This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document L:2017:087:FULL
Official Journal of the European Union, L 87, 31 March 2017
Publicatieblad van de Europese Unie, L 87, 31 maart 2017
Publicatieblad van de Europese Unie, L 87, 31 maart 2017
|
ISSN 1977-0758 |
||
|
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87 |
|
|
||
|
Uitgave in de Nederlandse taal |
Wetgeving |
60e jaargang |
|
|
|
|
|
(1) Voor de EER relevante tekst. |
|
NL |
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben. Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten. |
II Niet-wetgevingshandelingen
VERORDENINGEN
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/565 VAN DE COMMISSIE
van 25 april 2016
houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van de Richtlijnen 2002/92/EG en 2011/61/EG (1), met name artikel 2, lid 3, artikel 4, lid1, punt 2, tweede alinea, artikel 4, lid 2, artikel 16, lid 12, artikel 23, lid 4, artikel 24, lid 13, artikel 25, lid 8, artikel 27, lid 9, artikel 28, lid 3, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 4, artikel 32, lid 4, artikel 33, lid 8, artikel 52, lid 4, artikel 54, lid 4, artikel 58, lid 6, artikel 64, lid 7, artikel 65, lid 7 en artikel 79, lid 8,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Richtlijn 2014/65/EU creëert een kader voor regelgeving voor financiële markten in de Unie, betreffende de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening voor het verrichten van beleggingsdiensten en, voor zover van toepassing, nevendiensten en beleggingsactiviteiten door beleggingsondernemingen; organisatorische voorschriften voor beleggingsondernemingen die dergelijke diensten en activiteiten verrichten, voor gereglementeerde markten en aanbieders van datarapporteringsdiensten; rapportagevoorschriften voor transacties in financiële instrumenten; positielimieten en positiebeheerscontroles in grondstoffenderivaten; transparantievoorschriften voor transacties in financiële instrumenten. |
|
(2) |
Richtlijn 2014/65/EU machtigt de Commissie tot het vaststellen van gedelegeerde handelingen. Het is van belang dat alle gedetailleerde aanvullende regels voor de vergunning, dagelijkse bedrijfsuitoefening en transparantie en integriteit van de markt — onlosmakelijk verbonden met de toegang tot en verrichting van de diensten en activiteiten die onder Richtlijn 2014/65/EU vallen — op hetzelfde moment als Richtlijn 2014/65/EU in werking treden, zodat de nieuwe voorschriften effectief kunnen worden toegepast. Omwille van de samenhang en om personen die aan deze bepalingen zijn onderworpen alsook beleggers een volledig beeld van en een compacte toegang tot de bepalingen te bieden, is het wenselijk de gedelegeerde handelingen met betrekking tot de eerder vermelde regels in deze verordening op te nemen. |
|
(3) |
Het is noodzakelijk de criteria nader te bepalen om vast te stellen onder welke omstandigheden contracten met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten door middel van materiële levering moeten worden afgewikkeld met het oog op de beperking van het toepassingsgebied zoals uiteengezet in deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU. Om de reikwijdte van deze vrijstelling te beperken tot het voorkomen van lacunes moet in deze contracten worden bepaald dat de partijen evenredige regelingen in werking hebben gesteld om de onderliggende grondstof te leveren of in ontvangst te nemen bij het verstrijken van het contract. Om lacunes te voorkomen in het geval van balanceringsovereenkomsten met de transmissiesysteembeheerder op het gebied van elektriciteit en gas worden dergelijke overeenkomsten enkel als een evenredige regeling beschouwd indien de partijen bij de overeenkomst voor de materiële levering van elektriciteit of gas moeten zorgen. Contracten dienen ook duidelijke verplichtingen tot materiële niet te compenseren levering te bevatten, terwijl tegelijk wordt erkend dat vormen van operationele verrekening als vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) of in nationaal recht niet als compensatie mogen worden beschouwd. Door materiële levering af te wikkelen contracten moeten in verschillende leveringsmethoden kunnen voorzien, maar elke methode moet een vorm van overdracht van eigendomsrechten met betrekking tot de relevante onderliggende grondstof of een relevante hoeveelheid daarvan inhouden. |
|
(4) |
Om te verduidelijken wanneer een contract met betrekking tot voor de groothandel bestemde energieproducten door middel van materiële levering moet worden afgewikkeld, is het nodig nader te specificeren wanneer sprake is van bepaalde omstandigheden, zoals overmacht of een bonafide reden waarom niet kan worden afgewikkeld, die niet beletten dat deze contracten als „af te wikkelen door middel van materiële levering” worden beschouwd. Ook moet voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU worden verduidelijkt hoe energiederivaten met betrekking tot olie en kolen moeten worden begrepen. In deze context mogen contracten met betrekking tot schalieolie niet als kolenenergiederivaten worden beschouwd. |
|
(5) |
Een derivatencontract mag alleen als financieel instrument in de zin van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU worden beschouwd indien het betrekking heeft op een grondstof en voldoet aan een reeks criteria om uit te maken of een contract de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten heeft en niet voor commerciële doeleinden is bestemd. Dit moet ook gelden voor gestandaardiseerde contracten die op platformen worden verhandeld, of het equivalent daarvan wanneer een dergelijk contract in alle voorwaarden gelijkwaardig is aan op platformen verhandelde contracten. In dat geval worden onder de voorwaarden van deze contracten ook bepalingen betreffende de kwaliteit van de grondstof of de plaats van levering gerekend. |
|
(6) |
Om duidelijkheid te scheppen over de definities van contracten met betrekking tot de onderliggende variabelen als bedoeld in deel C, punt 10, van Richtlijn 2014/65/EU moeten criteria worden vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden en de onderliggende variabelen in deze contracten. De opname van actuariële statistieken in de lijst van onderliggende variabelen betekent niet dat die contracten ook gelden voor verzekering en herverzekering. |
|
(7) |
Richtlijn 2014/65/EU stelt een algemeen kader vast voor regelgeving voor financiële markten in de Unie, met in deel C van bijlage I de lijst van betrokken financiële instrumenten. Deel C, punt 4, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU omvat financiële instrumenten met betrekking tot een valuta die derhalve onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. |
|
(8) |
Met het oog op de uniforme toepassing van Richtlijn 2014/65/EU is het noodzakelijk de definities in deel C, punt 4, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU te verduidelijken betreffende andere derivatencontracten met betrekking tot valuta's en te verduidelijken dat spotcontracten met betrekking tot valuta's voor de toepassing van deel C, punt 4, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU geen andere derivaten zijn. |
|
(9) |
De gangbare afwikkelingstermijn voor een spotcontract in de belangrijkste valuta's is 2 dagen of minder, maar waar dit geen marktpraktijk is, moet het mogelijk worden gemaakt om afwikkeling overeenkomstig de gangbare marktpraktijk te laten verlopen. In zulke gevallen is voor afwikkeling door middel van materiële levering geen papiergeld vereist en kan elektronisch worden afgewikkeld. |
|
(10) |
Valutacontracten kunnen ook voor het verrichten van betalingen worden gebruikt en worden dan niet als financiële instrumenten beschouwd, mits ze niet op een handelsplatform worden verhandeld. Daarom is het aangewezen de voor het betalen van financiële instrumenten gebruikte valutacontracten waarvan de afwikkelingstermijn meer dan 2 en minder dan 5 handelsdagen bedraagt, als spotcontracten te beschouwen. Ook verdient het aanbeveling om valutacontracten die zijn gesloten met het oog op het verkrijgen van zekerheid over het niveau van betalingen voor goederen, diensten en reële investeringen, als betaalmiddelen aan te merken. Aldus worden valutacontracten die zijn aangegaan door niet-financiële ondernemingen die voor de uitvoer van identificeerbare goederen en diensten betaald worden in buitenlandse valuta en door niet-financiële ondernemingen die betalingen verrichten in buitenlandse valuta om specifieke goederen en diensten in te voeren, uitgesloten van de definitie van financiële instrumenten. |
|
(11) |
Verrekening van betalingen is van cruciaal belang voor een doeltreffende en efficiënte werking van de afwikkelingssystemen voor valuta en bijgevolg mag voor de indeling van een valutacontract als contante transactie niet worden vereist dat elk valutaspotcontract afzonderlijk wordt afgewikkeld. |
|
(12) |
Non deliverable forwards zijn contracten voor het verrekenen van het verschil tussen een vooraf overeengekomen wisselkoers en de contante koers op vervaldag en mogen daarom, ongeacht de afwikkelingsperiode, niet als spotcontracten worden beschouwd. |
|
(13) |
Een contract voor de omwisseling van een valuta tegen een andere valuta moet worden geacht betrekking te hebben op een rechtstreekse en onvoorwaardelijke omwisseling van die valuta. In het geval van een contract waarbij in meerdere valuta's wordt omgewisseld, moet elke omwisseling afzonderlijk worden bekeken. Een optie of een swap met betrekking tot een valuta mag evenwel niet worden beschouwd als een contract voor de verkoop of omwisseling van een valuta en kan dus geen spotcontract of betaalmiddel zijn, ongeacht de looptijd van de swap of optie en of ze op een handelsplatform worden verhandeld of niet. |
|
(14) |
Voor het brede publiek bestemd advies over financiële instrumenten mag niet worden beschouwd als een gepersonaliseerde aanbeveling voor de toepassing van de definitie van „beleggingsadvies” in Richtlijn 2014/65/EU. Gezien het toenemende aantal tussenpersonen dat door middel van distributiekanalen gepersonaliseerde aanbevelingen formuleert, moet worden verduidelijkt dat een zelfs uitsluitend via distributiekanalen — zoals internet — gedane aanbeveling voor een gepersonaliseerde aanbeveling zou kunnen doorgaan. Het gebruik van bijvoorbeeld e-mail om iemand gepersonaliseerde aanbevelingen te verstrekken en niet om informatie aan het publiek in het algemeen te verschaffen, zou als beleggingsadvies kunnen worden beschouwd. |
|
(15) |
Algemeen advies over een soort financieel instrument is geen beleggingsadvies in de zin van Richtlijn 2014/65/EU. Wanneer een beleggingsonderneming over een soort financieel instrument echter algemeen advies aan een cliënt verstrekt dat wordt voorgesteld als zijnde geschikt op basis van een afweging van de omstandigheden van die cliënt, en dit advies in feite niet geschikt is voor de cliënt of niet op een afweging van diens omstandigheden stoelt, handelt de onderneming waarschijnlijk in strijd met artikel 24, lid 1 of lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU. Meer bepaald handelt een onderneming die een cliënt dergelijk advies verstrekt waarschijnlijk in strijd met de verplichting van artikel 24, lid 1, om zich op loyale, billijke en professionele wijze voor de belangen van haar cliënten in te zetten. Evenzo of anders zal dergelijk advies veelal in strijd zijn met artikel 24, lid 3, dat bepaalt dat aan cliënten verstrekte informatie correct, duidelijk en niet misleidend moet zijn. |
|
(16) |
Voorbereidingen van een beleggingsonderneming op de verrichting van een beleggingsdienst of beleggingsactiviteit dienen als integrerend deel van deze dienst of activiteit te worden aangemerkt. Daaronder valt ook de verlening door een beleggingsonderneming van algemeen advies aan cliënten of potentiële cliënten vóór of bij de verlening van beleggingsadvies of de verrichting van een andere beleggingsdienst of -activiteit. |
|
(17) |
Een algemene aanbeveling die op een transactie in een financieel instrument of op een soort financieel instrument betrekking heeft, vormt een nevendienst in de zin van deel B, punt 5, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU, hetgeen tot gevolg heeft dat Richtlijn 2014/65/EU en de daardoor geboden bescherming op een dergelijke aanbeveling van toepassing is. |
|
(18) |
Om te zorgen voor een objectieve en effectieve toepassing van de definitie van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU, moeten de toepasselijke vooraf bepaalde limieten voor frequente, systematische en aanzienlijke otc-handel nader worden gespecificeerd. Vooraf bepaalde limieten moeten op een passend niveau worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat otc-handel die door zijn omvang een materieel effect heeft op de prijsvorming binnen de werkingssfeer valt, terwijl otc-handel van dermate geringe omvang dat het een onevenredige eis zou zijn te voldoen aan de voor beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling geldende verplichtingen, hiervan wordt uitgezonderd. |
|
(19) |
Overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU mag het een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling niet worden toegestaan koop- en verkoopintenties van derden op functioneel dezelfde wijze als een handelsplatform samen te brengen. Een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling mag niet bestaan uit een intern matchingsysteem dat orders van cliënten op een multilaterale basis uitvoert, een activiteit waarvoor een vergunning als multilaterale handelsfaciliteit (MTF) is vereist. Een intern matchingsysteem is in deze context een systeem voor het matchen van orders van cliënten met als gevolg dat de beleggingsonderneming op regelmatige en niet op occasionele basis aan matched principal trading doet. |
|
(20) |
Omwille van de duidelijkheid, rechtszekerheid en een uniforme toepassing verdient het aanbeveling te voorzien in aanvullende bepalingen met betrekking tot de definities voor algoritmische handel, hoogfrequentie algoritmische handelstechnieken en directe elektronische toegang. In de geautomatiseerde handel worden verschillende technische regelingen toegepast. Het is van essentieel belang te verduidelijken hoe deze regelingen met betrekking tot de definities van algoritmische handel en directe elektronische toegang moeten worden ingedeeld. Op directe elektronische toegang gebaseerde handelsprocessen en handelsprocessen met algoritmische handel of als subklasse hiervan de techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel sluiten elkaar onderling niet uit. Daarom kan handel van een persoon met rechtstreekse elektronische toegang ook vallen onder de definitie van algoritmische handel met inbegrip van de techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel. |
|
(21) |
Algoritmische handel overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt 39, van Richtlijn 2014/65/EU moet regelingen omvatten waarin het systeem ook andere beslissingen treft dan louter het bepalen van het handelsplatform of de platformen waar het order moet worden ingevoerd, en dat in elk stadium van de handelsprocessen, met inbegrip van het initiëren, genereren, routeren of uitvoeren van orders. Daarom moet worden verduidelijkt dat algoritmische handel, waaronder handel met weinig of geen menselijk ingrijpen, niet alleen betrekking moet hebben op het automatisch genereren van orders, maar ook op het optimaliseren van orderuitvoeringsprocessen met geautomatiseerde middelen. |
|
(22) |
Algoritmische handel moet smart order routers (SOR's) omvatten wanneer deze hulpmiddelen gebruik maken van algoritmen voor het optimaliseren van orderuitvoeringsprocessen die andere parameters van het order bepalen dan het handelsplatform of de platformen waar het order moet worden ingevoerd. Algoritmische handel mag geen automatische order routers (AOR) omvatten wanneer dergelijke hulpmiddelen ondanks het gebruik van algoritmen enkel het handelsplatform of de platformen bepalen waar het order moet worden ingevoerd zonder dat een andere parameter van het order wordt gewijzigd. |
|
(23) |
De techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt 40, van Richtlijn 2014/65/EU — een subklasse van algoritmische handel — dient nader te worden gespecificeerd aan de hand van criteria voor het definiëren van een groot aantal berichten binnen de handelsdag (orders, koersen of wijzigingen of annuleringen). Het gebruik van absolute kwantitatieve drempels op basis van de berichtenstroom creëert rechtszekerheid doordat bedrijven en bevoegde autoriteiten de individuele handelsactiviteit van ondernemingen kunnen beoordelen. Het niveau en de reikwijdte van deze drempels moeten voldoende ruim zijn om ook de techniek van hoogfrequentie handel mee te nemen, met inbegrip van de drempels voor afzonderlijke instrumenten en meerdere instrumenten. |
|
(24) |
Aangezien de techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel hoofdzakelijk bij liquide instrumenten wordt toegepast, moeten alleen instrumenten waarvoor een liquide markt bestaat in de berekening van het grote aantal berichten binnen de handelsdag worden opgenomen. Omdat de techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel tevens een subklasse van algoritmische handel is, moeten voor handelsdoeleinden ingevoerde berichten die voldoen aan de criteria van artikel 17, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU ook in de berekening van het aantal berichten binnen de handelsdag worden opgenomen. Om alleen technieken voor hoogfrequentie algoritmische handel en geen andere handelsactiviteit te registreren, mogen gelet op de kenmerken ervan, zoals uiteengezet in overweging 61 van Richtlijn 2014/65/EU — met name dat dergelijke handel doorgaans wordt gedreven door handelaren die hun eigen kapitaal gebruiken voor de uitvoering van traditionelere handelsstrategieën, zoals marketmaking of arbitrage middels het gebruik van geavanceerde technologie — uitsluitend voor handel voor eigen rekening ingevoerde berichten, en niet de berichten ingevoerd voor het ontvangen en doorgeven van orders of het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten, in de berekening van grote aantallen berichten binnen de handelsdag worden opgenomen. Berichten die op basis van andere technieken dan die voor handel voor eigen rekening zijn ingevoerd, moeten echter in de berekening van de grote aantallen berichten binnen de handelsdag worden opgenomen wanneer, in zijn geheel beschouwd en gelet op alle omstandigheden, de uitvoering van de techniek zodanig is gestructureerd dat vermeden wordt dat de uitvoering voor eigen rekening geschiedt, zoals via het doorgeven van orders tussen entiteiten in dezelfde groep. Teneinde bij het bepalen van wat wordt verstaan onder grote aantallen berichten binnen de handelsdag rekening te houden met de identiteit van de cliënt die uiteindelijk achter de activiteit schuilgaat, moeten door cliënten van aanbieders van directe elektronische toegang geïnitieerde berichten van de berekening van grote aantallen berichten binnen de handelsdag met betrekking tot dergelijke aanbieders worden uitgesloten. |
|
(25) |
De definitie van directe elektronische toegang moet nader worden gespecificeerd en mag geen betrekking hebben op andere activiteiten dan de verlening van directe markttoegang en gesponsorde toegang. Daarom moet een onderscheid worden gemaakt tussen intermediaire regelingen waarbij cliëntenorders met elektronische middelen worden geplaatst door leden van of deelnemers aan een handelsplatform, zoals online makelaars, en regelingen waarbij cliënten directe elektronische toegang tot een handelsplatform hebben. |
|
(26) |
In het geval van orders via intermediairs hebben invoerders van orders niet voldoende controle over de parameters van de regeling voor markttoegang en daarom mogen zij niet binnen het toepassingsgebied van directe elektronische toegang vallen. Bijgevolg mogen regelingen aan de hand waarvan cliënten op elektronische wijze orders aan een beleggingsonderneming kunnen doorgeven, zoals online makelaardij, niet als directe elektronische toegang worden beschouwd voor zover cliënten niet bij machte zijn de fractie van een seconde waarin het order binnenkomt en de levensduur van orders binnen dat tijdsbestek te bepalen. |
|
(27) |
Regelingen waarbij de cliënt van een lid van of deelnemer aan een handelsplatform, met inbegrip van de cliënt van een rechtstreekse cliënt van georganiseerde handelsfaciliteiten (OTF's), zijn orders invoert door middel van regelingen voor optimalisering van orderuitvoeringsprocessen die de parameters van het order bepalen behalve het platform of de platformen waar het order moet worden ingevoerd via SOR's die in de infrastructuur van de aanbieder en niet van de cliënt zijn ingebed, moeten worden uitgesloten van rechtstreekse elektronische toegang, omdat de cliënt van de aanbieder het tijdstip van indiening van het order en de levensduur ervan niet kan bepalen. Of er sprake is van directe elektronische toegang bij gebruikmaking van smart order routers moet derhalve afhangen van de vraag of de smart order router in de systemen van de cliënten en niet in het systeem van de aanbieder is ingebed. |
|
(28) |
De uitvoeringsvoorschriften van het regelgevingskader inzake de organisatorische eisen voor beleggingsondernemingen die beroepsmatig beleggingsdiensten en voor zover van toepassing nevendiensten en beleggingsactiviteiten verrichten, voor gereglementeerde markten en aanbieders van datarapporteringsdiensten moeten verenigbaar zijn met het doel van Richtlijn 2014/65/EU. Ze moeten zorgen voor een hoge mate van integriteit, competentie en soliditeit van beleggingsondernemingen en entiteiten die gereglementeerde markten, MTF's of OTF's exploiteren, en op uniforme wijze kunnen worden toegepast. |
|
(29) |
Er moeten concrete door beleggingsondernemingen die dergelijke diensten of activiteiten verrichten, in acht te nemen organisatorische eisen en procedures worden vastgesteld. Met name moet in strikte procedures worden voorzien voor zaken als compliance, risicobeheer, de behandeling van klachten, persoonlijke transacties, uitbesteding en het onderkennen, beheren en openbaar maken van belangenconflicten. |
|
(30) |
De organisatorische eisen en voorwaarden voor de vergunningverlening aan beleggingsondernemingen moeten worden vastgelegd in een geheel van regels dat een uniforme toepassing van de desbetreffende voorschriften van Richtlijn 2014/65/EU waarborgt. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen onder dezelfde voorwaarden gelijke toegang hebben tot alle markten in de Unie, en om de aan vergunningverleningsprocedures gerelateerde belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten op het gebied van beleggingsdiensten weg te nemen. |
|
(31) |
In de uitvoeringsvoorschriften van het regelgevingskader met de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening bij de verrichting van beleggings- en nevendiensten en beleggingsactiviteiten moet het doel van dat regelgevingskader tot uiting komen. Ze moeten zorgen voor een hoog niveau van bescherming van de belegger dat via de invoering van duidelijke standaarden en eisen inzake de relatie tussen een beleggingsonderneming en haar cliënt op uniforme wijze wordt toegepast. Wel moet ten aanzien van de bescherming van de belegger en met name de verstrekking van informatie aan en de inwinning van informatie bij de belegger rekening worden gehouden met de vraag of de betrokken cliënt of potentiële cliënt een niet-professionele of een professionele belegger is. |
|
(32) |
Met het oog op een uniforme toepassing van de verschillende relevante voorschriften van Richtlijn 2014/65/EU moet een geharmoniseerd geheel van door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening worden vastgesteld. |
|
(33) |
Beleggingsondernemingen vertonen onderling grote verschillen in omvang, structuur en aard van hun bedrijf. Een regelgevingskader moet zijn afgestemd op deze diversiteit, maar wel bepaalde fundamentele verplichtingen bevatten die voor alle ondernemingen gelden. Gereglementeerde entiteiten moeten voldoen aan hoogwaardige eisen en moeten maatregelen ontwikkelen en vaststellen die het beste passen bij de aard van hun activiteiten en bij hun situatie. |
|
(34) |
Met het oog op een geharmoniseerde en strikte toepassing van de vrijstelling in Richtlijn 2014/65/EU is het wenselijk te zorgen voor gemeenschappelijke criteria om te beoordelen of iemand een beleggingsdienst als incidentele activiteit in het kader van een beroepswerkzaamheid verricht. De vrijstelling mag enkel worden toegekend als de beleggingsdienst wezenlijk met de voornaamste beroepsactiviteit samenhangt en daaraan ondergeschikt is. |
|
(35) |
De organisatorische eisen die in het kader van Richtlijn 2014/65/EU zijn vastgesteld, mogen geen afbreuk doen aan bij nationale wetgeving ingestelde systemen voor registratie of toezicht door bevoegde autoriteiten of ondernemingen of natuurlijke personen die binnen een beleggingsonderneming werken. |
|
(36) |
Om een beleggingsonderneming te verplichten tot het vaststellen, implementeren en aanhouden van een adequaat risicobeheerbeleid moeten tot de risico's die verbonden zijn aan de activiteiten, processen en systemen van de beleggingsonderneming ook de risico's worden gerekend die verbonden zijn aan de uitbesteding van kritieke of belangrijke taken. Daaronder moeten ook de risico's vallen die verbonden zijn aan de relatie van de onderneming met de dienstverlener, alsook de mogelijke risico's die zich voordoen wanneer de uitbestede taken van meerdere beleggingsondernemingen of andere gereglementeerde entiteiten zijn ondergebracht bij een beperkt aantal dienstverleners. |
|
(37) |
Wanneer de risicobeheersfunctie en de compliancefunctie door een en dezelfde persoon worden vervuld, komt niet per se het onafhankelijk functioneren van elke functie afzonderlijk in het gedrang. De voorwaarde dat degenen die betrokken zijn bij de compliancefunctie, niet betrokken mogen zijn bij de uitoefening van de functies waarop zij toezien, en de voorwaarde dat de wijze waarop de beloning van dergelijke personen wordt vastgesteld, hun objectiviteit niet in gevaar mag brengen, zijn wellicht niet evenredig in het geval van kleine beleggingsondernemingen. Bij grotere ondernemingen zijn deze evenwel alleen in uitzonderingsgevallen onevenredig. |
|
(38) |
In het belang van de bescherming van de belegger en een betere nakoming van verplichtingen door de beleggingsondernemingen moeten cliënten of potentiële cliënten kunnen aangeven dat ze niet tevreden zijn over door beleggingsondernemingen verrichte beleggingsdiensten. Klachten van cliënten of potentiële cliënten moeten efficiënt en op onpartijdige wijze worden behandeld in het kader van een klachtenbehandelingsfunctie. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel zou deze functie door de compliancefunctie kunnen worden uitgeoefend. |
|
(39) |
Beleggingsondernemingen moeten over cliënten en de hun verleende diensten informatie verzamelen en bijhouden. Wanneer in het kader van deze voorschriften persoonsgegevens worden verzameld en verwerkt, moet het recht op bescherming van persoonsgegevens in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) inzake de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de toepassing van deze richtlijn worden gewaarborgd. De verwerking van persoonsgegevens door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de toepassing van deze verordening is onderworpen aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (5). |
|
(40) |
Met het oog op een efficiënte en consistente toepassing van de voorschriften betreffende belangenconflicten en bedrijfsvoering die van toepassing zijn op het gebied van beloning moet een definitie van beloning worden gegeven die alle vormen van financiële of niet-financiële voordelen of betalingen omvat die personen betrokken bij het verlenen van beleggingsdiensten of nevendiensten aan cliënten rechtstreeks of onrechtstreeks van ondernemingen ontvangen, zoals contant geld, aandelen, opties, kwijtschelding van leningen aan relevante personen bij ontslag, pensioenbijdragen, beloning door derden zoals via modellen voor carried interest, loonsverhogingen of bevorderingen, ziektekostenverzekering, kortingen of bijzondere uitkeringen, genereuze kostenvergoedingen of seminars in exotische bestemmingen. |
|
(41) |
Om ervoor te zorgen dat de belangen van cliënten niet worden geschaad, moeten beleggingsondernemingen een beloningsbeleid ontwikkelen en toepassen voor alle personen die invloed kunnen hebben op de prestaties of het gedrag van de onderneming, met inbegrip van front-office medewerkers, verkopers of andere werknemers die onrechtstreeks bij het verlenen van beleggings- of nevendiensten betrokken zijn. Personen die toezicht houden op verkooppersoneel, zoals directe leidinggevenden die kunnen worden gestimuleerd om verkopers onder druk te zetten, of financieel analisten wier materiaal door verkopers kan worden gebruikt om klanten tot beleggen aan te zetten of personen die bij klachtenbehandeling of bij productontwerp en -ontwikkeling betrokken zijn, moeten ook worden beschouwd als relevante personen voor wie de regels op het gebied van beloning van toepassing zijn. Met relevante personen worden ook verbonden agenten bedoeld. Bij het vaststellen van de beloning van verbonden agenten moeten ondernemingen rekening houden met de speciale status van verbonden agenten en de specifieke nationale bijzonderheden. Daarnaast moeten het beloningsbeleid en de beloningspraktijk van de ondernemingen ook passende criteria omvatten voor de beoordeling van de prestaties van relevante personen, zoals kwalitatieve criteria die de relevante personen aanmoedigen om zich voor de belangen van de cliënt in te zetten. |
|
(42) |
Wanneer achtereenvolgende persoonlijke transacties namens een persoon worden uitgevoerd conform vooraf door deze persoon gegeven instructies hoeven verplichtingen inzake persoonlijke transacties niet te gelden voor elk van deze achtereenvolgende transacties als de desbetreffende instructies ongewijzigd van kracht blijven. Ook hoeven deze verplichtingen niet te gelden voor de intrekking of herroeping van dergelijke instructies voor zover de financiële instrumenten die eerder in het kader van de instructies waren verworven, niet tegelijk met de intrekking of herroeping van de instructies van de hand worden gedaan. Wel moeten deze verplichtingen gelden bij een persoonlijke transactie of bij aanvang van achtereenvolgende persoonlijke transacties die namens een en dezelfde persoon worden uitgevoerd indien deze instructies worden gewijzigd of nieuwe instructies worden gegeven. |
|
(43) |
De bevoegde autoriteiten mogen de vergunning om beleggingsdiensten of -activiteiten te verrichten, niet afhankelijk stellen van een algemeen verbod op uitbesteding van een of meer kritieke of belangrijke taken. Beleggingsondernemingen moeten dergelijke taken mogen uitbesteden als de uitbestedingsovereenkomsten van de onderneming aan bepaalde voorwaarden voldoen. |
|
(44) |
De uitbesteding van beleggingsdiensten of -activiteiten of van kritieke en belangrijke taken kan een materiële wijziging van de voorwaarden voor de vergunningverlening aan de beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU behelzen. Indien dergelijke uitbestedingsregelingen worden aangegaan nadat aan de beleggingsonderneming overeenkomstig hoofdstuk I van titel II van Richtlijn 2014/65/EU een vergunning is verleend, moeten deze regelingen bij de bevoegde autoriteit worden gemeld wanneer zulks op grond van artikel 21, lid 2, van die richtlijn vereist is. |
|
(45) |
De omstandigheden die moeten worden beschouwd als omstandigheden die een belangenconflict doen ontstaan, moeten betrekking hebben op gevallen waarin een conflict optreedt tussen enerzijds de belangen van de onderneming of bepaalde met de onderneming verbonden personen of de groep waarvan de onderneming deel uitmaakt, en de plicht van de onderneming jegens de cliënt, of tussen de verschillende belangen van twee of meer van haar cliënten, ten opzichte van wie de onderneming een plicht heeft. Het feit dat een onderneming een voordeel kan behalen zonder dat daar een mogelijk nadeel voor een cliënt tegenover staat, of dat een cliënt jegens wie de onderneming een plicht heeft, een voordeel kan behalen zonder dat daar een verlies voor een van haar andere cliënten tegenover staat, is op zich niet voldoende. |
|
(46) |
Belangenconflicten mogen alleen worden gereglementeerd wanneer een beleggingsonderneming een beleggings- of een nevendienst verricht. De status van de cliënt voor wie de dienst wordt verricht — een niet-professionele belegger, een professionele belegger of een in aanmerking komende tegenpartij — mag hierbij niet van belang zijn. |
|
(47) |
Om te voldoen aan haar in Richtlijn 2014/65/EU neergelegde verplichting om een beleid inzake belangenconflicten vast te stellen dat de omstandigheden omschrijft die een belangenconflict vormen of kunnen doen ontstaan, moet de beleggingsonderneming bijzondere aandacht besteden aan onderzoek op beleggingsgebied en de verlening van beleggingsadvies, handel voor eigen rekening, vermogensbeheer en activiteiten op het gebied van bedrijfsfinanciering, met inbegrip van het overnemen of verkopen bij een aanbieding van effecten en de advisering over fusies en overnamen. Met name is deze speciale aandacht aangewezen wanneer de onderneming of een persoon die direct of indirect met haar verbonden is door een zeggenschapsband, een combinatie van twee of meer van deze activiteiten verricht. |
|
(48) |
Beleggingsondernemingen moeten zich ten doel stellen de belangenconflicten die zich in de afzonderlijke divisies en bij de activiteiten van hun groep voordoen, in het kader van een alomvattend beleid inzake belangenconflicten te onderkennen en te voorkomen of beheren. Hoewel de openbaarmaking van specifieke belangenconflicten vereist is krachtens artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU mag er slechts in laatste instantie gebruik van worden gemaakt in omstandigheden waarin de door de beleggingsonderneming opgezette organisatorische en administratieve regelingen om overeenkomstig artikel 23, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU belangenconflicten te voorkomen en te beheren, niet volstaan om met redelijke zekerheid te kunnen waarborgen dat het belang van de cliënt gevrijwaard zal blijven. Passende aandacht voor doelmatige manieren om conflicten te voorkomen of te beheren, primeert boven openbaarmaking. De openbaarmaking van belangenconflicten door een beleggingsonderneming mag haar niet vrijwaren van de verplichting om de in het kader van artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU vereiste doeltreffende organisatorische en administratieve regelingen te treffen en te handhaven. |
|
(49) |
Ondernemingen moeten steeds voldoen aan de voorschriften betreffende inducements in artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU, ook bij het plaatsen van orders. Zo moeten de vergoedingen die beleggingsondernemingen ontvangen voor het plaatsen van uitgegeven financiële instrumenten bij hun beleggingscliënten in overeenstemming zijn met deze bepalingen en moeten laddering en spinning als misbruik worden beschouwd. |
|
(50) |
Onderzoek op beleggingsgebied moet een subklasse vormen van het type informatie dat in Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (6) (marktmisbruik) als een aanbeveling wordt gedefinieerd. |
|
(51) |
De door een beleggingsonderneming getroffen maatregelen en regelingen om de belangenconflicten te beheren die kunnen voortvloeien uit de productie en verspreiding van materiaal dat als onderzoek op beleggingsgebied wordt voorgesteld, moeten toereikend zijn om de objectiviteit en onafhankelijkheid te beschermen van financiële analisten en van het door hen geproduceerde onderzoek op beleggingsgebied. Deze maatregelen en regelingen moeten ervoor zorgen dat financieel analisten voldoende afstand nemen van de belangen van degenen van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hun verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd zijn met de belangen van degenen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid. |
|
(52) |
Tot degenen van wie redelijkerwijze mag worden aangenomen dat hun verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd zijn met de belangen van de personen onder wie onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid, moeten ook medewerkers worden gerekend die actief zijn op het gebied van bedrijfsfinanciering, alsmede degenen die in naam van cliënten of de onderneming verkopen en handelen. |
|
(53) |
Tot de uitzonderingsgevallen waarin financieel analisten en andere met de beleggingsonderneming verbonden personen die betrokken zijn bij onderzoek op beleggingsgebied, met voorafgaande schriftelijke toestemming wel persoonlijke transacties mogen verrichten in instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, mogen ook situaties worden gerekend waarin de financieel analist of een andere persoon zich om persoonlijke, met financiële moeilijkheden verband houdende redenen gedwongen ziet een positie te liquideren. |
|
(54) |
Provisies, commissies of geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die de onderzoek op beleggingsgebied verrichtende onderneming van derde partijen ontvangt, mogen alleen worden geaccepteerd wanneer ze worden verstrekt in overeenstemming met de vereisten als bedoeld in artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 13 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 van de Commissie (7). |
|
(55) |
Tot de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied onder cliënten of het publiek dient niet te worden gerekend: de verspreiding uitsluitend onder personen binnen de groep waarvan de beleggingsonderneming deel uitmaakt. Als actuele aanbevelingen moeten worden aangemerkt: de aanbevelingen vervat in onderzoek op beleggingsgebied die niet zijn ingetrokken of vervallen. Een ingrijpende wijziging van door derden geproduceerd onderzoek op beleggingsgebied moet aan dezelfde eisen voldoen als de productie van onderzoek. |
|
(56) |
Financieel analisten mogen zich niet inlaten met andere activiteiten dan het voorbereiden van onderzoek op beleggingsgebied wanneer die andere activiteiten onverenigbaar zijn met de waarborging van hun objectiviteit. Dit omvat deelname aan zakenbankactiviteiten als bedrijfsfinanciering en overneming, aan pitches voor nieuwe bedrijven of roadshows voor nieuwe emissies van financiële instrumenten, of aan andere vormen van marketing ten behoeve van emittenten. |
|
(57) |
Gelet op de specifieke kenmerken van overneming en plaatsing en de kans op belangenconflicten in verband met deze diensten moeten in deze verordening meer gedetailleerde en specifiekere voorschriften worden opgenomen. Dergelijke voorschriften moeten er meer bepaald voor zorgen dat het proces van overneming en plaatsing wordt beheerd op een wijze die recht doet aan de belangen van de partijen. Beleggingsondernemingen moeten er zorg voor dragen dat hun eigen belangen of de belangen van hun andere cliënten geen ongewenste invloed uitoefenen op de kwaliteit van de dienstverlening aan de emissiecliënt. Dergelijke regelingen moeten aan de cliënt worden uitgelegd, in combinatie met andere relevante informatie over het aanbiedingsproces vooraleer de onderneming de aanbieding doet. |
|
(58) |
Bij overneming of plaatsing betrokken beleggingsondernemingen dienen de nodige regelingen te treffen om ervoor te zorgen dat de prijsstelling, waaronder book-building, de belangen van de emittent niet schaadt. |
|
(59) |
Het plaatsingsproces houdt in dat een beleggingsonderneming oordeelt over de toewijzing van een emissie en is gebaseerd op de specifieke feiten en omstandigheden van de regelingen, hetgeen aanleiding geeft tot bezorgdheid over belangenconflicten. De onderneming moet beschikken over doeltreffende voorschriften van organisatorische aard om ervoor te zorgen dat in het kader van het plaatsingsproces gedane toewijzingen er niet toe leiden dat het belang van het bedrijf primeert op de belangen van de emissiecliënt, of dat de belangen van één beleggingscliënt primeren op die van een andere beleggingscliënt. In het bijzonder moeten ondernemingen het proces ter ontwikkeling van toewijzingsaanbevelingen duidelijk vaststellen in een toewijzingsbeleid. |
|
(60) |
De voorschriften van deze verordening voor onder meer persoonlijke transacties, handel met kennis van onderzoek op beleggingsgebied en de productie en verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied, mogen geen afbreuk doen aan voorschriften van Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 en hun respectieve uitvoeringsmaatregelen. |
|
(61) |
Deze verordening bevat voorschriften met betrekking tot informatie voor cliënten of potentiële cliënten, met inbegrip van publicitaire mededelingen, om ervoor te zorgen dat deze informatie correct, duidelijk en niet-misleidend is overeenkomstig artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(62) |
Deze verordening schrijft niet voor dat de bevoegde autoriteiten hun goedkeuring moeten hechten aan de vorm en inhoud van publicitaire mededelingen. Zij vormt daarvoor echter evenmin een beletsel, mits zo'n goedkeuring vooraf alleen berust op de nakoming van de in Richtlijn 2014/65/EU neergelegde verplichting dat informatie, voor cliënten of potentiële cliënten, met inbegrip van publicitaire mededelingen, correct, duidelijk en niet misleidend moet zijn. |
|
(63) |
Er moeten informatievoorschriften worden vastgesteld waarin rekening wordt gehouden met de status van een cliënt als niet-professionele belegger, professionele belegger of in aanmerking komende tegenpartij. Richtlijn 2014/65/EU heeft onder meer ten doel een passend evenwicht te waarborgen tussen enerzijds bescherming van de belegger en anderzijds de informatieverplichtingen van beleggingsondernemingen. Daartoe is het aangewezen ten aanzien van professionele cliënten minder stringente informatievereisten vast te stellen dan ten aanzien van niet-professionele cliënten. |
|
(64) |
Beleggingsondernemingen moeten cliënten of potentiële cliënten goed informeren over de aard van de financiële instrumenten en de eraan verbonden beleggingsrisico's. De mate van gedetailleerdheid van de informatie kan verschillen al naargelang de cliënt een niet-professionele of een professionele cliënt is en afhankelijk van de aard en het risicoprofiel van de aangeboden financiële instrumenten, maar moet altijd de wezenlijke elementen bevatten. De lidstaten mogen de precieze bewoordingen of de inhoud specificeren van de in het kader van deze verordening vereiste beschrijving van de risico's en houden daarbij rekening met de in Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8) vastgestelde informatievoorschriften. |
|
(65) |
De voorwaarden waaraan informatie van beleggingsondernemingen aan cliënten en potentiële cliënten moet voldoen om als correct, duidelijk en niet-misleidend te worden aangemerkt, moeten op een passende en evenredige wijze worden toegepast op mededelingen aan niet-professionele of professionele cliënten, waarbij rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld het communicatiemiddel en de informatie die met de mededeling aan de cliënten of potentiële cliënten wordt overgebracht. Met name zou het niet passend zijn om dergelijke voorwaarden toe te passen op publicitaire mededelingen die slechts bestaan uit een of meer van de volgende elementen: de naam van de onderneming, een logo of ander beeldmerk dat met de onderneming in verband wordt gebracht, een contactadres, of een verwijzing naar de soorten door de onderneming verrichte beleggingsdiensten. |
|
(66) |
Met het oog op consistentere informatie voor beleggers moeten beleggingsondernemingen er zorg voor dragen dat de in alle vormen van voorlichtings- en marketingmateriaal aan de cliënt verstrekte informatie consequent in steeds dezelfde taal wordt aangeboden. Dit mag ondernemingen evenwel niet verplichten tot het vertalen van prospectussen die zijn opgesteld in overeenstemming met Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (9) of Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (10) en die aan cliënten zijn verstrekt. |
|
(67) |
Ten behoeve van een eerlijke en evenwichtige voorstelling van de voordelen en de risico's moeten beleggingsondernemingen altijd een accurate en duidelijke indicatie verschaffen van de relevante risico's, met inbegrip van nadelen en zwakke punten, wanneer ze de potentiële voordelen van een dienst of een financieel instrument belichten. |
|
(68) |
Informatie moet als misleidend worden aangemerkt als deze neigt naar misleiding van de persoon of personen tot wie ze is gericht of die deze waarschijnlijk ontvangt of ontvangen, ongeacht of de informatieverstrekker zelf deze misleidend acht of misleiding beoogt. |
|
(69) |
Wanneer een beleggingsonderneming een cliënt vóór de verrichting van een dienst informatie moet verschaffen, hoeft elke afzonderlijke transactie in hetzelfde soort financieel instrument niet te worden aangemerkt als de verrichting van een nieuwe of andere dienst. |
|
(70) |
Gedetailleerde informatie over de vraag of beleggingsadvies op onafhankelijke basis wordt verstrekt, over de ruime of beperkte analyse van verschillende soorten instrumenten en over het toegepaste selectieproces moet de cliënten helpen bij het beoordelen van de reikwijdte van het verstrekte advies. De cliënten moeten voldoende details over het aantal door de ondernemingen geanalyseerde financiële instrumenten krijgen. Het aantal en de verscheidenheid van de in overweging te nemen financiële instrumenten, die verschillen van de instrumenten die door de betrokken beleggingsonderneming of entiteiten dicht bij de onderneming worden aangeboden, moeten evenredig zijn met de reikwijdte van het te verstrekken advies en de voorkeuren en behoeften van de cliënt. Ongeacht de reikwijdte van de aangeboden diensten moeten alle beoordelingen evenwel zijn gebaseerd op een toereikend aantal op de markt verkrijgbare financiële instrumenten om naar behoren rekening te kunnen houden met wat op de markt als alternatief wordt aangeboden. |
|
(71) |
De reikwijdte van door beleggingsondernemingen op onafhankelijke basis verstrekt advies kan variëren van breed en algemeen tot specifiek en specialistisch. Opdat de reikwijdte van het advies een billijke en passende vergelijking tussen verschillende financiële instrumenten mogelijk zou maken, moeten beleggingsadviseurs die in bepaalde categorieën financiële instrumenten gespecialiseerd zijn en criteria hanteren die niet enkel uitgaan van de technische structuur van het instrument, zoals „groene” of „ethische beleggingen”, aan bepaalde voorwaarden voldoen wanneer zij zich als onafhankelijke adviseur aanbieden. |
|
(72) |
Als een zelfde adviseur zowel onafhankelijk als niet-onafhankelijk advies mag verstrekken, kan dat bij de cliënt voor verwarring zorgen. Opdat cliënten inzicht zouden krijgen in de aard en de grondslag van het verstrekte beleggingsadvies moeten eveneens bepaalde organisatorische vereisten worden vastgesteld. |
|
(73) |
Als een beleggingsonderneming aan een cliënt een exemplaar verstrekt van een prospectus dat is opgesteld en gepubliceerd overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG mag dit niet worden gezien als de verstrekking door de onderneming van informatie aan een cliënt voor de toepassing van de voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU die betrekking hebben op de kwaliteit en inhoud van deze informatie indien de onderneming in het kader van die richtlijn zelf niet verantwoordelijk is voor de informatie die in het prospectus wordt gegeven. |
|
(74) |
Richtlijn 2014/65/EU versterkt de verplichtingen van beleggingsondernemingen om informatie over alle kosten en lasten te verstrekken en breidt deze verplichtingen uit tot relaties met in aanmerking komende tegenpartijen en professionele cliënten. Om ervoor te zorgen dat de grotere transparantie inzake kosten en lasten alle categorieën van cliënten ten goede komt, moeten beleggingsondernemingen in bepaalde situaties bij het verrichten van beleggingsdiensten voor professionele cliënten of in aanmerking komende tegenpartijen met deze cliënten kunnen afspreken de gedetailleerde voorschriften van deze verordening te beperken. Dit mag echter nooit betekenen dat de voor beleggingsondernemingen krachtens artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU geldende verplichtingen niet meer worden toegepast. In dit verband dienen beleggingsondernemingen professionele cliënten te informeren over alle kosten en lasten als uiteengezet in deze verordening, wanneer beleggingsadvies of vermogensbeheersdiensten worden verleend of wanneer, ongeacht de verleende beleggingsdienst, de betrokken financiële instrumenten een derivaat behelzen. Beleggingsondernemingen moeten in aanmerking komende tegenpartijen ook informeren over alle kosten en lasten als vermeld in deze verordening wanneer, ongeacht de verleende beleggingsdienst, het betrokken financieel instrument een derivaat behelst en aan hun cliënten zal worden aangeboden. In andere gevallen echter, bij het verlenen van beleggingsdiensten aan professionele cliënten of in aanmerking komende tegenpartijen, kunnen beleggingsondernemingen ermee instemmen — bijvoorbeeld op verzoek van de betrokken cliënt — om geen illustratie van het cumulatieve effect van de kosten op het rendement of geen indicatie van de desbetreffende valuta en de toepasselijke omrekeningskoersen en wisselkosten te verstrekken, wanneer een deel van de totale kosten en lasten in vreemde valuta wordt uitgedrukt. |
|
(75) |
Rekening houdend met de algemene verplichting om te handelen in overeenstemming met het belang van de cliënt en het belang van voorafgaande voorlichting van de cliënten met betrekking tot alle te verwachten kosten en lasten moet de verwijzing naar aanbevolen of verhandelde financiële instrumenten onder meer slaan op beleggingsondernemingen die beleggingsadvies of portefeuillebeheer aanbieden, ondernemingen die algemene aanbevelingen over financiële instrumenten doen of die bepaalde financiële instrumenten aanprijzen bij het leveren van beleggings- en nevendiensten aan cliënten. Dit zou bijvoorbeeld het geval zijn voor beleggingsondernemingen die overeenkomsten voor distributie of plaatsing met een ontwikkelaar of emittent van producten hebben gesloten. |
|
(76) |
In overeenstemming met de algemene verplichting om te handelen in overeenstemming met het belang van de klant en rekening houdend met de verplichtingen die voortvloeien uit de specifieke wetgeving van de Unie ter regulering van bepaalde financiële instrumenten (met name de rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging en verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's)) moeten beleggingsondernemingen alle kosten en lasten bekendmaken en aggregeren, met inbegrip van de kosten van het financiële instrument, in alle gevallen waarin beleggingsondernemingen overeenkomstig de wetgeving van de Unie verplicht zijn de cliënt informatie te verstrekken over de kosten van een financieel instrument. |
|
(77) |
Wanneer beleggingsondernemingen een financieel instrument niet op de markt hebben aangeboden of aanbevolen of volgens het recht van de Unie niet verplicht zijn klanten informatie te verstrekken over de kosten van een financieel instrument, zijn zij mogelijk niet bij machte rekening te houden met alle kosten voor dat financiële instrument. Zelfs in die restgevallen moeten beleggingsondernemingen cliënten op voorhand over alle kosten en lasten van de beleggingsdienst en de aanschafprijs van het desbetreffende financiële instrument informeren. Voorts dienen beleggingsondernemingen te voldoen aan alle overige verplichtingen om passende informatie over de risico's van het betrokken financiële instrument te verstrekken overeenkomstig artikel 24, lid 4, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU of om cliënten achteraf adequate rapporten voor te leggen over de overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU verleende diensten, waarin ook kostenelementen worden belicht. |
|
(78) |
Om te garanderen dat cliënten zich bewust zijn van alle te verwachten kosten en lasten en met het oog op een beoordeling van die informatie en een vergelijking met verschillende financiële instrumenten en beleggingsdiensten moeten beleggingsondernemingen cliënten geruime tijd vóór de verrichting van diensten duidelijke en begrijpelijke informatie over alle kosten en lasten verschaffen. Voorafgaande informatie over de kosten met betrekking tot het financiële instrument of de nevendienst kan worden verstrekt op basis van een verondersteld beleggingsbedrag. De openbaar gemaakte kosten en lasten moeten wel de kosten weergeven die de cliënt op basis van dat veronderstelde beleggingsbedrag daadwerkelijk zou maken. Indien bijvoorbeeld een beleggingsonderneming een scala van doorlopende diensten met verschillende kosten al naargelang de dienst aanbiedt, moet de onderneming de kosten openbaar maken die betrekking hebben op de dienst waarop de cliënt heeft ingetekend. Voor openbaarmakingen achteraf moet de informatie over kosten en lasten het werkelijke beleggingsbedrag van de cliënt op het moment van openbaarmaking weerspiegelen. |
|
(79) |
Om ervoor te zorgen dat beleggers informatie over alle kosten en lasten uit hoofde van artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU ontvangen, moet het onderliggende marktrisico worden opgevat als uitsluitend betrekking hebbend op de schommelingen in de waarde van het belegde kapitaal die rechtstreeks het gevolg zijn van schommelingen in de waarde van de onderliggende activa. Transactiekosten en lopende kosten voor financiële instrumenten moeten daarom ook worden opgenomen in de vereiste aggregatie van kosten en lasten en moeten worden geraamd op basis van redelijke aannamen, vergezeld van een verklaring dat dergelijke ramingen zijn gebaseerd op aannamen en kunnen afwijken van de werkelijke kosten en lasten. In diezelfde optiek mogen praktijken waarbij sprake is van „verrekening” van kosten niet worden uitgezonderd van de verplichting om informatie over de kosten en lasten te verstrekken. De openbaarmaking van kosten en lasten berust op het beginsel dat elk verschil tussen de prijs van een positie voor de onderneming en de respectieve prijs voor de klant openbaar moet worden gemaakt, inclusief toeslagen en afwaarderingen. |
|
(80) |
Terwijl beleggingsondernemingen alle kosten en lasten in overeenstemming met artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU moeten aggregeren en de totale kosten uitgedrukt als geldbedrag en als percentage aan de cliënten moeten voorleggen, moet beleggingsondernemingen bovendien worden toegestaan cliënten of potentiële cliënten afzonderlijke cijfers voor te leggen die bestaan uit geaggregeerde initiële kosten en lasten, geaggregeerde lopende kosten en lasten en geaggregeerde uitstapkosten. |
|
(81) |
Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten aanbieden met ontoereikende informatie over de kosten en lasten ervan moeten hun cliënten aanvullende informatie over deze kosten verschaffen alsook over alle andere kosten en bijbehorende lasten in verband met het verrichten van beleggingsdiensten met betrekking tot die financiële instrumenten om zo het recht van cliënten op volledige openbaarmaking van kosten en lasten te vrijwaren. Dit zou het geval zijn voor beleggingsondernemingen die rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging aanbieden waarvoor geen transactiekosten zijn verstrekt met betrekking tot bijvoorbeeld rechten van deelneming in een icbe-beheermaatschappij. In die gevallen moeten de beleggingsondernemingen contact opnemen met de icbe-beheermaatschappijen om de relevante informatie te verkrijgen. |
|
(82) |
Met het oog op grotere transparantie voor cliënten betreffende de kosten en het rendement van hun beleggingen ten opzichte van de evolutie van de desbetreffende kosten en lasten moet ook worden gezorgd voor periodieke openbaarmaking achteraf, wanneer de beleggingsondernemingen tijdens het jaar een lopende relatie met de cliënt hebben of gehad hebben. Openbaarmaking achteraf van alle relevante kosten en lasten moet op gepersonaliseerde basis gebeuren. Periodieke openbaarmaking achteraf mag gebeuren op basis van bestaande rapportageverplichtingen, zoals verplichtingen voor ondernemingen die andere orders uitvoeren dan vermogensbeheer, portefeuillebeheer of het aanhouden van financiële instrumenten of fondsen van cliënten. |
|
(83) |
De door een beleggingsonderneming aan cliënten te verstrekken informatie over de kosten en bijbehorende lasten bevat ook nadere gegevens over de regelingen voor betaling of uitvoering van de overeenkomst voor de verrichting van beleggingsdiensten en over alle andere overeenkomsten die betrekking hebben op een financieel instrument dat wordt aangeboden. In dit verband zijn betalingsregelingen gewoonlijk van belang wanneer een contract inzake een financieel instrument wordt beëindigd middels afwikkeling in contanten. Uitvoeringsregelingen zijn gewoonlijk van belang wanneer bij beëindiging van het contract inzake een financieel instrument aandelen, obligaties, een warrant, edelmetaal of een ander instrument of een andere grondstof moeten worden geleverd. |
|
(84) |
Voor de toetsing van de geschiktheid als bedoeld in artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU en de toetsing van de passendheid als bedoeld in artikel 25, lid 3, van die richtlijn moeten aparte voorschriften worden vastgesteld. Deze toetsingen verschillen immers in die zin dat ze niet worden toegepast op dezelfde beleggingsdiensten en evenmin dezelfde functies en kenmerken hebben. |
|
(85) |
Beleggingsondernemingen moeten de aandacht van de cliënten vestigen op en in het geschiktheidsrapport informatie opnemen over de kans dat de aanbevolen diensten of instrumenten de niet-professionele cliënt tot een periodieke herziening van de desbetreffende regelingen nopen. Dit heeft onder meer betrekking op situaties waarin een cliënt wellicht advies zal moeten inwinnen om een beleggingsportefeuille opnieuw te doen aansluiten bij de oorspronkelijke aanbevolen toewijzing wanneer het waarschijnlijk is dat de portefeuille van de beoogde toewijzing van activa kan afwijken. |
|
(86) |
Om rekening te houden met marktontwikkelingen en te zorgen voor een gelijk niveau van beleggersbescherming moet worden verduidelijkt dat beleggingsondernemingen verantwoordelijk moeten blijven voor het uitvoeren van geschiktheidsbeoordelingen wanneer beleggingsadvies of diensten van vermogensbeheer geheel of gedeeltelijk via een automatisch of semi-automatisch systeem worden verstrekt. |
|
(87) |
In overeenstemming met de krachtens artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vereiste geschiktheidsbeoordeling moet ook worden verduidelijkt dat beleggingsondernemingen niet alleen een geschiktheidsbeoordeling moeten uitvoeren met betrekking tot aanbevelingen om een financieel instrument te kopen, maar ook voor alle beslissingen om te handelen, met inbegrip van de beslissing om een belegging al dan niet te kopen, te verkopen of aan te houden. |
|
(88) |
Voor de toepassing van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU kan een transactie vanwege de aan de desbetreffende financiële instrumenten verbonden risico's, het soort transactie, de kenmerken van het order of de frequentie van de handel ongeschikt zijn voor de cliënt of potentiële cliënt. Een reeks transacties die ieder afzonderlijk beschouwd geschikt zijn, kan ongeschikt zijn als de aanbeveling of de handelsbeslissingen op elkaar volgen in een frequentie die niet in het belang van de cliënt is. Bij vermogensbeheer kan een transactie ook ongeschikt zijn als deze resulteert in een ongeschikte portefeuille. |
|
(89) |
Een aanbeveling, verzoek of advies van een vermogensbeheerder aan een cliënt om een machtiging te verlenen of te wijzigen die de speelruimte van de vermogensbeheerder bepaalt, moet worden aangemerkt als een aanbeveling als vermeld in artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(90) |
Om de nodige rechtszekerheid te creëren en cliënten een beter inzicht in de aard van de verrichte diensten te verschaffen, moeten beleggingsondernemingen die beleggingsdiensten of nevendiensten verrichten met de cliënt een schriftelijke basisovereenkomst sluiten, waarin de belangrijkste rechten en plichten van de onderneming en de cliënt worden vastgelegd. |
|
(91) |
Deze verordening schrijft niet voor dat de bevoegde autoriteiten hun goedkeuring moeten hechten aan de inhoud van de basisovereenkomst tussen een beleggingsonderneming en haar cliënten. Zij vormt daartoe evenmin een beletsel, mits zo'n goedkeuring alleen berust op de nakoming door de onderneming van haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU om zich op loyale, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van haar cliënten en een dossier aan te leggen waarin de rechten en plichten van beleggingsondernemingen en hun cliënten worden beschreven, alsmede de overige voorwaarden waaronder de onderneming diensten voor haar cliënten verricht. |
|
(92) |
De gegevens die een beleggingsonderneming moet bijhouden, moeten aangepast zijn aan de aard van de bedrijfsactiviteit en het gamma verrichte beleggingsdiensten en -activiteiten, mits aan de in Richtlijn 2014/65/EU, Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (11), Verordening (EU) nr. 596/2014, Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad (12) en in deze verordening vastgelegde verplichtingen inzake het bijhouden van gegevens is voldaan en de bevoegde autoriteiten hun toezichttaken kunnen vervullen en handhavingsmaatregelen kunnen uitvoeren met het oog op de bescherming van beleggers en de integriteit van de markt. |
|
(93) |
Gelet op het belang van verslagen en periodieke mededelingen aan alle cliënten en de uitbreiding van artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU tot de relatie met in aanmerking komende tegenpartijen moeten de rapportageverplichtingen in deze verordening voor alle categorieën van cliënten gelden. Rekening houdend met de aard van de interactie met in aanmerking komende tegenpartijen moeten beleggingsondernemingen overeenkomsten tot vaststelling van de specifieke inhoud en timing van de rapportage kunnen sluiten die verschillen van de overeenkomsten die op niet-professionele en professionele cliënten van toepassing zijn. |
|
(94) |
Wanneer een beleggingsonderneming die vermogensbeheerdiensten verricht, aan cliënten of mogelijke cliënten informatie moet verstrekken over de soorten financiële instrumenten die in de portefeuille van de cliënt mogen worden opgenomen en over de soorten transacties die mogen worden verricht in deze instrumenten, moet in deze informatie afzonderlijk worden aangegeven of de beleggingsonderneming gemachtigd wordt om te beleggen in financiële instrumenten die niet tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten, in derivaten of in niet-liquide of zeer volatiele instrumenten; dan wel om short sales of aankopen met geleende middelen, effectenfinancieringstransacties, of transacties die margebetalingen, het stellen van zekerheden of valutarisico's meebrengen, te verrichten. |
|
(95) |
De cliënten moeten op de hoogte worden gebracht van de resultaten van hun portefeuille en van de depreciaties van hun initiële investeringen. In het geval van vermogensbeheer moet de trigger worden vastgesteld op een depreciatie van 10 % en op veelvouden van 10 % van de totale waarde van de totale portefeuille en mag deze niet worden toegepast op individuele ondernemingen. |
|
(96) |
Voor de toepassing van de rapportageverplichtingen voor vermogensbeheer moet een transactie waarbij een voorwaardelijke verplichting is aangegaan voor de cliënt feitelijke of mogelijke verplichtingen meebrengen die verder gaan dan de aanschafkosten van het instrument. |
|
(97) |
Voor de toepassing van de voorschriften voor rapportage aan cliënten moet onder een verwijzing naar de soort order worden verstaan een verwijzing naar het ordertype, zoals limietorder, marktorder of enigerlei ander specifiek ordertype. |
|
(98) |
Voor de toepassing van de voorschriften voor rapportage aan cliënten moet onder een verwijzing naar de aard van het order worden verstaan een verwijzing naar een order om op effecten in te schrijven of een optie uit te oefenen, of naar een soortgelijk order van een cliënt. |
|
(99) |
Bij de vaststelling van haar uitvoeringsbeleid overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU moet een beleggingsonderneming het relatieve gewicht van de in artikel 27, lid 1, van die richtlijn genoemde factoren bepalen, of in ieder geval vastleggen hoe zij het relatieve gewicht van deze factoren bepaalt om het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te kunnen behalen. Ter uitvoering van dit beleid moet een beleggingsonderneming de plaatsen van uitvoering uitkiezen die haar in staat stellen om consistent het best mogelijke resultaat bij de uitvoering van orders van cliënten te behalen. Om aan de wettelijke verplichting tot optimale uitvoering te voldoen, zullen beleggingsondernemingen bij het toepassen van de criteria voor optimale uitvoering voor professionele beleggers doorgaans niet dezelfde plaatsen van uitvoering voor effectenfinancieringstransacties (SFT's) en andere transacties gebruiken. Dit komt doordat de SFT's worden gebruikt als bron van financiering tegen de voorwaarde dat de leningnemer op een latere datum gelijkwaardige effecten teruggeeft en doordat de voorwaarden van SFT's doorgaans vóór de uitvoering bilateraal tussen de tegenpartijen worden bepaald. Daarom is de keuze van plaatsen van uitvoering voor SFT's beperkter dan in het geval van andere transacties, omdat die afhangt van de specifieke tussen de tegenpartijen vooraf afgesproken voorwaarden en van het feit of er op die plaatsen van uitvoering een specifieke vraag naar de betrokken financiële instrumenten bestaat. In het orderuitvoeringsbeleid van beleggingsondernemingen moet derhalve rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van SFT's en moeten de plaatsen van uitvoering voor SFT's afzonderlijk worden weergegeven. Een beleggingsonderneming moet haar uitvoeringsbeleid op elke order van een cliënt die zij uitvoert, zodanig toepassen dat voor de cliënt overeenkomstig dit beleid het best mogelijke resultaat wordt behaald. |
|
(100) |
Om ervoor te zorgen dat beleggingsondernemingen die orders van cliënten voor uitvoering bij andere entiteiten doorgeven of plaatsen, in het belang van hun cliënten handelen in overeenstemming met artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU om cliënten passende informatie over de onderneming en haar diensten te verschaffen, moeten beleggingsondernemingen cliënten passende informatie verschaffen over de vijf beste entiteiten voor elke klasse van financiële instrumenten waarvoor zij orders van cliënten doorgeven of plaatsen en cliënten informatie verschaffen over de uitvoeringskwaliteit overeenkomstig artikel 27, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU en de bijbehorende uitvoeringsmaatregelen. Beleggingsondernemingen die orders ter uitvoering doorgeven aan of plaatsen bij andere entiteiten, mogen slechts één enkele entiteit voor de uitvoering ervan selecteren wanneer zij kunnen aantonen dat zij aldus in staat zijn steeds het best mogelijke resultaat voor hun cliënten te behalen en wanneer zij redelijkerwijze mogen verwachten dat de geselecteerde entiteit hen in staat zal stellen resultaten voor hun cliënten te behalen die ten minste even goed zijn als de resultaten die zij redelijkerwijze zouden mogen verwachten indien zij voor de uitvoering van de orders een beroep op alternatieve entiteiten zouden doen. Deze redelijke verwachting dient te worden gestaafd door overeenkomstig artikel 27 van Richtlijn 2014/65/EU gepubliceerde relevante gegevens, dan wel door interne analyses van deze beleggingsondernemingen. |
|
(101) |
Om ervoor te zorgen dat een beleggingsonderneming bij de uitvoering van een order van een niet-professionele cliënt voor deze cliënt het best mogelijke resultaat behaalt als er geen specifieke instructies zijn gegeven, moet de onderneming rekening houden met alle factoren die haar in staat stellen het best mogelijke resultaat te behalen met betrekking tot de totale tegenprestatie, die bestaat uit de prijs van het financiële instrument en de uitvoeringskosten. Snelheid, waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, omvang en aard van het order, markteffect en eventuele andere impliciete transactiekosten mogen alleen voorrang krijgen boven de directe prijs- en kostenoverwegingen voor zover ze ertoe bijdragen dat voor de niet-professionele cliënt het best mogelijke resultaat wordt behaald gelet op de totale tegenprestatie. |
|
(102) |
Wanneer een beleggingsonderneming een order volgens specifieke instructies van de cliënt uitvoert, moet zij alleen voor het deel of het aspect van het order waarop de instructies van de cliënt betrekking hebben, geacht worden haar verplichtingen inzake optimale uitvoering te zijn nagekomen. Het feit dat de cliënt specifieke instructies heeft gegeven die gelden voor een deel of aspect van het order, mag de beleggingsonderneming niet ontslaan van haar verplichtingen inzake optimale uitvoering voor andere delen of aspecten van het order waarvoor deze instructies niet gelden. Een beleggingsonderneming mag een cliënt er niet toe aanzetten om een instructie te geven om een order op een bepaalde wijze uit te voeren, door de inhoud van de instructie expliciet of impliciet aan de cliënt kenbaar te maken, wanneer de onderneming redelijkerwijs zou moeten weten dat zij door een instructie van die strekking wordt belet het best mogelijke resultaat voor de cliënt te behalen. Dit hoeft een onderneming echter niet te beletten een cliënt te vragen een keuze te maken tussen twee of meer specifieke handelsplatformen, mits deze platformen stroken met het uitvoeringsbeleid van de onderneming. |
|
(103) |
Wanneer een beleggingsonderneming voor eigen rekening met cliënten handelt, moet dit worden aangemerkt als de uitvoering van orders van cliënten en daarom onderworpen zijn aan de eisen uit hoofde van Verordening 2014/65/EU en deze verordening, en met name de voorschriften voor een optimale uitvoering. Als een beleggingsonderneming echter aan een cliënt een koers afgeeft en deze koers voldoet aan de verplichtingen van de onderneming uit hoofde van artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU als de onderneming bij het afgeven van de koers het order tegen deze koers uitvoert, dan moet de onderneming aan deze zelfde verplichtingen voldoen als zij het order tegen haar koers uitvoert nadat de cliënt deze heeft aanvaard, tenzij de koers gezien de wisselende marktomstandigheden en de tijd die verstreken is tussen opgave en aanvaarding van de koers, duidelijk niet meer actueel is. |
|
(104) |
De verplichting om bij de uitvoering van orders van cliënten het best mogelijke resultaat te behalen, geldt voor alle soorten financiële instrumenten. Wel kan het gezien de onderling uiteenlopende structuren van markten en financiële instrumenten moeilijkheden opleveren om voor een optimale uitvoering een uniforme, voor alle categorieën instrumenten geldende, effectieve standaard en procedure vast te stellen. Daarom moeten de voorschriften voor een optimale uitvoering zodanig worden toegepast dat rekening wordt gehouden met het feit dat de omstandigheden per soort financieel instrument waarvoor een order wordt uitgevoerd, verschillen. Zo zijn transacties in een financieel otc-instrument op maat in het kader van een bijzondere contractuele relatie die op de situatie van de cliënt en de beleggingsonderneming toegesneden is, vanuit het oogpunt van optimale uitvoering wellicht niet vergelijkbaar met transacties in aandelen die op gecentraliseerde plaatsen van uitvoering worden verhandeld. Aangezien de verplichtingen tot optimale uitvoering voor alle financiële instrumenten gelden, ongeacht of zij op handelsplatformen of otc worden verhandeld, moeten beleggingsondernemingen relevante marktgegevens verzamelen om na te gaan of de voor een cliënt aangeboden otc-prijs billijk is en aan de verplichting tot optimale uitvoering voldoet. |
|
(105) |
De voorschriften van deze verordening die betrekking hebben op het uitvoeringsbeleid, mogen geen afbreuk doen aan de algemene plicht van een beleggingsonderneming uit hoofde van artikel 27, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU om toezicht te houden op de effectiviteit van haar regelingen en beleid voor orderuitvoering en de in dat beleid opgenomen plaatsen van uitvoering op gezette tijden aan een analyse te onderwerpen. |
|
(106) |
Deze verordening wil voorkomen dat in het kader van een optimale uitvoering dubbel werk wordt verricht, namelijk door de beleggingsonderneming die orders ontvangt en doorgeeft of vermogen beheert en elke beleggingsonderneming waaraan deze beleggingsonderneming haar orders ter uitvoering doorgeeft. |
|
(107) |
Op grond van de in Richtlijn 2014/65/EU neergelegde verplichting om te zorgen voor een optimale uitvoering, moeten beleggingsondernemingen alle passende maatregelen nemen om voor hun cliënten het best mogelijke resultaat te behalen. De kwaliteit van uitvoering, die aspecten omvat als snelheid en waarschijnlijkheid van uitvoering (zoals de responstijd) en de mogelijkheid en marge voor prijsverbetering, is een factor die voor een optimale uitvoering van groot belang is. Beschikbare, onderling vergelijkbare en geconsolideerde gegevens over de kwaliteit van uitvoering van de verschillende plaatsen van uitvoering zijn voor beleggingsondernemingen en beleggers van cruciaal belang om te kunnen nagaan welke plaatsen van uitvoering voor hun cliënten de hoogste kwaliteit van uitvoering bieden. Om een optimale uitvoering voor een cliënt te realiseren, moeten beleggingsondernemingen relevante gegevens vergelijken en analyseren, waaronder de gegevens die krachtens artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU en de bijbehorende uitvoeringsmaatregelen openbaar zijn gemaakt. |
|
(108) |
Orders uitvoerende beleggingsondernemingen moeten in hun beleid een bepaalde plaats van uitvoering kunnen opnemen mits ze kunnen aantonen dat daardoor steeds een optimale uitvoering kan worden gerealiseerd. Beleggingsondernemingen mogen een bepaalde plaats van uitvoering alleen kiezen indien ze redelijkerwijs kunnen verwachten dat deze plaats van uitvoering hen in staat stelt voor cliënten resultaten te verwezenlijken die minstens even goed zijn als de resultaten die ze redelijkerwijs op andere plaatsen van uitvoering kunnen verwachten. Deze redelijke verwachting moeten worden gestaafd door in overeenstemming met artikel 27 van Richtlijn 2014/65/EU openbaar gemaakte relevante gegevens, dan wel door andere interne analyses van de ondernemingen. |
|
(109) |
De herallocatie van transacties moet als nadelig voor een cliënt worden beschouwd als de beleggingsonderneming of een bepaalde cliënt daardoor onrechtmatig wordt bevoordeeld. |
|
(110) |
Onverminderd Verordening (EU) nr. 596/2014 mogen voor de toepassing van de in deze verordening neergelegde bepalingen inzake de verwerking van orders van cliënten orders van cliënten die langs verschillende dragers worden ontvangen en niet in volgorde van ontvangst kunnen worden afgehandeld, niet als overigens vergelijkbaar worden beschouwd. Het feit dat een beleggingsonderneming informatie over een lopend order van een cliënt gebruikt om voor eigen rekening in de financiële instrumenten waarop het order van de cliënt betrekking heeft, of in gelieerde financiële instrumenten te handelen, moet als misbruik van deze informatie worden aangemerkt. Het loutere feit dat marketmakers of instanties die als tegenpartij mogen optreden, zich beperken tot hun legitieme bedrijf van koop en verkoop van financiële instrumenten of dat personen die bevoegd zijn om orders namens derden uit te voeren, zich beperken tot het naar behoren uitvoeren van een order, mag op zichzelf echter niet als misbruik van informatie aangemerkt worden. |
|
(111) |
Bij de beoordeling of een markt voldoet aan de voorwaarde van artikel 33, lid 3, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU, dat ten minste 50 % van op deze markt tot de handel toegelaten emittenten kleine en middelgrote ondernemingen zijn, moeten de bevoegde instanties zich soepel opstellen tegenover markten waar nog geen activiteit heeft plaatsgevonden, recent opgerichte kmo's waarvan de financiële instrumenten minder dan drie jaar tot de handel zijn toegelaten en emittenten die uitsluitend andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten uitgeven. |
|
(112) |
Gezien de diversiteit aan bedrijfsmodellen van de bestaande MTF's die zich toespitsen op het mkb in de Unie en om het succes van de nieuwe categorie van mkb-groeimarkt te verzekeren, dienen mkb-groeimarkten bij de beoordeling van de geschiktheid van emittenten om tot hun handelsplatform te worden toegelaten voldoende flexibiliteit te krijgen. In ieder geval mag een mkb-groeimarkt emittenten geen strengere voorschriften opleggen dan die welke gelden voor emittenten op gereglementeerde markten. |
|
(113) |
Met betrekking tot de inhoud van het toelatingsdocument dat een emittent bij de toelating van zijn effecten tot de handel op een mkb-groeimarkt moet voorleggen, voor zover de overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG vereiste publicatie van een prospectus niet van toepassing is, is het wenselijk dat de bevoegde autoriteiten zelf kunnen beoordelen of de beleggers aan de hand van de door de exploitant van de mkb-groeimarkt vastgestelde voorschriften naar behoren worden geïnformeerd. Terwijl de volle verantwoordelijkheid voor de informatie in het toelatingsdocument bij de emittent moet liggen, is het aan de exploitant van een mkb-groeimarkt om te bepalen hoe het toelatingsdocument het best wordt getoetst. Dit hoeft geen formele goedkeuring door de bevoegde autoriteit of de exploitant in te houden. |
|
(114) |
De publicatie door emittenten van jaarlijkse en halfjaarlijkse financiële verslagen zorgt voor een passend minimumniveau van transparantie dat strookt met de heersende beste praktijken op bestaande op het mkb gerichte markten. Wat de inhoud van financiële verslagen betreft, moet de exploitant van een mkb-groeimarkt zelf kunnen bepalen dat emittenten wier financiële instrumenten op zijn handelsplatform worden verhandeld de internationale standaarden voor financiële verslaglegging hanteren of standaarden voor financiële verslaggeving die door lokale wet- en regelgeving zijn toegestaan, of beide. De termijnen voor de publicatie van financiële verslagen dienen minder strikt te zijn dan die van Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (13), aangezien ruimere termijnen beter lijken te passen bij de omstandigheden en behoeften van het mkb. |
|
(115) |
Aangezien de regels inzake verspreiding van informatie over emittenten op gereglementeerde markten in het kader van Richtlijn 2004/109/EG te omslachtig zouden zijn voor emittenten op mkb-groeimarkten, is het raadzaam de website van de exploitant van de mkb-groeimarkt te gebruiken als verzamelpunt voor beleggers die informatie over de emittenten op dat handelsplatform zoeken. Openbaarmaking op de website van de exploitant van de mkb-groeimarkt kan ook gebeuren via een rechtstreekse link naar de website van de emittent, indien de informatie daar wordt gepubliceerd en rechtstreeks wordt doorgeleid naar het relevante deel van de website van de emittent, waar beleggers de wettelijk verplichte informatie gemakkelijk kunnen vinden. |
|
(116) |
Er dient nader te worden gespecificeerd wanneer een opschorting of uitsluiting van de handel in een financieel instrument de belangen van de belegger of de ordelijke werking van de markt aanzienlijke schade zou kunnen berokkenen. Hierbij is convergentie noodzakelijk om te garanderen dat marktdeelnemers in een lidstaat waar de handel in financiële instrumenten is opgeschort of financiële instrumenten zijn uitgesloten niet worden benadeeld ten opzichte van marktdeelnemers in een andere lidstaat waar deze nog steeds worden verhandeld. |
|
(117) |
Om het vereiste niveau van convergentie te bereiken, is het aangewezen een lijst van omstandigheden te specificeren waaronder de belangen van de beleggers of de ordelijke werking van de markt aanzienlijk worden geschaad aan de hand waarvan een bevoegde nationale autoriteit, een marktexploitant die een gereglementeerde markt exploiteert of een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, kan afzien van een verzoek tot opschorting of uitsluiting van de handel in een financieel instrument of geen gevolg kan geven aan een daartoe strekkende kennisgeving. Een dergelijke lijst is bij voorkeur niet limitatief omdat de nationale bevoegde autoriteiten dan over een kader beschikken om hun oordeel uit te spreken en voldoende flexibiliteit hebben om individuele gevallen te beoordelen. |
|
(118) |
De artikelen 31, lid 2, en 54, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU verplichten beleggingsondernemingen en marktdeelnemers die een MTF of een OTF gebruiken en exploitanten van gereglementeerde markten ertoe onder bepaalde omstandigheden hun nationale bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte te stellen. Dat is nodig om ervoor te zorgen dat de nationale bevoegde instanties hun regelgevende taken kunnen vervullen en tijdig informatie ontvangen over relevante incidenten die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de werking en integriteit van de markten. Aan de hand van de door exploitanten van handelsplatformen geleverde informatie moeten de nationale bevoegde autoriteiten de risico's voor de markten en hun deelnemers kunnen identificeren en beoordelen alsook efficiënt kunnen reageren en indien nodig maatregelen treffen. |
|
(119) |
Het verdient aanbeveling om een niet-uitputtende lijst op te stellen van omstandigheden waaronder kan worden uitgegaan van ernstige inbreuken op de regels van een handelsplatform, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of systeemverstoringen in verband met een financieel instrument hetgeen de exploitanten van handelsplatformen ertoe verplicht hun bevoegde autoriteiten onmiddellijk op de hoogte te stellen zoals omschreven in de artikelen 31, lid 2, en 54, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU. Daartoe moeten de „regels van een handelsplatform” in ruime zin worden opgevat, dat wil zeggen alle regels, rulings, orders alsook algemene voorwaarden voor contractuele overeenkomsten tussen het handelsplatform en de deelnemers eraan, waarin de voorwaarden voor de handel en de toegang tot het handelsplatform zijn opgenomen. |
|
(120) |
Met betrekking tot gedragingen die kunnen wijzen op frauduleus gedrag binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 596/2014 is het ook aangewezen om een niet-uitputtende lijst van signalen van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie op te stellen, waarmee de exploitant van een handelsplatform rekening moet houden bij het doorlichten van transacties of orders om vast te stellen of de betrokken nationale bevoegde autoriteit als vastgelegd in de artikelen 31, lid 2, en 54, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU, op de hoogte moet worden gebracht. Daartoe dient de term „handelsorder” te slaan op alle soorten opdrachten, met inbegrip van initiële orders, wijzigingen, updates en annuleringen van orders, ongeacht of zij al dan niet zijn uitgevoerd en ongeacht de middelen die zijn gebruikt om toegang tot het handelsplatform te krijgen. |
|
(121) |
De lijst van signalen van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie mag ten aanzien van marktmisbruik of pogingen tot marktmisbruik definitief noch uitputtend zijn, aangezien elk van de signalen afzonderlijk niet noodzakelijkerwijs op marktmisbruik of pogingen tot marktmisbruik hoeft te duiden. Transacties of handelsorders die één of meer signalen vertonen, kunnen om legitieme redenen zijn uitgevoerd of in overeenstemming zijn met de regels van het handelsplatform. |
|
(122) |
Om belanghebbenden op de markt transparantie te verschaffen, marktmisbruik te voorkomen en de identiteit van positiehouders geheim te houden, mogen geaggregeerde wekelijkse verslagen over de posities als bedoeld in artikel 58, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU alleen openbaar worden gemaakt in het geval van contracten die door een bepaald aantal personen en boven een bepaalde omvang worden verhandeld, zoals in deze verordening gespecificeerd. |
|
(123) |
Om ervoor te zorgen dat marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden en op uniforme wijze in de Unie worden aangeboden, specificeert deze verordening de voorwaarden waaraan APA's en CTP's moeten voldoen. Deze voorwaarden moeten de verplichting om marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden te verstrekken voldoende duidelijk maken zodat deze doeltreffend en uniform kunnen worden toegepast, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillende operationele modellen en kostenstructuren van gegevensaanbieders. |
|
(124) |
Om ervoor te zorgen dat de vergoedingen voor marktgegevens op een redelijk niveau worden vastgesteld, vereist de nakoming van de verplichting om gegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden te verstrekken dat de prijzen in een redelijke verhouding staan tot de kosten voor de productie en verspreiding van die gegevens. Onverminderd de toepassing van de concurrentieregels moeten gegevensaanbieders hun vergoedingen daarom bepalen op basis van hun kosten waarbij zij een redelijke marge mogen ontvangen, die is gebaseerd op factoren zoals de operationele winstmarge, het kostenrendement, het rendement van de activa en het rendement op kapitaal. Wanneer gegevensaanbieders gemeenschappelijke kosten voor het verstrekken van gegevens en het verrichten van andere diensten maken, mogen de kosten voor de gegevensverstrekking een passend aandeel omvatten van de kosten die voortvloeien uit de andere relevante diensten. Aangezien het specificeren van de exacte kosten een zeer complexe onderneming is, moeten in plaats daarvan methoden voor kostentoerekening en kostenverdeling worden gespecificeerd, waarbij de specificatie van deze kosten aan de aanbieders van marktgegevens wordt overgelaten. |
|
(125) |
Marktgegevens moeten op niet-discriminerende basis worden verstrekt, hetgeen vereist dat dezelfde prijs en andere voorwaarden op basis van objectieve en gepubliceerde criteria aan alle klanten binnen dezelfde categorie moeten worden aangeboden. |
|
(126) |
Marktgegevens moeten los van andere gegevens worden aangeboden zodat gebruikers van die gegevens ze kunnen verwerven zonder andere diensten te moeten aanschaffen. Om te voorkomen dat gebruikers van gegevens bij het aanschaffen van marktgegevens bij verschillende distributeurs meer dan eenmaal voor dezelfde marktgegevens moeten betalen, moeten marktgegevens per gebruiker worden aangeboden tenzij zulks niet in verhouding zou staan tot de kosten voor het aanbieden van die gegevens, gezien de reikwijdte en schaal van de door de APA en de CTP verstrekte marktgegevens. |
|
(127) |
Alle essentiële voorwaarden voor de verstrekking van marktgegevens moeten openbaar worden gemaakt zodat gebruikers van gegevens en de bevoegde autoriteiten effectief kunnen nagaan of de gegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden worden verstrekt. Gegevensleveranciers moeten daarom informatie verschaffen over hun tarieven en de inhoud van de marktgegevens en over de methoden voor kostprijsadministratie die worden gebruikt voor het bepalen van hun kosten zonder dat hun werkelijke kosten openbaar moeten worden gemaakt. |
|
(128) |
Het is nodig criteria vast te stellen om te bepalen wanneer de activiteiten van een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF van substantieel belang zijn in een lidstaat om te vermijden dat op een handelsplatform de verplichting ontstaat met meer dan een bevoegde autoriteit betrekkingen te onderhouden of zich aan het toezicht van meer dan een bevoegde autoriteit te onderwerpen wanneer dat overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU niet nodig is. In het geval van MTF's en OTF's is het aangewezen dat enkel MTF's en OTF's met een aanzienlijk marktaandeel als van aanzienlijk belang worden beschouwd, zodat niet elke nieuwe toewijzing of verwerving van een uit economisch oogpunt onbeduidende MTF of OTF automatisch leidt tot toepassing van de samenwerkingsregelingen als bedoeld in artikel 79, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(129) |
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) in acht. Derhalve dient deze verordening in overeenstemming met deze rechten en beginselen te worden uitgelegd en toegepast, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op consumentenbescherming, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening dient te gebeuren in overeenstemming met de grondrechten, met inbegrip van het recht op de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens uit hoofde van de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en daarbij moeten Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 worden nageleefd. |
|
(130) |
ESMA, opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (14), is voor technisch advies geraadpleegd. |
|
(131) |
Om bevoegde autoriteiten en beleggingsondernemingen in staat te stellen zich aan de nieuwe vereisten in deze verordening aan te passen zodat deze op efficiënte en effectieve wijze kunnen worden toegepast, moet de aanvangsdatum van toepassing van deze verordening op de datum van inwerkingtreding van Richtlijn 2014/65/EU worden afgestemd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Hoofdstuk II, en afdelingen 1 tot en met 4, artikelen 59, lid 4, en 60 en afdelingen 6 en 8 van hoofdstuk III en, voor zover zij betrekking hebben op die bepalingen, hoofdstuk I en afdeling 9 van hoofdstuk III en hoofdstuk IV van deze verordening zijn van toepassing op beheermaatschappijen in overeenstemming met artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG en artikel 6, lid 6, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (15).
