EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document JOC_2001_270_E_0103_01

Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen (COM(2001) 343 def. — 2001/0011(CNS))

OJ C 270E, 25.9.2001, p. 103–108 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001PC0343

Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend) /* COM/2001/0343 def. - CNS 2001/0011 */

Publicatieblad Nr. 270 E van 25/09/2001 blz. 0103 - 0108


Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen (door de Commissie overeenkomstig artikel 250, lid 2 van het EG-verdrag ingediend)

TOELICHTING

De Commissie diende het voorstel in op 13 februari 2001 op grond van artikel 308 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen [COM(2000)898 - 2001/0011(CNS)].

Krachtens artikel 308 is raadpleging van het Parlement verplicht voor de goedkeuring van een verordening.

Het Parlement gaf op 17 mei 2001 zijn standpunt en stelde 25 amendementen voor, waarvan de Commissie er 16 geheel en 4 gedeeltelijk heeft overgenomen [Rapport SCHLEICHER, Document A5-0167/2001, notulen van de vergadering van 17 mei 2001, blz. 29-36].

De door de Commissie overgenomen amendementen zijn in dit gewijzigde voorstel opgenomen.

Een aantal door het Parlement goedgekeurde en door de Commissie overgenomen amendementen vergroten de transparantie van de financiering uit externe bronnen, zonder in te gaan op de kwestie van het verbieden van financiering uit bepaalde bronnen, of zouden de directe of indirecte financiering van nationale partijen duidelijker verbieden (amendementen 5, 10, 15, 18 en 33).

Andere amendementen (amendementen 19, 20, 58 en 35 gedeeltelijk) verscherpen of verduidelijken de controleprocedures en vormen zo een verbetering van de tekst.

Een aantal andere door de Commissie overgenomen amendementen verduidelijkt de bestemming waarvoor de financiering die onder de verordening valt, mag worden gebruikt (amendementen 17 eerste deel, en 32).

De Commissie heeft tevens amendementen aanvaard (amendementen 1 en 2) waarin een verwijzing naar het Handvest van de grondrechten wordt geïntroduceerd.

De Commissie had voorgesteld dat een onafhankelijk comité van vooraanstaande personen zich zou bezighouden met betwistingen in verband met de eerbiediging van de in artikel 1 van de verordening bedoelde democratische basisvoorwaarden. Het Parlement was echter van mening dat dergelijke betwistingen moeten worden behandeld door het Bureau van het Parlement zelf. De Commissie kan zich vinden in deze uitdrukking van de politieke wil van het Parlement (Amendement 13).

Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie [1],

[1] PB C

Gezien het advies van het Europees Parlement [2],

[2] PB C

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 191 van het EG-Verdrag en artikel 12, lid 2, van het Handvest van de grondrechten erkennen het belang van politieke partijen op Europees vlak voor de Europese integratie, voor de vorming van een Europees bewustzijn en als middel tot uiting van de politieke wil van de burgers.

(2) Er moet een statuut en een voor alle burgers van de Unie toegankelijk programma komen voor Europese politieke partijen en er moet op worden toegezien dat deze, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag en het Handvest van de grondrechten, de grondrechten alsmede de democratische beginselen en de rechtsstaat eerbiedigen en dat zij eigen organen hebben.

(3) De Europese politieke partijen moeten, nadat zij als zodanig zijn erkend, rechtspersoonlijkheid bezitten.

(4) Er moet worden gezorgd voor een financiering van de Europese politieke partijen teneinde gedeeltelijk hun werkingskosten te dekken, alsmede hun uitgaven ter bevordering van de democratie in de landen die kandidaat voor toetreding zijn.

(5) De toekenningsvoorwaarden van deze verordening moeten op gelijke voet gelden voor de financiering van alle Europese politieke partijen, met inachtneming van de daadwerkelijke vertegenwoordiging ervan in het Europees Parlement.

(6) Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet financiering uitsluitend worden toegekend aan partijen die op Europees vlak voldoende representatief zijn, om te voorkomen dat financiering wordt toegekend aan partijen die uitsluitend nationale partijen zijn of aan partijen waaraan op nationaal vlak financiering is geweigerd omdat zij de democratische beginselen niet in acht nemen.

(7) Giften en andere donaties aan Europese politieke partijen moeten voldoen aan het gebod van transparantie.

(8) Overeenkomstig de Verklaring van de Europese Raad in Nice over artikel 191 van het Verdrag mag de financiering van politieke partijen ten laste van de begroting van de Europese Gemeenschappen niet worden gebruikt voor de directe of indirecte financiering van de politieke partijen op nationaal niveau.

(9) De aard van de uitgaven waarvoor op grond van deze verordening een financiering kan worden toegekend, dient in de zin van artikel 191 van het Verdrag en overeenkomstig de in het goedgekeurde statuut geformuleerde doelstellingen duidelijk te worden aangegeven.

(10) De kredieten die voor de financiering van de partijen worden uitgetrokken, moeten worden vastgesteld volgens de jaarlijkse begrotingsprocedure.

(11) De uitvoering van de in de onderhavige verordening voorziene maatregelen draagt onder democratische omstandigheden bij tot de verwezenlijking van de in het Verdrag vervatte doelstellingen. Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van de onderhavige Verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308.

(12) De geldigheidsduur van deze verordening dient te verstrijken aan het einde van het tweede begrotingsjaar dat volgt op de inwerkingtreding ervan,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Statuut

Elke Europese politieke partij of duurzaam geconcipieerde Europese unie van partijen, kan bij het Europees Parlement een statuut van Europese politieke partij ,hierna " statuut" genoemd, neerleggen, mits zij

a) in de Europese Unie gevestigd is;

b) in het Europees Parlement een fractie heeft gevormd of het voornemen heeft er een te vormen dan wel van een bestaande fractie deel te gaan uitmaken;

c) in haar programma en activiteiten de in het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde fundamentele beginselen inzake democratie, inzake de eerbiediging van de grondrechten en inzake de rechtsstaat in acht neemt.

