EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C:2018:135:FULL

Publicatieblad van de Europese Unie, C 135, 17 april 2018


Display all documents published in this Official Journal
 

ISSN 1977-0995

Publicatieblad

van de Europese Unie

C 135

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Mededelingen en bekendmakingen

61e jaargang
17 april 2018


Nummer

Inhoud

Bladzijde

 

II   Mededelingen

 

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 135/01

Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie (Zaak M.8853 — AXA/CDC/Cible dans Toulon Grand Var) ( 1 )

1


 

IV   Informatie

 

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

 

Europese Commissie

2018/C 135/02

Wisselkoersen van de euro

2

2018/C 135/03

Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 20 november 2017 betreffende een voorontwerp van besluit over zaak AT.39881 — Aan Japanse autofabrikanten geleverde systemen voor de veiligheid van inzittenden — Rapporteur: Luxemburg

3

2018/C 135/04

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur — Aan Japanse autofabrikanten geleverde systemen voor de veiligheid van inzittenden (Zaak AT.39881)

4

2018/C 135/05

Samenvatting van het besluit van de Commissie van 22 november 2017 inzake procedures op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39881 — Aan Japanse autofabrikanten geleverde systemen voor de veiligheid van inzittenden) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7670)

5


 

V   Bekendmakingen

 

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

 

Europese Commissie

2018/C 135/06

Bericht voor marktdeelnemers — Nieuwe reeks verzoeken om schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie- en landbouwproducten

10

 

ANDERE HANDELINGEN

 

Europese Commissie

2018/C 135/07

Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

11


 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

 


II Mededelingen

MEDEDELINGEN VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

17.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 135/1


Besluit om geen bezwaar aan te tekenen tegen een aangemelde concentratie

(Zaak M.8853 — AXA/CDC/Cible dans Toulon Grand Var)

(Voor de EER relevante tekst)

(2018/C 135/01)

Op 10 april 2018 heeft de Commissie besloten zich niet te verzetten tegen bovenvermelde aangemelde concentratie en deze verenigbaar met de interne markt te verklaren. Dit besluit is gebaseerd op artikel 6, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (1). De volledige tekst van het besluit is slechts beschikbaar in het Frans en zal openbaar worden gemaakt na verwijdering van eventuele bedrijfsgeheimen. De tekst is beschikbaar:

op de website Concurrentie van de Commissie, afdeling Fusies (http://ec.europa.eu/competition/mergers/cases/). Deze website biedt verschillende hulpmiddelen om individuele concentratiebesluiten op te zoeken, onder meer op: naam van de onderneming, nummer van de zaak, datum en sector;

in elektronische vorm op de EUR-Lex-website (http://eur-lex.europa.eu/homepage.html?locale=nl) onder document nr. 32018M8853. EUR-Lex biedt onlinetoegang tot de communautaire wetgeving.


(1)  PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1.


IV Informatie

INFORMATIE AFKOMSTIG VAN DE INSTELLINGEN, ORGANEN EN INSTANTIES VAN DE EUROPESE UNIE

Europese Commissie

17.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 135/2


Wisselkoersen van de euro (1)

16 april 2018

(2018/C 135/02)

1 euro =


 

Munteenheid

Koers

USD

US-dollar

1,2370

JPY

Japanse yen

132,77

DKK

Deense kroon

7,4473

GBP

Pond sterling

0,86465

SEK

Zweedse kroon

10,4045

CHF

Zwitserse frank

1,1878

ISK

IJslandse kroon

122,00

NOK

Noorse kroon

9,5950

BGN

Bulgaarse lev

1,9558

CZK

Tsjechische koruna

25,265

HUF

Hongaarse forint

310,30

PLN

Poolse zloty

4,1627

RON

Roemeense leu

4,6508

TRY

Turkse lira

5,0816

AUD

Australische dollar

1,5928

CAD

Canadese dollar

1,5596

HKD

Hongkongse dollar

9,7104

NZD

Nieuw-Zeelandse dollar

1,6853

SGD

Singaporese dollar

1,6221

KRW

Zuid-Koreaanse won

1 328,33

ZAR

Zuid-Afrikaanse rand

14,9467

CNY

Chinese yuan renminbi

7,7726

HRK

Kroatische kuna

7,4128

IDR

Indonesische roepia

17 039,98

MYR

Maleisische ringgit

4,8057

PHP

Filipijnse peso

64,387

RUB

Russische roebel

76,9420

THB

Thaise baht

38,644

BRL

Braziliaanse real

4,2300

MXN

Mexicaanse peso

22,3399

INR

Indiase roepie

81,0175


(1)  Bron: door de Europese Centrale Bank gepubliceerde referentiekoers.


17.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 135/3


Advies van het Adviescomité voor mededingingsregelingen en machtsposities uitgebracht op zijn bijeenkomst van 20 november 2017 betreffende een voorontwerp van besluit over zaak AT.39881 — Aan Japanse autofabrikanten geleverde systemen voor de veiligheid van inzittenden

Rapporteur: Luxemburg

(2018/C 135/03)

1.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de mededingingsbeperkende gedraging waarop het ontwerpbesluit betrekking heeft, bestaat uit vier afzonderlijke overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen ondernemingen in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst.

2.

Het Adviescomité is het eens met de beoordeling die de Commissie in het ontwerpbesluit heeft gemaakt van de omvang van de productmarkt en de geografische markt waarop elk van de vier overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen betrekking heeft.

3.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de ondernemingen waarop het ontwerpbesluit ziet, hebben deelgenomen aan de vier voortdurende inbreuken op artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst, zoals uiteengezet in het ontwerpbesluit.

4.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de vier overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen tot doel hadden de mededinging te beperken in de zin van artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst.

5.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat de vier overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen de handel tussen de EU-lidstaten merkbaar ongunstig konden beïnvloeden.

6.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de duur van de vier inbreuken betreft.

7.

Het Adviescomité is het met het ontwerpbesluit van de Commissie eens wat de adressaten van elk van de vier inbreuken betreft.

8.

Het Adviescomité is het met het ontwerpbesluit van de Commissie eens wat de rol van Marutaka als facilitator van een van de vier inbreuken betreft.

9.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat aan de adressaten van het ontwerpbesluit een geldboete moet worden opgelegd voor elk van de vier inbreuken waarbij zij betrokken waren.

10.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens over de toepassing van de Richtsnoeren van 2006 voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad (1) worden opgelegd.

11.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de basisbedragen van de geldboeten betreft.

12.

Het Adviescomité is het eens met de duur zoals die met het oog op de berekening van de geldboeten is vastgesteld.

13.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens dat er in deze zaak geen verzwarende en verzachtende omstandigheden van toepassing zijn.

14.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie toegepaste verlaging van de geldboeten op grond van de clementieregeling van 2006.

15.

Het Adviescomité is het eens met de door de Commissie toegepaste verlaging van de geldboeten op grond van de mededeling betreffende de schikkingsprocedures van 2008.

16.

Het Adviescomité is het met de Commissie eens wat de definitieve bedragen van de geldboeten betreft.

17.

Het Adviescomité beveelt aan dat zijn advies in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1.


17.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 135/4


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur (1)

Aan Japanse autofabrikanten geleverde systemen voor de veiligheid van inzittenden

(Zaak AT.39881)

(2018/C 135/04)

Op 4 april 2016 heeft de Commissie de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 (2) van de Raad en artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie (3) ingeleid tegen Tokai Rika (4), Takata (5), Autoliv (6), Toyoda Gosei (7) en Marutaka (8) (hierna samen „de partijen” genoemd).

Na schikkingsgesprekken (9) en na indiening van verklaringen met het oog op een schikking (10) overeenkomstig artikel 10 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 773/2004 heeft de Commissie op 26 september 2017 een mededeling van punten van bezwaar goedgekeurd. Volgens de mededeling van punten van bezwaar hebben de partijen deelgenomen aan één of meer van vier enkele en voortdurende inbreuken op artikel 101 VWEU en op artikel 53 van de EER-overeenkomst wat betreft de levering van bepaalde systemen voor de veiligheid van inzittenden voor personenauto’s aan Japanse autofabrikanten.

De partijen bevestigden in hun antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 773/2004 dat de inhoud van hun verklaringen met het oog op een schikking correct was weergegeven in de mededeling van punten van bezwaar.

De conclusie van het ontwerpbesluit van de Commissie luidt dat de partijen inbreuk hebben gemaakt op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst door deel te nemen aan één of meer van vier enkele en voortdurende inbreuken die bestonden uit prijscoördinatie en marktverdeling wat betreft de levering van bepaalde typen systemen voor de veiligheid van inzittenden (namelijk veiligheidsgordels, airbags en/of stuurwielen) voor personenauto’s aan een aantal Japanse autofabrikanten die in de EER actief zijn tussen juli 2004 en juli 2010.

Overeenkomstig artikel 16 van Besluit 2011/695/EU heb ik onderzocht of het ontwerpbesluit uitsluitend punten van bezwaar betreft ten aanzien waarvan de partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten kenbaar te maken. Ik ben tot de conclusie gekomen dat dit inderdaad het geval is.

Gezien het bovenstaande, en gezien het feit dat de partijen mij geen verzoeken of klachten hebben doen toekomen (11), ben ik van mening dat de daadwerkelijke uitoefening van de procedurele rechten van alle partijen bij de procedure in deze zaak is geëerbiedigd.

