATOM-deelnemingsregels, binnen de grens van de specificiteit ervan, in overeenstemming te brengen met de herziene versie van de deelnemingsregels betreffende het EG-kaderprogramma.

De herziening van het oorspronkelijke voorstel bestaat in de schrapping van hoofdstuk II (« Instrumenten ») en de bijlage (« OTO-activiteiten en financiële bijdrage van de Gemeenschap per type instrument »). Deze twee gedeelten zullen namelijk naar bijlage III van het kaderprogramma of bijlage III van het specifiek programma EURATOM worden overgebracht.

De wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie zijn gemarkeerd met het effect «doorhalen» wat de geschrapte passages betreft, en met de effecten « vet » en « onderstrepen » wat de nieuwe of gewijzigde passages betreft.

Het kaderprogramma 2002-2006, dat is geconcipieerd om te helpen bij de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte, legt de volgende beginselen ten uitvoer, die meer bepaald via topnetwerken en geïntegreerde projecten worden toegepast:

- Principiële openstelling van projecten voor nieuwe deelnemers.

- Flexibiliteit van de werkvoorwaarden, daaronder begrepen in de vorm van de start van nieuwe activiteiten.

- Ruime tenuitvoerleggingsautonomie, waarbij de deelnemers hun activiteiten op grotendeels door henzelf vastgestelde voorwaarden tot een goed einde brengen, en onder elkaar de regelingen treffen die het best de goede uitvoering van het project kunnen waarborgen.

Ten aanzien van de regels inzake deelneming en financiering vertalen de toepassing van deze beginselen en het in overeenstemming brengen van de regels met de kenmerken en doelstellingen van het nieuwe kaderprogramma zich met name in de volgende vernieuwingen:

- De volledige gelijkheid van rechten en verplichtingen tussen deelnemers uit de lidstaten en uit de geassocieerde kandidaat-lidstaten (artikel 5 en 6) ;

- Europese organisaties voor wetenschappelijke samenwerking hebben van rechtswege en precies op dezelfde voorwaarden als elke entiteit die in een lidstaat is gevestigd toegang tot het kaderprogramma (dat is nu niet het geval) (artikel 5) ;

- Er worden, rekening houdend met de specifieke doelstellingen van de nieuwe instrumenten, algemene criteria ingesteld voor de selectie van voorstellen (artikel 11) ;

- De financiële bijdrage van de Gemeenschap neemt nieuwe vormen aan, de vorm van een "integratiesubsidie" voor wat betreft topnetwerken, de vorm van een "budgetsubsidie" voor wat betreft geïntegreerde projecten, hetgeen een belangrijke flexibiliteit mogelijk maakt en minder omslachtige en doeltreffender vormen van in hoofdzaak controle a posteriori met zich meebrengt (artikel 15) ;

- Consortia die verantwoordelijk zijn voor netwerken en geïntegreerde projecten krijgen de mogelijkheid het partnerschap te wijzigen, daaronder begrepen door aanbestedingen uit te schrijven op welbepaalde voorwaarden (artikel 16) en op basis van de toestemming van de Commissie in vereenvoudigde vorm.

- Er zijn specifieke regels voor deelneming aan activiteiten voor onderzoek en onderwijs op grond van het prioritaire thematische gebied "Onderzoek naar fusie-energie" vastgesteld om rekening te houden met de kenmerken van dit gebied (artikel 22 en 23).

De op dit gebied vastgestelde regels zijn uitgewerkt om een goed verloop te garanderen van projecten waarbij een groot aantal deelnemers betrokken kunnen zijn en die uitgevoerd worden door partnerschappen die kunnen veranderen.

Deze regels zijn vastgesteld in overleg met de gebruikers van de programma's, de wetenschappelijke wereld en de industrie.

Hetzelfde geldt voor de technische toepassingsbepalingen op een gedetailleerder niveau van de tenuitvoerlegging van het kaderprogramma, meer bepaald de bepalingen in het standaardcontract en de werkprogramma's. Over deze bepalingen zal overleg worden gepleegd met de gebruikers en nationale functionarissen.

Het standaardcontract en de werkprogramma's zullen, conform één van de grote beginselen van het kaderprogramma 2000-2006, worden opgesteld in dezelfde geest van vereenvoudiging en bekorting die aan het opstellen van de onderhavige regels ten grondslag heeft gelegen. Zo zullen de huidige financiële bepalingen vereenvoudigd worden in het standaardcontract en de formulieren voor het aanvragen van subsidie.

2001/0327 (CNS)

Gewijzigd voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de regels inzake de deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan de uitvoering van het kaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 7,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C van, blz.

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

[2] PB C van, blz.

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [3],

[3] PB C van, blz.

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs ter bevordering van de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte (2002-2006), hierna "kaderprogramma 2002-2006" genoemd, is aangenomen bij Besluit nr. .../200./Euratom van de Raad [4]. De modaliteiten voor financiële deelneming van de Gemeenschap moeten worden aangevuld met andere conform artikel 7 van het verdrag vast te stellen bepalingen.

