(1)

De verlening van vergunningen voor toevoegingsmiddelen voor diervoeding, met inbegrip van de redenen en procedures voor het verlenen en verlengen van dergelijke vergunningen, is geregeld bij Verordening (EG) nr. 1831/2003.

(2)

Voor een preparaat van endo–1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma citrinoviride IMI 360748 (voorheen taxonomisch geïdentificeerd als Trichoderma citrinoviride Bisset (IM SD142)), is bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2305 van de Commissie (2) voor een periode van tien jaar een vergunning verleend als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en gespeende biggen.

(3)

Overeenkomstig artikel 14, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/2003 is een aanvraag ingediend voor de verlenging van de vergunning voor het preparaat van endo–1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma citrinoviride IMI 360748, als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en gespeende biggen, waarbij is verzocht om het toevoegingsmiddel in te delen in de categorie “zoötechnische toevoegingsmiddelen” en de functionele groep “verteringsbevorderaars”. Overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1831/2003 had die aanvraag ook betrekking op de verlening van een vergunning voor een nieuw gebruik van hetzelfde preparaat als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkalkoenen, alle pluimveesoorten gehouden voor leg- of fokdoeleinden, siervogels en speenvarkens. De krachtens artikel 14, lid 2, en artikel 7, lid 3, van die verordening vereiste nadere gegevens en documenten waren bij de aanvraag gevoegd.

(4)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft in haar advies van 21 maart 2023 (3) geconcludeerd dat het preparaat van endo–1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma citrinoviride IMI 360748, onder de momenteel toegestane gebruiksvoorwaarden veilig blijft voor mestkippen, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en gespeende biggen, alsook voor de consument en het milieu, en de EFSA heeft aangegeven dat deze conclusie inzake de veiligheid ook van toepassing is op mestkalkoenen, alle pluimveesoorten gehouden voor leg- of fokdoeleinden, siervogels en speenvarkens. De EFSA heeft verder geconcludeerd dat het preparaat niet wordt beschouwd als bijtend voor de huid of als irriterend voor de ogen. De EFSA heeft aangegeven dat het preparaat moet worden beschouwd als een huid- en inhalatieallergeen, maar dat er geen conclusies konden worden getrokken over de vraag of het toevoegingsmiddel irriterend voor de huid zou kunnen zijn. De EFSA heeft aangegeven dat het in het kader van de verlenging van de vergunning voor mestkippen, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en gespeende biggen niet nodig is om de werkzaamheid van het preparaat van endo–1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma citrinoviride IMI 360748, te beoordelen en was van mening dat de conclusies over de werkzaamheid bij mestkippen en gespeende biggen kunnen worden uitgebreid naar mestkalkoenen, alle pluimveesoorten gehouden voor leg- of fokdoeleinden, siervogels en speenvarkens. Specifieke eisen voor monitoring na het in de handel brengen achtte de EFSA niet nodig.

(5)

Het bij Verordening (EG) nr. 1831/2003 ingestelde referentielaboratorium was van oordeel dat de conclusies en aanbevelingen van de beoordeling van de analysemethode voor endo–1,4-bèta-glucanase als toevoegingsmiddel voor diervoeding die in het kader van de vorige vergunning zijn uitgebracht, geldig en van toepassing zijn op de huidige aanvraag. Overeenkomstig artikel 5, lid 4, punten a) en c), van Verordening (EG) nr. 378/2005 van de Commissie (4) is een evaluatieverslag van het referentielaboratorium derhalve niet vereist.

(6)

Gezien het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat het preparaat van endo–1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma citrinoviride IMI 360748, voldoet aan de voorwaarden voor de verlening van een vergunning van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1831/2003. De vergunning voor het preparaat moet daarom worden verlengd voor mestkippen, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en gespeende biggen, en het gebruik van het preparaat bij mestkalkoenen, alle pluimveesoorten gehouden voor leg- of fokdoeleinden, siervogels en speenvarkens moet worden toegestaan. Daarnaast is de Commissie van oordeel dat passende beschermende maatregelen moeten worden genomen om ongunstige gevolgen voor de gezondheid van de gebruikers van het toevoegingsmiddel te voorkomen.

(7)

Doordat de vergunning voor het preparaat van endo–1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma citrinoviride IMI 360748, als toevoegingsmiddel voor diervoeding voor mestkippen, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en gespeende biggen wordt verlengd, moet Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2305 worden gewijzigd.

(8)

Aangezien er geen veiligheidsredenen zijn die de onmiddellijke toepassing van de wijzigingen van de vergunningsvoorwaarden voor het preparaat van endo–1,4-bèta-glucanase, geproduceerd door Trichoderma citrinoviride IMI 360748, voor mestkippen, minder gangbare pluimveesoorten gehouden voor mestdoeleinden en gespeende biggen vereisen, moet een overgangsperiode worden vastgesteld om de belanghebbende partijen in staat te stellen zich voor te bereiden om aan de nieuwe eisen als gevolg van de verlenging van de vergunning te voldoen.

(9)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

1)

Artikel 1 wordt geschrapt.

2)

De bijlage wordt geschrapt.