Brussel, 21 november 2017.

Joos STRAGIER


(1)  Opgesteld overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Besluit 2011/695/EU van de voorzitter van de Europese Commissie van 13 oktober 2011 betreffende de functie en het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 275 van 20.10.2011, blz. 29).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(3)  Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 123 van 27.4.2004, blz. 18).

(4)  Tokai Rika Co., Ltd.

(5)  Takata Corporation.

(6)  Autoliv Inc. en Autoliv Japan Ltd.

(7)  Toyoda Gosei Co., Ltd.

(8)  Marutaka Co., Ltd.

(9)  De schikkingsbijeenkomsten vonden plaats tussen juli 2016 en mei 2017.

(10)  De verzoeken tot schikking werden […] ingediend.

(11)  Op grond van artikel 15, lid 2, van Besluit 2011/695/EU kunnen partijen bij procedures in kartelzaken die overeenkomstig artikel 10 bis van Verordening (EG) nr. 773/2004 gesprekken met het oog op een schikking aangaan, in elk stadium van de schikkingsprocedure een beroep doen op de raadadviseur-auditeur om ervoor te zorgen dat ze hun procedurele rechten daadwerkelijk kunnen uitoefenen. Zie ook punt 18 van Mededeling 2008/C 167/01 van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 7 en 23 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB C 167 van 2.7.2008, blz. 1).


17.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 135/5


Samenvatting van het besluit van de Commissie

van 22 november 2017

inzake procedures op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst

(Zaak AT.39881 — Aan Japanse autofabrikanten geleverde systemen voor de veiligheid van inzittenden)

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2017) 7670)

(Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek)

(2018/C 135/05)

Op 22 november 2017 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake procedures op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad  (1) publiceert de Commissie hierbij de namen van de partijen en de belangrijkste punten van het besluit, waaronder de opgelegde sancties, rekening houdend met het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

1.   INLEIDING

(1)

Op 22 november 2017 heeft de Commissie een besluit vastgesteld inzake vier enkele en voortdurende inbreuken op artikel 101 van het Verdrag en op artikel 53 van de EER-overeenkomst. De inbreuken bestonden uit prijscoördinatie en marktverdeling met betrekking tot de verkoop van systemen voor de veiligheid van inzittenden voor personenauto’s aan een aantal Japanse autofabrikanten die in de EER actief zijn.

(2)

De producten die het voorwerp van deze inbreuken vormen, zijn passieve veiligheidssystemen zoals veiligheidsgordels, airbags en stuurwielen. Dit zijn de belangrijkste systemen om de inzittenden van een voertuig te beschermen bij een botsing.

(3)

Dit besluit is gericht aan Tokai Rika (2), Takata (3), Autoliv (4), Toyoda Gosei (5) en Marutaka (6) (hierna „de partijen” genoemd).

2.   BESCHRIJVING VAN DE ZAAK

2.1.   Procedure

(4)

Na de immuniteitsverzoeken op grond van de clementieregeling van 2006 van Tokai Rika in februari 2011, met betrekking tot een kartel voor de levering van veiligheidsgordels aan Toyota, en van Takata in maart 2011, met betrekking tot inbreuken bij de levering van veiligheidsgordels, airbags en stuurwielen aan verscheidene autofabrikanten, waaronder Toyota en Suzuki, heeft de Commissie in juni 2011 onaangekondigde inspecties krachtens artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003 uitgevoerd in de gebouwen van Autoliv in Duitsland. Op 4 juli 2011 diende Autoliv een clementieverzoek in. Op 12 november 2013 diende Toyoda Gosei een clementieverzoek in.

(5)

Op 4 april 2016 heeft de Commissie ten aanzien van de partijen de procedure van artikel 11, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1/2003 ingeleid met het oog op het aangaan van schikkingsgesprekken.

(6)

Op 26 september 2017 heeft de Commissie een aan de partijen gerichte mededeling van punten van bezwaar aangenomen. Alle partijen hebben op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord en bevestigd dat de inhoud ervan in overeenstemming was met hun verklaringen met het oog op een schikking en dat zij nog steeds bereid waren de schikkingsprocedure te volgen.

(7)

Het Adviescomité voor mededingingsregelingen en economische machtsposities heeft op 20 november 2017 een positief advies uitgebracht.

(8)

De Commissie heeft dit besluit op 22 november 2017 vastgesteld.

2.2.   Samenvatting van de inbreuken

(9)

De vier afzonderlijke inbreuken betreffen allemaal de levering van componenten van systemen voor de veiligheid van inzittenden voor personenauto’s in de EER. De draagwijdte van de inbreuken is als volgt:

Inbreuk I

:

Coördinatie tussen Tokai Rika, Takata, Autoliv en Marutaka betreffende bepaalde leveringen van veiligheidsgordels aan Toyota.

Inbreuk II

:

Coördinatie tussen Takata, Toyoda Gosei en Autoliv betreffende bepaalde leveringen van airbags aan Toyota.

Inbreuk III

:

Coördinatie tussen Takata en Tokai Rika betreffende bepaalde leveringen van veiligheidsgordels aan Suzuki.

Inbreuk IV

:

Coördinatie tussen Takata en Autoliv betreffende bepaalde leveringen van veiligheidsgordels, airbags en stuurwielen aan Honda.

2.2.1.   Inbreuk I

(10)

Tokai Rika, Takata en Autoliv maakten afspraken over prijzen en de verdeling van de leveringen van veiligheidsgordels aan Toyota. De besprekingen betroffen het behoud van commerciële rechten, afspraken over bepaalde prijsaanvragen, het uitwisselen van commercieel gevoelige informatie en coördinatie over de geregelde verzoeken van Toyota om prijsherzieningen/kostenbesparingen, evenals vragen over de stijging van de kosten van grondstoffen. De contacten vonden plaats via e-mail, tijdens persoonlijke vergaderingen of via de telefoon.

(11)

Marutaka was aanwezig op en maakte vergaderingen mogelijk tussen Takata en Tokai Rika en had contact met zowel Tokai Rika als Autoliv namens Takata om uit mededingingsoogpunt gevoelige informatie uit te wisselen en vergaderingen te organiseren.

2.2.2.   Inbreuk II

(12)

Takata, Toyoda Gosei en Autoliv maakten afspraken over de verkoop van airbags aan Toyota. De besprekingen betroffen het behoud van commerciële rechten, coördinatie over bepaalde prijsaanvragen, het uitwisselen van commercieel gevoelige informatie en coördinatie over de geregelde verzoeken van Toyota om prijsherzieningen/kostenbesparingen. De contacten hadden de vorm van e-mailcorrespondentie, telefoongesprekken en vergaderingen, en vonden meestal plaats op bilaterale basis. Af en toe waren alle drie de concurrenten bij de contacten betrokken.

2.2.3.   Inbreuk III

(13)

Takata en Tokai Rika maakten afspraken over de verkoop van veiligheidsgordels aan Suzuki. De afspraken betroffen het behoud van commerciële rechten, coördinatie over bepaalde prijsaanvragen, het uitwisselen van commercieel gevoelige informatie en coördinatie over geregelde verzoeken om prijsherzieningen. De contacten vonden plaats via e-mail, tijdens persoonlijke vergaderingen of via de telefoon.

2.2.4.   Inbreuk IV

(14)

Takata en Autoliv maakten afspraken over de verkoop van veiligheidsgordels, airbags en stuurwielen aan Honda. De besprekingen betroffen de toewijzing van projecten (waarbij de „rechten van de historische leverancier” werden eerbiedigd), het uitwisselen van prijsinformatie, het uitwisselen (en in sommige gevallen coördineren) van prijzen van grondstoffen en het uitwisselen van commercieel gevoelige informatie over kostenbesparingen. De contacten vonden plaats via e-mail, tijdens persoonlijke vergaderingen of via de telefoon.

2.3.   Duur

(15)

De duur van de deelname van elke partij aan de inbreuken was als volgt:

Tabel

Inbreuk

Onderneming

Begin

Einde

I

Tokai Rika

6.7.2004

11.2.2010

Takata

6.7.2004

25.3.2010

Autoliv

18.12.2006

25.3.2010

Marutaka

6.7.2004

15.4.2009

II

Takata

14.6.2005

26.7.2010

Autoliv

18.7.2006

26.7.2010

Toyoda Gosei

14.6.2005

15.7.2009

III

Takata, Tokai Rika

14.2.2008

18.3.2010

IV

Takata, Autoliv

28.3.2006

22.5.2010

2.4.   Adressaten

2.4.1.   Tokai Rika

(16)

De aansprakelijkheid voor de inbreuken I en III wordt toegeschreven aan Tokai Rika Co., Ltd.

2.4.2.   Takata

(17)

De aansprakelijkheid voor de inbreuken I, II, III en IV wordt toegeschreven aan Takata Corporation.

2.4.3.   Autoliv

(18)

De hoofdelijke aansprakelijkheid voor de inbreuken I, II en IV wordt toegeschreven aan Autoliv Japan Ltd als direct handelende entiteit en Autoliv, Inc. als moedermaatschappij.

2.4.4.   Toyoda Gosei

(19)

De aansprakelijkheid voor inbreuk II wordt toegeschreven aan Toyoda Gosei Co., Ltd.

2.4.5.   Marutaka

(20)

De aansprakelijkheid voor inbreuk I wordt toegeschreven aan Marutaka Co., Ltd.