2. Met betrekking tot alle vereisten waarvan sprake in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsbepalingen ervan als vervat in deze verordening wordt met „beleggingsondernemingen” ook „kredietinstellingen” en met „financiële instrumenten” ook „gestructureerde deposito's” bedoeld.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1. „relevante persoon” (met betrekking tot een beleggingsonderneming): een van de volgende personen:
|
a) |
een directeur, een vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, een bestuurder of een verbonden agent van de onderneming; |
|
b) |
een directeur, een vennoot of daarmee gelijk te stellen persoon, of een bestuurder van een verbonden agent van de onderneming; |
|
c) |
een werknemer van de onderneming of van een verbonden agent van de onderneming, alsook enigerlei andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking en onder de zeggenschap staan van de onderneming of een verbonden agent en die betrokken is bij het verrichten door de onderneming van beleggingsdiensten en -activiteiten; |
|
d) |
een natuurlijke persoon die uit hoofde van een uitbestedingsovereenkomst met het oog op het verrichten door de beleggingsonderneming van beleggingsdiensten en -activiteiten rechtstreeks betrokken is bij het verrichten van diensten ten behoeve van de beleggingsonderneming of haar verbonden agent; |
2. „financieel analist”: een relevante persoon die tastbaar onderzoek op beleggingsgebied produceert;
3. „uitbesteding”: een overeenkomst van om het even welke vorm tussen een beleggingsonderneming en een dienstverlener op grond waarvan deze dienstverlener een proces, een dienst of een activiteit verricht die anders door de beleggingsonderneming zelf zou worden verricht;
3 bis. „persoon met wie een relevante persoon familiebanden heeft”: een van de volgende personen:
|
a) |
de echtgeno(o)t(e) van de relevante persoon of een partner van deze persoon die door het nationale recht als gelijkwaardig met een echtgeno(o)t(e) wordt aangemerkt; |
|
b) |
een kind of stiefkind ten laste van de relevante persoon; |
|
c) |
een ander familielid van de relevante persoon die op de datum van de persoonlijke transactie in kwestie gedurende ten minste een jaar tot hetzelfde huishouden als de relevante persoon heeft behoord; |
4. „effectenfinancieringstransactie”: effectenfinancieringstransactie als gedefinieerd in artikel 3, lid 11, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad (16).
5. „beloning”: alle vormen van betalingen of financiële of niet-financiële voordelen die door ondernemingen direct of indirect aan relevante personen worden verstrekt bij het verlenen van beleggings- of nevendiensten aan cliënten;
6. „grondstof”: fungibele goederen die kunnen worden geleverd, met inbegrip van metalen, metaalertsen, metaallegeringen en landbouwproducten, alsook energie, zoals elektriciteit.
Artikel 3
Voorwaarden die gelden voor de verstrekking van informatie
1. Wanneer voor de toepassing van deze verordening informatie op een duurzame drager moet worden verstrekt als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 62, van Richtlijn 2014/65/EU, dan hebben beleggingsondernemingen alleen het recht om die informatie op een andere duurzame drager dan papier te verstrekken als:
|
a) |
de verstrekking van deze informatie op de desbetreffende drager past in de context waarin de onderneming met de cliënt zakendoet of zaken gaat doen, en |
|
b) |
de persoon aan wie de informatie moet worden verstrekt, wanneer deze voor de keuze wordt gesteld tussen informatie op papier of op deze andere duurzame drager, uitdrukkelijk voor deze andere drager kiest. |
2. Wanneer een beleggingsonderneming overeenkomstig de artikelen 46, 47, 48, 49, 50 of 66, lid 3, van deze verordening aan een cliënt via een website informatie verstrekt en deze informatie niet tot de cliënt persoonlijk gericht is, zorgen de beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de verstrekking van deze informatie op de desbetreffende drager past in de context waarin de onderneming met de cliënt zakendoet of zaken gaat doen; |
|
b) |
de cliënt moet uitdrukkelijk instemmen met de verstrekking van informatie in deze vorm; |
|
c) |
de cliënt moet elektronisch op de hoogte worden gebracht van het adres van de website en de plaats op de website waar toegang kan worden verkregen tot de informatie; |
|
d) |
de informatie is actueel; |
|
e) |
de informatie moet onafgebroken toegankelijk blijven via deze website gedurende de tijd die de cliënt redelijkerwijs nodig heeft om deze in te zien. |
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt de verstrekking van informatie via elektronische mededelingen geacht te passen in de context waarin de onderneming met de cliënt zakendoet of zaken gaat doen indien bewezen is dat de cliënt regelmatig toegang tot internet heeft. Dit wordt als bewezen aangemerkt als de cliënt een e-mailadres opgeeft om zaken te kunnen doen.
Artikel 4
Het incidenteel verlenen van beleggingsdiensten
(artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
Voor de toepassing van de vrijstelling onder c) van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU wordt een beleggingsdienst geacht incidenteel te worden verleend in het kader van een beroepsactiviteit indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
er bestaat een nauw en feitelijk verband tussen de beroepsactiviteit en de verlening van de beleggingsdienst aan dezelfde cliënt, zodat de beleggingsdienst kan worden geacht bij de voornaamste beroepsactiviteit te behoren; |
|
b) |
de verlening van beleggingsdiensten aan de cliënten van de voornaamste beroepsactiviteit beoogt niet een systematische bron van inkomsten te verschaffen aan de persoon die de beroepsactiviteit verricht, en |
|
c) |
de persoon die de beroepsactiviteit verricht, biedt zijn vermogen om beleggingsdiensten te verlenen niet te koop aan of promoot deze niet anderszins, behalve indien aan de cliënten wordt bekendgemaakt dat deze bij de voornaamste beroepsactiviteit behoren. |
Artikel 5
Voor de groothandel bestemde energieproducten die door middel van materiële levering moeten worden afgewikkeld
(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU moet een contract voor een voor de groothandel bestemd energieproduct door middel van materiële levering worden afgewikkeld indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
het bevat bepalingen die waarborgen dat de partijen bij het contract evenredige regelingen in werking hebben gesteld om de onderliggende grondstof te leveren of in ontvangst te nemen; een balanceringsovereenkomst met de transmissiesysteembeheerder op het gebied van elektriciteit en gas wordt als een evenredige regeling beschouwd indien de partijen bij de overeenkomst voor de materiële levering van elektriciteit of gas moeten zorgen; |
|
b) |
het stelt onvoorwaardelijke, onbeperkte en afdwingbare verplichtingen van de partijen bij het contract in om de onderliggende grondstof te leveren of in ontvangst te nemen; |
|
c) |
het staat geen van de partijen toe materiële levering door afwikkeling in contanten te vervangen; |
|
d) |
de verplichtingen op grond van het contract kunnen niet worden gecompenseerd met verplichtingen uit hoofde van andere contracten tussen de betrokken partijen, onverminderd de rechten van de partijen bij het contract om hun verplichtingen tot contante betaling te verrekenen. |
Voor de toepassing van punt d) wordt operationele verrekening op de elektriciteits- en gasmarkten niet als compensatie van verplichtingen op grond van een contract met verplichtingen uit hoofde van andere contracten beschouwd.
2. Onder operationele verrekening wordt verstaan een nominatie van hoeveelheden elektriciteit en gas die aan een net moeten worden toegevoerd wanneer dit vereist is uit hoofde van de regels of verzoeken van een transmissiesysteembeheerder als gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad (17) voor een entiteit die een gelijkwaardige taak als een transmissiesysteembeheerder op nationaal niveau verricht. Een nominatie van hoeveelheden op basis van operationele verrekening staat niet aan de discretie van de partijen bij de overeenkomst.
3. Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU omvat overmacht een uitzonderlijke gebeurtenis of een reeks omstandigheden buiten de controle van de partijen bij het contract, die de partijen bij het contract redelijkerwijs niet konden voorzien of voorkomen door het in acht nemen van passende en redelijke zorgvuldigheid en die verhinderen dat één of beide partijen bij het contract hun contractuele verplichtingen nakomen.
4. Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU omvat een andere bona fide reden waarom niet kan worden afgewikkeld een gebeurtenis of reeks omstandigheden die niet als overmacht kwalificeren als bedoeld in lid 3 en objectief en uitdrukkelijk in de contractvoorwaarden worden omschreven, waarbij één of beide partijen bij het contract, die handelen te goeder trouw, hun contractuele verplichtingen niet nakomen.
5. Het bestaan van bepalingen inzake overmacht of een bona fide reden waarom niet kan worden afgewikkeld belet niet dat een contract wordt beschouwd als „afgewikkeld door middel van materiële levering” voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU.
6. Het bestaan van wanbetalingsclausules waardoor een partij recht heeft op een financiële vergoeding voor de niet-uitvoering of gebrekkige uitvoering van het contract belet niet dat het contract wordt beschouwd als „afgewikkeld door middel van materiële levering” in de zin van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU.
7. De leveringsmethoden voor de contracten die worden beschouwd als „afgewikkeld door middel van materiële levering” in de zin van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU omvatten ten minste:
|
a) |
materiële levering van de relevante goederen zelf; |
|
b) |
aflevering van een document dat eigendomsrechten verleent met betrekking tot de relevante grondstoffen of de relevante hoeveelheid betrokken grondstoffen; |
|
c) |
andere methoden voor het tot stand brengen van de overdracht van eigendomsrechten met betrekking tot de relevante hoeveelheid goederen zonder deze materieel te leveren, met inbegrip van kennisgeving, inplanning of nominatie van de exploitant van een energieleveringsnet, waardoor de ontvanger recht heeft op de relevante hoeveelheid goederen. |
Artikel 6
Energiederivatencontracten met betrekking tot olie en kolen en voor de groothandel bestemde energieproducten
(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt onder energiederivatencontracten met betrekking tot olie verstaan contracten met minerale olie, van enigerlei aard, en petroleumgas, vloeibaar of dampvormig, inclusief producten, componenten en derivaten van olie en olievervoersbrandstoffen, inclusief die met biobrandstofadditieven, als onderliggende waarde.
2. Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt onder energiederivatencontracten met betrekking tot kolen contracten verstaan met kolen, gedefinieerd als een zwarte of donkerbruine brandbare minerale stof bestaande uit verkoolde plantaardige materie, die als brandstof worden gebruikt, als onderliggende waarde.
3. Voor de toepassing van deel C, punt 6, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt onder derivatencontracten die de kenmerken hebben van voor de groothandel bestemde energieproducten als gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011 derivaten verstaan met elektriciteit of aardgas als onderliggende waarde, in overeenstemming met de punten b) en d) van artikel 2, lid 4, van die verordening.
Artikel 7
Andere afgeleide financiële instrumenten
(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voor de toepassing van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU wordt een contract dat geen spotcontract is in overeenstemming met lid 2 en niet voor commerciële doeleinden bestemd is als vastgesteld in lid 4 geacht de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te hebben indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
het voldoet aan een van de volgende criteria:
|
|
b) |
het is zodanig gestandaardiseerd dat de prijs, partij, leverdatum en andere voorwaarden hoofdzakelijk worden bepaald onder verwijzing naar periodiek bekendgemaakte prijzen, standaardpartijen of standaardleverdata. |
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder spotcontract het volgende verstaan: een contract voor de verkoop van een grondstof, een activum of een recht, waarin is bepaald dat de levering moet plaatsvinden binnen een van de volgende termijnen, al naargelang welke termijn de langste is:
|
a) |
2 handelsdagen; |
|
b) |
de termijn die op de markt voor de grondstof, het activum of het recht in kwestie algemeen wordt aanvaard als de standaardlevertermijn. |
Een contract wordt evenwel niet als een spotcontract beschouwd indien er, ongeacht de uitdrukkelijke voorwaarden ervan, tussen de contractpartijen een afspraak bestaat dat de levering van de onderliggende waarde mag worden uitgesteld en niet binnen de termijn waarvan sprake in lid 2 behoeft plaats te vinden.
3. Voor de toepassing van deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (18) wordt een derivatencontract met betrekking tot een onderliggende waarde zoals bedoeld in dat deel of in artikel 8 van deze verordening geacht de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te bezitten indien aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
het wordt in contanten afgewikkeld of mag in contanten worden afgewikkeld naar keuze van een of meer van de partijen, om een andere reden dan het in gebreke blijven of een andere gebeurtenis die beëindiging van het contract tot gevolg heeft; |
|
b) |
het wordt verhandeld op een gereglementeerde markt, een MTF, een OTF of een handelsplatform van een derde land dat een functie vervult die vergelijkbaar is met die van een gereglementeerde markt, MTF of een OTF; |
|
c) |
het contract voldoet aan de voorwaarden van lid 1. |
4. Een contract wordt geacht voor commerciële doeleinden bestemd te zijn voor de toepassing van deel C, punt 7, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU en niet de kenmerken van andere afgeleide financiële instrumenten te hebben voor de toepassing van deel C, punten 7 en 10, van die bijlage, indien aan beide volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
het wordt aangegaan met of door een exploitant of beheerder van een energietransmissienet, mechanisme voor de balancering van de energiestromen of pijpleidingennetwerk, |
|
b) |
het is noodzakelijk om de energielevering en -afname op een bepaald tijdstip in evenwicht te houden, met inbegrip van het geval waarin de reservecapaciteit waarvoor door een elektriciteitstransmissiesysteembeheerder als gedefinieerd in artikel 2, lid 4, van Richtlijn 2009/72/EG een contract is gesloten van de ene vooraf gekwalificeerde aanbieder van een balanceringsdienst aan de andere vooraf gekwalificeerde aanbieder van een balanceringsdienst wordt overgedragen met instemming van de relevante transmissiesysteembeheerder. |
Artikel 8
Derivaten onder deel C, punt 10), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU
(artikel 4, lid 1, punt 2), van Richtlijn 2014/65/EU)
Naast de derivatencontracten die uitdrukkelijk worden genoemd in deel C, punt 10, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU is een derivatencontract onderworpen aan de bepalingen in dat deel indien het voldoet aan de criteria vervat in dat deel en in artikel 7, lid 3, van deze verordening en betrekking heeft op een van de volgende elementen:
|
a) |
breedbandtelecommunicatie; |
|
b) |
grondstofopslagcapaciteit; |
|
c) |
transmissie- of transportcapaciteit met betrekking tot grondstoffen, ongeacht of het om kabels, pijpleidingen of andere middelen gaat, met uitzondering van transmissierechten met betrekking tot zoneoverschrijdende elektriciteitstransmissiecapaciteiten wanneer zij op de primaire markt worden aangegaan met of door een transmissiesysteembeheerder of personen die in hun naam als dienstverlener optreden en teneinde de transmissiecapaciteit toe te wijzen; |
|
d) |
een rechtstreeks met de levering, de distributie of het verbruik van energie uit duurzame hulpbronnen verband houdend(e) vergoeding, krediet, vergunning, recht of vergelijkbaar activum, behalve als het contract reeds binnen het toepassingsgebied ligt van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU; |
|
e) |
een geologische, ecologische of andere fysieke variabele, behalve als het contract betrekking heeft op eenheden waarvan is vastgesteld dat deze in overeenstemming zijn met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (19); |
|
f) |
andere fungibele activa of rechten die geen rechten op de ontvangst van diensten zijn en kunnen worden overgedragen; |
|
g) |
een index of maatstaf die betrekking heeft op de prijs of waarde, dan wel het volume van transacties in een activum, recht, dienst of verbintenis; |
|
h) |
een index of maatstaf op basis van actuariële statistieken. |
Artikel 9
Beleggingsadvies
(artikel 4, lid 1, punt 4), van Richtlijn 2014/65/EU)
Voor de toepassing van de in artikel 4, lid 1, punt 4, van Richtlijn 2014/65/EU opgenomen definitie van beleggingsadvies geldt als een gepersonaliseerde aanbeveling een aanbeveling die gedaan wordt aan een persoon in diens hoedanigheid van belegger of potentiële belegger of in diens hoedanigheid van agent voor een belegger of potentiële belegger.
Deze aanbeveling wordt voorgesteld als een aanbeveling die geschikt is voor de betrokken persoon, of berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden en heeft als oogmerk dat een van de volgende reeks stappen wordt gezet:
|
a) |
een bepaald financieel instrument wordt gekocht, verkocht, geruild, te gelde gemaakt, gehouden, overgenomen of er wordt daarop ingetekend; |
|
b) |
een aan een bepaald financieel instrument verbonden recht wordt uitgeoefend of juist niet uitgeoefend om een financieel instrument te kopen, te verkopen, te ruilen, te gelde te maken of daarop in te tekenen. |
Een aanbeveling wordt niet als een gepersonaliseerde aanbeveling beschouwd als deze uitsluitend aan het publiek wordt gedaan.
Artikel 10
Kenmerken van andere derivatencontracten betreffende valuta's
1. Voor de toepassing van deel C, punt 4, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU zijn andere derivatencontracten betreffende een valuta geen financieel instrument indien het om een van de volgende contracten gaat:
|
a) |
een spotcontract in de zin van lid 2 van dit artikel; |
|
b) |
een betaalmiddel dat:
|
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder spotcontract het volgende verstaan: een contract voor de ruil van een valuta tegen een andere valuta, waarin is bepaald dat de levering moet plaatsvinden binnen een van de volgende termijnen, al naargelang welke termijn de langste is:
|
a) |
2 handelsdagen ten aanzien van twee van de belangrijke valuta's vermeld in lid 3; |
|
b) |
voor een valutapaar waarvan ten minste één valuta geen belangrijke valuta is, 2 handelsdagen of de termijn die op de markt over het algemeen als de standaard leveringstermijn voor dat valutapaar wordt aanvaard, al naargelang welke termijn de langste is; |
|
c) |
indien het contract voor de ruil van die valuta's hoofdzakelijk wordt gebruikt voor de aankoop of verkoop van een effect of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, de termijn die op de markt over het algemeen als de standaard leveringstermijn voor de afwikkeling van dat effect of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging wordt aanvaard of 5 handelsdagen, al naargelang welke termijn de kortste is. |
Een contract wordt niet als een spotcontract beschouwd indien er, ongeacht de uitdrukkelijke voorwaarden ervan, tussen de contractpartijen een afspraak bestaat dat de levering van de valuta mag worden uitgesteld en niet binnen de termijn waarvan sprake in de eerste alinea behoeft plaats te vinden.
3. De belangrijke valuta's voor de toepassing van lid 2 zijn alleen de US-dollar, de euro, de Japanse yen, het pond sterling, de Australische dollar, de Zwitserse frank, de Canadese dollar, de Hongkongdollar, de Zweedse kroon, de Nieuw-Zeelandse dollar, de Singaporedollar, de Noorse kroon, de Mexicaanse peso, de Kroatische kuna, de Bulgaarse lev, de Tsjechische kroon, de Deense kroon, de Hongaarse forint, de Poolse zloty en de Roemeense leu.
4. Voor de toepassing van lid 2 wordt onder een handelsdag verstaan, een dag van normale handel in het rechtsgebied van beide valuta's die worden geruild ingevolge het contract voor de ruil van die valuta's en in het rechtsgebied van een derde valuta indien aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
bij de ruil van die valuta's worden zij voor liquiditeitsdoeleinden via die derde valuta geconverteerd; |
|
b) |
de standaard leveringstermijn voor de ruil van die valuta's refereert aan het rechtsgebied van die derde valuta. |
Artikel 11
Geldmarktinstrumenten
(artikel 4, lid 1, punt 17, van Richtlijn 2014/65/EU)
Geldmarktinstrumenten in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 17, van Richtlijn 2014/65/EU omvatten schatkistpapier, depositocertificaten, commercial paper en andere instrumenten met substantieel gelijkwaardige eigenschappen, indien zij de volgende kenmerken hebben:
|
a) |
zij hebben een waarde die te allen tijde kan worden vastgesteld; |
|
b) |
het zijn geen derivaten; |
|
c) |
zij hebben bij uitgifte een looptijd van 397 dagen of minder. |
Artikel 12
Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van aandelen, „representatieve certificaten” (depositary receipts), „beursverhandelde fondsen (exchange-traded funds)”, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten
(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)
Een beleggingsonderneming wordt ten aanzien van elk aandeel, elk „representatief certificaat” (depositary receipt), elk „beursverhandeld fonds (exchange-traded fund)”, elk certificaat en andere vergelijkbare financiële instrumenten als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd indien zij overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:
|
a) |
frequent en systematisch in het financieel instrument waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:
|
|
b) |
frequent en systematisch in het financieel instrument waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld dagelijks plaatsvinden; |
|
c) |
substantieel in het financieel instrument indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan:
|
Artikel 13
Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van obligaties
(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)
Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van alle obligaties die behoren tot een categorie obligaties die zijn uitgegeven door dezelfde entiteit of door een entiteit binnen dezelfde groep indien zij met betrekking tot een dergelijke obligatie overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:
|
a) |
frequent en systematisch in een obligatie waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:
|
|
b) |
frequent en systematisch in een obligatie waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden; |
|
c) |
substantieel in de obligatie indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:
|
Artikel 14
Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van gestructureerde financiële producten
(artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU)
Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van gestructureerde financiële producten die behoren tot een categorie gestructureerde financiële producten die zijn uitgegeven door dezelfde entiteit of door een entiteit binnen dezelfde groep indien zij met betrekking tot een dergelijk gestructureerd financieel product overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:
|
a) |
frequent en systematisch in een gestructureerd financieel product waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:
|
|
b) |
frequent en systematisch in een gestructureerd financieel product waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening zijn verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden; |
|
c) |
substantieel in het gestructureerd financieel product indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:
|
Artikel 15
Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van derivaten
(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)
Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van alle derivaten die behoren tot een categorie derivaten indien zij, met betrekking tot een dergelijk derivaat, overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:
|
a) |
frequent en systematisch in een derivaat waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:
|
|
b) |
frequent en systematisch in een derivaat waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening in de relevante categorie derivaten worden verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden; |
|
c) |
substantieel in het derivaat indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:
|
Artikel 16
Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling van emissierechten
(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)
Een beleggingsonderneming wordt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU beschouwd ten aanzien van emissierechten indien zij, met betrekking tot een dergelijk instrument, overeenkomstig de volgende criteria intern afhandelt:
|
a) |
frequent en systematisch in een emissierecht waarvoor een liquide markt bestaat als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden:
|
|
b) |
frequent en systematisch in een emissierecht waarvoor er geen liquide markt is als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 17, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien gedurende de laatste 6 maanden de otc-transacties die door haar voor eigen rekening in het relevante type emissierechten worden verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gemiddeld eenmaal per week plaatsvinden; |
|
c) |
substantieel in een emissierecht indien de omvang van de otc-handel die door haar voor eigen rekening is verricht bij het uitvoeren van cliëntenorders gedurende de laatste 6 maanden gelijk is aan of groter is dan een van de volgende:
|
Artikel 17
Relevante beoordelingsperioden
(artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2014/65/EU)
De voorwaarden vermeld in de artikelen 12 tot en met 16 worden per kwartaal beoordeeld op basis van gegevens van de laatste 6 maanden. De beoordelingsperiode begint op de eerste werkdag van de maanden januari, april, juli en oktober.
Pas uitgegeven instrumenten worden bij de beoordeling alleen in aanmerking genomen wanneer de historische gegevens een periode bestrijken van ten minste drie maanden in geval van aandelen, „representatieve certificaten” (depositary receipts), „beursverhandelde fondsen (exchange-traded funds)”, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten, en zes weken in geval van obligaties, gestructureerde financiële producten en derivaten.
Artikel 18
Algoritmische handel
(artikel 4, lid 1, punt 39), van Richtlijn 2014/65/EU)
Ten behoeve van de nadere bepaling van de definitie van algoritmische handel in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 39, van Richtlijn 2014/65/EU wordt er geacht sprake te zijn van een systeem met weinig of geen menselijk ingrijpen indien voor een proces van genereren van orders of noteringen of een proces om de uitvoering van orders te optimaliseren een geautomatiseerd systeem beslissingen neemt in het stadium van het initiëren, genereren, geleiden en uitvoeren van orders of noteringen volgens vooraf bepaalde parameters.
Artikel 19
Techniek van hoogfrequentie algoritmische handel
(artikel 4, lid 1, punt 40), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een groot aantal berichten in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 40, van Richtlijn 2014/65/EU bestaat in de indiening van gemiddeld:
|
a) |
ten minste 2 berichten per seconde met betrekking tot één financieel instrument dat op een handelsplatform wordt verhandeld; |
|
b) |
ten minste 4 berichten per seconde met betrekking tot alle financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld. |
2. Voor de toepassing van lid 1 worden berichten betreffende financiële instrumenten waarvoor een liquide markt bestaat in overeenstemming met artikel 2, lid 1, punt 17, van Verordening (EU) nr. 600/2014 meegerekend. Berichten die worden ingevoerd voor handelsdoeleinden welke voldoen aan de criteria in artikel 17, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU worden meegerekend.
3. Voor de toepassing van lid 1 worden berichten die worden ingediend ten behoeve van de handel voor eigen rekening meegerekend. Berichten die worden ingediend via andere handelstechnieken dan die welke op handel in eigen rekening steunen worden meegerekend indien de uitvoeringstechniek van het bedrijf op een dergelijke wijze is gestructureerd dat wordt vermeden dat de uitvoering voor eigen rekening plaatsvindt.
4. Voor te toepassing van lid 1 worden voor de berekening van een groot aantal berichten met betrekking tot aanbieders van directe elektronische toegang (DEA) berichten die door hun DEA-cliënten worden ingediend niet meegerekend.
5. Voor de toepassing van lid 1 stellen handelsplatformen op verzoek voor de betrokken bedrijven schattingen ter beschikking van het gemiddelde aantal berichten per seconde op maandbasis twee weken na het einde van elke kalendermaand en houden daarbij rekening met alle boodschappen die gedurende de voorafgaande 12 maanden zijn ingediend.
Artikel 20
Directe elektronische toegang
(artikel 4, lid 1, punt 41), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een persoon wordt geacht niet in staat te zijn tot elektronische doorgifte van orders met betrekking tot een financieel instrument direct aan een handelsplatform in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt 41, van Richtlijn 2014/65/EU, indien die persoon niet over discretionaire ruimte beschikt betreffende de precieze fractie van een seconde van orderinvoer en de levensduur van het order binnen dat tijdsbestek.
2. Een persoon wordt geacht niet in staat te zijn tot dergelijke directe elektronische doorgifte van orders indien deze plaatsvindt via regelingen voor optimalisering van orderuitvoeringsprocessen die de parameters bepalen van het order behalve het platform of de platformen waar het order moet worden ingediend, tenzij deze regelingen zijn ingebed in de systemen van de cliënten en niet in die van het lid van of de deelnemer aan een gereglementeerde markt of een MTF of een cliënt van een OTF.
HOOFDSTUK II
ORGANISATORISCHE VEREISTEN
AFDELING 1
Organisatie
Artikel 21
Algemene organisatorische vereisten
(artikel 16, leden 2 tot en met 10, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen voldoen aan de volgende organisatorische vereisten:
|
a) |
besluitvormingsprocedures en een organisatiestructuur vaststellen, implementeren en in stand houden die op duidelijke en gedocumenteerde wijze de rapportagelijnen specificeren en de functies en verantwoordelijkheden verdelen; |
|
b) |
ervoor zorgen dat hun relevante personen op de hoogte zijn van de procedures die moeten worden gevolgd voor een goede uitoefening van hun verantwoordelijkheden; |
|
c) |
adequate internecontroleprocedures vaststellen, implementeren en in stand houden om te waarborgen dat beslissingen en procedures op alle niveaus van de beleggingsonderneming in acht worden genomen; |
|
d) |
medewerkers in dienst hebben die over de nodige vakbekwaamheid, kennis en deskundigheid beschikken om de hun toevertrouwde verantwoordelijkheden uit te oefenen; |
|
e) |
op alle relevante niveaus van de beleggingsonderneming een effectieve interne rapportage en communicatie van informatie opzetten, implementeren en in stand houden; |
|
f) |
passende en overzichtelijke gegevens over hun bedrijf en interne organisatie bijhouden; |
|
g) |
ervoor zorgen dat relevante personen die meerdere functies uitoefenen, daardoor niet worden of kunnen worden belet een van deze functies op degelijke, eerlijke en professionele wijze uit te oefenen. |
Bij de naleving van de vereisten vervat in dit lid houden beleggingsondernemingen rekening met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van de beleggingsdiensten en -activiteiten die in het kader van dit bedrijf worden verricht.
2. Beleggingsondernemingen gaan over tot het opzetten, implementeren en in stand houden van afdoende systemen en procedures om de veiligheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen, rekening houdend met de aard van de informatie in kwestie.
3. Beleggingsondernemingen belasten zich ermee een adequaat bedrijfscontinuïteitsbeleid vast te stellen, te implementeren en in stand te houden teneinde te waarborgen dat bij een onderbreking van hun systemen en procedures kritieke gegevens en bedrijfsfuncties beschermd zijn en hun beleggingsdiensten en -activiteiten worden voortgezet, of — wanneer dat niet mogelijk is — dat deze gegevens en bedrijfsfuncties zo spoedig mogelijk worden hersteld en hun beleggingsdiensten en -activiteiten zo spoedig mogelijk worden hervat.
4. Beleggingsondernemingen belasten zich ermee gedragsregels en procedures op het gebied van de financiële verslaggeving vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die hen in staat stellen de bevoegde autoriteit op haar verzoek zo spoedig mogelijk in het bezit te stellen van financiële verslagen die een getrouw beeld geven van hun financiële positie en die aan alle toepasselijke standaarden en regels voor de financiële verslaggeving voldoen.
5. Beleggingsondernemingen houden toezicht op en gaan op gezette tijden over tot een evaluatie van de deugdelijkheid en effectiviteit van de door hen overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 opgezette systemen, internecontroleprocedures en regelingen, en nemen passende maatregelen om eventuele onvolkomenheden te verhelpen.
Artikel 22
Nakoming
(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen gaan over tot de vaststelling, implementatie en instandhouding van adequate gedragsregels en afdoende procedures waarmee elk risico dat de beleggingsonderneming niet aan haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU voldoet, alsmede alle daaraan verbonden risico's kunnen worden opgespoord, en voorzien in passende maatregelen en procedures die dergelijke risico's tot een minimum beperken en de bevoegde autoriteiten in staat stellen de hun bij die richtlijn verleende bevoegdheden daadwerkelijk uit te oefenen.
Beleggingsondernemingen houden rekening met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en met de aard en het gamma van de diensten en activiteiten die in het kader van dat bedrijf worden verricht.
2. Beleggingsondernemingen gaan over tot de instelling en instandhouding van een permanente en effectieve compliancefunctie die onafhankelijk is en de volgende verantwoordelijkheden heeft:
|
a) |
permanent toezicht houden op en op gezette tijden evalueren van de deugdelijkheid en effectiviteit van de overeenkomstig lid 1, eerste alinea, ingevoerde maatregelen, gedragsregels en procedures, alsook de maatregelen die zijn genomen om eventuele onvolkomenheden bij het nakomen van deze verplichtingen door de onderneming te verhelpen; |
|
b) |
de relevante personen die verantwoordelijk zijn voor het verrichten van beleggingsdiensten en -activiteiten, adviseren en bijstaan om de krachtens Richtlijn 2014/65/EU op de onderneming rustende verplichtingen na te komen; |
|
c) |
ten minste jaarlijks verslag uitbrengen aan het leidinggevend orgaan over de implementatie en effectiviteit van de algemene controleomgeving voor beleggingsdiensten en -activiteiten, over de geïdentificeerde risico's en over de klachtenbehandelingsrapportage alsook de remedies die zijn of zullen worden ondernomen; |
|
d) |
de activiteiten monitoren van het klachtenbehandelingsproces en klachten beschouwen als een bron van relevante informatie in de context van hun algemene monitoringverantwoordelijkheden. |
Om te voldoen aan de punten a) en b) van dit lid verricht de compliancefunctie een beoordeling op basis waarvan zij een risicogebaseerd monitoringprogramma opstelt dat rekening houdt met alle terreinen van de beleggingsdiensten, activiteiten en relevante nevendiensten van de beleggingsonderneming, met inbegrip van relevante verzamelde informatie met betrekking tot de monitoring van de klachtenbehandeling. In het monitoringprogramma worden prioriteiten vastgesteld die zijn bepaald aan de hand van de beoordeling van het compliancerisico en waarborgen dat het compliancerisico uitgebreid wordt gemonitord.
3. Om de in lid 2 bedoelde compliancefunctie in staat te stellen haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de compliancefunctie beschikt over de nodige autoriteit, middelen en deskundigheid en heeft toegang tot alle dienstige informatie; |
|
b) |
door het leidinggevend orgaan wordt een compliancefunctionaris aangesteld en vervangen die verantwoordelijk is voor de compliancefunctie en voor alle rapportage vereist bij Richtlijn 2014/65/EU en artikel 25, lid 2 van deze verordening; |
|
c) |
de compliancefunctie rapporteert op ad hoc-basis rechtstreeks aan het leidinggevend orgaan indien zij een significant risico van niet-nakoming door de onderneming van haar verplichtingen op grond van Richtlijn 2014/65/EU ontdekt; |
|
d) |
de relevante personen die betrokken zijn bij de compliancefunctie zijn niet betrokken bij de verrichting van diensten of activiteiten die zij monitoren; |
|
e) |
de wijze waarop de beloning wordt vastgesteld van de relevante personen die bij de compliancefunctie zijn betrokken, brengt hun objectiviteit niet in gevaar en zal dat waarschijnlijk niet doen. |
4. Een beleggingsonderneming hoeft niet aan de onder d) of e) van lid 3 gestelde eisen te voldoen indien zij kan aantonen dat deze gezien de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf en de aard en het gamma van haar beleggingsdiensten en -activiteiten niet evenredig zijn en dat de effectiviteit van haar compliancefunctie gegarandeerd blijft. In dat geval beoordeelt de beleggingsonderneming of de doeltreffendheid van de compliancefunctie in gevaar komt. De beoordeling wordt regelmatig getoetst.
Artikel 23
Risicobeheer
(artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen nemen de volgende maatregelen met betrekking tot risicobeheer:
|
a) |
adequate gedragsregels en afdoende procedures voor het risicobeheer vaststellen, implementeren en in stand houden die de risico's onderkennen die aan de activiteiten, processen en systemen van de beleggingsonderneming verbonden zijn en die zo nodig de risico-omvang bepalen die door de ondernemingen wordt getolereerd; |
|
b) |
effectieve regelingen, processen en mechanismen vaststellen om de aan de activiteiten, processen en systemen van de onderneming verbonden risico's te beheren in het licht van deze risicotolerantie; |
|
c) |
het volgende te monitoren:
|
2. Beleggingsondernemingen belasten zich ermee, indien zulks passend en evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de beleggingsdiensten en -activiteiten die in het kader van dit bedrijf worden verricht, een onafhankelijk werkende risicobeheerfunctie in te stellen en in stand te houden die zorgt voor:
|
a) |
uitvoering van de in lid 1 bedoelde gedragsregels en procedures; |
|
b) |
rapportage en adviesverlening aan de directie overeenkomstig artikel 25, lid 2. |
Indien een beleggingsonderneming geen risicobeheerfunctie instelt en in stand houdt overeenkomstig de eerste alinea, is zij in staat op verzoek aan te tonen dat de gedragsregels en procedures die zij overeenkomstig lid 1 heeft vastgesteld, aan de daarin gestelde vereisten voldoen.
Artikel 24
Interne controle
(artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee, indien zulks passend en evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het gamma van de beleggingsdiensten en -activiteiten die in het kader van dit bedrijf worden verricht, een internecontrolefunctie in te stellen en in stand te houden die los staat en onafhankelijk is van de andere functies en activiteiten van de beleggingsonderneming en die de volgende verantwoordelijkheden heeft:
|
a) |
vaststellen, implementeren en in stand houden van een controleplan om de deugdelijkheid en effectiviteit van de systemen, internecontroleprocedures en regelingen van de beleggingsonderneming te onderzoeken en te beoordelen; |
|
b) |
doen van aanbevelingen op basis van het resultaat van de overeenkomstig punt a) uitgevoerde werkzaamheden en nagaan of die aanbevelingen zijn nageleefd; |
|
c) |
rapporteren over internecontroleaangelegenheden overeenkomstig artikel 25, lid 2. |
Artikel 25
Verantwoordelijkheid van de directie
(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen zorgen er bij de interne verdeling van de functies voor dat de directie en in voorkomend geval de toezichtfunctie verantwoordelijk zijn voor het garanderen dat de onderneming haar verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU nakomt. Meer in het bijzonder worden de directie en in voorkomend geval de toezichtfunctie verplicht over te gaan tot een toetsing en periodieke evaluatie van de effectiviteit van de gedragsregels, regelingen en procedures waarin is voorzien om de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU na te komen, en passende maatregelen te nemen tegen eventuele onvolkomenheden.
Bij de verdeling van significante functies onder directieleden wordt duidelijk vastgelegd wie verantwoordelijk is voor het toezicht op en de handhaving van de organisatorische vereisten van de onderneming. De gegevens over de verdeling van significante functies worden actueel gehouden.
2. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat hun directie frequent en ten minste jaarlijks schriftelijke rapporten ontvangt over de door de artikelen 22, 23 en 24 bestreken aangelegenheden, waarin met name wordt aangegeven of passende maatregelen zijn genomen in geval van onvolkomenheden.
3. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat indien er een toezichtsfunctie is, zij regelmatig schriftelijke verslagen ontvangt over de aangelegenheden die worden geregeld door de artikelen 22, 23 en 24.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder toezichtfunctie verstaan: de functie binnen een beleggingsonderneming die verantwoordelijk is voor het toezicht op haar directie.
Artikel 26
Behandeling van klachten
(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen belasten zich met het instellen, implementeren en in stand houden van effectieve en transparante gedragsregels en procedures inzake klachtenbeheer voor de snelle behandeling van klachten van cliënten of potentiële cliënten. Beleggingsondernemingen houden gegevens bij over ontvangen klachten en maatregelen die zijn genomen om deze op te lossen.
In het kader van het beleid inzake klachtenbeheer wordt duidelijke, nauwkeurige en actuele informatie verstrekt over de procedure voor de behandeling van klachten. Dit beleid wordt bevestigd door het leidinggevend orgaan van de onderneming.
2. Beleggingsondernemingen maken bijzonderheden bekend over het proces dat moet worden gevolgd bij de behandeling van een klacht. Dergelijke bijzonderheden omvatten informatie over het beleid inzake klachtenbeheer en de contactgegevens van de klachtenbehandelingsfunctie. De informatie wordt op verzoek of bij ontvangstbevestiging van een klacht aan cliënten of potentiële cliënten verstrekt. Beleggingsondernemingen stellen cliënten en potentiële cliënten in staat kosteloos klacht in te dienen.
3. Beleggingsondernemingen zetten een klachtenbeheerfunctie op die verantwoordelijk is voor het onderzoek van klachten. Deze functie kan door de compliancefunctie worden vervuld.
4. Bij de behandeling van een klacht communiceren beleggingsondernemingen duidelijk met cliënten of potentiële cliënten in een eenvoudige taal die gemakkelijk te begrijpen is en beantwoorden zij de klacht zonder onnodig uitstel.
5. Beleggingsondernemingen delen het standpunt van de onderneming over de klacht aan cliënten of potentiële cliënten mee en brengen de cliënten of potentiële cliënten op de hoogte van hun opties, onder meer dat zij de klacht mogelijk kunnen voorleggen aan een alternatieve entiteit voor geschillenbeslechting, als omschreven in artikel 4, onder h), van Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad (21) betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen of dat de cliënt mogelijk een civiele procedure kan aanspannen.
6. Beleggingsondernemingen verstrekken informatie over klachten en klachtenbehandeling aan de relevante bevoegde autoriteiten en, indien toepasselijk onder nationaal recht, aan een alternatieve entiteit voor beslechting van consumentengeschillen.
7. De compliancefunctie van beleggingsondernemingen analyseert gegevens over klachten en klachtenbehandeling om ervoor te zorgen dat alle risico's of kwesties worden geïdentificeerd en aangepakt.
Artikel 27
Beloningsbeleid en beloningspraktijken
(artikelen 16, 23 en 24 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen omschrijven en implementeren het beloningsbeleid en de beloningspraktijken op grond van passende interne procedures met inachtneming van de belangen van alle cliënten van de onderneming, om ervoor te zorgen dat klanten rechtvaardig worden behandeld en hun belangen op korte, middellange of lange termijn door de door de onderneming vastgestelde beloningspraktijken niet worden geschaad.
Het beloningsbeleid en de beloningspraktijken worden zodanig opgezet dat geen belangenconflict of prikkel wordt gecreëerd die relevante personen ertoe kan aanzetten hun eigen belangen of de belangen van de onderneming te bevoordelen tot potentieel nadeel van een cliënt.
2. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat hun beloningsbeleid en beloningspraktijken van toepassing zijn op alle relevante personen met een directe of indirecte impact op de beleggings- en nevendiensten die door de beleggingsonderneming worden verleend of op haar zakelijke gedrag, ongeacht het type cliënten, voor zover de beloning van dergelijke personen en soortgelijke prikkels een belangenconflict kunnen creëren dat hen ertoe aanmoedigt om tegen de belangen van een cliënt van de onderneming in te handelen.
3. Het leidinggevend orgaan van de beleggingsonderneming keurt, na het inwinnen van het advies van de compliancefunctie, het beloningsbeleid van de onderneming goed. De directie van de beleggingsonderneming is verantwoordelijk voor de dagelijkse implementatie van het beloningsbeleid en de monitoring van de compliancerisico's in verband met het beleid.
4. Beloningen en soortgelijke prikkels zijn niet uitsluitend of hoofdzakelijk gebaseerd op kwantitatieve commerciële criteria en houden ten volle rekening met passende kwalitatieve criteria die de naleving van de geldende voorschriften, de rechtvaardige behandeling van de cliënten en de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënten weergeven.
Te allen tijde wordt aan een evenwicht tussen vaste en variabele beloningscomponenten vastgehouden, zodat de beloningsstructuur niet de belangen van de beleggingsonderneming of haar relevante personen tegen de belangen van een cliënt in bevoordeelt.
Artikel 28
Toepassingsgebied van persoonlijke transacties
(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
Voor de toepassing van de artikelen 29 en 37 wordt onder persoonlijke transactie verstaan: een handelstransactie in een financieel instrument die wordt verricht door of in naam van een relevante persoon, waarbij aan ten minste een van de volgende criteria wordt voldaan:
|
a) |
de relevante persoon handelt buiten het kader van de werkzaamheden die hij in zijn professionele hoedanigheid verricht; |
|
b) |
de handelstransactie wordt verricht voor rekening van een van de volgende personen:
|
Artikel 29
Persoonlijke transacties
(artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen belasten zich ermee adequate regelingen vast te stellen, te implementeren en in stand te houden die de activiteiten waarvan sprake in de leden 2, 3 en 4 voorkomen ingeval een relevante persoon betrokken is bij activiteiten die een belangenconflict kunnen doen ontstaan, of als gevolg van een activiteit die hij in naam van de onderneming uitoefent, toegang heeft tot voorwetenschap in de zin van artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 of tot andere vertrouwelijke informatie over cliënten of transacties met of voor cliënten.
2. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat relevante personen geen persoonlijke transactie aangaan die aan ten minste een van de volgende criteria voldoet:
|
a) |
zij mag op grond van Verordening (EU) nr. 596/2014 niet door de betrokken persoon worden aangegaan; |
|
b) |
ze gaat gepaard met misbruik of ongeoorloofde bekendmaking van deze vertrouwelijke informatie; |
|
c) |
ze is in strijd of kan in strijd zijn met een krachtens Richtlijn 2014/65/EU op de beleggingsonderneming rustende verplichting. |
3. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat relevante personen in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract een andere persoon niet adviseren of aanbevelen om een transactie in financiële instrumenten aan te gaan die, mocht dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zijn, onder lid 2 of artikel 37, lid 2, onder a) of b), of artikel 67, lid 3, zou vallen;
4. Onverminderd artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat relevante personen in een ander kader dan het normale kader van zijn of haar arbeids- of dienstencontract, geen informatie of advies openbaar maken aan een andere persoon indien de relevante persoon weet of redelijkerwijze zou moeten weten dat de andere persoon daardoor een van de volgende stappen zal zetten of zou kunnen zetten:
|
a) |
aangaan van een transactie in financiële instrumenten die, mocht dit een persoonlijke transactie van de relevante persoon zijn, onder de leden 2 of 3 of artikel 37, lid 2, onder a) of b), of artikel 67, lid 3, zou vallen; |
|
b) |
adviseren of aansporen van een andere persoon om een dergelijke transactie aan te gaan. |
5. De in het kader van lid 1 vereiste regelingen moeten ervoor zorgen dat:
|
a) |
elke onder de leden 1, 2, 3 en 4 vallende relevante persoon zich bewust is van de beperkingen op persoonlijke transacties en van de maatregelen die de beleggingsonderneming overeenkomstig de leden 1, 2, 3 en 4 heeft vastgesteld ten aanzien van persoonlijke transacties en bekendmaking; |
|
b) |
de beleggingsonderneming onmiddellijk in kennis wordt gesteld van elke persoonlijke transactie die door een relevante persoon wordt aangegaan, hetzij door melding van een dergelijke transactie, hetzij volgens andere procedures die de beleggingsonderneming in staat stellen dergelijke transacties te onderkennen; |
|
c) |
gegevens over de aan de onderneming gemelde of door haar onderkende persoonlijke transacties worden bijgehouden waarin in voorkomend geval ook wordt gemeld of de desbetreffende transactie goedgekeurd of verboden is. |
Bij uitbestedingsovereenkomsten zorgt de beleggingsonderneming ervoor dat de onderneming waaraan de activiteit wordt uitbesteed, gegevens bijhoudt over persoonlijke transacties die door een relevante persoon worden aangegaan, en deze informatie desgevraagd onmiddellijk aan de beleggingsonderneming verstrekt;
6. De leden 1 tot en met 5 zijn niet van toepassing op de volgende persoonlijke transacties:
|
a) |
persoonlijke transacties verricht in het kader van vermogensbeheer waarbij de portefeuille op discretionaire basis wordt beheerd en waarbij over de transactie geen voorafgaande communicatie heeft plaatsgevonden tussen de vermogensbeheerder en de relevante persoon of de andere persoon voor wiens rekening de transactie wordt uitgevoerd; |
|
b) |
persoonlijke transacties in instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) of abi's die onder toezicht staan in het kader van de wetgeving van een lidstaat die een gelijkwaardige risicospreiding voor hun activa voorschrijft, waarbij de relevante persoon en enigerlei andere persoon voor wiens rekening de transacties worden uitgevoerd, niet bij de leiding van de instelling in kwestie betrokken zijn. |
AFDELING 2
Uitbesteding
Artikel 30
Toepassingsgebied van kritieke en belangrijke operationele taken
(artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voor de toepassing van artikel 16, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU wordt een operationele taak als kritiek of belangrijk aangemerkt indien een gebrekkige of tekortschietende uitvoering ervan wezenlijke nadelige gevolgen zou hebben voor de voortdurende inachtneming door een beleggingsonderneming van de vergunningsvoorwaarden en -verplichtingen of andere verplichtingen waaraan zij uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU onderworpen is, dan wel voor haar financiële resultaten of de soliditeit of continuïteit van haar beleggingsdiensten en -activiteiten.
2. Onverminderd de status van enigerlei andere taak worden de volgende taken voor de toepassing van lid 1 niet aangemerkt als kritiek of belangrijk:
|
a) |
verlening aan de onderneming van advies en andere diensten die geen onderdeel vormen van het beleggingsbedrijf van de onderneming, met inbegrip van de verlening van juridisch advies aan de onderneming, de opleiding van personeel van de onderneming, factureringsdiensten en de beveiliging van de gebouwen en het personeel van de onderneming; |
|
b) |
de aankoop van gestandaardiseerde diensten, met inbegrip van markt- en koersinformatiediensten. |
Artikel 31
Uitbesteding van kritieke of belangrijke operationele taken
(artikel 16, lid 2, en artikel 16, lid 5, eerste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die kritieke of belangrijke operationele taken uitbesteden, blijven volledig verantwoordelijk voor de nakoming van al hun verplichtingen op grond van Richtlijn 2014/65/EU en voldoen aan de volgende voorwaarden:
|
a) |
de uitbesteding resulteert niet in het delegeren door de directie van haar verantwoordelijkheid; |
|
b) |
de relatie en verplichtingen van de beleggingsonderneming jegens haar cliënten uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU wordt niet gewijzigd; |
|
c) |
de voorwaarden waaraan de beleggingsonderneming moet voldoen om overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2014/65/EU een vergunning te verkrijgen, en deze te behouden, worden niet ondermijnd; |
|
d) |
geen van de andere voorwaarden waaronder de vergunning aan de onderneming is verleend, worden opgeheven of gewijzigd. |
2. Beleggingsondernemingen leggen de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag bij het aangaan, beheren of beëindigen van een overeenkomst voor de uitbesteding van kritieke of belangrijke operationele taken aan een dienstverlener en doen de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat de volgende voorwaarden worden vervuld:
|
a) |
de dienstverlener beschikt over de bekwaamheid, capaciteit, voldoende middelen, een passende organisatiestructuur ter ondersteuning van de uitvoering van de uitbestede taken en elke bij wet vereiste vergunning om de uitbestede taken op betrouwbare en professionele wijze uit te voeren; |
|
b) |
de dienstverlener voert de uitbestede diensten daadwerkelijk en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften uit, en daartoe heeft de onderneming methoden en procedures ingesteld om het prestatieniveau van de dienstverlener te beoordelen en om doorlopend de door de dienstverlener verleende diensten te toetsen; |
|
c) |
de dienstverlener houdt afdoende toezicht op de uitvoering van de uitbestede taken en beheert de aan de uitbesteding verbonden risico's op adequate wijze; |
|
d) |
er wordt passende actie ondernomen mocht blijken dat de dienstverlener de taken niet efficiënt en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften uitvoert; |
|
e) |
de beleggingsonderneming houdt daadwerkelijk toezicht op de uitbestede taken of diensten en beheert de risico's in verband met de uitbesteding en te dien einde behoudt de onderneming de noodzakelijke deskundigheid en middelen om daadwerkelijk toezicht uit te oefenen op de uitbestede taken en die risico's te beheren; |
|
f) |
de dienstverlener heeft de beleggingsonderneming in kennis gesteld van elke ontwikkeling die van wezenlijke invloed kan zijn op zijn of haar vermogen om de uitbestede taken efficiënt en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften uit te voeren; |
|
g) |
de beleggingsonderneming kan de uitbestedingsovereenkomst indien nodig met onmiddellijke ingang beëindigen wanneer dit in het belang is van haar cliënten, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor de continuïteit en de kwaliteit van haar dienstverlening aan cliënten; |
|
h) |
de dienstverlener werkt met betrekking tot de uitbestede taken samen met de bevoegde autoriteiten van de beleggingsonderneming; |
|
i) |
de beleggingsonderneming, haar accountants en de relevante bevoegde autoriteiten hebben effectieve toegang tot de gegevens over de uitbestede taken en tot de relevante bedrijfsruimten van de dienstverlener indien noodzakelijk voor daadwerkelijk toezicht in overeenstemming met dit artikel, en de bevoegde autoriteiten kunnen die toegangsrechten uitoefenen; |
|
j) |
de dienstverlener beschermt alle vertrouwelijke informatie over de beleggingsonderneming en haar cliënten; |
|
k) |
de beleggingsonderneming en de dienstverlener hebben een noodplan vastgesteld, geïmplementeerd en in stand gehouden dat voorziet in calamiteitenbeheersing en in een periodieke controle van de back-upvoorzieningen wanneer dit noodzakelijk is gelet op de uitbestede functie, dienst of activiteit; |
|
l) |
de beleggingsonderneming heeft ervoor gezorgd dat de continuïteit en de kwaliteit van de uitbestede taken of diensten ook in geval van de beëindiging van de uitbesteding gehandhaafd blijven door ofwel de uitbestede taken of diensten aan een andere derde over te dragen, of deze zelf te vervullen; |
3. De respectieve rechten en plichten van de beleggingsonderneming en de dienstverlener zijn duidelijk afgebakend en in een schriftelijke overeenkomst omschreven. De beleggingsonderneming behoudt met name haar instructie- en beëindigingsrechten, haar recht op informatie en haar recht op inspectie en op toegang tot de boeken en bedrijfsruimten. De overeenkomst waarborgt dat uitbesteding door de dienstverlener slechts met schriftelijke toestemming van de beleggingsonderneming plaatsvindt.
4. Indien de beleggingsonderneming en de dienstverlener tot dezelfde groep behoren, mag de beleggingsonderneming voor de naleving van dit artikel en artikel 32 rekening houden met de mate waarin de onderneming zeggenschap heeft over de dienstverlener of invloed kan uitoefenen op diens handelingen.
5. Beleggingsondernemingen stellen desgevraagd de bevoegde autoriteit alle informatie beschikbaar die zij nodig heeft om toezicht te kunnen uitoefenen op de inachtneming bij de vervulling van de uitbestede taken van de vereisten van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan.
Artikel 32
Dienstverleners in derde landen
(artikel 16, lid 2, en eerste alinea van artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Naast hetgeen in artikel 31 is voorgeschreven, zorgt, indien een beleggingsonderneming taken in verband met het beheer van vermogen van cliënten uitbesteedt aan een dienstverlener in een derde land, die beleggingsonderneming ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de dienstverlener heeft in zijn lidstaat van herkomst een vergunning of is daar geregistreerd om die dienst te verlenen en staat in dat derde land daadwerkelijk onder toezicht van een bevoegde autoriteit; |
|
b) |
er bestaat een passende samenwerkingsovereenkomst tussen de bevoegde autoriteit van de beleggingsonderneming en de toezichthoudende autoriteit van de dienstverlener. |
2. De samenwerkingsovereenkomst waarvan sprake in punt b) van lid 1 waarborgt dat de bevoegde autoriteiten van de beleggingsonderneming ten minste in staat zijn om:
|
a) |
op verzoek de informatie te verkrijgen die noodzakelijk is voor het uitvoeren van hun toezichttaken krachtens Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
b) |
inzage te krijgen in alle in het betrokken derde land bewaarde documenten die relevant zijn voor de uitoefening van hun toezichttaken; |
|
c) |
zo spoedig mogelijk informatie van de toezichthoudende autoriteit in het derde land te ontvangen voor het onderzoeken van kennelijke schendingen van de vereisten van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan en Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
d) |
overeenkomstig het op de toezichthoudende autoriteit van het derde land en de bevoegde autoriteiten van de EU toepasselijke nationale en internationale recht samen te werken in het kader van handhavingsacties bij schendingen van de vereisten van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan en het toepasselijke nationale recht. |
3. De bevoegde autoriteiten publiceren op hun website een lijst van toezichthoudende autoriteiten in derde landen met wie zij een samenwerkingsovereenkomst als bedoeld in lid 1, onder b), hebben gesloten.
De bevoegde autoriteiten actualiseren de samenwerkingsovereenkomsten die zijn gesloten vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt binnen zes maanden vanaf die datum.
AFDELING 3
Belangenconflicten
Artikel 33
Belangenconflicten die de belangen van een cliënt kunnen schaden
(artikel 16, lid 3, en artikel 23 van Richtlijn 2014/65/EU)
Beleggingsondernemingen houden er, ter bepaling van de soorten belangenconflicten die zich bij het verrichten van beleggings- en nevendiensten of beleggingsactiviteiten of een combinatie daarvan voordoen en de belangen van een cliënt kunnen schaden, ten minste rekening mee of op de beleggingsonderneming of een relevante persoon, dan wel op een persoon die direct of indirect met de onderneming verbonden is door een zeggenschapsband, een van de volgende situaties van toepassing is, ongeacht of deze voortvloeit uit de verrichting van beleggings- of nevendiensten of beleggingsactiviteiten, dan wel een andere oorzaak heeft:
|
a) |
de onderneming of deze persoon kan financieel gewin behalen of een financieel verlies vermijden ten koste van de cliënt; |
|
b) |
de onderneming of deze persoon heeft een belang bij het resultaat van een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst of een namens de cliënt uitgevoerde transactie, dat verschilt van het belang van de cliënt bij dit resultaat; |
|
c) |
de onderneming of deze persoon heeft een financiële of andere drijfveer om het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten primeren op het belang van de cliënt; |
|
d) |
de onderneming of deze persoon oefent hetzelfde bedrijf uit als de cliënt; |
|
e) |
de onderneming of deze persoon ontvangt of zal van een andere persoon dan de cliënt voor een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst een inducement ontvangen in de vorm van geldelijke of niet-geldelijke voordelen of diensten. |
Artikel 34
Beleid inzake belangenconflicten
(artikel 16, lid 3, en artikel 23 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen belasten zich ermee in schriftelijke vorm een effectief beleid inzake belangenconflicten vast te stellen, te implementeren en in stand te houden dat evenredig is aan de omvang en organisatie van de onderneming en aan de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf.
Wanneer de onderneming tot een groep behoort, houdt het beleid ook rekening met alle omstandigheden waarvan de onderneming weet of zou moeten weten dat ze een belangenconflict kunnen doen ontstaan als gevolg van de structuur en bedrijfsactiviteiten van andere leden van de groep.
2. Het overeenkomstig lid 1 vastgestelde beleid inzake belangenconflicten:
|
a) |
moet onder verwijzing naar de specifieke beleggingsdiensten en -activiteiten en nevendiensten die door of in naam van de beleggingsonderneming worden verricht, de omstandigheden omschrijven die een belangenconflict vormen of kunnen doen ontstaan dat een risico met zich brengt dat de belangen van een of meer cliënten worden geschaad; |
|
b) |
moet de te volgen procedures en te nemen maatregelen voor de preventie of het beheer van een dergelijk conflict vermelden. |
3. De in lid 2, onder b), bedoelde procedures en maatregelen garanderen dat relevante personen die betrokken zijn bij verschillende bedrijfsactiviteiten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict als bedoeld in lid 2, onder a), deze activiteiten verrichten in een mate van onafhankelijkheid die evenredig is aan de omvang en activiteiten van de beleggingsonderneming en de groep waartoe zij behoort, en aan het risico dat de belangen van de cliënt worden geschaad.
Voor de toepassing van lid 2, onder b) omvatten de te volgen procedures en te nemen maatregelen ten minste de elementen in de volgende lijst die nodig zijn om de voorgeschreven mate van onafhankelijkheid te garanderen:
|
a) |
effectieve procedures ter voorkoming of ter controle van de uitwisseling van informatie tussen relevante personen die verschillende activiteiten verrichten waarbij het risico bestaat op een belangenconflict wanneer de uitwisseling van deze informatie de belangen van een of meer cliënten kan schaden; |
|
b) |
apart toezicht op relevante personen wier hoofdtaken bestaan in het uitoefenen van activiteiten in naam van, of het verlenen van diensten aan cliënten wier belangen met elkaar in strijd kunnen zijn, of die anderszins verschillende belangen (met inbegrip van die van de onderneming) hebben die met elkaar in strijd kunnen zijn; |
|
c) |
de uitschakeling van elk direct verband tussen, enerzijds, de beloning van relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij de ene activiteit en, anderzijds, de beloning van of de inkomsten gegenereerd door andere relevante personen die hoofdzakelijk betrokken zijn bij een andere activiteit, wanneer met betrekking tot deze activiteiten een belangenconflict kan ontstaan; |
|
d) |
maatregelen om te voorkomen of het risico te beperken dat een persoon ongepaste invloed uitoefent op de wijze waarop een relevante persoon beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten verricht; |
|
e) |
maatregelen ter voorkoming of ter controle van de gelijktijdige of achtereenvolgende betrokkenheid van een relevante persoon bij aparte beleggingsdiensten of -activiteiten of nevendiensten wanneer een dergelijke betrokkenheid afbreuk kan doen aan een passend beheer van belangenconflicten. |
4. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de bekendmaking aan cliënten overeenkomstig artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU een laatste redmiddel is dat alleen wordt gebruikt wanneer de effectieve organisatorische en administratieve regelingen die door de beleggingsonderneming zijn ingesteld voor het voorkomen of beheren van haar belangenconflicten overeenkomstig artikel 23 van Richtlijn 2014/65/EU niet volstaan om met redelijke zekerheid te kunnen aannemen dat risico's op het schaden van de belangen van de cliënt zullen worden voorkomen.
Bij die bekendmaking wordt duidelijk vermeld dat de organisatorische en administratieve regelingen die door de beleggingsonderneming zijn ingesteld om dat conflict te voorkomen of te beheren niet volstaan om met redelijke zekerheid te kunnen aannemen dat risico's op het schaden van de belangen van de cliënt zullen worden voorkomen. Bij de bekendmaking worden specifiek de belangenconflicten beschreven die bij het verrichten van beleggings- en/of nevendiensten optreden, waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de cliënt aan wie de bekendmaking wordt gedaan. De beschrijving omvat een toelichting over de algemene aard en bronnen van belangenconflicten alsook de risico's die voor de cliënt ontstaan als gevolg van belangenconflicten en de stappen die zijn gedaan om die risico's te limiteren, die voldoende gedetailleerd is dan dat die cliënt met kennis van zaken een beslissing kan nemen ten aanzien van de beleggings- of nevendienst in verband waarmee het belangenconflict optreedt.
5. Beleggingsondernemingen beoordelen en toetsen periodiek, ten minste jaarlijks, het beleid inzake belangenconflicten dat is ingevoerd in overeenstemming met de leden 1 tot en met 4 en neemt alle passende maatregelen om tekortkomingen aan te pakken. Overmatig vertrouwen op bekendmaking van belangenconflicten wordt beschouwd als een tekortkoming van het beleid inzake belangenconflicten van de beleggingsonderneming.