[4] PB C van, blz.

(2) Deze bepalingen moeten passen in een coherent en doorzichtig kader, waarbij ten volle rekening wordt gehouden met de doelstellingen en de specificiteit van de instrumenten die zijn bepaald in bijlage III bij het specifiek programma "Kernenergie", aangenomen bij Besluit nr. .../200./Euratom van de Raad [5], teneinde er de optimale tenuitvoerlegging van te waarborgen.

[5] PB C van, blz.

(3) De regels inzake deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten moeten rekening houden met de aard van de activiteiten voor onderzoek (waaronder begrepen demonstratieactiviteiten) en onderwijs op het gebied van kernenergie. Zij kunnen bovendien variëren al naargelang de deelnemer behoort tot een lidstaat, een geassocieerde staat - al dan niet een kandidaat-lidstaat - of een derde land, of naar gelang de juridische structuur ervan, namelijk het feit of het gaat om een nationale organisatie, een internationale organisatie - al dan niet van Europees belang - of een vereniging van deelnemers.

(4) De activiteiten van het kaderprogramma moeten worden uitgevoerd met inachtneming van de ethische grondbeginselen waaronder begrepen die welke zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en er moet naar worden gestreefd de informatieverstrekking aan en dialoog met het publiek te verbeteren en de rol van de vrouwen in het onderzoek te vergroten.

(5) Overeenkomstig het kaderprogramma 2002-2006 moet de deelneming van juridische entiteiten uit derde landen worden overwogen gelet op de doelstellingen inzake internationale samenwerking in met name artikel 101 van het verdrag.

(6) Internationale organisaties die als opdracht hebben de samenwerking op het gebied van onderzoek in Europa te ontwikkelen en die, omdat de meerderheid van de leden ervan lidstaten of geassocieerde staten zijn, bijdragen aan de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte, moeten tot deelname aan het kaderprogramma 2002-2006 worden aangemoedigd.

(7) Het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, hierna "het GCO" genoemd, neemt op dezelfde grondslag als in een lidstaat gevestigde juridische entiteiten deel aan indirecte werkzaamheden op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.

(8) De tenuitvoerlegging van de activiteiten van het kaderprogramma moet in overeenstemming zijn met de financiële belangen van de Gemeenschap en de bescherming ervan waarborgen.

BESLUIT:

HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Voorwerp

Dit besluit stelt de regels vast inzake deelneming van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan onderzoek dat wordt uitgevoerd op grond van het kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor activiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs die gericht zijn op de totstandbrenging van de Europese Onderzoeksruimte (2002-2006) (hierna het "kaderprogramma 2002-2006" genoemd).

Artikel 2

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder:

a) Indirecte werkzaamheid: een OTOO-activiteit die door één of meer deelnemers wordt ondernomen door middel van een instrument van het kaderprogramma 2002-2006;

b) OTOO-activiteit: een van de activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, waaronder begrepen demonstratieactiviteiten, en onderwijsactiviteiten, beschreven in de bijlage bij het kaderprogramma 2002-2006;

c) Budget: een financieel plan waarin alle middelen en uitgaven worden geraamd die nodig zijn om een indirecte werkzaamheid uit te voeren;

d) Consortium: alle deelnemers aan dezelfde indirecte werkzaamheid;

e) Contract: een subsidieovereenkomst betreffende de uitvoering van een indirecte werkzaamheid die rechten en verplichtingen doet ontstaan tussen de Gemeenschap en de deelnemers aan deze indirecte werkzaamheid;

f) Juridische entiteit: elke natuurlijke persoon of elke rechtspersoon opgericht overeenkomstig het nationale recht dat van toepassing is in zijn vestigingsplaats, het communautaire recht of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en gerechtigd is in eigen naam enigerlei soort rechten en verplichtingen te hebben;

g) Geassocieerde staat: een staat die partij is bij een internationale overeenkomst die met de Gemeenschap is gesloten, naar luid waarvan of op basis waarvan hij financieel bijdraagt in geheel of een deel van de begroting van het kaderprogramma 2002-2006;

h) Geassocieerde kandidaat-lidstaat: elke geassocieerde staat die door de Gemeenschap wordt erkend als een staat die kandidaat is voor toetreding tot de Europese Unie;

i) Europees economisch samenwerkingsverband (EESV) elke juridische entiteit opgericht overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad [6];

[6] PB L 199 van 31.7.1985, blz. 1.