In het statuut dienen met name de organen te worden vermeld die belast zijn met het politieke en financiële beleid van de partij.

De burgers van de Unie en alle natuurlijke en rechtspersonen met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat hebben recht van toegang tot de bij het Europees Parlement gedeponeerde statuten.

Het voornemen om een groepering te vormen of aan een bestaande groepering deel te nemen moet bekend worden gemaakt via een officiële verklaring die bij het Europees Parlement wordt gedeponeerd.

Artikel 2 Rechtspersoon

Europese politieke partijen bezitten rechtspersoonlijkheid. Zij kunnen met name roerend en onroerend goed verwerven en vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 3

Controle op de voorwaardenHet Bureau van het Europees Parlement beslist over alle betwistingen van de in artikel 1 bedoelde voorwaarden.

Artikel 4Financiering

Financiële middelen kunnen ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen worden toegekend aan Europese politieke partijen die hun statuut hebben neergelegd en die aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

a) in ten minste vijf lidstaten gekozenen van de partij of van onderdelen daarvan hebben in het Europees Parlement, in de nationale parlementen of in regionale parlementen.

b) bij de laatste Europese verkiezingen in ten minste vijf lidstaten ten minste vijf procent van de stemmen hebben verkregen.

De partijen die aan deze voorwaarden voldoen moeten jaarlijks hun begrotingen en rekeningen openbaar maken en een verklaring afgeven inzake hun financieringsbronnen in de vorm van een lijst van hun donoren en de door elke donor gegeven bedragen. Anonieme donaties mogen in geen geval worden aangenomen.

Artikel 5Aard van de uitgaven

1. De financiële middelen die op grond van deze verordening worden toegekend, mogen slechts worden besteed aan uitgaven voor Europese politieke activiteiten in de zin van artikel 191 van het Verdrag die rechtstreeks verband houden met de statutaire doelstellingen.De uitgaven kunnen onder meer betrekking hebben op administratieve kosten, kosten in verband met technische ondersteuning, vergaderingen, studies, voorlichting en publicaties die rechtstreeks verband houden met de statutaire doelstellingen.

2. De waardebepaling van roerende en onroerende goederen, alsmede de afschrijving daarvan, moeten geschieden overeenkomstig verordening(EG) nr. 2909/2000 van de Commissie [3].

[3] PB L 336 van 30.12.2000, blz .75.

3. Het Europees Parlement kan tegen betaling technische steun, lokaliteiten en tolken ter beschikking stellen. Meer details worden door het Bureau van het Europees Parlement op basis van het beginsel van gelijke behandeling geregeld.

4. In het geval van gezamenlijke acties van Europese en nationale partijen en andere organisaties moeten de bescheiden over de uitgaven van de Europese politieke partijen toegankelijk zijn voor de Europese Rekenkamer.

Artikel 6Uitvoering en controle

De kredieten bestemd voor de financiering van de partijen worden vastgesteld volgens de begrotingsprocedure en worden uitbetaald overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

De controle op de financiering die in het kader van deze verordening worden toegekend, wordt uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement.

De controle geschiedt daarenboven op grond van een jaarlijkse audit door een externe en onafhankelijke instantie. Het auditverslag wordt het Europees Parlement en de Rekenkamer binnen zes maanden na afloop van het betreffende begrotingsjaar toegezonden.

Met het oog op de uitvoering van controletaken kunnen de hiertoe bevoegd verklaarde ambtenaren van de bevoegde diensten ter plaatse alle controlehandelingen verrichten die zij noodzakelijk achten om vast te stellen of de toegekende financiering op wettige en regelmatige wijze is gebruikt. Bij de uitoefening van hun taak kunnen zij alle boekhoudkundige bescheiden en verantwoordingsstukken, alsmede alle andere documenten die zij dienstig achten inzien en alle inlichtingen opvragen die zij nodig menen te hebben voor de uitoefening van hun controletaak.

De financiële regels en interne controleprocedures van de partijen stroken met richtsnoeren die worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Rekenkamer.

Ten onrechte ontvangen financiële steun moet worden terugbetaald.

Elk document of elke inlichting die de Rekenkamer nodig heeft om haar taak te vervullen, wordt haar op haar verzoek verstrekt door de politieke partijen die middelen uit de begroting hebben ontvangen.

Artikel 7Verdeling

Op grond van de artikelen 1, 2 en 4 worden de toegekende financiële middelen jaarlijks als volgt verdeeld:

a) 15% van het jaarlijkse bedrag wordt in gelijke delen verdeeld onder de partijen die aan de voorwaarden voldoen en die een naar behoren gestaafde aanvraag daartoe bij de Commissie indienen;

b) 85% wordt verdeeld tussen de Europese partijen die gekozenen hebben in het Europees Parlement, in evenredigheid tot het aantal gekozenen.

Financiële middelen verleend ten laste van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, waaronder die uit hoofde van deze verordening, mogen aan een Europese politieke partij slechts worden toegekend indien deze kan aantonen dat zij minstens 25% van haar middelen uit een andere bron dan de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen put.

Artikel 8Verslag

De Commissie brengt binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze verordening het Europees Parlement en de Raad verslag uit.

Artikel 9Inwerkingtreding en verstrijken

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij verstrijkt aan het einde van het tweede begrotingsjaar dat volgt op de inwerkingtreding ervan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad,

De Voorzitter

Top