Artikel 35
Gegevens over diensten of activiteiten die schadelijke belangenconflicten doen ontstaan
(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
Beleggingsondernemingen belasten zich ermee gegevens bij te houden en regelmatig te actualiseren die betrekking hebben op de soorten door of in naam van de onderneming verrichte beleggings- of nevendiensten of beleggingsactiviteiten waarbij een belangenconflict is ontstaan of — in het geval van een nog lopende dienst of activiteit — kan ontstaan dat een risico met zich brengt dat de belangen van een of meer cliënten worden geschaad.
De directie ontvangt frequent, en ten minste eenmaal per jaar, schriftelijke verslagen over de in lid 1 bedoelde werkzaamheden.
Artikel 36
Onderzoek op beleggingsgebied en publicitaire mededelingen
(artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voor de toepassing van artikel 37 wordt onder onderzoek op beleggingsgebied verstaan: onderzoek of andere voor distributiekanalen of voor het publiek bestemde informatie waarbij expliciet of impliciet een beleggingsstrategie wordt aanbevolen of voorgesteld ten aanzien van één of meerdere financiële instrumenten of uitgevende instellingen van financiële instrumenten, met inbegrip van adviezen betreffende de huidige of toekomstige waarde of koers van dergelijke instrumenten; hierbij wordt aan de volgende criteria voldaan:
|
a) |
het onderzoek of de informatie wordt als onderzoek op beleggingsgebied bestempeld of in soortgelijke bewoordingen aangeduid of wordt op enigerlei andere wijze voorgesteld als een objectieve of onafhankelijke verklaring van de aangelegenheden die in de aanbeveling aan de orde komen; |
|
b) |
het zou geen verlening van beleggingsadvies overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU betreffen mocht de aanbeveling in kwestie door een beleggingsonderneming aan een cliënt worden gedaan. |
2. Een aanbeveling van het type dat valt onder artikel 3, lid 1, punt 35, van Verordening (EU) nr. 596/2014 die niet voldoet aan de criteria van lid 1, wordt behandeld als een publicitaire mededeling in de zin van Richtlijn 2014/65/EU en beleggingsondernemingen die die aanbeveling opstellen of verspreiden zorgen ervoor dat deze duidelijk als zodanig herkenbaar is.
Voorts zorgen ondernemingen ervoor dat in een dergelijke aanbeveling (ook wanneer deze mondeling wordt gedaan) op duidelijke wijze wordt aangegeven dat deze niet is opgesteld overeenkomstig de wettelijke voorschriften ter bevordering van de onafhankelijkheid van onderzoek op beleggingsgebied en evenmin onderworpen is aan een verbod om al vóór de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied te handelen.
Artikel 37
Bijkomende organisatorische vereisten met betrekking tot onderzoek op beleggingsgebied of publicitaire mededelingen
(artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die onderzoek op beleggingsgebied produceren of laten produceren waarvan het de bedoeling is of aangenomen mag worden dat het daarna onder eigen verantwoordelijkheid of onder de verantwoordelijkheid van een lid van hun groep onder cliënten van de onderneming of onder het publiek wordt verspreid, dragen er zorg voor dat de in artikel 34, lid 3, van deze richtlijn beschreven maatregelen ten uitvoer worden gelegd ten aanzien van de financieel analisten die betrokken zijn bij de productie van het onderzoek op beleggingsgebied, en andere relevante personen wier verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd kunnen zijn met de belangen van de personen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid.
De verplichtingen in de eerste alinea zijn ook van toepassing op in artikel 36, lid 2, bedoelde aanbevelingen.
2. Beleggingsondernemingen als bedoeld in lid 1, eerste alinea, treffen regelingen die ervoor zorgen dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
financieel analisten en andere relevante personen verrichten behalve als bonafide marketmaker die zijn of haar gewone activiteiten uitoefent of een niet-gevraagde cliëntenorder uitvoert, namens een andere persoon, met inbegrip van de beleggingsonderneming, geen persoonlijke transacties of handelstransacties in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, dan wel in enigerlei daarmee gelieerde financiële instrumenten indien ze kennis hebben van de vermoedelijke timing of inhoud van dit onderzoek op beleggingsgebied en deze kennis niet beschikbaar is voor het publiek of voor de cliënten en evenmin direct kan worden afgeleid uit de informatie die wel beschikbaar is, totdat de ontvangers van het onderzoek op beleggingsgebied een redelijke kans hebben gehad om ernaar te handelen; |
|
b) |
financieel analisten en andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, verrichten in niet onder a) vallende omstandigheden geen met de gangbare aanbevelingen strijdige persoonlijke transacties in financiële instrumenten waarop het onderzoek op beleggingsgebied betrekking heeft, dan wel in enigerlei daarmee gelieerde financiële instrumenten, behalve in uitzonderingsgevallen en met voorafgaande toestemming van een medewerker van de juridische of compliancefunctie van de onderneming; |
|
c) |
er bestaat een fysieke scheiding tussen de financieel analisten die betrokken zijn bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied en andere relevante personen wier verantwoordelijkheden of zakelijke belangen in strijd kunnen zijn met de belangen van de personen onder wie het onderzoek op beleggingsgebied wordt verspreid of, wanneer dit niet geschikt geacht wordt gezien de omvang en organisatie van de onderneming alsook de aard, schaal en complexiteit van haar activiteiten, de opstelling en implementatie van geschikte alternatieve informatiebarrières; |
|
d) |
de beleggingsondernemingen zelf, financieel analisten en andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, aanvaarden geen inducements van degenen die een wezenlijk belang hebben bij het onderwerp van het onderzoek op beleggingsgebied; |
|
e) |
de beleggingsondernemingen zelf, financieel analisten en andere relevante personen die bij de productie van onderzoek op beleggingsgebied zijn betrokken, beloven uitgevende instellingen geen gunstige behandeling in hun onderzoek; |
|
f) |
uitgevende instellingen, relevante personen die geen financieel analist zijn, en andere personen mogen vóór de verspreiding van onderzoek op beleggingsgebied geen inzage krijgen in een ontwerp van het onderzoek op beleggingsgebied ter controle van de juistheid van de feitelijke beweringen in dit onderzoek of voor enigerlei andere doeleinden dan een controle op de naleving van de juridische verplichtingen van de onderneming, indien het ontwerp-onderzoek een aanbeveling of richtprijs bevat. |
Voor de toepassing van dit lid wordt onder een gelieerd financieel instrument verstaan: een financieel instrument waarvan de prijs sterk wordt beïnvloed door prijsschommelingen van een ander financieel instrument dat het onderwerp van onderzoek op beleggingsgebied is, met inbegrip van een van dit andere financiële instrument afgeleid instrument (derivaat).
3. Beleggingsondernemingen die door een andere persoon geproduceerd onderzoek op beleggingsgebied onder het publiek of onder cliënten verspreiden, zijn ontheven van de verplichtingen van lid 1, als aan de volgende criteria wordt voldaan:
|
a) |
de persoon die dit onderzoek op beleggingsgebied produceert, is geen lid van de groep waartoe de beleggingsonderneming behoort; |
|
b) |
de beleggingsonderneming brengt geen ingrijpende wijzigingen aan in de aanbevelingen in dit onderzoek op beleggingsgebied; |
|
c) |
de beleggingsonderneming stelt dit onderzoek op beleggingsgebied niet voor als onderzoek dat zij zelf heeft geproduceerd; |
|
d) |
de beleggingsonderneming vergewist zich ervan dat de producent van het onderzoek aan verplichtingen voldoet die wat de productie van dit onderzoek betreft gelijkwaardig zijn aan de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, dan wel een beleid heeft vastgesteld waarin dergelijke verplichtingen zijn opgenomen. |
Artikel 38
Bijkomende algemene vereisten met betrekking tot overneming of plaatsing
(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die advies verlenen over een bedrijfsfinancieringsstrategie waarvan sprake in bijlage I, deel B, punt 3, en de dienst van overneming of plaatsing van financiële instrumenten verlenen stellen, alvorens een mandaat te aanvaarden om de aanbieding te beheren, regelingen in werking om de emissiecliënt in kennis te stellen van het volgende:
|
a) |
de verschillende financieringsalternatieven die de onderneming ter beschikking staan en de transactiekosten met betrekking tot elk alternatief; |
|
b) |
de timing en het proces in verband met het bedrijfsfinancieringsadvies over de prijsstelling van de aanbieding; |
|
c) |
de timing en het proces in verband met het bedrijfsfinancieringsadvies over de plaatsing van de aanbieding; |
|
d) |
informatie over de beleggersdoelgroep waaraan de onderneming voornemens is de financiële instrumenten aan te bieden; |
|
e) |
de functiebenaming en afdeling van de relevante personen die betrokken zijn bij het verlenen van bedrijfsfinancieringsadvies over de prijs en toewijzing van financiële instrumenten, en |
|
f) |
de regelingen van de onderneming voor het voorkomen of beheren van belangenconflicten die kunnen ontstaan indien de onderneming de relevante financiële instrumenten bij haar beleggingscliënten plaatst of zelf in portefeuille neemt. |
2. Beleggingsondernemingen stellen een gecentraliseerd proces in werking om alle overnemings- en plaatsingsactiviteiten van de onderneming te identificeren en informatie daarover te registreren, met inbegrip van de gegevens aan de hand waarvan de onderneming van potentiële overnemings- en plaatsingsactiviteiten op de hoogte is gesteld. Ondernemingen identificeren alle potentiële belangenconflicten uit hoofde van andere activiteiten van de beleggingsonderneming of beleggingsgroep en implementeren passende beheerprocedures. In gevallen waarin een beleggingsonderneming een belangenconflict niet kan beheren door het implementeren van passende procedures, neemt de beleggingsonderneming niet aan de activiteit deel.
3. Beleggingsondernemingen die uitvoerings- en onderzoeksdiensten verlenen alsmede overnemings- en plaatsingsactiviteiten uitvoeren, zorgen ervoor dat toereikende controles in werking worden gesteld voor het beheren van potentiële belangenconflicten tussen deze activiteiten en tussen hun verschillende cliënten die deze diensten ontvangen.
Artikel 39
Bijkomende vereisten in verband met de prijsstelling van aanbiedingen met betrekking tot de emissie van financiële instrumenten
(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen stellen systemen, controles en procedures in werking om belangenconflicten die ontstaan in verband met een mogelijke onderprijzing of overprijzing van een emissie of betrokkenheid van relevante partijen bij het proces te identificeren en te voorkomen of te beheren. Met name belasten beleggingsondernemingen zich als minimumvereiste met het instellen, implementeren en in stand houden van interne regelingen om:
|
a) |
ervoor te zorgen dat de prijsstelling van de aanbieding de belangen van andere cliënten of de eigen belangen van de onderneming niet bevordert op een wijze die met de belangen van de emissiecliënt kan conflicteren, en |
|
b) |
een situatie te voorkomen of te beheren waarbij personen die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van diensten aan de beleggingscliënten van de onderneming rechtstreeks betrokken zijn bij besluiten over bedrijfsfinancieringsadvies over prijsstelling aan de emissiecliënt. |
2. Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten informatie over de wijze waarop de aanbeveling wat betreft de prijs van de aanbieding en de betrokken timings wordt vastgesteld. Met name belast de onderneming zich ermee de emissiecliënt op de hoogte te brengen van en met hem te overleggen over afdekkings- of stabilisatiestrategieën die zij voornemens is te hanteren met betrekking tot de aanbieding, met inbegrip van de wijze waarop deze strategieën impact kunnen hebben op de belangen van emissiecliënten. Tijdens het aanbiedingsproces doen ondernemingen eveneens alle redelijke stappen om de emissiecliënt op de hoogte te houden van de ontwikkelingen met betrekking tot de prijsstelling van de emissie.
Artikel 40
Bijkomende vereisten met betrekking tot plaatsing
(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten plaatsen, belasten zich ermee effectieve regelingen in te stellen, te implementeren en in stand te houden om te voorkomen dat aanbevelingen over plaatsing op ongepaste wijze door bestaande of toekomstige betrekkingen worden beïnvloed.
2. Beleggingsondernemingen belasten zich ermee effectieve interne regelingen in te stellen, te implementeren en in stand te houden om belangenconflicten te voorkomen of te beheren die ontstaan indien personen die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van diensten aan de beleggingscliënten van de onderneming rechtstreeks betrokken zijn bij besluiten over aanbevelingen aan de emissiecliënt over toewijzing.
3. Beleggingsondernemingen aanvaarden geen betalingen of voordelen van derden tenzij dergelijke betalingen of voordelen voldoen aan de vereisten inzake inducements vastgesteld in artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU. Met name de volgende praktijken worden geacht niet aan die vereisten te voldoen en worden derhalve niet aanvaardbaar geacht:
|
a) |
een toewijzing om tot betaling te stimuleren van onevenredig hoge vergoedingen voor niet gerelateerde diensten die door de beleggingsonderneming worden verleend („laddering”), zoals onevenredig hoge vergoedingen of provisies die door een beleggingscliënt worden betaald, of onevenredig hoge volumes zaken op normale provisieniveaus die door de beleggingscliënt worden geleverd als compensatie voor het ontvangen van een toewijzing van de emissie; |
|
b) |
een toewijzing aan een hoge directeur of een leidinggevend functionaris van een bestaande of potentiële emissiecliënt, als tegenprestatie voor de toekomstige of vroegere toekenning van bedrijfsfinancieringszaken ('spinning'); |
|
c) |
een toewijzing die expliciet of impliciet afhankelijk is van de ontvangst van toekomstige opdrachten of de aankoop van een andere dienst bij de beleggingsonderneming door een beleggingscliënt of een entiteit waarbij de belegger een leidinggevende functionaris is. |
4. Beleggingsondernemingen belasten zich ermee een toewijzingsbeleid in te stellen, te implementeren en in stand te houden dat het proces beschrijft om toewijzingsaanbevelingen te ontwikkelen. De emissiecliënt wordt in kennis gesteld van het toewijzingsbeleid alvorens ermee akkoord te gaan plaatsingsdiensten te verlenen. In het kader van dat beleid wordt de relevante informatie beschreven die in dat stadium beschikbaar is over de voorgestelde toewijzingsmethodologie voor de emissie.
5. Beleggingsondernemingen betrekken de emissiecliënt bij besprekingen over het plaatsingsproces zodat de onderneming inzicht kan verkrijgen in de belangen en doelstellingen van de cliënt en er rekening mee kan houden. De beleggingsonderneming verkrijgt het akkoord van de emissiecliënt met haar voorgestelde toewijzing per type cliënt voor de transactie overeenkomstig het toewijzingsbeleid.
Artikel 41
Bijkomende vereisten met betrekking tot advies, distributie en self-placement
(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen stellen systemen, controles en procedures in werking om de belangenconflicten te identificeren en te beheren die ontstaan bij het verlenen van een beleggingsdienst aan een beleggingscliënt om aan een nieuwe emissie deel te nemen, indien de beleggingsonderneming provisies, vergoedingen of geldelijke of niet-geldelijke voordelen ontvangt in verband met het regelen van de emissie. Provisies, vergoedingen of geldelijke of niet-geldelijke voordelen voldoen aan de vereisten in artikel 24, leden 7 tot en met 9, van Richtlijn 2014/65/EU, worden gedocumenteerd in het kader van het beleid inzake belangenconflicten van de beleggingsonderneming en worden weergegeven in de regelingen op het gebied van inducements van de onderneming.
2. Beleggingsondernemingen die betrokken zijn bij de plaatsing van financiële instrumenten uitgegeven door henzelf of door entiteiten binnen dezelfde groep bij hun eigen cliënten, met inbegrip van hun bestaande depositohoudende cliënten in geval van kredietinstellingen, of beleggingsfondsen die beheerd worden door entiteiten van hun groep belasten zich met de identificatie, preventie of het beheer van de potentiële belangenconflicten die zich voordoen in verband met dit type activiteit. In het kader van die regelingen wordt onder de aandacht gebracht die activiteit niet te ondernemen indien belangenconflicten niet op geschikte wijze kunnen worden beheerd om negatieve effecten op cliënten te voorkomen.
3. Wanneer bekendmaking van belangenconflicten vereist is, voldoen beleggingsondernemingen aan de vereisten in artikel 34, lid 4, en verstrekken zij ook een toelichting over de aard en de bron van de belangenconflicten inherent aan dit type activiteit en bijzonderheden over de specifieke risico's in verband met dergelijke praktijken om cliënten in staat te stellen met kennis van zaken een beleggingsbeslissing te nemen.
4. Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten aanbieden welke door henzelf of door andere groepsentiteiten voor hun cliënten zijn uitgegeven en die worden meegerekend voor de prudentiële vereisten als bepaald in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (22), Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (23) of Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (24), verstrekken deze cliënten bijkomende informatie over de verschillen tussen de financiële instrumenten en bankdeposito's wat betreft rendement, risico, liquiditeit en bescherming in overeenstemming met Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad (25).
Artikel 42
Bijkomende vereisten met betrekking tot het lenen van geld of kredietverlening in de context van overneming of plaatsing
(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Indien een vroegere lening of een vroeger krediet aan de emissiecliënt door een beleggingsonderneming of een entiteit binnen dezelfde groep kan worden terugbetaald met de opbrengsten van een emissie, stelt de beleggingsonderneming regelingen in werking om belangenconflicten die daaruit kunnen voortvloeien te identificeren en te voorkomen of te beheren.
2. Indien de regelingen die zijn getroffen om belangenconflicten te beheren ontoereikend blijken om ervoor te zorgen dat het risico van schade voor de emissiecliënt zou worden voorkomen, maken beleggingsondernemingen aan de emissiecliënt bekend welke specifieke belangenconflicten zijn ontstaan in verband met hun activiteiten of de activiteiten van groepsentiteiten in de hoedanigheid van kredietverlener en hun activiteiten in verband met effectenaanbieding.
3. Het beleid inzake belangenconflicten van beleggingsondernemingen vereist dat informatie over de financiële situatie van de emittent wordt gedeeld met groepsentiteiten die als kredietverlener optreden, op voorwaarde dat daarbij geen inbreuk wordt gemaakt op informatiebarrières die door de onderneming zijn ingesteld om de belangen van een cliënt te beschermen.
Artikel 43
Bijhouden van gegevens met betrekking tot overneming of plaatsing
(artikel 16, lid 3, artikel 23 en artikel 24 van Richtlijn 2014/65/EU)
Beleggingsondernemingen houden gegevens bij over de inhoud en de timing van de instructies die van cliënten zijn ontvangen. Er worden over de toewijzingsbesluiten die voor elke activiteit zijn genomen gegevens bijgehouden om te zorgen voor een volledig controlespoor tussen de bewegingen geregistreerd in de rekeningen van cliënten en de instructies die door de beleggingsonderneming zijn ontvangen. Met name de definitieve toewijzing aan elke beleggingscliënt wordt duidelijk gemotiveerd en geregistreerd. Het volledige controlespoor van de wezenlijke stappen in het proces van het overnemen en plaatsen van financiële instrumenten wordt op verzoek ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten.
HOOFDSTUK III
DOOR BELEGGINGSONDERNEMINGEN IN ACHT TE NEMEN VOORWAARDEN VOOR DE BEDRIJFSUITOEFENING
AFDELING 1
Informatieverstrekking aan cliënten en potentiële cliënten
Artikel 44
Vereisten inzake correcte, duidelijke en niet-misleidende informatie
(artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat alle informatie, met inbegrip van reclame-uitingen, die zij tot niet-professionele of professionele cliënten of tot potentiële niet-professionele of professionele cliënten richten, dan wel zodanig verspreiden dat ze waarschijnlijk door deze cliënten wordt ontvangen, aan de voorwaarden van de leden 2 tot en met 8 voldoet.
2. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde informatie aan de volgende voorwaarden voldoet:
|
a) |
de informatie bevat de naam van de beleggingsonderneming; |
|
b) |
de informatie is accuraat en geeft steeds een correcte en duidelijke indicatie van de desbetreffende risico's wanneer op de mogelijke voordelen van een beleggingsdienst of financieel instrument wordt gewezen; |
|
c) |
bij het geven van een indicatie van de desbetreffende risico's wordt in de informatie gebruikgemaakt van zowel een lettergrootte die ten minste gelijk is aan de lettergrootte die overwegend in het geheel van de verstrekte informatie wordt gebruikt, als van een lay-out die de duidelijkheid van de indicatie in kwestie waarborgt; |
|
d) |
de informatie is toereikend en door de presentatie ervan te begrijpen voor het gemiddelde lid van de groep tot wie zij is gericht of door wie zij waarschijnlijk zal worden ontvangen; |
|
e) |
belangrijke zaken, vermeldingen of waarschuwingen worden niet door de informatie verhuld, afgezwakt of verdoezeld; |
|
f) |
de informatie wordt consequent in dezelfde taal gepresenteerd in alle vormen van informatie- en reclamemateriaal dat aan iedere cliënt wordt verstrekt, tenzij de cliënt heeft geaccepteerd informatie in meer dan één taal te ontvangen; |
|
g) |
de informatie is actueel en relevant voor het gebruikte communicatiemiddel. |
3. Wanneer in de informatie beleggings- of nevendiensten, financiële instrumenten of personen die beleggings- of nevendiensten verrichten, onderling worden vergeleken, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de vergelijking is zinvol en wordt op correcte en evenwichtige wijze voorgesteld; |
|
b) |
de voor de vergelijking gebruikte informatiebronnen worden vermeld; |
|
c) |
de voornaamste voor de vergelijking gebruikte feiten en aannames worden vermeld. |
4. Wanneer de informatie een indicatie bevat van de resultaten die in het verleden met een financieel instrument, een financiële index of een beleggingsdienst zijn behaald, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
deze indicatie is niet het meest opvallende kenmerk van de mededeling; |
|
b) |
de informatie bevat passende gegevens over de resultaten over de voorafgaande vijf jaar of over de gehele periode waarin het financiële instrument is aangeboden, de financiële index is vastgesteld of de beleggingsdienst is verricht, indien deze periode korter is dan vijf jaar, dan wel over een door de onderneming gekozen langere periode; daarbij wordt altijd uitgegaan van volledige perioden van twaalf maanden; |
|
c) |
de referentieperiode en de informatiebron worden duidelijk aangegeven; |
|
d) |
in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat het om resultaten uit het verleden gaat en dat deze geen betrouwbare indicator voor toekomstige resultaten vormen; |
|
e) |
wanneer de indicatie berust op gegevens die in een andere valuta luiden dan die van de lidstaat waarin de niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt woonachtig is, wordt de desbetreffende valuta duidelijk vermeld en wordt tegelijk gewaarschuwd dat het rendement door valutaschommelingen hoger of lager kan uitvallen; |
|
f) |
wanneer de indicatie op brutoresultaten berust, wordt het effect van provisies, vergoedingen en andere lasten vermeld. |
5. Wanneer de informatie gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten bevat of daarnaar verwijst, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat de informatie betrekking heeft op een financieel instrument of een financiële index en dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten berusten op de feitelijke resultaten die in het verleden zijn behaald met een of meer financiële instrumenten of financiële indexen die identiek of in wezen identiek zijn aan, dan wel de onderliggende waarde vormen van het betrokken financiële instrument; |
|
b) |
voor de onder a) bedoelde feitelijke resultaten die in het verleden zijn behaald, wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 4, onder a), b), c), e) en f); |
|
c) |
in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat het om gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten gaat en dat in het verleden behaalde resultaten geen betrouwbare indicator voor toekomstige resultaten vormen. |
6. Wanneer de informatie gegevens over toekomstige resultaten bevat, zorgen beleggingsondernemingen ervoor dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
in de informatie wordt niet uitgegaan van of verwezen naar gesimuleerde, in het verleden behaalde resultaten; |
|
b) |
de informatie is gebaseerd op redelijke aannames die door objectieve gegevens worden ondersteund; |
|
c) |
wanneer de informatie op brutoresultaten berust, wordt het effect van provisies, vergoedingen en andere lasten vermeld; |
|
d) |
de informatie berust op prestatiescenario's onder verschillende marktomstandigheden (zowel negatieve als positieve scenario's) en geeft de aard en risico's aan van de soorten instrumenten in kwestie waarop de analyse betrekking heeft; |
|
e) |
in de informatie wordt duidelijk gewaarschuwd dat dergelijke prognoses geen betrouwbare indicator voor toekomstige resultaten vormen. |
7. Wanneer de informatie verwijst naar een bepaalde fiscale behandeling, wordt duidelijk aangegeven dat deze behandeling afhangt van de individuele omstandigheden van een cliënt en in de toekomst aan wijzigingen onderhevig kan zijn.
8. In de informatie wordt de naam van de bevoegde autoriteit niet zodanig gebruikt dat daarmee wordt aangegeven of gesuggereerd dat deze autoriteit de producten of diensten van de beleggingsonderneming steunt of aanbeveelt.
Artikel 45
Informatie over de categorie-indeling van cliënten
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen brengen nieuwe en bestaande cliënten die de beleggingsonderneming zoals voorgeschreven bij Richtlijn 2014/65/EU in een andere categorie heeft ingedeeld, op de hoogte van hun indeling in de categorie niet-professionele cliënt, professionele cliënt dan wel in aanmerking komende tegenpartij in de zin van genoemde richtlijn.
2. Beleggingsondernemingen informeren cliënten op een duurzame drager over de rechten van de cliënt op een andere categorie-indeling en over het eventuele lagere beschermingsniveau voor de cliënt dat uit een andere categorie-indeling voortvloeit.
3. Beleggingsondernemingen kunnen op eigen initiatief dan wel op verzoek van de betrokken cliënt een cliënt op de volgende wijze behandelen:
|
a) |
als professionele of niet-professionele cliënt indien de betrokken cliënt anders overeenkomstig artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU als in aanmerking komende tegenpartij zou worden geclassificeerd; |
|
b) |
als niet-professionele cliënt indien de betrokken cliënt overeenkomstig deel I van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU als professionele cliënt wordt aangemerkt. |
Artikel 46
Algemene vereisten voor de informatieverstrekking aan cliënten
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen verstrekken geruime tijd voordat een cliënt of potentiële cliënt gebonden is aan een contract om bepaalde beleggings- of nevendiensten af te nemen, of — als dit vroeger in de tijd ligt — vóór de verrichting van deze diensten, de betrokken cliënt of potentiële cliënt de volgende informatie:
|
a) |
de voorwaarden van een dergelijk contract; |
|
b) |
de op grond van artikel 47 vereiste informatie over dit contract of deze beleggings- of nevendiensten. |
2. Beleggingsondernemingen verstrekken geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht, de op grond van de artikelen 47 tot en met 50 vereiste informatie.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde informatie wordt verstrekt op een duurzame drager of via een website (ingeval deze geen duurzame drager is), mits aan de in artikel 3, lid 2, genoemde voorwaarden wordt voldaan.
4. Beleggingsondernemingen geven een cliënt tijdig kennis van ingrijpende wijzigingen in de op grond van de artikelen 47 tot en met 50 verstrekte informatie welke van belang zijn voor een dienst die de onderneming voor deze cliënt verricht. Deze kennisgeving wordt gedaan op een duurzame drager als de desbetreffende informatie ook op een duurzame drager is verstrekt.
5. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat informatie in een reclame-uiting in overeenstemming is met alle andere informatie die de onderneming in het kader van de verrichting van beleggings- en nevendiensten aan cliënten verstrekt.
6. Wanneer een reclame-uiting een aanbod of uitnodiging van de volgende aard bevat en aangeeft hoe kan worden gereageerd of een reactieformulier bevat, is daarin ook de in de artikelen 47 tot en met 50 genoemde informatie opgenomen die voor dit aanbod of deze uitnodiging van belang is:
|
a) |
een aanbod om een contract aan te gaan dat betrekking heeft op een financieel instrument of een beleggings- of nevendienst, met een persoon die op de mededeling reageert; |
|
b) |
een uitnodiging om een persoon die op de mededeling reageert, een aanbod te doen om een contract aan te gaan dat betrekking heeft op een financieel instrument of een beleggings- of nevendienst. |
De eerste alinea is echter niet van toepassing als de potentiële cliënt voor een reactie op een aanbod of uitnodiging in de reclame-uiting wordt verwezen naar een ander document of andere documenten die afzonderlijk of tezamen deze informatie bevatten.
Artikel 47
Informatie over de beleggingsonderneming en haar diensten aan cliënten en potentiële cliënten
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten of potentiële cliënten, voor zover van toepassing, de volgende algemene informatie:
|
a) |
naam en adres van de beleggingsonderneming, alsmede de contactgegevens die cliënten voor een effectieve communicatie met de onderneming nodig hebben; |
|
b) |
de talen waarin de cliënt met de beleggingsonderneming kan communiceren en stukken en andere informatie van de onderneming kan ontvangen; |
|
c) |
methoden van communicatie tussen de beleggingsonderneming en de cliënt, waaronder, voor zover van toepassing, die voor het versturen en ontvangen van orders; |
|
d) |
een verklaring waarin staat dat de beleggingsonderneming over een vergunning beschikt, alsmede de naam en het contactadres van de bevoegde autoriteit die de vergunning heeft verleend; |
|
e) |
wanneer de beleggingsonderneming werkt met een verbonden agent: een verklaring waarin dit staat en waarin de lidstaat wordt vermeld waar deze agent in een register ingeschreven staat; |
|
f) |
aard, frequentie en tijdschema van de rapporten over de verrichting van de dienst die overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU door de beleggingsonderneming aan de cliënt moeten worden toegezonden; |
|
g) |
ingeval de beleggingsonderneming financiële instrumenten of gelden van cliënten aanhoudt: een korte beschrijving van de maatregelen die zij neemt om deze te beschermen, alsmede beknopte gegevens over enigerlei beleggerscompensatie- of depositogarantiestelsel dat op de onderneming van toepassing is op grond van haar activiteiten in een lidstaat; |
|
h) |
een beschrijving, die in beknopte vorm mag worden verstrekt, van het beleid inzake belangenconflicten dat de onderneming overeenkomstig artikel 34 voert; |
|
i) |
wanneer de cliënt daarom verzoekt: nadere bijzonderheden over dit beleid inzake belangenconflicten op een duurzame drager of via een website (ingeval deze geen duurzame drager is), mits aan de in artikel 3, lid 2, genoemde voorwaarden wordt voldaan. |
De onder a) tot en met i) vermelde informatie wordt verstrekt geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht.
2. Wanneer beleggingsondernemingen vermogensbeheerdiensten verrichten, stellen zij op basis van de beleggingsdoelstellingen van de cliënt en de soorten financiële instrumenten in de portefeuille van de cliënt een geschikte evaluatie- en vergelijkingsmethode, zoals een zinvolle benchmark, vast zodat de cliënt voor wie de dienst wordt verricht, de prestaties van de onderneming kan beoordelen.
3. Wanneer beleggingsondernemingen een cliënt of potentiële cliënt vermogensbeheerdiensten aanbieden, verstrekken zij hem naast de informatie die op grond van lid 1 is vereist, voor zover van toepassing, de volgende informatie:
|
a) |
informatie over de waarderingsmethode en -frequentie voor de financiële instrumenten in de portefeuille van de cliënt; |
|
b) |
bijzonderheden over een eventuele delegatie van het beheer op discretionaire basis van alle of een deel van de financiële instrumenten of gelden in de portefeuille van de cliënt; |
|
c) |
een vermelding van elke benchmark waartegen de resultaten van de portefeuille van de cliënt worden afgezet; |
|
d) |
de soorten financiële instrumenten die in de portefeuille van de cliënt mogen worden opgenomen en de soorten transacties die in deze instrumenten mogen worden verricht, alsook de begrenzingen; |
|
e) |
de beheersdoelstellingen, de omvang van het risico dat voortvloeit uit de speelruimte die de beheerder heeft, alsmede eventuele specifieke beperkingen van deze speelruimte. |
De onder a) tot en met e) vermelde informatie wordt verstrekt geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht.
Artikel 48
Informatie over financiële instrumenten
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten of potentiële cliënten geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht, een algemene beschrijving van de aard en risico's van financiële instrumenten, en houden daarbij met name rekening met de indeling van de cliënt in de categorie niet-professionele cliënten, professionele cliënten of in aanmerking komende tegenpartijen. Deze beschrijving bevat uitleg over de aard van het specifieke type financiële instrument, over de werking en prestaties van het financiële instrument onder verschillende marktomstandigheden (waaronder zowel positieve als negatieve omstandigheden), alsook over de aan dat specifieke type financiële instrument verbonden risico's, die gedetailleerd genoeg is om de cliënt in staat te stellen met kennis van zaken beleggingsbeslissingen te nemen.
2. De beschrijving van de in lid 1 bedoelde risico's omvat, voor zover dit voor het type instrument in kwestie en voor de status en het kennisniveau van de cliënt van belang is, ook de volgende elementen:
|
a) |
de risico's die aan het type financiële instrument in kwestie verbonden zijn, waaronder een uitleg over de hefboomwerking en de gevolgen daarvan, en het risico dat de gehele belegging verloren gaat, inclusief de risico's die aan de insolventie van de emittent of daarmee samenhangende gebeurtenissen, zoals een bail-in, verbonden zijn; |
|
b) |
de volatiliteit van de prijs van dergelijke instrumenten en eventuele beperkingen in de bestaande markt voor dergelijke instrumenten; |
|
c) |
informatie over belemmeringen of restricties voor het afstoten van instrumenten, zoals het geval kan zijn voor illiquide financiële instrumenten of financiële instrumenten met een vaste looptijd, met illustratie van de mogelijke uitstapmethoden en gevolgen van een uitstap, mogelijke beperkingen en hoe lang naar schatting met de verkoop van het financiële instrument moet worden gewacht voordat de initiële kosten van de transactie in dat type financiële instrumenten worden terugverdiend; |
|
d) |
het feit dat een belegger met transacties in dergelijke instrumenten naast de aanschaffingskosten van de instrumenten extra financiële en andere verplichtingen, waaronder voorwaardelijke verplichtingen, zou kunnen aangaan; |
|
e) |
eventuele marge- of soortgelijke verplichtingen die op dit type instrumenten van toepassing zijn. |
3. Ingeval een beleggingsonderneming een niet-professionele cliënt of potentiële niet-professionele cliënt informatie verstrekt over een financieel instrument dat op dat moment aan het publiek wordt aangeboden en als in verband met deze aanbieding overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG een prospectus is gepubliceerd, deelt deze onderneming geruime tijd voordat voor cliënten of potentiële cliënten beleggings- of nevendiensten worden verricht, de cliënt of potentiële cliënt mede waar dit prospectus verkrijgbaar is.
4. Bij een financieel instrument dat uit twee of meer verschillende financiële instrumenten of diensten bestaat, verstrekt de beleggingsonderneming een adequate beschrijving van de juridische aard van het financiële instrument, van de componenten van dit instrument en van de risicoverhogende wisselwerking daartussen.
5. Bij financiële instrumenten waarin een garantie of kapitaalbescherming is vervat, verstrekt de beleggingsonderneming een cliënt of potentiële cliënt informatie over de aard en reikwijdte van een dergelijke garantie of kapitaalbescherming. Wanneer de garantie door een derde is verleend, bevat de informatie over de garantie voldoende bijzonderheden over de garantiegever en de garantie opdat een cliënt of potentiële cliënt zich een behoorlijk beeld van de garantie kan vormen.
Artikel 49
Informatie over de vrijwaring van financiële instrumenten of gelden van cliënten
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Wanneer beleggingsondernemingen financiële instrumenten of gelden aanhouden die aan cliënten toebehoren, verstrekken zij deze cliënten of potentiële cliënten, voor zover van toepassing, de in de leden 2 tot en met 7 bedoelde informatie.
2. Wanneer een derde de financiële instrumenten of gelden van de cliënt of potentiële cliënt namens de beleggingsonderneming mag aanhouden, brengt de beleggingsonderneming deze cliënt op de hoogte van dit feit en van de verantwoordelijkheid die zij overeenkomstig de toepasselijke nationale wetgeving draagt voor handelingen of nalatigheden van de derde en voor de gevolgen die insolventie van de derde voor de cliënt heeft.
3. Wanneer een derde, voor zover de nationale wetgeving dit toelaat, financiële instrumenten van de cliënt of potentiële cliënt op een omnibusrekening mag aanhouden, brengt de beleggingsonderneming de cliënt daarvan op de hoogte en waarschuwt zij op duidelijke wijze voor de risico's die daaruit voortvloeien.
4. Wanneer het op grond van de nationale wetgeving niet mogelijk is om bij een derde aangehouden financiële instrumenten van een cliënt te onderscheiden van de financiële instrumenten die deze derde of de beleggingsonderneming zelf bezit, brengt de beleggingsonderneming de cliënt of potentiële cliënt daarvan op de hoogte en waarschuwt zij op duidelijke wijze voor de risico's die daaruit voortvloeien.
5. Wanneer rekeningen met financiële instrumenten of gelden die aan de cliënt of potentiële cliënt toebehoren, onderworpen zijn of zullen zijn aan de wetgeving van een ander rechtsgebied dan dat van een lidstaat, brengt de beleggingsonderneming deze cliënt of potentiële cliënt daarvan op de hoogte en wijst zij erop dat dit van invloed kan zijn op de rechten van de cliënt of potentiële cliënt welke aan deze financiële instrumenten of gelden verbonden zijn.
6. Een beleggingsonderneming brengt de cliënt op de hoogte van het bestaan en de voorwaarden van enigerlei zakelijk zekerheidsrecht of voorrecht dat de onderneming heeft of kan hebben op financiële instrumenten of gelden van de cliënt, of van haar recht van verrekening op deze instrumenten of gelden. Voor zover van toepassing brengt zij de cliënt er ook van op de hoogte dat een bewaarder een zakelijk zekerheidsrecht, een voorrecht of een recht van verrekening op deze instrumenten of gelden kan hebben.
7. Voordat een beleggingsonderneming effectenfinancieringstransacties aangaat met betrekking tot financiële instrumenten die zij namens een cliënt aanhoudt, dan wel van dergelijke financiële instrumenten anderszins voor eigen rekening of voor rekening van een andere cliënt gebruikmaakt, verstrekt zij de cliënt geruime tijd voor het gebruik van deze instrumenten op een duurzame drager duidelijke, volledige en accurate informatie over de verplichtingen en verantwoordelijkheden van de beleggingsonderneming met betrekking tot het gebruik van deze financiële instrumenten, met inbegrip van de voorwaarden voor restitutie ervan, alsmede over de risico's die eruit voortvloeien.
Artikel 50
Informatie over kosten en bijbehorende lasten
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij de verstrekking van informatie aan cliënten over alle kosten en lasten in overeenstemming met artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU voldoen beleggingsondernemingen aan de gedetailleerde vereisten van de leden 2 tot en met 10.
Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU, hebben beleggingsondernemingen die voor professionele cliënten beleggingsdiensten verrichten, het recht met deze cliënten een beperkte toepassing van de gedetailleerde vereisten van dit artikel overeen te komen. Beleggingsondernemingen mogen dergelijke beperkingen niet overeenkomen wanneer de beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten worden verricht, dan wel wanneer, ongeacht de verrichte beleggingsdienst, in de betrokken financiële instrumenten een derivaat is vervat.
Onverminderd de verplichtingen uit hoofde van artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU, hebben beleggingsondernemingen die voor in aanmerking komende tegenpartijen beleggingsdiensten verrichten, het recht met een beperkte toepassing van de gedetailleerde vereisten van dit artikel in te stemmen, behalve wanneer, ongeacht de verrichte beleggingsdienst, in de betrokken financiële instrumenten een derivaat is vervat en de in aanmerking komende tegenpartij voornemens is deze dienst aan haar cliënten aan te bieden.
2. Met het oog op de verstrekking vooraf en achteraf van informatie over kosten en lasten aan cliënten aggregeren beleggingsondernemingen het volgende:
|
a) |
alle kosten en bijbehorende lasten die in rekening worden gebracht door de beleggingsonderneming, of door andere partijen wanneer de cliënt naar dergelijke andere partijen is doorverwezen, voor beleggings- en/of nevendiensten die voor de cliënt worden verricht, en |
|
b) |
alle kosten en bijbehorende lasten die met de ontwikkeling en het beheer van de financiële instrumenten verband houden. |
De onder a) en b) bedoelde kosten zijn vermeld in bijlage II bij deze verordening. Voor de toepassing punt a) worden betalingen die beleggingsondernemingen in verband met de voor een cliënt verrichte beleggingsdienst van derden ontvangen, afzonderlijk gespecificeerd en wordt het totaal van de geaggregeerde kosten en lasten berekend en zowel in een geldbedrag als in een percentage uitgedrukt.
3. Wanneer een deel van de totale kosten en lasten in een buitenlandse valuta moet worden betaald of luidt, geven beleggingsondernemingen een indicatie van de desbetreffende valuta en van de toepasselijke omrekeningskoers en wisselkosten. Beleggingsondernemingen verstrekken ook informatie over de regelingen voor de uitvoering van de betaling of andere prestaties.
4. Wat de verstrekking van informatie over niet in de UCITS KIID (icbe-document met essentiële beleggersinformatie) opgenomen productkosten en -lasten betreft, berekenen beleggingsondernemingen deze kosten en delen zij deze mede; zij nemen daartoe bijvoorbeeld contact op met icbe-beheermaatschappijen teneinde de desbetreffende informatie in te winnen.
5. De verplichting om geruime tijd van tevoren alle informatie te verstrekken over de geaggregeerde kosten en lasten die met het financiële instrument en met de verrichte beleggings- of nevendienst verband houden, is in de volgende situaties op beleggingsondernemingen van toepassing:
|
a) |
wanneer de beleggingsondernemingen financiële instrumenten aan cliënten aanbeveelt of verkoopt, of |
|
b) |
wanneer de beleggingsonderneming die beleggingsdiensten verricht, overeenkomstig Uniewetgeving ter zake verplicht is cliënten een UCITS KIID of een PRIIPs KID (essentiële-informatiedocument voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten) met betrekking tot de financiële instrumenten in kwestie te verstrekken. |
6. Beleggingsondernemingen die geen financieel instrument aan de cliënt aanbevelen of verkopen of die niet overeenkomstig Uniewetgeving ter zake verplicht zijn de cliënt een KIID/KID te verstrekken, brengen hun cliënten op de hoogte van alle kosten en lasten die aan de verrichte beleggings- en/of nevendienst verbonden zijn.
7. Ingeval meer dan één beleggingsonderneming beleggings- of nevendiensten voor de cliënt verricht, verstrekt elke beleggingsonderneming informatie over de kosten van de beleggings- of nevendiensten die zij verricht. Een beleggingsonderneming die door een andere onderneming verrichte diensten aan haar cliënten aanbeveelt of verkoopt, aggregeert de kosten en lasten van haar diensten met de kosten en lasten van de diensten die door de andere onderneming worden verricht. Een beleggingsonderneming houdt met de kosten en bijbehorende lasten voor de verrichting van andere beleggings- of nevendiensten rekening door andere ondernemingen wanneer zij de cliënt naar deze andere ondernemingen heeft doorverwezen.
8. Bij de berekening van kosten en lasten op ex-antebasis maken beleggingsondernemingen gebruik van werkelijk gemaakte kosten als indicator voor de verwachte kosten en lasten. Ingeval er geen werkelijke kosten beschikbaar zijn, maakt de beleggingsonderneming redelijke schattingen van die kosten. Beleggingsondernemingen toetsen vooraf gemaakte aannames aan de ervaring achteraf en passen deze aannames indien nodig aan.
9. Beleggingsondernemingen verstrekken jaarlijkse informatie achteraf over alle kosten en lasten die verbonden zijn aan zowel het (de) financiële instrument(en) als de beleggings- en nevendienst(en) wanneer zij het (de) financiële instrument(en) hebben aanbevolen of verkocht of wanneer zij de cliënt de KID/KIID met betrekking tot het (de) financiële instrument(en) hebben verstrekt en zij tijdens het jaar een lopende relatie met de cliënt hebben of gehad hebben. Die informatie is gebaseerd op gemaakte kosten en wordt op gepersonaliseerde basis verstrekt.
Beleggingsondernemingen kunnen ervoor kiezen deze geaggregeerde informatie over kosten en lasten van de beleggingsdiensten en financiële instrumenten samen met bestaande periodieke rapportage aan cliënten te verstrekken.
10. Bij de verrichting van beleggingsdiensten verstrekken beleggingsondernemingen hun cliënten een illustratie van de cumulatieve effecten van de kosten op het rendement. Een dergelijke illustratie wordt zowel op ex-ante- als op ex-postbasis verstrekt. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de illustratie aan de volgende vereisten voldoet:
|
a) |
de illustratie toont het effect van de totale kosten en lasten op het rendement van de belegging; |
|
b) |
de illustratie toont verwachte kostenpieken of -schommelingen, en |
|
c) |
de illustratie gaat vergezeld van een beschrijving van de illustratie. |
Artikel 51
Overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG en Verordening (EU) nr. 1286/2014 verstrekte informatie
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
Beleggingsondernemingen die rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging of PRIIP's distribueren, verstrekken hun cliënten aanvullende informatie over alle andere kosten en bijbehorende lasten die aan het product verbonden zijn en die mogelijk niet in de UCITS KID of de PRIIPs KID zijn vermeld, alsook over de kosten en lasten die aan de verrichting van de beleggingsdienst met betrekking tot dat financiële instrument verbonden zijn.
AFDELING 2
Beleggingsadvies
Artikel 52
Informatie over beleggingsadvies
(artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen leggen kort en duidelijk uit of en waarom het beleggingsadvies als onafhankelijk of niet-onafhankelijk moet worden aangemerkt en van welke soort en aard de geldende beperkingen zijn, waarbij onder meer melding wordt gemaakt van het verbod om inducements te aanvaarden of te behouden wanneer zij beleggingsadvies op onafhankelijke basis verlenen.
Ingeval aan dezelfde cliënt zowel op onafhankelijke als op niet-onafhankelijke basis advies wordt aangeboden of verleend, lichten beleggingsondernemingen de reikwijdte van beide diensten toe teneinde beleggers inzicht te bieden in de verschillen tussen beide soorten advies en presenteren zij zich niet als een onafhankelijke beleggingsadviseur voor de volledige activiteit. Bij hun communicatie met cliënten vestigen ondernemingen geen overmatige aandacht op hun onafhankelijke beleggingsadviesdiensten in vergelijking met hun niet-onafhankelijke beleggingsadviesdiensten.
2. Beleggingsondernemingen die op onafhankelijke of op niet-onafhankelijke basis beleggingsadvies verlenen, geven de cliënt uitleg over het scala aan financiële instrumenten dat kan worden aanbevolen, met vermelding van de relatie van de onderneming met de emittenten of aanbieders van de instrumenten.
3. Beleggingsondernemingen geven een beschrijving van de beschouwde soorten financiële instrumenten, het scala aan financiële instrumenten en aanbieders, geanalyseerd per type instrument volgens de reikwijdte van de dienst, en, bij de verlening van onafhankelijk advies, van de wijze waarop de verrichte dienst aan de voorwaarden voor het verlenen van beleggingsadvies op onafhankelijke basis voldoet en van de factoren die tijdens de door de beleggingsonderneming gevolgde selectieprocedure in aanmerking zijn genomen om financiële instrumenten aan te bevelen, zoals risico's, kosten en complexiteit van de financiële instrumenten.
4. Wanneer het scala aan financiële instrumenten dat is beoordeeld door de beleggingsonderneming die beleggingsadvies op onafhankelijke basis verleent, bestaat uit eigen financiële instrumenten van de beleggingsonderneming of financiële instrumenten die worden uitgegeven of aangeboden zowel door entiteiten die nauwe banden hebben of in een ander nauw juridisch of economisch verband staan met de beleggingsonderneming, als door andere emittenten of aanbieders die geen banden of verband met de beleggingsonderneming hebben, onderscheidt de beleggingsonderneming voor elk type financieel instrument het scala aan financiële instrumenten dat wordt uitgegeven of aangeboden door entiteiten die geen banden met de beleggingsonderneming hebben.
5. Beleggingsondernemingen die overeenkomstig artikel 54, lid 12, een periodieke beoordeling van de geschiktheid van de gedane aanbevelingen verschaffen, verstrekken alle volgende informatie:
|
a) |
de frequentie en reikwijdte van de periodieke geschiktheidsbeoordeling en, in voorkomend geval, de voorwaarden die tot de uitvoering van een dergelijke beoordeling aanleiding geven; |
|
b) |
in hoeverre de eerder ingewonnen informatie aan een herbeoordeling zal worden onderworpen, en |
|
c) |
de wijze waarop een geactualiseerde aanbeveling aan de cliënt zal worden medegedeeld. |
Artikel 53
Beleggingsadvies op onafhankelijke basis
(artikel 24, leden 4 en 7, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die beleggingsadvies op onafhankelijke basis verlenen, bepalen en implementeren een selectieprocedure om overeenkomstig artikel 24, lid 7, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU een voldoende groot scala aan op de markt verkrijgbare financiële instrumenten te beoordelen en te vergelijken. De selectieprocedure omvat de volgende elementen:
|
a) |
het aantal beschouwde financiële instrumenten en de diversiteit ervan staan in verhouding tot de reikwijdte van de beleggingsadviesdiensten die door de onafhankelijke beleggingsadviseur worden aangeboden; |
|
b) |
het aantal beschouwde financiële instrumenten en de diversiteit ervan zijn voldoende representatief voor de op de markt verkrijgbare financiële instrumenten; |
|
c) |
de hoeveelheid financiële instrumenten die door de beleggingsonderneming zelf of door entiteiten met nauwe banden met de beleggingsonderneming zelf worden uitgegeven, is in evenredigheid met de totale hoeveelheid beschouwde financiële instrumenten, en |
|
d) |
de criteria voor de selectie van de diverse financiële instrumenten omvatten alle relevante aspecten, zoals risico's, kosten en complexiteit, alsook de kenmerken van de cliënten van de beleggingsonderneming, en waarborgen dat de selectie van de instrumenten die kunnen worden aanbevolen, niet bevooroordeeld is. |
Ingeval een dergelijke vergelijking niet mogelijk is wegens het bedrijfsmodel of de specifieke reikwijdte van de verrichte dienst, presenteert de beleggingsonderneming die het beleggingsadvies verleent, zichzelf niet als onafhankelijk.
2. Een beleggingsonderneming die beleggingsadvies op onafhankelijke basis verleent en die zich op bepaalde categorieën van of op een bepaald scala aan financiële instrumenten toespitst, voldoet aan de volgende vereisten:
|
a) |
de onderneming zet zichzelf op zodanige wijze in de markt dat alleen cliënten worden aangetrokken wier voorkeur naar de betrokken categorieën van of het betrokken scala aan financiële instrumenten uitgaat; |
|
b) |
de onderneming verlangt dat cliënten aangeven dat zij alleen interesse hebben in beleggingen in de gespecificeerde categorie van of het gespecificeerde scala aan financiële instrumenten, en |
|
c) |
voordat de onderneming de dienst verricht, verzekert zij zich ervan dat haar dienst passend is voor iedere nieuwe cliënt door te verifiëren of haar bedrijfsmodel aan de behoeften en doelstellingen van de cliënt beantwoordt, en of het scala aan financiële instrumenten geschikt is voor de cliënt. Indien zulks niet het geval is, verricht de onderneming de dienst niet voor de cliënt. |
3. Een beleggingsonderneming die zowel op onafhankelijke basis als op niet-onafhankelijke basis beleggingsadvies aanbiedt, voldoet aan de volgende verplichtingen:
|
a) |
geruime tijd voordat de beleggingsonderneming diensten verricht, laat zij haar cliënten overeenkomstig artikel 24, lid 4, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan op een duurzame drager weten of het advies op onafhankelijke of op niet-onafhankelijke basis wordt verleend; |
|
b) |
de beleggingsonderneming heeft zichzelf als onafhankelijk gepresenteerd voor de diensten waarvoor zij beleggingsadvies op onafhankelijke basis verleent; |
|
c) |
de beleggingsonderneming heeft in afdoende organisatorische vereisten en controles voorzien opdat beide soorten adviesdiensten en adviseurs duidelijk van elkaar gescheiden zijn, opdat er onder cliënten geen verwarring kan ontstaan omtrent het type advies dat zij ontvangen, en opdat aan cliënten het type advies wordt gegeven dat voor hen geschikt is. De beleggingsonderneming staat een natuurlijke persoon niet toe zowel op onafhankelijke basis als op niet-onafhankelijke basis advies te verlenen. |
AFDELING 3
Beoordeling van de geschiktheid en passendheid
Artikel 54
Beoordeling van de geschiktheid en geschiktheidsverslagen
(artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij de beoordeling van de geschiktheid van beleggingsdiensten of financiële instrumenten in overeenstemming met artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU doen beleggingsondernemingen geen dubbelzinnigheid of verwarring ontstaan omtrent de verantwoordelijkheden die zij in het kader van dit proces dragen. Bij de uitvoering van de geschiktheidsbeoordeling deelt de onderneming cliënten of potentiële cliënten op heldere en eenvoudige wijze mede dat de geschiktheidsbeoordeling is bedoeld om de onderneming in staat te stellen zich voor de belangen van de cliënt in te zetten.
Wanneer beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten geheel of gedeeltelijk via een geautomatiseerd of semigeautomatiseerd systeem worden verricht, berust de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de geschiktheidsbeoordeling bij de beleggingsonderneming die de dienst verricht en wordt deze onverlet gelaten door het gebruik van een elektronisch systeem voor het doen van de gepersonaliseerde aanbeveling of het nemen van de handelsbeslissing.
2. Bij de bepaling in hoeverre informatie over cliënten moet worden ingewonnen, houden beleggingsondernemingen rekening met alle kenmerken van de beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten die voor deze cliënten worden verricht. Beleggingsondernemingen vragen bij cliënten of potentiële cliënten alle informatie op die de onderneming nodig heeft om inzicht te krijgen in de belangrijkste feiten over de cliënt en om er gelet op de aard en reikwijdte van de verrichte dienst redelijkerwijs van uit te kunnen gaan dat de specifieke transactie die zal worden aanbevolen of in het kader van het vermogensbeheer zal worden aangegaan, aan de volgende criteria voldoet:
|
a) |
de transactie voldoet aan de beleggingsdoelstellingen van de betrokken cliënt, inclusief de risicotolerantie van de cliënt; |
|
b) |
de transactie is van dien aard dat de cliënt in overeenstemming met zijn beleggingsdoelstellingen alle daarmee samenhangende beleggingsrisico's financieel kan dragen; |
|
c) |
de transactie is van dien aard dat de cliënt de nodige ervaring en kennis heeft om te begrijpen welke risico's aan de transactie of aan het beheer van zijn portefeuille verbonden zijn. |
3. Wanneer een beleggingsonderneming voor een professionele cliënt een beleggingsdienst verricht, mag zij er voor de toepassing van lid 2, onder c), van uitgaan dat de cliënt voor de producten, transacties en diensten waarvoor deze als professionele cliënt wordt aangemerkt, over de nodige ervaring en kennis beschikt.
Wanneer deze beleggingsdienst bestaat in de verlening van beleggingsadvies aan een professionele cliënt die onder deel 1 van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU valt, mag de beleggingsonderneming er voor de toepassing van lid 2, onder b), van uitgaan dat de cliënt alle gerelateerde beleggingsrisico's die met zijn beleggingsdoelstellingen in overeenstemming zijn, financieel kan dragen.
4. De informatie over de financiële situatie van de cliënt of potentiële cliënt bevat, voor zover van toepassing, gegevens over de bron en omvang van diens periodieke inkomsten, diens vermogen, waaronder liquide middelen, beleggingen en onroerend goed, en diens financiële verplichtingen.
5. De informatie over de beleggingsdoelstellingen van de cliënt of potentiële cliënt bevat, voor zover van toepassing, gegevens over de duur van de periode waarin deze de belegging wenst aan te houden, diens voorkeur wat betreft het nemen van bepaalde risico's, diens risicoprofiel en de bedoeling van de belegging.
6. Ingeval een cliënt een rechtspersoon of een groep van twee of meer natuurlijke personen is of ingeval één of meer natuurlijke personen door een andere natuurlijke persoon worden vertegenwoordigd, gaat de beleggingsonderneming over tot de vaststelling en implementatie van een beleid om te bepalen wie aan de geschiktheidsbeoordeling moet worden onderworpen en hoe deze beoordeling in de praktijk zal worden uitgevoerd, waarbij onder meer wordt vastgelegd van wie informatie over de kennis en ervaring, de financiële situatie en de beleggingsdoelstellingen moet worden ingewonnen. De beleggingsonderneming stelt dit beleid op schrift.
Ingeval een natuurlijke persoon door een andere natuurlijke persoon wordt vertegenwoordigd, of ingeval een rechtspersoon die overeenkomstig deel 2 van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU om behandeling als een professionele cliënt heeft verzocht, aan de geschiktheidsbeoordeling wordt onderworpen, zijn de financiële situatie en beleggingsdoelstellingen die van de rechtspersoon of, bij de natuurlijke persoon, die van de onderliggende cliënt in plaats van die van de vertegenwoordiger. De kennis en ervaring zijn die van de vertegenwoordiger van de natuurlijke persoon of van de persoon die transacties namens de onderliggende cliënt mag uitvoeren.
7. Beleggingsondernemingen nemen alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de over hun cliënten of potentiële cliënten ingewonnen informatie betrouwbaar is. Deze maatregelen omvatten onder meer, maar niet uitsluitend, het volgende:
|
a) |
ervoor zorgen dat cliënten zich bewust zijn van het belang van het verstrekken van accurate en actuele informatie; |
|
b) |
erop toezien dat alle in het kader van het geschiktheidsbeoordelingsproces gehanteerde instrumenten, zoals de instrumenten om risico's in te schatten en de instrumenten om de kennis en ervaring van een cliënt te beoordelen, geschikt zijn voor het beoogde doel en zodanig zijn ontworpen dat zij voor hun cliënten kunnen worden gebruikt, waarbij eventuele beperkingen ervan zijn aangegeven en in het kader van het geschiktheidsbeoordelingsproces actief worden ondervangen; |
|
c) |
ervoor zorgen dat de in het kader van het proces gebruikte vragen door cliënten worden begrepen, in een correct beeld van de doelstellingen en behoeften van de cliënt resulteren, en de voor de uitvoering van de geschiktheidsbeoordeling vereiste informatie opleveren, en |
|
d) |
in voorkomend geval, stappen ondernemen om de consistentie van de cliëntgegevens te waarborgen, door bijvoorbeeld na te gaan of de door de cliënten verstrekte informatie geen evidente onjuistheden bevat. |
Beleggingsondernemingen die een lopende relatie met een cliënt hebben, bijvoorbeeld door een doorlopende advies- of vermogensbeheerdienst te verrichten, beschikken over passende gedragslijnen en procedures om adequate en actuele informatie over cliënten bij te houden voor zover zulks noodzakelijk is om aan de vereisten van lid 2 te voldoen, en kunnen dit ook aantonen.
8. Wanneer een beleggingsonderneming bij de verrichting van de beleggingsdienst in de vorm van beleggingsadvies of vermogensbeheer niet de op grond van artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vereiste informatie opvraagt, beveelt zij de cliënt of potentiële cliënt geen beleggingsdiensten of financiële instrumenten aan.
9. Beleggingsondernemingen beschikken over adequate gedragslijnen en procedures om ervoor te zorgen dat zij inzicht hebben in de aard en kenmerken, met inbegrip van de kosten en risico's, van de voor hun cliënten geselecteerde beleggingsdiensten en financiële instrumenten, en dat zij, rekening houdend met de kosten en complexiteit, toetsen of gelijkwaardige beleggingsdiensten of financiële instrumenten aan het profiel van hun cliënten kunnen beantwoorden, en kunnen dit ook aantonen.
10. Bij de verrichting van de beleggingsdienst in de vorm van beleggingsadvies of vermogensbeheer doet een beleggingsonderneming geen aanbeveling of neemt zij geen handelsbeslissing wanneer geen van de diensten of instrumenten geschikt is voor de cliënt.
11. Bij de verrichting van beleggingsadvies- of vermogensbeheerdiensten waarbij van belegging wordt gewisseld, hetzij door een instrument te verkopen en een ander te kopen, hetzij door een recht om een verandering teweeg te brengen uit te oefenen met betrekking tot een bestaand instrument, winnen beleggingsondernemingen de nodige informatie over de bestaande beleggingen van de cliënt en over de aanbevolen nieuwe beleggingen in en gaan zij over tot een kosten-batenanalyse van de wissel, zodat zij redelijkerwijs kunnen aantonen dat de baten om van belegging te wisselen groter zijn dan de kosten.
12. Bij de verlening van beleggingsadvies verstrekken beleggingsondernemingen een verslag aan de niet-professionele cliënt waarin het gegeven advies wordt geschetst en tevens wordt aangegeven hoe de gedane aanbeveling geschikt is voor de niet-professionele cliënt, waarbij onder meer wordt vermeld hoe deze op de doelstellingen en de persoonlijke situatie van de cliënt is toegesneden onder verwijzing naar de vereiste looptijd van de belegging, de kennis en ervaring van de cliënt en de risicobereidheid en verliescapaciteit van de cliënt.
Beleggingsondernemingen vestigen de aandacht van de cliënten op en nemen in het geschiktheidsverslag informatie op over de kans dat de aanbevolen diensten of instrumenten de niet-professionele cliënt tot een periodieke herziening van de desbetreffende regelingen nopen.
Wanneer een beleggingsonderneming een dienst verricht die periodieke geschiktheidsbeoordelingen en -verslagen vereist, mogen de latere verslagen nadat de initiële dienst tot stand is gebracht, alleen betrekking hebben op wijzigingen in de betrokken diensten of instrumenten en/of in de situatie van de cliënt, en hoeven daarin niet alle bijzonderheden van het eerste verslag te worden herhaald.
13. Beleggingsondernemingen die een periodieke geschiktheidsbeoordeling verstrekken, toetsen ten minste elk jaar de geschiktheid van de gedane aanbevelingen met het oog op een verbetering van de dienst. De frequentie van deze beoordeling wordt opgevoerd naar gelang van het risicoprofiel van de cliënt en het type aanbevolen financiële instrumenten.
Artikel 55
Gemeenschappelijke bepalingen voor de beoordeling van de geschiktheid en passendheid
(artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de informatie over de kennis en ervaring van de cliënt of potentiële cliënt op beleggingsgebied een aan het type cliënt, de aard en omvang van de te verrichten dienst en aan het beoogde type product of transactie, de complexiteit ervan en de eruit voortvloeiende risico's evenredige hoeveelheid gegevens bevat over:
|
a) |
het type dienst, transactie en financieel instrument waarmee de cliënt vertrouwd is; |
|
b) |
de aard, het volume en de frequentie van de transacties van de cliënt in financiële instrumenten en de periode waarover deze zijn verricht; |
|
c) |
het opleidingsniveau en het beroep of, voor zover relevant, het vroegere beroep van de cliënt of potentiële cliënt. |
2. Een beleggingsonderneming ontmoedigt een cliënt of potentiële cliënt niet om de voor de toepassing van artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU benodigde informatie te verstrekken.
3. Een beleggingsonderneming mag zich verlaten op de informatie die haar cliënten of potentiële cliënten verstrekken, tenzij zij weet of zou moeten weten dat deze informatie duidelijk gedateerd, onnauwkeurig of onvolledig is.
Artikel 56
Beoordeling van de passendheid en de daarmee verband houdende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens
(artikel 25, leden 3 en 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij de beoordeling of een beleggingsdienst als bedoeld in artikel 25, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU passend is voor een cliënt, gaan beleggingsondernemingen na of deze cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico's verbonden zijn aan het product of de beleggingsdienst die wordt aangeboden of gevraagd.
Een beleggingsonderneming mag ervan uitgaan dat een professionele cliënt over de nodige ervaring en kennis beschikt om te begrijpen welke risico's verbonden zijn aan deze beleggingsdiensten of transacties of aan het type transactie of product waarvoor de cliënt als professionele cliënt wordt aangemerkt.
2. Beleggingsondernemingen houden gegevens over de uitgevoerde passendheidsbeoordelingen bij die onder meer op het volgende betrekking hebben:
|
a) |
de uitkomst van de passendheidsbeoordeling; |
|
b) |
een eventueel aan de cliënt gegeven waarschuwing indien de gekochte beleggingsdienst of het gekochte product als mogelijk niet passend voor de cliënt werd aangemerkt, of de cliënt ondanks de waarschuwing heeft gevraagd de transactie toch uit te voeren, en, in voorkomend geval, of de onderneming het verzoek van de cliënt om de transactie toch uit te voeren, heeft ingewilligd; |
|
c) |
een eventueel aan de cliënt gegeven waarschuwing indien de cliënt onvoldoende informatie had verstrekt om de onderneming in staat te stellen een passendheidsbeoordeling uit te voeren, of de cliënt ondanks de waarschuwing heeft gevraagd de transactie toch uit te voeren, en, in voorkomend geval, of de onderneming het verzoek van de cliënt om de transactie toch uit te voeren, heeft ingewilligd; |
Artikel 57
Verrichten van diensten met betrekking tot niet-complexe instrumenten
(artikel 25, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
Een financieel instrument dat in artikel 25, lid 4, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU niet uitdrukkelijk wordt genoemd, wordt voor de toepassing van artikel 25, lid 4, onder a), vi), van Richtlijn 2014/65/EU als niet-complex aangemerkt als aan de volgende criteria wordt voldaan:
|
a) |
het valt niet onder artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van of onder deel C, punten 4 tot en met 11, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU; |
|
b) |
er doet zich vaak een gelegenheid voor om dit instrument van de hand te doen, te gelde te maken of anderszins te realiseren tegen prijzen die voor de marktdeelnemers publiekelijk beschikbaar zijn en waarbij het gaat om ofwel marktprijzen, ofwel prijzen die afkomstig zijn van of gevalideerd zijn door waarderingssystemen die onafhankelijk zijn van de emittent; |
|
c) |
het brengt voor de cliënt geen feitelijke of mogelijke verplichtingen met zich mee die verder gaan dan de aanschaffingskosten van het instrument; |
|
d) |
er is geen clausule, voorwaarde of trigger in vervat die de aard of het risico van de belegging of het uitbetalingsprofiel fundamenteel kan wijzigen, zoals bij beleggingen waarin een recht is vervat om het instrument in een verschillend instrument om te zetten; |
|
e) |
er zijn geen expliciete of impliciete uitstapkosten in vervat die tot gevolg hebben dat de belegging illiquide wordt, ook al doet er zich technisch vaak een gelegenheid voor om het instrument van de hand te doen, te gelde te maken of anderszins te realiseren; |
|
f) |
er is voor het publiek voldoende informatie over de kenmerken ervan beschikbaar waarvan mag worden aangenomen dat deze dermate goed te begrijpen is dat de gemiddelde niet-professionele cliënt met kennis van zaken een beslissing over een eventuele transactie in dit instrument kan nemen. |
Artikel 58
Overeenkomsten met niet-professionele en professionele cliënten
(artikel 24, lid 1, en artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
Beleggingsondernemingen die na de datum van toepassing van deze verordening voor een cliënt een beleggingsdienst of de in deel B, punt 1, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU genoemde nevendienst verrichten, gaan met de cliënt, op papier of op een andere duurzame drager, een schriftelijke basisovereenkomst aan waarin de belangrijkste rechten en plichten van de onderneming en de cliënt zijn vastgelegd. Beleggingsondernemingen die beleggingsadvies verlenen, voldoen alleen aan deze verplichting wanneer er een periodieke beoordeling van de geschiktheid van de aanbevolen financiële instrumenten of diensten wordt uitgevoerd.
In de schriftelijke overeenkomst zijn de belangrijkste rechten en plichten van de partijen vastgelegd en zijn onder meer de volgende elementen opgenomen:
|
a) |
een beschrijving van de te verrichten diensten en, in voorkomend geval, van de aard en reikwijdte van het te verlenen beleggingsadvies; |
|
b) |
bij vermogensbeheerdiensten, de soorten financiële instrumenten die mogen worden gekocht en verkocht en de soorten transacties die namens de cliënt mogen worden uitgevoerd, alsook alle verboden instrumenten of transacties, en |
|
c) |
een beschrijving van de hoofdkenmerken van enigerlei in deel B, punt 1, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU genoemde diensten die moeten worden verricht, in voorkomend geval met vermelding van de rol van de onderneming ten aanzien van met de instrumenten van de cliënt verband houdende corporate actions en van de voorwaarden waaronder effectenfinancieringstransacties waarmee effecten van cliënten zijn gemoeid, een rendement voor de cliënt opleveren. |
AFDELING 4
Rapportage aan cliënten
Artikel 59
Rapportageplicht met betrekking tot de uitvoering van andere orders dan die in het kader van vermogensbeheer
(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die namens een cliënt een andere order dan een order in het kader van vermogensbeheer hebben uitgevoerd, ondernemen met betrekking tot deze order de volgende actie:
|
a) |
zij verstrekken de cliënt onmiddellijk op een duurzame drager de belangrijkste informatie over de uitvoering van deze order; |
|
b) |
zij geven de cliënt op een duurzame drager kennis van de uitvoering van de order, en wel zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering ervan of, indien de beleggingsonderneming een bevestiging ontvangt van een derde, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde. |
Punt b) is niet van toepassing wanneer de bevestiging dezelfde informatie zou bevatten als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de cliënt wordt toegezonden.
De punten a) en b) zijn niet van toepassing wanneer namens cliënten uitgevoerde orders betrekking hebben op obligaties ter financiering van hypotheekleningovereenkomsten met genoemde cliënten, in welk geval uiterlijk een maand na uitvoering van de order bij de mededeling van het bedrag van de hypotheeklening kennis wordt gegeven van de transactie.
2. Naast hetgeen in lid 1 is bepaald, verstrekken beleggingsondernemingen de cliënt desgevraagd informatie over de status van diens order.
3. Bij orders voor een cliënt die betrekking hebben op rechten van deelneming of aandelen in een instelling voor collectieve belegging en die periodiek worden uitgevoerd, ondernemen beleggingsondernemingen de in lid 1, onder b), beschreven actie, of verstrekken zij deze cliënt ten minste om de zes maanden de in lid 4 genoemde informatie over de transacties in kwestie.
4. De in lid 1, onder b), bedoelde kennisgeving bevat, voor zover van toepassing, de volgende informatie, in voorkomend geval in overeenstemming met de op grond van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde technische reguleringsnormen over rapportageverplichtingen:
|
a) |
de identificatie van de melder; |
|
b) |
de naam of andere omschrijving van de cliënt; |
|
c) |
de handelsdag; |
|
d) |
de handelstijd; |
|
e) |
het type order; |
|
f) |
de identificatie van de plaats van uitvoering; |
|
g) |
de identificatie van het instrument; |
|
h) |
de aankoop/verkoop; |
|
i) |
de aard van de order indien het geen koop- of verkooporder betreft; |
|
j) |
de hoeveelheid; |
|
k) |
de eenheidsprijs; |
|
l) |
de totale vergoeding; |
|
m) |
een totaalbedrag aan provisies en kosten die in rekening zijn gebracht, alsook, indien de cliënt daarom verzoekt, een puntsgewijze uitsplitsing daarvan, waarbij onder meer, in voorkomend geval, het bedrag van een eventuele toeslag of afwaardering wordt vermeld ingeval de transactie is uitgevoerd door een beleggingsonderneming wanneer deze voor eigen rekening handelt en jegens de cliënt de plicht heeft een optimale uitvoering te realiseren; |
|
n) |
de verkregen wisselkoers ingeval bij de transactie een valuta moet worden omgerekend; |
|
o) |
de verantwoordelijkheden van de cliënt met betrekking tot de afwikkeling van de transactie, waaronder de betalings- of levertermijn en de rekeninggegevens, voor zover deze gegevens en verantwoordelijkheden nog niet eerder aan de cliënt zijn medegedeeld; |
|
p) |
ingeval de tegenpartij van de cliënt de beleggingsonderneming zelf was of een persoon die tot de groep van de beleggingsonderneming behoort, dan wel een andere cliënt van de beleggingsonderneming: het feit dat dit het geval was, tenzij de order is uitgevoerd via een handelssysteem dat anonieme handel mogelijk maakt. |
Voor de toepassing van punt k) mag de beleggingsonderneming wanneer de order in tranches wordt uitgevoerd, de cliënt informatie over de prijs van elke tranche afzonderlijk dan wel over de gemiddelde prijs verstrekken. Wanneer de gemiddelde prijs wordt gegeven, verstrekt de beleggingsonderneming de cliënt desgevraagd informatie over de prijs van elke tranche afzonderlijk.
5. De beleggingsonderneming mag de cliënt de in lid 4 bedoelde informatie middels standaardcodes verstrekken als zij ook een toelichting op de gebruikte codes geeft.