j) Instrumenten: de mechanismen voor indirecte steunverlening van de Gemeenschap zoals bepaald in bijlage III bij het specifiek programma "Kernenergie";

k) Onregelmatigheid : elke schending van een bepaling van het Gemeenschapsrecht of elke niet-nakoming van een contractuele verplichting wegens een handelen of nalaten van een juridische entiteit waarvan het gevolg is of zou zijn dat inbreuk wordt gemaakt op de algemene begroting van de Gemeenschappen of door de Gemeenschappen beheerde budgetten door een niet-verschuldigde uitgave ;

l) Internationale organisatie: elke juridische entiteit voortvloeiend uit een vereniging van staten, met uitzondering van de Gemeenschap, opgericht op basis van een verdrag of een soortgelijke handeling, met gemeenschappelijke organen, en met een internationale rechtspersoonlijkheid die verschillend is van die van haar lidstaten;

m) Internationale organisatie van Europees belang: een internationale organisatie waarvan de meerderheid van de leden lidstaten van de Europese Gemeenschap of geassocieerde staten zijn, en waarvan het hoofddoel is de wetenschappelijke en technologische samenwerking te bevorderen in Europa;

n) Deelnemer: een juridische entiteit die bijdraagt aan een indirecte werkzaamheid en volgens het onderhavige besluit of het contract rechten en verplichtingen jegens de Gemeenschap heeft;

o) Derde land: een staat die noch een lidstaat noch een geassocieerde staat is;

Artikel 3

Onafhankelijkheid

1. Twee juridische entiteiten zijn onafhankelijk van elkaar in de zin van dit besluit voor zover er geen zeggenschapsverhouding tussen beide bestaat. Een zeggenschapsverhouding bestaat voor zover de ene juridische entiteit direct of indirect zeggenschap heeft over de andere of de ene juridische entiteit onder dezelfde directe of indirecte zeggenschap staat als de andere. Deze zeggenschap kan met name voorvloeien uit:

a) het direct of indirect bezitten van meer dan 50% van de nominale waarde van het uitgegeven aandelenkapitaal in een juridische entiteit, of een meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van die entiteit;

b) het direct of indirect rechtens of feitelijk bezitten van beslissingsbevoegdheden in een juridische entiteit.

2. Het direct of indirect bezitten van meer dan 50% van de nominale waarde van het uitgegeven aandelenkapitaal in een juridische entiteit of een meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een dergelijke entiteit door openbare participatiemaatschappijen, institutionele beleggers of risicobeleggingsmaatschappijen en -fondsen schept als zodanig geen zeggenschapsverhouding.

3. De eigendom van of het toezicht op juridische entiteiten door dezelfde overheidsinstantie doet op zichzelf geen zeggenschapsverhouding tussen deze entiteiten ontstaan.

HOOFDSTUK II

REGELS INZAKE DEELNEMING EN FINANCIERING

Artikel 4

Werkingssfeer

De in dit hoofdstuk opgenomen regels zijn van toepassing op de deelneming van juridische entiteiten aan indirecte werkzaamheden. Zij zijn van toepassing onverminderd de in hoofdstuk IV opgenomen specifieke regels betreffende OTOO-activiteiten op grond van het prioritaire thematische gebied "Onderzoek naar fusie-energie" van het specifiek programma "Kernenergie".

Artikel 5

Algemene beginselen

1. Elke juridische entiteit die deelneemt aan een indirecte werkzaamheid komt voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking, onder voorbehoud van de artikelen 7 en 8.

2. Elke in een geassocieerde staat gevestigde juridische entiteit kan op dezelfde wijze aan indirecte werkzaamheden deelnemen en heeft dezelfde rechten en verplichtingen als een in een lidstaat gevestigde juridische entiteit, zulks onder voorbehoud van artikel 6.

3. Het GCO kan op dezelfde wijze aan indirecte werkzaamheden deelnemen en heeft dezelfde rechten en verplichtingen als een in een lidstaat gevestigde juridische entiteit.

4. Elke Internationale organisatie van Europees belang kan aan indirecte werkzaamheden deelnemen op dezelfde wijze als een in een lidstaat gevestigde juridische entiteit en oefent overeenkomstig haar oprichtingsakte dezelfde rechten uit en komt dezelfde verplichtingen na als een dergelijke entiteit.

5. Naar gelang van de aard van de ten uitvoer gelegde instrumenten of de doelstellingen van de OTOO-activiteit kan het werkprogramma van het specifieke programma in voorkomend geval de deelneming aan een indirecte werkzaamheid beperken tot juridische entiteiten overeenkomstig de activiteiten of het type ervan.

Artikel 6

Minimale aantal deelnemers en vestigingsplaats van de deelnemers

1. Het werkprogramma bepaalt het minimale aantal deelnemers aan een indirecte werkzaamheid alsook hun vestigingsplaats, overeenkomstig de aard van het instrument en de doelstellingen van de OTOO-activiteit.

2. Wat topnetwerken en geïntegreerde projecten betreft, mag het minimale aantal deelnemers niet kleiner zijn dan drie onafhankelijke juridische entiteiten gevestigd in drie verschillende lidstaten of geassocieerde staten, waarvan ten minste twee lidstaten of geassocieerde kandidaat-lidstaten.

3. De specifieke ondersteuningsactiviteiten en activiteiten op het gebied van menselijk potentieel en mobiliteit, met uitzondering van netwerken voor opleiding door onderzoek, kunnen door één juridische entiteit ten uitvoer worden gelegd.