2.5.   Sancties

(21)

In het besluit worden de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 (7) toegepast.

2.5.1.   Basisbedrag van de geldboete

(22)

Bij inbreuk I wordt de verkoopwaarde berekend op basis van het jaarlijkse gemiddelde van de verkoop van veiligheidsgordels bestemd voor voertuigen van Toyota in de EER tijdens de inbreukperiode. Marutaka heeft niets verkocht in de EER, omdat de onderneming enkel in Japan actief is als distributeur van Takata. Rekening houdend met haar rol van facilitator bij deze inbreuk, werd de verkoopwaarde van Marutaka geraamd op basis van i) de verkoopwaarde van de andere partijen van veiligheidsgordels bestemd voor voertuigen van Toyota in de EER, en ii) hun wereldwijde omzet. Het resultaat werd vervolgens verlaagd vanwege de beperktere rol van Marutaka als facilitator.

(23)

Bij inbreuk II wordt de verkoopwaarde berekend op basis van het jaarlijkse gemiddelde van de verkoop van airbags bestemd voor voertuigen van Toyota in de EER tijdens de inbreukperiode.

(24)

Bij inbreuk III wordt de verkoopwaarde berekend op basis van het jaarlijkse gemiddelde van de verkoop van veiligheidsgordels bestemd voor voertuigen van Suzuki in de EER tijdens de inbreukperiode.

(25)

Bij inbreuk IV wordt de verkoopwaarde berekend op basis van de verkoop van veiligheidsgordels, airbags en stuurwielen bestemd voor voertuigen van Honda in de EER tijdens de inbreukperiode.

(26)

Gelet op de aard van de inbreuken en de geografische omvang ervan, wordt het percentage van het variabele bedrag van de geldboeten en het additionele bedrag („entry fee”) vastgesteld op 17 % van de waarde van de verkopen voor de inbreuken.

(27)

Het variabele bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal jaren of fracties van jaren dat elk van de verschillende partijen aan de inbreuk heeft deelgenomen. De verhoging voor de duur is berekend op basis van dagen.

2.5.2.   Aanpassingen van het basisbedrag

(28)

In deze zaak is er geen sprake van verzwarende of verzachtende omstandigheden.

(29)

In dit besluit hoeft het basisbedrag van de geldboete niet aangepast te worden ter afschrikking.

2.5.3.   Toepassing van het 10 %-omzetplafond

(30)

Geen enkele van de berekende geldboeten overschrijdt 10 % van de totale omzet van de desbetreffende onderneming voor 2016.

2.5.4.   Toepassing van de clementieregeling: boeteverlaging

(31)

Met betrekking tot inbreuk I verstrekte Tokai Rika als eerste onderneming inlichtingen en bewijsmateriaal die aan de voorwaarden van punt 8, onder a), van de clementieregeling van 2006 voldeden. Daarom wordt Tokai Rika immuniteit tegen geldboeten verleend voor inbreuk I.

(32)

Bovendien voldeed Tokai Rika als eerste onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006 met betrekking tot inbreuk III. Tokai Rika krijgt daarom een boeteverlaging van 46 % voor inbreuk III.

(33)

Met betrekking tot de inbreuken II, III en IV verstrekte Takata als eerste onderneming inlichtingen en bewijsmateriaal die aan de voorwaarden van punt 8, onder a), van de clementieregeling van 2006 voldeden. Daarom wordt Takata immuniteit tegen geldboeten verleend voor de inbreuken II, III en IV.

(34)

Bovendien voldeed Takata als eerste onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006 met betrekking tot inbreuk I. Takata krijgt daarom een boeteverlaging van 50 % voor inbreuk I.

(35)

Autoliv voldeed als eerste onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling van 2006 met betrekking tot de inbreuken II en IV en voldeed als tweede onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling met betrekking tot inbreuk I. Autoliv krijgt daarom een boeteverlaging van 30 % voor inbreuk I en van 50 % voor de inbreuken II en IV.

(36)

Autoliv verstrekte als eerste partij overtuigend bewijs overeenkomstig punt 25 van de clementieregeling van 2006 op grond waarvan de Commissie kon aantonen dat de inbreuken I, II en IV hebben voortgeduurd. Overeenkomstig punt 26 van de clementieregeling van 2006 is geen rekening gehouden met de genoemde duur bij het bepalen van de boete voor Autoliv voor de inbreuken I, II en IV.

(37)

Toyoda Gosei voldeed als tweede onderneming aan de vereisten van de punten 24 en 25 van de clementieregeling met betrekking tot inbreuk II. Toyoda Gosei krijgt daarom een boeteverlaging van 28 % voor inbreuk II.

(38)

Toyoda Gosei verstrekte als eerste partij overtuigend bewijs overeenkomstig punt 25 van de clementieregeling van 2006 op grond waarvan de Commissie kon aantonen dat inbreuk II heeft voortgeduurd. Overeenkomstig punt 26 van de clementieregeling van 2006 zal de Commissie geen rekening houden met de genoemde duur bij het bepalen van de boete voor Toyoda Gosei voor inbreuk II.

2.5.5.   Toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures

(39)

Op grond van de toepassing van de mededeling betreffende schikkingsprocedures wordt het bedrag van de geldboeten die aan elke partij worden opgelegd, met 10 % verlaagd. Die verlaging kwam bovenop hun clementiekorting.

3.   CONCLUSIE

(40)

Overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 zijn de volgende geldboeten opgelegd:

 

Voor inbreuk I:

a)   aan Tokai Rika Co., Ltd: 0 EUR;

b)   aan Takata Corporation: 12 724 000 EUR;

c)   aan Autoliv, Inc. en Autoliv Japan Ltd, hoofdelijk aansprakelijk: 265 000 EUR;

d)   aan Marutaka Co., Ltd: 156 000 EUR.

 

Voor inbreuk II:

a)   aan Takata Corporation: 0 EUR;

b)   aan Autoliv, Inc. en Autoliv Japan Ltd, hoofdelijk aansprakelijk: 4 957 000 EUR;

c)   aan Toyoda Gosei Co., Ltd: 11 262 000 EUR.

 

Voor inbreuk III:

a)   aan Takata Corporation: 0 EUR;

b)   aan Tokai Rika Co., Ltd: 1 818 000 EUR.

 

Voor inbreuk IV:

a)   aan Takata Corporation: 0 EUR;

b)   aan Autoliv, Inc. en Autoliv Japan Ltd, hoofdelijk aansprakelijk: 2 829 000 EUR.


(1)  PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 411/2004 (PB L 68 van 6.3.2004, blz. 1).

(2)  De betrokken rechtspersoon is Tokai Rika Co., Ltd.

(3)  De betrokken rechtspersoon is Takata Corporation.

(4)  De betrokken rechtspersonen zijn Autoliv, Inc. en Autoliv Japan Ltd.

(5)  De betrokken rechtspersoon is Toyoda Gosei Co., Ltd.

(6)  De betrokken rechtspersoon is Marutaka Co., Ltd.

(7)  PB C 210 van 1.9.2006, blz. 2.


V Bekendmakingen

PROCEDURES IN VERBAND MET DE UITVOERING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK MEDEDINGINGSBELEID

Europese Commissie

17.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 135/10


Bericht voor marktdeelnemers — Nieuwe reeks verzoeken om schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde industrie- en landbouwproducten

(2018/C 135/06)

Marktdeelnemers worden ervan in kennis gesteld dat de Commissie voor de januarironde van 2019 verzoeken heeft ontvangen overeenkomstig de administratieve regelingen zoals opgenomen in de mededeling van de Commissie inzake autonome tariefschorsingen en -contingenten (2011/C 363/02) (1).

De lijst met producten waarvoor een schorsing van rechten is gevraagd, is nu beschikbaar op de thematische (Europa)website van de Commissie over de douane-unie (2).

Marktdeelnemers worden er eveneens van in kennis gesteld dat 15 juni 2018 de uiterste datum is waarop bezwaren tegen nieuwe verzoeken via de nationale overheidsdiensten door de Commissie moeten zijn ontvangen. Op deze datum staat de tweede vergadering van de Groep economische tariefvraagstukken gepland.

Geïnteresseerde marktdeelnemers wordt aangeraden de lijst regelmatig te raadplegen om op de hoogte te blijven van de status van de verzoeken.

Meer informatie over de procedure met betrekking tot autonome tariefschorsingen is te vinden op de Europa-website:

http://ec.europa.eu/taxation_customs/customs/customs_duties/tariff_aspects/suspensions/index_en.htm


(1)  PB C 363 van 13.12.2011, blz. 6.

(2)  http://ec.europa.eu/taxation_customs/dds2/susp/susp_home.jsp?Lang=nl


ANDERE HANDELINGEN

Europese Commissie

17.4.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 135/11


Bekendmaking van een wijzigingsaanvraag overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

(2018/C 135/07)

Deze bekendmaking verleent het recht om op grond van artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad bezwaar aan te tekenen tegen de wijzigingsaanvraag (1).