Artikel 60
Rapportageplicht met betrekking tot vermogensbeheer
(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die voor cliënten vermogensbeheerdiensten verrichten, verstrekken aan ieder van hen op een duurzame drager een periodiek overzicht van de vermogensbeheeractiviteiten die namens hem zijn uitgevoerd, tenzij een dergelijk overzicht al door een andere persoon wordt verstrekt.
2. Het in lid 1 bedoelde periodieke overzicht bevat een getrouwe en evenwichtige analyse van de verrichte activiteiten en van het rendement van de portefeuille tijdens de rapportageperiode, alsook, voor zover van toepassing, de volgende gegevens:
|
a) |
de naam van de beleggingsonderneming; |
|
b) |
de naam of een andere omschrijving van de rekening van de cliënt; |
|
c) |
een vermelding van de inhoud en de waardering van de portefeuille, met gegevens over elk aangehouden financieel instrument, de marktwaarde of — als deze niet beschikbaar is — de reële waarde ervan en het kassaldo aan het begin en het einde van de rapportageperiode, alsmede de portefeuilleresultaten over de rapportageperiode; |
|
d) |
het totale bedrag aan vergoedingen en lasten over de rapportageperiode met een afzonderlijke specificatie van in elk geval de totale beheersvergoedingen en de totale uitvoeringskosten en, voor zover van toepassing, met de vermelding dat desgewenst een gedetailleerdere uitsplitsing wordt verstrekt; |
|
e) |
een vergelijking van de resultaten over de overzichtsperiode met een (eventuele) benchmark voor de beleggingsresultaten die tussen de beleggingsonderneming en de cliënt overeengekomen is; |
|
f) |
het totale bedrag aan dividenden, rente en andere betalingen die over de rapportageperiode in verband met de portefeuille van de cliënt zijn ontvangen; |
|
g) |
informatie over andere met financiële instrumenten in de portefeuille verband houdende corporate actions waardoor rechten worden verkregen; |
|
h) |
voor elke in de periode uitgevoerde transactie: de in artikel 59, lid 4, onder c) tot en met l), bedoelde informatie voor zover van toepassing, tenzij de cliënt per uitgevoerde transactie informatie wenst te ontvangen, in welk geval lid 4 van dit artikel van toepassing is. |
3. Het in lid 1 bedoelde periodieke overzicht wordt eens in de drie maanden verstrekt, behalve in de volgende gevallen:
|
a) |
indien de beleggingsonderneming haar cliënten toegang biedt tot een onlinesysteem dat kan worden aangemerkt als een duurzame drager die toegang geeft tot actuele waarderingen van de portefeuille van de cliënt en waar de cliënt zich gemakkelijk toegang kan verschaffen tot de overeenkomstig artikel 63, lid 2, te verstrekken informatie, en indien de onderneming kan bewijzen dat de cliënt zich tijdens het desbetreffende kwartaal ten minste eenmaal toegang tot een waardering van zijn portefeuille heeft verschaft; |
|
b) |
wanneer lid 4 van toepassing is, moet het periodieke overzicht ten minste eenmaal per jaar worden verstrekt; |
|
c) |
wanneer het vermogensbeheercontract tussen een beleggingsonderneming en een cliënt een portefeuille met hefboomwerking toestaat, moet het periodieke overzicht ten minste eenmaal per maand worden verstrekt. |
De onder b) vermelde uitzondering geldt niet voor transacties in financiële instrumenten die onder artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van of onder deel C, punten 4 tot en met 11, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU vallen.
4. In gevallen waarin de cliënt ervoor kiest per uitgevoerde transactie informatie te ontvangen, verstrekken beleggingsondernemingen de cliënt bij uitvoering van een transactie door de vermogensbeheerder onmiddellijk de belangrijkste informatie over deze transactie op een duurzame drager.
De beleggingsonderneming zendt de cliënt een bevestiging van de transactie met daarin de in artikel 59, lid 4, bedoelde informatie toe, en wel uiterlijk de eerste werkdag na uitvoering ervan of, indien de beleggingsonderneming een bevestiging ontvangt van een derde, uiterlijk de eerste werkdag na ontvangst van de bevestiging van deze derde.
De tweede alinea is niet van toepassing wanneer de bevestiging dezelfde informatie bevat als een bevestiging die door een derde onmiddellijk aan de cliënt wordt toegezonden.
Artikel 61
Rapportageplicht met betrekking tot in aanmerking komende tegenpartijen
(artikel 24, lid 4, en artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
De overeenkomstig de artikelen 49 en 59 voor de rapportage aan niet-professionele en professionele cliënten geldende vereisten zijn van toepassing, tenzij beleggingsondernemingen met in aanmerking komende tegenpartijen overeenkomsten aangaan om de inhoud en het tijdschema van de rapportage vast te stellen.
Artikel 62
Aanvullende rapportageverplichtingen met betrekking tot vermogensbeheertransacties of transacties waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt aangegaan
(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die vermogensbeheerdiensten verrichten, brengen de cliënt op de hoogte bij een verlies van 10 % van de totale waarde van de portefeuille, zoals bepaald aan het begin van elke rapportageperiode, en daarna bij verliezen van veelvouden van 10 %, en wel uiterlijk aan het einde van de werkdag waarop deze drempel wordt overschreden of, wanneer deze drempel op een niet-werkdag wordt overschreden, aan het einde van de eerstvolgende werkdag.
2. Beleggingsondernemingen die een rekening van een niet-professionele cliënt aanhouden die posities in leveraged financiële instrumenten of transacties waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt aangegaan omvat, brengen de cliënt op de hoogte bij een verlies van 10 % van de initiële waarde van elk instrument en daarna bij verliezen van veelvouden van 10 %. De rapportage uit hoofde van dit lid vindt plaats per instrument, tenzij anders met de cliënt is overeengekomen, en geschiedt uiterlijk aan het einde van de werkdag waarop deze drempel wordt overschreden of, wanneer deze drempel op een niet-werkdag wordt overschreden, aan het einde van de eerstvolgende werkdag.
Artikel 63
Overzichten van de financiële instrumenten of gelden van cliënten
(artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten of gelden van cliënten aanhouden, zenden elke cliënt voor wie zij financiële instrumenten of gelden aanhouden, ten minste elk kwartaal een overzicht daarvan op een duurzame drager toe, tenzij een dergelijk overzicht al in een ander periodiek overzicht is verstrekt. Op verzoek van cliënten verstrekken ondernemingen dergelijke overzichten frequenter tegen commerciële kosten.
De eerste alinea is niet van toepassing op een kredietinstelling waaraan in het kader van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad (26) een vergunning is verleend wanneer het gaat om door deze instelling aangehouden deposito's in de zin van genoemde richtlijn.
2. Het in lid 1 bedoelde overzicht van de activa van een cliënt bevat de volgende informatie:
|
a) |
gegevens over alle financiële instrumenten of gelden die de beleggingsonderneming aan het einde van de overzichtsperiode voor de cliënt aanhoudt; |
|
b) |
in hoeverre financiële instrumenten of gelden van de cliënt het voorwerp zijn geweest van effectenfinancieringstransacties; |
|
c) |
het voordeel dat de cliënt uit hoofde van diens deelneming in effectenfinancieringstransacties heeft behaald en de basis waarop dit voordeel is behaald; |
|
d) |
een duidelijke indicatie van de activa of fondsen die onder de regels van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan vallen, alsook van de activa of fondsen die daar niet onder vallen, zoals die welke onder een zekerheidsovereenkomst in de vorm van een eigendomsoverdracht vallen; |
|
e) |
een duidelijke indicatie of activa door sommige bijzondere kenmerken zijn bezwaard wat hun eigendomsstatus betreft, bijvoorbeeld ten gevolge van een zekerheidsrecht; |
|
f) |
de marktwaarde of, wanneer de marktwaarde niet beschikbaar is, de geschatte waarde van de in het overzicht opgenomen financiële instrumenten, met duidelijke vermelding van het feit dat het ontbreken van een marktprijs wellicht duidt op een gebrek aan liquiditeit. De geschatte waarde wordt naar best vermogen door de onderneming bepaald. |
Wanneer de portefeuille van een cliënt de opbrengsten uit een of meer niet-afgewikkelde transacties bevat, mag in de onder a) bedoelde gegevens van ofwel de handelsdatum, ofwel de afwikkelingsdatum worden uitgegaan, mits voor al deze gegevens in het overzicht steeds dezelfde grondslag wordt gehanteerd.
Het in lid 1 bedoelde periodieke overzicht van de activa van een cliënt wordt niet verstrekt indien de beleggingsonderneming haar cliënten toegang biedt tot een onlinesysteem dat kan worden aangemerkt als een duurzame drager waar de cliënt zich gemakkelijk toegang kan verschaffen tot actuele overzichten van zijn financiële instrumenten of fondsen, en indien de onderneming kan bewijzen dat de cliënt zich tijdens het desbetreffende kwartaal ten minste eenmaal toegang tot een dergelijk overzicht heeft verschaft.
3. Beleggingsondernemingen die voor een cliënt financiële instrumenten of gelden aanhouden en vermogensbeheerdiensten verrichten, mogen het in lid 1 bedoelde overzicht van de activa van een cliënt opnemen in het periodieke overzicht dat zij op grond van artikel 60, lid 1, aan deze cliënt verstrekken.
AFDELING 5
Optimale uitvoering
Artikel 64
Criteria voor een optimale uitvoering
(artikel 27, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij de uitvoering van orders van cliënten nemen beleggingsondernemingen de volgende criteria ter bepaling van het relatieve gewicht van de in artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren in aanmerking:
|
a) |
de kenmerken van de cliënt, waaronder diens indeling in de categorie niet-professionele dan wel professionele cliënten; |
|
b) |
de kenmerken van de order van de cliënt, inclusief of de order een effectenfinancieringstransactie (SFT, securities financing transaction) behelst; |
|
c) |
de kenmerken van de financiële instrumenten die het voorwerp zijn van deze order; |
|
d) |
de kenmerken van de plaatsen van uitvoering waar deze order kan worden geplaatst. |
Voor de toepassing van dit artikel en van de artikelen 65 en 66 wordt onder „plaats van uitvoering” het volgende verstaan: een gereglementeerde markt, een MTF, een OTF, een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, een marketmaker of andere liquiditeitsverschaffer of een entiteit die in een derde land een soortgelijke taak verricht als die van een van de voornoemde partijen.
2. Een beleggingsonderneming voldoet aan haar verplichting uit hoofde van artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU om alle toereikende maatregelen te nemen om het best mogelijke resultaat voor een cliënt te behalen als zij een order of een specifiek aspect van de order uitvoert volgens de specifieke instructies die de cliënt voor de order of het specifieke aspect van de order heeft gegeven.
3. Beleggingsondernemingen structureren hun provisies niet zodanig of brengen deze niet zodanig in rekening dat de verschillende plaatsen van uitvoering ongelijk worden behandeld.
4. Bij de uitvoering van orders of het nemen van beslissingen om in otc-producten, met inbegrip van producten op maat, te handelen, controleert de beleggingsonderneming of de aan de cliënt voorgestelde prijs correct is door de bij de schatting van de prijs van een dergelijk product gebruikte marktgegevens te verzamelen en, indien mogelijk, door een vergelijking met soortgelijke of vergelijkbare producten te maken.
Artikel 65
Verplichting van beleggingsondernemingen die vermogen beheren en orders ontvangen en doorgeven, om zich in te zetten voor de belangen van de cliënt
(artikel 24, leden 1 en 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij de verrichting van vermogensbeheerdiensten voldoen beleggingsondernemingen aan de verplichting uit hoofde van artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU om zich voor de belangen van hun cliënten in te zetten wanneer zij bij andere entiteiten orders ter uitvoering plaatsen die voortvloeien uit beslissingen van de beleggingsonderneming om namens haar cliënt in financiële instrumenten te handelen.
2. Bij de verrichting van de dienst van het ontvangen en doorgeven van orders voldoen beleggingsondernemingen aan de verplichting uit hoofde van artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU om zich voor de belangen van hun cliënten in te zetten wanneer zij orders van cliënten ter uitvoering aan andere entiteiten doorgeven.
3. Om zich naar lid 1 of lid 2 te voegen, voldoen beleggingsondernemingen aan de leden 4 tot en met 7 van dit artikel en aan artikel 64, lid 4.
4. Beleggingsondernemingen nemen alle toereikende maatregelen om het best mogelijke resultaat voor hun cliënten te behalen, en houden daarbij rekening met de in artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren. Het relatieve gewicht van die factoren wordt bepaald aan de hand van de criteria van artikel 64, lid 1, en, voor niet-professionele cliënten, aan de hand van het vereiste uit hoofde van artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU.
Een beleggingsonderneming voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van lid 1 of 2 en hoeft de in dit lid genoemde maatregelen niet te nemen indien zij bij de plaatsing van een order bij of het doorgeven van een order aan een andere entiteit ter uitvoering ervan, specifieke instructies van haar cliënt volgt.
5. Beleggingsondernemingen stellen een beleid vast dat hen in staat stelt aan de verplichting van lid 4 te voldoen en implementeren dit beleid. In het beleid worden voor alle categorieën van instrumenten de entiteiten genoemd waarbij de orders worden geplaatst of waaraan de beleggingsonderneming orders ter uitvoering doorgeeft. De genoemde entiteiten beschikken over orderuitvoeringsregelingen die de beleggingsonderneming in staat stellen aan haar verplichtingen uit hoofde van dit artikel te voldoen wanneer zij orders ter uitvoering plaatst bij of doorgeeft aan de betrokken entiteit.
6. Beleggingsondernemingen verstrekken hun cliënten informatie over het overeenkomstig lid 5 en artikel 66, leden 2 tot en met 9, vastgestelde beleid. Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten passende informatie over de onderneming en haar diensten en over de voor de uitvoering van de orders gekozen entiteiten. Met name wanneer de beleggingsonderneming andere ondernemingen selecteert om diensten op het gebied van de uitvoering van orders te verrichten, gaat zij voor elke categorie van financiële instrumenten jaarlijks over tot de opstelling en openbaarmaking van een overzicht van de vijf belangrijkste beleggingsondernemingen in termen van handelsvolume waaraan zij in het voorafgaande jaar orders van cliënten ter uitvoering heeft doorgegeven of waarbij zij in het voorafgaande jaar orders van cliënten ter uitvoering heeft geplaatst, alsook van informatie over de ervaren kwaliteit van de uitvoering van de orders. De informatie is consistent met de informatie die is gepubliceerd in overeenstemming met de technische normen die op grond van artikel 27, lid 10, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU zijn ontwikkeld.
Op redelijk verzoek van een cliënt verstrekken beleggingsondernemingen hun cliënten of potentiële cliënten informatie over entiteiten waaraan de orders zijn doorgegeven of waarbij de orders zijn geplaatst ter uitvoering ervan.
7. Beleggingsondernemingen monitoren periodiek de effectiviteit van het overeenkomstig lid 5 vastgestelde beleid, en met name de uitvoeringskwaliteit van de in dit beleid genoemde entiteiten, en verhelpen eventuele tekortkomingen.
Het beleid en de regelingen worden ten minste jaarlijks door beleggingsondernemingen geëvalueerd. Een dergelijke evaluatie wordt ook verricht telkens als er zich een wezenlijke verandering voordoet in de mogelijkheden van de onderneming om steeds het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen.
Beleggingsondernemingen gaan na of er zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan en overwegen wijzigingen aan te brengen in de plaatsen van uitvoering of entiteiten waarop zij een aanzienlijk beroep doen om aan het algemene vereiste inzake optimale uitvoering te voldoen.
Een wezenlijke verandering is een significante gebeurtenis die van invloed kan zijn op parameters van optimale uitvoering, zoals de kosten, de prijs, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van de order, alsook op alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten.
8. Dit artikel is niet van toepassing wanneer de beleggingsonderneming die vermogen beheert of orders ontvangt en doorgeeft, ook de ontvangen orders of de beslissingen om namens haar cliënt handelstransacties te verrichten met betrekking tot het vermogen van deze cliënt, uitvoert. In die gevallen is artikel 27 van Richtlijn 2014/65/EU van toepassing.
Artikel 66
Uitvoeringsbeleid
(artikel 27, leden 5 en 7, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen onderwerpen het overeenkomstig artikel 27, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde uitvoeringsbeleid en hun orderuitvoeringsregelingen ten minste jaarlijks aan een evaluatie.
Een dergelijke evaluatie wordt ook verricht telkens als er zich een wezenlijke verandering als omschreven in artikel 65, lid 7, voordoet in de mogelijkheden van de onderneming om steeds het best mogelijke resultaat te behalen bij de uitvoering van orders van haar cliënten op de plaatsen van uitvoering die in haar uitvoeringsbeleid zijn opgenomen. Een beleggingsonderneming gaat na of er zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan en overweegt wijzigingen aan te brengen in het relatieve gewicht van de factoren voor een optimale uitvoering om aan het algemene vereiste inzake optimale uitvoering te voldoen.
2. De informatie over het uitvoeringsbeleid is toegesneden op de categorie van financiële instrumenten en het type dienst die wordt verricht en omvat de in de leden 3 tot en met 9 beschreven informatie.
3. Beleggingsondernemingen verstrekken cliënten geruime tijd voor de verrichting van de dienst de volgende gegevens over hun uitvoeringsbeleid:
|
a) |
een uitleg over het relatieve gewicht dat de beleggingsonderneming overeenkomstig de criteria van artikel 59, lid 1, toekent aan de in artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren, of over de wijze waarop de onderneming het relatieve gewicht van deze factoren bepaalt; |
|
b) |
een overzicht van de plaatsen van uitvoering waarop de onderneming een aanzienlijk beroep doet om haar verplichting na te komen om alle redelijke maatregelen te nemen teneinde bij de uitvoering van orders van cliënten steeds het best mogelijke resultaat te behalen, waarbij wordt vermeld van welke plaatsen van uitvoering voor elke categorie van financiële instrumenten, voor orders van niet-professionele cliënten, voor orders van professionele cliënten en voor SFT's wordt gebruikgemaakt; |
|
c) |
een lijst van factoren op basis waarvan een plaats van uitvoering wordt geselecteerd, waaronder kwalitatieve factoren zoals clearingregelingen, handelsonderbrekers, geplande acties of enigerlei ander relevant aspect, en het relatieve gewicht van elke factor. De informatie over de factoren op basis waarvan een plaats van uitvoering voor de uitvoering van orders wordt geselecteerd, is consistent met de controles waarvan de onderneming bij de evaluatie van de deugdelijkheid van haar beleid en regelingen gebruikmaakt om aan cliënten aan te tonen dat steeds het best mogelijke resultaat bij de uitvoering is behaald; |
|
d) |
hoe de factoren voor de uitvoering, zoals de kosten, de prijs, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering, en alle andere relevante factoren in aanmerking worden genomen als onderdeel van alle toereikende maatregelen om het best mogelijke resultaat voor de cliënt te behalen; |
|
e) |
indien van toepassing, informatie dat de onderneming orders buiten een handelsplatform uitvoert, de gevolgen daarvan, zoals het uit de uitvoering buiten een handelsplatform voortvloeiende tegenpartijrisico, en, op verzoek van de cliënt, aanvullende informatie over de gevolgen van deze wijze van uitvoering; |
|
f) |
een duidelijke waarschuwing dat specifieke instructies van een cliënt de onderneming kunnen beletten de door haar vastgestelde en in haar uitvoeringsbeleid opgenomen maatregelen te nemen om bij de uitvoering van de desbetreffende orders het best mogelijke resultaat te behalen voor de elementen waarvoor deze instructies gelden; |
|
g) |
een samenvatting van de procedure voor de selectie van de plaatsen van uitvoering, van de gevolgde uitvoeringsstrategieën, van de procedures en het proces die worden gehanteerd om de kwaliteit van de uitvoering te analyseren, en van de wijze waarop ondernemingen monitoren en verifiëren dat het best mogelijke resultaat voor hun cliënten is behaald. |
Deze informatie wordt verstrekt op een duurzame drager of via een website (ingeval deze geen duurzame drager is), mits aan de in artikel 3, lid 2, genoemde voorwaarden wordt voldaan.
4. Ingeval beleggingsondernemingen verschillende vergoedingen toepassen naar gelang van de plaats van uitvoering, legt de onderneming deze verschillen voldoende gedetailleerd uit opdat de cliënt de voor- en nadelen van de keuze van een bepaalde plaats van uitvoering kan begrijpen.
5. Wanneer beleggingsondernemingen cliënten vragen een plaats van uitvoering te kiezen, wordt correcte, duidelijke en niet-misleidende informatie verstrekt om te voorkomen dat de cliënt louter op basis van het door de onderneming gevoerde prijsbeleid de ene plaats van uitvoering boven de andere verkiest.
6. Beleggingsondernemingen accepteren alleen betalingen van derden die aan artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU voldoen en brengen cliënten op de hoogte van de inducements die de onderneming eventueel van de plaatsen van uitvoering ontvangt. In de informatie wordt gespecificeerd welke vergoedingen de beleggingsonderneming aan alle bij de transactie betrokken tegenpartijen in rekening brengt; ingeval de vergoedingen variëren naar gelang van de cliënt, wordt in de informatie de maximumvergoeding of het scala aan eventueel te betalen vergoedingen vermeld.
7. Ingeval een beleggingsonderneming aan meer dan één deelnemer aan een transactie een vergoeding in rekening brengt, brengt de onderneming haar cliënten in overeenstemming met artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan op de hoogte van de waarde van alle geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen die de onderneming heeft ontvangen.
8. Ingeval een cliënt tot een beleggingsonderneming redelijke en evenredige verzoeken richt om informatie over haar gedragslijnen of regelingen en over de wijze waarop deze worden getoetst, geeft de beleggingsonderneming binnen een redelijke termijn een duidelijk antwoord.
9. Ingeval een beleggingsonderneming orders voor niet-professionele cliënten uitvoert, verstrekt zij die cliënten een samenvatting van het desbetreffende beleid, waarin het accent wordt gelegd op de totale kosten die zij maken. De samenvatting bevat ook een link naar de overeenkomstig artikel 27, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU gepubliceerde meest recente gegevens over de kwaliteit van uitvoering voor elke plaats van uitvoering die de beleggingsonderneming in haar uitvoeringsbeleid heeft vermeld.
AFDELING 6
Verwerking van orders van cliënten
Artikel 67
Algemene beginselen
(artikel 28, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij de uitvoering van orders van cliënten voldoen beleggingsondernemingen aan de volgende voorwaarden:
|
a) |
zij zorgen ervoor dat orders die in naam van cliënten worden uitgevoerd, onmiddellijk en op correcte wijze worden geregistreerd en toegewezen; |
|
b) |
zij voeren overigens vergelijkbare orders van cliënten in volgorde van ontvangst en onmiddellijk uit, tenzij de aard van de order of de heersende marktomstandigheden dit onmogelijk maken of in het belang van de cliënt anders moet worden gehandeld; |
|
c) |
zij brengen een niet-professionele cliënt op de hoogte van elk wezenlijk probleem dat een correcte uitvoering van een order ernstig belemmert, zodra zij daar kennis van nemen. |
2. Wanneer een beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor het toezicht op of de regeling van de afwikkeling van een uitgevoerde order, neemt zij alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat alle financiële instrumenten of gelden van een cliënt die bij de afwikkeling van deze uitgevoerde order worden ontvangen, onmiddellijk op correcte wijze op de rekening van de juiste cliënt worden bijgeschreven.
3. Een beleggingsonderneming maakt geen misbruik van informatie over lopende orders van cliënten en neemt alle redelijke maatregelen om misbruik van dergelijke informatie door haar relevante personen te voorkomen.
Artikel 68
Samenvoeging en toewijzing van orders
(artikel 28, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen voeren een order van een cliënt of een transactie voor eigen rekening niet samen met een andere order van een cliënt uit, tenzij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
het is onwaarschijnlijk dat de samenvoeging van de orders en transacties al met al nadelig uitpakt voor een cliënt van wie een order wordt samengevoegd; |
|
b) |
een cliënt van wie een order wordt samengevoegd, wordt ervan op de hoogte gebracht dat samenvoeging bij een bepaalde order voor hem nadelig kan uitpakken; |
|
c) |
er wordt een ordertoewijzingsbeleid vastgesteld en geïmplementeerd dat voorziet in een billijke toewijzing van samengevoegde orders en transacties en dat onder meer aangeeft hoe het volume en de prijs van orders bepalend zijn voor de toewijzingen en de behandeling van gedeeltelijke uitvoeringen. |
2. Wanneer een beleggingsonderneming een order samenvoegt met een of meer andere orders van cliënten en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, wijst zij de desbetreffende handelstransacties toe overeenkomstig haar ordertoewijzingsbeleid ter zake.
Artikel 69
Samenvoeging en toewijzing van transacties voor eigen rekening
(artikel 28, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Beleggingsondernemingen die transacties voor eigen rekening hebben samengevoegd met een of meer orders van cliënten, wijzen de desbetreffende handelstransacties niet toe op een voor de cliënt nadelige wijze.
2. Wanneer een beleggingsonderneming een order van een cliënt samenvoegt met een transactie voor eigen rekening en de samengevoegde order slechts ten dele wordt uitgevoerd, geeft zij de cliënt bij de toewijzing van de desbetreffende handelstransacties voorrang op de onderneming.
Ingeval een beleggingsonderneming aannemelijk kan maken dat zij de order niet op dezelfde gunstige voorwaarden of zelfs helemaal niet had kunnen uitvoeren als deze niet was samengevoegd, mag zij de transactie voor eigen rekening naar evenredigheid toewijzen overeenkomstig haar orderbeleid als bedoeld in artikel 68, lid 1, onder c).
3. In het kader van het ordertoewijzingsbeleid als bedoeld in artikel 68, lid 1, onder c), zorgen beleggingsondernemingen voor procedures die voorkomen dat transacties voor eigen rekening die samen met orders van cliënten worden uitgevoerd, op een voor de cliënt nadelige wijze opnieuw worden toegewezen.
Artikel 70
Onmiddellijke, billijke en spoedige uitvoering van orders van cliënten en openbaarmaking van niet-uitgevoerde limietorders van cliënten voor op een handelsplatform verhandelde aandelen
(artikel 28 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een limietorder van een cliënt inzake tot de handel op een gereglementeerde markt toegelaten of op een handelsplatform verhandelde aandelen die onder de heersende marktomstandigheden niet onmiddellijk wordt uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 28, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU, wordt geacht te zijn openbaargemaakt wanneer de beleggingsonderneming de order ter uitvoering bij een gereglementeerde markt of een MTF heeft geplaatst, dan wel wanneer de order door een in een lidstaat gevestigde aanbieder van datarapporteringsdiensten is gepubliceerd en gemakkelijk kan worden uitgevoerd zodra de marktomstandigheden zulks mogelijk maken.
2. De rangorde van gereglementeerde markten en MTF's wordt bepaald volgens het uitvoeringsbeleid van de onderneming om uitvoering te garanderen zodra de marktomstandigheden zulks mogelijk maken.
AFDELING 7
In aanmerking komende tegenpartijen
Artikel 71
In aanmerking komende tegenpartijen
(artikel 30 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Naast de categorieën in aanmerking komende tegenpartijen die uitdrukkelijk in artikel 30, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU zijn vermeld, kunnen lidstaten overeenkomstig artikel 30, lid 3, van genoemde richtlijn ook ondernemingen die behoren tot een categorie cliënten die overeenkomstig deel I, punten 1, 2 en 3, van bijlage II bij genoemde richtlijn als professionele cliënten moeten worden aangemerkt, als in aanmerking komende tegenpartij erkennen.
2. Wanneer een in aanmerking komende tegenpartij op grond van artikel 30, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU verzoekt te worden behandeld als een cliënt wiens zakelijke betrekkingen met een beleggingsonderneming aan de artikelen 24, 25, 27 en 28 van genoemde richtlijn onderworpen zijn, wordt het verzoek schriftelijk ingediend en is daarin aangegeven of de behandeling als niet-professionele of professionele cliënt betrekking heeft op een of meer beleggingsdiensten of transacties, dan wel op een of meer soorten transacties of producten.
3. Wanneer een in aanmerking komende tegenpartij verzoekt te worden behandeld als een cliënt wiens zakelijke betrekkingen met een beleggingsonderneming aan de artikelen 24, 25, 27 en 28 van Richtlijn 2014/65/EU onderworpen zijn, maar niet uitdrukkelijk verzoekt om als een niet-professionele cliënt te worden behandeld, behandelt de onderneming deze in aanmerking komende tegenpartij als een professionele cliënt.
4. Wanneer de in aanmerking komende tegenpartij uitdrukkelijk verzoekt om als een niet-professionele cliënt te worden behandeld, behandelt de beleggingsonderneming de in aanmerking komende tegenpartij als een niet-professionele cliënt en past zij de in deel I, tweede, derde en vierde alinea, van bijlage II bij Richtlijn 2014/65/EU vervatte voorschriften voor verzoeken om niet-professionele behandeling toe.
5. Wanneer een cliënt overeenkomstig artikel 30, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU verzoekt om als een in aanmerking komende tegenpartij te worden behandeld, wordt de volgende procedure gevolgd:
|
a) |
de beleggingsonderneming verstrekt de cliënt een duidelijke, schriftelijke waarschuwing van de gevolgen van een dergelijk verzoek voor de cliënt, met vermelding van de bescherming die hij kan verliezen; |
|
b) |
de cliënt bevestigt schriftelijk zijn verzoek om hetzij in het algemeen, hetzij met betrekking tot een of meer beleggingsdiensten of een transactie, dan wel een type transactie of product als in aanmerking komende tegenpartij te worden behandeld en dat hij zich bewust is van de gevolgen van de bescherming die hij als gevolg van het verzoek kan verliezen. |
AFDELING 8
Bijhouden van gegevens
Artikel 72
Bewaren van gegevens
(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De gegevens worden bewaard op een drager waarop informatie op zodanige wijze kan worden opgeslagen dat de bevoegde autoriteit deze later kan raadplegen, en tevens in zodanige vorm en op zodanige wijze dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de bevoegde autoriteit kan vlot toegang krijgen tot de gegevens en kan elk belangrijk stadium van de verwerking van elke transactie reconstrueren; |
|
b) |
alle correcties of andere wijzigingen, alsmede de inhoud van de gegevens voordat dergelijke correcties of andere wijzigingen zijn aangebracht, kunnen gemakkelijk worden achterhaald; |
|
c) |
het is niet mogelijk de gegevens anderszins te manipuleren of te wijzigen; |
|
d) |
IT-exploitatie of enigerlei andere vorm van efficiënte exploitatie is mogelijk wanneer de gegevens niet gemakkelijk kunnen worden geanalyseerd wegens de omvang en de aard ervan, en |
|
e) |
de regelingen van de onderneming voldoen aan de vereisten inzake het bijhouden van gegevens, ongeacht de gebruikte technologie. |
2. Beleggingsondernemingen houden ten minste de in bijlage I bij deze verordening genoemde gegevens bij naar gelang van de aard van hun activiteiten.
De lijst van gegevens in bijlage I bij deze verordening laat alle overige uit andere wetgeving voortvloeiende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens onverlet.
3. Beleggingsondernemingen houden ook de schriftelijke gegevens over alle gedragslijnen en procedures bij waarover zij uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU, Verordening (EU) nr. 600/2014, Richtlijn 2014/57/EU en Verordening (EU) nr. 596/2014 en de respectieve uitvoeringsmaatregelen daarvan moeten beschikken.
De bevoegde autoriteiten kunnen verlangen dat beleggingsondernemingen aanvullende gegevens bijhouden naast die genoemd in de lijst in bijlage I bij deze verordening.
Artikel 73
Bijhouden van gegevens over de rechten en plichten van de beleggingsonderneming en de cliënt
(artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
De gegevens over de rechten en plichten van de beleggingsonderneming en de cliënt in het kader van een dienstverleningscontract of over de voorwaarden waaronder de onderneming voor de cliënt diensten verricht, worden voor ten minste de duur van de relatie met de cliënt bewaard.
Artikel 74
Bijhouden van gegevens over orders van cliënten en handelsbeslissingen
(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
Voor elke oorspronkelijke order die van een cliënt wordt ontvangen en voor elke oorspronkelijke handelsbeslissing die wordt genomen, gaat een beleggingsonderneming over tot de onmiddellijke registratie van de in deel 1 van bijlage IV bij deze verordening genoemde gegevens voor zover deze op de order of handelsbeslissing in kwestie van toepassing zijn; deze geregistreerde gegevens worden door haar ter beschikking van de bevoegde autoriteit gehouden.
Ingeval het bijhouden van de in deel 1 van bijlage IV bij deze verordening genoemde gegevens ook krachtens de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 is voorgeschreven, worden die gegevens op consequente wijze bijgehouden volgens dezelfde normen als die welke bij de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 zijn voorgeschreven.
Artikel 75
Bijhouden van gegevens over transacties en orderverwerking
(artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
Onmiddellijk nadat beleggingsondernemingen een order van een cliënt hebben ontvangen of een handelsbeslissing hebben genomen, registreren zij ten minste de in deel 2 van bijlage IV genoemde gegevens, voor zover deze op de order of handelsbeslissing in kwestie van toepassing zijn, en houden zij deze gegevens ter beschikking van de bevoegde autoriteit.
Ingeval het bijhouden van de in deel 2 van bijlage IV bij deze verordening genoemde gegevens ook krachtens de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 is voorgeschreven, worden die gegevens op consequente wijze bijgehouden volgens dezelfde normen als die welke bij de artikelen 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 zijn voorgeschreven.
Artikel 76
Opnemen van telefoongesprekken of elektronische communicatie
(artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Door beleggingsondernemingen wordt in schriftelijke vorm een effectief beleid inzake het opnemen van telefoongesprekken en elektronische communicatie vastgesteld, geïmplementeerd en in stand gehouden dat evenredig is aan de omvang en organisatie van de onderneming en aan de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf. Het beleid omvat de volgende elementen:
|
a) |
de identificatie van de telefoongesprekken en elektronische communicatie, met inbegrip van relevante interne telefoongesprekken en elektronische communicatie die overeenkomstig artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU onder de vereisten betreffende het bijhouden van gegevens vallen, en |
|
b) |
de specificatie van de te volgen procedure en te nemen maatregelen om ervoor te zorgen dat de onderneming artikel 16, lid 7, derde en achtste alinea, van Richtlijn 2014/65/EU in acht neemt wanneer er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen en de onderneming niet in staat is het gesprek/de communicatie op door de onderneming ter beschikking gestelde, aanvaarde of toegestane apparatuur op te nemen. Het bewijs dat er zich dergelijke omstandigheden hebben voorgedaan, wordt bewaard en is toegankelijk voor de bevoegde autoriteiten. |
2. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat het leidinggevend orgaan de gedragslijnen en procedures die met het opnemen van telefoongesprekken en elektronische communicatie van de onderneming verband houden, aan een doeltreffend toezicht en een effectieve controle kan onderwerpen.
3. Beleggingsondernemingen zien erop toe dat de regelingen om aan de vereisten inzake het bijhouden van gegevens te voldoen, technologieneutraal zijn. Ondernemingen evalueren periodiek de effectiviteit van de gedragslijnen en procedures van de onderneming en stellen alle alternatieve of aanvullende maatregelen en procedures vast die noodzakelijk en passend zijn. Er worden ten minste alternatieve of aanvullende maatregelen vastgesteld wanneer de onderneming het gebruik van een nieuw communicatiemiddel aanvaardt of toestaat.
4. Beleggingsondernemingen gaan over tot het bijhouden en regelmatig actualiseren van een register van personen die in het bezit zijn van apparatuur van de onderneming of van eigen apparatuur waarvan het gebruik door de onderneming is toegestaan.
5. Beleggingsondernemingen lichten werknemers voor over de procedures met betrekking tot de vereisten van artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU en leiden hen op om deze procedures toe te passen.
6. Met het oog op de monitoring van de inachtneming van de vereisten van artikel 16, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU inzake het opnemen van gesprekken/communicatie en het bijhouden van gegevens controleren beleggingsondernemingen periodiek de gegevens over transacties en orders die onder deze vereisten vallen, met inbegrip van gesprekken ter zake. Deze controle is risicogebaseerd en evenredig.
7. Op verzoek demonstreren beleggingsondernemingen de gedragslijnen en procedures voor en het managementtoezicht op de regels voor het opnemen van gesprekken/communicatie aan de bevoegde autoriteit.
8. Voordat beleggingsondernemingen beleggingsdiensten en met het ontvangen, doorgeven en uitvoeren van orders verband houdende activiteiten voor nieuwe en bestaande cliënten verrichten, brengen zij de cliënt op de hoogte van het feit:
|
a) |
dat de gesprekken en communicatie worden opgenomen, en |
|
b) |
dat een kopie van de opname van deze gesprekken en communicatie met de cliënt gedurende een periode van vijf jaar en, indien de bevoegde autoriteit daarom verzoekt, gedurende een periode van maximaal zeven jaar op verzoek beschikbaar zijn. |
De in de eerste alinea bedoelde informatie wordt in dezelfde ta(a)l(en) gepresenteerd als de taal die bij de verrichting van beleggingsdiensten voor cliënten wordt gebruikt.
9. Beleggingsondernemingen nemen op een duurzame drager alle dienstige informatie over relevante rechtstreekse gesprekken met cliënten op. Deze opgenomen informatie behelst ten minste het volgende:
|
a) |
datum en tijdstip van de vergaderingen; |
|
b) |
plaats van de vergaderingen; |
|
c) |
identiteit van de deelnemers; |
|
d) |
initiatiefnemer van de vergaderingen, en |
|
e) |
relevante informatie over de order van de cliënt, zoals onder meer de prijs, de omvang of het type van de order en wanneer deze zal worden doorgegeven of uitgevoerd. |
10. De opnamen worden opgeslagen op een duurzame drager die het mogelijk maakt deze opnieuw af te spelen of te kopiëren, en worden tevens bewaard in een vorm die het niet mogelijk maakt de originele opname te wijzigen of te wissen.
De opnamen worden op zodanige wijze op een drager opgeslagen dat zij op verzoek vlot toegankelijk en beschikbaar zijn voor cliënten.
Ondernemingen waarborgen de kwaliteit, correctheid en volledigheid van de opnamen van alle telefoongesprekken en elektronische communicatie.
11. De termijn gedurende welke een opname moet worden bewaard, vangt aan op de datum waarop de opname wordt gemaakt.
AFDELING 9
Mkb-groeimarkten
Artikel 77
Kwalificatie als mkb-onderneming
(artikel 4, lid 1, punt 13, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een emittent wiens aandelen minder dan drie jaar tot de handel zijn toegelaten, wordt voor de toepassing van artikel 33, lid 3, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU als een mkb-onderneming aangemerkt wanneer hij een marktkapitalisatie van minder dan 200 miljoen EUR heeft op basis van:
|
a) |
de slotaandelenkoers op de eerste handelsdag indien zijn aandelen minder dan een jaar tot de handel zijn toegelaten, of |
|
b) |
de laatste slotaandelenkoers van het eerste handelsjaar indien zijn aandelen meer dan een jaar maar minder dan twee jaar tot de handel zijn toegelaten, of |
|
c) |
het gemiddelde van de laatste slotaandelenkoersen van elk van de eerste twee handelsjaren indien zijn aandelen meer dan twee jaar maar minder dan drie jaar tot de handel zijn toegelaten. |
2. Een emittent die geen eigenvermogensinstrument heeft dat op een handelsplatform wordt verhandeld, wordt als een mkb-onderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 13, van Richtlijn 2014/65/EU aangemerkt indien hij volgens zijn meest recente jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening aan ten minste twee van de volgende drie criteria voldoet: een gemiddeld aantal werknemers gedurende het boekjaar van minder dan 250, een balanstotaal van ten hoogste 43 000 000 EUR en een jaarlijkse netto-omzet van ten hoogste 50 000 000 EUR.
Artikel 78
Registratie als mkb-groeimarkt
(artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij het bepalen of ten minste 50 % van de emittenten wier financiële instrumenten tot de handel op een MTF zijn toegelaten, mkb-ondernemingen zijn met het oog op de registratie van de MTF als mkb-groeimarkt in overeenstemming met artikel 33, lid 3, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU, berekent de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de exploitant van een MTF de gemiddelde ratio tussen het aantal mkb-ondernemingen en het totale aantal emittenten wier financiële instrumenten op de handel tot die markt zijn toegelaten. De gemiddelde ratio wordt berekend op 31 december van het voorgaande kalenderjaar als het gemiddelde van de twaalf ratio's aan het einde van elke maand van dat kalenderjaar.
Onverminderd de andere registratievoorwaarden die in artikel 33, lid 3, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/65/EU zijn vastgelegd, registreert de bevoegde autoriteit een aanvrager die in het verleden nog geen exploitatieactiviteiten heeft uitgeoefend als een mkb-groeimarkt en verifieert zij na het verstrijken van drie kalenderjaren of het overeenkomstig de eerste alinea bepaalde minimumpercentage mkb-ondernemingen in acht wordt genomen.
2. Wat de criteria van artikel 33, lid 3, onder b), c), d) en f), van Richtlijn 2014/65/EU betreft, registreert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de exploitant van een MTF de MTF niet als een mkb-groeimarkt tenzij zij ervan overtuigd is dat de MTF:
|
a) |
regels heeft vastgesteld en toepast die voorzien in objectieve en transparante criteria voor de initiële en doorlopende toelating tot de handel op haar platform van financiële instrumenten van emittenten; |
|
b) |
een exploitatiemodel heeft dat geschikt is voor de uitvoering van haar taken en een billijke en ordelijke handel verzekert in de financiële instrumenten die tot de handel op haar platform zijn toegelaten; |
|
c) |
regels heeft vastgesteld en toepast die voorschrijven dat een emittent die om toelating tot de handel op de MTF van zijn financiële instrumenten verzoekt, in gevallen waarin Richtlijn 2003/71/EG niet van toepassing is een passend toelatingsdocument moet publiceren dat onder de verantwoordelijkheid van de emittent is opgesteld en waarin duidelijk wordt aangegeven of het al dan niet is goedgekeurd of getoetst en door wie; |
|
d) |
regels heeft vastgesteld en toepast die de minimuminhoud van het onder c) bedoelde toelatingsdocument op zodanige wijze definiëren dat aan beleggers voldoende informatie is verstrekt opdat zij zich met kennis van zaken een oordeel kunnen vormen over de financiële positie en vooruitzichten van de emittent, alsook over de rechten die aan zijn effecten verbonden zijn; |
|
e) |
de emittent verplicht in het onder c) bedoelde toelatingsdocument te verklaren of zijn werkkapitaal naar zijn mening al dan niet toereikend is voor zijn huidige verplichtingen en, indien dat niet het geval is, hoe hij voor het benodigde aanvullende werkkapitaal denkt te zullen zorgen; |
|
f) |
regelingen heeft getroffen opdat de volledigheid, consistentie en begrijpelijkheid van het onder c) bedoelde toelatingsdocument op passende wijze wordt getoetst; |
|
g) |
van de emittenten wier effecten op zijn platform worden verhandeld, verlangt dat zij uiterlijk zes maanden na het einde van elk boekjaar jaarlijkse financiële verslagen en uiterlijk vier maanden na het einde van de eerste zes maanden van elk boekjaar halfjaarlijkse financiële verslagen publiceren; |
|
h) |
de verspreiding onder het publiek verzekert van overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG opgestelde prospectussen, van onder c) bedoelde toelatingsdocumenten, van onder g) bedoelde financiële verslagen en van de in artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014 beschreven gegevens die openbaar worden gemaakt door emittenten wier effecten op haar platform worden verhandeld, dan wel daartoe een directe link verstrekt naar de pagina van de website van de emittenten waarop deze documenten, verslagen en gegevens worden gepubliceerd; |
|
i) |
erop toeziet dat de onder h) bedoelde wettelijk verplichte informatie en directe links gedurende een periode van ten minste vijf jaar op haar website beschikbaar blijven. |
Artikel 79
Doorhaling van de registratie als mkb-groeimarkt
(artikel 33, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Wat het percentage mkb-ondernemingen betreft, wordt de registratie van een mkb-groeimarkt, onverminderd de andere voorwaarden die in artikel 33, lid 3, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/65/EU en in artikel 78, lid 2, van deze verordening zijn vastgelegd, pas door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst doorgehaald als het overeenkomstig alinea 78, lid 1, eerste alinea, van deze verordening berekende percentage mkb-ondernemingen gedurende drie kalenderjaren op rij minder dan 50 % bedraagt.
2. Wat de in artikel 33, lid 3, onder b) tot en met g), van Richtlijn 2014/65/EU en in artikel 78, lid 2, van deze verordening vastgelegde voorwaarden betreft, wordt de registratie van de exploitant van een mkb-groeimarkt door de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst doorgehaald als niet langer aan deze voorwaarden is voldaan.
HOOFDSTUK IV
EXPLOITATIEVERPLICHTINGEN VAN HANDELSPLATFORMEN
Artikel 80
Omstandigheden waaronder de belangen van de beleggers en het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk worden geschaad
(artikel 32, leden 1 en 2, en artikel 52, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voor de toepassing van artikel 32, leden 1 en 2, en artikel 52, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/65/EU wordt een opschorting van de handel in een financieel instrument of de uitsluiting van een financieel instrument van de handel geacht de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt aanzienlijk te schaden onder ten minste de volgende omstandigheden:
|
a) |
ingeval een systeemrisico zou worden veroorzaakt dat de financiële stabiliteit ondermijnt, zoals wanneer het noodzakelijk is een dominante marktpositie af te wikkelen, of ingeval een significant volume afwikkelingsverplichtingen niet zou worden nagekomen; |
|
b) |
ingeval de voortzetting van de handel op de markt noodzakelijk is om kritieke posttransactionele risicomanagementfuncties te vervullen wanneer in het kader van wanbetalingsprocedures van een centrale tegenpartij (CTP) financiële instrumenten te gelde moeten worden gemaakt wegens het in gebreke blijven van een clearinglid, en een CTP aan onaanvaardbare risico's zou zijn blootgesteld omdat het onmogelijk is margevereisten te berekenen; |
|
c) |
ingeval de financiële levensvatbaarheid van de emittent in het gedrang zou komen, bijvoorbeeld indien deze bij een ondernemingsrechtelijke transactie of kapitaalverhoging betrokken is. |
2. Bij het uitmaken of een opschorting of uitsluiting de belangen van de beleggers of het ordelijk functioneren van de markt in een bepaald geval naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk zal schaden, neemt de nationale bevoegde autoriteit, een marktexploitant die een gereglementeerde markt exploiteert of een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, alle relevante factoren in aanmerking, waaronder:
|
a) |
het belang van de markt in termen van liquiditeit indien de gevolgen van de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid significanter zullen zijn wanneer die markten belangrijker zijn in termen van liquiditeit dan andere markten; |
|
b) |
de aard van de voorgenomen maatregel indien maatregelen met een langdurig of blijvend effect op het vermogen van beleggers om een financieel instrument op handelsplatformen te verhandelen, zoals uitsluitingen, naar alle waarschijnlijkheid grotere gevolgen voor beleggers zullen hebben dan andere maatregelen; |
|
c) |
de domino-effecten van een opschorting of uitsluiting van voldoende gerelateerde derivaten, indexen of benchmarks waarvoor het uitgesloten of opgeschorte instrument als onderliggende waarde of onderdeel dienst doet; |
|
d) |
de gevolgen van een opschorting voor de belangen van eindgebruikers van markten die geen financiële tegenpartijen zijn, zoals entiteiten die in financiële instrumenten handelen om commerciële risico's af te dekken. |
3. De in lid 2 beschreven factoren worden ook in aanmerking genomen wanneer een nationale bevoegde autoriteit, een marktexploitant die een gereglementeerde markt exploiteert of een beleggingsonderneming of een marktexploitant die een MTF of een OTF exploiteert, besluit de handel in een financieel instrument niet op te schorten of een financieel instrument niet van de handel uit te sluiten onder omstandigheden die niet door de lijst van lid 1 worden bestreken.
Artikel 81
Omstandigheden waaronder mag worden aangenomen dat er sprake is van ernstige inbreuken op de regels van een handelsplatform, van handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of van systeemverstoringen in verband met een financieel instrument
(artikel 31, lid 2, en artikel 54, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij het beoordelen of is voldaan aan het vereiste om hun bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis te stellen van ernstige inbreuken op de regels van hun handelsplatform, van handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of van systeemverstoringen in verband met een financieel instrument, houden exploitanten van handelsplatformen rekening met de signalen die in deel A van bijlage III bij deze verordening worden genoemd.
2. Kennisgeving is enkel vereist in gevallen waarin sprake is van significante gebeurtenissen die de rol en de werking van handelsplatformen als onderdeel van de infrastructuur van de financiële markten kunnen ondermijnen.
Artikel 82
Omstandigheden waaronder mag worden aangenomen dat er sprake is van gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014
(artikel 31, lid 2, en artikel 54, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij het beoordelen of is voldaan aan het vereiste om hun bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis te stellen van gedragingen die kunnen wijzen op praktijken die verboden zijn uit hoofde van Verordening (EU) nr. 596/2014, houden exploitanten van handelsplatformen rekening met de signalen die in deel B van bijlage III bij deze verordening worden genoemd.
2. De exploitant van één of meer handelsplatformen waarop een financieel instrument en/of gerelateerd financieel instrument worden verhandeld, volgt een evenredige aanpak en laat zich leiden door zijn oordeel over de waargenomen signalen, met inbegrip van relevante signalen die niet uitdrukkelijk in deel B van bijlage III bij deze verordening zijn opgenomen, voordat hij de betrokken nationale bevoegde autoriteit in kennis stelt, rekening houdend met het volgende:
|
a) |
de afwijkingen van het gebruikelijke handelspatroon van de financiële instrumenten die op zijn handelsplatform tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld, en |
|
b) |
de voor de exploitant beschikbare of toegankelijke informatie, ongeacht of deze intern in het kader van de transacties van het handelsplatform, dan wel publiekelijk beschikbaar is. |
3. De exploitant van één of meer handelsplatformen houdt rekening met frontrunninggedrag, waarbij een marktlid of -deelnemer vóór zijn cliënt voor eigen rekening handelt, en maakt daartoe gebruik van de orderboekgegevens die het handelsplatform overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 600/2014 moet bijhouden, en met name van de gegevens betreffende de wijze waarop het lid of de deelnemer zijn handelsactiviteit uitvoert.
HOOFDSTUK V
RAPPORTAGE VAN POSITIES IN GRONDSTOFFENDERIVATEN
Artikel 83
Rapportage van posities
(artikel 58, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Wat de in artikel 58, lid 1, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde wekelijkse rapporten betreft, is een handelsplatform verplicht om een dergelijk rapport openbaar te maken wanneer beide volgende drempels worden bereikt:
|
a) |
er zijn 20 houders van een openstaande positie in een bepaald contract op een gegeven handelsplatform, en |
|
b) |
het absolute bedrag van het bruto long- of shortvolume van de totale openstaande posities, uitgedrukt in het aantal partijen van het grondstoffenderivaat in kwestie, is meer dan viermaal groter dan de leverbare voorraad van hetzelfde grondstoffenderivaat, uitgedrukt in aantal partijen. |
Bij een grondstoffenderivaat dat geen fysiek leverbare onderliggende waarde heeft, alsook bij emissierechten of derivaten daarvan is punt b) niet van toepassing.
2. De in lid 1, onder a), vastgestelde drempel is in geaggregeerde vorm op basis van alle categorieën personen van toepassing, ongeacht het aantal positiehouders dat tot een bepaalde categorie personen behoort.
3. Bij contracten waarvoor er in een bepaalde categorie personen minder dan vijf positiehouders actief zijn, wordt het aantal positiehouders in die categorie niet gepubliceerd.
4. Bij contracten die voor het eerst aan de in lid 1, onder a) en b), beschreven voorwaarden voldoen, publiceren handelsplatformen het eerste wekelijkse rapport over de contracten zodra zulks praktisch haalbaar is, en in geen geval later dan drie weken na de datum waarop de drempels voor het eerst worden bereikt.
5. Wanneer de in lid 1, onder a) en b), beschreven voorwaarden niet langer zijn vervuld, blijven handelsplatformen nog gedurende een periode van drie maanden de wekelijkse rapporten publiceren. De verplichting tot publicatie van het wekelijkse rapport vervalt wanneer de in lid 1, onder a) en b), beschreven voorwaarden bij het verstrijken van die periode niet continu waren vervuld.
HOOFDSTUK VI
VOOR AANBIEDERS VAN DATARAPPORTERINGSDIENSTEN GELDENDE VERPLICHTINGEN INZAKE GEGEVENSVERSTREKKING
Artikel 84
Verplichting om marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden te verstrekken
(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Wanneer marktgegevens die de in de artikelen 6, 20 en 21 van Verordening (EU) nr. 600/2014 beschreven informatie bevatten overeenkomstig artikel 64, lid 1 en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU tegen redelijke commerciële voorwaarden voor het publiek beschikbaar worden gesteld, voldoen goedgekeurde publicatieregelingen (APA's, approved publication arrangements) en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen (consolidated tape providers) aan de verplichtingen die in de artikelen 85 tot en met 89 zijn neergelegd.
2. Artikel 85, artikel 86, lid 2, artikel 87, artikel 88, lid 2, en artikel 89 zijn niet van toepassing op APA's of geconsolideerde transactiemeldingsregelingen die kosteloos marktgegevens beschikbaar stellen voor het publiek.
Artikel 85
Verstrekking van marktgegevens op basis van de kosten
(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De prijs van de marktgegevens is gebaseerd op de kosten van de productie en verspreiding van dergelijke gegevens en mag een redelijke marge omvatten.
2. De kosten van de productie en verspreiding van marktgegevens mogen een passend deel van de gemeenschappelijke kosten van andere door APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen verrichte diensten omvatten.
Artikel 86
Verplichting om marktgegevens op niet-discriminerende basis te verstrekken
(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen stellen marktgegevens tegen dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden beschikbaar voor alle cliënten die volgens gepubliceerde objectieve criteria onder dezelfde categorie vallen.
2. Alle verschillen in de prijzen die aan de verschillende categorieën cliënten in rekening worden gebracht, zijn evenredig aan de waarde die de marktgegevens voor deze cliënten vertegenwoordigen, rekening houdend met het volgende:
|
a) |
de reikwijdte en schaal van de marktgegevens, met inbegrip van het aantal bestreken financiële instrumenten en het handelsvolume; |
|
b) |
het gebruik dat de cliënt van de marktgegevens maakt: worden de gegevens bijvoorbeeld voor de eigen handelsactiviteiten van de cliënt, voor wederverkoop of voor gegevensaggregatie gebruikt. |
3. Voor de toepassing van lid 1 beschikken APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen over aanpasbare capaciteit om te waarborgen dat cliënten te allen tijde op niet-discriminerende basis tijdig toegang tot marktgegevens kunnen verkrijgen.
Artikel 87
Per gebruiker bepaalde vergoedingen
(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De vergoedingen die APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen voor het gebruik van marktgegevens in rekening brengen, zijn gebaseerd op het gebruik dat individuele eindgebruikers van de marktgegevens maken („per gebruiker”). APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen hebben regelingen getroffen om te waarborgen dat aan iedere individuele gebruiker van marktgegevens slechts eenmaal een vergoeding in rekening wordt gebracht.
2. In afwijking van lid 1 kunnen APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen besluiten geen marktgegevens per gebruiker beschikbaar te stellen wanneer de vergoeding per gebruiker niet in verhouding staat tot de kosten van het beschikbaar stellen van de marktgegevens, gezien de reikwijdte en schaal van de marktgegevens.
3. APA's of geconsolideerde transactiemeldingsregelingen motiveren de weigering om marktgegevens per gebruiker beschikbaar te stellen en publiceren deze motivering op hun website.
Artikel 88
Ontbundeling en uitsplitsing van marktgegevens
(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen stellen marktgegevens beschikbaar zonder dat zulks met andere diensten gebundeld is.
2. De prijzen van marktgegevens worden in rekening gebracht op basis van de mate van uitsplitsing van de marktgegevens waarin is voorzien in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014, zoals nader gepreciseerd in de artikelen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/572 van de Commissie (27).
Artikel 89
Transparantieverplichting
(artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen maken de prijs en andere voorwaarden voor de verstrekking van marktgegevens op zodanige wijze openbaar en gemakkelijk beschikbaar voor het publiek dat deze vlot toegankelijk zijn.
2. De openbaar gemaakte informatie omvat onder meer het volgende:
|
a) |
geldende prijslijsten met de volgende informatie:
|
|
b) |
voorafgaande mededeling van toekomstige prijswijzigingen waarbij een termijn van ten minste 90 dagen in acht wordt genomen; |
|
c) |
informatie over de inhoud van de marktgegevens die het volgende omvat:
|
|
d) |
de inkomsten die uit het beschikbaar stellen van marktgegevens zijn verkregen en het aandeel van die inkomsten in de totale inkomsten van de APA of geconsolideerde transactiemeldingsregeling; |
|
e) |
informatie over de wijze waarop de prijs is vastgesteld, met vermelding van de gehanteerde kostenberekeningsmethoden, en informatie over de specifieke beginselen op grond waarvan directe en variabele gemeenschappelijke kosten worden toegerekend aan en vaste gemeenschappelijke kosten worden verdeeld tussen, enerzijds, de productie en verspreiding van marktgegevens en, anderzijds, andere diensten die APA's en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen verrichten. |
HOOFDSTUK VII
BEVOEGDE AUTORITEITEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 90
Vaststelling van het aanzienlijk belang van de transacties van een handelsplatform in een lidstaat van ontvangst
(artikel 79, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De transacties van een gereglementeerde markt in een lidstaat van ontvangst worden geacht van aanzienlijk belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer aan ten minste één van de volgende criteria is voldaan:
|
a) |
de lidstaat van ontvangst is voorheen de lidstaat van herkomst van de betrokken gereglementeerde markt geweest; |
|
b) |
de betrokken gereglementeerde markt heeft door middel van een fusie, een overname of enigerlei andere vorm van overdracht het geheel of een deel van de bedrijfsactiviteiten verworven van een gereglementeerde markt die voorheen werd geëxploiteerd door een marktexploitant met statutaire zetel of hoofdkantoor in de lidstaat van ontvangst. |
2. De werkzaamheden van een MTF of OTF in een lidstaat van ontvangst worden geacht van aanzienlijk belang te zijn voor de werking van de effectenmarkten en de bescherming van de beleggers in die lidstaat van ontvangst wanneer met betrekking tot de betrokken MTF of OTF aan ten minste één van de in lid 1 vastgelegde criteria is voldaan en tevens aan ten minste één van de volgende additionele criteria is voldaan:
|
a) |
voordat er zich één van de in lid 1 beschreven gebeurtenissen met betrekking tot de MTF of OTF heeft voorgedaan, had het handelsplatform een marktaandeel van ten minste 10 % in termen van de totale, in geld uitgedrukte omzet in de handel op handelsplatformen en in de handel van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling in de lidstaat van ontvangst in ten minste één activacategorie die aan de transparantieverplichtingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 onderworpen is; |
|
b) |
de MTF of OTF is als een mkb-groeimarkt geregistreerd. |
HOOFDSTUK VIII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 91
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum die het eerst voorkomt in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie (PB L 326 van 8.12.2011, blz. 1).
(3) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(4) Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
(5) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
(7) Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2017/593 van de Commissie van 7 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen (zie bladzijde 500 van dit Publicatieblad).
(8) Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1).
(9) Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat bekend moet worden gemaakt wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten, tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).
(10) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(11) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(12) Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende strafrechtelijke sancties voor marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 179).
(13) Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
(14) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84)
(15) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(16) Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).
(17) Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 55).
(18) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
(19) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(20) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
(21) Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (richtlijn ADR consumenten) (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).
(22) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
(23) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(24) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).
(25) Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).
(26) Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1).
(27) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/572 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot de specificatie van het aanbieden van gegevens voor en na de handel en het niveau van uitsplitsing van gegevens (zie bladzijde 142 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
Bijhouden van gegevens
Minimumlijst van gegevens die beleggingsondernemingen moeten bijhouden naar gelang van de aard van hun activiteiten
|
Aard van de verplichting |
Gegevenstype |
Inhoudsindicatie |
Rechtsgrondslag |
|
Beoordeling van cliënten |
|||
|
|
Informatieverstrekking aan cliënten |
Inhoud als bedoeld in artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU en de artikelen 39 tot en met 45 van deze verordening |
Artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU Artikelen 39 tot en met 45 van deze verordening |
|
|
Overeenkomsten met cliënten |
Gegevens als bedoeld in artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU |
Artikel 25, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 53 van deze verordening |
|
|
Beoordeling van de geschiktheid en passendheid |
Inhoud als bedoeld in artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 50 van deze verordening |
Artikel 25, leden 2 en 3, van Richtlijn 2014/65/EU Artikelen 35, 36 en 37 van deze verordening |
|
Verwerking van orders |
|||
|
|
Verwerking van orders van cliënten — Samengevoegde transacties |
Gegevens als bedoeld in de artikelen 63 tot en met 66 van deze verordening |
Artikel 24, lid 1, en artikel 28, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU Artikelen 63 tot en met 66 van deze verordening |
|
|
Samenvoeging en toewijzing van transacties voor eigen rekening |
Gegevens als bedoeld in artikel 65 van deze verordening |
Artikel 28, lid 1, en artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 65 van deze verordening |
|
Orders van cliënten en transacties |
|||
|
|
Bijhouden van gegevens over orders van cliënten of handelsbeslissingen |
Gegevens als bedoeld in artikel 69 van deze verordening |
Artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EG. Artikel 69 van deze verordening |
|
|
Bijhouden van gegevens over transacties en orderverwerking |
Gegevens als bedoeld in artikel 70 van deze verordening |
Artikel 16, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 70 van deze verordening |
|
Rapportage aan cliënten |
|||
|
|
Plichten met betrekking tot voor cliënten verrichte diensten |
Inhoud als bedoeld in de artikelen 53 tot en met 58 van deze verordening |
Artikel 24, leden 1 en 6, en artikel 25, leden 1 en 6, van Richtlijn 2014/65/EU Artikelen 53 tot en met 58 van deze verordening |
|
Vrijwaring van de activa van cliënten |
|||
|
|
Door een beleggingsonderneming aangehouden financiële instrumenten van cliënten |
Gegevens als bedoeld in artikel 16, lid 8, van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 van de Commissie |
Artikel 16, lid 8, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 |
|
|
Door een beleggingsonderneming aangehouden gelden van cliënten |
Gegevens als bedoeld in artikel 16, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 |
Artikel 16, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 |
|
|
Gebruik van financiële instrumenten van cliënten |
Gegevens als bedoeld in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 |
Artikel 16, leden 8, 9 en 10, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 |
|
Communicatie met cliënten |
|||
|
|
Informatie over kosten en bijbehorende lasten |
Inhoud als bedoeld in artikel 45 van deze verordening |
Artikel 24, lid 4, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 45 van deze verordening |
|
|
Informatie over de beleggingsonderneming en haar diensten, financiële instrumenten en de vrijwaring van activa van cliënten |
Inhoud als bedoeld in de artikelen van deze verordening |
Artikel 24, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU Artikelen 45 en 46 van deze verordening |
|
|
Informatieverstrekking aan cliënten |
Gegevens over communicatie |
Artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 39 van deze verordening |
|
|
Reclame-uitingen (behalve in mondelinge vorm) |
Elke reclame-uiting van de beleggingsonderneming (behalve die in mondelinge vorm) als bedoeld in de artikelen 36 en 37 van deze verordening |
Artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU Artikelen 36 en 37 van deze verordening |
|
|
Beleggingsadvies aan niet-professionele cliënten |
i) Het feit dat, alsook het tijdstip en de datum waarop beleggingsadvies is verleend, ii) het aanbevolen financiële instrument, en iii) het aan de cliënt verstrekte geschiktheidsverslag |
Artikel 25, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 54 van deze verordening |
|
|
Onderzoek op beleggingsgebied |
Elk onderdeel van onderzoek op beleggingsgebied dat door de beleggingsonderneming op een duurzame drager wordt verspreid |
Artikel 24, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU Artikelen 36 en 37 van deze verordening |
|
Organisatorische vereisten |
|||
|
|
Bedrijf en interne organisatie van de onderneming |
Gegevens als bedoeld in artikel 21, lid 1, onder h), van deze verordening |
Artikel 16, leden 2 tot en met 10, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 21, lid 1, onder h), van deze verordening |
|
|
Nalevingsrapporten |
Elk nalevingsrapport aan het leidinggevend orgaan |
Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 22, lid 2, onder b), en artikel 25, lid 2, van deze verordening |
|
|
Gegevens over belangenconflicten |
Gegevens als bedoeld in artikel 35 van deze verordening |
Artikel 16, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 35 van deze verordening |
|
|
Inducements |
Uit hoofde van artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU aan cliënten verstrekte informatie |
Artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/593 |
|
|
Risicobeheerrapporten |
Elk risicobeheerrapport aan de directie |
Artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 23, lid 1, onder b), en artikel 25, lid 2, van deze verordening |
|
|
Internecontrole-rapporten |
Elk internecontrole-rapport aan de directie |
Artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 24 en artikel 25, lid 2, van deze verordening |
|
|
Gegevens over de behandeling van klachten |
Elke klacht en de maatregelen die zijn genomen om deze klacht te regelen |
Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 26 van deze verordening |
|
|
Gegevens over persoonlijke transacties |
Gegevens als bedoeld in artikel 29, lid 2, onder c), van deze verordening |
Artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU Artikel 29, lid 2, onder c), van deze verordening |
BIJLAGE II
Kosten en lasten
Onderscheiden kosten die deel moeten uitmaken van de kosten die aan de cliënten moeten worden medegedeeld (1)
Tabel 1 — Alle kosten en bijbehorende lasten die in rekening worden gebracht voor de voor de cliënt verrichte beleggingsdienst(en) en/of nevendiensten en die deel moeten uitmaken van het mede te delen bedrag
|
Mede te delen kostenposten |
Voorbeelden |
|
|
Eenmalige lasten die met de verrichting van een beleggingsdienst verband houden |
Alle kosten en lasten die aan het begin of aan het einde van de verrichte beleggingsdienst(en) aan de beleggingsonderneming worden betaald. |
Depositovergoedingen, beëindigingsvergoedingen en overstapkosten (2). |
|
Lopende lasten die met de verrichting van een beleggingsdienst verband houden |
Alle lopende kosten en lasten die aan beleggingsondernemingen worden betaald voor de diensten die zij voor de cliënt verrichten. |
Beheersvergoedingen, adviesvergoedingen, bewaarloon. |
|
Alle kosten die verband houden met transacties die in het kader van de verrichting van een beleggingsdienst worden geïnitieerd |
Alle kosten en lasten die verband houden met transacties die de beleggingsonderneming of andere partijen verrichten. |
Courtage (3), aan de fondsbeheerder betaalde in- en uitstapkosten, platformvergoedingen, winstmarges (vervat in de transactieprijs), zegelrecht, transactiebelasting en wisselkosten. |
|
Alle met nevendiensten verband houdende lasten |
Alle kosten en lasten die met nevendiensten verband houden en die niet in de bovenvermelde kosten zijn vervat. |
Kosten voor onderzoek. Bewaarkosten. |
|
Incidentele kosten |
|
Prestatievergoedingen |
Tabel 2 — Alle kosten en bijbehorende lasten die met het financiële instrument verband houden en die deel moeten uitmaken van het mede te delen bedrag
|
Mede te delen kostenposten |
Voorbeelden |
|
|
Eenmalige lasten |
Alle kosten en lasten (vervat in de prijs of bovenop de prijs van het financiële instrument) die aan het begin of aan het einde van de belegging in het financiële instrument aan productleveranciers worden betaald. |
Vooruitbetaalde beheersvergoeding, structureringsvergoeding (4), distributievergoeding. |
|
Lopende lasten |
Alle lopende kosten en lasten die met het beheer van het financiële product verband houden en die tijdens de belegging in het financiële instrument van de waarde van het financiële instrument worden afgetrokken. |
Beheersvergoedingen, kosten van dienstverlening, swapvergoedingen, kosten van en belastingen op effectenleningen, financieringskosten. |
|
Alle met de transacties verband houdende kosten |
Alle kosten en lasten die het gevolg zijn van de verwerving en vervreemding van beleggingen. |
Courtage, door het fonds betaalde in- en uitstapkosten, in de transactieprijs vervatte winstmarges, zegelrecht, transactiebelasting en wisselkosten. |
|
Incidentele kosten |
|
Prestatievergoedingen |
(1) Er zij op gewezen dat bepaalde kostenposten in beide tabellen voorkomen maar dat het niet om tweemaal dezelfde kostenposten gaat omdat zij betrekking hebben op respectievelijk de kosten van het product en de kosten van de dienst. Voorbeelden zijn de beheersvergoedingen (in tabel 1 betreft het de beheersvergoedingen die een beleggingsonderneming in rekening brengt voor het verrichten van vermogensbeheerdiensten voor haar cliënten, terwijl het in tabel 2 de beheersvergoedingen betreft die een beheerder van een beleggingsinstelling aan zijn belegger in rekening brengt) en courtage (in tabel 1 betreft het commissies die de beleggingsonderneming betaalt wanneer zij namens haar cliënten handelt, terwijl het in tabel 2 gaat om commissies die beleggingsfondsen betalen wanneer zij namens het fonds handelen).
(2) Onder overstapkosten moeten de (eventuele) kosten worden verstaan die beleggers moeten betalen wanneer zij van een bepaalde beleggingsonderneming naar een andere beleggingsonderneming overstappen.
(3) Onder courtage moeten de kosten worden verstaan die beleggingsondernemingen in rekening brengen voor de uitvoering van orders.
(4) Structureringsvergoedingen zijn de vergoedingen die door ontwikkelaars van gestructureerde beleggingsproducten in rekening worden gebracht voor het structureren van de producten. Zij kunnen betrekking hebben op een breder scala aan diensten die door de ontwikkelaar worden verricht.