Wanneer het werkprogramma een minimaal aantal vaststelt groter dan of gelijk aan twee juridische entiteiten gevestigd in evenveel lidstaten of geassocieerde staten, wordt dit aantal vastgesteld op de in lid 4 bepaalde voorwaarden.

4. Ten aanzien van andere instrumenten dan die bedoeld in de leden 2 en 3, mag het minimale aantal deelnemers niet kleiner zijn dan twee onafhankelijke juridische entiteiten gevestigd in twee verschillende lidstaten of geassocieerde staten, waarvan ten minste één lidstaat of één geassocieerde kandidaat-lidstaat.

5. Een EESV, of elke juridische entiteit die gevestigd is in een lidstaat of een geassocieerde staat en uit onafhankelijke juridische entiteiten bestaat welke beantwoorden aan de voorwaarden van het onderhavige besluit, kan afzonderlijk aan een indirecte werkzaamheid deelnemen, zodra de samenstelling ervan aan de overeenkomstig de bepalingen van lid 1 tot 4 vastgestelde voorwaarden voldoet.

Artikel 7

Deelneming van juridische entiteiten uit derde landen

1. Onder voorbehoud van andere beperkingen die in het werkprogramma van het specifiek programma kunnen worden gespecificeerd, kan elke juridische entiteit gevestigd in een derde land deelnemen aan OTOO-activiteiten boven het overeenkomstig artikel 6 vastgestelde minimale aantal deelnemers indien in deze deelneming uit hoofde van een OTOO-activiteit is voorzien of indien deze deelneming noodzakelijk is voor de uitvoering van de indirecte werkzaamheid.

2. Elke juridische entiteit gevestigd in een derde land komt voor een financiële bijdrage van de Gemeenschap in aanmerking indien in die mogelijkheid uit hoofde van een OTOO-activiteit is voorzien of indien de bijdrage essentieel is voor de uitvoering van de indirecte werkzaamheid.

Artikel 8

Deelneming van internationale organisaties

Elke andere internationale organisatie dan de internationale organisaties van Europees belang bedoeld in artikel 5, lid 4, kan deelnemen aan OTOO-activiteiten onder voorbehoud van de voorwaarden opgenomen in artikel 7.

Artikel 9

Voorwaarden inzake technische competenties en middelen

1. De deelnemers beschikken over de kennis en de technische competenties die nodig zijn voor de uitvoering van de indirecte werkzaamheid.

2. Bij de indiening van het voorstel moeten de deelnemers ten minste potentieel over de middelen beschikken die nodig zijn voor de uitvoering van de indirecte werkzaamheid en er de oorsprong van verduidelijken.

Gaandeweg de werkzaamheden moeten de deelnemers, in de gewenste vorm en te gelegener tijd, over de middelen beschikken die nodig zijn voor de uitvoering van de indirecte werkzaamheid.

Onder middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de indirecte werkzaamheid dient te worden verstaan personele middelen, infrastructuur, financiële middelen en in voorkomend geval onlichamelijke goederen alsook andere middelen die door een derde op grond van een voorafgaande verbintenis te hunner beschikking zijn gesteld.

Artikel 10

Indiening van voorstellen voor indirecte werkzaamheden

1. Voorstellen voor indirecte werkzaamheden worden ingediend in het kader van uitnodigingen tot het indienen van voorstellen die in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen worden bekendgemaakt en voorzover mogelijk op andere manieren ruim worden verspreid.

2. Lid 1 is niet van toepassing op:

a) Bepaalde specifieke-ondersteuningsactiviteiten voor activiteiten van juridische entiteiten die in het werkprogramma zijn aangewezen;

b) Bepaalde specifieke-ondersteuningsactiviteiten die bestaan uit een aankoop of een dienst overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het gebied van overheidsopdrachten;

c) Specifieke-ondersteuningsactiviteiten die, gezien de geschiktheid en het nut ervan in verhouding tot de doelstellingen en de wetenschappelijke en technologische inhoud van het specifieke programma, het voorwerp kunnen zijn van tot de Commissie gerichte aanvragen voor subsidie, voorzover het werkprogramma van het specifieke programma daarin voorziet en een dergelijke aanvraag niet binnen de werkingssfeer van een open uitnodiging tot het indienen van voorstellen valt.

d) De in artikel 12 bedoelde specifieke-ondersteuningsactiviteiten.

3. De uitnodigingen tot het indienen van voorstellen kunnen worden voorafgegaan door uitnodigingen tot het indienen van blijken van belangstelling, ten einde de Commissie in staat te stellen de doelstellingen en behoeften nauwkeurig vast te stellen en te beoordelen, onverminderd de beslissingen die zij later neemt.