AANVRAAG TOT GOEDKEURING VAN EEN NIET-MINIMALE WIJZIGING VAN HET PRODUCTDOSSIER INZAKE BESCHERMDE OORSPRONGSBENAMINGEN/BESCHERMDE GEOGRAFISCHE AANDUIDINGEN

Aanvraag tot goedkeuring van een wijziging overeenkomstig artikel 53, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012

BLEU DES CAUSSES

EU-nr.: PDO-FR-0108-AM02 — 31.3.2017

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Aanvragende groepering en rechtmatig belang

Syndicat du Bleu des Causses

BP 9 12004 Rodez Cedex

FRANKRIJK

Tel. +33 565765353

Fax +33 565765300

E-mail: helene.salinier@lactalis.fr

Het Syndicat du „Bleu des Causses” verenigt de bij de BOB „Bleu des Causses” betrokken marktdeelnemers (producenten, melkophaalbedrijven, verwerkers en rijpingsbedrijven) en heeft een rechtmatig belang bij indiening van de aanvraag.

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Rubriek van het productdossier waarop de wijziging(en) betrekking heeft/hebben

Naam van het product

Beschrijving van het product

Geografisch gebied

Bewijs van oorsprong

Werkwijze voor het verkrijgen van het product

Verband

Etikettering

Overige: controle, verband, controlestructuren

4.   Aard van de wijziging(en)

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

Wijziging van een productdossier van een geregistreerde BOB of BGA waarvoor geen enig document (of gelijkwaardig document) is bekendgemaakt, die overeenkomstig artikel 53, lid 2, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 1151/2012 niet als minimaal kan worden beschouwd.

5.   Wijziging(en)

Rubriek „Beschrijving van het product”

Ten behoeve van een grotere nauwkeurigheid is de beschrijving van het product aangevuld:

de woorden „kaas van koemelk” worden vervangen door de woorden „kaas uitsluitend vervaardigd met koemelk”, dit om elke onduidelijkheid te voorkomen;

het woord „gestremd” wordt toegevoegd, met betrekking tot de vervaardigingstechniek;

de woorden „gefermenteerd en gezouten” worden toegevoegd om het zuivel te typeren.

Het minimale vetgehalte van de kaas na volledige droging wordt verhoogd tot 50 gram vet per 100 gram kaas na volledige droging (ofwel 50 %), in plaats van 45 %, vanwege de toename van het vet in de samenstelling van de melk en de vervaardiging van „Bleu des Causses” met volle melk. Er is regelmatig vastgesteld dat de kazen „Bleu des Causses” na volledige droging een vetgehalte hebben van meer dan 50 %.

Aldus komt de zin „De „Bleu des Causses” is een kaas die uitsluitend wordt vervaardigd van niet-afgeroomde koemelk, en die gestremd, geaderd, niet geperst, niet gekookt, gefermenteerd en gezouten is, met ten minste 50 gram vet voor 100 gram kaas na volledige droging en waarvan het drogestofgehalte niet lager mag zijn dan 53 gram per 100 gram kaas.” in de plaats van de zin van het productdossier „Bleu des Causses is een harde kaas die is gemaakt van niet-afgeroomde koemelk, en die gestremd, geaderd en niet gekookt is, met een vetgehalte van 45 % op de droge stof en een drogestofgehalte van ten minste 53 g per 100 g kaas.”.

Er wordt vastgesteld dat de diameter van de kaas minimaal 19 centimeter en maximaal 21 centimeter is. Deze waarden vervangen de minder nauwkeurige term „ongeveer 20 cm”. De maximale hoogte neemt met twee centimeter toe tot 12 centimeter (in plaats van 10) en de gewichtsmarge wordt enigszins verruimd: 2,2 tot 3,3 kg in plaats van 2,3 tot 3 kg. Deze waarden geven de daadwerkelijke afmetingen van de kazen preciezer weer. Ten slotte wordt toegevoegd dat de kaas „regelmatig van vorm” is, teneinde afwijkingen in vorm te vermijden.

Er wordt een beschrijving van de smaak, het zuivel en de textuur toegevoegd: „Het zuivel is ivoorwit, heeft een uniforme kleur, is romig, fijn, vertoont gelijkmatig verspreide blauwe tot groene aders en mogelijk sporen van speldenprikken. De textuur is romig en smeuïg. De smaak is rondborstig, aangenaam, met karakteristieke aroma’s van een blauwe kaas, mogelijk licht bitter zonder overmatig pikant of zout te zijn.” Deze beschrijving is nuttig voor organoleptisch onderzoek van het product in het kader van de controle.

De zin „De kaas kan slechts in aanmerking komen voor de oorsprongsbenaming „Bleu des Causses” vanaf de 70e dag na de datum van het stremmen” wordt toegevoegd, ter vervanging van de formuleringen „De totale rijpingstijd varieert per producent en rijpingsbedrijf. Deze duurt tussen 70 en 130 dagen”, die te vinden waren in de rubriek „Werkwijze voor het verkrijgen van het product” van het productdossier. De minimumperiode die geldt eer de kaas voor een BOB in aanmerking komt, is niet gewijzigd. Er wordt thans verduidelijkt dat deze periode ingaat op de datum van instremzetting. De maximale rijpingsperiode van 130 dagen, die indicatief was, is geschrapt.

Er wordt verduidelijkt dat „De „Bleu des Causses” mag worden gesneden indien de textuur hierdoor niet wordt aangetast. De „Bleu des Causses” kan worden gepresenteerd in stukken, waarvoor een snijapparaat naar keuze is gebruikt.” Gezien de voortdurende ontwikkeling in de wijze waarop de kaas wordt geconsumeerd, verschaft deze bepaling een kader om afwijkingen in manieren van snijden te voorkomen.

Rubriek „Afbakening van het geografische gebied”

De alinea’s „Het productiegebied beslaat de regio van de Causses, ofwel een deel van het departement Aveyron en aangrenzende departementen Lot, Lozère, Gard en Hérault die het karakter hebben van de kalkachtige Causses” en „De kaas wordt gerijpt in de grotten van de Causses die deel uitmaken van het geografische gebied dat zich beperkt tot de kantons Campagnac, Cornus, Millau, Peyreleau, Sainte-Affrique (Aveyron)), tot de gemeente Trèves (Gard) en tot de gemeente Pégairolles-de-l’Escalette (Hérault)” van het productdossier en de desbetreffende alinea’s van de gepubliceerde samenvatting worden geschrapt en vervangen door de alinea’s „De melkproductie en de vervaardiging en rijping van „Bleu des Causses”-kazen vinden plaats in het geografische gebied op een lappendeken van bodemsoorten, ontstaan uit magmatisch, metamorf of kalkachtig gesteente. De kalkachtige Causses zijn karakteristieke landschappelijke elementen van dit gebied. Bijzonder is dat zich her en der natuurlijke grotten met luchtspleten („fleurines”) bevinden, zodat de vochtigheidsgraad en beluchting op natuurlijke wijze kunnen worden gereguleerd. Deze grotten blijken bijzonder geschikt te zijn voor het laten rijpen van de „Bleu des Causses”, dat er al heel lang wordt gedaan” en „Het geografische gebied van de oorsprongsbenaming „Bleu des Causses” bestrijkt bijna het gehele departement Aveyron en een deel van de departementen Lot, Lozère, Gard en Hérault”, die nauwkeuriger zijn en een beknopte aanduiding mogelijk maken van het gebied waarvan de kalkachtige Causses karakteristieke elementen zijn. De grenzen van het geografische gebied zijn ongewijzigd.

Om het geografische gebied nauwkeurig en ondubbelzinnig te beschrijven, worden de gemeenten waaruit het bestaat, vermeld in het productdossier. Het betreft een beknoptere versie van de beschrijving in de gepubliceerde samenvatting. Door deze redactionele bewerking kwam er een omissie aan het licht in de beschrijving van het geografische gebied in het productdossier. Er ontbraken namelijk vijf gemeenten van het departement Aveyron in het hart van het geografische gebied: Druelle-Balsac, Luc-la-Primaube, Le Monastère, Olemps en Sainte-Radegonde. Deze gemeenten zijn toegevoegd in het productdossier. Het gaat hier om een correctie van een feitelijke onjuistheid die niets afdoet aan het bestaande verband tussen het product en de geografische oorsprong.

Rubriek: „Gegevens waaruit blijkt dat het product uit het geografische gebied afkomstig is”

Aangifteverplichtingen

Er wordt voorzien in een aangifteverplichting van de marktdeelnemers, ter vervanging van de bekwaamheidsverklaring. Identificatie van de marktdeelnemers is een voorafgaande voorwaarde voor hun bevoegdheidsverklaring, waarin wordt erkend dat zij in staat zijn te voldoen aan alle eisen van het productdossier van het teken dat zij willen gebruiken.

Tevens worden er voorafgaande verklaringen toegevoegd betreffende het voornemen niet te produceren, noch de productie te hervatten, zodat er nauwkeurig kan worden bijgehouden welke marktdeelnemers zich tijdelijk uit de oorsprongsbenaming wensen terug te trekken. Dit vergemakkelijkt het beheer van de oorsprongsbenaming, met name ten aanzien van de productiecontroles en organoleptische onderzoeken.

Toegevoegd worden de inhoud van en voorschriften voor het verzenden van de verklaringen die nodig zijn voor de kennis van en controle op de producten die bestemd zijn voor verkoop onder de oorsprongsbenaming. Aldus kunnen de groeperingen toezicht houden op het gebruik van de benaming.

Registers

De lijst van registraties die de marktdeelnemers moeten uitvoeren wordt toegevoegd om de controle van de in het productdossier vastgestelde traceerbaarheid en productievoorwaarden te vergemakkelijken.