BIJLAGE III
Voor de exploitanten van handelsplatformen geldende verplichting om hun nationale bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis te stellen
DEEL A
Signalen die erop kunnen wijzen dat er sprake is van ernstige inbreuken op de regels van een handelsplatform, handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of systeemverstoringen in verband met een financieel instrument
Ernstige inbreuken op de regels van een handelsplatform
|
1. |
Marktdeelnemers handelen in strijd met de regels van het handelsplatform die erop gericht zijn de marktintegriteit, de ordelijke werking van de markt of de significante belangen van de andere marktdeelnemers te beschermen. |
|
2. |
Een handelsplatform vindt dat een inbreuk ernstig genoeg is of genoeg effect sorteert om de overweging van disciplinaire maatregelen te rechtvaardigen. |
Handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren
|
3. |
Het prijsvormingsproces wordt over een aanzienlijke periode gehinderd. |
|
4. |
De capaciteit van de handelssystemen wordt bereikt of overschreden. |
|
5. |
Marketmakers/liquiditeitsverstrekkers beweren herhaaldelijk dat transacties zijn mislukt. |
|
6. |
Defect of storing van de in artikel 48 van Richtlijn 2014/65/EU en de uitvoeringsmaatregelen daarvan bedoelde kritieke mechanismen waarmee wordt beoogd het handelsplatform tegen de risico's van algoritmische handel te beschermen. |
Systeemverstoringen
|
7. |
Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van het systeem voor markttoegang waardoor deelnemers hun orders niet meer kunnen ingeven, aanpassen of annuleren. |
|
8. |
Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van het systeem voor de matching van transacties waardoor deelnemers geen zekerheid meer hebben over de status van voltooide transacties of lopende orders en er evenmin informatie beschikbaar is die onontbeerlijk is voor de handel (bv. verspreiding van informatie over de indexwaarde voor de handel in bepaalde van die index afgeleide instrumenten). |
|
9. |
Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van de systemen voor de verspreiding van informatie voor en na de handel en van andere relevante gegevens die door handelsplatformen worden gepubliceerd in overeenstemming met hun verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014. |
|
10. |
Elke belangrijke storing of elk belangrijk defect van de systemen van het handelsplatform voor het monitoren en controleren van de handelsactiviteiten van de marktdeelnemers; en elke belangrijke storing of elk belangrijk defect in de sfeer van andere verrichters van nauw verweven diensten (met name centrale tegenpartijen en centrale effectenbewaarinstellingen) met gevolgen voor het handelssysteem. |
DEEL B
Signalen die kunnen wijzen op misbruik in de zin van Verordening (EU) nr. 596/2014
Signalen van mogelijke handel met voorwetenschap of marktmanipulatie
|
1. |
Ongewone concentratie van transacties en/of handelsorders met betrekking tot een bepaald financieel instrument bij een lid/deelnemer of tussen bepaalde leden/deelnemers. |
|
2. |
Ongewone herhaling van een transactie onder een klein aantal leden/deelnemers over een bepaalde periode. |
Signalen van mogelijke handel met voorwetenschap
|
3. |
Ongebruikelijke en aanzienlijke handel of indiening van orders om te handelen in de financiële instrumenten van een onderneming door bepaalde leden/deelnemers vóór de aankondiging van belangrijke ondernemingsrechtelijke gebeurtenissen of van prijsgevoelige informatie in verband met de onderneming; handelsorders/transacties die resulteren in plotse en ongewone veranderingen in het volume van de orders/transacties en/of de prijzen vóór openbare aankondigingen in verband met het financiële instrument in kwestie. |
|
4. |
Of de plaatsing van handelsorders of de uitvoering van transacties door een marktlid/-deelnemer plaatsvindt voordat of vlak nadat het lid/de deelnemer in kwestie of personen van wie algemeen bekend is dat zij banden met dit lid/die deelnemer hebben, onderzoeken of beleggingsaanbevelingen doen of verspreiden die openbaar worden gemaakt. |
Signalen van mogelijke marktmanipulatie
De in de punten 18 tot en met 23 beschreven signalen zijn bijzonder relevant in een geautomatiseerde handelsomgeving.
|
5. |
Geplaatste handelsorders of verrichte transacties die een aanzienlijk deel uitmaken van de dagelijkse omzet in het desbetreffende financiële instrument op het betrokken handelsplatform, met name wanneer deze activiteiten tot een wijziging van betekenis in de prijs van de financiële instrumenten leiden. |
|
6. |
Door een lid/deelnemer met een aanzienlijke koop- of verkooppositie in een financieel instrument geplaatste handelsorders of verrichte transacties die tot wijzigingen van betekenis in de prijs van het financiële instrument op een handelsplatform leiden. |
|
7. |
Geplaatste handelsorders of verrichte transacties die binnen een korte tijdsspanne van de handelssessie zijn geconcentreerd en leiden tot een prijswijziging die vervolgens omslaat. |
|
8. |
Geplaatste handelsorders die resulteren in een wijziging van de beste bied- en laatprijzen van een op een handelsplatform tot de handel toegelaten of verhandeld financieel instrument, of meer in het algemeen van de prijzen geboden in het kader van het voor de marktdeelnemers toegankelijke orderboek, en die worden geannuleerd voordat zij worden uitgevoerd. |
|
9. |
Transacties of handelsorders door een markt/deelnemer zonder andere klaarblijkelijke reden dan om de prijs of waarde te verhogen/verlagen van, dan wel om grote invloed uit te oefenen op het aanbod van of de vraag naar een financieel instrument, namelijk in de buurt van een referentiepunt gedurende de handelsdag, bijvoorbeeld bij de opening of kort voor de sluiting. |
|
10. |
Het kopen of verkopen van een financieel instrument op het referentietijdstip van de handelssessie (bv. opening, sluiting, afwikkeling) in een poging om de referentieprijs (bv. openingsprijs, sluitingsprijs, afwikkelingsprijs) te verhogen, te verlagen of op een specifiek niveau te houden (gewoonlijk aangeduid als „marking the close”). |
|
11. |
Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de gewogen gemiddelde prijs van de dag of van een periode gedurende de handelssessie te verhogen of te verlagen. |
|
12. |
Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben een marktprijs tot stand te brengen wanneer de liquiditeit van het financiële instrument of de diepte van het orderboek niet volstaat om binnen de sessie een prijs te vormen. |
|
13. |
Uitvoering van een transactie die in een verandering van de bied- en laatprijzen resulteert wanneer deze spread een factor is bij de bepaling van de prijs van een andere transactie die al dan niet op hetzelfde handelsplatform plaatsvindt. |
|
14. |
Het enkele minuten voor de prijsbepalingsfase van de veiling invoeren van orders die een significant volume in het centrale orderboek van het handelssysteem vertegenwoordigen, en het annuleren van deze orders enkele seconden voordat het orderboek wordt bevroren voor het berekenen van de veilingprijs zodat de theoretische openingsprijs hoger of lager kan lijken dan anders het geval zou zijn. |
|
15. |
Het aangaan van een transactie of een reeks transacties die op een publiek scherm of anderszins worden afgebeeld om de indruk van een levendige activiteit in of prijsbeweging van een financieel instrument te wekken (gewoonlijk aangeduid als „painting the tape”). |
|
16. |
Transacties uitgevoerd als gevolg van het gelijktijdig of bijna gelijktijdig invoeren van koop- en verkooporders, voor een zeer vergelijkbare hoeveelheid en met een vergelijkbare prijs, door dezelfde of verschillende maar samenspannende marktleden/-deelnemers (gewoonlijk aangeduid als „improper matched orders”). |
|
17. |
Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben dat de handelsbeveiligingsmaatregelen van de markt (bv. volumelimieten, prijslimieten, spreadparameters enz.) worden omzeild. |
|
18. |
Het invoeren van handelsorders of een reeks handelsorders, dan wel het uitvoeren van transacties of een reeks transacties die een trend waarschijnlijk zullen starten of versterken en andere deelnemers waarschijnlijk zullen aanmoedigen om de trend te versnellen of uit te breiden, om zo een kans te creëren om tegen een gunstige prijs een positie te sluiten of te openen (gewoonlijk aangeduid als „momentum ignition”). |
|
19. |
Het plaatsen van meerdere of grote handelsorders vaak afwijkend van de „touch” aan de ene kant van het orderboek om een transactie uit te voeren aan de andere kant van het orderboek. Zodra de transactie heeft plaatsgevonden, worden de manipulatieve orders ingetrokken (gewoonlijk aangeduid als „layering” en „spoofing”). |
|
20. |
Het invoeren van kleine handelsorders om het niveau van de niet-zichtbare orders te achterhalen en om met name na te gaan wat er zich op een donker platform bevindt (gewoonlijk aangeduid als „ping orders”). |
|
21. |
Het invoeren van grote aantallen handelsorders en/of annuleringen en/of updates van handelsorders om voor andere deelnemers onzekerheid te creëren, hun proces te vertragen en de eigen strategie te camoufleren (gewoonlijk aangeduid als „quote stuffing”). |
|
22. |
Het plaatsen van handelsorders om andere marktleden/-deelnemers aan te trekken die traditionele handelstechnieken gebruiken („slow traders”), waarvan de voorwaarden vervolgens snel minder royaal worden gemaakt in de hoop een order voordelig te kunnen uitvoeren dankzij de inkomende stroom handelsorders van de „slow traders” (gewoonlijk aangeduid als „smoking”). |
|
23. |
Het uitvoeren van handelsorders, of een reeks handelsorders, om orders van andere deelnemers zichtbaar te maken, en het vervolgens invoeren van een handelsorder om van de verkregen informatie te profiteren (gewoonlijk aangeduid als „phishing”). |
|
24. |
In hoeverre geplaatste handelsorders of verrichte transacties, bij weten van de exploitant van een handelsplatform, tekenen van het omkeren van posities binnen een korte tijdsspanne vertonen, een aanzienlijk deel uitmaken van de dagelijkse omzet in het desbetreffende financiële instrument op het betrokken handelsplatform, en eventueel verband kunnen houden met wijzigingen van betekenis in de prijs van een financieel instrument dat op het handelsplatform tot de handel is toegelaten of wordt verhandeld. |
Signalen van „cross-product market manipulation”, inclusief op verschillende handelsplatformen
Op de hierna beschreven signalen moet de exploitant van een handelsplatform vooral letten indien zowel een financieel instrument als daarmee gelieerde financiële instrumenten tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld, of indien de bovengenoemde instrumenten worden verhandeld op meerdere handelsplatformen die door dezelfde exploitant worden geëxploiteerd.
|
25. |
Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de prijs van een financieel instrument tijdens de dagen voorafgaand aan de uitgifte, de facultatieve aflossing of het vervallen van een gelieerd derivaat of gelieerde converteerbare obligatie te verhogen/te verlagen/gelijk te houden. |
|
26. |
Transacties of handelsorders die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de prijs van het onderliggende financiële instrument te houden onder of boven de uitoefenprijs of een ander element dat voor de bepaling van de uitbetaling (bv. een barrier) van een gelieerd derivaat op de vervaldatum wordt gebruikt. |
|
27. |
Transacties die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de prijs van het onderliggende financiële instrument zodanig te wijzigen dat deze de uitoefenprijs of een ander element dat voor de bepaling van de uitbetaling (bv. een barrier) van een gelieerd derivaat op de vervaldatum wordt gebruikt, overschrijdt of niet bereikt. |
|
28. |
Transacties die tot gevolg hebben, of waarschijnlijk tot gevolg zullen hebben de afwikkelingsprijs van een financieel instrument te wijzigen, wanneer deze prijs als referentie/bepalende factor wordt gebruikt, met name bij de berekening van marginvereisten. |
|
29. |
Door een lid/deelnemer met een aanzienlijke koop- of verkooppositie in een financieel instrument geplaatste handelsorders of verrichte transacties die leiden tot wijzigingen van betekenis in de prijs van het gelieerde derivaat of onderliggende actief dat tot de handel op een handelsplatform is toegelaten. |
|
30. |
Het handelen of invoeren van handelsorders op een handelsplatform of buiten een handelsplatform (met inbegrip van het doen blijken van belangstelling) met de bedoeling de prijs van een gelieerd financieel instrument op een ander of op hetzelfde handelsplatform of buiten een handelsplatform op ongeoorloofde wijze te beïnvloeden (gewoonlijk aangeduid als „cross-product manipulation” (het verhandelen van een financieel instrument om de prijs van een gelieerd financieel instrument op een ander of op hetzelfde handelsplatform of buiten een handelsplatform op ongeoorloofde wijze op een bepaald niveau te doen uitkomen)). |
|
31. |
Het doen ontstaan of vergroten van arbitragemogelijkheden tussen een financieel instrument en een ander gelieerd financieel instrument door beïnvloeding van de referentieprijzen van één van de financiële instrumenten met behulp van verschillende financiële instrumenten (zoals claims/aandelen, contante markten/derivatenmarkten, warrants/aandelen, …). In de context van claimemissies kan dit worden bereikt door de (theoretische) openingsprijs of de (theoretische) sluitingsprijs van de claims te beïnvloeden. |
BIJLAGE IV
DEEL 1
Bijhouden van gegevens over orders van cliënten en handelsbeslissingen
|
1. |
Naam en omschrijving van de cliënt |
|
2. |
Naam en omschrijving van enigerlei relevante persoon die in naam van de cliënt handelt |
|
3. |
Informatie ter identificatie van de handelaar (ID van de handelaar) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is |
|
4. |
Informatie ter identificatie van de algoritme (ID van de algoritme) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is |
|
5. |
Koop-/verkoopindicator |
|
6. |
Identificatie van het instrument |
|
7. |
Eenheidsprijs en eenheid van de prijs |
|
8. |
Prijs |
|
9. |
Prijsmultiplicator |
|
10. |
Valuta 1 |
|
11. |
Valuta 2 |
|
12. |
Oorspronkelijke hoeveelheid en eenheid van de hoeveelheid |
|
13. |
Geldigheidsperiode |
|
14. |
Type order |
|
15. |
Alle andere gegevens, voorwaarden en bijzondere instructies van de cliënt |
|
16. |
De datum en het exacte tijdstip waarop de order is ontvangen of de datum en het exacte tijdstip waarop de handelsbeslissing is genomen. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die in de op grond van artikel 50, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde normen inzake de synchronisatie van de beursklokken is voorgeschreven. |
DEEL 2
Bijhouden van gegevens over transacties en orderverwerking
|
1. |
Naam en omschrijving van de cliënt |
|
2. |
Naam en omschrijving van enigerlei relevante persoon die in naam van de cliënt handelt |
|
3. |
Informatie ter identificatie van de handelaar (ID van de handelaar) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is |
|
4. |
Informatie ter identificatie van de algoritme (ID van de algoritme) die binnen de beleggingsonderneming voor de beleggingsbeslissing verantwoordelijk is |
|
5. |
Referentienummer van de transactie |
|
6. |
Informatie ter identificatie van de order (ID van de order) |
|
7. |
De identificatiecode van de order welke door het handelsplatform bij de ontvangst van de order wordt toegewezen |
|
8. |
Een unieke identificatie voor elke groep van samengevoegde orders van cliënten (die vervolgens als één blokorder op een bepaald handelsplatform worden geplaatst). Deze identificatie moet als volgt luiden: „aggregated_X”, waarbij X staat voor het aantal cliënten wier orders zijn samengevoegd. |
|
9. |
De MIC-code van het segment van het handelsplatform waarbij de order is ingediend |
|
10. |
De naam en een andere omschrijving van de persoon aan wie de order is doorgegeven |
|
11. |
Informatie ter identificatie van de koper en de verkoper |
|
12. |
Handelscapaciteit |
|
13. |
Informatie ter identificatie van de handelaar (ID van de handelaar) die voor de uitvoering verantwoordelijk is |
|
14. |
Informatie ter identificatie van de algoritme (ID van de algoritme) die voor de uitvoering verantwoordelijk is |
|
15. |
Koop-/verkoopindicator |
|
16. |
Identificatie van het instrument |
|
17. |
Uiteindelijke onderliggende waarde |
|
18. |
Put-/Call-identificator |
|
19. |
Uitoefenprijs |
|
20. |
Vooruitbetaling |
|
21. |
Leveringstype |
|
22. |
Aard van de optie |
|
23. |
Vervaldatum |
|
24. |
Eenheidsprijs en eenheid van de prijs |
|
25. |
Prijs |
|
26. |
Prijsmultiplicator |
|
27. |
Valuta 1 |
|
28. |
Valuta 2 |
|
29. |
Resterende hoeveelheid |
|
30. |
Gewijzigde hoeveelheid |
|
31. |
Uitgevoerde hoeveelheid |
|
32. |
De datum en het exacte tijdstip van de indiening van de order of de handelsbeslissing. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die in de op grond van artikel 50, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde normen inzake de synchronisatie van de beursklokken is voorgeschreven. |
|
33. |
De datum en het exacte tijdstip van elk bericht in verband met op een order van invloed zijnde gebeurtenissen dat is toegezonden aan en ontvangen van het handelsplatform. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die is voorgeschreven bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (1). |
|
34. |
De datum en het exacte tijdstip van elk bericht in verband met op een order van invloed zijnde gebeurtenissen dat is toegezonden aan en ontvangen van een andere beleggingsonderneming. Het exacte tijdstip moet worden bepaald volgens de methode die in de op grond van artikel 50, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde normen inzake de synchronisatie van de beursklokken is voorgeschreven. |
|
35. |
Elk bericht in verband met door de beleggingsonderneming geplaatste orders dat is toegezonden aan en ontvangen van het handelsplatform |
|
36. |
Alle andere gegevens en voorwaarden in verband met de order die zijn ingediend bij en ontvangen van een andere beleggingsonderneming |
|
37. |
De opeenvolgende handelingen met betrekking tot elk geplaatst order om de chronologie weer te geven van elke gebeurtenis die op de order van invloed is, zoals onder meer, maar niet uitsluitend, wijzigingen, annuleringen en uitvoering |
|
38. |
Markering dat het short selling betreft |
|
39. |
Markering dat het een vrijstelling van de verordening betreffende short selling betreft |
|
40. |
Markering dat het een ontheffing betreft |
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het acuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/84 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/566 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties om onordelijke handelsomstandigheden te voorkomen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 48, lid 12, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Handelsplatformen moeten over een aantal systemen, procedures en regelingen beschikken om te voorkomen dat systemen voor algoritmische handel tot onordelijke handelsomstandigheden leiden of bijdragen, zoals systemen om de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties te monitoren en, in voorkomend geval, te beperken. |
|
(2) |
Voicetradingsystemen moeten, gezien de aard ervan, van de werkingssfeer van deze verordening worden uitgesloten omdat de verordening slechts van toepassing dient te zijn op handelsplatformen die met op een continue veiling en een elektronisch orderboek gebaseerde, prijsgedreven dan wel hybride handelssystemen werken. |
|
(3) |
Richtlijn 2014/65/EU breidt de vereisten met betrekking tot de vaststelling van de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties uit tot multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten. Daarom is het belangrijk dat ook deze platformen binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. |
|
(4) |
Handelsplatformen moeten de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en daadwerkelijk door hun leden of deelnemers uitgevoerde transacties met betrekking tot elk op het betrokken platform verhandeld financieel instrument berekenen om te voorkomen dat die verhouding tot een al te grote volatiliteit van dat instrument leidt. |
|
(5) |
Om ervoor te zorgen dat de regelingen ter voorkoming van onordelijke handelsomstandigheden via de beperking van de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties in de Unie voldoende zijn geharmoniseerd, dient een duidelijke methode voor het berekenen van de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties met betrekking tot alle marktdeelnemers te worden vastgesteld. |
|
(6) |
De betekenis van een aantal essentiële parameters die voor de berekening van de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties moeten worden gebruikt, dient te worden verduidelijkt. |
|
(7) |
Bij de berekening van de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties die door een lid of deelnemer in het systeem zijn ingevoerd, moet een toereikende waarnemingsperiode in aanmerking worden genomen. Op basis daarvan mag de berekeningsperiode van de daadwerkelijke verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties niet langer zijn dan een handelssessie. Het moet handelsplatformen echter worden toegestaan kortere waarnemingsperioden vast te stellen indien deze kortere waarnemingsperioden efficiënter bijdragen tot de handhaving van ordelijke handelsomstandigheden. |
|
(8) |
Ter wille van de samenhang en om de goede werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat het bepaalde in deze verordening en de desbetreffende nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(9) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(10) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „order”: alle ingevoerde berichten, zoals indienings-, wijzigings- en annuleringsberichten, die naar het handelssysteem van een handelsplatform worden verzonden en die op een order of een notering betrekking hebben, maar met uitzondering van annuleringsberichten die zijn verzonden na:
|
i) |
uncrossing transacties in het kader van een veiling, |
|
ii) |
verlies van connectiviteit met het platform, |
|
iii) |
het gebruik van een „kill switch”-functie; |
b) „transactie”: een order die geheel of gedeeltelijk is uitgevoerd;
c) „volume”: de hoeveelheid verhandelde financiële instrumenten, uitgedrukt in een van de volgende vormen:
|
i) |
het aantal instrumenten wanneer het aandelen, aandelencertificaten, op de beurs verhandelde fondsen, certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten betreft; |
|
ii) |
de nominale waarde wanneer het obligaties en gestructureerde financiële producten betreft; |
|
iii) |
het aantal partijen of contracten wanneer het derivaten betreft; |
|
iv) |
de hoeveelheid koolstofdioxide in metrische ton wanneer het emissierechten betreft. |
Artikel 2
Verplichting om de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties te berekenen
Handelsplatformen berekenen de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties die daadwerkelijk door elk van hun leden en deelnemers in het systeem zijn ingevoerd voor elk financieel instrument dat met behulp van een op een continue veiling en een elektronisch orderboek gebaseerd, een prijsgedreven dan wel een hybride handelssysteem wordt verhandeld.
Artikel 3
Methode
1. Handelsplatformen berekenen de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties voor elk van hun leden of deelnemers ten minste aan het einde van elke handelssessie op beide volgende wijzen:
|
a) |
in volumetermen |
: |
(het totale ordervolume/het totale transactievolume) – 1; |
|
b) |
in aantallen |
: |
(het totale aantal orders/het totale aantal transacties) – 1. |
2. De maximale verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties, als berekend door het handelsplatform, wordt geacht door een lid van of deelnemer aan het handelsplatform tijdens een handelssessie te zijn overschreden indien de handelsactiviteit van dat lid of die deelnemer ten aanzien van één specifiek instrument — alle fasen van de handelssessie, ook de veilingen, in aanmerking genomen — een van beide of beide in lid 1 beschreven ratio's overschrijdt.
3. Handelsplatformen berekenen het aantal orders dat van elk lid of elke deelnemer is ontvangen op basis van de telmethode per ordertype die in de bijlage wordt uiteengezet.
4. Indien een handelsplatform een ordertype gebruikt dat niet uitdrukkelijk in de bijlage wordt vermeld, telt het de berichten volgens het algemene systeem dat aan de telmethode ten grondslag ligt en op basis van het meest gelijkaardige ordertype dat in de bijlage is opgenomen.
Artikel 4
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum die het eerst voorkomt in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
BIJLAGE
Telmethode voor orders per ordertype
|
Ordertypes |
Aantal door het handelsplatform ontvangen orders dat moet worden meegeteld bij de berekening van de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties (elke indiening, wijziging en annulering wordt als een en dezelfde order beschouwd) |
Actualiseringen die mogelijk door het handelsplatform worden verzonden en die niet moeten worden meegeteld bij de berekening van de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties (m.u.v. uitvoeringen/annuleringen als gevolg van marktactiviteiten) |
|
Limietorder |
1 |
0 |
|
Limietorder — toevoegen |
1 |
0 |
|
Limietorder — schrappen |
1 |
0 |
|
Limietorder — wijzigen |
2 (elke wijziging impliceert de annulering van een order en de invoering van een nieuwe order) |
0 |
|
Stop order |
1 |
1 (indien geactiveerd) |
|
Immediate order (marktorder) |
1 |
0 |
|
Immediate order (fill-or-kill order, immediate-or-cancel order) |
1 (en indien geschrapt/geannuleerd 2) |
0 |
|
Iceberg/reserve order |
1 |
0 |
|
Market-to-limit order |
1 |
1 (indien geactiveerd) |
|
Quote order |
2 (1 voor de koper en 1 voor de verkoper) |
0 |
|
Quote order — toevoegen |
2 |
0 |
|
Quote order — schrappen |
2 |
0 |
|
Quote order — wijzigen |
4 (elke wijziging impliceert de annulering van een order en de invoering van een nieuwe order) |
0 |
|
Peg order |
1 |
Potentieel onbeperkt aangezien de order de beste BBO volgt |
|
Market peg order: een order aan de andere kant van de (Europese) beste bied- en laatkoers (BBO) |
||
|
Primary peg order: een order aan dezelfde kant van de (Europese) BBO |
||
|
Midpoint peg order: een order op het middelpunt van de (Europese) BBO |
||
|
Alternate peg order: een order aan de minder agressieve zijde van het middelpunt of 1 tick |
||
|
Middelpunt binnen dezelfde zijde van de Protected BBO |
||
|
One-cancels-the-other order: twee orders zijn zodanig gekoppeld dat wanneer een van beide wordt uitgevoerd, de andere wordt geannuleerd als gevolg van marktactiviteiten |
2 |
1 (wanneer de ene order wordt uitgevoerd, wordt de andere geannuleerd) |
|
One-cancels-the-other order — toevoegen |
2 |
|
|
One-cancels-the-other order — schrappen |
2 |
|
|
One-cancels-the-other order — wijzigen |
4 |
|
|
Trailing stop order: stoporder waarbij de stopprijs die de order activeert, verandert naar gelang van de trend van de (Europese) BBO |
1 |
Potentieel onbeperkt aangezien de order de BBO volgt |
|
At best limit order: limietorder waarbij de limietprijs gelijk is aan de andere kant van de (Europese) BBO op het tijdstip waarop de order wordt ingevoerd |
1 |
0 |
|
Spread limit order: limietorder waarvan het rendement wordt berekend door toevoeging van een spread aan het benchmarkrendement (twee parameters: spread en benchmark) |
1 |
Potentieel onbeperkt aangezien de limiet afhankelijk is van de koers van een ander actief |
|
Strike match order: minimumprijs voor kooporders en maximumprijs voor verkooporders |
1 |
Potentieel onbeperkt maar beperkt in de tijd (de duur van de veiling) |
|
Order-on-event: order die inactief is totdat een specifieke gebeurtenis aanleiding geeft tot de uitvoering ervan (vergelijkbaar met een stoporder, behalve dat de order, zodra deze wordt geactiveerd, niet noodzakelijkerwijze aansluit bij de trend van de onderliggende waarde: een kooporder kan worden geactiveerd omdat de stopkoers werd geactiveerd door een waardedaling van het financieel instrument). |
1 |
1 (indien geactiveerd) |
|
„At-the-opening”/„at-the-close” order: order die inactief is totdat hij door het openen of sluiten van de markt wordt geactiveerd |
1 |
1 (indien geactiveerd) |
|
Book-or-cancel/post order: order die niet met de andere kant van het orderboek kan worden gematcht op het moment waarop deze in het orderboek wordt ingevoerd |
|
|
|
Book-or-cancel/post order — toevoegen |
1 (2 indien geschrapt/geannuleerd) |
0 |
|
Book-or-cancel/post order — schrappen |
1 (2 indien geschrapt/geannuleerd) |
0 |
|
Book-or-cancel/post order — wijzigen |
2 |
0 |
|
Withheld order: order die in het orderboek is ingevoerd en die klaar is om in een firm order te worden omgezet. |
2 (invoering van de order + bevestiging) |
0 |
|
Deal order |
1 |
0 |
|
TOP, TOP+ order, hetzij bovenaan het orderboek geplaatst, hetzij verworpen (+: controle van het beschikbare volume): order die zowel passief als tegen de BBO moet zijn en die vervalt indien hij wordt verworpen |
1 |
0 |
|
Imbalance order (IOOP of IOOC): order die slechts geldig is voor veilingen en die is gericht op het opheffen van de onbalans in volume (tussen de overschot- en de tekortzijde) zonder afbreuk te doen aan het prijsevenwicht |
1 |
Potentieel onbeperkt maar beperkt in de tijd (de duur van de veiling) |
|
Linked order: order die overeenkomt met een aantal afzonderlijke orders die elk op een ander financieel instrument betrekking hebben. Wanneer met betrekking tot een van deze orders een transactie plaatsvindt, wordt het volume van de andere orders onmiddellijk proportioneel verlaagd. Dit ordertype wordt doorgaans gebruikt op de obligatiemarkt |
1 |
Potentieel gelijk aan het ingevoerde volume van onderliggende waarden |
|
Sweep order: order die deelnemers toegang verschaft tot geïntegreerde orderboeken |
1 |
0 |
|
Best price sweep order: order waarbij de prijsniveaus van de gecombineerde orderboeken worden geraadpleegd om tot de limietprijs te komen |
||
|
Sequential lit sweep order: order die wordt uitgeoefend tegen de limietprijs van het orderboek voordat enig volume naar het andere boek wordt gezonden |
||
|
Named order: niet-anonieme order |
1 |
0 |
|
If-touched order: een order die wordt geactiveerd wanneer de laatste bied- of laatkoers een bepaald niveau bereikt |
1 |
1 (indien geactiveerd) |
|
Gegarandeerde stop order: een order die uitvoering tegen de stopkoers garandeert |
1 |
1 (indien geactiveerd) |
|
Gecombineerde orders (zoals options' strategy orders, futures' roll orders enz.) |
1 |
Potentieel onbeperkt |
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/90 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/567 VAN DE COMMISSIE
van 18 mei 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot definities, transparantie, portefeuillecompressie en toezichtmaatregelen voor productinterventie en voor posities
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 2, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 15, lid 5, artikel 17, lid 3, artikel 19, lid 2, artikel 19, lid 3, artikel 31, lid 4, artikel 40, lid 8, artikel 41, lid 8, artikel 42, lid 7, en artikel 45, lid 10,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Deze verordening specificeert nader de criteria voor de bepaling van een „liquide markt” in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014. Daartoe is het nodig voor aandelen, representatieve certificaten, ETF's en certificaten specifieke criteria voor het vrij verhandelbaar gedeelte, het gemiddelde dagelijkse aantal transacties en de gemiddelde dagelijkse omzet vast te stellen, waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van elk van die financiële instrumenten. Er zijn regels nodig waarin wordt gespecificeerd hoe de liquiditeitsberekeningen tijdens de initiële fase nadat het financiële instrument tot de handel is toegelaten, moeten worden verricht, om in de hele Unie een consistente en uniforme toepassing te garanderen. |
|
(2) |
De bepalingen in deze verordening hangen nauw met elkaar samen, omdat ze definities betreffen en vereisten specificeren in verband met transparantie voor en na de handel door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling en openbaarmaking van gegevens door handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, enerzijds, en de bevoegdheden van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) op het gebied van productinterventie en positiebeheer, anderzijds. Ten behoeve van de coherentie tussen die bepalingen, die tegelijkertijd in werking moeten treden, en om belanghebbenden, en meer bepaald diegenen voor wie deze verplichtingen gelden, een volledig beeld van deze bepalingen te bieden, is het nodig deze bepalingen in één enkele verordening op te nemen. |
|
(3) |
Om ervoor te zorgen dat er in alle delen van de Unie een minimum aan liquide eigenvermogensinstrumenten bestaat, moet de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar minder dan vijf liquide financiële instrumenten in elk van de categorieën aandelen, representatieve certificaten, ETF's en certificaten worden verhandeld, een of meer extra liquide financiële instrumenten kunnen aanwijzen, mits het totale aantal financiële instrumenten waarvan de markt liquide wordt geacht, niet meer bedraagt dan vijf in elk van deze categorieën van financiële instrumenten. |
|
(4) |
Om te garanderen dat in de Unie op uniforme wijze marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden worden verstrekt, worden in deze verordening de voorwaarden gespecificeerd waaraan marktexploitanten en beleggingsondernemingen die handelsplatformen exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling moeten voldoen. De onderliggende doelstelling van die voorwaarden is ervoor te zorgen dat de verplichting marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden te verstrekken, voldoende duidelijk is om een doeltreffende en uniforme toepassing mogelijk te maken, rekening houdend met de verschillende bedrijfsmodellen en kostenstructuren van marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling. |
|
(5) |
Om te garanderen dat de vergoedingen voor marktgegevens op een redelijk niveau worden vastgesteld, impliceert de verplichting marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden te verstrekken, dat de vergoedingen in een redelijke verhouding staan tot de kosten van het voortbrengen en het verspreiden van die gegevens. Onverminderd de toepassing van de mededingingsregels, moeten gegevensverstrekkers hun vergoedingen daarom bepalen op basis van hun kosten, waarbij zij een redelijke marge mogen ontvangen op basis van factoren zoals de operationele winstmarge, het kostenrendement, het rendement van de activa en het rendement op kapitaal. Wanneer gegevensverstrekkers gemeenschappelijke kosten voor het verstrekken van gegevens en het verstrekken van andere diensten maken, mogen de kosten van het verstrekken van marktgegevens een passend deel bevatten van de gemeenschappelijke kosten die voortvloeien uit alle andere relevante verrichte diensten. Omdat het specificeren van precieze kosten complex is, moeten in plaats daarvan methoden voor kostentoewijzing en kostenverdeling worden gespecificeerd, waardoor de verstrekkers van marktgegevens de specificatie van die kosten vrij kunnen kiezen, terwijl de doelstelling te garanderen dat de vergoedingen voor marktgegevens in de Unie op een redelijk niveau worden vastgesteld, niet uit het oog wordt verloren. |
|
(6) |
Marktgegevens moeten op niet-discriminerende basis worden verstrekt, wat vereist dat aan alle cliënten die volgens bekendgemaakte objectieve criteria tot dezelfde categorie behoren, dezelfde prijs en andere voorwaarden moeten worden aangeboden. |
|
(7) |
Opdat gebruikers van gegevens marktgegevens kunnen verkrijgen zonder dat zij andere diensten hoeven te kopen, moeten marktgegevens ongebundeld, d.w.z. los van andere diensten, worden aangeboden. Om te voorkomen dat gebruikers van gegevens bij de aankoop van gegevensreeksen van handelsplatformen en van andere verdelers van marktgegevens meer dan eenmaal voor dezelfde marktgegevens moeten betalen, moeten marktgegevens per gebruiker worden aangeboden, tenzij dit onevenredig zou zijn gelet op de kosten die deze manier van aanbieden van gegevens met zich zou meebrengen vanwege de omvang en de reikwijdte van de marktgegevens die door de marktexploitant of de beleggingsonderneming die een handelsplatform exploiteert, of de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling worden verstrekt. |
|
(8) |
Om de gebruikers van gegevens en de bevoegde autoriteiten in staat te stellen om daadwerkelijk te beoordelen of marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden worden verstrekt, is het nodig dat de wezenlijke voorwaarden voor het verstrekken van die gegevens openbaar worden gemaakt. Gegevensverstrekkers moeten daarom informatie over hun vergoedingen en de inhoud van de marktgegevens openbaar maken, alsook over de kostenberekeningsmethoden die zij hanteren om hun kosten te bepalen, zonder dat zij hun werkelijke kosten openbaar hoeven te maken. |
|
(9) |
In deze verordening worden nader de voorwaarden gespecificeerd die beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling moeten vervullen om te voldoen aan de verplichting hun koersen regelmatig en doorlopend gedurende de normale handelstijd openbaar te maken op zodanige wijze dat ze gemakkelijk toegankelijk zijn voor andere marktdeelnemers, teneinde te garanderen dat marktdeelnemers die toegang tot de koersen wensen, er daadwerkelijk toegang toe hebben. |
|
(10) |
Wanneer beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling koersen openbaar maken via meer dan één manier van openbaarmaking, moeten zij hun koersen gelijktijdig via elke regeling openbaar maken, om te garanderen dat de openbaar gemaakte koersen consistent zijn en dat marktdeelnemers op hetzelfde tijdstip toegang daartoe hebben. Wanneer beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling koersen openbaar maken via de regelingen van een gereglementeerde markt of een multilaterale handelsfaciliteit (MTF) of via een aanbieder van datarapporteringsdiensten, moeten zij hun identiteit in de koers openbaar maken, zodat marktdeelnemers hun orders aan de betrokken beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling kunnen richten. |
|
(11) |
Deze verordening specificeert nader verschillende technische aspecten van de omvang van de transparantieverplichtingen van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling teneinde in de hele Unie een consistente en uniforme toepassing te garanderen. Het is nodig dat de uitzondering op de verplichting van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling hun koersen regelmatig en doorlopend openbaar te maken, streng beperkt blijft tot situaties waarin het blijven verstrekken van vaste prijzen aan cliënten kan indruisen tegen het voorzichtige beheer van de risico's waaraan de beleggingsonderneming in haar hoedanigheid van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is blootgesteld, waarbij wordt gekeken naar andere mechanismen die extra waarborgen tegen dergelijke risico's kunnen bieden. |
|
(12) |
Om te garanderen dat de uitzondering op de verplichting van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling orders uit te voeren tegen de op het tijdstip van ontvangst van de order genoteerde prijzen overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 beperkt blijft tot transacties die uit hun aard niet aan de prijsvorming bijdragen, worden in deze verordening exhaustief de criteria vastgelegd om de transacties te bepalen waarbij uitvoering in verscheidene effecten onderdeel van één transactie is, of de orders waaraan andere voorwaarden dan de actuele marktprijs verbonden zijn. |
|
(13) |
Het criterium dat specificeert dat een prijs binnen een openbaar gemaakt prijsbereik dat de marktsituatie benadert, valt, weerspiegelt het feit dat moet worden gegarandeerd dat de uitvoering door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling aan de prijsvorming bijdraagt, zonder dat de mogelijkheid voor beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling om in gerechtvaardigde gevallen betere prijzen aan te bieden, wordt belemmerd. |
|
(14) |
Om te garanderen dat cliënten op niet-discriminerende wijze toegang hebben tot de koersen van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, maar tegelijkertijd een degelijk risicobeheer te garanderen waarin rekening wordt gehouden met de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van individuele ondernemingen, is het nodig te specificeren dat het aantal of het volume van de orders van dezelfde cliënt moet worden geacht de norm aanzienlijk te overschrijden wanneer een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling die orders niet kan uitvoeren zonder zichzelf aan onnodig risico bloot te stellen; die omstandigheid moet van tevoren in het kader van het risicobeheerbeleid van de onderneming worden omschreven, op objectieve factoren berusten, schriftelijk zijn bevestigd en aan cliënten of mogelijke cliënten beschikbaar zijn gesteld. |
|
(15) |
Omdat liquiditeitsverstrekkers en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling beide voor eigen rekening handelen en vergelijkbare risiconiveaus lopen, is het passend om de voor het instrument specifieke omvang op uniforme wijze voor die categorieën vast te stellen. De voor het instrument specifieke omvang met het oog op de toepassing van artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 moet dus de overeenkomstig artikel 9, lid 5, onder d), van Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde omvang zijn die specifiek is voor het instrument, en zoals nader gespecificeerd in de technische reguleringsnormen overeenkomstig die bepaling. |
|
(16) |
Teneinde de elementen van portefeuillecompressie te specificeren, zodat deze dienst wordt afgebakend van handels- en clearingdiensten, is het nodig dat het proces wordt vastgesteld waarbij derivaten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd en door een nieuw derivaat worden vervangen, meer bepaald de stappen van het proces, de inhoud van de overeenkomst en de juridische documentatie van de portefeuillecompressie. |
|
(17) |
Om een passende transparantie bij portefeuillecompressie door tegenpartijen te garanderen, is het nodig te specificeren welke informatie openbaar moet worden gemaakt. |
|
(18) |
Het is nodig bepaalde aspecten te specificeren van de interventiebevoegdheden van zowel de betrokken bevoegde autoriteiten als, in uitzonderlijke gevallen, de ESMA, die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht en haar bevoegdheden uitoefent, en de Europese Bankautoriteit (EBA), die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) is opgericht en haar bevoegdheden uitoefent, in het geval van een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten of van de stabiliteit van het financiële stelsel of een deel daarvan in ten minste één lidstaat, respectievelijk in de Unie. Het bestaan van een „bedreiging”, wat een van de randvoorwaarden voor interventie met het oog op het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten of de stabiliteit van het financiële stelsel is, zou het bestaan vereisen van een grotere reden tot bezorgdheid dan een „significante reden tot bezorgdheid”, wat de randvoorwaarde voor interventie ten behoeve van de beleggersbescherming is. |
|
(19) |
Er moet een lijst van criteria en factoren worden opgesteld waarmee de bevoegde autoriteiten, de ESMA en de EBA rekening moeten houden bij de beoordeling van de vraag of er een dergelijke reden tot bezorgdheid of bedreiging is, zodat een consistente aanpak gegarandeerd wordt en er tegelijkertijd passende maatregelen kunnen worden genomen wanneer er zich onvoorziene ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen voordoen. Het feit dat alle criteria en factoren die in een specifieke feitelijke situatie aanwezig zouden kunnen zijn, moeten worden beoordeeld, mag echter niet verhinderen dat de bevoegde autoriteiten, de ESMA en de EBA de tijdelijke interventiebevoegdheden uitoefenen wanneer slechts één van de factoren of criteria reden tot bezorgdheid geeft of een bedreiging vormt. |
|
(20) |
Het is nodig de omstandigheden te specificeren waarin de ESMA haar bevoegdheden op het gebied van positiebeheer kan uitoefenen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014, zodat een consistente aanpak gegarandeerd wordt en er tegelijkertijd passende maatregelen kunnen worden genomen wanneer er zich onvoorziene ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen voordoen. |
|
(21) |
Omwille van de consistentie en om de goede werking van de financiële markten te garanderen, is het nodig dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als die welke zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 600/2014. Om te garanderen dat de nieuwe regelgeving op het gebied van transparantie doeltreffend kan werken, moeten sommige bepalingen van deze verordening van toepassing zijn vanaf de datum waarop de verordening in werking treedt, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
BEPALING VAN LIQUIDE MARKTEN VOOR EIGENVERMOGENSINSTRUMENTEN
Artikel 1
Bepaling van liquide markten voor aandelen
(artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt een dagelijks verhandeld aandeel geacht een liquide markt te hebben indien aan alle hiernavolgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
het vrij verhandelbaar gedeelte van het aandeel is:
|
|
b) |
het gemiddelde dagelijkse aantal transacties in het aandeel is minstens 250; |
|
c) |
de gemiddelde dagelijkse omzet in het aandeel is minstens 1 miljoen EUR. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt het vrij verhandelbaar gedeelte van een aandeel berekend door het aantal uitstaande aandelen te vermenigvuldigen met de prijs per aandeel, met uitsluiting van de individuele deelnemingen in dat aandeel die meer bedragen dan 5 % van de totale stemrechten van de emittent, tenzij die deelnemingen worden aangehouden door een instelling voor collectieve belegging of een pensioenfonds. De stemrechten worden berekend op basis van het totale aantal aandelen waaraan stemrechten zijn verbonden, ongeacht of de uitoefening van het stemrecht geschorst is.
3. Wanneer geen concrete informatie overeenkomstig lid 2 beschikbaar is, wordt voor de toepassing van lid 1, onder a), ii), het vrij verhandelbaar gedeelte van een aandeel dat alleen op MTF's wordt verhandeld, berekend door het aantal uitstaande aandelen te vermenigvuldigen met de prijs per aandeel.
4. Voor de toepassing van lid 1, onder c), is de dagelijkse omzet van een aandeel de som van de producten van de vermenigvuldiging, voor elke transactie die tijdens een handelsdag is verricht, van het aantal tussen de koper en de verkoper uitgewisselde aandelen met de prijs per aandeel.
5. Tijdens de periode van zes weken die aanvangt op de eerste handelsdag na de eerste toelating van een aandeel tot de handel op een gereglementeerde markt of een MTF, wordt dat aandeel geacht een liquide markt in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 te hebben, wanneer het product van de vermenigvuldiging van het aantal uitstaande aandelen met de prijs waarop het aandeel bij de aanvang van de eerste handelsdag staat, op minstens 200 miljoen EUR wordt geraamd en de in lid 1, onder b) en c), vastgestelde voorwaarden volgens de voor die periode geraamde gegevens vervuld zijn.
6. Wanneer minder dan vijf op de handelsplatformen van een lidstaat verhandelde aandelen die voor het eerst tot de handel in die lidstaat zijn toegelaten, worden geacht een liquide markt te hebben overeenkomstig lid 1, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat een aandeel (of meerdere aandelen) dat voor het eerst tot de handel op die handelsplatformen is toegelaten, aanwijzen als aandeel dat wordt geacht een liquide markt te hebben, mits het totale aantal aandelen dat voor het eerst tot de handel in die lidstaat is toegelaten en wordt geacht een liquide markt te hebben, niet meer dan vijf bedraagt.
Artikel 2
Bepaling van liquide markten voor representatieve certificaten
(artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt een dagelijks verhandeld representatief certificaat geacht een liquide markt te hebben indien aan alle hiernavolgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
het vrij verhandelbaar gedeelte is minstens 100 miljoen EUR; |
|
b) |
het gemiddelde dagelijkse aantal transacties in het representatieve certificaat is minstens 250; |
|
c) |
de gemiddelde dagelijkse omzet in het representatieve certificaat is minstens 1 miljoen EUR. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), wordt het vrij verhandelbaar gedeelte van een representatief certificaat berekend door het aantal uitstaande eenheden van het representatieve certificaat te vermenigvuldigen met de prijs per eenheid.
3. Voor de toepassing van lid 1, onder c), is de dagelijkse omzet van een representatief certificaat de som van de producten van de vermenigvuldiging, voor elke transactie die tijdens een handelsdag is verricht, van het aantal tussen de koper en de verkoper uitgewisselde eenheden van het representatieve certificaat met de prijs per eenheid.
4. Tijdens de periode van zes weken die aanvangt op de eerste handelsdag na de eerste toelating van een representatief certificaat tot de handel op een handelsplatform, wordt dat representatieve certificaat geacht een liquide markt in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 te hebben, wanneer het geraamde vrij verhandelbaar gedeelte bij de aanvang van de eerste handelsdag op minstens 100 miljoen EUR staat en de in lid 1, onder b) en c), vastgestelde voorwaarden volgens de voor die periode geraamde gegevens vervuld zijn.
5. Wanneer minder dan vijf op de handelsplatformen van een lidstaat verhandelde representatieve certificaten die voor het eerst tot de handel in die lidstaat zijn toegelaten, worden geacht een liquide markt te hebben overeenkomstig lid 1, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat een representatief certificaat (of meerdere representatieve certificaten) dat voor het eerst tot de handel op die handelsplatformen is toegelaten, aanwijzen als representatief certificaat dat wordt geacht een liquide markt te hebben, mits het totale aantal representatieve certificaten dat voor het eerst tot de handel in die lidstaat is toegelaten en wordt geacht een liquide markt te hebben, niet meer dan vijf bedraagt.
Artikel 3
Bepaling van liquide markten voor ETF's
(artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt een dagelijks verhandeld ETF geacht een liquide markt te hebben indien aan alle hiernavolgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
het vrij verhandelbaar gedeelte is minstens 100 eenheden; |
|
b) |
het gemiddelde dagelijkse aantal transacties in het ETF is minstens 10; |
|
c) |
de gemiddelde dagelijkse omzet in het ETF is minstens 500 000 EUR. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), is het vrij verhandelbaar gedeelte van een ETF het aantal eenheden dat voor handel is uitgegeven.
3. Voor de toepassing van lid 1, onder c), is de dagelijkse omzet van een ETF de som van de producten van de vermenigvuldiging, voor elke transactie die tijdens een handelsdag is verricht, van het aantal tussen de koper en de verkoper uitgewisselde eenheden van het ETF met de prijs per eenheid.
4. Tijdens de periode van zes weken die aanvangt op de eerste handelsdag na de eerste toelating van een ETF tot de handel op een handelsplatform, wordt dat ETF geacht een liquide markt in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 te hebben, wanneer het geraamde vrij verhandelbaar gedeelte bij de aanvang van de eerste handelsdag op minstens 100 eenheden staat en de in lid 1, onder b) en c), vastgestelde voorwaarden volgens de voor die periode geraamde gegevens vervuld zijn.
5. Wanneer minder dan vijf op de handelsplatformen van een lidstaat verhandelde ETF's die voor het eerst tot de handel in die lidstaat zijn toegelaten, worden geacht een liquide markt te hebben overeenkomstig lid 1, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat een ETF (of meerdere ETF's) dat voor het eerst tot de handel op die handelsplatformen is toegelaten, aanwijzen als ETF dat wordt geacht een liquide markt te hebben, mits het totale aantal ETF's dat voor het eerst tot de handel in die lidstaat is toegelaten en wordt geacht een liquide markt te hebben, niet meer dan vijf bedraagt.
Artikel 4
Bepaling van liquide markten voor certificaten
(artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt een dagelijks verhandeld certificaat geacht een liquide markt te hebben indien aan alle hiernavolgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
het vrij verhandelbaar gedeelte is minstens 1 miljoen EUR; |
|
b) |
het gemiddelde dagelijkse aantal transacties in het certificaat is minstens 20; |
|
c) |
de gemiddelde dagelijkse omzet in het certificaat is minstens 500 000 EUR. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a), is het vrij verhandelbaar gedeelte van een certificaat de omvang van de uitgifte, ongeacht het aantal uitgegeven eenheden.
3. Voor de toepassing van lid 1, onder c), is de dagelijkse omzet van het certificaat de som van de producten van de vermenigvuldiging, voor elke transactie die tijdens een handelsdag is verricht, van het aantal tussen de koper en de verkoper uitgewisselde eenheden van het certificaat met de prijs per eenheid.
4. Tijdens de periode van zes weken die aanvangt op de eerste handelsdag na de eerste toelating van een certificaat tot de handel op een handelsplatform, wordt dat certificaat geacht een liquide markt in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 te hebben, wanneer het geraamde vrij verhandelbaar gedeelte bij de aanvang van de eerste handelsdag op minstens 1 miljoen EUR staat en de in lid 1, onder b) en c), vastgestelde voorwaarden volgens de voor die periode geraamde gegevens vervuld zijn.
5. Wanneer minder dan vijf op de handelsplatformen van een lidstaat verhandelde certificaten die voor het eerst tot de handel in die lidstaat zijn toegelaten, worden geacht een liquide markt te hebben overeenkomstig lid 1, kan de bevoegde autoriteit van die lidstaat een certificaat (of meerdere certificaten) dat voor het eerst tot de handel op die handelsplatformen is toegelaten, aanwijzen als certificaat dat wordt geacht een liquide markt te hebben, mits het totale aantal certificaten dat voor het eerst tot de handel in die lidstaat is toegelaten en wordt geacht een liquide markt te hebben, niet meer dan vijf bedraagt.
Artikel 5
Beoordeling van de liquiditeit van eigenvermogensinstrumenten door de bevoegde autoriteiten
(artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. De bevoegde autoriteit van de in termen van liquiditeit meest relevante markt, zoals gespecificeerd in artikel 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie (4), beoordeelt, overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 4, of een aandeel, een representatief certificaat, een ETF of een certificaat een liquide markt in de zin van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 heeft, in elk van de hiernavolgende scenario's:
|
a) |
voordat het financiële instrument voor het eerst op het handelsplatform wordt verhandeld, zoals gespecificeerd in artikel 1, lid 5, artikel 2, lid 4, artikel 3, lid 4, en artikel 4, lid 4; |
|
b) |
tussen het einde van de eerste vier weken handel en het einde van de eerste zes weken handel van het financiële instrument. De beoordeling voor dit scenario is gebaseerd op het vrij verhandelbaar gedeelte op de laatste handelsdag van de eerste vier weken handel, het gemiddelde dagelijkse aantal transacties en de gemiddelde dagelijkse omzet, waarbij alle transacties die in de Unie voor dat financiële instrument tijdens de eerste vier weken handel zijn verricht, in aanmerking worden genomen; |
|
c) |
tussen het einde van elk kalenderjaar en vóór 1 maart van het volgende jaar voor financiële instrumenten die vóór 1 december van het betrokken kalenderjaar op een handelsplatform worden verhandeld. De beoordeling voor dit scenario is gebaseerd op het vrij verhandelbaar gedeelte op de laatste handelsdag van het betrokken kalenderjaar, het gemiddelde dagelijkse aantal transacties en de gemiddelde dagelijkse omzet, waarbij alle transacties die in de Unie voor dat financiële instrument in dat jaar zijn verricht, in aanmerking worden genomen; |
|
d) |
onmiddellijk na het tijdstip waarop een vroegere beoordeling na een corporate action gewijzigd is. |
De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat het resultaat van hun beoordeling onmiddellijk na afloop van de beoordeling wordt bekendgemaakt.
2. De bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen met inbegrip van beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, gebruiken de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie:
|
a) |
voor een periode van zes weken die aanvangt op de eerste dag van handel van het financiële instrument, wanneer de beoordeling overeenkomstig lid 1, onder a), van dit artikel is verricht; |
|
b) |
voor een periode die aanvangt zes weken na de eerste dag van handel van dat financiële instrument en eindigt op 31 maart van het jaar van bekendmaking van de informatie overeenkomstig lid 1, onder c), van dit artikel, wanneer de beoordeling overeenkomstig lid 1, onder b), van dit artikel is verricht; |
|
c) |
voor een periode van een jaar die aanvangt op 1 april na de datum van bekendmaking, wanneer de beoordeling overeenkomstig lid 1, onder c), van dit artikel is verricht. |
Wanneer de in dit lid bedoelde informatie overeenkomstig lid 1, onder d), van dit artikel door nieuwe informatie wordt vervangen, gebruiken de bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen met inbegrip van beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, die nieuwe informatie voor de toepassing van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014.
3. Voor de toepassing van lid 1 dienen de handelsplatformen bij de bevoegde autoriteiten de in de bijlage vastgestelde informatie in binnen de hiernavolgende termijnen:
|
a) |
voor financiële instrumenten die voor het eerst tot de handel zijn toegelaten, vóór de dag waarop het financiële instrument voor het eerst wordt verhandeld; |
|
b) |
voor reeds tot de handel toegelaten financiële instrumenten binnen alle hiernavolgende termijnen:
|
HOOFDSTUK II
VERPLICHTINGEN OP HET GEBIED VAN GEGEVENSVERSTREKKING VOOR HANDELSPLATFORMEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN MET SYSTEMATISCHE INTERNE AFHANDELING
Artikel 6
Verplichting om marktgegevens tegen redelijke commerciële voorwaarden te verstrekken
(artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Om marktgegevens die de in de artikelen 3, 4, 6 tot en met 11, 15 en 18 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde informatie bevatten, overeenkomstig artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 600/2014 tegen redelijke commerciële voorwaarden aan het publiek beschikbaar te stellen, komen marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling de in de artikelen 7 tot en met 11 vastgestelde verplichtingen na.
2. Artikel 7, artikel 8, lid 2, artikel 9, artikel 10, lid 2, en artikel 11 gelden niet voor marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, of beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling die marktgegevens kosteloos aan het publiek beschikbaar stellen.
Artikel 7
Verplichting om marktgegevens op basis van de kosten te verstrekken
(artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. De prijs van marktgegevens wordt op de kosten van het voortbrengen en het verspreiden van die gegevens gebaseerd en mag een redelijke marge omvatten.
2. De kosten van het voortbrengen en het verspreiden van marktgegevens mogen een passend deel omvatten van de gemeenschappelijke kosten voor andere diensten die door marktexploitanten of beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, of door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling worden verricht.
Artikel 8
Verplichting om marktgegevens op niet-discriminerende basis te verstrekken
(artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling stellen marktgegevens tegen dezelfde prijs en onder dezelfde voorwaarden beschikbaar aan alle cliënten die volgens bekendgemaakte objectieve criteria tot dezelfde categorie behoren.
2. Alle verschillen in de prijzen die de verschillende categorieën van cliënten in rekening worden gebracht, staan in verhouding tot de waarde die de marktgegevens voor die cliënten hebben, rekening houdend met het hiernavolgende:
|
a) |
de reikwijdte en de omvang van de marktgegevens, met inbegrip van het aantal bestreken financiële instrumenten en hun handelsvolume; |
|
b) |
het gebruik dat de cliënt van de marktgegevens maakt, bijvoorbeeld of hij de gegevens voor zijn eigen handelsactiviteiten, voor wederverkoop of voor gegevensaggregatie gebruikt. |
3. Voor de toepassing van lid 1 beschikken marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling over aanpasbare capaciteit om te waarborgen dat cliënten te allen tijde op niet-discriminerende basis tijdig toegang tot marktgegevens kunnen verkrijgen.
Artikel 9
Verplichtingen met betrekking tot per gebruiker bepaalde vergoedingen
(artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling brengen voor het gebruik van marktgegevens een vergoeding in rekening volgens het gebruik dat individuele eindgebruikers van marktgegevens maken („per gebruiker”). Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling treffen regelingen om ervoor te zorgen dat voor elk individueel gebruik van marktgegevens slechts eenmaal een vergoeding in rekening wordt gebracht.
2. In afwijking van lid 1 kunnen marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling besluiten geen marktgegevens per gebruiker beschikbaar te stellen wanneer de vergoeding per gebruiker niet in verhouding staat tot de kosten van het beschikbaar stellen van die gegevens, gezien de reikwijdte en de omvang van de gegevens.
3. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling motiveren de weigering om marktgegevens per gebruiker beschikbaar te stellen en maken die motivering op hun website bekend.
Artikel 10
Verplichting om gegevens ongebundeld te houden en marktgegevens uit te splitsen
(artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling stellen marktgegevens beschikbaar zonder die met andere diensten te bundelen.
2. De prijzen van marktgegevens worden in rekening gebracht op basis van de mate van uitsplitsing van de marktgegevens waarin in artikel 12, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 is voorzien.
Artikel 11
Transparantieverplichting
(artikel 13, lid 1, artikel 15, lid 1, en artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling maken de prijs en andere voorwaarden voor de verstrekking van marktgegevens op gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar voor het publiek.
2. De openbaar gemaakte informatie omvat onder meer het hiernavolgende:
|
a) |
geldende prijslijsten, met inbegrip van het hiernavolgende:
|
|
b) |
voorafgaande mededeling van toekomstige prijswijzigingen waarbij een termijn van ten minste 90 dagen in acht wordt genomen; |
|
c) |
informatie over de inhoud van de marktgegevens, met inbegrip van het hiernavolgende:
|
|
d) |
de inkomsten die uit het beschikbaar stellen van marktgegevens zijn verkregen, en het aandeel van die inkomsten in de totale inkomsten van de marktexploitant en de beleggingsonderneming die een handelsplatform exploiteert, of de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling; |
|
e) |
informatie over de wijze waarop de prijs is vastgesteld, met vermelding van de gehanteerde kostenberekeningsmethoden, en informatie over de specifieke beginselen op grond waarvan directe en variabele gemeenschappelijke kosten worden toegerekend aan en vaste gemeenschappelijke kosten worden verdeeld tussen, enerzijds, het voortbrengen en het verspreiden van marktgegevens en, anderzijds, andere diensten die marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling verrichten. |
HOOFDSTUK III
VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT OPENBAARMAKING VAN GEGEVENS VOOR BELEGGINGSONDERNEMINGEN MET SYSTEMATISCHE INTERNE AFHANDELING
Artikel 12
Verplichting voor beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling om koersen regelmatig en doorlopend openbaar te maken gedurende de normale handelstijd
(artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Voor de toepassing van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling slechts geacht haar koersen regelmatig en doorlopend openbaar te maken gedurende de normale handelstijd, wanneer zij de koersen te allen tijde beschikbaar stelt tijdens de uren die zij vooraf als haar normale handelstijd heeft vastgesteld en bekendgemaakt.
Artikel 13
Verplichting voor beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling om koersen gemakkelijk toegankelijk te maken
(artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling specificeren op de homepage van hun website, en actualiseren daar die informatie, welke van de in artikel 17, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 vermelde publicatieregelingen zij gebruiken om hun koersen openbaar te maken.
2. Wanneer beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling hun koersen openbaar maken via de regelingen van een handelsplatform of een APA, maken zij hun identiteit openbaar in de koers.
3. Wanneer beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling meer dan één regeling gebruiken om hun koersen openbaar te maken, vindt de openbaarmaking van de koersen gelijktijdig plaats.
4. Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling maken hun koersen openbaar in een machineleesbaar model. Koersen worden geacht openbaar te zijn gemaakt in een machineleesbaar model, wanneer de openbaarmaking voldoet aan de criteria die in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie (6) zijn vastgesteld.
5. Wanneer beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling hun koersen alleen door middel van eigen regelingen openbaar maken, worden de koersen ook in een voor de mens leesbaar model openbaar gemaakt. Koersen worden geacht openbaar te zijn gemaakt in een voor de mens leesbaar model, wanneer:
|
a) |
de inhoud van de koers in een model is dat voor de gemiddelde lezer begrijpelijk is; |
|
b) |
de koers openbaar is gemaakt op de website van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling en de homepage van de website bevat duidelijke instructies om toegang te krijgen tot de koers; |
6. Koersen worden openbaar gemaakt volgens de normen en specificaties die in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie (7) zijn vastgesteld.
Artikel 14
Uitvoering van orders door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling
(artikel 15, lid 1, artikel 15, lid 2, en artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 worden uitzonderlijke marktomstandigheden geacht te bestaan wanneer het tegen het voorzichtig risicobeheer zou indruisen om een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling de verplichting op te leggen om aan cliënten vaste koersen beschikbaar te stellen, en meer bepaald wanneer:
|
a) |
het handelsplatform waarop het financiële instrument voor het eerst tot de handel was toegelaten, of de in termen van liquiditeit meest relevante markt de handel voor dat financieel instrument stillegt overeenkomstig artikel 48, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU; |
|
b) |
het handelsplatform waarop het financiële instrument voor het eerst tot de handel was toegelaten, of de in termen van liquiditeit meest relevante markt toestaat dat de verplichtingen inzake market making worden opgeschort; |
|
c) |
er in het geval van een ETF geen betrouwbare marktprijs beschikbaar is oor een significant aantal onderliggende instrumenten van het ETF of de index; |
|
d) |
een bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) een verbod instelt op shorttransacties in dat financieel instrument. |
2. Voor de toepassing van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 mag een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling haar koersen op elk ogenblik aanpassen, mits de aangepaste koersen te allen tijde voortvloeien uit een oprecht voornemen van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, en daarmee consistent zijn, om met haar cliënten op niet-discriminerende wijze te handelen.
3. Voor de toepassing van artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt een prijs binnen een openbaar gemaakt prijsbereik dat de marktsituatie benadert, wanneer de hiernavolgende voorwaarden vervuld zijn:
|
a) |
de prijs valt tussen de bied- en laatkoersen van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling; |
|
b) |
de onder a) bedoelde koersen weerspiegelen de heersende marktomstandigheden voor het betrokken financiële instrument overeenkomstig artikel 14, lid 7, van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
4. Voor de toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt een uitvoering in verscheidene effecten geacht onderdeel te zijn van één transactie, wanneer de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 vastgestelde criteria vervuld zijn.
5. Voor de toepassing van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt een order geacht te zijn verbonden aan andere voorwaarden dan de actuele marktprijs, wanneer de in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 vastgestelde criteria vervuld zijn.
Artikel 15
Orders die de norm aanzienlijk overschrijden
(artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2004 wordt het aantal of het volume van de orders geacht de norm aanzienlijk te overschrijden, wanneer een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling dat aantal of dat volume orders niet kan uitvoeren zonder zich aan een buitensporig risico bloot te stellen.
2. Beleggingsondernemingen die optreden als beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling bepalen vooraf en op een wijze die objectief is en consistent met hun beleid en procedures voor risicobeheer in de zin van artikel 23 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie (9), het punt vanaf hetwelk het aantal of het volume van door cliënten gewenste orders geacht wordt de onderneming aan een buitensporig risico bloot te stellen.
3. Voor de toepassing van lid 2 stelt een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in het kader van haar beleid en procedures voor risicobeheer een beleid vast, dat zij handhaaft en uitvoert, om het aantal of het volume orders te bepalen dat zij kan uitvoeren zonder zich aan buitensporig risico bloot te stellen, rekening houdend met zowel het kapitaal dat zij beschikbaar heeft om het risico voor dat soort handel te dekken als de heersende omstandigheden in de markt.
4. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 is het in lid 3 bedoelde beleid niet-discriminerend ten aanzien van de cliënten.
Artikel 16
Omvang specifiek voor het instrument
(artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Voor de toepassing van artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 is de omvang specifiek voor het instrument met betrekking tot instrumenten die volgens request-for-quote-systemen (prijsaanvraag), voicetradingsystemen, hybride of andere handelssystemen worden verhandeld, als vastgesteld in bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie (10).
HOOFDSTUK IV
DERIVATEN
Artikel 17
Elementen van portefeuillecompressie
(artikel 31, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 31, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 voldoen beleggingsondernemingen en marktexploitanten die het comprimeren van portefeuilles aanbieden, aan de in de leden 2 tot en met 6 vastgestelde voorwaarden.
2. Beleggingsondernemingen en marktexploitanten sluiten met de deelnemers aan de portefeuillecompressie een overeenkomst waarin het compressieproces en de rechtsgevolgen daarvan worden vastgelegd, met inbegrip van het tijdstip waarop elke portefeuillecompressie juridisch bindend wordt.
3. De in lid 2 bedoelde overeenkomst omvat alle relevante juridische documentatie waarin wordt beschreven hoe derivaten die voor opname in de portefeuillecompressie worden voorgelegd, worden beëindigd en hoe die door andere derivaten worden vervangen.
4. Voor de aanvang van elk compressieproces doen beleggingsondernemingen en marktexploitanten die het comprimeren van portefeuilles aanbieden, het hiernavolgende:
|
a) |
zij verlangen van elke deelnemer aan de portefeuillecompressie dat hij hun zijn risicotolerantie specificeert, waaronder een beperking voor het tegenpartijrisico, een beperking voor het marktrisico en een tolerantie voor betalingen in contanten. Beleggingsondernemingen en marktexploitanten eerbiedigen de risicotolerantie die door de deelnemers aan de portefeuillecompressie gespecificeerd is; |
|
b) |
zij koppelen de voor portefeuillecompressie voorgelegde derivaten en maken elke deelnemer een portefeuillecompressievoorstel over dat de hiernavolgende informatie omvat:
|
5. Teneinde de compressie aan te passen aan de door de deelnemers aan de portefeuillecompressie vastgestelde risicotolerantie en teneinde de portefeuillecompressie zo efficiënt mogelijk te maken, mogen beleggingsondernemingen en marktexploitanten de deelnemers extra tijd toekennen om derivaten die voor beëindiging of vermindering in aanmerking komen, toe te voegen.
6. Beleggingsondernemingen en marktexploitanten voeren de portefeuillecompressie pas uit nadat alle deelnemers aan de portefeuillecompressie met het portefeuillecompressievoorstel hebben ingestemd.
Artikel 18
Openbaarmakingsvereisten voor portefeuillecompressie
(artikel 31, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 31, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 maken beleggingsondernemingen en marktexploitanten door middel van een APA voor elke cyclus van de portefeuillecompressie de hiernavolgende informatie openbaar:
|
a) |
een lijst van de derivaten die voor opname in de portefeuillecompressie zijn voorgelegd; |
|
b) |
een lijst van de derivaten die de beëindigde derivaten vervangen; |
|
c) |
een lijst van de derivaten die door de portefeuillecompressie worden veranderd of beëindigd; |
|
d) |
het aantal derivaten en hun in termen van notioneel bedrag uitgedrukte waarde. |
De in de eerste alinea genoemde informatie wordt uitgesplitst per soort derivaat en per munteenheid.
2. Beleggingsondernemingen en marktexploitanten maken de in lid 1 genoemde informatie openbaar binnen een tijdsspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is, en uiterlijk bij de afsluiting van de werkdag die volgt op de datum waarop een compressievoorstel volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde overeenkomst juridisch bindend wordt.
HOOFDSTUK V
TOEZICHTMAATREGELEN VOOR PRODUCTINTERVENTIE EN POSITIEBEHEER
AFDELING 1
Productinterventie
Artikel 19
Criteria en factoren voor de uitoefening van de tijdelijke productinterventiebevoegdheden van de ESMA
(artikel 40, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 40, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 beoordeelt de ESMA de relevantie van alle in lid 2 opgenomen factoren en criteria, en neemt zij bij de beoordeling van de vraag of het op de markt brengen, verspreiden of verkopen van bepaalde financiële instrumenten of financiële instrumenten met bepaalde specifieke kenmerken of een soort financiële activiteit of praktijk aanleiding geeft tot een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten of van de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan, alle relevante factoren en criteria in aanmerking.
Voor de toepassing van de eerste alinea kan de ESMA zich baseren op een of meer van die factoren en criteria om te bepalen of er sprake is van een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten of van de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan.
2. Om te bepalen of er sprake is van een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten of van de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan, moet de ESMA de hiernavolgende factoren en criteria beoordelen:
|
a) |
de mate van complexiteit van het financiële instrument of het soort financiële activiteit of praktijk in relatie tot het soort cliënt, zoals beoordeeld overeenkomstig punt c), dat bij de financiële activiteit of de financiële praktijk betrokken is, of aan wie het financiële instrument wordt aangeboden of verkocht, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
b) |
de omvang van potentieel nadelige gevolgen, waarbij meer bepaald het hiernavolgende in aanmerking wordt genomen:
|
|
c) |
het soort cliënten dat bij een financiële activiteit of een financiële praktijk betrokken is of aan wie een financieel instrument wordt aangeboden of verkocht, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
d) |
de mate van transparantie van het financiële instrument of het soort financiële activiteit of praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden;
|
|
e) |
de specifieke kenmerken of componenten van het financiële instrument, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waaronder ingebedde hefboomwerkingen, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
f) |
het bestaan en de mate van discrepantie tussen het verwachte rendement of de verwachte winst voor de beleggers en het risico van verlies met betrekking tot het financiële instrument, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
g) |
het gemak en de kosten waarmee de beleggers het betrokken financiële instrument kunnen verkopen of op een ander financieel instrument kunnen overstappen, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
h) |
de prijsstelling en bijbehorende kosten van het financiële instrument, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
i) |
het innovatiegehalte van een financieel instrument, een financiële activiteit of een financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
j) |
de verkooppraktijken die met het financiële instrument gepaard gaan, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
k) |
de financiële en zakelijke situatie van de emittent van een financieel instrument, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
l) |
of de door de producent of de distributeurs verstrekte informatie over een financieel instrument, aan de hand waarvan de marktdeelnemers waarvoor die informatie bestemd is met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen, onvoldoende of onbetrouwbaar is, rekening houdend met de aard en het soort van het financiële instrument; |
|
m) |
of het financiële instrument, de financiële activiteit of de financiële praktijk een hoog risico vormt voor de prestaties van de transacties die door deelnemers of beleggers op de betrokken markt worden aangegaan; |
|
n) |
of de financiële activiteit of de financiële praktijk de integriteit van het prijsvormingsproces op de betrokken markt significant in het gedrang zou brengen, zodat de prijs of de waarde van het betrokken financiële instrument niet langer door de legitieme marktkrachten van vraag en aanbod wordt bepaald, of zodat de marktdeelnemers hun beleggingsbeslissingen niet langer kunnen baseren op de prijzen die op die markt worden gevormd, of op de handelsvolumes; |
|
o) |
of de kenmerken van een financieel instrument het bijzonder vatbaar maken om voor financiële misdrijven te worden gebruikt, en meer bepaald of die kenmerken het gebruik van het financiële instrument mogelijk zouden kunnen aanmoedigen voor het hiernavolgende:
|
|
p) |
of de financiële activiteit of de financiële praktijk een bijzonder hoog risico vormt voor de weerbaarheid of de goede werking van markten en hun infrastructuur; |
|
q) |
of een financieel instrument, een financiële activiteit of een financiële praktijk zou kunnen leiden tot een significante en kunstmatige discrepantie tussen de prijzen van een derivaat en die op de onderliggende markt; |
|
r) |
of het financiële instrument, de financiële activiteit of de financiële praktijk een hoog risico inhoudt van verstoring van financiële instellingen die belangrijk worden geacht voor het financiële stelsel van de Unie; |
|
s) |
de relevantie van de distributie van het financiële instrument als een financieringsbron voor de emittent; |
|
t) |
of een financieel instrument, een financiële activiteit of een financiële praktijk bijzondere risico's inhoudt voor de infrastructuur van markten of betaalsystemen, waaronder handels-, clearings- en afwikkelingssystemen, of |
|
u) |
of een financieel instrument, een financiële activiteit of een financiële praktijk een bedreiging kan vormen voor het vertrouwen van beleggers in het financiële stelsel. |
Artikel 20
Criteria en factoren voor de uitoefening van de tijdelijke productinterventiebevoegdheden van de EBA
(artikel 41, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 41, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 beoordeelt de EBA de relevantie van alle in lid 2 opgenomen factoren en criteria, en neemt zij bij de beoordeling van de vraag of het op de markt brengen, verspreiden of verkopen van bepaalde gestructureerde deposito's of gestructureerde deposito's met bepaalde specifieke kenmerken of een soort financiële activiteit of praktijk aanleiding geeft tot een aanzienlijke reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of van de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan, alle relevante factoren en criteria in aanmerking.
Voor de toepassing van de eerste alinea kan de EBA zich baseren op een of meer van die factoren en criteria om te bepalen of er sprake is van een aanzienlijke reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of van de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan.
2. Om te bepalen of er sprake is van een aanzienlijke reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of van de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan, moet de EBA de hiernavolgende factoren en criteria beoordelen:
|
a) |
de mate van complexiteit van een gestructureerd deposito of een soort financiële activiteit of praktijk in relatie tot het soort cliënt, zoals beoordeeld overeenkomstig punt c), dat bij de financiële activiteit of de financiële praktijk betrokken is, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
b) |
de omvang van potentieel nadelige gevolgen, waarbij meer bepaald het hiernavolgende in aanmerking wordt genomen:
|
|
c) |
het soort cliënten dat bij een financiële activiteit of een financiële praktijk betrokken is of aan wie een gestructureerd deposito wordt aangeboden of verkocht, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
d) |
de mate van transparantie van het gestructureerde deposito of het soort financiële activiteit of financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden;
|
|
e) |
de specifieke kenmerken of componenten van het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waaronder ingebedde hefboomwerkingen, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
f) |
het bestaan en de mate van discrepantie tussen het verwachte rendement of de verwachte winst voor de beleggers en het risico van verlies met betrekking tot het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
g) |
de kosten en het gemak waarmee de beleggers uit een gestructureerd deposito kunnen stappen, waarbij meer bepaald het hiernavolgende in aanmerking wordt genomen:
|
|
h) |
de prijsstelling en bijbehorende kosten van het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
i) |
het innovatiegehalte van een gestructureerd deposito, een financiële activiteit of een financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
j) |
de verkooppraktijken die met het gestructureerde deposito gepaard gaan, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
k) |
de financiële en zakelijke situatie van de emittent van een gestructureerd deposito, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
l) |
of de door de producent of de distributeurs verstrekte informatie over een gestructureerd deposito, aan de hand waarvan de marktdeelnemers waarvoor die informatie bestemd is met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen, onvoldoende of onbetrouwbaar is, rekening houdend met de aard en het soort van het gestructureerde deposito; |
|
m) |
of het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk een hoog risico vormt voor de prestaties van de transacties die door deelnemers of beleggers op de betrokken markt worden aangegaan; |
|
n) |
of het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk de economie van de Unie kwetsbaar zou maken voor risico's; |
|
o) |
of de kenmerken van een gestructureerd deposito het bijzonder vatbaar maken om voor financiële misdrijven te worden gebruikt, en meer bepaald of die kenmerken het gebruik van gestructureerde deposito's mogelijk zouden kunnen aanmoedigen voor het hiernavolgende:
|
|
p) |
of de financiële activiteit of de financiële praktijk een bijzonder hoog risico vormt voor de weerbaarheid of de goede werking van markten en hun infrastructuur; |
|
q) |
of een gestructureerd, een financiële activiteit of een financiële praktijk zou kunnen leiden tot een significante en kunstmatige discrepantie tussen de prijzen van een derivaat en die op de onderliggende markt; |
|
r) |
of het gestructureerde deposito, een financiële activiteit of een financiële praktijk een hoog risico inhoudt van verstoring van financiële instellingen die belangrijk worden geacht voor het financiële stelsel van de Unie, meer bepaald gelet op de door financiële instellingen gevolgde hedgingstrategie met betrekking tot de uitgifte van het gestructureerde deposito, waaronder de verkeerde prijsstelling van de kapitaalgarantie op de vervaldatum of de reputatierisico's die het gestructureerde deposito, de praktijk of de activiteit vormt voor de financiële instellingen; |
|
s) |
de relevantie van de distributie van gestructureerde deposito's als een financieringsbron voor de financiële instelling; |
|
t) |
of een gestructureerd deposito, een financiële praktijk of een financiële activiteit bijzondere risico's inhoudt voor de infrastructuur van de markt of betaalsystemen, of |
|
u) |
of een gestructureerd deposito, een financiële activiteit of een financiële praktijk een bedreiging kan vormen voor het vertrouwen van beleggers in het financiële stelsel. |
Artikel 21
Criteria en factoren waarmee de bevoegde autoriteiten voor de uitoefening van productinterventiebevoegdheden rekening moeten houden
(artikel 42, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 42, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 beoordelen de bevoegde autoriteiten de relevantie van alle in lid 2 opgenomen factoren en criteria, en nemen zij bij de beoordeling van de vraag of het op de markt brengen, verspreiden of verkopen van bepaalde financiële instrumenten of gestructureerde deposito's of financiële instrumenten of gestructureerde deposito's met bepaalde specifieke kenmerken of een soort financiële activiteit of praktijk aanleiding geeft tot een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of voor de stabiliteit van het financiële stelsel of een deel daarvan in ten minste één lidstaat, alle relevante factoren en criteria in aanmerking.