Artikel 11

Beoordeling en selectie van voorstellen voor indirecte werkzaamheden

1. De in artikel 10, lid 1, en artikel 10, lid 2, onder c), bedoelde voorstellen voor indirecte werkzaamheden worden beoordeeld op de grondslag van de volgende criteria:

a) De relevantie ervan in verband met de doelstellingen van het specifieke programma;

b) De wetenschappelijke en technologische topkwaliteit ervan;

c) De communautaire toegevoegde waarde ervan, waaronder de kritische massa aan gemobiliseerde middelen, het verwachte effect op of de bijdrage ervan tot het communautaire beleid;

d) De kwaliteit van het plan voor gebruik of verspreiding van kennis, de potentiële effecten op het gebied van innovatie en de competenties op het gebied van het beheer van de intellectuele eigendom;

e) De capaciteit de indirecte werkzaamheid tot een goed einde te brengen, beoordeeld in termen van middelen, competenties en organisatie.

2. Bij de uitvoering van lid 1, onder c), worden de volgende criteria eveneens in aanmerking genomen:

a) Ten aanzien van topnetwerken, de omvang en intensiteit van de integratie-inspanningen die zullen worden ondernomen en de capaciteit van het netwerk om topkwaliteit te bevorderen buiten de kring van netwerkleden, alsook de vooruitzichten op blijvende integratie van de onderzoekscapaciteiten en middelen ervan na het aflopen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap;

b) Ten aanzien van geïntegreerde projecten, het streven waarop de doelstellingen gericht zijn en de omvang van de ingezette middelen die het mogelijk maken aanmerkelijk bij te dragen tot de versterking van de concurrentiepositie of de oplossing van maatschappelijke problemen;

c) Ten aanzien van geïntegreerde initiatieven, de vooruitzichten op het voortbestaan van het initiatief na het aflopen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap.

3. Het werkprogramma van het specifieke programma bepaalt, overeenkomstig de aard van de ten uitvoer gelegde instrumenten of de doelstellingen van de OTOO-activiteit, welke in lid 1 bedoelde criteria de Commissie toepast. Zij verduidelijken of vullen deze criteria aan alsook de in lid 2 bedoelde criteria, teneinde met name rekening te houden met de bijdrage van de voorstellen voor indirecte werkzaamheden tot de verbetering van de informatieverstrekking aan en de dialoog met het publiek en de vergroting van de rol van vrouwen in het onderzoek.

4. Elk voorstel voor een indirecte werkzaamheid dat indruist tegen de ethische grondbeginselen, en met name de beginselen in het Handvest van grondrechten van de Europese Unie, of niet voldoet aan de in het werkprogramma of de uitnodiging tot het indienen van voorstellen vastgestelde voorwaarden kan op elk moment van de beoordelings- en selectieprocedure worden uitgesloten.

Elke deelnemer die een onregelmatigheid heeft begaan naar aanleiding van de tenuitvoerlegging van een indirecte werkzaamheid kan op elk moment van de beoordelings- en selectieprocedure worden uitgesloten.

5. De Commissie beoordeelt en selecteert de voorstellen voor indirecte werkzaamheden overeenkomstig doorzichtige, billijke en onpartijdige procedures die zij vaststelt in een beoordelingshandboek, voor publicatie waarvan zij zorg draagt.

6. De Commissie beoordeelt de voorstellen met bijstand van onafhankelijke deskundigen die zij overeenkomstig artikel 12 aanwijst. Bij sommige specifieke-ondersteuningsactiviteiten, met name die bedoeld in artikel 10, lid 2, maakt zij van die mogelijkheid enkel gebruik indien zij dit nodig acht.

Artikel 12

Benoeming van onafhankelijke deskundigen

1. De Commissie benoemt onafhankelijke deskundigen voor de in het kaderprogramma 2002-2006 voorgeschreven beoordelingen en voor het specifieke programma alsook voor de in artikel 18, lid 6, en in artikel 26, lid 1, tweede alinea, bedoelde bijstandsopdrachten.

Zij kan bovendien groepen van onafhankelijke deskundigen instellen die haar raad geven bij de tenuitvoerlegging van haar onderzoeksbeleid.

2. De Commissie benoemt de onafhankelijke deskundigen volgens een van de volgende procedures:

a) Voor de in de artikelen 5 en 6 van het kaderprogramma 2002-2006 en artikel 7, lid 2, van het specifieke programma voorgeschreven beoordelingen benoemt de Commissie als onafhankelijke deskundigen, wetenschappelijke, industriële of politieke persoonlijkheden van zeer hoog niveau, die belangrijke ervaring op het gebied van onderzoek, onderzoeksbeleid of beheer van onderzoeksprogramma's op nationaal of internationaal vlak bezitten;

b) Om haar bij te staan bij de beoordeling van voorstellen inzake topnetwerken en geïntegreerde projecten en het toezicht op voorstellen die worden geselecteerd en ten uitvoer gelegd, benoemt de Commissie als onafhankelijke deskundigen, wetenschappelijke of industriële persoonlijkheden die kennis van het hoogste niveau bezitten en een internationale autoriteit zijn op het betrokken vakgebied;

c) Voor de instelling van de in lid 1, tweede alinea, bedoelde groepen benoemt de Commissie als onafhankelijke deskundigen, beroepsmensen die belangrijke en erkende kennis, competentie en ervaring bezitten op het gebied of inzake de aangelegenheden waarop de werkzaamheden betrekking hebben;

d) In andere dan de onder a), b) en c), bedoelde gevallen en teneinde op evenwichtige wijze rekening te houden met de verschillende onderzoeksactoren benoemt de Commissie onafhankelijke deskundigen die de nodige competentie en kennis bezitten voor de hun toevertrouwde taken. Daartoe maakt zij gebruik van uitnodigingen tot het indienen van individuele kandidaatstellingen of uitnodigingen die onderzoeksinstellingen worden toegezonden met het oog op het samenstellen van lijsten van geschikte kandidaten of kan zij, wanneer zij dit nodig acht, buiten deze lijsten elke persoon kiezen die de vereiste competentie bezit.