Rubriek: „Werkwijze voor het verkrijgen van het product”

Melkproductie

Er wordt een omschrijving van de melkveestapel toegevoegd. Het betreft het „geheel aan melkkoeien en vervangende vaarzen op de bedrijven”, met de verduidelijking dat „onder melkkoeien zowel het melkvee als de drooggezette dieren worden verstaan” en „onder vaarzen de dieren die zich in de periode tussen het spenen en de eerste afkalving bevinden.” Met deze omschrijving wordt beoogd duidelijk vast te stellen welke dieren in het vervolg van het productdossier worden bedoeld bij het gebruik van de termen „melkveestapel”, „melkkoeien” en „vaarzen”, ter voorkoming van elke verwarring en om controles te vergemakkelijken.

Het productdossier bevat geen bepaling voor de herkomst van het voeder van de melkkoeien. Derhalve wordt bepaling toegevoegd die stipuleert dat „het basisrantsoen voor melkkoeien voor ten minste 80 % afkomstig moet zijn van het geografische gebied, in droge stof, gemiddeld per jaar en voor alle melkkoeien samen,” om het verband met het geografische gebied te versterken. Deze drempel van 80 % wordt vastgesteld op basis van de klimatologische kenmerken van het geografische gebied „Bleu des Causses” (uitdrogend, snel ten prooi aan droogte).

Er wordt een beschrijving toegevoegd van het basisrantsoen van melkkoeien. Het betreft „alle voedergewassen, met uitzondering van kruisbloemigen van groene voedergewassen”. De kruisbloemigen zijn verboden omdat ze de organoleptische kenmerken van de melk negatief beïnvloeden (koolsmaak).

Ook wordt er toegevoegd dat „buiten de beweidingsperiode, elke melkkoe dagelijks minstens 3 kilogram hooi krijgt (uitgedrukt in droge stof)”. Deze bepaling wordt aangevuld met de zin „Onder hooi wordt hier verstaan: gemaaid en gedroogd gras met ten minste 80 % droge stof”. Deze omschrijving is nuttig uit oogpunt van controle.

Voor melkgevende melkkoeien wordt een beweiding van ten minste 120 dagen per jaar verplicht gesteld, aangevuld met een bepaling dat er gemiddeld gedurende de beweidingsperiode per koe een gebied van ten minste 30 are beschikbaar is voor begrazing. Verder wordt er toegevoegd dat „de weiden toegankelijk zijn voor de dieren”. Deze voorwaarden zijn bedoeld om het belang van begrazing voor de voeding van de melkkoeien te vergroten en aldus het verband met het geografische gebied te versterken.

Er worden voorwaarden ten aanzien van het voeder voor vaarzen en droogstaande koeien opgenomen, en wel als volgt: „Minstens één maand voor zij beginnen te lacteren, zijn de vaarzen en de droogstaande koeien op de veehouderij aanwezig en hun voeding komt overeen met de in het productdossier vastgestelde bepalingen met betrekking tot de voeding van lacterende melkkoeien”. Zodoende valt deze dieren een aanpassingsperiode van minimaal een maand ten deel voordat hun melk wordt gebruikt voor de vervaardiging van „Bleu des Causses”.

Melkkoeien mogen niet elders worden gefokt om het verband met het gebied door de voeding van de dieren te waarborgen.

Er wordt een bepaling toegevoegd die het aandeel van aanvullende voeders en additieven beperkt tot 1 800 kilogram droge stof per melkkoe per jaar, gemiddeld voor alle melkkoeien samen, om te voorkomen dat deze voedingsmiddelen een te grote rol gaan spelen in de voeding. Zowel van de toegelaten aanvullende voeders voor melkkoeien als van de toegelaten toevoegingsmiddelen wordt bovendien een positieve lijst opgesteld, die nodig is om het voeder beter te beheren, waarborgen en controleren.

Om het traditionele karakter van het voeder te behouden, wordt een bepaling toegevoegd die het gebruik van ggo’s in het diervoeder en de gewassen van bedrijven verbiedt.

Gebruikte melk

De volgende bepalingen worden ingevoerd: „Na het melken wordt de melk bewaard in een koeltank” en „de opslag op de boerderij kan niet langer duren dan 48 uur na de vroegste melkbeurt”. Deze preciseringen dienen te voorkomen dat de kwaliteit van de melk achteruitgaat.

Er wordt toegevoegd dat „De overbrenging vanuit melktanks naar vaste tanks verplicht plaatsvindt in het geografische gebied waarvoor de benaming geldt.”. Met deze bepaling wordt de traceerbaarheid van de ingezamelde melk versterkt en de controle vergemakkelijkt.

Aangezien het productdossier op dit gebied geen bepaling kent, wordt het aangevuld met de formulering „de melk die wordt gebruikt voor de vervaardiging van „Bleu des Causses” kan rauw of hittebehandeld zijn”. In aanvulling op de productbeschrijving waarin wordt aangegeven dat „Bleu des Causses” een kaas is „die uitsluitend wordt gemaakt met niet-afgeroomde koemelk”, wordt bovendien toegevoegd dat „de kaas wordt gemaakt met volle, niet-gehomogeniseerde melk, met een niet-gestandaardiseerd vet- en eiwitgehalte”. Dit komt overeen met de al vele jaren bestaande methoden van melkverwerking voor de vervaardiging van „Bleu des Causses”.

Vervaardiging

Er wordt een maximale duur van 36 uur tussen de ontvangst van de melk in het verwerkingsbedrijf en het stremmen ingevoerd om verslechtering van het basisproduct te voorkomen.

De stremmingstemperatuur wordt iets verhoogd en vastgesteld op ten minste 31 °C en ten hoogste 35 °C, ter vervanging van de zinsnede „ongeveer 30 °C”, die minder nauwkeurig is. De stremmingstemperatuur is van grote invloed op de activiteit van het stremsel. De instelling ervan binnen de marge „31 °C-35 °C”, die met de waarden die men meestal ziet, is een belangrijke parameter voor het toezicht op de vervaardiging.

Er wordt gespecificeerd dat het stremmen „uitsluitend met leb” moet worden uitgevoerd, ter vervanging van de zinsneden „De stremming wordt in gang gezet door leb” en „Voor het laten stremmen van de melk mag uitsluitend leb worden toegevoegd.”. Het betreft een formele wijziging: de traditionele wijze waarop de melk wordt gestremd, verandert niet.

De woorden „waarvan de veiligheid wordt aangetoond door gebruik” worden toegevoegd aan de zinsnede „onschadelijke culturen van bacteriën, gisten, schimmels” om de betekenis ervan te verduidelijken.

De stadia van het snijden en roeren van de wrongel na stremming worden nauwkeuriger beschreven, ter vervanging van de zin „De wrongel wordt in blokjes gesneden, gevolgd door roeren en door een rusttijd”:

De grootte van de wrongelkorrel na te zijn gesneden — 1 tot 3 centimeter aan de zijden — wordt toegevoegd.

De noodzaak om een „omhulde” korrel te verkrijgen wordt vermeld, aangezien dit belangrijk is voor de vorming van barsten in de kaas: „omhulde” korrels blijven namelijk gescheiden wanneer de wrongel in de vorm wordt gegoten.

Toegevoegd wordt de vermelding van een uitlekfase in het vat en/of op de druppelmat, voordat de wrongel in de vormen wordt gegoten. Zo kan een deel van de wei worden verwijderd voordat er in de vormen wordt gegoten zonder dat de wrongelkorrels worden geplet.

De formulering „Het mengsel van wrongel en de wei wordt gedurende twee tot vier dagen in vormen gegoten en uitgelekt, en een aantal malen per dag omgekeerd” wordt vervangen door de volgende, gedetailleerdere bepalingen:

„Het mengsel van de wrongel en de wei wordt in een vorm gegoten. Het kan worden geroerd en gemengd tijdens het gieten in vormen”: Deze handelingen zijn bedoeld om de wrongelkorrels in suspensie te brengen.

„Met het gieten van de wrongel in de vormen wordt niet eerder begonnen dan anderhalf uur na het stremmen, en niet later dan drie uur”. Met deze bepaling wordt de tijdsmarge bepaald tussen stremming en het gieten van de wrongel in vormen. Overschrijding hiervan betekent dat er geen sprake meer is van een optimale vervaardiging van „Bleu des Causses”.

„Hierna volgt een spontane uitlekfase zonder stremming. De kazen worden regelmatig omgedraaid om ze voldoende te laten uitlekken. Dit gebeurt in een ruimte met een temperatuur tussen 15 en 22 °C, gedurende 36 tot 72 uur, vanaf het begin van het gieten van de wrongel in vormen”. Deze preciezere bepalingen komen overeen met de gebruikelijke vervaardigingswijzen. Het is van belang om de parameters voor de temperatuur en de duur van uitlekken vast te stellen, ter beheersing van de verzuringscurve van de „Bleu des Causses”, die zorgt voor de schifting van de kaasflora.

Toegevoegd wordt de bepaling „De kazen in de mal ondergaan vervolgens een fase van 15 tot 30 uur waarin het zouten op temperatuur wordt gebracht, in een ruimte waar een temperatuur heerst tussen 7 °C en 14 °C”. In deze fase kan de temperatuur van de kazen geleidelijk worden verlaagd en gaat het stadium van uitlekken over in dat van het zouten.