Voor de toepassing van de eerste alinea kunnen de bevoegde autoriteiten zich baseren op een of meer van die factoren en criteria om te bepalen of er sprake is van een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of voor de stabiliteit van het financiële stelsel of een deel daarvan in ten minste één lidstaat.
2. Om te bepalen of er sprake is van een significante reden tot bezorgdheid over de beleggersbescherming of een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten of grondstoffenmarkten, of voor de stabiliteit van het financiële stelsel of een deel daarvan in ten minste één lidstaat, moeten de bevoegde autoriteiten de hiernavolgende criteria en factoren beoordelen:
|
a) |
de mate van complexiteit van het financiële instrument of het soort financiële activiteit of praktijk in relatie tot het soort cliënt, zoals beoordeeld overeenkomstig punt c), dat bij de financiële activiteit of de financiële praktijk betrokken is, of aan wie het financiële instrument of het gestructureerde deposito wordt aangeboden of verkocht, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
b) |
de omvang van potentieel nadelige gevolgen, waarbij meer bepaald het hiernavolgende in aanmerking wordt genomen:
|
|
c) |
het soort cliënten dat bij een financiële activiteit of een financiële praktijk betrokken is of aan wie een financieel instrument of een gestructureerd deposito wordt aangeboden of verkocht, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
d) |
de mate van transparantie van het financiële instrument, het gestructureerde deposito of het soort financiële activiteit of praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden;
|
|
e) |
de specifieke kenmerken of componenten van het gestructureerde deposito, het financiële instrument, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waaronder ingebedde hefboomwerkingen, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
f) |
het bestaan en de mate van discrepantie tussen het verwachte rendement of de verwachte winst voor de beleggers en het risico van verlies met betrekking tot het financiële instrument, het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
g) |
de kosten en het gemak waarmee de beleggers het betrokken financiële instrument kunnen verkopen of op een ander financieel instrument kunnen overstappen, of uit een gestructureerd deposito kunnen stappen, waarbij meer bepaald — naargelang het product een financieel instrument of een gestructureerd deposito is — met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
h) |
de prijsstelling en bijbehorende kosten van het gestructureerde deposito, het financiële instrument, de financiële activiteit of de financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
i) |
het innovatiegehalte van een financieel instrument of een gestructureerd deposito, een financiële activiteit of een financiële praktijk, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
j) |
de verkooppraktijken die met het financiële instrument of het gestructureerde deposito gepaard gaan, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
k) |
de financiële en zakelijke situatie van de emittent van een financieel instrument of een gestructureerd deposito, waarbij meer bepaald met het hiernavolgende rekening wordt gehouden:
|
|
l) |
of de door de producent of de distributeurs verstrekte informatie over een financieel instrument of een gestructureerd deposito, aan de hand waarvan de marktdeelnemers waarvoor die informatie bestemd is met kennis van zaken een beslissing kunnen nemen, onvoldoende of onbetrouwbaar is, rekening houdend met de aard en het soort van het financiële instrument of het gestructureerde deposito; |
|
m) |
of het financiële instrument, het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk een hoog risico vormt voor de prestaties van de transacties die door deelnemers of beleggers op de betrokken markt worden aangegaan; |
|
n) |
of de financiële activiteit of de financiële praktijk de integriteit van het prijsvormingsproces op de betrokken markt significant in het gedrang zou brengen, zodat de prijs of de waarde van het betrokken financiële instrument of gestructureerde deposito niet langer door de legitieme marktkrachten van vraag en aanbod wordt bepaald, of zodat de marktdeelnemers hun beleggingsbeslissingen niet langer kunnen baseren op de prijzen die op die markt worden gevormd, of op de handelsvolumes; |
|
o) |
of een financieel instrument, een gestructureerd deposito, een financiële activiteit of praktijk de nationale economie kwetsbaar zou maken voor risico's; |
|
p) |
of de kenmerken van een financieel instrument of een gestructureerd deposito het bijzonder vatbaar maken om voor financiële misdrijven te worden gebruikt, en meer bepaald of die kenmerken het gebruik van het financiële instrument of het gestructureerde deposito mogelijk zouden kunnen aanmoedigen voor het hiernavolgende:
|
|
q) |
of een financiële activiteit of een financiële praktijk een bijzonder hoog risico vormt voor de weerbaarheid of de goede werking van markten en hun infrastructuur; |
|
r) |
of een financieel instrument, een gestructureerd deposito, een financiële activiteit of een financiële praktijk zou kunnen leiden tot een significante of kunstmatige discrepantie tussen de prijzen van een derivaat en die op de onderliggende markt; |
|
s) |
of het financiële instrument, het gestructureerde deposito, de financiële activiteit of de financiële praktijk een hoog risico inhoudt van verstoring van financiële instellingen die belangrijk worden geacht voor het financiële stelsel van de lidstaat van de betrokken bevoegde autoriteit, meer bepaald gelet op de door financiële instellingen gevolgde hedgingstrategie met betrekking tot de uitgifte van het gestructureerde deposito, waaronder de verkeerde prijsstelling van de kapitaalgarantie op de vervaldatum of de reputatierisico's die het gestructureerde deposito, de praktijk of de activiteit vormt voor de financiële instellingen; |
|
t) |
de relevantie van de distributie van het financiële instrument of het gestructureerde deposito als een financieringsbron voor de emittent of financiële instellingen; |
|
(u) |
of een financieel instrument, een gestructureerd deposito, een financiële activiteit of een financiële praktijk bijzondere risico's inhoudt voor de infrastructuur van markten of betaalsystemen, waaronder handels-, clearings- en afwikkelingssystemen, of |
|
(v) |
of een financieel instrument, een gestructureerd deposito, een financiële activiteit of een financiële praktijk een bedreiging kan vormen voor het vertrouwen van beleggers in het financiële stelsel. |
AFDELING 2
Bevoegdheden op het gebied van positiebeheer
Artikel 22
Bevoegdheden van de ESMA op het gebied van positiebeheer
(artikel 45 van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 45, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt het bestaan van een bedreiging van het ordelijk functioneren en de integriteit van financiële markten, met inbegrip van de grondstoffenderivatenmarkten overeenkomstig de in artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU opgenomen doelstellingen met betrekking tot leveringsregelingen voor fysieke grondstoffen, of de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie of een deel daarvan, bepaald aan de hand van de hiernavolgende criteria en factoren:
|
a) |
het bestaan van ernstige financiële, monetaire of budgettaire problemen die zouden kunnen leiden tot de financiële instabiliteit van een lidstaat of een financiële instelling die als belangrijk voor het mondiale financiële stelsel wordt beschouwd zoals kredietinstellingen, verzekeringsmaatschappijen, aanbieders van marktinfrastructuur en vermogensbeheermaatschappijen die binnen de Unie actief zijn, mits die problemen de ordelijke werking en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel in de Unie zouden kunnen bedreigen; |
|
b) |
een ratingactie of een ingebrekeblijving van een lidstaat of een kredietinstelling of een andere financiële instelling die als belangrijk voor het mondiale financiële stelsel wordt beschouwd zoals verzekeringsmaatschappijen, aanbieders van marktinfrastructuur en vermogensbeheermaatschappijen die binnen de Unie actief zijn, die de oorzaak is van of waarvan in redelijkheid mag worden verwacht dat zij de oorzaak is van ernstige onzekerheid over hun solventie; |
|
c) |
substantiële verkoopdruk of ongewone volatiliteit die aanmerkelijke benedenwaartse spiralen veroorzaakt bij alle financiële instrumenten die betrekking hebben op een kredietinstelling of een andere financiële instelling die als belangrijk voor het mondiale financiële stelsel wordt beschouwd zoals verzekeringsmaatschappijen, aanbieders van marktinfrastructuur en vermogensbeheermaatschappijen die binnen de Unie actief zijn, en overheidsemittenten; |
|
d) |
alle schade aan de fysieke structuren van belangrijke financiële emittenten, marktinfrastructuren, clearing- en afwikkelingssystemen of bevoegde autoriteiten, die een aanzienlijke ongunstige invloed op de markten kan hebben, meer bepaald wanneer dergelijke schade het gevolg is van een natuurramp of een terroristische aanslag; |
|
e) |
een ontwrichting van een betaalsysteem of afwikkelingsproces, meer bepaald wanneer deze betrekking heeft op interbancaire transacties, die aanmerkelijke betalings- of afwikkelingsstoringen of -vertragingen binnen de uniale betaalsystemen veroorzaakt of kan veroorzaken, inzonderheid wanneer deze kan leiden tot de verbreiding van financiële of economische stress bij een kredietinstelling of een andere financiële instelling die als belangrijk voor het mondiale financiële stelsel wordt beschouwd zoals verzekeringsmaatschappijen, aanbieders van marktinfrastructuur en vermogensbeheermaatschappijen, of in een lidstaat; |
|
f) |
een significante en abrupte daling van het aanbod van of een significante en abrupte stijging van de vraag naar een grondstof, waardoor het evenwicht tussen vraag en aanbod wordt verstoord; |
|
g) |
een significante positie in een bepaalde grondstof die wordt aangehouden door één persoon, of door verschillende personen die in onderlinge overeenstemming handelen, op een of meer handelsplatformen, via een of meer marktleden; |
|
(h) |
een onvermogen van een handelsplatform om zijn eigen bevoegdheden op het gebied van positiebeheer uit te oefenen ten gevolge van een gebeurtenis in de bedrijfscontinuïteit. |
2. Voor de toepassing van artikel 45, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt de passende vermindering van een positie of een blootstelling beoordeeld aan de hand van de hiernavolgende criteria en factoren:
|
a) |
de aard van de houder van de positie, waaronder producenten, consumenten of financiële instellingen; |
|
b) |
de looptijd van het financiële instrument; |
|
c) |
de omvang van de positie in verhouding tot de omvang van de betrokken grondstoffenderivatenmarkt; |
|
d) |
de omvang van de positie in verhouding tot de omvang van de markt voor de onderliggende grondstof; |
|
e) |
de richting van de positie (short of long) en de delta of deltavorken; |
|
f) |
het doel van de positie, met name of de positie voor hedging dient of voor financiële blootstelling wordt aangehouden; |
|
g) |
de ervaring van een positiehouder met het aanhouden van posities van een bepaalde omvang, of met het leveren of het in ontvangst nemen van een bepaalde grondstof; |
|
h) |
de andere posities die door de persoon op de onderliggende markt of in verschillende looptijden van hetzelfde derivaat worden aangehouden; |
|
i) |
de liquiditeit van de markt en het effect van de maatregel op andere marktdeelnemers; |
|
j) |
de leveringsmethode. |
3. Voor de toepassing van artikel 45, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 worden de situaties waarin een risico van reguleringsarbitrage kan ontstaan, gespecificeerd aan de hand van de hiernavolgende criteria:
|
a) |
of hetzelfde contract op een ander handelsplatform of over-the-counter wordt verhandeld; |
|
b) |
of een in wezen gelijkwaardig contract op een ander platform of over-the-counter wordt verhandeld (soortgelijk en samenhangend contract, dat echter niet als onderdeel van dezelfde fungible open positie wordt beschouwd); |
|
c) |
de effecten van het besluit op de markt van de onderliggende grondstof; |
|
d) |
de effecten van het besluit op markten en deelnemers die niet onder de bevoegdheden van de ESMA op het gebied van positiebeheer vallen, en |
|
e) |
het waarschijnlijke effect op het ordelijk functioneren en de integriteit van de markten als de ESMA geen maatregelen neemt. |
4. Voor de toepassing van artikel 45, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 past de ESMA de in lid 1 van dit artikel opgenomen criteria en factoren toe, rekening houdend met het feit of de overwogen maatregel het antwoord is op een verzuim van een bevoegde autoriteit of op een extra risico dat de bevoegde autoriteit niet voldoende kan aanpakken overeenkomstig artikel 69, lid 2, onder j) of o), van Richtlijn 2014/65/EU.
Voor de toepassing van de eerste alinea is er sprake van een verzuim van een bevoegde autoriteit wanneer zij op basis van de haar toegekende bevoegdheden over voldoende regulerende bevoegdheden beschikt om de bedreiging zonder de bijstand van een andere bevoegde autoriteit ten volle aan te pakken op het ogenblik waarop die zich voordoet, maar dat niet doet.
Een bevoegde autoriteit wordt geacht een bedreiging niet voldoende te kunnen aanpakken wanneer een of meer van de in artikel 45, lid 10, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde factoren zich voordoen in het rechtsgebied van een bevoegde autoriteit en in een of meer andere rechtsgebieden.
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 23
Overgangsbepalingen
1. In afwijking van artikel 5, lid 1, verrichten de bevoegde autoriteiten de liquiditeitsbeoordelingen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot de datum waarop die van toepassing wordt, en maken zij het resultaat van die beoordelingen onmiddellijk na afloop daarvan bekend, overeenkomstig het volgende tijdschema:
|
a) |
wanneer de datum waarop financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld, minstens tien weken valt vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, maken de bevoegde autoriteiten het resultaat van de beoordelingen bekend uiterlijk vier weken vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt; |
|
b) |
wanneer de datum waarop financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld, binnen de periode valt die aanvangt tien weken vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, en eindigt op de dag voorafgaand aan de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, maken de bevoegde autoriteiten het resultaat van de beoordelingen bekend uiterlijk op de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt. |
2. De in lid 1 bedoelde beoordelingen worden als volgt verricht:
|
a) |
wanneer de datum waarop financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld, minstens zestien weken valt vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, worden de beoordelingen gebaseerd op de gegevens die beschikbaar zijn voor een referentieperiode van veertig weken die aanvangt tweeënvijftig weken vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt; |
|
b) |
wanneer de datum waarop financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld, binnen de periode valt die aanvangt zestien weken vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, en eindigt tien weken vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, worden de beoordelingen gebaseerd op de gegevens die beschikbaar zijn voor de eerste vier weken van handel van het financiële instrument; |
|
c) |
wanneer de datum waarop financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld, binnen de periode valt die aanvangt tien weken vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, en eindigt op de dag voorafgaand aan de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, worden de beoordelingen gebaseerd op de handelshistoriek van de financiële instrumenten of andere financiële instrumenten die worden geacht soortgelijke kenmerken als die financiële instrumenten te hebben. |
3. De bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen met inbegrip van beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, gebruiken de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie voor de toepassing van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 tot 1 april van het jaar volgend op de datum waarop die verordening van toepassing wordt.
4. Tijdens de in lid 3 bedoelde periode zorgen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de in lid 2, onder b) en c), bedoelde financiële instrumenten voor het hiernavolgende:
|
a) |
de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie blijft geschikt voor de toepassing van artikel 2, lid 1, punt 17, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
b) |
de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie wordt indien nodig bijgewerkt op basis van een langere handelsperiode en een meer uitgebreide handelshistoriek. |
Artikel 24
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Artikel 23 is echter van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 18 mei 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12)
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad)
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/572 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot de specificatie van het aanbieden van gegevens voor en na de handel en het niveau van uitsplitsing van gegevens (zie bladzijde 142 van dit Publicatieblad).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunningverlening aan, organisatorische vereisten voor en publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten (zie bladzijde 126 van dit Publicatieblad).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (zie bladzijde 387 van dit Publicatieblad), tabel 2 van bijlage I.
(8) Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
(10) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten (zie bladzijde 229 van dit Publicatieblad).
(11) Richtlijn 2014/49/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de depositogarantiestelsels (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 149).
BIJLAGE
Voor de bepaling van een liquide markt voor aandelen, representatieve certificaten, ETF's en certificaten te verstrekken gegevens
Tabel 1
Symbolen
|
Symbool |
Soort gegevens |
Definitie |
||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst |
||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166 |
||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383 |
||||||
|
{DATEFORMAT} |
Datumformaat volgens ISO 8601 |
Data worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD |
||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:
|
Tabel 2
Nadere informatie over de voor de bepaling van een liquide markt voor aandelen, representatieve certificaten, ETF's en certificaten te verstrekken gegevens
|
# |
Veld |
Te rapporteren gegevens |
Formaat en normen voor rapportage |
||||||||||||||||
|
1 |
Identificatiecode instrument |
Code gehanteerd voor het identificeren van het financiële instrument |
{ISIN} |
||||||||||||||||
|
2 |
Volledige naam instrument |
Volledige naam van het financiële instrument |
{ALPHANUM-350} |
||||||||||||||||
|
3 |
Handelsplatform |
Segment-MIC voor het handelsplatform, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC |
{MIC} |
||||||||||||||||
|
4 |
MiFIR-identificatiecode |
Identificatie van eigenvermogensinstrumenten
|
Eigenvermogensinstrumenten
|
||||||||||||||||
|
5 |
Rapportagedag |
Datum waarvoor de gegevens worden verstrekt Gegevens moeten ten minste voor de volgende data worden verstrekt:
Voor geval 1 moeten desgevallend voor de velden 6 tot en met 12 ramingen worden verstrekt |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||
|
6 |
Aantal uitstaande instrumenten |
Voor aandelen en representatieve certificaten Het totale aantal uitstaande instrumenten Voor ETF's Aantal eenheden dat voor handel is uitgegeven |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||
|
7 |
Holdings met meer dan 5 % van de totale stemrechten |
Alleen voor aandelen Het totale aantal aandelen dat overeenstemt met holdings met meer dan 5 % van de totale stemrechten van de emittent, tenzij een dergelijke holding wordt aangehouden door een instelling voor collectieve belegging of een pensioenfonds Dit veld hoeft slechts te worden ingevuld wanneer er daadwerkelijk informatie beschikbaar is |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||
|
8 |
Prijs van het instrument |
Alleen voor aandelen en representatieve certificaten De prijs van het instrument aan het einde van de rapportagedag De prijs moet worden uitgedrukt in euro |
{DECIMAL-18//13} |
||||||||||||||||
|
9 |
Omvang van de uitgifte |
Alleen voor certificaten De omvang van de uitgifte van het certificaat uitgedrukt in euro |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||
|
10 |
Aantal handelsdagen in de periode |
Het totale aantal handelsdagen waarvoor de gegevens worden verstrekt |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||
|
11 |
Totale omzet |
De totale omzet voor de periode |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||
|
12 |
Totale aantal transacties |
Het totale aantal transacties voor de periode |
{DECIMAL-18/5} |
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/117 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/568 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor de toelating van financiële instrumenten tot de handel op gereglementeerde markten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 51, lid 6, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Effecten mogen alleen als vrij verhandelbaar worden beschouwd als vóór toelating tot de handel geen beperkingen bestaan die de overdracht van die effecten verhinderen op een wijze die het creëren van een billijke, ordelijke en efficiënte markt zou verstoren. |
|
(2) |
Voor de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van een effect als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU moet er, in geval van een effect in de zin van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), voldoende informatie publiek beschikbaar zijn dan dat dat financieel instrument kan worden gewaardeerd opdat het op een eerlijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld. Bovendien moet er in geval van aandelen een voldoende aantal van beschikbaar zijn voor verspreiding onder het publiek, en moeten voor gesecuritiseerde producten geschikte afwikkelings- en leveringsregelingen in werking zijn gesteld. |
|
(3) |
Effecten die voldoen aan de vereisten om te worden toegelaten tot een officiële notering overeenkomstig Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) moeten worden geacht vrij verhandelbaar te zijn en op een billijke, ordelijke en efficiënte wijze te kunnen worden verhandeld. |
|
(4) |
De toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van rechten van deelneming uitgegeven door instellingen voor collectieve belegging in effecten of alternatieve beleggingsfondsen mag het niet mogelijk maken dat de relevante bepalingen van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) of van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (5) worden ontweken. Derhalve moet een exploitant van een gereglementeerde markt nagaan of de rechten van deelneming die tot de handel worden toegelaten afkomstig zijn van een collectieve beleggingsregeling die voldoet aan de relevante sectorale wetgeving. In geval van beursverhandelde fondsen moet de exploitant van een gereglementeerde markt ervoor zorgen dat te allen tijde voldoende terugbetalingsregelingen voor de beleggers in werking zijn gesteld. |
|
(5) |
In verband met de toelating tot de handel op een gereglementeerde markt van afgeleide instrumenten als bedoeld in de punten 4 t/m 10 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU moet rekening worden gehouden met het feit of er voldoende informatie beschikbaar is voor de waardering van het derivaat alsook de onderliggende waarde en, in geval van door materiële levering afgewikkelde contracten, of toereikende afwikkelings- en leveringsprocedures bestaan. |
|
(6) |
Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) legt bepaalde voorwaarden op voor emissierechten om te waarborgen dat zij vrij verhandelbaar zijn en op billijke, ordelijke en efficiënte wijze worden verhandeld. Een emissierecht in de zin van punt 11 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU waarvan is vastgesteld dat het in overeenstemming is met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG moet derhalve toegelaten zijn tot de handel op een gereglementeerde markt zonder dat in deze verordening verdere vereisten worden opgelegd. |
|
(7) |
Door gereglementeerde markten getroffen regelingen om na te gaan of uitgevende instellingen de verplichtingen naleven krachtens het Unierecht en om de toegang te vergemakkelijken tot informatie die openbaar is gemaakt krachtens het recht van de Unie moeten voor de verplichtingen vastgesteld in Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (7), Richtlijn 2003/71/EG en Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) gelden omdat die wetgevingshandelingen de kern- en belangrijkste verplichtingen voor emittenten bevatten na de initiële toelating tot de handel op een gereglementeerde markt. |
|
(8) |
Gereglementeerde markten moeten voor emittenten en het publiek toegankelijke procedures instellen om na te gaan of emittenten van effecten de verplichtingen op grond van het recht van de Unie naleven. De gedragslijn moet waarborgen dat nalevingscontroles efficiënt zijn, en emittenten moeten door de gereglementeerde markt op de hoogte worden gebracht van hun verplichtingen. |
|
(9) |
Gereglementeerde markten moeten de toegang vergemakkelijken tot informatie gepubliceerd onder de voorwaarden ingesteld bij het recht van de Unie en beschikbaar voor leden en deelnemers via regelingen die voorzien in eenvoudige, billijke en niet-discriminerende toegang voor alle leden en deelnemers. Het relevante recht van de Unie in dat verband omvat Richtlijn 2003/71/EG, Richtlijn 2004/109/EG, Verordening (EU) nr. 596/2014 alsook Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (9). De toegangsregelingen moeten waarborgen dat leden en deelnemers op gelijke voorwaarden toegang hebben tot de relevante informatie die van invloed kan zijn op de waardering van een financieel instrument. |
|
(10) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(11) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(12) |
De ESMA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de eventuele daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (10) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Effecten — vrij verhandelbaar
1. Effecten worden als vrij verhandelbaar aangemerkt indien zij tussen de partijen bij een transactie kunnen worden verhandeld en vervolgens zonder enige beperking kunnen worden overgedragen, en indien alle effecten die tot dezelfde klasse als het effect in kwestie behoren, fungibel zijn.
2. Effecten waarvan de overdracht aan een beperking is onderworpen, worden niet als vrij verhandelbaar overeenkomstig lid 1 aangemerkt, tenzij het onwaarschijnlijk is dat de beperking de markt verstoort. Effecten die niet volgestort zijn, mogen als vrij verhandelbaar worden aangemerkt indien regelingen zijn getroffen om te vermijden dat de verhandelbaarheid van deze effecten beperkt is en om ervoor te zorgen dat voldoende informatie voor het publiek beschikbaar is gesteld over het feit dat de effecten niet volgestort zijn, alsook over de gevolgen daarvan voor de aandeelhouders.
Artikel 2
Effecten — billijke, ordelijke en efficiënte verhandeling
1. Bij de beoordeling of een effect op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld houdt een gereglementeerde markt rekening met de informatie die in het kader van Richtlijn 2003/71/EG moet worden opgesteld of anderszins publiek beschikbare informatie zoals:
|
a) |
historische financiële informatie; |
|
b) |
informatie over de emittent; |
|
c) |
informatie met een overzicht van de bedrijfsactiviteiten. |
2. Behalve lid 1 houdt een gereglementeerde markt, bij de beoordeling of een aandeel op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld, rekening met de verspreiding van die aandelen onder het publiek.
3. Bij de beoordeling of een effect als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld, houdt de gereglementeerde markt, al naar gelang van de aard van het toe te laten effect, rekening met het feit of aan de volgende criteria is voldaan:
|
a) |
de aan het effect verbonden voorwaarden zijn duidelijk en ondubbelzinnig en maken het mogelijk een correlatie te maken tussen de prijs van het effect en de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde; |
|
b) |
de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde is betrouwbaar en beschikbaar voor het publiek; |
|
c) |
voor het publiek is voldoende informatie beschikbaar die het mogelijk maakt de waarde van het effect te bepalen; |
|
d) |
de regelingen voor de bepaling van de afwikkelingsprijs van het effect waarborgen dat deze prijs de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde op adequate wijze weerspiegelt; |
|
e) |
voor de gevallen waarin de afwikkeling van het effect moet of kan geschieden door middel van de levering van een onderliggend effect of van een onderliggende waarde in plaats van in contanten, bestaan er adequate afwikkelings- en leveringsprocedures voor deze onderliggende waarde, alsook adequate regelingen om relevante informatie over de betrokken onderliggende waarde te verkrijgen. |
Artikel 3
Effecten — officiële notering
Een effect dat overeenkomstig Richtlijn 2001/34/EG tot de officiële notering is toegelaten en waarvan de notering niet is opgeschort, wordt aangemerkt als een effect dat vrij verhandelbaar is en dat op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld.
Artikel 4
Rechten van deelneming en aandelen in instellingen voor collectieve belegging
1. Een gereglementeerde markt zorgt er bij de toelating tot de handel van rechten van deelneming of aandelen in een instelling voor collectieve belegging voor dat die rechten van deelneming of aandelen in de lidstaat van de gereglementeerde markt mogen worden verhandeld.
2. Bij de beoordeling of rechten van deelneming of aandelen in een instelling voor collectieve belegging van het open-end-type op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld, houdt een gereglementeerde markt rekening met het volgende:
|
a) |
de verspreiding van die rechten van deelneming of aandelen onder het publiek; |
|
b) |
of er adequate market-makingregelingen bestaan, dan wel of de beheermaatschappij van de instelling voor collectieve belegging passende alternatieve regelingen heeft getroffen opdat beleggers de rechten van deelneming of aandelen terugbetaald kunnen krijgen; |
|
c) |
in geval van beursverhandelde fondsen, of naast market-makingregelingen passende alternatieve regelingen voor de beleggers zijn getroffen om, ten minste in de gevallen waarin de waarde van de rechten van deelneming of aandelen significant verschilt van de intrinsieke waarde, rechten van deelneming of aandelen terugbetaald te krijgen; |
|
d) |
of de waarde van de rechten van deelneming of aandelen transparant genoeg is gemaakt voor de beleggers door middel van de periodieke openbaarmaking van de intrinsieke waarde. |
3. Bij de beoordeling of rechten van deelneming of aandelen in een instelling voor collectieve belegging van het closed-end-type op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kunnen worden verhandeld, houdt een gereglementeerde markt rekening met het volgende:
|
a) |
de verspreiding van die rechten van deelneming of aandelen onder het publiek; |
|
b) |
of de waarde van de rechten van deelneming of aandelen transparant genoeg is gemaakt voor de beleggers, ofwel door middel van de openbaarmaking van informatie over de beleggingsstrategie van het fonds, ofwel door middel van de periodieke openbaarmaking van de intrinsieke waarde. |
Artikel 5
Derivaten
1. Bij de beoordeling of een financieel instrument als bedoeld in de punten 4 t/m 10 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU op billijke, ordelijke en efficiënte wijze kan worden verhandeld, gaat een gereglementeerde markt na of aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de voorwaarden van het contract waarbij het financiële instrument in het leven wordt geroepen, zijn duidelijk en ondubbelzinnig en maken het tevens mogelijk om een correlatie te maken tussen de prijs van het financiële instrument en de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde; |
|
b) |
de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde is betrouwbaar en beschikbaar voor het publiek; |
|
c) |
voor het publiek is voldoende informatie beschikbaar die het mogelijk maakt de waarde van het derivaat te bepalen; |
|
d) |
de regelingen voor de bepaling van de afwikkelingsprijs van het contract zijn van dien aard dat deze prijs de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde op adequate wijze weerspiegelt; |
|
e) |
voor de gevallen waarin de afwikkeling van het derivaat moet of kan geschieden door middel van de levering van een onderliggend effect of van een onderliggende waarde in plaats van in contanten, bestaan er adequate regelingen om de marktdeelnemers in staat te stellen relevante informatie over de betrokken onderliggende waarde te verkrijgen, en zijn er ook adequate afwikkelings- en leveringsprocedures voor de onderliggende waarde voorhanden. |
2. Lid 1, onder b), van dit artikel is niet op financiële instrumenten als bedoeld in de punten 5, 6, 7 en 10 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU van toepassing indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
het contract waarbij het instrument in kwestie in het leven wordt geroepen, biedt de mogelijkheid om de markt in te lichten over, dan wel in staat te stellen zich een oordeel te vormen van de prijs of een andere waardemaatstaf van de onderliggende waarde wanneer deze prijs of waardemaatstaf niet anderszins beschikbaar is voor het publiek; |
|
b) |
de gereglementeerde markt zorgt ervoor dat er passende regelingen bestaan om toezicht uit te oefenen op de handel in en de afwikkeling van dergelijke financiële instrumenten; |
|
c) |
de gereglementeerde markt zorgt ervoor dat afwikkeling en levering, ongeacht of het daarbij om materiële levering dan wel om afwikkeling in contanten gaat, kunnen worden verricht in overeenstemming met de contractvoorwaarden van de betrokken financiële instrumenten. |
Artikel 6
Emissierechten
Een emissierecht als bedoeld in punt 11 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU waarvan is vastgesteld dat dit in overeenstemming is met de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG is zonder verdere vereisten toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt.
Artikel 7
Verificatie van de verplichtingen van de emittent
1. Gereglementeerde markten belasten zich met het vaststellen en publiceren op hun website van procedures om na te gaan of een emittent van een effect zijn verplichtingen op grond van het recht van de Unie naleeft.
2. Gereglementeerde markten zorgen ervoor dat naleving van de verplichtingen als bedoeld in lid 1 daadwerkelijk wordt gecontroleerd overeenkomstig de aard van de te toetsen verplichting rekening houdend met de toezichtstaken die door de relevante bevoegde autoriteiten worden verricht.
3. Gereglementeerde markten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde procedures beschrijven:
|
a) |
de processen die de gereglementeerde markten gebruiken voor het bereiken van het resultaat als vermeld in punt 1; |
|
b) |
hoe een emittent het best kan aantonen dat hij de in lid 1 bedoelde verplichtingen voor de gereglementeerde markt naleeft. |
4. Gereglementeerde markten zorgen ervoor dat een emittent, na toelating tot de handel van het effect van die emittent en op verzoek van de emittent, in kennis wordt gesteld van de in lid 1 bedoelde verplichtingen.
Artikel 8
Vergemakkelijken van toegang tot informatie
Gereglementeerde markten beschikken over regelingen die gemakkelijk toegankelijk zijn, kosteloos zijn en op hun website zijn gepubliceerd om de toegang van hun leden of deelnemers tot overeenkomstig het recht van de Unie openbaar gemaakte informatie te vergemakkelijken.
Artikel 9
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf de datum die voorkomt in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).
(3) Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd (PB L 184 van 6.7.2001, blz. 1).
(4) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(5) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(6) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
(7) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
(8) Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
(9) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(10) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/122 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/569 VAN DE COMMISSIE
van 24 mei 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de opschorting van de handel in financiële instrumenten en de uitsluiting van financiële instrumenten van de handel
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 32, lid 2, tiende alinea, en artikel 52, lid 2, tiende alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Opschorting van de handel in een financieel instrument of uitsluiting van een financieel instrument van de handel zal in sommige gevallen niet mogelijk zijn, tenzij de handel in een derivaat van een in deel C, punten 4 tot en met 10, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU bedoeld type dat verband houdt met of verwijst naar dat financiële instrument, ook wordt opgeschort, of dit derivaat ook van de handel wordt uitgesloten. |
|
(2) |
Bij het bepalen van gevallen waarin de koppeling zo sterk is dat de handel in gerelateerde derivaten moet worden opgeschort of dat dergelijke derivaten van de handel moeten worden uitgesloten, moet rekening worden gehouden met de sterkte van de koppeling tussen het derivaat en het financiële instrument waarin de handel is opgeschort of dat van de handel is uitgesloten. In dit verband moet een onderscheid worden gemaakt tussen, enerzijds, een derivaat waarvan de prijs of waarde afhangt van de koers of de waarde van één enkel onderliggend financieel instrument, en, anderzijds, derivaten waarvan de prijs of waarde afhangt van meerdere prijsbepalende factoren, zoals derivaten die met een index of een mand van financiële instrumenten verband houden. |
|
(3) |
Het onvermogen om gerelateerde derivaten correct te waarderen, met een wanordelijke markt tot gevolg, wordt het grootst geacht voor derivaten die verband houden met of verwijzen naar slechts één enkel financieel instrument. Wanneer het derivaat verband houdt met of verwijst naar een mand van financiële instrumenten of een index waarvan het opgeschorte financiële instrument slechts een onderdeel vormt, zouden marktdeelnemers beter in staat zijn de correcte prijs te bepalen. In het licht van de algemene doelstelling van de opschorting of uitsluiting moeten de kenmerken van de koppeling tussen het derivaat en het onderliggende instrument derhalve in aanmerking worden genomen. |
|
(4) |
Er moet worden bedacht dat een marktexploitant voor een billijke, ordelijke en efficiënte handel op zijn markt dient te zorgen. In gevallen die buiten de werkingssfeer van deze verordening vallen, zal een marktexploitant moeten beoordelen of de opschorting van de handel in het onderliggende financiële instrument of de uitsluiting van het onderliggende financiële instrument van de handel de billijke en ordelijke handel in het derivaat op zijn handelsplatform ondermijnt, wat inhoudt dat hij ook passende maatregelen zal moeten treffen, zoals het op eigen initiatief opschorten van de handel in of uitsluiten van de handel van gerelateerde derivaten. |
|
(5) |
Artikel 32, lid 2, en artikel 52, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU moeten consequent op verschillende soorten handelsplatformen worden toegepast. Deze bepalingen hangen nauw met elkaar samen, aangezien ze de opschortingen en uitsluitingen op verschillende soorten handelsplatformen specificeren. Ter wille van een consistente toepassing van deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om belanghebbenden, en met name diegenen voor wie deze verplichtingen gelden, een volledig beeld van deze bepalingen te bieden, is het noodzakelijk de krachtens artikel 32, lid 2, en artikel 52, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU ontwikkelde technische reguleringsnormen in één enkele verordening te consolideren. |
|
(6) |
Ter wille van de coherentie en om de goede werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de bepalingen in deze verordening en de desbetreffende nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(7) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(8) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Koppeling tussen een derivaat dat verband houdt met of verwijst naar een financieel instrument waarin de handel is opgeschort of dat van de handel is uitgesloten en het oorspronkelijke financiële instrument
Een exploitant van een gereglementeerde markt en een beleggingsonderneming of exploitant van een multilaterale handelsfaciliteit (MTF, Multilateral Trading Facility) of een georganiseerde handelsfaciliteit (OTF, Organised Trading Facility) schort de handel in een in deel C, punten 4 tot en met 10, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU bedoeld derivaat op of sluit het derivaat van de handel uit, wanneer dat derivaat verband houdt met of verwijst naar slechts één enkel financieel instrument, en wanneer de handel in dat financiële instrument is opgeschort of het van de handel is uitgesloten.
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 mei 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/124 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/570 VAN DE COMMISSIE
van 26 mei 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten met technische reguleringsnormen die bepalen welke markten van essentieel belang voor de liquiditeit zijn in het kader van kennisgevingen van een tijdelijk stilleggen van de handel
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 48, lid 12, onder e),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Er moet worden verduidelijkt welke gereglementeerde markten van essentieel belang voor de liquiditeit van elk type financieel instrument moeten worden geacht en dus moeten beschikken over adequate systemen en procedures die ervoor zorgen dat bevoegde autoriteiten in kennis worden gesteld van het tijdelijk stilleggen van de handel. |
|
(2) |
Omdat het vereiste inzake het stilleggen van de handel op grond van Richtlijn 2014/65/EU ook voor multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten geldt, moet ervoor worden gezorgd dat financiële instrumenten die op die platformen worden verhandeld, ook onder deze technische reguleringsnormen vallen. |
|
(3) |
Er moet worden gezorgd voor een evenredige toepassing van het kennisgevingsvereiste. Na in kennis te zijn gesteld van een tijdelijk stilleggen van de handel, is de bevoegde autoriteit verplicht te boordelen of die kennisgeving naar de rest van de markt moet worden verspreid, en zo nodig een respons voor de hele markt te coördineren. Om de administratieve druk op handelsplatformen te beperken, moet de kennisgevingsverplichting alleen gelden voor de handelsplatformen waar de kans op een marktbrede impact bij het stilleggen van de handel het grootst is. |
|
(4) |
Voor financiële eigenvermogensinstrumenten en daarop lijkende instrumenten moet de markt die van essentieel belang is voor de liquiditeit, het handelsplatform met de hoogste omzet in het betrokken financiële instrument in de Unie zijn omdat bij dit handelsplatform de kans op een marktbrede impact bij het stilleggen van de handel het grootst is. |
|
(5) |
Voor financiële niet-eigenvermogensinstrumenten moet de markt die van essentieel belang is voor de liquiditeit, de gereglementeerde markt zijn waarop het betrokken financiële instrument voor het eerst tot de handel is toegelaten. Indien het financiële niet-eigenvermogensinstrument niet tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten, moet de markt die van essentieel belang is voor de liquiditeit, het handelsplatform zijn waarop het voor het eerst is verhandeld. Aldus wordt zekerheid geschapen voor een scala van complexe financiële instrumenten omdat een eenvoudig referentiepunt wordt vastgesteld naar het handelsplatform waarop gebeurtenissen belangrijke liquiditeitsgevolgen hebben voor andere markten waarop hetzelfde financiële instrument wordt verhandeld, juist omdat dat handelsplatform goed is voor een significant deel van de in dat instrument uitgevoerde volumes. |
|
(6) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(7) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, die bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Markt die van essentieel belang is voor de liquiditeit
Voor de toepassing van artikel 48, lid 5, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU worden de volgende markten van essentieel belang geacht voor de liquiditeit:
|
a) |
voor aandelen, representatieve certificaten (depositary receipts), beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten: het handelsplatform dat de meest relevante markt in termen van liquiditeit voor het instrument is als omschreven in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie (3), |
|
b) |
voor andere dan de onder a) bedoelde financiële instrumenten die tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten: de gereglementeerde markt waarop het financiële instrument voor het eerst tot de handel is toegelaten, |
|
c) |
voor andere dan de onder a) bedoelde financiële instrumenten die niet tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten: het handelsplatform waarop het financiële instrument voor het eerst is verhandeld. |
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van de eerste, in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde datum.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 26 mei 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (zie bladzijde 387 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/126 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/571 VAN DE COMMISSIE
van 2 juni 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunningverlening aan, organisatorische vereisten voor en publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 61, lid 4, artikel 64, leden 6 en 8, artikel 65, leden 6 en 8, en artikel 66, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU worden drie categorieën entiteiten gerekend tot aanbieders van datarapporteringsdiensten, namelijk goedgekeurde meldingsmechanismen (ARM's, approved reporting mechanisms), goedgekeurde publicatieregelingen (APA's, approved publication arrangements) en verstrekkers van de consolidated tape. Hoewel die entiteiten op verschillende terreinen activiteiten ontplooien, voorziet Richtlijn 2014/65/EU voor al deze entiteiten in eenzelfde vergunningverleningsprocedure. |
|
(2) |
Een entiteit die een vergunning als aanbieder van datarapporteringsdiensten wil verkrijgen, dient een programma van werkzaamheden en een organisatieschema in de vergunningsaanvraag op te nemen. In het organisatieschema moet worden aangegeven wie voor de verschillende activiteiten verantwoordelijk is. Zo kan de bevoegde autoriteit nagaan of de aanbieder van datarapporteringsdiensten over voldoende personeel beschikt en in staat is afdoende toezicht te houden op zijn werkzaamheden. Het organisatieschema moet niet alleen de reikwijdte van de datarapporteringsdiensten verduidelijken, maar ook een beschrijving bevatten van andere diensten die in voorkomend geval door de entiteit worden verleend. Dit laatste kan immers van belang zijn om de aandacht te vestigen op aspecten die de onafhankelijkheid van de aanbieder van datarapporteringsdiensten in gevaar kunnen brengen en die tot belangenconflicten aanleiding kunnen geven. Elke entiteit die een vergunning als aanbieder van datarapporteringsdiensten aanvraagt, moet tevens informatie verstrekken over de samenstelling, werking en onafhankelijkheid van haar bestuursorganen. Hiermee kunnen de bevoegde autoriteiten zich ervan vergewissen of de gedragslijnen, procedures en corporate-governancestructuur de onafhankelijkheid van de aanbieder van datarapporteringsdiensten en de voorkoming van belangenconflicten waarborgen. |
|
(3) |
Er kunnen zich belangenconflicten voordoen wanneer cliënten op aanbieders van datarapporteringsdiensten een beroep doen om hun wettelijke verplichtingen na te komen, of wanneer andere entiteiten gegevens bij aanbieders van datarapporteringsdiensten kopen. Dit kan met name het geval zijn wanneer de aanbieder van datarapporteringsdiensten ook andere activiteiten verricht, bijvoorbeeld als marktexploitant, beleggingsonderneming of transactieregister. Indien belangenconflicten niet worden aangepakt, kan een situatie ontstaan waarin de aanbieder van datarapporteringsdiensten een motief heeft om de publicatie of toezending van gegevens uit te stellen, dan wel om transacties uit te voeren op basis van de vertrouwelijke informatie die hij heeft ontvangen. De aanbieder van datarapporteringsdiensten dient bijgevolg een alomvattende benadering te hanteren voor het onderkennen, voorkomen en beheersen van bestaande en potentiële belangenconflicten. In het kader van deze benadering moet onder meer een overzicht van de belangenconflicten worden opgesteld en moeten tevens passende gedragslijnen en procedures worden gevolgd om deze conflicten te beheersen. Bovendien moeten, waar nodig, bedrijfsfuncties en personeel worden gescheiden teneinde de stroom van gevoelige informatie tussen verschillende bedrijfsterreinen van de aanbieder van datarapporteringsdiensten te beperken. |
|
(4) |
Alle leden van het leidinggevend orgaan van een aanbieder van datarapporteringsdiensten moeten als voldoende betrouwbaar bekendstaan en over voldoende kennis, vaardigheden en ervaring beschikken, daar deze personen niet alleen een belangrijke rol spelen bij het waarborgen dat de aanbieder van datarapporteringsdiensten zijn wettelijke verplichtingen nakomt, maar ook aan diens bedrijfsstrategie bijdragen. Daarom is het van belang dat de aanbieder van datarapporteringsdiensten aantoont dat er een deugdelijke procedure is ingesteld om de leden van het leidinggevend orgaan te benoemen en hun prestaties te beoordelen, en dat er ook in duidelijke rapportagelijnen naar en periodieke rapportage aan het leidinggevend orgaan is voorzien. |
|
(5) |
De uitbesteding van activiteiten, en in het bijzonder van kritieke functies, kan in een wezenlijke wijziging van de voorwaarden voor de vergunningverlening aan een aanbieder van datarapporteringsdiensten resulteren. Om te voorkomen dat de uitbesteding van activiteiten afbreuk doet aan het vermogen van de aanbieder van datarapporteringsdiensten om aan zijn verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU te voldoen, dan wel tot belangenconflicten aanleiding geeft, moet de aanbieder van datarapporteringsdiensten kunnen aantonen dat hij over voldoende toezicht- en controlecapaciteit ten aanzien van deze activiteiten beschikt. |
|
(6) |
De door een aanbieder van datarapporteringsdiensten gebruikte IT-systemen moeten naar behoren zijn afgestemd op de verschillende soorten activiteiten die deze entiteiten kunnen verrichten, zoals de publicatie van transactieverslagen, de toezending van transactiemeldingen of de verstrekking van een consolidated tape. Voorts moeten deze IT-systemen voldoende solide zijn om de continuïteit en regelmatigheid bij het verlenen van die diensten te waarborgen. Daartoe moet er onder meer voor worden gezorgd dat de IT-systemen van de aanbieder van datarapporteringsdiensten schommelingen in de hoeveelheid te verwerken gegevens kunnen opvangen. Dergelijke schommelingen, en met name een onverwachte toename van de datastroom, kunnen een negatieve invloed hebben op de doeltreffendheid van de systemen van de aanbieder van datarapporteringsdiensten, en bijgevolg afbreuk doen aan zijn vermogen om binnen de gestelde termijnen volledige en accurate informatie te publiceren of te melden. Met het oog hierop moet de aanbieder van datarapporteringsdiensten zijn systemen periodiek testen om zich ervan te verzekeren dat ze niet alleen solide genoeg zijn om wijzigingen in bedrijfsomstandigheden op te vangen, maar ook in voldoende mate opschaalbaar zijn. |
|
(7) |
De aanbieder van datarapporteringsdiensten moet over voldoende back-upvoorzieningen en -regelingen beschikken om de dienstverlening in stand te houden, zelfs bij verstorende incidenten. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten moet voor kritieke functies een maximaal aanvaardbare hersteltijd vastleggen die bij verstorende incidenten wordt toegepast teneinde de uiterste termijnen voor de melding en bekendmaking van informatie na te leven. |
|
(8) |
Om zich ervan te verzekeren dat hij in staat is zijn diensten aan te bieden, moet de aanbieder van datarapporteringsdiensten onderzoeken welke taken en activiteiten van kritiek belang zijn voor de dienstverlening. Voorts moet hij een analyse uitvoeren van mogelijke scenario's die tot een verstorend incident aanleiding kunnen geven, met aandacht voor maatregelen om dergelijke situaties te voorkomen en te beheersen. |
|
(9) |
Bij een verstoring van de dienstverlening dient een aanbieder van datarapporteringsdiensten niet alleen de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst en eventuele andere betrokken bevoegde autoriteiten hiervan in kennis te stellen, maar ook cliënten en het publiek. Een dergelijke verstoring kan deze partijen immers beletten hun eigen wettelijk verplichtingen na te komen, zoals de plicht om transactiemeldingen door te zenden naar andere bevoegde autoriteiten of om de bijzonderheden van uitgevoerde transacties openbaar te maken. Die kennisgeving moet deze partijen in staat stellen alternatieve regelingen te treffen om aan hun verplichtingen te voldoen. |
|
(10) |
De updating van IT-systemen kan gevolgen hebben voor de doeltreffendheid en deugdelijkheid van de systemen die worden gebruikt om datadiensten te verlenen. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten moet ervoor zorgen dat de werking van zijn IT-systeem hem te allen tijde in staat stelt zijn wettelijke verplichtingen na te komen, en dient meer in het bijzonder te beschikken over een deugdelijk beveiligingsmechanisme om de beveiliging van de middelen voor informatieoverdracht te garanderen, het risico op datacorruptie tot een minimum te beperken en te voorkomen dat informatie uitlekt vóór de bekendmaking ervan. Om dit te bewerkstelligen, dient hij gebruik te maken van duidelijk afgebakende ontwikkelings- en testmethoden. Het gebruik van die methoden dient te waarborgen dat in de systemen verankerde controlemechanismen met betrekking tot naleving en risicobeheersing functioneren zoals bedoeld, en dat het systeem in alle omstandigheden doeltreffend kan blijven functioneren. Indien een aanbieder van datarapporteringsdiensten het systeem ingrijpend wijzigt, dient hij de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst en in voorkomend geval andere bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen, zodat zij kunnen nagaan of de aanpassing gevolgen heeft voor hun eigen systemen en zich ervan kunnen vergewissen dat nog steeds is voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergunning is verleend. |
|
(11) |
Indien transactieverslagen voortijdig openbaar worden gemaakt of indien transactiemeldingen op ongeoorloofde wijze bekend worden gemaakt, kan dit indicaties over handelsstrategieën geven of gevoelige informatie aan het licht brengen, zoals de identiteit van cliënten van de aanbieder van datarapporteringsdiensten. Daarom moet de aanbieder van datarapporteringsdiensten niet alleen zorgen voor fysieke controlemechanismen, zoals afgesloten ruimten, maar ook voor elektronische controlemechanismen, zoals firewalls en wachtwoorden, om te garanderen dat de gegevens uitsluitend toegankelijk zijn voor daartoe gemachtigd personeel. |
|
(12) |
Schendingen van de fysieke of elektronische beveiliging van een aanbieder van datarapporteringsdiensten kunnen de vertrouwelijkheid van cliëntgegevens in gevaar brengen. Bij een dergelijke schending moet een aanbieder van datarapporteringsdiensten bijgevolg de betrokken bevoegde autoriteit en iedere daardoor getroffen cliënt terstond in kennis stellen. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst moet in kennis worden gesteld opdat zij haar bevoegdheden inzake doorlopend toezicht kan uitoefenen om na te gaan of de aanbieder van datarapporteringsdiensten naar behoren deugdelijke beveiligingsmechanismen handhaaft om de beveiliging van de informatie te garanderen en om het risico op datacorruptie en ongeoorloofde toegang tot een minimum te beperken. Ook andere bevoegde autoriteiten die technisch in verbinding staan met de aanbieder van datarapporteringsdiensten moeten in kennis worden gesteld. Zij kunnen immers ook nadelige gevolgen ondervinden van een schending van de beveiliging, in het bijzonder wanneer die betrekking heeft op de middelen die worden gebruikt voor de informatieoverdracht tussen de aanbieder van datarapporteringsdiensten en de bevoegde autoriteit. |
|
(13) |
Een beleggingsonderneming die verplicht is om uitgevoerde transacties te melden (hierna de „melder” genoemd), mag ervoor kiezen een beroep te doen op een derde (hierna „doorzendende partij” genoemd) om namens haar transactiemeldingen in te dienen bij een ARM. Vanwege haar rol heeft de doorzendende partij toegang tot de vertrouwelijke informatie die zij doorzendt. Niettemin mag het de doorzendende partij niet worden toegestaan toegang te krijgen tot andere gegevens over de melder of over de transacties van de melder welke door het ARM worden bijgehouden. Deze gegevens kunnen betrekking hebben op transactiemeldingen die de melder zelf aan het ARM, dan wel aan een andere doorzendende partij heeft toegezonden voor doorgifte aan het ARM. De doorzendende partij mag geen toegang hebben tot deze gegevens omdat die vertrouwelijke informatie kunnen bevatten, zoals de identiteit van cliënten van de melder. |
|
(14) |
Een aanbieder van datarapporteringsdiensten moet erop toezien dat de gepubliceerde of toegezonden gegevens juist en volledig zijn, en moet voorzien in mechanismen voor het opsporen van door hemzelf of door de cliënt veroorzaakte fouten of omissies. Bij een ARM kan dit onder meer inhouden dat aansluitingscontroles worden uitgevoerd tussen een steekproef van gegevens die een beleggingsonderneming aan het ARM heeft toegezonden of die het ARM namens de beleggingsonderneming heeft gegenereerd, en de desbetreffende door de bevoegde autoriteit verstrekte gegevens. De frequentie en omvang van die aansluitingscontroles moeten in verhouding staan tot de hoeveelheid door het ARM verwerkte gegevens en afgestemd zijn op de mate waarin het ARM op basis van cliëntgegevens transactiemeldingen ontwikkelt, dan wel door cliënten ingevulde transactiemeldingen doorgeeft. Met het oog op een tijdige transactiemelding zonder fouten of omissies dient een ARM doorlopend toezicht uit te oefenen op de prestaties van zijn systemen. |
|
(15) |
Indien een ARM zelf een fout of omissie veroorzaakt, moet het de desbetreffende informatie onverwijld corrigeren. Tevens moet het ARM de fout of omissie ter kennis brengen van de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst, alsook van elke bevoegde autoriteit waaraan het transactiemeldingen toezendt, omdat deze autoriteiten belang hebben bij de kwaliteit van de gegevens die zij ontvangen. Het ARM moet eveneens zijn cliënt in kennis stellen van de fout of omissie, en hem geactualiseerde informatie verstrekken, zodat de cliënt zijn interne gegevens kan aanpassen aan de informatie die het ARM namens hem aan de bevoegde autoriteit heeft toegezonden. |
|
(16) |
APA's en verstrekkers van de consolidated tape moeten de informatie die zij van een gegevensverstrekkende entiteit ontvangen, kunnen verwijderen en wijzigen indien de rapporterende entiteit wegens uitzonderlijke omstandigheden technische moeilijkheden ondervindt en de informatie niet zelf kan verwijderen of wijzigen. APA's en verstrekkers van de consolidated tape dragen echter geen enkele andere verantwoordelijkheid voor het corrigeren van informatie in gepubliceerde transactiemeldingen indien de fout of omissie door toedoen van de gegevensverstrekkende entiteit is veroorzaakt. De reden hiervoor is dat APA's en verstrekkers van de consolidated tape geen partij zijn bij de uitgevoerde transactie en bijgevolg niet met zekerheid kunnen weten of bij een vermeende fout of omissie daadwerkelijk van een onjuistheid sprake is. |
|
(17) |
Ter bevordering van een betrouwbare communicatie tussen een APA en de beleggingsonderneming die een transactie meldt, moet een APA, in het bijzonder bij annuleringen en wijzigingen van specifieke transacties, in de transactiebevestigingsberichten voor de beleggingsonderneming die de melding verricht, de transactie-identificatiecode opnemen die de APA bij het openbaar maken van de informatie heeft toegekend. |
|
(18) |
Om aan zijn rapportageverplichting op grond van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) te voldoen, moet een ARM ervoor zorgen dat de informatiestroom van en naar een bevoegde autoriteit vlot verloopt, en tevens voorzien in de mogelijkheid om meldingen door te zenden en geweigerde meldingen te behandelen. Bijgevolg moet het ARM kunnen aantonen dat het kan voldoen aan de technische specificaties die de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld met betrekking tot de verbinding tussen het ARM en de bevoegde autoriteit. |
|
(19) |
Een aanbieder van datarapporteringsdiensten moet de door hem verwerkte gegevens over transactiemeldingen en -verslagen lang genoeg bewaren, zodat de bevoegde autoriteiten informatie uit het verleden gemakkelijk kunnen opvragen. APA's en verstrekkers van de consolidated tape moeten er in het bijzonder voor zorgen dat de nodige organisatorische regelingen worden ingesteld om de gegevens ten minste gedurende de in Verordening (EU) nr. 600/2014 aangegeven periode bij te houden, en dat zij in staat zijn gehoor te geven aan elk verzoek om de bij deze verordening geregelde diensten te verlenen. |
|
(20) |
Deze verordening voorziet in enkele aanvullende diensten die een verstrekker van de consolidated tape kan verlenen om de markt efficiënter te maken. In het licht van mogelijke marktontwikkelingen wordt het evenwel niet dienstig geacht een limitatieve opsomming te geven van de aanvullende diensten die een verstrekker van de consolidated tape kan verlenen. Daarom moet een verstrekker van de consolidated tape extra diensten kunnen verlenen die verder gaan dan de uitdrukkelijk in deze verordening genoemde aanvullende diensten, mits deze andere diensten de onafhankelijkheid van de verstrekker van de consolidated tape evenwel niet in het gedrang brengen en evenmin afbreuk doen aan de kwaliteit van de consolidated tape. |
|
(21) |
Om de door APA's en verstrekkers van de consolidated tape openbaar gemaakte informatie op efficiënte wijze te verspreiden en ervoor te zorgen dat deze informatie gemakkelijk toegankelijk en bruikbaar is voor marktdeelnemers, moet zij in een machineleesbaar formaat worden gepubliceerd via betrouwbare communicatiekanalen die een automatische toegang tot de gegevens mogelijk maken. Websites hebben op dit ogenblik niet altijd een architectuur die solide genoeg is, voldoende opschalingsmogelijkheden biedt en een eenvoudige automatische toegang tot de gegevens mogelijk maakt. Het is echter aannemelijk dat deze technologische beperkingen in de toekomst uit de weg zullen worden geruimd. Daarom dient er geen specifieke technologie te worden voorgeschreven, maar moeten veeleer criteria worden vastgesteld waaraan de te gebruiken technologie moet beantwoorden. |
|
(22) |
Wat eigenvermogensinstrumenten en vergelijkbare instrumenten betreft, staat Verordening (EU) nr. 600/2014 er niet aan in de weg dat beleggingsondernemingen hun transacties via meer dan één APA openbaar maken. Er moet echter worden voorzien in een specifieke regeling waarmee betrokken partijen die transactiegegevens van diverse APA's, en met name van verstrekkers van de consolidated tape, consolideren, dergelijke dubbel gepubliceerde transacties kunnen onderkennen. Anders bestaat het gevaar dat dezelfde informatie meermaals wordt geconsolideerd en herhaaldelijk wordt gepubliceerd door de verstrekkers van de consolidated tape. Dit zou nadelige gevolgen hebben voor de kwaliteit van de consolidated tape en tevens afbreuk doen aan het nut ervan. |
|
(23) |
Bij de publicatie van door beleggingsondernemingen gemelde transacties moeten APA's derhalve een veld „REPRINT” (kopie) opnemen om aan te geven dat het om een duplicaat gaat. Met het oog op de toepassing van een technologieneutrale benadering moet een APA over verschillende mogelijkheden beschikken om duplicaten te identificeren. |
|
(24) |
Om te waarborgen dat elke transactie slechts eenmaal in de consolidated tape wordt opgenomen en zodoende de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie te verhogen, mogen verstrekkers van de consolidated tape geen informatie publiceren over een door een APA gepubliceerde transactie die als duplicaat is aangemerkt. |
|
(25) |
APA's moeten informatie over transacties publiceren, met inbegrip van de toepasselijke tijdsaanduidingen, zoals het tijdstip waarop transacties zijn uitgevoerd en gemeld. Bovendien moet de gedetailleerdheid van de tijdsaanduidingen afgestemd zijn op de aard van het handelssysteem waarop de transactie werd uitgevoerd. Voor de publicatie van informatie over transacties die via elektronische handelssystemen worden uitgevoerd, wordt een hogere mate van gedetailleerdheid verlangd dan voor de publicatie van transacties die via niet-elektronische systemen worden uitgevoerd. |
|
(26) |
Verstrekkers van de consolidated tape kunnen zowel informatie over eigenvermogensinstrumenten als over andere dan eigenvermogensinstrumenten publiceren. Gezien de uiteenlopende voorschriften die gelden voor de exploitatie van dergelijke transactiemeldingsregelingen, en in het bijzonder het veel bredere scala aan andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten dat wordt bestreken, en de uitgestelde toepassing van de bepalingen in Richtlijn 2014/65/EU met betrekking tot geconsolideerde transactiemeldingsregelingen voor andere dan eigenvermogensinstrumenten, specificeert deze verordening uitsluitend de reikwijdte van de informatie over eigenvermogensinstrumenten welke door verstrekkers van de consolidated tape wordt geconsolideerd. |
|
(27) |
De bepalingen in deze verordening houden nauw verband met elkaar, aangezien zij betrekking hebben op de vergunningverlening aan, de organisatorische vereisten voor en de publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de belanghebbenden, en in het bijzonder de personen voor wie deze verplichtingen gelden, een volledig beeld van deze bepalingen te bieden, is het wenselijk deze technische reguleringsnormen in een enkele verordening samen te brengen. |
|
(28) |
Deze verordening specificeert de voorschriften inzake gegevenspublicatie die van toepassing zijn op APA's en verstrekkers van de consolidated tape. Om te zorgen voor meer consistentie in de praktijken betreffende de publicatie van transactiegegevens via handelsplatformen, APA's en verstrekkers van de consolidated tape, en tevens de consolidatie van gegevens door verstrekkers van de consolidated tape te faciliteren, moet deze verordening worden toegepast in samenhang met Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2017/587 (3) en (EU) 2017/583 (4) van de Commissie, waarin nadere vereisten zijn vastgesteld die gelden voor de publicatie van transactiegegevens. |
|
(29) |
Ter wille van de consistentie en met het oog op een soepele werking van de financiële markten is het noodzakelijk dat de in deze verordening neergelegde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. Artikel 65, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU is van toepassing met ingang van 3 september van het jaar volgend op het jaar van de inwerkingtreding van deze verordening. Bijgevolg dienen sommige bepalingen van deze verordening vanaf die latere datum van toepassing te zijn. |
|
(30) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(31) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
VERGUNNINGVERLENING
(Artikel 61, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
Artikel 1
Informatieverstrekking aan de bevoegde autoriteiten
1. Een aanvrager van een vergunning als aanbieder van datarapporteringsdiensten verstrekt de bevoegde autoriteit de in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde informatie, alsook de informatie met betrekking tot alle organisatorische vereisten als bedoeld in de hoofdstukken II en III.
2. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst onverwijld in kennis van elke wezenlijke wijziging in de informatie die op of na het tijdstip van de vergunningverlening is verstrekt.
Artikel 2
Informatie over de organisatie
1. Een aanvrager van een vergunning als aanbieder van datarapporteringsdiensten voegt bij zijn vergunningsaanvraag een programma van werkzaamheden als bedoeld in artikel 61, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU. Het programma van werkzaamheden bevat de volgende informatie:
|
a) |
informatie over de organisatiestructuur van de aanvrager, met inbegrip van een organisatieschema en een beschrijving van de voor de bedrijfsuitoefening ingezette personele, technische en juridische middelen; |
|
b) |
informatie over de gedragslijnen en procedures inzake naleving van de aanbieder van datarapporteringsdiensten, met inbegrip van:
|
|
c) |
een lijst van alle uitbestede functies en van alle middelen die worden ingezet om toezicht daarop uit te oefenen. |
2. Indien een aanbieder van datarapporteringsdiensten andere dan datarapporteringsdiensten verleent, geeft hij hiervan een beschrijving in het organisatieschema.
Artikel 3
Corporate governance
1. Een aanvrager van een vergunning als aanbieder van datarapporteringsdiensten voegt bij zijn vergunningsaanvraag informatie over de interne gedragslijnen op het gebied van corporate governance en over de procedures die voor het leidinggevend orgaan, de directie en eventuele comités gelden.
2. De in lid 1 bedoelde informatie omvat:
|
a) |
een beschrijving van de procedures voor de selectie, de benoeming, de prestatiebeoordeling en het ontslag van de directie en de leden van het leidinggevend orgaan; |
|
b) |
een beschrijving van de rapportagelijnen naar en de frequentie van de rapportage aan de directie en het leidinggevend orgaan; |
|
c) |
een beschrijving van de gedragslijnen en procedures inzake de toegang tot documenten door leden van het leidinggevend orgaan. |
Artikel 4
Informatie over de leden van het leidinggevend orgaan
1. Een aanvrager van een vergunning als aanbieder van datarapporteringsdiensten voegt bij zijn vergunningsaanvraag de volgende informatie over ieder lid van het leidinggevend orgaan:
|
a) |
naam, geboortedatum en -plaats, persoonlijk nationaal identificatienummer of een soortgelijke wijze van identificatie, adres en contactgegevens; |
|
b) |
de positie waarin de persoon is aangesteld of zal worden aangesteld; |
|
c) |
een curriculum vitae waaruit blijkt dat de persoon over voldoende ervaring en kennis beschikt om zijn verantwoordelijkheden naar behoren te kunnen vervullen; |
|
d) |
het strafregister, met name in de vorm van een officiële kopie of een uittreksel of, indien in de desbetreffende lidstaat geen dergelijk document bestaat, een eigen verklaring van betrouwbaarheid, alsook een verklaring houdende machtiging van de bevoegde autoriteit om een onderzoek in te stellen teneinde na te gaan of het lid voor een strafbaar feit in verband met het verrichten van financiële of datadiensten of in verband met fraude of verduistering is veroordeeld; |
|
e) |
een eigen verklaring van betrouwbaarheid, alsook een verklaring houdende machtiging van de bevoegde autoriteit om een onderzoek in te stellen teneinde na te gaan of het lid:
|
|
f) |
een opgave van de minimale tijdsduur die de persoon moet besteden aan de uitvoering van zijn functie bij de aanbieder van datarapporteringsdiensten; |
|
g) |
een verklaring betreffende eventuele belangenconflicten die kunnen bestaan of optreden bij de vervulling van de taken, en de wijze waarop die belangenconflicten worden aangepakt. |
HOOFDSTUK II
ORGANISATORISCHE VEREISTEN
(Artikel 64, leden 3, 4 en 5, artikel 65, leden 4, 5 en 6, en artikel 66, leden 2, 3 en 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
Artikel 5
Belangenconflicten
1. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten treft en handhaaft doeltreffende bestuursrechtelijke regelingen ter voorkoming van belangenconflicten met cliënten die van zijn diensten gebruikmaken om aan hun wettelijke verplichtingen te voldoen, alsook met andere entiteiten die gegevens bij aanbieders van datarapporteringsdiensten kopen. Deze regelingen voorzien in gedragslijnen en procedures voor het onderkennen, beheersen en bekendmaken van bestaande en potentiële belangenconflicten, en behelzen:
|
a) |
een overzicht van bestaande en potentiële belangenconflicten, met een beschrijving ervan, alsook nadere uitleg over de onderkenning, voorkoming, beheersing en bekendmaking ervan; |
|
b) |
de scheiding van taken en bedrijfsfuncties binnen de aanbieder van datarapporteringsdiensten, met inbegrip van:
|
|
c) |
een beschrijving van het vergoedingenbeleid voor het bepalen van de vergoedingen die worden aangerekend door de aanbieder van datarapporteringsdiensten en door ondernemingen waarmee hij nauwe banden heeft; |
|
d) |
een beschrijving van het beloningsbeleid voor de leden van het leidinggevend orgaan en de directie; |
|
e) |
de voorschriften betreffende de aanvaarding van geld, geschenken of gunsten door het personeel van de aanbieder van datarapporteringsdiensten en door de leden van zijn leidinggevend orgaan. |
2. Het overzicht van belangenconflicten als bedoeld in lid 1, onder a), omvat belangenconflicten die zich voordoen in situaties waarin de aanbieder van datarapporteringsdiensten:
|
a) |
financieel gewin kan behalen of een financieel verlies kan vermijden ten koste van een cliënt; |
|
b) |
een belang kan hebben bij het resultaat van een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst, dat verschilt van het belang van de cliënt bij dit resultaat; |
|
c) |
een financiële of andere drijfveer kan hebben om zijn eigen belang of het belang van een andere cliënt of groep cliënten te laten primeren op het belang van de cliënt voor wie de dienst wordt verricht; |
|
d) |
van een andere persoon dan de cliënt voor een ten behoeve van de cliënt verrichte dienst een inducement in de vorm van geld, goederen of diensten ontvangt of kan ontvangen dat verschilt van de gebruikelijke provisie of vergoeding voor deze dienst. |
Artikel 6
Organisatorische vereisten betreffende uitbesteding
1. Indien een aanbieder van datarapporteringsdiensten activiteiten voor zijn rekening laat uitvoeren door derden, met inbegrip van ondernemingen waarmee hij nauwe banden heeft, zorgt hij ervoor dat de derde dienstverlener de nodige bekwaamheid en capaciteit bezit om die activiteiten op betrouwbare en professionele wijze uit te voeren.
2. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten preciseert welke activiteiten worden uitbesteed en hoeveel personele en technische middelen nodig zijn om die uitbestede activiteiten uit te voeren.
3. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten die activiteiten uitbesteedt, draagt er zorg voor dat dit niet ten koste gaat van zijn bekwaamheid of vermogen om leidinggevende of directiefuncties uit te voeren.
4. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten blijft verantwoordelijk voor elke uitbestede activiteit en neemt organisatorische maatregelen om:
|
a) |
te kunnen nagaan of de derde dienstverlener de uitbestede activiteiten doeltreffend en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen uitvoert en vastgestelde tekortkomingen op adequate wijze aanpakt; |
|
b) |
risico's met betrekking tot uitbestede activiteiten te kunnen onderkennen en naar behoren periodiek te kunnen monitoren; |
|
c) |
adequate controleprocedures met betrekking tot uitbestede activiteiten in te stellen, met inbegrip van een effectief toezicht op de activiteiten en op de daaraan verbonden risico's binnen de aanbieder van datarapporteringsdiensten; |
|
d) |
de bedrijfscontinuïteit van uitbestede activiteiten op adequate wijze te waarborgen. |
Voor de toepassing van punt d) wint de aanbieder van datarapporteringsdiensten informatie in over de bedrijfscontinuïteitsregelingen van de derde dienstverlener, beoordeelt hij de kwaliteit daarvan en vraagt hij om, waar nodig, verbeteringen aan te brengen.
5. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten zorgt ervoor dat de derde dienstverlener in het kader van de uitbestede activiteiten met de bevoegde autoriteit van de aanbieder van datarapporteringsdiensten samenwerkt.
6. Indien een aanbieder van datarapporteringsdiensten een kritieke functie uitbesteedt, brengt hij de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst op de hoogte van:
|
a) |
de identificatie van de derde dienstverlener; |
|
b) |
de organisatorische maatregelen en gedragslijnen inzake de uitbesteding en de daaraan verbonden risico's als bedoeld in lid 4; |
|
c) |
interne of externe verslagen over de uitbestede activiteiten. |
Een functie wordt als een kritieke functie in de zin van de aanhef van lid 6 aangemerkt indien een gebrekkige of tekortschietende uitvoering ervan wezenlijke nadelige gevolgen zou hebben voor de voortdurende inachtneming door de aanbieder van datarapporteringsdiensten van de vergunningsvoorwaarden en -verplichtingen of andere verplichtingen waaraan hij uit hoofde van Richtlijn 2014/65/EU onderworpen is.
Artikel 7
Bedrijfscontinuïteit en back-upvoorzieningen
1. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten maakt gebruik van geschikte systemen en voorzieningen die voldoende solide zijn om de continuïteit en regelmatigheid bij het verlenen van de in Richtlijn 2014/65/EU genoemde diensten te waarborgen.
2. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten voert periodiek en ten minste eenmaal per jaar toetsingen uit ter beoordeling van de technische infrastructuur en de daarmee samenhangende gedragslijnen en procedures, met inbegrip van bedrijfscontinuïteitsregelingen. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten verhelpt elke tekortkoming die bij de toetsing aan het licht is gekomen.
3. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten beschikt over doeltreffende bedrijfscontinuïteitsregelingen om verstorende incidenten aan te pakken; deze regelingen behelzen:
|
a) |
het in kaart brengen van bedrijfsprocessen die van kritiek belang zijn voor het verlenen van datarapporteringsdiensten, zoals onder meer escalatieprocedures, relevante uitbestede activiteiten of de afhankelijkheid van externe dienstverleners; |
|
b) |
het treffen van specifieke continuïteitsregelingen die een passend gamma van mogelijke scenario's op korte en middellange termijn bestrijken, waaronder systeemstoringen, natuurrampen, communicatiestoringen, vertrek van personeel op sleutelposities of onbeschikbaarheid van doorgaans gebruikte bedrijfsruimten; |
|
c) |
het zorgen voor redundantie van hardwarecomponenten als failovermechanisme om over te schakelen op back-upinfrastructuur, ook wat netwerkconnectiviteit en communicatiekanalen betreft; |
|
d) |
het maken van reservekopieën van bedrijfskritieke gegevens en het actueel houden van de nodige contactgegevens om niet alleen de interne communicatie, maar ook de communicatie met cliënten in stand te houden; |
|
e) |
het invoeren van procedures om uit te wijken naar een back-uplocatie en van daaruit datarapporteringsdiensten te exploiteren; |
|
f) |
het voor kritieke functies vastleggen van de nagestreefde maximale hersteltijd, die zo kort mogelijk moet blijven en die bij goedgekeurde publicatieregelingen (APA's) en verstrekkers van de consolidated tape in geen geval langer mag zijn dan zes uur, en bij goedgekeurde meldingsmechanismen (ARM's) niet langer mag duren dan tot het einde van de volgende werkdag; |
|
g) |
het opleiden van personeel om met de bedrijfscontinuïteitsregelingen te werken, met aandacht voor de rollen van elke medewerker, inclusief personeel dat belast is met specifieke beveiligingswerkzaamheden en dat klaarstaat om onmiddellijk op elke verstoring van de dienstverlening te reageren. |
4. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten zet een programma op om de bedrijfscontinuïteitsregelingen periodiek te testen, te toetsen en waar nodig aan te passen.
5. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten publiceert op zijn website elke onderbreking van de dienstverlening of verbreking van de verbinding, alsook de tijd die het herstel van een regelmatige dienstverlening naar verwachting in beslag zal nemen, en stelt de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst en zijn cliënten daarvan onverwijld in kennis.
6. Bij ARM's wordt de in lid 5 bedoelde kennisgeving ook gericht aan elke bevoegde autoriteit waarbij het ARM transactiemeldingen indient.
Artikel 8
Tests en capaciteit
1. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten past duidelijk afgebakende ontwikkelings- en testmethoden toe om ervoor te zorgen dat:
|
a) |
de werking van de IT-systemen met zijn wettelijke verplichtingen in overeenstemming is; |
|
b) |
de in IT-systemen verankerde controlemechanismen met betrekking tot naleving en risicobeheersing functioneren zoals bedoeld; |
|
c) |
de IT-systemen te allen tijde doeltreffend kunnen blijven functioneren. |
2. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten maakt eveneens gebruik van de in lid 1 bedoelde methoden vóór en na de updating van de IT-systemen.
3. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst onverwijld in kennis van elke geplande wezenlijke wijziging in het IT-systeem vóór de implementatie ervan.
4. Bij ARM's worden de in lid 3 bedoelde kennisgevingen ook gericht aan elke bevoegde autoriteit waarbij het ARM transactiemeldingen indient.
5. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten stelt een doorlopend programma vast om de ontwikkelings- en testmethoden periodiek te toetsen en waar nodig aan te passen.
6. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten voert periodiek en ten minste eenmaal per jaar stresstests uit. In het kader van de ongunstige scenario's van de stresstest onderzoekt een aanbieder van datarapporteringsdiensten het onverwachte gedrag van kritieke componenten van zijn systemen en communicatielijnen. Stresstests maken duidelijk hoe hardware, software en communicatievoorzieningen op mogelijke dreigingen reageren en geven nauwkeurig aan welke systemen niet tegen de ongunstige scenario's bestand zijn. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten neemt maatregelen om de in die systemen vastgestelde tekortkomingen aan te pakken.
7. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten:
|
a) |
beschikt over voldoende capaciteit om zijn functies zonder onderbrekingen of storingen, inclusief zonder ontbrekende of foutieve gegevens, uit te voeren; |
|
b) |
heeft voldoende opschalingsmogelijkheden om zonder onnodige vertraging het hoofd te bieden aan elke toename van de hoeveelheid te verwerken gegevens en van het aantal toegangsverzoeken van zijn cliënten. |
Artikel 9
Beveiliging
1. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten voorziet in en handhaaft regelingen en procedures voor de fysieke en elektronische beveiliging welke gericht zijn op:
|
a) |
het beschermen van zijn IT-systemen tegen misbruik en ongeoorloofde toegang; |
|
b) |
het tot een minimum beperken van het risico op aanvallen tegen informatiesystemen in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (6); |
|
c) |
het voorkomen van de ongeoorloofde bekendmaking van vertrouwelijke informatie; |
|
d) |
het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de gegevens. |
2. Indien een beleggingsonderneming (hierna „melder” genoemd) een beroep doet op een derde (hierna „doorzendende partij” genoemd) om namens haar informatie toe te zenden aan een ARM, beschikt het ARM over procedures en regelingen om ervoor te zorgen dat de doorzendende partij geen toegang heeft tot enige andere informatie over de melder en evenmin tot informatie die de melder rechtstreeks of via een andere doorzendende partij aan het ARM heeft toegezonden.
3. Een aanbieder van datarapporteringsdiensten treft en handhaaft regelingen en maatregelen om de in lid 1 bedoelde risico's terstond te onderkennen en te beheersen.
4. Van elke schending van de in leden 1, 2 en 3 bedoelde fysieke en elektronische beveiliging wordt door een aanbieder van datarapporteringsdiensten onverwijld kennis gegeven aan:
|
a) |
de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst, onder overlegging van een incidentenverslag met opgave van de aard van het incident, van de maatregelen die zijn getroffen om het incident aan te pakken, en van de initiatieven die zijn genomen om soortgelijke incidenten te voorkomen; |
|
b) |
zijn cliënten die van de schending van de beveiliging negatieve gevolgen hebben ondervonden. |
5. Bij ARM's wordt de in lid 4, onder a), bedoelde kennisgeving ook gericht aan elke andere bevoegde autoriteit waarbij het ARM transactiemeldingen indient.
Artikel 10
Beheer van onvolledige of mogelijk foutieve informatie door APA's en verstrekkers van de consolidated tape
1. APA's en verstrekkers van de consolidated tape treffen en handhaven passende regelingen met het oog op een correcte publicatie van de transactieverslagen die zij ontvangen van beleggingsondernemingen en, in het geval van verstrekkers van de consolidated tape, van handelsplatformen en APA's, zonder zelf fouten in te voeren of informatie weg te laten. Zij corrigeren de informatie indien de fout of omissie door henzelf is veroorzaakt.
2. APA's en verstrekkers van de consolidated tape houden doorlopend en in real time toezicht op de prestaties van hun IT-systemen om te waarborgen dat de ontvangen transactieverslagen met goed gevolg zijn gepubliceerd.
3. APA's en verstrekkers van de consolidated tape voeren periodiek aansluitingscontroles uit tussen de transactieverslagen die zij ontvangen en de transactieverslagen die zij publiceren, om zich ervan te vergewissen dat de informatie juist is gepubliceerd.
4. Een APA bevestigt de ontvangst van een transactieverslag aan de melder, met opgave van de door de APA toegekende transactie-identificatiecode. Een APA verwijst naar de transactie-identificatiecode in elke latere communicatie met de melder met betrekking tot een specifiek transactieverslag.
5. Een APA treft en handhaaft passende regelingen om direct bij ontvangst transactieverslagen op te sporen die onvolledig zijn of die waarschijnlijk foutieve informatie bevatten. Deze regelingen genereren automatische waarschuwingen met betrekking tot prijzen en transactievolumes, rekening houdend met:
|
a) |
de sector en het marktsegment waarin het financiële instrument wordt verhandeld; |
|
b) |
liquiditeitsniveaus, met inbegrip van transactievolumes uit het verleden; |
|
c) |
passende benchmarks voor prijzen en transactievolumes; |
|
d) |
in voorkomend geval, andere parameters met betrekking tot de kenmerken van het financiële instrument. |
6. Indien een APA constateert dat een door haar ontvangen transactieverslag onvolledig is of waarschijnlijk foutieve informatie bevat, publiceert zij het transactieverslag niet en waarschuwt zij onverwijld de beleggingsonderneming die het transactieverslag heeft ingediend.
7. In uitzonderlijke omstandigheden verwijderen en wijzigen APA's en verstrekkers van de consolidated tape informatie in een transactieverslag indien de entiteit die de informatie verstrekt daarom verzoekt omdat technische redenen haar beletten haar eigen informatie te verwijderen of te wijzigen.
8. APA's publiceren niet-discretionaire gedragslijnen met betrekking tot de intrekking en wijziging van informatie in transactieverslagen. Deze gedragslijnen voorzien in sancties die APA's kunnen opleggen aan beleggingsondernemingen die transactieverslagen indienen waarvan de onvolledige of foutieve informatie tot de intrekking of wijziging van transactieverslagen heeft geleid.
Artikel 11
Beheer van onvolledige of mogelijk foutieve informatie door ARM's
1. Een ARM treft en handhaaft passende regelingen om transactiemeldingen op te sporen die onvolledig zijn of die aperte, door cliënten veroorzaakte fouten bevatten. Een ARM toetst de transactiemeldingen aan de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde vereisten met betrekking tot gegevensvelden, vorm en inhoud van de meldingen overeenkomstig tabel 1 in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie (7).
2. Een ARM treft en handhaaft passende regelingen om transactiemeldingen op te sporen die door het ARM zelf veroorzaakte fouten of omissies bevatten, en om die fouten of omissies te corrigeren, onder meer door informatie te verwijderen of te wijzigen. Een ARM valideert de gegevensvelden, vorm en inhoud van de meldingen overeenkomstig tabel 1 in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590.
3. Een ARM houdt doorlopend en in real time toezicht op de prestaties van zijn systemen, en zorgt er daarbij voor dat de ontvangen transactiemeldingen naar behoren ter beschikking worden gesteld aan de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014.
4. Op verzoek van de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst of van de bevoegde autoriteit waarbij het ARM transactiemeldingen indient, voert een ARM periodieke aansluitingscontroles uit tussen de informatie die het ARM van zijn cliënt ontvangt of die het namens de cliënt genereert voor het melden van transacties, en steekproeven van de door de bevoegde autoriteit verstrekte gegevens.
5. Eventuele correcties, met inbegrip van intrekkingen of wijzigingen van transactiemeldingen, die er niet toe strekken door een ARM veroorzaakte fouten of omissies recht te zetten, worden uitsluitend op verzoek van de cliënt en per transactiemelding uitgevoerd. Indien een ARM op verzoek van een cliënt de informatie in een transactiemelding intrekt of wijzigt, bezorgt het de cliënt deze geactualiseerde transactiemelding.
6. Indien een ARM vóór het indienen van de transactiemelding een door de cliënt veroorzaakte fout of omissie vaststelt, dient het ARM deze transactiemelding niet in en brengt het de beleggingsonderneming onverwijld op de hoogte van de bijzonderheden van de fout of omissie, zodat de cliënt de informatie kan corrigeren en opnieuw kan toezenden.
7. Indien een ARM door hemzelf veroorzaakte fouten of omissies detecteert, dient het onverwijld een gecorrigeerde en volledige transactiemelding in.
8. Een ARM stelt de cliënt onverwijld in kennis van de bijzonderheden van de fout of omissie, en bezorgt de cliënt een geactualiseerde transactiemelding. Tevens geeft een ARM onverwijld kennis van de fout of omissie aan de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst en aan de bevoegde autoriteit waarbij het ARM de transactiemelding heeft ingediend.
9. Het vereiste om foutieve transactiemeldingen te corrigeren of in te trekken, dan wel om ontbrekende transacties te melden, geldt niet voor fouten of omissies die teruggaan tot meer dan vijf jaar vóór de datum waarop het ARM deze fouten of omissies heeft vastgesteld.
Artikel 12
Connectiviteit van ARM's
1. Een ARM beschikt over gedragslijnen, regelingen en technische capaciteiten om te voldoen aan de technische specificaties betreffende de indiening van transactiemeldingen die worden voorgeschreven door de bevoegde autoriteit van zijn lidstaat van herkomst of door andere bevoegde autoriteiten waaraan het ARM transactiemeldingen toezendt.
2. Een ARM beschikt over passende gedragslijnen, regelingen en technische capaciteiten om transactiemeldingen van cliënten te ontvangen en om informatie terug te zenden naar cliënten. Het ARM bezorgt de cliënt een afschrift van de transactiemelding die het namens de cliënt bij de bevoegde autoriteit heeft ingediend.
Artikel 13
Andere door verstrekkers van de consolidated tape verleende diensten
1. Een verstrekker van de consolidated tape kan de volgende aanvullende diensten verlenen:
|
a) |
verstrekking van gegevens die met pretransactionele transparantie verband houden; |
|
b) |
verstrekking van historische gegevens; |
|
c) |
verstrekking van referentiegegevens; |
|
d) |
onderzoek; |
|
e) |
verwerking, distributie en verkoop van gegevens en statistieken over financiële instrumenten, handelsplatformen en andere marktgerelateerde gegevens; |
|
f) |
ontwerp, beheer, onderhoud en verkoop van software, hardware en netwerken die met datatransmissie en informatieoverdracht verband houden. |
2. Om de efficiëntie van de markt te verhogen, kan een verstrekker van de consolidated tape andere dan de in lid 1 genoemde diensten verlenen, mits hierdoor geen risico's ontstaan die de kwaliteit van de geconsolideerde transactiemeldingsregeling of de onafhankelijkheid van de verstrekker van de consolidated tape in het gedrang brengen en die niet afdoende kunnen worden voorkomen of beperkt.
HOOFDSTUK III
PUBLICATIEREGELINGEN
(Artikel 64, leden 1 en 2, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
Artikel 14
Machineleesbaarheid
1. APA's en verstrekkers van de consolidated tape publiceren de informatie die op grond van artikel 64, lid 1, en artikel 65, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU openbaar moet worden gemaakt in een machineleesbaar formaat.
2. Verstrekkers van de consolidated tape publiceren de informatie die op grond van artikel 65, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU openbaar moet worden gemaakt in een machineleesbaar formaat.
3. Informatie wordt enkel als in een machineleesbaar formaat gepubliceerde informatie beschouwd indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de informatie heeft een elektronisch formaat dat direct en automatisch leesbaar is voor een computer; |
|
b) |
de informatie is opgeslagen in een passende IT-architectuur die aan artikel 8, lid 7, voldoet en die automatische toegang mogelijk maakt; |
|
c) |
de informatie is deugdelijk genoeg om de continuïteit en regelmatigheid bij het verlenen van de diensten te waarborgen en kan met een adequate toegangssnelheid worden geraadpleegd; |
|
d) |
de informatie kan worden geraadpleegd, gelezen, gebruikt en gekopieerd met behulp van gratis computersoftware die beschikbaar is voor het publiek. |
Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), wordt het elektronisch formaat gespecificeerd op basis van vrije, algemene en open normen.
4. Voor de toepassing van lid 3, onder a), omvat het elektronisch formaat het bestands- of berichttype, de identificatieregels, alsook de naam en het datatype van de daarin opgenomen velden.
5. APA's en verstrekkers van consolidated tape:
|
a) |
stellen instructies beschikbaar voor het publiek, met nadere uitleg over hoe en waar eenvoudig toegang kan worden verkregen tot en gebruik kan worden gemaakt van de gegevens, met identificatie van het elektronisch formaat; |
|
b) |
maken eventuele wijzigingen in de onder a) bedoelde instructies bekend ten minste drie maanden voordat zij van kracht worden, tenzij de gewijzigde instructies om naar behoren gemotiveerde, dringende redenen eerder in werking moeten treden; |
|
c) |
nemen op de homepage van hun website een link naar de onder a) bedoelde instructies op. |
Artikel 15
Reikwijdte van de geconsolideerde transactiemeldingsregeling met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten
1. Een verstrekker van de consolidated tape integreert in zijn elektronische datastroom de gegevens die overeenkomstig de artikelen 6 en 20 van Verordening (EU) nr. 600/2014 openbaar moeten worden gemaakt voor alle in deze artikelen genoemde financiële instrumenten.
2. Indien een nieuwe APA of een nieuw handelsplatform actief wordt, integreert een verstrekker van de consolidated tape de door deze APA of dit handelsplatform openbaar gemaakte gegevens zo spoedig mogelijk, en in ieder geval uiterlijk zes maanden na de aanvang van de activiteiten van de APA of het handelsplatform, in zijn elektronische datastroom.
Artikel 16
Identificatie van originele transactieverslagen en duplicaten daarvan met betrekking tot aandelen, certificaten van aandelen, beursverhandelde fondsen en andere vergelijkbare financiële instrumenten
1. Bij het publiceren van een dubbel transactieverslag vermeldt de APA de code „DUPL” in het veld „REPRINT” (kopie) om het originele exemplaar van het transactieverslag van eventuele duplicaten te kunnen onderscheiden.
2. Voor de toepassing van lid 1 schrijft een APA voor dat elke beleggingsonderneming aan een van de volgende voorwaarden moet voldoen:
|
a) |
zij bevestigt dat transacties in een specifiek financieel instrument uitsluitend via deze APA worden gemeld; |
|
b) |
zij maakt gebruik van een identificatiemechanisme waarbij de ene melding als origineel („ORGN”) wordt gemarkeerd, en alle andere meldingen van dezelfde transactie als duplicaat („DUPL”) worden gemarkeerd. |
Artikel 17
Publicatie van originele transactieverslagen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen en andere vergelijkbare financiële instrumenten
Een verstrekker van de consolidated tape consolideert geen transactieverslagen die middels de code „DUPL” in het veld „REPRINT” (kopie) als duplicaat zijn aangemerkt.
Artikel 18
Door de APA te publiceren bijzonderheden
1. Een APA maakt de volgende gegevens openbaar:
|
a) |
wat transacties met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten (depositary receipts), beursverhandelde fondsen, certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten betreft, de bijzonderheden over een transactie als vermeld in tabel 2 in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587, met gebruikmaking van de passende markeringen vermeld in tabel 3 in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587; |
|
b) |
wat transacties met betrekking tot obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten betreft, de bijzonderheden over een transactie als vermeld in tabel 1 in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583, met gebruikmaking van de passende markeringen vermeld in tabel 2 in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583. |
2. Bij het publiceren van informatie over het tijdstip waarop de transactie is gemeld, vermeldt een APA de datum en het tijdstip, tot op de seconde nauwkeurig, waarop de transactie wordt gepubliceerd.
3. In afwijking van lid 2 vermeldt een APA bij de publicatie van informatie over een via een elektronisch systeem uitgevoerde transactie de datum en het tijdstip, tot op de milliseconde nauwkeurig, waarop deze transactie in het verslag werd gepubliceerd.
4. Voor de toepassing van lid 3 wordt onder „elektronisch systeem” het volgende verstaan: een systeem via hetwelk orders elektronisch uitvoerbaar zijn of via hetwelk orders buiten het systeem uitvoerbaar zijn mits zij via het desbetreffende systeem worden aangekondigd.
5. De in leden 2 en 3 bedoelde tijdsaanduidingen mogen respectievelijk niet meer dan één seconde of één milliseconde afwijken van de gecoördineerde wereldtijd (UTC) die wordt vastgesteld en bijgehouden door een van de centra voor tijdmeetkunde die zijn vermeld in het laatste „Annual Report on Time Activities” van het Internationaal Bureau voor maten en gewichten (BIPM, Bureau International des Poids et Mesures).
Artikel 19
Non-discriminatie
APA's en verstrekkers van de consolidated tape zorgen ervoor dat de openbaar te maken informatie gelijktijdig via alle distributiekanalen wordt verzonden, ook wanneer de informatie openbaar wordt gemaakt binnen een tijdspanne die real time zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is, of 15 minuten na de eerste publicatie ervan.
Artikel 20
Door de verstrekkers van de consolidated tape te publiceren bijzonderheden
Een verstrekker van de consolidated tape maakt de volgende gegevens openbaar:
|
a) |
wat transacties met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten (depositary receipts), beursverhandelde fondsen, certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten betreft, de bijzonderheden over een transactie als vermeld in tabel 2 in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587, met gebruikmaking van de passende markeringen vermeld in tabel 3 in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587; |
|
b) |
wat transacties met betrekking tot obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten betreft, de bijzonderheden over een transactie als vermeld in tabel 1 in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583, met gebruikmaking van de passende markeringen vermeld in tabel 2 in bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583. |
Artikel 21
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum die het eerst voorkomt in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.
Artikel 14, lid 2, en artikel 20, onder b), zijn echter van toepassing met ingang van de eerste dag van de negende maand na de toepassingsdatum van Richtlijn 2014/65/EU.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (zie bladzijde 387 van dit Publicatieblad).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten (zie bladzijde 229 van dit Publicatieblad).
(5) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(6) Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen en ter vervanging van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad (PB L 218 van 14.8.2013, blz. 8).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/142 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/572 VAN DE COMMISSIE
van 2 juni 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot de specificatie van het aanbieden van gegevens voor en na de handel en het niveau van uitsplitsing van gegevens
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 12, lid 2, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Om de kosten voor marktdeelnemers bij het kopen van gegevens te verminderen, voorziet Verordening (EU) nr. 600/2014 erin dat transparantiegegevens voor en na de handel voor afzonderlijke gegevenskenmerken op „ongebundelde” wijze beschikbaar worden gesteld voor het publiek. Het is noodzakelijk het niveau van uitsplitsing te specificeren waarop handelsplatforms gegevens moeten aanbieden. Aangezien er bij andere stakeholders vraag blijkt te zijn naar dergelijke gegevens moeten markexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren gegevens uitsplitsen naar activaklasse, naar land van uitgifte, naar de valuta waarin een financieel instrument wordt verhandeld, en naar gelang van het feit of de gegevens van de geplande dagelijkse veilingen of van de doorlopende handel afkomstig zijn. |
|
(2) |
Om ervoor te zorgen dat bij het aanbieden van gegevens voor en na de handel juist wordt ingespeeld op de behoeften van de marktdeelnemers, moeten marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren elke combinatie van uitsplitsingscriteria op een redelijke commerciële basis aanbieden. |
|
(3) |
Voor sommige financiële instrumenten zoals derivaten is het wellicht niet altijd mogelijk op ondubbelzinnige wijze de specifieke activacategorie vast te stellen waartoe dat instrument behoort omdat de vaststelling van een activaklasse er afhankelijk van is welke kenmerken van de financiële instrumenten als doorslaggevend worden beschouwd. Ook is het misschien niet altijd mogelijk op ondubbelzinnige wijze te bepalen aan welke andere criteria een bepaald type gegevens voldoet. Om ervoor te zorgen dat marktdeelnemers die gegevens van een bepaald handelsplatform kopen een consistente dataset ontvangen, is het noodzakelijk te vereisen dat marktexploitanten of beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren in gevallen waarin de uitsplitsingscriteria niet op ondubbelzinnige wijze kunnen worden toegepast bepalen aan welke criteria een financieel instrument of een type gegevens moet worden geacht te voldoen. |
|
(4) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de in Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde bepalingen vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(5) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(6) |
De ESMA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de eventuele daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Aanbieding van transparantiegegevens voor en na de handel
1. Een marktexploitant of beleggingsonderneming die een handelsplatform exploiteert, stelt de informatie die overeenkomstig de artikelen 3, 4 en 6 tot en met 11 van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt gepubliceerd op verzoek beschikbaar voor het publiek door gegevens voor en na de handel aan te bieden die overeenkomstig de volgende criteria zijn uitgesplitst:
|
a) |
de aard van de activaklasse:
|
|
b) |
het land van uitgifte voor wat betreft aandelen en overheidsschuldtitels; |
|
c) |
de valuta waarin het financieel instrument wordt verhandeld; |
|
d) |
geplande dagelijkse veilingen in tegenstelling tot doorlopende handel. |
2. Derivaten als bedoeld onder a), v), worden uitgesplitst overeenkomstig de volgende criteria:
|
a) |
aandelenderivaten; |
|
b) |
rentederivaten; |
|
c) |
kredietderivaten; |
|
d) |
valutaderivaten; |
|
e) |
grondstoffen- en emissierechtenderivaten; |
|
f) |
andere derivaten. |
3. De marktexploitant of beleggingsonderneming die een handelsplatform exploiteert, bepaalt aan welke criteria een financieel instrument of type gegevens beantwoordt indien de uitsplitsingscriteria in de leden 1 of 2 niet op ondubbelzinnige wijze kunnen worden toegepast.
4. De marktexploitant of beleggingsonderneming die een handelsplatform exploiteert, past op verzoek de criteria als bedoeld in de leden 1 en 2 in om het even welke combinatie toe.
5. Naast de gegevens overeenkomstig de leden 1 en 2 kan een marktexploitant of beleggingsonderneming die een handelsplatform exploiteert gegevensbundels aanbieden.
Artikel 2
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van de datum waarvan sprake in artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 2 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/145 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/573 VAN DE COMMISSIE
van 6 juni 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot vereisten om voor billijke en niet-discriminerende colocatiediensten en vergoedingsstructuren te zorgen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 48, lid 12, onder d),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Het is belangrijk gedetailleerde technische reguleringsnormen vast te stellen om duidelijk aan te geven onder welke voorwaarden door handelsplatformen gebruikte colocatie- en vergoedingsstructuren als billijk en niet-discriminerend kunnen worden beschouwd. |
|
(2) |
Richtlijn 2014/65/EU breidt de vereisten met betrekking tot colocatie- en vergoedingsstructuren tot multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten uit. Derhalve is het belangrijk ervoor te zorgen dat die platformen eveneens binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. |
|
(3) |
Om voor geharmoniseerde voorwaarden te zorgen, moeten gemeenschappelijke vereisten gelden voor alle types colocatiediensten en voor handelsplatformen die hun eigen datacentra organiseren of die gebruikmaken van datacentra die eigendom zijn van of beheerd worden door derden. |
|
(4) |
Handelsplatformen moeten hun commercieel beleid met betrekking tot colocatie kunnen bepalen en kunnen bepalen aan welke types marktdeelnemers zij toegang tot die diensten willen verlenen op voorwaarde dat hun commercieel beleid op objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria is gebaseerd. Handelsplatformen mogen niet worden verplicht hun colocatiecapaciteit uit te breiden buiten de grenzen van de beschikbare ruimte-, stroom-, koeling- en soortgelijke voorzieningen en moeten vrij kunnen beslissen of zij hun colocatieruimte al dan niet uitbreiden. |
|
(5) |
Billijke en niet-discriminerende colocatiediensten en vergoedingsstructuren vereisen een voldoende mate van transparantie om ervoor te zorgen dat de verplichtingen geregeld in Richtlijn 2014/65/EU niet worden ontweken. Handelsplatformen moeten derhalve gebruikmaken van objectieve criteria bij het bepalen van kortingen, incentives en negatieve incentives. |
|
(6) |
Vergoedingsstructuren die bijdragen tot voorwaarden welke leiden tot onordelijke handelsvoorwaarden door het aanmoedigen van intensieve handel en die tot gespannen marktinfrastructuren kunnen leiden, moeten worden verboden. Kwantumkortingen moeten derhalve worden toegestaan op voorwaarde dat zij, als prijsdifferentiatiesysteem, gebaseerd zijn op het totale handelsvolume, het totale aantal transacties of de gecumuleerde transactievergoedingen die gegenereerd worden door één lid waarbij alleen marginale transacties die worden uitgevoerd na het bereiken van de drempel tegen een verlaagde prijs worden uitgevoerd. |
|
(7) |
Om redenen van consistentie en om voor de soepele werking van de financiële markten te zorgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(8) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(9) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, die bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Billijke en niet-discriminerende colocatiediensten
1. Handelsplatformen die colocatiediensten aanbieden, zorgen er, binnen de grenzen van de beschikbare ruimte-, stroom-, koeling- en soortgelijke voorzieningen, voor dat dergelijke diensten op een billijke en niet-discriminerende wijze als geregeld in de leden 2, 3 en 4 worden aangeboden met betrekking tot het volgende:
|
a) |
datacentra die zij in eigendom hebben en beheren; |
|
b) |
datacentra die zij in eigendom hebben die door een door hen geselecteerde derde worden beheerd; |
|
c) |
datacentra die eigendom zijn van en beheerd worden door een derde waarmee het handelsplatform een uitbestedingsovereenkomst heeft voor de organisatie van de uitvoeringsinfrastructuur van het handelsplatform alsook de proximity-toegang ertoe; |
|
d) |
proximity hosting-diensten die eigendom zijn van en beheerd worden door een derde met een contractuele overeenkomst met een handelsplatform. |
2. Handelsplatformen bieden alle gebruikers die zich op dezelfde colocatiediensten geabonneerd hebben onder dezelfde voorwaarden toegang aan tot hun net, inclusief wat betreft ruimte-, stroom- en koelingvoorziening, kabellengte, toegang tot gegevens, marktconnectiviteit, technologie, technische ondersteuning en types berichtenverkeer.
3. Handelsplatformen zetten alle redelijke stappen om alle verbindingen en latentiemetingen te monitoren om te zorgen voor de niet-discriminerende behandeling van alle gebruikers van colocatiediensten die over hetzelfde type latentietoegang beschikken.
4. Handelsplatformen stellen afzonderlijke colocatiediensten beschikbaar, zonder enige verplichting tot aankoop van gebundelde diensten.
Artikel 2
Transparantie bij het aanbieden van colocatiediensten
Handelsplatformen publiceren op hun website de volgende informatie over hun colocatiediensten:
|
a) |
een lijst van de aangeboden diensten met informatie over ruimte-, stroom- en koelingvoorziening, kabellengte, toegang tot gegevens, marktconnectiviteit, technologie, technische ondersteuning, types berichten, telecommunicatie en gerelateerde producten en diensten; |
|
b) |
de vergoedingsstructuur voor elke dienst waarvan sprake in artikel 3, lid 2; |
|
c) |
de voorwaarden voor toegang tot de dienst, met inbegrip van IT-vereisten en operationele regelingen; |
|
d) |
de verschillende types latentie van beschikbare toegang; |
|
e) |
de procedure om colocatieruimte toe te wijzen; |
|
f) |
de vereisten met betrekking tot derde aanbieders van colocatiediensten, indien van toepassing. |
Artikel 3
Billijke en niet-discriminerende vergoedingen
1. Handelsplatformen brengen dezelfde vergoeding in rekening en bieden dezelfde voorwaarden aan voor alle gebruikers van hetzelfde type diensten op basis van objectieve criteria. Handelsplatformen stellen alleen verschillende vergoedingsstructuren voor hetzelfde type diensten in indien die vergoedingsstructuren gebaseerd zijn op niet-discriminerende, meetbare en objectieve criteria met betrekking tot:
|
a) |
het totale verhandelde volume, de aantallen transacties of de gecumuleerde transactievergoedingen; |
|
b) |
de door het handelsplatform aangeboden diensten of dienstenpakketten; |
|
c) |
het gevraagde bereik of toepassingsgebied; |
|
d) |
het verschaffen van liquiditeit in overeenstemming met artikel 48, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU of in een hoedanigheid van marketmaker als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 7, van Richtlijn 2014/65/EU. |
2. Handelsplatformen zorgen ervoor dat hun vergoedingsstructuur voldoende gedetailleerd is zodat gebruikers de te betalen vergoedingen op basis van ten minste de volgende elementen kunnen voorspellen:
|
a) |
de diensten die aangerekend worden, met inbegrip van de activiteit die aanleiding geeft tot de vergoeding; |
|
b) |
de vergoeding voor elke dienst, waarbij vermeld wordt of de vergoeding vast of variabel is; |
|
c) |
kortingen, incentives of negatieve incentives. |
3. Handelsplatformen stellen afzonderlijke diensten beschikbaar zonder bundeling met andere diensten.
Artikel 4
Transparantie van vergoedingsstructuren
Handelsplatformen maken in één uitvoerig en publiek toegankelijk document op hun website de objectieve criteria bekend voor het instellen van hun vergoedingen en vergoedingsstructuren en andere voorwaarden geregeld in artikel 3, alsmede uitvoeringsvergoedingen, nevenvergoedingen, kortingen, incentives en negatieve incentives.
Artikel 5
Verboden vergoedingsstructuren
Handelsplatformen bieden hun leden, deelnemers of cliënten geen vergoedingsstructuur aan waarbij, zodra hun transacties een bepaalde drempel overschrijden, voor al hun transacties gedurende een bepaalde periode een lagere vergoeding geldt, met inbegrip van die transacties welke vóór het bereiken van die drempel zijn uitgevoerd.
Artikel 6
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/148 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/574 VAN DE COMMISSIE
van 7 juni 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 50, lid 2, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De synchronisatie van klokken heeft een rechtstreekse impact op vele gebieden en zorgt er mee voor dat gegevens betreffende transparantie na de handel gemakkelijk in een betrouwbare geconsolideerde transactiemeldingsregeling kunnen worden opgenomen. Synchronisatie is ook essentieel voor het monitoren van orders op elk platform en het opsporen van marktmisbruik en bevordert het vergelijken van de transactie en de marktvoorwaarden op het moment van orderuitvoering. |
|
(2) |
Het aantal per seconde op een handelsplatform ontvangen orders kan zeer hoog zijn, veel hoger dan het aantal uitgevoerde transacties. Het kan gaan om enkele duizenden orders per seconde, afhankelijk van het handelsplatform, het type leden, deelnemers aan of klanten van een bepaald handelsplatform, en de volatiliteit en liquiditeit van de financiële instrumenten. Een granulariteit van één seconde zou daardoor niet volstaan om doeltreffend toezicht op marktmanipulatie bij bepaalde soorten handelsactiviteiten te verzekeren. Daarom moeten minimumeisen worden vastgesteld met betrekking tot de granulariteit voor het registreren van de datum en tijd van door exploitanten van handelsplatformen en hun leden of deelnemers aan te melden verrichtingen. |
|
(3) |
De bevoegde autoriteiten moeten alle verrichtingen met betrekking tot een order gedurende de volledige looptijd van elk order in een nauwkeurige tijdvolgorde kunnen reconstrueren. Ze moeten deze verrichtingen voor meerdere handelsplatformen op een geconsolideerd niveau kunnen reconstrueren om voor elk platform doeltreffend toezicht op marktmisbruik te kunnen uitoefenen. Daarom is het noodzakelijk een gemeenschappelijke referentietijd en regels voor de maximale afwijking van de gemeenschappelijke referentietijd vast te stellen om te verzekeren dat alle exploitanten van handelsplatformen en hun leden of deelnemers de datum en de tijd op basis van dezelfde tijdsbron en volgens consistente normen registreren. Ook dient te worden gezorgd voor een betrouwbare tijdstempeling zodat de bevoegde autoriteiten een onderscheid kunnen maken tussen verschillende aan te melden verrichtingen die anders misschien de indruk wekken dat ze op hetzelfde tijdstip hebben plaatsgevonden. |
|
(4) |
Voor bepaalde handelsmodellen echter is een grotere accuratesse wellicht niet relevant of haalbaar. Voor voicetradingsystemen of prijsaanvraagsystemen waarbij het antwoord menselijk ingrijpen vereist of algoritmische handel uitsluit, of voor systemen voor het sluiten van bilateraal overeengekomen transacties moeten andere accuratessenormen gelden. Handelsplatformen die van deze handelssystemen gebruikmaken, krijgen doorgaans niet te maken met het grote aantal verrichtingen dat in één seconde kan plaatsvinden, zodat geen fijnere granulariteit voor de tijdstempeling van deze verrichtingen vereist is, omdat het minder waarschijnlijk is dat meerdere verrichtingen op hetzelfde tijdstip plaatsvinden. Bovendien kunnen transacties op die handelsplatformen met manuele methoden worden overeengekomen, wat enige tijd in beslag kan nemen. Op deze handelsplatformen bestaat ook een inherent tijdsverschil tussen het moment waarop de transactie wordt uitgevoerd en het moment waarop de transactie in het handelssysteem wordt geregistreerd, zodat strengere accuratessevoorschriften niet per se een meer relevante en nauwkeurige registratie van gegevens door de exploitant van het handelsplatform, de leden of deelnemers zouden opleveren. |
|
(5) |
De bevoegde autoriteiten moeten begrijpen hoe handelsplatformen en hun leden of deelnemers de traceerbaarheid naar de gecoördineerde wereldtijd (UTC) waarborgen. Dit komt door de complexiteit van de verschillende systemen en het aantal verschillende methoden dat kan worden gebruikt om met UTC te synchroniseren. Aangezien deze klokafwijking van velerlei factoren kan afhangen, is het ook passend om een aanvaardbaar niveau voor de maximale afwijking van UTC vast te stellen. |
|
(6) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(7) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(8) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (2), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Referentietijd
Exploitanten van handelsplatformen en hun leden of deelnemers synchroniseren hun beursklokken met de gecoördineerde wereldtijd (UTC) om de datum en tijd te registreren van alle aan te melden verrichtingen die zijn uitgegeven en bijgehouden door de timingcentra die in het laatste jaarverslag over tijdsactiviteiten van het Bureau international des poids et mesures worden genoemd. Exploitanten van handelsplatformen en hun leden of deelnemers kunnen hun beursklokken ook synchroniseren met UTC voor het registreren van de datum en tijd van alle aan te melden verrichtingen die zijn verspreid door een satellietsysteem, mits elke afwijking van UTC wordt opgetekend en uit de tijdstempel wordt verwijderd.
Artikel 2
Acuratesseniveau voor exploitanten van handelsplatformen
1. De exploitanten van handelsplatformen zorgen ervoor dat hun beursklokken voldoen aan de accuratessevoorschriften in tabel 1 van de bijlage volgens de gateway to gateway latency van elk van hun handelssystemen.
De gateway to gateway latency is de tijd gemeten vanaf het moment waarop een bericht het systeem van het handelsplatform binnenkomt, langs het protocol voor orderindiening passeert, door de matchingmachine wordt verwerkt, wordt teruggestuurd en het moment waarop de bevestiging wordt verstuurd.
2. In afwijking van lid 1 zorgen exploitanten van handelsplatformen die gebruikmaken van een voicetradingsysteem, een prijsaanvraagsysteem waarbij het antwoord menselijk ingrijpen vereist of algoritmische handel uitsluit, of een systeem dat bilateraal overeengekomen transacties formaliseert overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3), ervoor dat hun beursklokken niet meer dan één seconde afwijken van UTC als bedoeld in artikel 1 van deze verordening. De exploitant van het handelsplatform zorgt ervoor dat tijden worden geregistreerd met een granulariteit van ten minste één seconde.
3. Exploitanten van handelsplatformen die meerdere soorten handelssystemen gebruiken, zorgen ervoor dat voor elk systeem het toepasselijke accuratesseniveau wordt gehanteerd overeenkomstig de leden 1 en 2.
Artikel 3
Accuratesseniveau voor leden van of deelnemers aan een handelsplatform
1. Leden van of deelnemers aan handelsplatformen zorgen ervoor dat de door hen gebruikte beursklokken voor het registreren van de tijd van aan te melden verrichtingen aan het in tabel 2 van de bijlage gespecificeerde accuratesseniveau beantwoorden.
2. De leden van of deelnemers aan handelsplatformen die meerdere soorten handelsactiviteiten ontplooien, zorgen ervoor dat de door hen gebruikte systemen om aan te melden verrichtingen te registreren het voor elk van deze handelsactiviteiten toepasselijke accuratesseniveau hanteren overeenkomstig de voorschriften in tabel 2 van de bijlage.
Artikel 4
Naleving van de voorschriften inzake maximale afwijking
De exploitanten van handelsplatformen en hun leden of deelnemers zetten een systeem van traceerbaarheid naar UTC op. Zij zijn in staat de traceerbaarheid naar UTC aan te tonen door het ontwerp, de werking en specificaties van het systeem te documenteren. Zij zijn in staat het exacte tijdstip te identificeren waarop een tijdstempel is aangebracht, en tonen aan dat het punt binnen het systeem waarop het tijdstempel wordt aangebracht, consistent blijft. Zij gaan ten minste eenmaal per jaar na of het traceringssysteem in overeenstemming is met deze verordening.
Artikel 5
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 7 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
BIJLAGE
Tabel 1
Accuratesseniveau voor exploitanten van handelsplatformen
|
De gateway to gateway latency van het handelssysteem |
Maximale afwijking van UTC |
Granulariteit van de tijdstempel |
|
> 1 milliseconde |
1 milliseconde |
1 milliseconde of beter |
|
≤ 1 milliseconde |
100 microseconden |
1 microseconde of beter |
Tabel 2
Accuratesseniveau voor leden van of deelnemers aan een handelsplatform
|
Soort handelsactiviteit |
Beschrijving |
Maximale afwijking van de UTC |
Granulariteit van de tijdstempel |
|
Activiteiten waarbij de techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel wordt gebruikt |
Techniek voor hoogfrequentie algoritmische handel. |
100 microseconden |
1 microseconde of beter |
|
Activiteit op voicetradingsystemen |
Voicetradingsystemen zoals gedefinieerd in artikel 5, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie (1) |
1 seconde |
1 seconde of beter |
|
Activiteit op prijsaanvraagsystemen wanneer het antwoord menselijk ingrijpen vereist of wanneer het systeem algoritmische handel uitsluit |
Prijsaanvraagsystemen als gedefinieerd in artikel 5, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 |
1 seconde |
1 seconde of beter |
|
Het sluiten van bilateraal overeengekomen transacties |
Een bilateraal overeengekomen transactie als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
1 seconde |
1 seconde of beter |
|
Alle andere handelsactiviteiten |
Alle andere handelsactiviteiten die niet in deze tabel staan. |
1 milliseconde |
1 milliseconde of beter |
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten (zie bladzijde 229 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/152 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/575 VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten met betrekking tot technische reguleringsnormen betreffende de gegevens die door plaatsen van uitvoering over de kwaliteit van uitvoering van transacties moeten worden bekendgemaakt
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 27, lid 10, eerste alinea, onder a),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Met het oog op het verstrekken aan zowel het publiek als aan beleggingsondernemingen van relevante gegevens over de kwaliteit van uitvoering om hen te helpen bij het bepalen van de beste manier om orders van cliënten uit te voeren, is het belangrijk de specifieke inhoud, de vorm en de periodiciteit vast te stellen van gegevens over de kwaliteit van uitvoering van de financiële instrumenten die onder de handelsverplichting vallen in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) die door handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne moeten worden bekendgemaakt. Het is eveneens belangrijk de specifieke inhoud, de vorm en de periodiciteit vast te stellen van gegevens over de kwaliteit van de uitvoering van andere financiële instrumenten die niet onder de handelsverplichting vallen en die plaatsen van uitvoering verplicht zijn bekend te maken. In dit verband dient terdege rekening te worden gehouden met het type plaats van uitvoering en het type financieel instrument in kwestie. |
|
(2) |
Met het oog op een volledige beoordeling van het niveau van de kwaliteit van uitvoering van transacties die plaatsvinden in de Unie, is het passend dat plaatsen van uitvoering die door beleggingsondernemingen kunnen worden uitgekozen om orders van cliënten uit te voeren voldoen aan de vereisten inzake gegevens die door plaatsen van uitvoering moeten worden verstrekt in overeenstemming met deze verordening. Daartoe dienen tot deze plaatsen van uitvoering gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten, georganiseerde handelsfaciliteiten, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, marketmakers en andere liquiditeitsverstrekkers te worden gerekend. |
|
(3) |
Verschillen in het type plaats van uitvoering en financiële instrumenten vereisen dat de inhoud van de rapportage moet variëren afhankelijk van verschillende factoren. Het is passend de gerapporteerde gegevens kwantitatief en kwalitatief te differentiëren naar handelssystemen, handelsmodi en handelsplatformen om voor een juiste context te zorgen voor de behaalde kwaliteit van uitvoering. |
|
(4) |
Om ongepaste vergelijking tussen plaatsen van uitvoering te vermijden en voor de relevantie van de verzamelde gegevens te zorgen, moeten plaatsen van uitvoering afzonderlijke rapporten indienen die overeenstemmen met segmenten die verschillende orderboeken exploiteren of die verschillend worden gereguleerd of verschillende identificatiecodes voor het marktsegment gebruiken. |
|
(5) |
Om voor een accuraat beeld van de werkelijke kwaliteit van uitvoering te zorgen, mogen handelsplatformen onder de uitgevoerde orders niet de orders rapporteren die over the counter hebben plaatsgevonden en op het handelsplatform zijn gerapporteerd. |
|
(6) |
Wanneer marketmakers en andere liquiditeitsverschaffers rapporteren als plaats van uitvoering voor financiële instrumenten die niet onder de handelsverplichting vallen, mogen zij over de uitgevoerde orders of de voor hun cliënten afgegeven prijs alleen informatie bekendmaken wanneer de prijsafgifte of de uitvoering van een order over the counter plaatsvindt, of de orders ingevolge de artikelen 4 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 worden uitgevoerd, met uitzondering van orders die in een faciliteit voor orderadministratie van een handelsplatform worden gehouden in afwachting van de bekendmaking ervan op de markt. |
|
(7) |
Het is passend ervan uit te gaan dat tot andere liquiditeitsverschaffers ondernemingen moeten worden gerekend die aangeven bereid te zijn voor eigen rekening te handelen, en die liquiditeit verschaffen als onderdeel van hun normale bedrijfsactiviteiten, ongeacht of zij al dan niet formele overeenkomsten hebben aangegaan of zich ertoe verbonden hebben continu liquiditeit te verschaffen. |
|
(8) |
Met het oog op volledige transparantie over de kwaliteit van uitvoering van transacties wat betreft de prijs, is het passend dat van de met betrekking tot de prijs verstrekte informatie in voorkomend geval alle provisies of opgelopen rente zijn uitgesloten. |
|
(9) |
Bij het bepalen van de juiste informatie voor de beoordeling van de prijskwaliteit moeten zowel dagelijkse gemiddelde niveaus als tijdstipgebonden informatie worden vereist. Zo zullen deelnemers met de juiste context en een vollediger beeld de behaalde uitvoeringskwaliteit kunnen analyseren. Om prijsvergelijkingen tussen financiële instrumenten mogelijk te maken, is het eveneens noodzakelijk de valutacode van elke gerapporteerde transactie te specificeren. |
|
(10) |
Om de samenhang van de regelgeving te verzekeren, is het niet gepast handelsplatformen te verplichten tot het verstrekken van gegevens over transacties die op het moment van bekendmaking aan een uitstel van bekendmaking zijn onderworpen in overeenstemming met de vereisten inzake transparantie na de handel. Het is passend dat beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, marketmakers en andere liquiditeitsverschaffers worden vrijgesteld van bekendmaking van tijdstipgebonden transactiegegevens voor transacties boven de standaard marktomvang of boven een voor het financieel instrument specifieke omvang om te vermijden dat die platformen buitensporig risico lopen op openbaarmaking van commercieel gevoelige informatie waardoor zij mogelijk niet in staat zijn blootstellingen te hedgen en liquiditeit te verschaffen. Voor aandelen, op de beurs verhandelde fondsen en certificaten die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 als illiquide worden beschouwd, moet als drempel voor standaard marktomvang de minimaal beschikbare standaard marktomvang voor dat type financieel instrument worden gebruikt. Om onzekerheid te vermijden is het passend te verduidelijken dat „aanzienlijk van omvang” en „voor het financieel instrument specifieke omvang” dezelfde betekenis hebben als vastgesteld in het kader van de vereisten voor transparantie na de handel. |
|
(11) |
Het is essentieel dat er volledige transparantie is over alle kosten die bij het uitvoeren van een order via een bepaalde plaats worden aangerekend. Het is noodzakelijk alle kosten voor de uitvoering van een order van een cliënt te specificeren die relevant zijn voor het gebruik van een bepaalde plaats en waarvoor de cliënt direct of indirect betaalt. Tot deze kosten moeten worden gerekend uitvoeringsprovisies, inclusief vergoedingen voor de indiening, wijziging of annulering van orders of intrekkingen van prijzen, alsmede alle vergoedingen voor de toegang tot marktgegevens of het gebruik van terminals. De relevante kosten kunnen ook clearing- of afwikkelingsvergoedingen of andere vergoedingen omvatten die worden betaald aan derden die betrokken zijn bij de uitvoering van de order wanneer deze betrekking hebben op de diensten die de plaats van uitvoering aanbiedt. De informatie over kosten moet eveneens op belastingen of heffingen betrekking hebben die rechtstreeks worden gefactureerd of opgelegd aan de plaats namens de leden of gebruikers van de plaats van uitvoering of de cliënt op wie de order betrekking heeft. |
|
(12) |
De waarschijnlijkheid van uitvoering slaat op de kans op uitvoering van een bepaald type order en wordt gedocumenteerd met gegevens over handelsvolumes in een bepaald instrument of andere kenmerken van orders en transacties. Informatie over de waarschijnlijkheid van uitvoering moet de berekening mogelijk maken van maatstaven als de relatieve marktomvang van een bepaalde plaats in een bepaald financieel instrument of een klasse financiële instrumenten. De waarschijnlijkheid van uitvoering moet eveneens worden beoordeeld aan de hand van gegevens over mislukte transacties of geannuleerde of gewijzigde orders. |
|
(13) |
De snelheid van uitvoering kan verschillende betekenissen hebben voor de verschillende soorten plaatsen van uitvoering omdat de meting van de snelheid verschilt naar gelang van het handelssysteem en het handelsplatform. Voor op een continue veiling en een orderboek gebaseerde systemen moet de snelheid van uitvoering in milliseconden worden uitgedrukt terwijl voor andere handelssystemen grotere tijdseenheden geschikt zijn. Het is ook passend de latentie van de verbinding van een bepaalde deelnemer met de plaats van uitvoering uit te sluiten, omdat de plaats van uitvoering daar zelf geen controle over heeft. |
|
(14) |
Om de kwaliteit van uitvoering voor orders van verschillende omvang te vergelijken, moeten plaatsen van uitvoering worden verplicht transacties binnen verschillende omvangbereiken te rapporteren. De drempels voor deze bereiken moeten afhankelijk zijn van het type financieel instrument en de liquiditeit ervan om ervoor te zorgen dat zij een toereikende steekproef van uitvoeringen bieden in een omvang die typisch is voor dat instrument. |
|
(15) |
Het is belangrijk dat plaatsen van uitvoering gegevens verzamelen tijden de normale bedrijfsuren. Rapportage dient derhalve kosteloos te gebeuren in een machineleesbare elektronische vorm via een internetwebsite om het publiek in staat te stellen alle verstrekte gegevens te downloaden, de doorzoeken, te sorteren en te analyseren. |
|
(16) |
De rapporten per plaats van uitvoering moeten worden aangevuld met de output van een verstrekker van een consolidated tape (consolidated tape provider) ingesteld bij Richtlijn 2014/65/EU, waardoor maatregelen voor het verbeteren van de kwaliteit van uitvoering kunnen worden ontwikkeld. |
|
(17) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de in Richtlijn 2014/65/EU en in Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde bepalingen vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(18) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(19) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (3), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
In deze verordening worden de specifieke inhoud, de vorm en de periodiciteit van de door plaatsen van uitvoering bekend te maken gegevens betreffende de kwaliteit van uitvoering van transacties vastgesteld. Zij is van toepassing op handelsplatformen, beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, marketmakers of andere aanbieders van liquiditeit.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „handelssysteem”: de wijze waarop een plaats van uitvoering orders uitvoert zoals een op een continue veiling en een orderboek gebaseerd systeem, een continu prijsgedreven systeem, een request for quote- systeem, een op een periodieke veiling gebaseerd systeem of elk hybride systeem dat tot twee of meer van deze categorieën of tot een systeem behoort waarbij het koersvormingsproces van een andere aard is dan het proces dat van toepassing is op de hierboven beschreven types systemen;
b) „voor het financieel instrument specifieke omvang”: omvang die specifiek is voor een obligatie, gestructureerd financieel product, emissierecht of op een handelsplatform verhandeld derivaat, waarvoor er geen liquide markt is en waarbij een transactie in die instrumenten onderworpen is aan uitgestelde bekendmaking overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) nr. 600/2014;
c) „groot van omvang”: een order groot van omvang in overeenstemming met artikel 7 en 11 van Verordening (EU) nr. 600/2014;
d) „mislukte transactie”: een transactie die door de plaats van uitvoering ongeldig is gemaakt;
e) „prijsmultiplicator”: het aantal eenheden van het onderliggende instrument dat door één enkel derivatencontract wordt vertegenwoordigd;
f) „eenheid van de prijs”: een indicatie of de prijs van de transactie wordt uitgedrukt in een geldwaarde, in een percentage of in een rendement;
g) „eenheid van de kwantiteit”: een indicatie of de kwantiteit van de transactie wordt uitgedrukt in een aantal eenheden of in een nominale waarde of in een geldwaarde;
h) „type levering”: een indicatie of het financieel instrument wordt afgewikkeld door middel van materiële levering of in contanten met inbegrip van de gevallen waarin de tegenpartij kan kiezen of wanneer dit door een derde partij wordt bepaald;
i) „handelsmodus”: geplande openings-, sluitings- of intraday veiling, niet-geplande veiling, handel bij sluiting, handel buiten de hoofdhandelssessie, of transactierapportage;
j) „handelsplatform”: het type platform dat de plaats van uitvoering exploiteert: een elektronisch, voice- of outcry-systeem;
k) „boekdiepte”: de totale beschikbare liquiditeit, uitgedrukt als het product van de hoogte en het volume van alle bied- en laatprijzen voor een bepaald aantal prijsincrementen aan de hand van het middenpunt van de beste bied- en laatprijs;
l) „gemiddelde effectieve spread”: het gemiddelde van tweemaal het verschil tussen de werkelijke uitvoeringsprijs vergeleken met het middenpunt van de beste bied- en laatprijs op het moment van ontvangst, voor bestensorders of verhandelbare limietorders;
m) „gemiddelde snelheid van uitvoering voor ongewijzigde passieve orders tegen de beste bied- en laatprijs”: de verstreken gemiddelde tijd tussen de ontvangst door de plaats van uitvoering van een limietorder die overeenkomt met de beste bied- en laatprijs, en de daaropvolgende uitvoering van die order;
n) „agressieve order”: een in het orderboek opgenomen order die liquiditeit heeft onttrokken;
o) „passieve order”: een in het orderboek opgenomen order die liquiditeit heeft verschaft;
p) „immediate-or-cancel-order”: een order die moet worden uitgevoerd bij opname in het orderboek en die niet in het orderboek opgenomen blijft voor een deel dat eventueel niet is uitgevoerd;
q) „fill-or-kill-order”: een order die bij opname in het orderboek moet worden uitgevoerd mits zij volledig kan worden uitgevoerd. Indien de order slechts gedeeltelijk kan worden uitgevoerd, wordt zij automatisch verworpen en wordt zij niet uitgevoerd.
Artikel 3
Bekendmaking van informatie over plaats van uitvoering en financieel instrument
1. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea informatie bekend over het type plaats van uitvoering.
Plaatsen van uitvoering maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat niet onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea informatie bekend over het type plaats van uitvoering.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 1 van de bijlage:
|
i) |
naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering; |
|
ii) |
land van vestiging van de bevoegde autoriteit; |
|
iii) |
naam van het marktsegment en identificatiecode voor het marktsegment; |
|
iv) |
datum van de transactie; |
|
v) |
aard, aantal en gemiddelde duur van alle storingen, binnen de normale handelsperiode van de plaats, waardoor de handel in alle op de plaats voor de handel beschikbare instrumenten op de datum van de transactie wordt onderbroken; |
|
vi) |
aard, aantal en gemiddelde duur van alle geplande veilingen binnen de normale handelsperiode van de plaats op de datum van de transactie; |
|
vii) |
aantal mislukte transacties op de datum van de transactie; |
|
viii) |
waarde van de mislukte transacties, uitgedrukt als een percentage van de totale waarde van de transacties die zijn uitgevoerd op de datum van de transactie. |
2. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea informatie bekend over het type financieel instrument.
Plaatsen van uitvoering maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat niet onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea van dit lid informatie bekend over het type plaats van uitvoering.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 2 van de bijlage:
|
a) |
voor financiële instrumenten die een identificatiecode hebben als beschreven in tabel 2 van de bijlage:
|
|
b) |
voor financiële instrumenten die geen identificatiecode hebben als beschreven in tabel 2 van de bijlage:
|
Artikel 4
Prijs
Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde en vierde alinea van dit artikel informatie bekend wat betreft de prijs voor elke handelsdag waarop orders zijn uitgevoerd in het financieel instrument.
Plaatsen van uitvoering maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde en vierde alinea van dit artikel informatie bekend wat betreft de prijs voor elke handelsdag waarop orders zijn uitgevoerd in het financieel instrument.
De volgende informatie wordt verstrekt:
|
a) |
intraday informatie
|
|
b) |
dagelijkse informatie:
|
Dagelijkse informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 4 van de bijlage.
Artikel 5
Kosten
Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea van dit artikel informatie bekend wat betreft de kosten die het handelsplatform aan leden of gebruikers van de plaats heeft aangerekend.
Plaatsen van uitvoering maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat niet onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea van dit artikel informatie bekend wat betreft de kosten die de plaats van uitvoering aan leden of gebruikers van de plaats heeft aangerekend.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 5 van de bijlage:
|
a) |
een beschrijving van de aard en het niveau van alle kostencomponenten die door de plaats van uitvoering worden toegepast, alvorens rabatten of kortingen worden toegepast, en informatie over de wijze waarop die kosten verschillen naar gelang van de gebruiker of het financieel instrument in kwestie en hoe groot die verschillen zijn. De kostencomponenten omvatten:
|
|
b) |
een beschrijving van de aard en het niveau van rabatten, kortingen of andere betalingen die aan gebruikers van de plaats van uitvoering worden aangeboden, met inbegrip van informatie over de wijze waarop die rabatten, kortingen of andere betalingen verschillen naar gelang van de gebruiker of het financieel instrument in kwestie en hoe groot die verschillen zijn; |
|
c) |
een beschrijving van de aard en het bedrag van niet-geldelijke tegemoetkomingen die aan gebruikers van de plaats van uitvoering worden aangeboden, met inbegrip van informatie over de wijze waarop die niet-geldelijke tegemoetkomingen verschillen naar gelang van de gebruiker of het financieel instrument in kwestie en de waarde van die verschillen; |
|
d) |
een beschrijving van de aard en het niveau van de belastingen of heffingen die worden gefactureerd of opgelegd aan de plaats van uitvoering namens de leden of gebruikers van de plaats; |
|
e) |
een link naar de website van de plaats of naar een andere bron waar verdere informatie over de kosten beschikbaar is; |
|
f) |
de totale waarde van alle rabatten, kortingen, niet-geldelijke tegemoetkomingen of andere betalingen als beschreven onder b) en c), uitgedrukt als een percentage van de totale tijdens de verslagperiode verhandelde waarde; |
|
g) |
de totale waarde van alle kosten als beschreven onder a), exclusief de totale waarde van rabatten en kortingen, niet-geldelijke tegemoetkomingen of andere betalingen als beschreven onder b) en c), uitgedrukt als een percentage van de totale tijdens de verslagperiode verhandelde waarde. |
Artikel 6
Waarschijnlijkheid van uitvoering
Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea van dit artikel informatie bekend wat betreft de waarschijnlijkheid van uitvoering voor elke handelsdag.
Plaatsen van uitvoering maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat niet onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt overeenkomstig de derde alinea van dit artikel informatie bekend wat betreft de waarschijnlijkheid van uitvoering voor elke handelsdag.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 6 van de bijlage:
|
a) |
aantal ontvangen orders en prijsaanvragen; |
|
b) |
aantal en waarde van de transacties die zijn uitgevoerd, indien er meer dan één transactie heeft plaatsgevonden; |
|
c) |
aantal ontvangen orders of prijsaanvragen die zijn geannuleerd of ingetrokken exclusief passieve orders met instructies die aan het einde van de dag vervallen of moeten worden geannuleerd; |
|
d) |
aantal ontvangen orders of prijsaanvragen die op die datum zijn gewijzigd; |
|
e) |
mediane transactieomvang op die datum als meer dan één transactie heeft plaatsgevonden; |
|
f) |
mediane omvang van alle orders of prijsaanvragen op die datum als meer dan één order of prijsaanvraag is ontvangen; |
|
g) |
aantal aangewezen marketmakers. |
Artikel 7
Verstrekking van extra informatie door plaatsen van uitvoering die op een continue veiling en een orderboek gebaseerde en continu prijsgedreven handelssystemen exploiteren
1. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling die een op een continue veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem, een continu prijsgedreven handelssysteem of andere types handelssystemen exploiteren waarvoor die informatie beschikbaar is, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt voor elke handelsdag op de referentietijdstippen gespecificeerd in de punten i) en ii) van artikel 4, onder a), extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit lid.
Plaatsen van uitvoering die een op een continue veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem, een continu prijsgedreven handelssysteem of andere types handelssystemen exploiteren waarvoor die informatie beschikbaar is, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat niet onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt voor elke handelsdag op de referentietijdstippen gespecificeerd in de punten i) en ii) van artikel 4, onder a), extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit lid.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 7 van de bijlage:
|
i) |
de beste bied- en laatprijs en de overeenkomstige volumes; |
|
ii) |
de boekdiepte voor drie prijsincrementen. |
2. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling die een op een continue veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem, een continu prijsgedreven handelssysteem of andere types handelssystemen exploiteren waarvoor die informatie beschikbaar is, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en voor elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt voor elke handelsdag extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit lid.
Plaatsen van uitvoering die een op een continue veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem, een continu prijsgedreven handelssysteem of een ander type handelssysteem waarvoor die informatie beschikbaar is, exploiteren, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat niet onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt voor elke handelsdag extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit lid.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 8 van de bijlage:
|
a) |
gemiddelde effectieve spread; |
|
b) |
gemiddeld volume bij de beste bied- en laatprijs; |
|
c) |
gemiddelde spread bij de beste bied- en laatprijs; |
|
d) |
aantal annuleringen bij de beste bied- en laatprijs; |
|
e) |
aantal wijzigingen bij de beste bied- en laatprijs; |
|
f) |
gemiddelde boekdiepte voor 3 prijsincrementen; |
|
g) |
gemiddelde en mediane verstreken tijd tussen het moment waarop een agressieve order of prijsaanvaarding door de plaats van uitvoering wordt ontvangen en de daarop volgende gehele of gedeeltelijke uitvoering; |
|
h) |
gemiddelde snelheid van uitvoering voor ongewijzigde passieve orders bij de beste bied- en laatprijs; |
|
i) |
aantal mislukte fill-or-kill-orders; |
|
j) |
aantal immediate-or-cancel-orders dat niet is uitgevoerd; |
|
k) |
aantal en waarde van de op het handelsplatform uitgevoerde transacties die groot van omvang zijn ingevolge artikel 4 of 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
l) |
aantal en waarde van de transacties die ingevolge artikel 4 of artikel 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 op het handelsplatform zijn uitgevoerd, maar exclusief de orders die in afwachting van bekendmaking in een faciliteit voor orderadministratie van het handelsplatform worden gehouden en niet onder k) zijn opgenomen; |
|
m) |
aantal en gemiddelde duur van onderbrekingen van de handel als gevolg van een volatiliteitsveiling of handelsonderbreker die binnen de normale handelsperiode van de plaats in werking is gesteld; |
|
n) |
aard, aantal en gemiddelde duur van elke opschorting van de handel die zich heeft voorgedaan als gevolg van een besluit door de plaats binnen de normale handelsperiode van de plaats, buiten elke opschorting die overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder v), is gerapporteerd. |
3. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling die, geheel of gedeeltelijk, een continu prijsgedreven handelssysteem exploiteren, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit lid.
Plaatsen van uitvoering die, geheel of gedeeltelijk, een continu prijsgedreven handelssysteem exploiteren, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en voor elk financieel instrument dat niet onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit lid.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 8 van de bijlage:
|
a) |
het aantal en de gemiddelde duur, tijdens de normale handelstijden van de plaats, van alle perioden die langer dan 15 minuten duren tijdens welke geen bied- of laatprijzen zijn verstrekt voor elke handelsdag; |
|
b) |
gemiddelde aanwezigheid van prijzen uitgedrukt in percentage van de normale handelsperiode van de plaats op die datum. |
Artikel 8
Extra informatie voor request for quote-plaatsen van uitvoering
Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling die een request for quote-handelssysteem of een ander type handelssysteem exploiteren waarvoor die informatie beschikbaar is, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en voor elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt voor elke handelsdag extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit artikel.
Plaatsen van uitvoering die een request for quote-handelssysteem of een ander type handelssysteem exploiteren waarvoor die informatie beschikbaar is, maken voor elk marktsegment dat zij exploiteren en voor elk financieel instrument dat onder de handelsverplichting in de artikelen 23 en 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt voor elke handelsdag extra informatie bekend overeenkomstig de derde alinea van dit artikel.
De volgende informatie wordt bekendgemaakt in de vorm beschreven in tabel 9 van de bijlage:
|
a) |
de gemiddelde tijd en de mediane tijd die verstreken is tussen de aanvaarding van een prijs en uitvoering, voor alle transacties in dat financieel instrument, en; |
|
b) |
de gemiddelde tijd en de mediane tijd die verstreken is tussen een prijsaanvraag en de verstrekking van overeenkomstige prijzen, voor alle prijzen in dat financieel instrument. |
Artikel 9
Bepaling van rapportagebereiken
Plaatsen van uitvoering rapporteren de in artikel 4 gespecificeerde uitgevoerde transacties voor de volgende bereiken:
|
a) |
voor alle financiële instrumenten, behalve geldmarktinstrumenten:
|
|
b) |
voor niet-liquide aandelen, op de beurs verhandelde fondsen of certificaten:
|
|
c) |
voor geldmarktinstrumenten:
|
Artikel 10
Publicatievorm
Plaatsen van uitvoering maken voor elke handelsdag overeenkomstig de modellen vervat in de bijlage in een machineleesbare elektronische vorm de informatie bekend die door het publiek kan worden gedownload.