3. Bij de benoeming van een onafhankelijke deskundige vergewist de Commissie zich ervan dat deze gelet op het onderwerp waarover hij wordt verzocht zich uit te spreken, niet met een belangenconflict wordt geconfronteerd. Daartoe verzoekt de Commissie de deskundige een verklaring te ondertekenen waarin deze bevestigt dat er bij zijn benoeming geen belangenconflict bestaat en zich ertoe verbindt de Commissie te waarschuwen mocht er tijdens zijn opdracht een ontstaan.

Artikel 13

Contracten

1. Betreffende geselecteerde voorstellen voor indirecte werkzaamheden worden contracten gesloten die zijn gebaseerd op het passende standaardcontract dat door de Commissie overeenkomstig het kaderprogramma 2002-2006 en het onderhavige besluit is opgesteld, voorzover nodig rekening gehouden met de specificiteit van de verschillende betrokken instrumenten.

2. Het contract stelt de rechten en verplichtingen van de deelnemers vast overeenkomstig het onderhavige besluit, met name de regels inzake het technische, technologische en financiële toezicht op de indirecte werkzaamheid, de bijwerking van de doelstellingen ervan, de wijziging van het consortium, de betaling van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en, in voorkomend geval, de voorwaarden waaronder noodzakelijke uitgaven in aanmerking komen.

Het contract stelt de regels vast inzake de verspreiding en het gebruik van de kennis en resultaten in overeenstemming met titel II, hoofdstuk 2 van het verdrag.

3. Met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap wordt in de contracten in de nodige geldboetes voorzien.

Artikel 14

Tenuitvoerlegging van de indirecte werkzaamheid

1. Overeenkomstig de contractsbepalingen en de organisatiewijze die het kiest zorgt het consortium voor de technische uitvoering van de indirecte werkzaamheid, met hoofdelijke aansprakelijkheid van de deelnemers.

2. De financiële bijdrage van de Gemeenschap in een indirecte werkzaamheid wordt, overeenkomstig de in het contract bepaalde regels betaald aan een door het consortium aangewezen en door de Commissie aanvaarde deelnemer.

Deze deelnemer beheert de financiële bijdrage van de Gemeenschap ter uitvoering van de door het consortium genomen beslissingen ten aanzien van de toewijzing ervan aan de deelnemers en de activiteiten.

3. Onder voorbehoud van de in het contract bepaalde aanpassingen op grond van de aard van het instrument en de omvang van de bijdrage van de deelnemers:

a) is elke deelnemer onbeperkt en hoofdelijk aansprakelijk voor het gebruik van de overeenkomstig lid 2, tweede alinea, toegewezen financiële bijdrage van de Gemeenschap, met uitzondering van het deel ervan dat wordt toegewezen aan de onder b) bedoelde deelnemers;

b) is een deelnemer die om wettelijke of bestuursrechtelijke redenen niet als hoofdelijk aansprakelijk kan worden beschouwd slechts aansprakelijk voor dat deel van de financiële bijdrage van de Gemeenschap dat hem overeenkomstig lid 2, tweede alinea, wordt toegewezen.

4. De Commissie beroept zich slechts op de in lid 3, onder a), bedoelde aansprakelijkheid voorzover noch de in gebreke blijvende deelnemer noch het consortium de aan de Gemeenschap toegebrachte schade uit eigen beweging binnen een redelijke termijn hebben vergoed.

5. Wanneer meer juridische entiteiten zijn verenigd in een gemeenschappelijke juridische entiteit die overeenkomstig artikel 6, lid 5, als één deelnemer optreedt, neemt deze de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde taken op zich en is deze tegenover de Gemeenschap aansprakelijk, niettegenstaande de tussen de samenstellende juridische entiteiten getroffen regelingen.

Artikel 15

Financiële bijdrage van de Gemeenschap

Overeenkomstig bijlage III van het kaderprogramma kan de financiële bijdrage van de Gemeenschap drie verschillende vormen aannemen:

a) ten aanzien van topnetwerken neemt zij de vorm aan van een integratiesubsidie, waarvan het bedrag wordt vastgesteld op grond van de waarde van de capaciteiten en middelen die de totaliteit van deelnemers voorstelt te integreren. Zij vult de middelen aan, die door de deelnemers worden ingezet om hun gemeenschappelijke activiteitenprogramma ten uitvoer te leggen.