De zin „Nadat de vormen zijn ingesmeerd, wordt er met grof zout gezouten” wordt vervangen door de alinea „Nadat de vormen zijn ingesmeerd, wordt er gezouten in een ruimte met een temperatuur tussen 7 °C en 14 °C. Het handmatige of mechanische aanbrengen van zout op het kaasoppervlak gebeurt in twee stappen: Zouten van het ene vlak en van de kaaskorst, vervolgens zouten van het andere vlak en opnieuw van de kaaskorst. Pekelen is verboden”. De methode en temperatuur van het zouten worden aldus toegelicht. Het zouten is door zijn schiftende functie een essentieel stadium in de ontwikkeling van Penicillium roqueforti in de „Bleu des Causses”. Bovendien wordt de nauwkeurigheid ten aanzien van het gebruik van grof zout voortaan achterwege gelaten, aangezien er zowel grof als fijn zout kan worden gebruikt zonder dat dat een verschil maakt voor het product. Het pekelverbod wordt expliciet vermeld.

De bepalingen „Tussen de 5e en de 12e dag na het stremmen worden de kazen in de grot of in de kaasmakerij doorgeprikt om voor beluchtingsgaten in de kaas te zorgen. Uiterlijk vijf dagen nadat de kazen zijn doorgeprikt, moeten ze in de grotten worden geplaatst” worden opgenomen en de formulering „Wanneer ze in de grotten worden geplaatst, worden de kazen doorgeprikt om beluchtingsgaten te vormen,” wordt verwijderd. Dankzij deze wijzigingen kan:

enerzijds het moment van doorprikken beter worden bepaald, voor zover dit niet stelselmatig gebeurt bij plaatsing in de grot: dit kan immers ook gebeuren in de kaasmakerij;

anderzijds de tijdsduur tussen stremmen en doorprikken worden vastgesteld, om het productontwikkelingsproces beter te beschrijven;

tot slot, de maximale duur tussen doorprikken en plaatsing van de kazen in de grotten nader worden omschreven. Aangezien er zuurstof in de kaas kan doordringen nadat deze is doorgeprikt, is het van belang dat de kazen in uiterlijk vijf dagen tijd in de grotten worden geplaatst om een optimale ontwikkeling van de Penicillium roqueforti mogelijk te maken.

Rijping

Omdat het niet absoluut nodig is het oppervlak voor plaatsing in de grotten te zouten, wordt hieraan toegevoegd dat deze fase „optioneel” is.

De woorden „natuurlijke rijpingsgrotten binnen het afgebakende gebied” worden vervangen door de woorden „natuurlijke grotten van de kalkachtige Causses, natuurlijk doorkruist door verse en vochtige luchtstromen uit natuurlijke barsten in het kalkgesteente, zogeheten luchtspleten („fleurines”)”, ten behoeve van een nauwgezette beschrijving van de natuurlijke grotten door het specifieke beluchtingssysteem met natuurlijke luchtspleten („fleurines”) te benadrukken. De verwijzing naar het afgebakende gebied waar de grotten zich bevinden is geschrapt, omdat de fasen die zich in het geografische gebied voltrekken al zijn beschreven in het hoofdstuk „Afbakening van het geografische gebied”.

De bepaling dat kazen op rekken worden gezet, wordt geschrapt omdat er verschillende bepalingen voor kazen in grotten kunnen gelden, zonder dat deze bepaling van invloed is op het product.

De formulering „De kazen ondergaan vervolgens een tiental dagen lang een aerobe rijping bij een temperatuur van 8 tot 13 °C, in overeenstemming met de seizoenen” wordt vervangen door de zin „Om een gunstige ontwikkeling van de Penicillium roqueforti mogelijk te maken, worden de kazen onbedekt en aeroob gerijpt in deze natuurlijke grotten gedurende ten minste twaalf dagen nadat ze in de grotten zijn geplaatst”:

Aldus wordt er gespecificeerd dat de kazen onbedekt worden gerijpt in een natuurlijke grot, ofwel zonder verpakking, hetgeen belangrijk is voor de ontwikkeling van Penicillium roqueforti.

De zinsnede „een tiental dagen”, die niet nauwkeurig genoeg is, wordt vervangen door de omschrijving van een minimumduur van twaalf dagen vanaf plaatsing in de grot. Deze duur stemt overeen met de praktijk wanneer er een warme periode heerst in de grot (tijdens een koude periode duurt de rijping in de grot langer).

De bepaling dat de temperatuur in de natuurlijke grot tussen 8 en 13 °C dient te zijn, wordt geschrapt. Deze temperatuurparameter kan niet worden genormeerd omdat hij afhankelijk is van de natuurlijke beluchting via de luchtspleten („fleurines”), die afhangt van het klimaat dat buiten heerst.

De zin „Vervolgens wordt de „schil” van de kaas gereinigd en wordt hij afzonderlijk verpakt alvorens hij in een koude ruimte wordt geplaatst waar de rijping wordt voortgezet in een anaerobe omgeving” wordt vervangen door de formuleringen „Vervolgens worden de kazen per stuk, neutraal en voorlopig verpakt (dit word „verzegeling” genoemd), voordat ze in de koelruimte worden geplaatst om een langzame anaerobe rijpingsfase te ondergaan. De temperatuur van deze ruimte mag niet minder zijn dan – 4 °C en niet meer dan + 4 °C”:

Aangezien de schil vóór verpakking niet noodzakelijkerwijs hoeft te worden schoongemaakt omdat dit niet van invloed is op de eigenschappen van de kaas, wordt de bepaling „wordt de „schil” gereinigd” geschrapt.

De formulering „op afzonderlijke wijze verpakt” wordt vervangen door een nauwkeuriger beschrijving van de verpakking, die per stuk, neutraal (zonder registratie tenzij nodig voor de traceerbaarheid) en voorlopig geschiedt en „verzegeling” wordt genoemd.

De fase „rijping in een koudekamer” wordt nu in de preciezere bewoordingen „langzame rijping in een gekoelde kamer”, die in anaerobe omstandigheden plaatsvindt, aangeduid.

De temperatuurmarge in dit rijpingsstadium wordt nader omschreven (van – 4 °C tot + 4 °C), om de productievoorwaarden voor de „Bleu des Causses” beter te kunnen vaststellen.

Er wordt aan toegevoegd dat „de kazen de rijpingsruimte niet vóór de 70e dag of na de 190e dag vanaf de datum van het stremmen mogen verlaten”. Deze formulering vervangt de formulering „de totale duur van de rijping verschilt per fabrikant en rijpingsbedrijf. Deze duurt 70 tot 130 dagen” die minder nauwkeurig was. De totale maximale rijpingsduur van 130 dagen wordt geschrapt. In plaats daarvan worden de organoleptische kenmerken van het product gewaarborgd door de vaststelling van een maximale duur van 190 dagen in een gekoelde ruimte vanaf de datum van het stremmen.

Het verbod op opslag van verse kazen en rijpende kazen in een gemodificeerde atmosfeer wordt uitgebreid naar rijpende kazen, omdat opslag in een gemodificeerde atmosfeer niet verenigbaar is met het rijpingsproces.

De zinnen „Na afvoer worden de kazen vier tot zes dagen in een „luchtkamer” geplaatst. Ze worden vervolgens aan het oppervlak gereinigd en geclassificeerd op basis van gewicht, indeling, kwaliteit” worden verwijderd. De stadia van opslag in de luchtkamer (een ruimte waar de kazen worden opgeslagen na het verlaten van de rijpingsruimte, in afwachting van hun verpakking), van reiniging van het oppervlak en indeling naar gewicht, omvang en kwaliteit, kunnen niet stelselmatig worden toegepast, maar zijn afhankelijk van de behoeften van de kaasmakerij, zonder dat dit van invloed is op de specifieke kenmerken van het product.

Rubriek: „Etikettering”

De verplichting om het „INAO”-logo aan te brengen wordt geschrapt en de verplichting om het BOB-symbool van de Europese Unie aan te brengen, wordt opgenomen.

Om de vermeldingen die aan de naam van de benaming kunnen worden gekoppeld te specificeren, wordt de volgende formulering toegevoegd: „Afgezien van de voor alle kazen geldende, bij wet verplichte vermeldingen, mogen in de etikettering, reclame, facturen of handelsdocumenten geen termen of andere vermeldingen aan de oorsprongsbenaming worden toegevoegd, met uitzondering van het fabrieks- of het handelsmerk en de vermelding „gerijpt in natuurlijke grotten””. Het gaat met name om de mogelijkheid de rijping in natuurlijke grotten te vermelden, omdat dit een van de specifieke kenmerken is van „Bleu des Causses”.

Overige

Onder de subtitel „Productcontroles” wordt toegevoegd dat het analytische en organoleptische onderzoek van het product „wordt uitgevoerd door bemonstering op kazen die minimaal 70 dagen oud zijn vanaf de datum van stremming, volgens de in het controleplan voorziene procedures”. Deze gegevens worden namelijk gebruikt in het controleplan voor de oorsprongsbenaming dat door een controle-instantie is opgesteld.

De rubriek „Gegevens die het verband met de geografische omgeving bewijzen” is geherformuleerd en in drie delen herschikt om de verschillende elementen die het verband vormen met de geografische omgeving beter te benadrukken. Zo vermeldt het deel „specificiteit van het geografische gebied” de natuurlijke factoren, onder meer door te benadrukken dat de grotten en luchtspleten zijn ontstaan door de erosie van de kalkachtige Causses, alsmede menselijke factoren door het historische deel op te nemen en de specifieke knowhow van de producenten van „Bleu des Causses” te onderstrepen (waaronder aanpassing van de veeteelt aan het grondgebied, de productie van volle melk, het mengen van wrongelgranen in productietanks, het uitlekken zonder persen, het doorprikken, de rijping in natuurlijke grotten en de langzame rijping in anaerobe omstandigheden). Het gedeelte „specificiteit van het product” wordt bijgewerkt met de reeds in de productbeschrijving vermelde gegevens. Ten slotte wordt in het deel „oorzakelijk verband” de wisselwerking tussen natuurlijke en menselijke factoren en het product uiteengezet.

De rubriek „Verwijzingen betreffende de controlestructuren” wordt bijgewerkt door de naam en contactgegevens van de officiële instanties aan te passen.

Tot slot wordt een tabel toegevoegd met de belangrijkste controlepunten en de bijbehorende evaluatiemethode, overeenkomstig de geldende nationale regelgeving.

ENIG DOCUMENT

BLEU DES CAUSSES

EU-nr.: PDO-FR-0108-AM02 — 31.3.2017

BOB ( X ) BGA ( )

1.   Naam/namen

„Bleu des Causses”

2.   Lidstaat of derde land

Frankrijk

3.   Beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel

3.1.   Productsoort

Categorie 1.3. Kaas

3.2.   Beschrijving van het product waarvoor de in punt 1 vermelde naam van toepassing is

De „Bleu des Causses” is een kaas die uitsluitend is gemaakt van niet-afgeroomde koemelk, die gestremd, geaderd, niet geperst, ongekookt, gefermenteerd en gezouten is, met ten minste 50 gram vet voor 100 gram kaas na volledige droging, en waarvan het drogestofgehalte niet lager mag zijn dan 53 gram per 100 gram kaas.

Hij heeft het uiterlijk van een platte cilinder, is regelmatig van vorm, heeft een diameter van 19 tot 21 centimeter, is 8 tot 12 centimeter hoog en weegt 2,2 tot 3,3 kilogram.

Het oppervlak van de kaas is schoon, zonder al te veel korstflora en zonder vlekken.

Het zuivel is ivoorwit, heeft een uniforme kleur, is romig, fijn, vertoont gelijkmatig verspreide blauwe tot groene aders en mogelijk sporen van speldenprikken. De textuur is romig en smeuïg.

De smaak is rondborstig, aangenaam, met karakteristieke aroma’s van een blauwe kaas, mogelijk licht bitter zonder overmatig pikant of zout te zijn.

De oorsprongsbenaming „Bleu des Causses” is pas vanaf de 70e dag na de datum van de stremming op de kaas van toepassing.

3.3.   Diervoeders (alleen voor producten van dierlijke oorsprong) en grondstoffen (alleen voor verwerkte producten)

Het basisrantsoen voor melkkoeien is ten minste voor 80 % afkomstig van het geografische gebied, in droge stof, gemiddeld per jaar en voor alle melkkoeien samen.

Het basisrantsoen van de melkkoeien bestaat uit alle voedergewassen, met uitzondering van kruisbloemigen van groene voedergewassen.

Buiten de beweidingsperiode krijgt elke melkkoe dagelijks minstens 3 kilogram hooi (uitgedrukt in droge stof). Onder hooi wordt hier verstaan: gemaaid en gedroogd gras met minstens 80 % droge stof.

Wanneer er vers gras beschikbaar is en zodra de weersomstandigheden het toelaten, is de beweiding van lacterende melkkoeien verplicht. In elk geval mag de beweiding niet minder dan 120 dagen per jaar duren.

Aanvullende diervoeders en additieven blijven beperkt tot gemiddeld 1 800 kg droge stof per melkkoe per jaar, gemiddeld voor alle melkkoeien samen.

Uit de voorgaande bepalingen volgt dat ten minste 56 % van de droge stof van het totale jaarlijkse voedselrantsoen voor melkkoeien in het geografische gebied wordt geproduceerd. Niet alle voeding, inclusief aanvullende voedingsmiddelen, komt noodzakelijkerwijs uit het geografische gebied: de teelgrond is schaars en de voedselproductie wordt beperkt door de klimatologische omstandigheden, met hellingen die neerslag kennen en droge kalksteenplateaus.

Het aanvullende voeder en de additieven mogen uitsluitend bestaan uit de grondstoffen en de additieven die in de positieve lijst zijn opgenomen.

Het diervoeder mag uitsluitend bestaan uit gewassen, nevenproducten en aanvullend voeder afkomstig van niet-transgene producten. Het is strikt verboden transgene gewassen te telen binnen een bedrijf waar melk wordt geproduceerd die zal worden verwerkt tot een product met de oorsprongsbenaming „Bleu des Causses”. Dit verbod geldt voor alle plantensoorten die mogelijk als voeder worden gegeven aan de dieren van het bedrijf en voor elke teelt van soorten waarbij besmetting dreigt.

3.4.   Specifieke onderdelen van het productieproces die in het afgebakende geografische gebied moeten plaatsvinden

De melkproductie, de verwerking tot kaas en de rijping van de kaas dienen plaats te vinden in het geografische gebied.

3.5.   Specifieke voorschriften betreffende het in plakken snijden, het raspen, het verpakken enz. van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

De „Bleu des Causses” mag worden gesneden als de textuur hierdoor niet wordt aangetast. De „Bleu des Causses” kan worden gepresenteerd in stukken waarvoor een snijapparaat naar keuze is gebruikt.

3.6.   Specifieke voorschriften betreffende de etikettering van het product waarnaar de geregistreerde naam verwijst

Het etiket van elke kaas vermeldt de oorsprongsbenaming „Bleu des Causses” in een lettertype dat minstens even groot is als twee derde van het grootste op het etiket voorkomende lettertype.

Afgezien van de voor alle kazen geldende, bij wet verplichte vermeldingen, mogen in de etikettering, reclame, facturen of handelsdocumenten geen termen of andere vermeldingen rechtstreeks aan de oorsprongsbenaming worden toegevoegd, met uitzondering van het fabrieks- of het handelsmerk en de vermelding „gerijpt in natuurlijke grotten”.

4.   Beknopte beschrijving van het afgebakende geografische gebied

Het geografische gebied van de „Bleu des Causses” is een lappendeken van bodemsoorten, ontstaan uit magmatisch, metamorf of kalkachtig gesteente. De kalkachtige Causses zijn karakteristieke landschappelijke elementen van dit gebied. Bijzonder is dat zich her en der natuurlijke grotten met luchtspleten („fleurines”) bevinden, waardoor de vochtigheidsgraad en beluchting er op natuurlijke wijze kunnen worden gereguleerd. Deze grotten blijken bijzonder geschikt te zijn voor het laten rijpen van de „Bleu des Causses”, dat er al heel lang wordt gedaan.

Het geografische gebied van de oorsprongsbenaming „Bleu des Causses” beslaat bijna het gehele departement Aveyron en een deel van de departementen Lot, Lozère, Gard en Hérault. Het strekt zich uit tot het volgende gebied:

Departement Aveyron

De kantons van Aveyron et Tarn, Causse-Comtal, Causses-Rougiers, Ceor-Ségala, Enne et Alzou, Lot et Dourdou, Lot et Montbazinois, Lot et Palanges, Lot et Truyère, Millau-1, Millau-2, Monts du Réquistanais, Nord-Lévezou, Raspes et Lévezou, Rodez-1, Rodez-2, Rodez-Onet, Saint-Affrique, Tarn et Causses, Vallon, Villefranche-de-Rouergue, Villeneuvois et Villefranchois.

De gemeenten Campouriez, Cassuéjouls, Condom-d’Aubrac, Curières, Florentin-la-Capelle, Huparlac, Laguiole, Montézic, Montpeyroux, Saint-Amans-des-Cots, Saint-Chély-d’Aubrac, Saint-Symphorien-de-Thénières, Soulages-Bonneval.

Departement Gard

De gemeente Trèves.

Departement Hérault

De gemeente Pégairolles-de-l’Escalette.

Departement Lot

De kantons Cahors-1, Cahors-2, Cahors-3, Causse et Vallées, Luzech, Marches du Sud-Quercy.

De gemeenten Boissières, Le Boulvé, Boussac, Calamane, Calès, Cambes, Cassagnes, Catus, Cœur-de-Causse, Corn, Crayssac, Duravel, Durbans, Espère, Flaujac-Gare, Floressas, Francoulès, Gignac, Gigouzac, Ginouillac, Grézels, Les Junies, Labastide-du-Vert, Lacapelle-Cabanac, Lachapelle-Auzac, Lagardelle, Lamothe-Cassel, Lamothe-Fénelon, Lanzac, Lherm, Livernon, Loupiac, Mauroux, Maxou, Mechmont, Montamel, Montcabrier, Montfaucon, Montgesty, Nadaillac-de-Rouge, Nuzéjouls, Payrac, Pescadoires, Pontcirq, Prayssac, Puy-l’Évêque, Reilhac, Reilhaguet, Le Roc, Saint-Chamarand, Saint-Cirq-Souillaguet, Saint-Denis-Catus, Saint-Martin-le-Redon, Saint-Matré, Saint-Médard, Saint-Pierre-Lafeuille, Saint-Projet, Saux, Séniergues, Sérignac, Soturac, Soucirac, Souillac, Touzac, Ussel, Uzech, Le Vigan, Vire-sur-Lot.