Zij wordt betaald, gelet op de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijke activiteitenprogramma en op basis van die desbetreffende uitgaven welke bovenop de uitgaven komen die door de deelnemers zelf worden gedragen en door een externe accountant of, bij openbare juridische entiteiten, door een bevoegde ambtenaar voor juist worden verklaard;

b) ten aanzien van bepaalde activiteiten inzake menselijk potentieel en mobiliteit en specifieke ondersteuningsactiviteiten, met uitzondering van de in artikel 10, lid 2, onder b), bedoelde indirecte werkzaamheden, kan zij de vorm aannemen van een forfaitair bedrag;

c) ten aanzien van geïntegreerde projecten en andere instrumenten, met uitzondering van die bedoeld onder a) en b), en met uitzondering van de in artikel 10, lid 2, onder b), bedoelde indirecte werkzaamheden neemt zij de vorm aan van een budgetsubsidie, berekend als een percentage van het budget dat door de deelnemers aan de uitvoering van de indirecte werkzaamheid wordt toegewezen, aangepast volgens het type activiteit.

Het contract verduidelijkt welke uitgaven nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de indirecte werkzaamheid, die door een externe accountant of, bij openbare juridische entiteiten, door een bevoegde ambtenaar voor juist moeten worden verklaard.

Het contract kan gemiddelde percentages per type uitgaven of voorafbepaalde forfaitaire bedragen alsook, in overeenstemming met de deelnemers, een waarde per activiteit vaststellen die niet aanmerkelijk van de gedane uitgaven afwijkt.

Artikel 16

Wijziging van het consortium

1. Binnen de grenzen van de financiële bijdrage van de Gemeenschap en onafhankelijk van het instrument kan het consortium, uit eigen beweging of ter uitvoering van het contract, in overeenstemming met de Commissie, van samenstelling veranderen en zich met name tot elke juridische entiteit uitbreiden die tot de tenuitvoerlegging van de indirecte werkzaamheid bijdraagt.

Met uitzondering van de in lid 2 bedoelde wijzigingen wijst het consortium nieuwe juridische entiteiten aan volgens de modaliteiten die het nodig acht of overeenkomstig het contract.

2. Het gemeenschappelijke activiteitenprogramma van een topnetwerk of het uitvoeringsplan van een geïntegreerd project stellen vast bij welke wijzigingen van de samenstelling van het consortium vooraf een aanbestedingsbericht dient te worden gepubliceerd.

Het consortium publiceert het aanbestedingsbericht en verspreidt dit op ruime schaal via specifieke informatiemedia, met name internetsites betreffende het kaderprogramma 2002-2006, de vakpers of brochures.

Het consortium beoordeelt de offertes:

a) in het licht van de criteria voor de beoordeling en selectie van de indirecte werkzaamheid, vastgesteld overeenkomstig de voorwaarden van artikel 11, leden 3 en 4;

b) met hulp van onafhankelijke deskundigen die door het consortium zijn aangesteld op basis van de criteria beschreven in artikel 12, lid 2, onder b.

Overeenkomstig lid 1 kan de Commissie, indien en wanneer na deze beoordeling het consortium een uitbreiding tot nieuwe deelnemers voorstelt, zich daartegen verzetten.

Artikel 17

Aanvullende financiële bijdrage

De Commissie kan de financiële bijdrage van de Gemeenschap in een lopende indirecte werkzaamheid verhogen om deze uit te breiden tot nieuwe activiteiten waarbij nieuwe deelnemers kunnen worden betrokken.

Zij doet dit, na de voltooiing van een beoordeling overeenkomstig artikel 11, door middel van een uitnodiging tot het indienen van voorstellen, die in voorkomend geval tot lopende indirecte werkzaamheden is beperkt.

Artikel 18

Activiteiten van het consortium ten gunste van derden

Wanneer het contract bepaalt dat het consortium alle of een gedeelte zijner activiteiten ten gunste van derden uitvoert, geeft dit daaraan passende publiciteit, in voorkomend geval het contract.

Het consortium beoordeelt en selecteert de hem toegezonden aanvragen overeenkomstig de beginselen van doorzichtigheid, billijkheid en onpartijdigheid en volgens de in het contract vastgelegde regels.

Artikel 19

Toezicht en technische, technologische en financiële controles

1. De Commissie beoordeelt periodiek de indirecte werkzaamheden waaraan de Gemeenschap bijdraagt op grond van de haar door de deelnemers overeenkomstig de contractsbepalingen toegezonden activiteitenverslagen die ook op de tenuitvoerlegging van het plan voor het gebruik of de verspreiding van de kennis betrekking hebben.

Voor het toezicht op de topnetwerken en geïntegreerde projecten en, voorzover nodig, voor andere indirecte werkzaamheden wordt de Commissie bijgestaan door onafhankelijke deskundigen die zij overeenkomstig artikel 12, lid 2, aanstelt.

2. Overeenkomstig het contract neemt de Commissie alle nuttige maatregelen voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de indirecte werkzaamheid met inachtneming van de financiële belangen van de Gemeenschap, op grond waarvan zij indien nodig de financiële bijdrage van de Gemeenschap kan aanpassen of de indirecte werkzaamheid kan onderbreken in geval van schending van de bepalingen van dit besluit of het contract.

3. De Commissie, of elke door haar gemachtigde vertegenwoordiger, heeft het recht technische, technologische en financiële controles uit te voeren bij de deelnemers, om zich ervan te overtuigen dat de indirecte werkzaamheid op de door de deelnemers opgegeven voorwaarden en overeenkomstig de contractsbepalingen wordt of is uitgevoerd.

4. Overeenkomstig artikel 160C van het Verdrag kan de Rekenkamer het gebruik van de financiële bijdrage van de Gemeenschap controleren op grond van de regels die specifiek voor de Rekenkamer gelden.

Artikel 20

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap

De Commissie zorgt ervoor dat, wanneer indirecte werkzaamheden ten uitvoer worden gelegd, de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden beschermd door daadwerkelijke controles en door afschrikkende maatregelen en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door geldboetes die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn, zulks in overeenstemming met de Verordeningen van de Raad (EG, Euratom) nr. 2988/95 [7] en nr. 2185/96 [8] en met de Verordening van de Raad (Euratom) nr.1074/99 [9].

[7] PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

[8] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 1.

[9] PB L 210 van 10.08.1999, blz. 24.

HOOFDSTUK III

SPECIFIEKE REGELS VOOR DEELNEMING AAN OTOO-ACTIVITEITEN UIT HOOFDE VAN HET PRIORITAIRE THEMATISCHE GEBIED "ONDERZOEK NAAR FUSIE-ENERGIE"

Artikel 21

Werkingssfeer

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op OTOO-activiteiten uit hoofde van het prioritaire thematische gebied "Onderzoek naar fusie-energie". Bij strijdigheid tussen de regels in dit hoofdstuk en de regels in de hoofdstukken II en III, zijn de regels in dit hoofdstuk van toepassing.

Artikel 22

Procedures

OTOO-activiteiten uit hoofde van het prioritaire thematische gebied "Onderzoek naar fusie-energie" kunnen worden uitgevoerd op basis van de procedures waarin binnen de volgende kaders is voorzien:

a) de associatiecontracten met de lidstaten, geassocieerde staten, of in deze staten gevestigde juridische entiteiten;

b) de "European Fusion Development Agreement";

c) elke andere multilaterale overeenkomst die door de Gemeenschap met geassocieerde juridische entiteiten is gesloten,

d) juridische entiteiten die kunnen worden opgericht nadat het raadgevend comité voor het fusieprogramma bedoeld in artikel 5, lid 2, van het specifiek programma "Kernenergie" zijn advies heeft gegeven;

e) andere contracten van bepaalde duur met niet-geassocieerde juridische entiteiten gevestigd in lidstaten of geassocieerde staten;

f) internationale overeenkomsten in verband met de samenwerking met derde landen, of elke juridische entiteit die bij een dergelijke overeenkomst kan worden opgericht.

Artikel 23

Financiële bijdrage van de Gemeenschap

1. De associatiecontracten bedoeld in artikel 22, onder a, en de contracten van bepaalde duur bedoeld in artikel 22, onder e, stellen de regels vast betreffende de communautaire financiële bijdrage in de activiteiten waarin zij voorzien.

De basisvoet voor de communautaire financiële bijdrage bedraagt voor de gehele duur van het kaderprogramma 2002-2006 niet meer dan 17,5%.

2. Na raadpleging van het raadgevend comité voor het fusieprogramma bedoeld in artikel 5, lid 2, van het specifiek programma "Kernenergie" kan de Commissie financieren:

a) de kapitaalgerelateerde uitgaven van welomschreven projecten waaraan door dat comité prioritaire status is verleend, tegen een uniforme voet van 37,5 % ;

b) de welomschreven multilaterale activiteiten die worden uitgevoerd uit hoofde van de "European Fusion Development Agreement" of door elke met dit doel opgerichte juridische entiteit, daaronder begrepen aankopen;

3. Wanneer voor projecten en activiteiten een financiële bijdrage wordt ontvangen boven de basisvoet bedoeld in de tweede alinea van lid 1, hebben alle juridische entiteiten bedoeld in artikel 22, onder a tot e, het recht deel te nemen aan de experimenten die met de betrokken uitrusting worden uitgevoerd.

4 De communautaire financiële bijdrage in activiteiten die worden uitgevoerd binnen het kader van een internationale samenwerkingsovereenkomst bedoeld in artikel 22, onder f, wordt daarin vastgesteld of door elke daarbij opgerichte juridische entiteit.

De Gemeenschap kan, samen met de juridische entiteiten die met het programma zijn geassocieerd, elke nodige juridische entiteit in het leven roepen om haar deelneming en financiële bijdrage in verband met een dergelijke overeenkomst te beheren.

Gedaan te Brussel, [...],

Voor de Europese Raad

De Voorzitter

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top