Departement Lozère

De kantons La Canourgue, Chirac, Saint-Chély-d’Apcher.

De gehele gemeenten: Allenc, Antrenas, Aumont-Aubrac, Badaroux, Les Bessons, Brenoux, Le Buisson, Chadenet, Chaulhac, La Chaze-de-Peyre, La Fage-Saint-Julien, Fau-de-Peyre, Fraissinet-de-Fourques, Gatuzières, Hures-la-Parade, Ispagnac, Javols, Julianges, Lanuéjols, Le Malzieu-Forain, Le Malzieu-Ville, Marvejols, Mas-Saint-Chély, Mende, Meyrueis, Montbrun, Les Monts-Verts, Paulhac-en-Margeride, Quézac, Recoules-de-Fumas, Le Rozier, Saint-Bauzile, Saint-Étienne-du-Valdonnez, Saint-Laurent-de-Muret, Saint-Léger-de-Peyre, Saint-Léger-du-Malzieu, Saint-Pierre-de-Nogaret, Saint-Pierre-des-Tripiers, Saint-Privat-du-Fau, Saint-Sauveur-de-Peyre, Sainte-Colombe-de-Peyre, Sainte-Hélène, Vebron.

Gedeeltelijk de gemeenten: Cans-et-Cévennes (enkel op het grondgebied van de deelgemeente Saint-Laurent-de-Trèves), Florac-Trois-Rivières (enkel op het grondgebied van de deelgemeente Florac).

5.   Verband met het geografische gebied

Het geografische gebied van de oorsprongsbenaming „Bleu des Causses” maakt deel uit van de zuidoostelijke uitloper van het Centraal Massief. De bergketens in het noorden, oosten en zuiden van het gebied markeren de grenzen: de Monts d’Aubrac in het noorden, Margeride en de Cevennen in het oosten en de Monts de Lacaune in het zuiden. De westelijke grens bestaat uit het oostelijke uiteinde van het Bassin aquitain. Het geografische gebied vertoont hoofdzakelijk een reliëf van middelgebergte dat naar het westen afneemt, daar waar het Bassin aquitain begint. Aldus biedt het een zekere diversiteit aan landschappen, met als voornaamste kenmerk een reeks hoge rotsachtige kalksteenplateaus, genaamd Causses.

Door de erosie, die voornamelijk door water wordt veroorzaakt, hebben zich karstholten gevormd. In deze grote groeven in de kalkstenen ondergrond van de Causses monden tal van „fleurines” uit. Dit zijn scheuren die koude en vochtige luchtstromingen mogelijk maken. De buitenlucht die de ondergrond binnendringt via de vele scheuren in het oppervlak, wordt vochtig en koelt af door het contact met de vochtige rotswanden of het grondwater; hij wordt dichter en heeft de natuurlijke neiging door de lagere openingen te stromen, dat wil zeggen door de luchtspleten van de grotten. Deze beweging wint aan dynamiek, en de temperatuur van de grot daalt, naarmate de buitenlucht droger en warmer is.

Het klimaat is voornamelijk een mengeling van oceanische en mediterrane invloeden. De invloed van het bergklimaat van het Centraal Massief is ook voelbaar aan de noordrand van het geografische gebied en op de toppen. Door het deels gevarieerde reliëf en de blootstelling aan de wind zijn er scherpe verschillen tussen de reliëfs die meer neerslag kennen en de drogere kalksteenplateaus. In het hele geografische gebied heerst een zonnig klimaat, met meer dan 2 000 zonuren per jaar. De melkveehouderijen bevinden zich over het algemeen in lage en droge gebieden met kalkrijke bodems, maar voor een groot deel ook op schollen of mergel- en zandsteengronden, die zich goed lenen voor grasland en maïsvelden.

De „Bleu des Causses” wordt van oudsher gemaakt in het kalksteengebied van de Causses, dat zich uitstrekt over het departement Aveyron en de aangrenzende departementen. De productie van de „Bleu des Causses” heeft zich met name ontwikkeld na de aanneming van de wet van 26 juli 1925 die de productie en rijping van andere kaas dan van schapenmelk (met name koemelk) in de stad Roquefort verbood. Dit bespoedigde de vorming van een keten van producenten van blauwe kaas uit koemelk in het geografische gebied. Deze kaas, die aanvankelijk de naam „Bleu de l’Aveyron” droeg, werd in 1945 per decreet omschreven. Bij decreet van 21 mei 1979 werd hij erkend als gecontroleerde oorsprongsbenaming „Bleu des Causses”.

In een gebied met voornamelijk ooien, hebben veehouders stand gehouden door zich mede toe te leggen op de teelt van voedergewassen die goed gedijen op de bodem en in het klimaat dat het geografische gebied kent. Deze gewassen leveren 80 % van het basisrantsoen voor melkkoeien.

Tegenwoordig vergt de productie van „Bleu des Causses” specifieke knowhow. De gebruikte melk is vol, zonder homogenisatie. Na het snijden worden de wrongelkorrels in de productiekuip geroerd om ze te omhullen met een beschermlaagje, waardoor ze zich niet aan elkaar binden bij het in vormen gieten. Eenmaal in de vorm gegoten, wordt de kaas spontaan uitgelekt, zonder te worden geperst, waardoor de ruimten tussen de korrels behouden blijven. Voorafgaand aan de rijpingsfase in de natuurlijke grot wordt de kaas met een bundel naalden doorgeprikt waardoor er beluchtingsgaten ontstaan en er zuurstof in de kaas kan doordringen.

De kaas wordt vervolgens aan rijping onderworpen in een natuurlijke grot die vochtig is en geventileerd wordt door „fleurines”, natuurlijke luchtspleten, waardoor er zich Penicillium roqueforti kan ontwikkelen. Wanneer deze schimmel zich goed heeft ontwikkeld, wordt overgegaan tot „verzegeling” van de kaas. Dit betekent dat elke kaas wordt ingepakt, waarna er een langzame rijping in anaerobe omstandigheden kan beginnen.

De „Bleu des Causses” is een kaas van volle koemelk met een ivoorwitte, uniforme kleur, en gelijkmatig verspreide blauwgroene aders. De textuur is romig en smeuïg.

De smaak is rondborstig, aangenaam, met karakteristieke aroma’s van een blauwe kaas, mogelijk licht bitter zonder overmatig pikant of zout te zijn.

De erkenning van „Bleu des Causses”, een blauwe kaas gemaakt van koemelk, komt voort uit de organisatie van een gemeenschap die zich wilde toeleggen op de productie van koemelk in een gebied dat werd gedomineerd door de schapenteelt. Dit was een reactie op de strikte regels voor de productie van Roquefort-kaas, een blauwe kaas van schapenmelk.

De productie van de „Bleu des Causses” berust op de knowhow die in het geografische gebied is ontwikkeld en waarmee een ivoorwitte kaas met gelijkmatig verspreide aders wordt verkregen. Het gebruik van volle melk, zonder homogenisatie, draagt bij aan de kleur van de kaas. De omhulling van de wrongelkorrels in de vaten, het spontaan uitlekken zonder persen en het doorprikken van de kaas zorgen voor gelijkmatige openingen, die tijdens de rijping de basis vormen voor de ontwikkeling van Penicillium roqueforti, waardoor er een patroon van gelijkmatig verspreide aders kan ontstaan.

De rijping van de „Bleu des Causses” is nauw verbonden met het geografische gebied van de kalkachtige Causses waar zich natuurlijke grotten bevinden met „fleurines”, luchtspleten die zijn ontstaan door de geologische vorming van de bodem. Dankzij deze luchtspleten, die zich in de loop der tijd op natuurlijke wijze hebben gevormd in de kalkachtige bodem die kenmerkend is voor de Causses, zijn er luchtstromingen ontstaan tussen het oppervlak van de plateaus en de ondergrondse grotten, waardoor ze fris en vochtig zijn. Deze luchtstromingen dragen bij aan een gunstige omgeving voor de ontwikkeling van Penicillium roqueforti in de kaas. Deze schimmel veroorzaakt de blauw-groene aders van de „Bleu des Causses”.

De langzame anaerobe rijping na de rijping in een natuurlijke grot maakt het mogelijk om de ontwikkeling van Penicillium roqueforti te vertragen, terwijl de enzymen hun werking (proteolyse en lipolyse) kunnen voortzetten. Tijdens deze fase krijgt de kaas zijn romige en smeuïge textuur en de karakteristieke aroma’s van blauwe kaas en verliest hij zijn bitterheid ten gunste van een rondborstige en aangename smaak.

De belangrijkste organoleptische kenmerken van de „Bleu des Causses” zijn dus grotendeels het gevolg van de werking van de schimmel Penicillium roqueforti tijdens het rijpen in natuurlijke grotten en het langzame rijpingsproces daarna.

Verwijzing naar de bekendmaking van het productdossier

(artikel 6, lid 1, tweede alinea, van de onderhavige verordening)

https://info.agriculture.gouv.fr/gedei/site/bo-agri/document_administratif-4a26bad1-2827-4edb-b58e-b06c876f6781/telechargement


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.


Top