Artikel 11
Periodiciteit van de bekend te maken informatie
Plaatsen van uitvoering maken de informatie elk kwartaal uiterlijk drie maanden na het einde van elk kwartaal bekend als volgt:
|
a) |
tegen 30 juni, informatie over de periode van 1 januari tot en met 31 maart; |
|
b) |
tegen 30 september, informatie over de periode van 1 april tot en met 30 juni; |
|
c) |
tegen 31 december, informatie over de periode van 1 juli tot en met 30 september; |
|
d) |
tegen 31 maart, informatie over de periode van 1 oktober tot en met 31 december. |
Artikel 12
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(3) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
BIJLAGE
Tabel 1 — Overeenkomstig artikel 3, lid 1, bekend te maken informatie — type plaats van uitvoering
|
Plaats |
Naam |
Identificatiecode (ISO 10383 marktidentificatiecode (MIC) of de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI) |
|
|
Land van de bevoegde autoriteit |
Naam |
|
|
|
Marktsegment |
Naam |
Identificatiecode (ISO 10383 marktsegment MIC) |
|
|
Datum van de handelsdag; |
ISO 8601 |
|
|
|
Storingen |
Aard |
Aantal |
Gemiddelde duur |
|
Geplande veiling |
Aard |
Aantal |
Gemiddelde duur |
|
Mislukte transacties |
|
Aantal |
Waarde (als % van de totale waarde van de op die dag uitgevoerde transacties) |
Tabel 2 — Overeenkomstig artikel 3, lid 2, bekend te maken informatie — type financieel instrument
|
Financieel instrument |
Naam |
Identificatiecode (ISO 6166) |
|
Beschrijving van het financieel instrument, als geen identificatiecode beschikbaar is (met inbegrip van de valuta van het onderliggend instrument, de prijsmultiplicator, de eenheid van de prijs, de eenheid van de kwantiteit en het type levering) |
|
|
|
Indeling instrument |
(ISO 10962 CFI-code) |
|
|
Valuta |
(ISO 4217) |
|
Tabel 3 — Overeenkomstig artikel 4, onder a), bekend te maken prijsinformatie
|
|
Omvangbereik |
Alle binnen de eerste twee minuten na tijd T uitgevoerde transacties |
Eerste transactie na tijd T (als er binnen de eerste twee minuten na tijd T geen transacties zijn uitgevoerd) |
|||||||
|
Tijd (T) |
|
Gewone gemiddelde uitgevoerde prijs (exclusief provisies en opgelopen rente) |
Uitgevoerde totale waarde |
Prijs |
Tijdstip van uitvoering |
Transactieomvang |
Handelssysteem |
Handelsmodus |
Handelsplatform |
beste bied- en laatprijs of passende referentieprijs op het moment van uitvoering |
|
09.30.00 |
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11.30.00 |
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
13.30.00 |
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15.30.00 |
1 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Tabel 4 — Overeenkomstig artikel 4, onder b), bekend te maken prijsinformatie
|
gewone gemiddelde transactieprijs |
|
|
volumegewogen transactieprijs |
|
|
hoogste uitgevoerde prijs |
|
|
laagste uitgevoerde prijs |
|
Tabel 5 — Overeenkomstig artikel 5 bekend te maken kosteninformatie
|
Op grond van artikel 5, onder a) tot en met d), te verstrekken informatie |
(Beschrijving) |
|
Een link naar een website of andere bron waar verdere informatie over de kosten beschikbaar is |
|
|
Totale waarde van alle aangeboden rabatten, kortingen of andere betalingen (als % van de totale tijdens de verslagperiode verhandelde waarde). |
% |
|
Totale waarde van alle kosten (als % van de totale tijdens de verslagperiode verhandelde waarde). |
% |
Tabel 6 — Overeenkomstig artikel 6 bekend te maken informatie over de waarschijnlijkheid van uitvoering
|
Aantal ontvangen orders of prijsaanvragen |
|
|
Aantal uitgevoerde transacties |
|
|
Totale waarde van de uitgevoerde transacties |
|
|
Aantal ontvangen geannuleerde of ingetrokken orders of prijsaanvragen |
|
|
Aantal ontvangen gewijzigde orders of prijsaanvragen |
|
|
Mediane transactieomvang |
|
|
Mediane grootte van alle orders of prijsaanvragen |
|
|
Aantal aangewezen marketmakers |
|
Tabel 7 — Overeenkomstig artikel 7, lid 1, bekend te maken informatie over de waarschijnlijkheid van uitvoering
|
Tijd |
Beste biedprijs |
Beste laatprijs |
Omvang biedprijzen |
Omvang laatprijzen |
Boekdiepte binnen 3 prijsincrementen |
|
9.30.00 |
|
|
|
|
|
|
11.30.00 |
|
|
|
|
|
|
13.30.00 |
|
|
|
|
|
|
15.30.00 |
|
|
|
|
|
Tabel 8 — Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, bekend te maken prijsinformatie
|
Gemiddelde effectieve spread |
|
|
Gemiddeld volume bij de beste bied- en laatprijs |
|
|
Gemiddelde spread bij de beste bied- en laatprijs |
|
|
Aantal annuleringen bij de beste bied- en laatprijs |
|
|
Aantal wijzigingen bij de beste bied- en laatprijs |
|
|
Gemiddelde boekdiepte bij 3 prijsincrementen |
|
|
Gemiddelde verstreken tijd (op de milliseconde nauwkeuring) tussen het moment waarop een agressieve order of prijsaanvaarding door de plaats van uitvoering wordt ontvangen en de daarop volgende gehele of gedeeltelijke uitvoering |
|
|
Mediane verstreken tijd (op de milliseconde nauwkeurig) tussen het moment waarop een bestensorder door de plaats van uitvoering wordt ontvangen en de daarop volgende gehele of gedeeltelijke uitvoering |
|
|
Gemiddelde snelheid van uitvoering voor ongewijzigde passieve orders bij de beste bied- en laatprijs |
|
|
Aantal mislukte fill-or-kill-orders |
|
|
Aantal immediate-or-cancel-orders dat niet is uitgevoerd; |
|
|
Aantal op het handelsplatform uitgevoerde transacties die groot van omvang zijn ingevolge artikel 4 of 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 |
|
|
Waarde van de op het handelsplatform uitgevoerde transacties die groot van omvang zijn ingevolge artikel 4 of 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 |
|
|
Aantal transacties die ingevolge artikel 4 of artikel 9 van MiFIR op het handelsplatform zijn uitgevoerd, behalve wat betreft orders die in afwachting van bekendmaking in een faciliteit voor orderadministratie van het handelsplatform worden gehouden en niet groot van omvang zijn |
|
|
Waarde van de transacties die ingevolge artikel 4 of artikel 9 van MiFIR op het handelsplatform zijn uitgevoerd, behalve wat betreft orders die in afwachting van bekendmaking in een faciliteit voor orderadministratie van het handelsplatform worden gehouden en niet groot van omvang zijn |
|
|
Aantal onderbrekingen van de handel |
|
|
Gemiddelde duur van de onderbrekingen van de handel |
|
|
Aantal opschortingen |
|
|
Aard van de opschortingen |
|
|
Gemiddelde duur van de opschortingen |
|
|
Voor plaatsen die een continu prijsgedreven handelssysteem exploiteren, het aantal perioden tijdens welke geen prijzen zijn verstrekt |
|
|
Voor plaatsen die een continu prijsgedreven handelssysteem exploiteren, gemiddelde duur van de perioden tijdens welke geen prijzen zijn verstrekt |
|
|
Gemiddelde aanwezigheid van prijzen |
|
Tabel 9 — Overeenkomstig artikel 8 bekend te maken informatie
|
Gemiddelde verstreken tijd tussen aanvaarding en uitvoering |
|
|
Mediane verstreken tijd tussen aanvaarding en uitvoering |
|
|
Gemiddelde verstreken tijd tussen aanvraag en levering van overeenkomstige prijzen |
|
|
Mediane verstreken tijd tussen aanvraag en levering van overeenkomstige prijzen |
|
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/166 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/576 VAN DE COMMISSIE
van 8 juni 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de jaarlijkse openbaarmaking door beleggingsondernemingen van informatie over de identiteit van plaatsen van uitvoering en over de kwaliteit van de uitvoering
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 27, lid 10, eerste alinea, onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Het is van essentieel belang dat het publiek en de beleggers de kwaliteit van de orderuitvoeringspraktijken van een beleggingsonderneming kunnen beoordelen en tevens de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering in termen van handelsvolumes kunnen identificeren waar beleggingsondernemingen tijdens het voorgaande jaar orders van cliënten hebben uitgevoerd. Teneinde zinvolle vergelijkingen te kunnen maken en de keuze van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering te kunnen analyseren, is het noodzakelijk dat beleggingsondernemingen specifiek voor elke categorie financiële instrumenten informatie openbaar maken. Om de stroom van orders van cliënten naar de plaatsen van uitvoering ten volle te kunnen beoordelen, moeten de beleggers en het publiek duidelijk kunnen uitmaken of de beleggingsonderneming zelf een van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering voor elke categorie financiële instrumenten was. |
|
(2) |
Opdat de kwaliteit van de uitvoering op de plaatsen van uitvoering waarvan beleggingsondernemingen hebben gebruikgemaakt om orders van cliënten uit te voeren, met inbegrip van plaatsen van uitvoering in derde landen, ten volle kan worden beoordeeld, verdient het aanbeveling dat beleggingsondernemingen de krachtens deze verordening vereiste informatie openbaar maken met betrekking tot handelsplatformen, marketmakers of andere liquiditeitsverschaffers, dan wel entiteiten die in een derde land eenzelfde functie vervullen als die welke door een van de voornoemde entiteiten wordt vervuld. |
|
(3) |
Om ervoor te zorgen dat nauwkeurige en vergelijkbare informatie wordt verstrekt, is het noodzakelijk categorieën van financiële instrumenten vast te stellen op basis van de kenmerken ervan die voor openbaarmakingsdoeleinden relevant zijn. Een categorie financiële instrumenten moet eng genoeg gedefinieerd zijn om verschillen in orderuitvoeringsgedrag tussen categorieën te kunnen onderkennen, maar moet tegelijkertijd ruim genoeg gedefinieerd zijn om een evenredige openbaarmakingsplicht voor beleggingsondernemingen te waarborgen. Aangezien de categorie eigenvermogensinstrumenten van de categorieën financiële instrumenten zeer ruim is, is het raadzaam deze categorie in subcategorieën onder te verdelen op basis van de liquiditeit. Daar liquiditeit een factor van essentieel belang is voor het orderuitvoeringsgedrag en daar plaatsen van uitvoering vaak met elkaar concurreren bij het aantrekken van stromen van de vaakst verhandelde aandelen, verdient het aanbeveling eigenvermogensinstrumenten te classificeren volgens de liquiditeit ervan die is bepaald op grond van de conventie inzake de tick size, zoals vastgelegd in Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(4) |
Bij de openbaarmaking van de identiteit van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering waar zij orders van cliënten uitvoeren, is het raadzaam dat beleggingsondernemingen informatie bekendmaken over het volume van de orders en het aantal orders dat op elke plaats van uitvoering is uitgevoerd, zodat beleggers zich een beeld kunnen vormen van de stroom van orders van cliënten van de onderneming naar de plaatsen van uitvoering. Wanneer een beleggingsonderneming voor een of meer categorieën financiële instrumenten slechts een zeer gering aantal orders uitvoert, zou informatie over de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering niet erg zinvol zijn en evenmin representatief zijn voor de orderuitvoeringsregelingen. Daarom verdient het aanbeveling van beleggingsondernemingen te verlangen dat zij duidelijk aangeven voor welke categorieën financiële instrumenten zij een zeer gering aantal orders uitvoeren. |
|
(5) |
Teneinde de openbaarmaking van potentieel marktgevoelige informatie over de omvang van de bedrijfsactiviteiten van de beleggingsonderneming te voorkomen, moeten het volume van de uitgevoerde orders en het aantal uitgevoerde orders worden uitgedrukt als percentage van respectievelijk de totale uitvoeringsvolumes van de beleggingsonderneming en het totale aantal door haar uitgevoerde orders voor een bepaalde categorie financiële instrumenten, veeleer dan als absolute waarden. |
|
(6) |
Het is raadzaam beleggingsondernemingen ertoe te verplichten informatie openbaar te maken die relevant is voor hun orderuitvoeringsgedrag. Teneinde te voorkomen dat beleggingsondernemingen ter verantwoording worden geroepen voor orderuitvoeringsbesluiten waarvoor zij niet verantwoordelijk zijn, dienen beleggingsondernemingen melding te maken van het percentage op elk van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering uitgevoerde orders waarbij cliënten de keuze van de plaats van uitvoering hebben gespecificeerd. |
|
(7) |
Er zijn diverse factoren die het orderuitvoeringsgedrag van beleggingsondernemingen kunnen beïnvloeden, zoals eventuele nauwe banden tussen beleggingsondernemingen en plaatsen van uitvoering. Gezien het potentieel grote belang van dergelijke factoren, moet worden verlangd dat deze worden geanalyseerd bij het beoordelen van de kwaliteit van de uitvoering op alle plaatsen van uitvoering. |
|
(8) |
De verschillende ordertypes kunnen belangrijk zijn voor het verklaren hoe en waarom beleggingsondernemingen orders op een bepaalde plaats van uitvoering uitvoeren. Deze factor kan ook van invloed zijn op de wijze waarop een beleggingsonderneming haar uitvoeringsstrategieën uitstippelt, zoals onder meer het programmeren van smart order routers om de specifieke doelstellingen van deze orders te realiseren. Het verdient daarom aanbeveling dat in het verslag een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende categorieën ordertypes. |
|
(9) |
Opdat gebruikers de informatie naar behoren kunnen analyseren, is het van belang dat zij in staat zijn een onderscheid te maken tussen voor orders van professionele cliënten gebruikte plaatsen van uitvoering en voor orders van niet-professionele cliënten gebruikte plaatsen van uitvoering, gezien de opmerkelijke verschillen in de wijze waarop beleggingsondernemingen het best mogelijke resultaat voor niet-professionele en professionele cliënten behalen; bij de uitvoering van orders van niet-professionele cliënten moeten beleggingsondernemingen immers vooral kijken naar de prijs- en kostenfactoren. Daarom is het raadzaam dat de informatie over de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering afzonderlijk wordt verstrekt voor respectievelijk niet-professionele cliënten en professionele cliënten, zodat een kwalitatieve beoordeling van de orderstroom naar deze plaatsen van uitvoering kan worden uitgevoerd. |
|
(10) |
Teneinde aan de wettelijke verplichting van optimale uitvoering te voldoen, zullen beleggingsondernemingen, bij het toepassen van de criteria voor optimale uitvoering voor professionele cliënten, voor effectenfinancieringstransacties doorgaans niet dezelfde plaatsen van uitvoering gebruiken als voor andere transacties. Dit komt omdat effectenfinancieringstransacties worden gebruikt als financieringsbron onder de verbintenis dat de leningnemer op een tijdstip in de toekomst gelijkwaardige effecten teruglevert, en de voorwaarden van effectenfinancieringstransacties worden doorgaans voorafgaand aan de uitvoering bilateraal bepaald tussen de tegenpartijen. Daarom is de keuze van plaatsen van uitvoering voor effectenfinancieringstransacties beperkter dan in het geval van andere transacties, aangezien deze afhangt van de specifieke voorwaarden die tussen de tegenpartijen zijn vastgesteld en de vraag of er op die plaatsen van uitvoering een specifieke vraag is naar de betrokken financiële instrumenten. Daarom is het passend dat beleggingsondernemingen in een afzonderlijk verslag een overzicht geven en bekendmaken van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering gerangschikt in termen van handelsvolumes waarop zij effectenfinancieringstransacties hebben uitgevoerd, zodat een kwalitatieve beoordeling kan worden gemaakt van de stroom orders naar deze plaatsen van uitvoering. Wegens het bijzondere karakter van effectenfinancieringstransacties en gezien het feit dat de grote omvang ervan waarschijnlijk de meer representatieve reeks transacties van cliënten (namelijk die welke geen effectenfinancieringstransacties omvatten) zal vertekenen, dienen ze ook te worden uitgesloten van de tabellen betreffende de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering waarop beleggingsondernemingen andere orders van cliënten uitvoeren. |
|
(11) |
Beleggingsondernemingen dienen een beoordeling van de kwaliteit van de uitvoering op alle door de onderneming gebruikte plaatsen van uitvoering openbaar te maken. Deze informatie moet een duidelijk beeld geven van de uitvoeringsstrategieën en van de gehanteerde instrumenten om de kwaliteit van de uitvoering op die plaatsen van uitvoering te beoordelen. Deze informatie zal beleggers tevens in staat stellen de doelmatigheid van de monitoring van die plaatsen van uitvoering door beleggingsondernemingen te beoordelen. |
|
(12) |
Bij de specifieke beoordeling van de kwaliteit van de uitvoering op alle plaatsen van uitvoering wat de kosten betreft, is het raadzaam dat een beleggingsonderneming ook een analyse verricht van de regelingen die zij met deze plaatsen van uitvoering heeft getroffen in verband met gedane of ontvangen betalingen en met kortingen, rabatten of ontvangen niet-geldelijke tegemoetkomingen. Een dergelijke beoordeling moet het publiek tevens in staat stellen na te gaan hoe dergelijke regelingen de kosten van de beleggers beïnvloeden en hoe zij stroken met artikel 27, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(13) |
Het verdient ook aanbeveling de reikwijdte van een dergelijke openbaarmaking en de essentiële kenmerken ervan te definiëren, zoals onder meer het gebruik dat beleggingsondernemingen mogen maken van de gegevens over de kwaliteit van de uitvoering welke krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575 van de Commissie (2) door plaatsen van uitvoering beschikbaar worden gesteld. |
|
(14) |
De informatie over de identiteit van plaatsen van uitvoering en over de kwaliteit van de uitvoering moet jaarlijks openbaar worden gemaakt en moet op het orderuitvoeringsgedrag voor elke categorie financiële instrumenten betrekking hebben, opdat de relevante veranderingen die zich tijdens het voorgaande kalenderjaar hebben voorgedaan, daarin aan de orde komen. |
|
(15) |
Het mag beleggingsondernemingen niet worden belet tot een aanvullende, meer gedetailleerde rapportage over te gaan, mits de aanvullende rapportage in een dergelijk geval de krachtens deze verordening openbaar te maken informatie completeert en niet vervangt. |
|
(16) |
Ter wille van de consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(17) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA — European Securities and Markets Authority) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(18) |
De ESMA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de eventuele daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp
Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor de vorm en inhoud van de informatie die beleggingsondernemingen jaarlijks openbaar moeten maken over orders van cliënten die worden uitgevoerd op handelsplatformen, door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, door marketmakers of andere liquiditeitsverschaffers, dan wel door entiteiten die in een derde land eenzelfde functie vervullen als die welke door een van de voornoemde entiteiten wordt vervuld.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) „passieve order”: een in het orderboek opgenomen order die liquiditeit heeft verschaft;
b) „agressieve order”: een in het orderboek opgenomen order die liquiditeit heeft onttrokken;
(c) „gestuurde order”: een order waarbij de cliënt vóór de uitvoering van de order een bepaalde plaats van uitvoering heeft gespecificeerd.
Artikel 3
Informatie over de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering en de kwaliteit van de uitvoering
1. Beleggingsondernemingen maken de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering in termen van handelsvolumes voor alle uitgevoerde orders van cliënten per in bijlage I genoemde categorie financiële instrumenten openbaar. De informatie over niet-professionele cliënten wordt openbaar gemaakt in de in tabel 1 van bijlage II aangegeven vorm en de informatie over professionele cliënten wordt openbaar gemaakt in de in tabel 2 van bijlage II aangegeven vorm. Bij de openbaarmaking worden geen orders met betrekking tot effectenfinancieringstransacties in aanmerking genomen en wordt de volgende informatie vermeld:
|
a) |
categorie financiële instrumenten; |
|
b) |
naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering; |
|
c) |
volume van op de betrokken plaats van uitvoering uitgevoerde orders van cliënten, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitgevoerde orders; |
|
d) |
aantal op de betrokken plaats van uitvoering uitgevoerde orders van cliënten, uitgedrukt als percentage van het totale aantal uitgevoerde orders; |
|
e) |
percentage van de onder d) bedoelde uitgevoerde orders die passieve en agressieve orders waren; |
|
f) |
percentage van de onder d) bedoelde uitgevoerde orders die gestuurde orders waren; |
|
g) |
bevestiging of de beleggingsonderneming tijdens het voorgaande jaar gemiddeld minder dan één transactie per werkdag met betrekking tot die categorie financiële instrumenten heeft uitgevoerd. |
2. Beleggingsondernemingen maken de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering in termen van handelsvolumes voor alle uitgevoerde orders van cliënten met betrekking tot effectenfinancieringstransacties per in bijlage I genoemde categorie financiële instrumenten openbaar in de vorm die in tabel 3 van bijlage II is aangegeven. Bij de openbaarmaking wordt de volgende informatie vermeld:
|
a) |
volume van op de betrokken plaats van uitvoering uitgevoerde orders van cliënten, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitgevoerde orders; |
|
b) |
aantal op de betrokken plaats van uitvoering uitgevoerde orders van cliënten, uitgedrukt als percentage van het totale aantal uitgevoerde orders; |
|
c) |
bevestiging of de beleggingsonderneming tijdens het voorgaande jaar gemiddeld minder dan één transactie per werkdag met betrekking tot die categorie financiële instrumenten heeft uitgevoerd. |
3. Beleggingsondernemingen maken voor elke categorie financiële instrumenten een samenvatting openbaar van de analyse die zij hebben verricht van en de conclusies die zij trekken uit hun gedetailleerde monitoring van de kwaliteit van de uitvoering op de plaatsen van uitvoering waar zij tijdens het voorgaande jaar alle orders van cliënten hebben uitgevoerd. De informatie omvat:
|
a) |
een toelichting van het relatieve belang dat de onderneming heeft gehecht aan de uitvoeringsfactoren prijs, kosten, snelheid en waarschijnlijkheid van uitvoering, dan wel aan enigerlei andere overweging, met inbegrip van kwalitatieve factoren, die bij de beoordeling van de kwaliteit van de uitvoering in aanmerking is genomen; |
|
b) |
een beschrijving van eventuele nauwe banden, belangenconflicten en mede-eigendommen welke betrekking hebben op plaatsen van uitvoering die voor de uitvoering van orders werden gebruikt; |
|
c) |
een beschrijving van eventuele met plaatsen van uitvoering getroffen specifieke regelingen betreffende gedane of ontvangen betalingen, kortingen, rabatten of ontvangen niet-geldelijke tegemoetkomingen; |
|
d) |
een toelichting van de factoren die hebben geleid tot een wijziging in de lijst van plaatsen van uitvoering die in het uitvoeringsbeleid van de onderneming zijn vermeld, indien er zich een dergelijke wijziging heeft voorgedaan; |
|
e) |
een toelichting van de wijze waarop de orderuitvoering verschilt naargelang van de categorie-indeling van cliënten wanneer de onderneming categorieën van cliënten verschillend behandelt en wanneer dit de orderuitvoeringsregelingen kan beïnvloeden; |
|
f) |
een toelichting of bij de uitvoering van orders van niet-professionele cliënten aan andere criteria voorrang is gegeven boven de onmiddellijke prijs en kosten, en van de wijze waarop deze andere criteria tot het behalen van het best mogelijke resultaat voor de cliënt in termen van de totale vergoeding hebben bijgedragen; |
|
g) |
een toelichting van de wijze waarop de beleggingsonderneming gebruik heeft gemaakt van gegevens of instrumenten in verband met de kwaliteit van de uitvoering, met inbegrip van gegevens die op grond van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575 openbaar zijn gemaakt; |
|
h) |
in voorkomend geval, een toelichting van de wijze waarop de beleggingsonderneming van output van een op grond van Richtlijn 2014/65/EU ingestelde verstrekker van een consolidated tape (consolidated tape provider) heeft gebruikgemaakt. |
Artikel 4
Vorm
Beleggingsondernemingen maken de overeenkomstig artikel 3, leden 1 en 2, te verschaffen informatie op hun websites openbaar door de in bijlage II opgenomen templates in te vullen in een machineleesbare elektronische vorm die door het publiek kan worden gedownload; de overeenkomstig artikel 3, lid 3, te verschaffen informatie wordt op hun websites openbaar gemaakt in een elektronische vorm die door het publiek kan worden gedownload.
Artikel 5
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 8 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575 van de Commissie van 8 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten met betrekking tot technische reguleringsnormen betreffende de gegevens die door plaatsen van uitvoering over de kwaliteit van uitvoering van transacties moeten worden bekendgemaakt (zie bladzijde 152 van dit Publicatieblad).
(3) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
BIJLAGE I
Categorieën financiële instrumenten
|
a) |
Eigenvermogensinstrumenten — Aandelen & certificaten van aandelen
|
|
b) |
Schuldinstrumenten
|
|
c) |
Rentederivaten
|
|
d) |
Kredietderivaten
|
|
e) |
Valutaderivaten
|
|
f) |
Gestructureerde financieringsinstrumenten |
|
g) |
Aandelenderivaten
|
|
h) |
Gesecuritiseerde derivaten
|
|
i) |
Grondstoffenderivaten en emissierechtenderivaten
|
|
j) |
Contracts for difference |
|
k) |
Ter beurze verhandelde producten (ter beurze verhandelde fondsen, ter beurze verhandelde promessen en ter beurze verhandelde grondstoffen) |
|
l) |
Emissierechten |
|
m) |
Andere instrumenten |
BIJLAGE II
Tabel 1
|
Instrumentcategorie |
|
||||
|
Is er tijdens het voorgaande jaar gemiddeld < 1 transactie per werkdag uitgevoerd? |
Ja/Neen |
||||
|
Belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering gerangschikt in termen van handelsvolumes (dalende volgorde) |
Aandeel van het verhandelde volume als percentage van het totaal in de betrokken categorie |
Aandeel van de uitgevoerde orders als percentage van het totaal in de betrokken categorie |
Percentage passieve orders |
Percentage agressieve orders |
Percentage gestuurde orders |
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
Tabel 2
|
Instrumentcategorie |
|
||||
|
Is er tijdens het voorgaande jaar gemiddeld < 1 transactie per werkdag uitgevoerd? |
Ja/Neen |
||||
|
Belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering gerangschikt in termen van handelsvolumes (dalende volgorde) |
Aandeel van het verhandelde volume als percentage van het totaal in de betrokken categorie |
Aandeel van de uitgevoerde orders als percentage van het totaal in de betrokken categorie |
Percentage passieve orders |
Percentage agressieve orders |
Percentage gestuurde orders |
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
|
|
Tabel 3
|
Instrumentcategorie |
|
|
|
Is er tijdens het voorgaande jaar gemiddeld < 1 transactie per werkdag uitgevoerd? |
Ja/Neen |
|
|
Belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering in termen van handelsvolumes (dalende volgorde) |
Aandeel van het uitgevoerde volume als percentage van het totaal in de betrokken categorie |
Aandeel van de uitgevoerde orders als percentage van het totaal in de betrokken categorie |
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
Naam en identificatiecode van de plaats van uitvoering (MIC of LEI) |
|
|
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/174 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/577 VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met betrekking tot technische reguleringsnormen over het volumebeperkingsmechanisme en de verstrekking van informatie ten behoeve van de transparantie en andere berekeningen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 5, lid 9, en artikel 22, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Krachtens Verordening (EU) nr. 600/2014 moeten de bevoegde autoriteiten en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) een groot aantal berekeningen verrichten om de toepasselijkheid van de regeling inzake transparantie voor en na de handel en de handelsverplichting voor derivaten af te stemmen, alsmede om vast te stellen of een beleggingsonderneming een onderneming met systematische interne afhandeling is. |
|
(2) |
Om de noodzakelijke berekeningen te verrichten moeten de bevoegde autoriteiten en de ESMA in staat zijn robuuste en kwalitatief hoogstaande gegevens in te winnen over elke activaklasse waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is. Het is derhalve noodzakelijk de toegankelijkheid en de kwaliteit van de voor de bevoegde autoriteiten en de ESMA beschikbare gegevens te verbeteren in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) en Verordening (EU) nr. 600/2014, zodat de classificatie van financiële instrumenten, waaronder de drempels ten behoeve van de transparantie voor en na de handel en, indien noodzakelijk, de herafstemmingen van deze drempels met meer kennis van zaken kunnen worden berekend nadat de regeling gedurende een bepaalde tijd toepassing heeft gekregen. |
|
(3) |
Er moeten regels worden bepaald om in het algemeen een gemeenschappelijke omschrijving te geven van de inhoud en de vorm van de gegevens die ten behoeve van de transparantie en andere berekeningen moeten worden ingediend door handelsplatformen, goedgekeurde publicatieregelingen (approved publication arrangements of APA's) en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen (consolidated tape providers of CTP's). Deze bepalingen moeten worden gelezen in samenhang met de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2017/587 (3), (EU) 2017/583 (4), (EU) 2017/567 (5), (EU) 2017/565 (6) en (EU) 2016/2020 (7) van de Commissie, waarin de methodologie en de gegevens worden omschreven die noodzakelijk zijn om de desbetreffende berekeningen te verrichten, en waarin de inhoud en de omvang wordt bepaald van de gegevens die noodzakelijk zijn om de transparantieberekeningen te verrichten. De inhoud, de vorm en de kwaliteit van de ingediende gegevens betreffende handelsplatformen, APA's en CTP's moet daarom bij het verrichten van deze berekeningen overeenstemmen met de toepasselijke methodologie die is voorgeschreven in de desbetreffende uitvoeringshandelingen van Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 |
|
(4) |
Met uitzondering van potentiële adhocverzoeken om gegevens en berekeningen die dienen te worden verricht ten behoeve van de volumebeperkingsmechanismen, moeten handelsplatformen, APA's en CTP's dagelijks verslagen indienen. Rekening houdend met het brede toepassingsgebied van de gedekte financiële instrumenten en de grote hoeveelheid te verwerken gegevens worden door het dagelijks indienen van gegevens de bevoegde autoriteiten in staat gesteld bestanden van beheersbare omvang accurater te verwerken en wordt een efficiënt en tijdig beheer van gegevensindiening, kwaliteitscontrole van gegevens en gegevensverwerking gegarandeerd. Het dagelijks verzamelen van gegevens vereenvoudigt ook de verplichting tot gegevensverstrekking in handelsplatformen, APA's en CTP's doordat deze bevrijd worden van de last van de berekening van het aantal handelsdagen in de gevallen waarin dat kwantitatief liquiditeitscriterium van toepassing is, en van het samenvoegen van gegevens voor hetzelfde financieel instrument over uiteenlopende looptijdsegmenten in de gevallen waarin rekening moet worden gehouden met de tijd tot de vervaldatum. Het centraliseren van die berekening zorgt ook voor een consistent gebruik van de criteria tussen financiële instrumenten en handelsplatformen. |
|
(5) |
Handelsplatformen moeten gegevens opslaan die alles dekken en waarmee de bevoegde autoriteiten en de ESMA accurate berekeningen kunnen verrichten. Hoewel de vereiste informatie gewoonlijk in de posttransactionele verslagen wordt verstrekt, reikt de voor de berekeningen noodzakelijke informatie in sommige gevallen verder dan de informatie die in die verslagen beschikbaar is. Het gaat bijvoorbeeld ook om informatie over transacties die uitgevoerd zijn op basis van orders die onder de ontheffing voor orders van aanzienlijke omvang vallen. Deze informatie hoeft niet in handelsverslagen te worden opgenomen aangezien dergelijke transacties daardoor aan nadelige marktinvloeden zouden worden blootgesteld. Aangezien deze informatie voor bevoegde autoriteiten noodzakelijk zou kunnen zijn om accurate berekeningen te verrichten, moet zij door handelsplatformen, APA's en CTP's dus op passende wijze worden opgeslagen en indien nodig aan de bevoegde autoriteiten worden meegedeeld. Handelsplatformen moeten ervoor zorgen dat zij de aan de bevoegde autoriteiten en de ESMA te verstrekken informatie op passende wijze verspreiden. In hun verslag aan CTP's moeten transacties op basis van aanzienlijke orders naar behoren worden vermeld. |
|
(6) |
Er moeten gegevens worden verzameld die afkomstig zijn van uiteenlopende bronnen, aangezien het niet altijd zo is dat een enkele bron een volledige reeks van gegevens voor een activaklasse of zelfs voor een bepaald instrument kan opleveren. Om de bevoegde autoriteiten en de ESMA in staat te stellen kwalitatief hoogstaande gegevens van verschillende bronnen te verkrijgen en te consolideren, moeten handelsplatformen, APA's en CTP's dan ook, indien beschikbaar, vooraf vastgestelde specificaties voor inhoud en vorm gebruiken om het verzamelen van gegevens vlotter en kostenefficiënter te doen verlopen. |
|
(7) |
Rekening houdend met de gevoelige aard van de nodige berekeningen en met het feit dat openbaarmaking van onjuiste informatie commerciële gevolgen kan hebben voor handelsplatformen, uitgevende instellingen en andere marktdeelnemers, hetgeen in het geval van het volumebeperkingsmechanisme kan leiden tot opschorting van het gebruik van de ontheffingen voor één welbepaald handelsplatform of in de Unie voor één welbepaald financieel instrument, moet het formaat van de bij de bevoegde autoriteiten en de ESMA in te dienen gegevens worden verduidelijkt zodat er efficiënte communicatiekanalen met handelsplatformen, APA's en CTP's worden opgezet en de tijdige en correcte openbaarmaking van de vereiste gegevens kan worden verzekerd. |
|
(8) |
Krachtens Verordening (EU) nr. 600/2014 moet de ESMA voor financiële instrumenten waarop het volumebeperkingsmechanisme van toepassing is, metingen van het totale volume van de handel in de voorafgaande twaalf maanden publiceren alsook de percentages van verhandeling die onder de ontheffing bij bilateraal overeengekomen transacties en de ontheffing bij referentieprijs vallen, in de Unie en op elk handelsplatform in de voorafgaande twaalf maanden. In het geval van financiële instrumenten die in meer dan één valuta verhandeld worden, moeten de in verschillende valuta's uitgevoerde volumes in één gemeenschappelijke valuta worden omgezet om het samentellen van deze volumes mogelijk te maken en de vereiste berekeningen te verrichten. Daarom moet worden voorzien in de methodologie en de omrekeningskoersen om indien nodig de handelsvolumes om te zetten. |
|
(9) |
Voor de toepassing van het volumebeperkingsmechanisme moeten handelsplatformen ertoe worden verplicht te rapporteren welke handelsvolumes zijn verricht onder de ontheffing bij referentieprijs en, voor liquide instrumenten, de ontheffing bij bilateraal overeengekomen handel. Aangezien de ontheffingen van toepassing zijn op orders en niet op transacties, moet worden verduidelijkt dat de te rapporteren volumes alle transacties moeten omvatten die gemarkeerd zijn met „RFPT” of „NLIQ” ten behoeve van de posttransactionele publicatie van de handel, en zoals aangegeven in de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587. Indien de transactie is uitgevoerd op basis van twee orders die in aanmerking komen voor de ontheffing voor omvangrijke orders, hoeft deze transactie niet te in aanmerking te worden genomen in de berekeningen van de volumes onder de ontheffing bij referentieprijs en de ontheffing bij bilateraal overeengekomen handel. |
|
(10) |
Voor de toepassing van het volumebeperkingsmechanisme moeten handelsplatformen en CTP's ervoor zorgen dat het handelsplatform waar de transactie is uitgevoerd, voldoende fijnmazig wordt geïdentificeerd, om de ESMA in staat te stellen alle berekeningen als bedoeld in Verordening (EU) nr. 600/2014 te verrichten. Voor het handelsplatform moet name een unieke identificator worden gebruikt en deze mag niet worden gedeeld met een ander platform dat door dezelfde marktdeelnemer wordt geëxploiteerd. Met de identificatoren moet de ESMA in staat zijn ondubbelzinnig alle handelsplatforms te onderscheiden waarvoor de marktexploitant een specifieke vergunning krachtens Richtlijn 2014/65/EU heeft gekregen. |
|
(11) |
Ten behoeve van het volumebeperkingsmechanisme moet van handelsplatformen worden gevraagd dat zij op de dag van inwerkingtreding van Richtlijn 2014/65/EU en van Verordening (EU) nr. 600/2014 een eerste verslag indienen met handelsvolumes voor het voorafgaande kalenderjaar, onder de ontheffing bij referentieprijs en, voor liquide financiële instrumenten, de ontheffing bij bilateraal overeengekomen handel. Om te garanderen dat dit voorschrift op evenredige wijze wordt toegepast moeten handelsplatformen met dat doel hun verslag baseren op de aangepaste volumes van handel die is verricht onder gelijkwaardige ontheffingsregelingen die bestonden krachtens Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) en Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie (9). |
|
(12) |
Om de bevoegde autoriteiten en de ESMA accurate gegevens te verstrekken moeten handelsplatformen, APA's en CTP's ervoor zorgen dat hun verslagen alleen aan één kant getelde transacties bevatten. |
|
(13) |
De bepalingen van deze verordening zijn nauw met elkaar verbonden aangezien het gaat om een nadere omschrijving van de inhoud, de frequentie en de vorm van verzoeken om gegevens, de te gebruiken methode voor de verwerking van deze gegevens, en om andere voorschriften betreffende de openbaarmaking van informatie ten behoeve van de transparantie zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 600/2014. Ter wille van de coherentie tussen deze bepalingen, die tegelijkertijd in werking zullen treden, en om het totale overzicht te bevorderen voor de belanghebbenden en met name die welke aan de verplichtingen onderworpen zijn, is het wenselijk de voorschriften in een enkele verordening op te nemen. |
|
(14) |
Ter wille van de consistentie en om de vlotte werking van de financiële markten te verzekeren moeten de in deze verordening neergelegde bepalingen en de in Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde bepalingen vanaf dezelfde datum worden toegepast. |
|
(15) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die door de ESMA aan de Commissie zijn voorgelegd. |
|
(16) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (10) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht. |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Deze verordening voorziet in de nadere omschrijving van de door de bevoegde autoriteiten te verzenden verzoeken om gegevens en van het antwoord op deze verzoeken van handelsplatformen, goedgekeurde publicatieregelingen (APA's) en geconsolideerde transactiemeldingsregelingen (CTP's), ten behoeve van de berekening en de aanpassing van de pre- en posttransactionele regelingen inzake transparantie en handelsverplichting, in het bijzonder met het oog op de vaststelling van de volgende elementen:
|
a) |
de vraag of eigenvermogensinstrumenten, aan aandelen verwante financiële instrumenten en andere financiële instrumenten dan eigenvermogensintrumenten een liquide markt hebben; |
|
b) |
de drempels voor pretransactionele ontheffingen van transparantie voor eigenvermogensinstrumenten, aan deze instrumenten verwante financiële instrumenten en andere financiële instrumenten dan eigenvermogensintrumenten; |
|
c) |
de drempels voor uitgestelde posttransactionele ontheffingen van transparantie voor eigenvermogensinstrumenten, aan aandelen verwante financiële instrumenten en andere instrumenten dan eigenvermogensintrumenten; |
|
d) |
het vraag vanaf wanneer de liquiditeit van een klasse van financiële instrumenten onder een vastgestelde drempel valt; |
|
e) |
de vraag of een beleggingsonderneming een onderneming met systematische interne afhandeling is; |
|
f) |
de standaardmarktomvang die van toepassing is op ondernemingen met systematische interne afhandeling die in eigenvermogensinstrumenten en aan aandelen verwante instrumenten handelen, en de voor het financiële instrument specifieke omvang welke van toepassing is op ondernemingen met systematische interne afhandeling die in andere instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten handelen; |
|
g) |
voor eigenvermogensinstrumenten en aan aandelen verwante instrumenten, het totale volume van de handel voor de voorafgaande twaalf maanden en de percentages van de handel die onder de ontheffingsregeling bij bilateraal overeengekomen transacties en de ontheffingsregeling bij handel met referentieprijs wordt verricht, in de Unie en in elk handelsplatform in de voorafgaande twaalf maanden; |
|
h) |
de vraag of derivaten voldoende liquide zijn om uitvoering te geven aan de handelsverplichting voor derivaten. |
Artikel 2
Inhoud van de verzoeken om gegevens en te rapporteren informatie
1. Ten behoeve van de berekeningen die plaatsvinden op voorafbepaalde data of volgens een voorafbepaalde frequentie, verstrekken handelsplatformen, APA's en CTP's hun bevoegde autoriteiten alle gegevens die noodzakelijk zijn om de berekeningen te verrichten als voorgeschreven in de volgende verordeningen:
|
a) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587; |
|
b) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583; |
|
c) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567; |
|
(d) |
Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565. |
2. De bevoegde autoriteiten kunnen handelsplatformen, APA's en CTP's indien nodig verzoeken om bijkomende informatie ten behoeve van het toezicht op en de aanpassing van de in artikel 1, onder a) tot en met f) en h), bedoelde drempels en parameters.
3. De bevoegde autoriteiten kunnen verzoeken om alle gegevens die de ESMA in aanmerking neemt overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2020, met inbegrip van gegevens over het volgende:
|
a) |
de gemiddelde frequentie van de transacties; |
|
b) |
de gemiddelde omvang en verdeling van de transacties; |
|
c) |
het aantal en type marktdeelnemers; |
|
d) |
de gemiddelde omvang van de spreads. |
Artikel 3
Frequentie van verzoeken om gegevens en responstermijnen voor handelsplatformen, APA's en CTP's
1. Handelsplatformen, APA's en CTP's dienen de in artikel 2, lid 1, bedoelde gegevens dagelijks in.
2. Handelsplatformen, APA's en CTP's dienen de gegevens in antwoord op een adhocverzoek als bedoeld in artikel 2, lid 2, binnen vier weken na ontvangst van dat verzoek in, tenzij uitzonderlijke omstandigheden een antwoord binnen een kortere termijn rechtvaardigen zoals omschreven in het verzoek.
3. In afwijking van de leden 1 en 2 dienen handelsplatformen en CTP's gegevens ten behoeve van het volumebeperkingsmechanisme in overeenkomstig artikel 6, leden 6 tot en met 9.
Artikel 4
Formaat van de verzoeken om gegevens
Handelsplatformen, APA's en CTP's dienen de in artikel 2 bedoelde gegevens in volgens een gemeenschappelijk XML-formaat en, indien beschikbaar, in overeenstemming met andere specificaties met betrekking tot inhoud en formaat zoals omschreven ter bevordering van een efficiënt en geautomatiseerd proces van gegevensoverdracht en van de consolidatie daarvan met soortgelijke gegevens van andere bronnen.
Artikel 5
Type gegevens die moeten worden opgeslagen en minimumduur van gegevensopslag door handelsplatformen, APA's en CTP's
1. Handelsplatformen, APA's en CTP's slaan alle vereiste gegevens voor berekening, toezicht of aanpassing van de in artikel 2 bedoelde drempels en parameters op ongeacht of deze informatie al dan niet openbaar is gemaakt.
2. Handelsplatformen, APA's en CTP's slaan de in lid 1 bedoelde gegevens gedurende ten minste drie jaar op.
Artikel 6
Rapportagevoorschriften voor handelsplatformen en CTP's ten behoeve van het volumebeperkingsmechanisme
1. Voor elk financieel instrument dat onderworpen is aan de transparantievereisten van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 600/2014, dienen handelsplatformen bij de bevoegde autoriteit de volgende gegevens in:
|
a) |
het totale volume van de handel in het financieel instrument die op dat handelsplatform is verricht; |
|
b) |
de totale volumes van op dat handelsplatform verrichte handel in het financieel instrument die onder de ontheffingen van respectievelijk artikel 4, lid 1, onder a), of artikel 4, lid 1, onder b), i), van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt, met de totale volumes die afzonderlijk voor elke ontheffing zijn gerapporteerd. |
2. Voor elk financieel instrument dat onderworpen is aan de transparantievereisten van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 600/2014, en indien de bevoegde autoriteit daarom verzoekt, dienen CTP's bij de bevoegde autoriteit de volgende gegevens in:
|
a) |
de totale volumes van de handel in het financieel instrument die in alle handelsplatformen in de Unie is verricht, met de totale volumes die afzonderlijk voor elk handelsplatform zijn gerapporteerd; |
|
b) |
de totale volumes van op alle handelsplatformen in de Unie verrichte handel die onder de ontheffingen van respectievelijk artikel 4, lid 1, onder a), of artikel 4, lid 1, onder b), i), van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt, met de totale volumes die afzonderlijk voor elke ontheffing en voor elk handelsplatform zijn gerapporteerd. |
3. Handelsplatformen en CTP's dienen de in de leden 1 en 2 bedoelde gegevens bij de bevoegde autoriteiten in met gebruikmaking van de in de bijlage vermelde formaten. Zij zorgen er met name voor dat de identificatoren van de handelsplatformen die zij verstrekken, voldoende gedetailleerd zijn om de bevoegde autoriteit en de ESMA in staat te stellen voor elk handelsplatform de handelsvolumes aan te wijzen die volgens de ontheffing bij referentieprijs en, voor liquide instrumenten, volgens de ontheffing bij bilateraal overeengekomen transacties zijn verricht, en daarvan gebruik te maken voor de berekening van de ratio bepaald in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014.
4. Ten behoeve van de berekening van de in de leden 1 en 2 bedoelde volumes:
|
a) |
wordt het volume van een individuele transactie bepaald door vermenigvuldiging van de prijs van het financieel instrument met het aantal verhandelde eenheden; |
|
b) |
wordt het totale volume van de handel in elk financieel instrument bedoeld in lid 1, onder a), en lid 2, onder a), bepaald door aggregatie van het volume van alle individuele en aan één kant getelde transacties voor dat financieel instrument; |
|
c) |
de in lid 1, onder b), en lid 2, onder b), bedoelde handelsvolumes worden bepaald door aggregatie van de volumes van individuele en aan één kant getelde transacties voor dat financieel instrument die gerapporteerd zijn onder de markering „referentieprijs” en „bilateraal overeengekomen transacties in liquide financiële instrumenten” overeenkomstig tabel 4 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587; |
5. Handelsplatformen en CTP's aggregeren alleen transacties die in dezelfde valuta zijn uitgevoerd, en rapporteren afzonderlijk elk geaggregeerd volume in de valuta die voor de transacties is gebruikt.
6. Handelsplatformen dienen de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde gegevens bij de bevoegde autoriteit in op de eerste en de zestiende dag van elke kalendermaand vóór 13:00 CET. Wanneer de eerste of de zestiende dag van de kalendermaand voor het handelsplatform geen werkdag is, rapporteert het handelsplatform de gegevens aan de bevoegde autoriteit op de volgende werkdag vóór 13:00 CET.
7. Handelsplatformen dienen de overeenkomstig de leden 1 tot en met 5 vastgestelde totale volumes van handel bij de bevoegde autoriteiten in met betrekking tot de volgende perioden:
|
a) |
voor de op de zestiende dag van elke kalendermaand in te dienen verslagen, duurt de periode van uitvoering van de eerste dag tot en met de vijftiende dag van dezelfde kalendermaand; |
|
b) |
voor de op de eerste dag van elke kalendermaand in te dienen verslagen, duurt de periode van uitvoering van de zestiende dag tot en met de laatste dag van de voorafgaande kalendermaand. |
8. In afwijking van de leden 6 en 7 dienen handelsplatformen het eerste verslag per financieel instrument in op de dag van inwerkingtreding van Richtlijn 2014/65/EU en van Verordening (EU) nr. 600/2014 vóór 13:00 CET en bevat dit verslag de in lid 1 bedoelde handelsvolumes voor het voorafgaande kalenderjaar. Met dat doel rapporteren handelsplatformen voor elke kalendermaand afzonderlijk de volgende gegevens:
|
a) |
de handelsvolumes gedurende de periode vanaf de eerste dag tot en met de vijftiende dag van elke kalendermaand; |
|
b) |
de handelsvolumes gedurende de periode vanaf de zestiende dag tot en met de laatste dag van elke kalendermaand. |
9. Handelsplatformen en CTP's voldoen elk adhocverzoek van bevoegde autoriteiten over het handelsvolume met betrekking tot de berekening die moet worden verricht voor het toezicht op het gebruik van ontheffingen bij referentieprijs of bij bilateraal overeengekomen transacties, vóór het einde van de werkdag volgend op het verzoek.
Artikel 7
Rapportagevoorschriften voor bevoegde autoriteiten ten aanzien van de ESMA ten behoeve van het volumebeperkingsmechanisme en de handelsverplichting voor derivaten
1. De bevoegde autoriteiten verstrekken de ESMA de overeenkomstig artikel 6 van een handelsplatform of een CTP ontvangen gegevens, vóór 13:00 CET van de werkdag volgend op de ontvangst ervan.
2. De bevoegde autoriteiten verstrekken de gegevens die zij van een handelsplatform, APA of CTP hebben ontvangen om overeenkomstig artikel 1, onder h), vast te stellen of derivaten voldoende liquide zijn, onverwijld aan de ESMA en niet later dan drie werkdagen volgend op de ontvangst van de desbetreffende gegevens.
Artikel 8
Rapportagevoorschriften voor de ESMA ten behoeve van het volumebeperkingsmechanisme
1. De ESMA maakt de metingen openbaar van het totale volume van handel voor elk financieel instrument in de voorafgaande twaalf maanden en van de percentages van de handel volgens de ontheffingen bij bilateraal overeengekomen transacties en bij referentieprijs, in de Unie en in elk handelsplatform in de voorafgaande twaalf maanden, overeenkomstig artikel 5, leden 4, 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014, uiterlijk om 22:00 CET van de vijfde werkdag volgend op het einde van de in artikel 6, lid 6, van deze verordening omschreven rapportageperioden.
2. De in lid 1 bedoelde openbaarmaking geschiedt kosteloos en in een machineleesbaar en een voor de mens leesbaar formaat zoals omschreven in artikel 14 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie (11) en in artikel 13, leden 4 en 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567.
3. Wanneer een financieel instrument in de Unie in meer dan één valuta wordt verhandeld, zet de ESMA alle volumes om in euro met gebruikmaking van gemiddelde wisselkoersen berekend op basis van de dagelijkse euro-referentiewisselkoersen die door de Europese Centrale Bank op haar website zijn gepubliceerd in de voorafgaande twaalf maanden. De omgezette volumes worden gebruikt voor de berekening en de publicatie van het totale volume van handel en van de percentages van handel volgens de ontheffingen bij bilateraal overeengekomen transacties en bij referentieprijs in de Unie en in elk handelsplatform, als bedoeld in lid 1.
Artikel 9
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (zie bladzijde 387 van dit Publicatieblad).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten (zie bladzijde 229 van dit Publicatieblad).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad met betrekking tot definities, transparantie, portefeuillecompressie en toezichtmaatregelen voor productinterventie en voor posities (zie bladzijde 90 van dit Publicatieblad).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/2020 van de Commissie van 26 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen betreffende criteria om uit te maken of aan de clearingverplichting onderworpen derivaten aan de handelsverplichting moeten worden onderworpen (PB L 313 van 19.11.2016, blz. 2).
(8) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
(9) Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie van 10 augustus 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de voor beleggingsondernemingen geldende verplichtingen betreffende het bijhouden van gegevens, het melden van transacties, de markttransparantie, de toelating van financiële instrumenten tot de handel en de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn betreft (PB L 241 van 2.9.2006, blz. 1).
(10) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(11) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunningverlening aan, organisatorische vereisten voor en publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten (zie bladzijde 126 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE
Tabel 1
Tabel van symbolen voor tabel 2
|
Symbool |
Type gegevens |
Definitie |
||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:
Indien nodig worden waarden afgerond, niet afgebroken. |
||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
3-letterige valutacode volgens ISO 4217-valutacodes. |
||||
|
{DATEFORMAT} |
Datumformaat volgens ISO 8601 |
Data worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD. |
||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166. |
||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383. |
Tabel 2
Formaten van het verslag ten behoeve van het volumebeperkingsmechanisme
|
Veldnaam gegevens |
Formaat |
|
Rapportageperiode |
{DATEFORMAT}/{DATEFORMAT} waarbij de eerste datum het begin van de rapportageperiode is en de tweede datum het einde van de rapportageperiode. |
|
Identificatie van de rapporterende entiteit |
waarbij de rapporterende entiteit een handelsplatform is: {MIC} (segment-MIC of indien passend, operationele MIC) of {ALPHANUM-50} indien de rapporterende entiteit een CTP is. |
|
Identificatiecode van handelsplatform |
{MIC} (segment-MIC of andere, indien beschikbaar, operationele MIC). |
|
Identificatiecode instrument |
{ISIN} |
|
Valuta van de transacties |
{CURRENCYCODE_3} |
|
Totaal volume van handel (per valuta) |
{DECIMAL-18/5} |
|
Totaal volume van handel volgens ontheffing bij referentieprijs, zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder a), van MiFIR (per valuta) |
{DECIMAL-18/5} |
|
Totaal volume van handel volgens ontheffing bij bilateraal overeengekomen transactie, zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder b), i), van MiFIR (per valuta) |
{DECIMAL-18/5} |
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/183 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/578 VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten ten aanzien van technische reguleringsnormen tot specificering van de vereisten inzake marketmakingovereenkomsten en -regelingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 17, lid 7, onder a), b) en c), en artikel 48, lid 12, onder a) en f),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Er dienen twee hoofddoelstellingen te worden bereikt door het specificeren van de marketmakingverplichtingen van algoritmehandelaren die marketmakingstrategieën voeren en de gerelateerde verplichtingen van handelsplatformen. In de eerste plaats moet een element van voorspelbaarheid met betrekking tot de klaarblijkelijke liquiditeit in het orderboek worden ingevoerd door het instellen van contractuele verplichtingen voor beleggingsondernemingen die marketmakingstrategieën voeren. In de tweede plaats moet de aanwezigheid van die ondernemingen op de markt worden gestimuleerd, met name gedurende gespannen marktomstandigheden. |
|
(2) |
De bepalingen in deze verordening houden nauw verband met elkaar aangezien zij op een reeks gerelateerde verplichtingen zien voor bij algoritmehandel betrokken beleggingsondernemingen die marketmakingstrategieën voeren en voor handelsplatformen waar die Om de samenhang te verzekeren tussen die bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om aan de personen voor wie deze verplichtingen gelden, met inbegrip van beleggers die geen ingezetenen zijn van de EU, een volledig beeld van en een compacte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk die bepalingen in één enkele verordening op te nemen. |
|
(3) |
Deze verordening moet niet alleen van toepassing zijn op gereglementeerde markten, maar ook op multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten als vereist bij artikel 18, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(4) |
Marketmakingstrategieën kunnen betrekking hebben op één of meer financiële instrumenten en één of meer handelsplatformen. In sommige gevallen echter kan het voorkomen dat een handelsplatform geen strategieën kan monitoren waarbij meer dan één handelsplatform of instrument betrokken is. In die gevallen moeten handelsplatformen, in overeenstemming met de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijfsactiviteiten, marketmakingstrategieën die op hun eigen platform worden gevoerd kunnen monitoren, en moeten zij overeenkomstige marketmakingovereenkomsten en -regelingen derhalve tot die situaties beperken. |
|
(5) |
Alle leden of deelnemers die bij algoritmische handel betrokken zijn en een marketmakingstrategie voeren op een handelsplatform dat algoritmische handel toestaat of mogelijk maakt, moeten een marketmakingovereenkomst aangaan met de exploitant van dat handelsplatform. Incentives overeenkomstig een marketmakingregeling mogen echter slechts voor bepaalde instrumenten worden vereist die volgens een op een doorlopende veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem worden verhandeld. Niets mag handelsplatformen beletten op eigen initiatief een ander type incentives in te voeren voor wat betreft andere financiële instrumenten of handelssystemen. |
|
(6) |
Gevallen waarin er geen bindende vereiste voor handelsplatformen bestaat om een marketmakingregeling op te zetten rekening houdend met de aard en de schaal van de handel op die handelsplatformen moeten duidelijk worden geïdentificeerd. Te dien einde is het passend financiële instrumenten en handelssystemen te identificeren die het risico op hoge volatiliteit vergroten en waarvoor het van cruciaal belang is dat de verschaffing van liquiditeit wordt gestimuleerd teneinde de ordelijke en doeltreffende werking van de markten te verzekeren. In dit verband moet deze verordening er rekening mee houden dat wanneer bepaalde liquide instrumenten algoritmisch worden verhandeld volgens op een doorlopende veiling en een orderboek gebaseerde handelssystemen er een groter risico is op overreactie op externe gebeurtenissen hetgeen de marktvolatiliteit kan vergroten. |
|
(7) |
Handelsplatformen waarvoor het passend wordt geacht dat zij marketmakingregelingen in werking stellen overeenkomstig deze verordening moeten worden verplicht hun bestaande overeenkomsten te toetsen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van die overeenkomsten betreffende algoritmehandelaren die een marketmakingstrategie voeren aan deze verordening voldoen. |
|
(8) |
De marketmakingregeling kan beleggingsondernemingen die een marketmakingovereenkomst hebben ondertekend ertoe stimuleren hun verplichtingen onder normale handelsvoorwaarden na te komen, maar moet incentives bieden voor ondernemingen die daadwerkelijk bijdragen aan de liquiditeitsverschaffing onder gespannen marktomstandigheden. Er dient derhalve een incentivesregeling te zijn om een plotselinge en grootschalige onttrekking van liquiditeit onder gespannen marktomstandigheden te beperken. Om te vermijden dat deze verplichting verschillend wordt toegepast, is het belangrijk dat handelsplatformen alle partijen bij de marketmakingregeling op de hoogte brengen van het bestaan van gespannen marktomstandigheden. Uitzonderlijke omstandigheden moeten exhaustief worden bepaald en omvatten derhalve geen regelmatige of vooraf geplande informatie-evenementen die van invloed kunnen zijn op de reële waarde van een financieel instrument vanwege veranderingen in de perceptie van marktrisico, ongeacht of deze tijdens of buiten de handelstijden plaatsvinden. |
|
(9) |
Leden, deelnemers of cliënten die een marketmakingovereenkomst hebben ondertekend, dienen in alle gevallen aan een minimumreeks vereisten te voldoen op het stuk van aanwezigheid, omvang en spread. Leden, deelnemers of cliënten die alleen onder normale handelsvoorwaarden aan die minimumvereisten voldoen, hebben echter niet noodzakelijk toegang tot een bepaald type incentive. Handelsplatformen kunnen marketmakingregelingen opzetten die alleen leden, deelnemers of cliënten belonen die aan strengere parameters op het stuk van aanwezigheid, omvang en spread voldoen. De marketmakingregelingen die door handelsplatformen in werking zijn gesteld, moeten derhalve duidelijk de voorwaarden voor toegang tot incentives vermelden en moeten rekening houden met de daadwerkelijke bijdrage aan de liquiditeit op het handelsplatform, gerekend naar aanwezigheid, omvang en spread van de deelnemers aan de regelingen. |
|
(10) |
Om te voorkomen dat deze verordening verschillend wordt toegepast en te zorgen voor een billijke en niet-discriminerende implementatie van marketmakingregelingen is het van cruciaal belang dat alle leden van, deelnemers aan en cliënten van een handelsplatform op gecoördineerde wijze ervan op de hoogte worden gebracht dat er zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen. Het is derhalve noodzakelijk de communicatieverplichtingen van de handelsplatformen in zulke uitzonderlijke omstandigheden te specificeren. |
|
(11) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(12) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(13) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, die bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht (2), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De verplichting voor beleggingsondernemingen om een marketmakingovereenkomst aan te gaan
1. Beleggingsondernemingen gaan een marketmakingovereenkomst betreffende het financieel instrument of de financiële instrumenten waarin zij een marketmakingstrategie voeren aan met het handelsplatform of de handelsplatformen waar deze strategie plaatsvindt indien zij, gedurende de helft van de handelsdagen over een periode van één maand, ter uitvoering van de marketmakingstrategie:
|
(a) |
gelijktijdig vaste bied- en laatkoersen van een vergelijkbare omvang en tegen concurrerende prijzen bekendmaken |
|
(b) |
voor eigen rekening handelen in ten minste één financieel instrument op één handelsplatform voor ten minste 50 % van de dagelijkse handelstijden van de doorlopende handel op het betrokken handelsplatform, met uitzondering van openings- en sluitingsveilingen. |
2. Voor de toepassing van lid 1:
|
(a) |
wordt een koers als vast beschouwd indien zij orders en koersen omvat die overeenkomstig de regels van een handelsplatform met een tegengesteld order of een tegengestelde koers kunnen worden gematcht; |
|
(b) |
worden koersen als gelijktijdige bied- en laatkoersen beschouwd als zij op dergelijke wijze worden bekendgemaakt dat zowel de bied- als de laatprijs tegelijk aanwezig zijn in het orderboek; |
|
(c) |
worden twee koersen geacht van een vergelijkbare omvang te zijn wanneer zij in omvang niet meer dan 50 % van elkaar verschillen; |
|
(d) |
worden koersen geacht concurrerende prijzen te zijn indien zij bekend worden gemaakt met of binnen de maximumbandbreedte van de bied- en laatkoers vastgesteld door het handelsplatform en opgelegd aan elke beleggingsonderneming die een marketmakingovereenkomst met dat handelsplatform heeft ondertekend. |
Artikel 2
De inhoud van marketmakingovereenkomsten
1. De inhoud van een bindende schriftelijke overeenkomst als bedoeld in artikel 17, lid 3, onder b), en artikel 48, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU omvat ten minste:
|
(a) |
het financieel instrument of de financiële instrumenten die onder de overeenkomst vallen; |
|
(b) |
de minimumverplichtingen waaraan door de beleggingsonderneming moet worden voldaan op het stuk van aanwezigheid, omvang en spread, waarbij ten minste vereist is dat gelijktijdig vaste bied- en laatkoersen van een vergelijkbare omvang en tegen concurrerende prijzen worden bekendgemaakt in ten minste één financieel instrument op het handelsplatform voor ten minste 50 % van de dagelijkse handelstijden tijdens welke de doorlopende handel plaatsvindt met uitzondering van openings- en sluitingsveilingen en berekend voor elke handelsdag; |
|
(c) |
in voorkomend geval, de voorwaarden van de toepasselijke marketmakingregeling; |
|
(d) |
de verplichtingen van de beleggingsonderneming in verband met de hervatting van de handel na volatiliteitsonderbrekingen; |
|
(e) |
de bewakings-, nalevings- en auditverplichtingen van de beleggingsonderneming die haar in staat stellen haar marketmakingactiviteit te monitoren; |
|
(f) |
de verplichting tot het markeren van vaste koersen die op grond van de marketmakingovereenkomst bij het handelsplatform worden ingediend om die koersen van andere orderstromen te onderscheiden; |
|
(g) |
de verplichting tot het bewaren van gegevens over vaste koersen en transacties met betrekking tot de marketmakingactiviteiten van de beleggingsonderneming, die duidelijk onderscheiden zijn van andere handelsactiviteiten, en tot het desgevraagd beschikbaar stellen van die gegevens voor het handelsplatform en de bevoegde autoriteit. |
2. Handelsplatformen monitoren doorlopend of de relevante beleggingsondernemingen de marketmakingovereenkomsten daadwerkelijk naleven.
Artikel 3
Uitzonderlijke omstandigheden
De verplichting voor beleggingsondernemingen om op regelmatige en voorspelbare basis liquiditeit te verstrekken, vastgesteld in artikel 17, lid 3, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU is niet van toepassing in een van de volgende uitzonderlijke omstandigheden:
|
(a) |
een situatie van extreme volatiliteit die volatiliteitsmechanismen in werking stelt voor de meeste financiële instrumenten of onderliggende waarden van financiële instrumenten die worden verhandeld op een handelssegment binnen het handelsplatform ten aanzien waarvan de verplichting om een marketmakingovereenkomst te ondertekenen van toepassing is; |
|
(b) |
oorlog, vakbondsacties, burgerlijke onlusten of cybersabotage; |
|
(c) |
onordelijke handelsvoorwaarden indien de handhaving van een billijke, ordelijke en transparante uitvoering van transacties in het gedrang komt, en er aanwijzingen zijn dat een van de volgende situaties zich voordoet:
|
|
(d) |
indien de capaciteit van de beleggingsonderneming om prudente risicobeheerpraktijken in stand te houden wordt belemmerd door een van de volgende elementen:
|
|
(e) |
voor wat betreft niet-eigenvermogensinstrumenten, tijdens de periode van opschorting als bedoeld in artikel 9, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3). |
Artikel 4
Identificatie van uitzonderlijke omstandigheden
1. Handelsplatformen maken openbaar dat zich de uitzonderlijke omstandigheden voordoen bedoeld in artikel 3, onder a), b), c) en e), en, zodra dit technisch mogelijk is, dat hun normale handel zich hervat heeft nadat de uitzonderlijke omstandigheden zijn opgehouden te bestaan.
2. Handelsplatformen zetten duidelijke procedures op voor het hervatten van de normale handel nadat de uitzonderlijke omstandigheden zijn opgehouden te bestaan, met inbegrip van de timing van de hervatting, en maken deze procedures openbaar.
3. Handelsplatformen mogen de afkondiging van uitzonderlijke omstandigheden niet tot na sluiting van de markt laten duren, tenzij dit noodzakelijk is in de omstandigheden bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b), c) en e).
Artikel 5
Verplichting voor handelsplatformen om marketmakingregelingen in werking te stellen
1. Handelsplatformen stellen geen marketmakingregelingen als bedoeld in artikel 48, lid 2, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU in werking, behalve voor een van de volgende klassen financiële instrumenten die via een op een doorlopende veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem worden verhandeld:
|
(a) |
aandelen en op de beurs verhandelde fondsen waarvoor een liquide markt bestaat als gedefinieerd in overeenstemming met artikel 2, lid 1, punt 17), van Verordening (EU) nr. 600/2014 en als gespecificeerd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie (4); |
|
(b) |
opties en futures die rechtstreeks verband houden met de financiële instrumenten vermeld onder a); |
|
(c) |
aandelenindexfutures en aandelenindexopties waarvoor een liquide markt bestaat als gespecificeerd in overeenstemming met artikel 9, lid 1, onder c), en artikel 11, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie (5). |
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder een op een doorlopende veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem verstaan een systeem dat door middel van een orderboek en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen doorlopend verkooporders matcht met aankooporders op basis van de beste beschikbare prijs.
Artikel 6
Minimumverplichtingen wat betreft de marketmakingregelingen
1. Handelsplatformen beschrijven in hun marketmakingregeling de incentives en de vereisten die door beleggingsondernemingen op het stuk van aanwezigheid, omvang en spread moeten worden vervuld om tot die incentives toegang te hebben onder:
|
(a) |
normale handelsvoorwaarden indien het handelsplatform onder dergelijke voorwaarden incentives aanbiedt; |
|
(b) |
gespannen marktomstandigheden, rekening houdend met de extra risico's onder dergelijke voorwaarden. |
2. Handelsplatformen stellen de parameters vast om gespannen marktomstandigheden te identificeren in termen van significante veranderingen van prijs en volume op korte termijn. Handelsplatformen beschouwen de hervatting van de handel na volatiliteitsonderbrekingen als gespannen marktomstandigheden.
3. Voor de toepassing van lid 1, onder a), kunnen handelsplatformen in hun marketmakingregelingen specificeren dat incentives alleen aan de beste presteerder of presteerders worden toegekend.
Artikel 7
Billijke en niet-discriminerende marketmakingregelingen
1. Handelsplatformen publiceren op hun website de voorwaarden van de marketmakingregelingen, de namen van de ondernemingen die overeenkomstig elk van die regelingen marketmakingovereenkomsten hebben gesloten en de financiële instrumenten die onder die overeenkomsten vallen.
2. Handelsplatformen delen veranderingen in de voorwaarden van de marketmakingregelingen ten minste één maand vóór de toepassing ervan aan de deelnemers aan die regelingen mee.
3. Handelsplatformen verschaffen dezelfde incentives aan alle deelnemers aan hun marketmakingregelingen die op het stuk van aanwezigheid, omvang en spread gelijk presteren.
4. Handelsplatformen beperken het aantal deelnemers aan een marketmakingregeling niet. Zij kunnen evenwel de toegang tot de incentives vervat in de regeling beperken tot de ondernemingen die aan vooraf bepaalde drempels hebben voldaan.
5. Handelsplatformen monitoren doorlopend of de deelnemers de marketmakingregelingen daadwerkelijk naleven.
6. Handelsplatformen stellen procedures in om alle deelnemers aan een marketmakingregeling via gemakkelijk toegankelijke kanalen ervan op de hoogte te brengen dat op hun handelsplatform gespannen marktomstandigheden bestaan.
Artikel 8
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot definities, transparantie, portefeuillecompressie en toezichtmaatregelen voor productinterventie en voor posities (zie bladzijde 90 van dit Publicatieblad).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten (zie bladzijde 229 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/189 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/579 VAN DE COMMISSIE
van 13 juni 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen betreffende het rechtstreekse, substantiële en te voorziene effect van derivatencontracten binnen de Unie en het voorkomen van de ontwijking van voorschriften en verplichtingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 28, lid 5,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Gezien het brede scala aan otc-derivatencontracten moet een op criteria gebaseerde benadering worden gevolgd om uit te maken wanneer een otc-derivatencontract kan worden geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben als bedoeld in artikel 28, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 en in welke gevallen het passend of noodzakelijk is te voorkomen dat uit bepalingen van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) voortvloeiende voorschriften en verplichtingen worden ontweken. |
|
(2) |
In artikel 33, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014 is bepaald dat de voorwaarden van de artikelen 28 en 29 van die verordening worden geacht te zijn vervuld indien ten minste één van de tegenpartijen is gevestigd in een land waarvoor de Commissie een uitvoeringshandeling inzake gelijkwaardigheidsverklaring overeenkomstig artikel 33, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 heeft vastgesteld. Deze technische reguleringsnormen moeten derhalve ook van toepassing zijn op contracten tussen twee tegenpartijen die zijn gevestigd in een derde land waarvan het rechts-, toezichts- en handhavingskader nog niet gelijkwaardig is verklaard aan de vereisten van die verordening. |
|
(3) |
Bepaalde informatie over door entiteiten van derde landen gesloten contracten is echter nog steeds enkel beschikbaar voor bevoegde autoriteiten van derde landen. De bevoegde autoriteiten van de Unie moeten daarom nauw met deze autoriteiten van derde landen samenwerken om ervoor te zorgen dat de desbetreffende bepalingen worden toegepast en gehandhaafd. |
|
(4) |
Gezien het intrinsieke verband tussen deze verordening en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 285/2014 van de Commissie (3) moeten de technische termen die nodig zijn voor een volledig begrip van de technische normen, dezelfde betekenis hebben. |
|
(5) |
Otc-derivatencontracten die zijn gesloten door in derde landen gevestigde entiteiten en die zijn gedekt door een garantie die door in de Unie gevestigde entiteiten is verstrekt, brengen een financieel risico voor de in de Unie gevestigde garantiegever mee. Aangezien het risico afhankelijk is van de omvang van de garantie die de financiële tegenpartijen ter dekking van de otc-derivatencontracten hebben verstrekt, en aangezien de interconnecties tussen financiële tegenpartijen verschillen van die tussen niet-financiële tegenpartijen, mogen bovendien alleen otc-derivatencontracten die zijn gesloten door in derde landen gevestigde entiteiten en die zijn gedekt door een garantie die bepaalde kwantitatieve drempels overschrijdt en die door in de Unie gevestigde financiële tegenpartijen is verstrekt, worden geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben. |
|
(6) |
In derde landen gevestigde financiële tegenpartijen kunnen via hun bijkantoren in de Unie otc-derivatencontracten aangaan. Gezien het effect van de activiteiten van deze bijkantoren op de markt van de Unie, moeten tussen dergelijke bijkantoren in de Unie gesloten otc-derivatencontracten worden geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben. |
|
(7) |
Otc-derivatencontracten die door specifieke tegenpartijen zijn aangegaan met als voornaamste doel de toepassing te vermijden van de handelsverplichting die van toepassing is op de entiteiten die de logische tegenpartijen bij het contract zouden zijn geweest, moeten worden beschouwd als contracten die de in Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde voorschriften en verplichtingen ontwijken, omdat zij de verwezenlijking van één van de doelstellingen van genoemde verordening verhinderen. |
|
(8) |
Otc-derivatencontracten die deel uitmaken van een regeling waarvan de kenmerken niet door een zakelijke redenering of commerciële realiteit worden onderbouwd en die als voornaamste doel hebben de toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014, met inbegrip van de voorschriften betreffende de voorwaarden voor een vrijstelling, te ontwijken, moeten worden beschouwd als contracten die de in genoemde verordening neergelegde voorschriften en verplichtingen ontwijken. |
|
(9) |
Situaties waarin de afzonderlijke componenten van de regeling niet stroken met de juridische realiteit van de regeling als geheel, waarin de regeling wordt uitgevoerd op een wijze die normaliter niet strookt met wat bij redelijk ondernemersgedrag kan worden verwacht, waarin de regeling of reeks regelingen elementen bevat die het effect hebben dat ze elkaars economische realiteit neutraliseren of opheffen, en waarin de aangegane transacties circulair van aard zijn, moeten worden beschouwd als indicatoren van een kunstmatige regeling of van een kunstmatige reeks regelingen. |
|
(10) |
Daar de entiteiten van derde landen waarvoor deze technische reguleringsnormen gevolgen hebben, tijd nodig hebben om de nodige regelingen te treffen om aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 600/2014 te voldoen wanneer hun otc-derivatencontracten de in deze technische reguleringsnormen neergelegde voorwaarden vervullen om te worden geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben, is het raadzaam de toepassing van de bepaling die deze voorwaarden bevat, met zes maanden uit te stellen. |
|
(11) |
Omwille van de consistentie en om de goede werking van de financiële markten te garanderen, is het noodzakelijk dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als die welke zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 600/2014. |
|
(12) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(13) |
ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
„garantie”: een expliciet gedocumenteerde wettelijke verplichting die door een garantiegever is aangegaan om de betalingen aan de begunstigde te dekken van de bedragen die opeisbaar zijn of kunnen worden uit hoofde van de otc-derivatencontracten die door deze garantie zijn gedekt en die zijn aangegaan door de entiteit waarvoor de garantie is verleend, ingeval er zich een wanbetaling als omschreven in de garantie voordoet of ingeval geen betaling is verricht door de entiteit waarvoor de garantie is verleend.
Artikel 2
Contracten met aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie
1. Een otc-derivatencontract wordt geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben wanneer ten minste één entiteit van een derde land een garantie geniet die is verstrekt door een in de Unie gevestigde financiële tegenpartij en die haar uit het otc-derivatencontract voortvloeiende verplichting geheel of gedeeltelijk dekt, mits de garantie aan beide volgende voorwaarden voldoet:
|
a) |
zij dekt de volledige verplichting van een entiteit van een derde land die voortvloeit uit één of meer otc-derivatencontracten met een geaggregeerde notionele hoofdsom van ten minste 8 miljard EUR of het equivalente bedrag in de relevante vreemde valuta, of zij dekt slechts een deel van de verplichting van een entiteit van een derde land die voortvloeit uit één of meer otc-derivatencontracten met een geaggregeerde notionele hoofdsom van ten minste 8 miljard EUR of het equivalente bedrag in de relevante vreemde valuta, gedeeld door het percentage van de gedekte verplichting; |
|
b) |
zij is ten minste gelijk aan 5 %van de som van actuele blootstellingen als omschreven in artikel 272, punt 17, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), in de vorm van otc-derivatencontracten van de in de Unie gevestigde financiële tegenpartij die de garantie verstrekt. |
2. Wanneer de garantie wordt verstrekt voor een maximumbedrag dat onder het in lid 1, onder a), vermelde drempelbedrag ligt, hebben de door deze garantie gedekte contracten geen aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie, tenzij het bedrag van de garantie wordt verhoogd, in welk geval de aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen van de contracten binnen de Unie op de dag van de verhoging door de garantiegever worden herbeoordeeld in het licht van de in lid 1, onder a) en b), gestelde voorwaarden.
3. Wanneer de uit één of meer otc-derivatencontracten voortvloeiende verplichting onder het in lid 1, onder a), vermelde drempelbedrag ligt, worden deze contracten geacht geen aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben, ook al is het maximumbedrag van de garantie die deze verplichting dekt, gelijk aan of hoger dan het in lid 1, onder a), vermelde drempelbedrag en ook al is aan de in lid 1, onder b), gestelde voorwaarde voldaan.
4. In geval van een stijging van de uit de otc-derivatencontracten voortvloeiende verplichting of van een daling van de actuele blootstelling herbeoordeelt de garantiegever of aan de in de lid 1 gestelde voorwaarden is voldaan. Die beoordeling gebeurt respectievelijk op de dag van de stijging van de verplichting voor de in lid 1, onder a), gestelde voorwaarde en maandelijks voor de in lid 1, onder b), gestelde voorwaarde.
5. Otc-derivatencontracten met een geaggregeerde notionele hoofdsom van ten minste 8 miljard EUR of het equivalente bedrag in de relevante vreemde valuta welke zijn gesloten voordat de garantie is verstrekt of verhoogd, en welke achteraf worden gedekt door een garantie die aan de in lid 1 gestelde voorwaarden voldoet, worden geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben.
6. Een otc-derivatencontract wordt geacht aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen binnen de Unie te hebben wanneer beide in een derde land gevestigde entiteiten via hun bijkantoren in de Unie het otc-derivatencontract aangaan en als financiële tegenpartijen zouden worden aangemerkt, mochten zij in de Unie zijn gevestigd.
Artikel 3
Gevallen waarin het passend of noodzakelijk is te voorkomen dat voorschriften of verplichtingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 worden ontweken
1. Er wordt aangenomen dat een otc-derivatencontract is bedoeld om de toepassing van een bepaling van Verordening (EU) nr. 600/2014 te ontwijken als de wijze waarop het contract is gesloten, in zijn geheel beschouwd en gelet op alle omstandigheden, wordt geacht als voornaamste doel te hebben de toepassing van een bepaling van genoemde verordening te vermijden.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt een contract geacht als voornaamste doel te hebben de toepassing van een bepaling van Verordening (EU) nr. 600/2014 te vermijden als het voornaamste doel van een met het otc-derivatencontract verband houdende regeling of reeks regelingen erin bestaat het doel, de geest en de toepassing van een bepaling van Verordening (EU) nr. 600/2014 te ondermijnen die anders van toepassing zou zijn, ook wanneer het gaat om een kunstmatige regeling of een kunstmatige reeks regelingen.
3. Een regeling die intrinsiek zakelijke onderbouwing, commerciële realiteit of relevante economische rechtvaardiging ontbeert, en die bestaat uit een contract, transactie, constructie, actie, handeling, overeenkomst, lening, afspraak, belofte, verbintenis of gebeurtenis, wordt als een kunstmatige regeling aangemerkt. De regeling kan meer dan één stap of deel omvatten.
Artikel 4
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Ze is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 13 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 285/2014 van de Commissie van 13 februari 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende aanzienlijke en voorzienbare rechtstreekse gevolgen van contracten binnen de Unie en ter voorkoming van de omzeiling van voorschriften en verplichtingen (PB L 85 van 21.3.2014, blz. 1)
(4) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(5) Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/193 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/580 VAN DE COMMISSIE
van 24 juni 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot orders in financiële instrumenten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 25, lid 3, vierde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Exploitanten van handelsplatformen moeten vrij de manier kunnen bepalen waarop zij een register bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot alle orders in financiële instrumenten. Echter, om efficiënte en effectieve collatie, vergelijking en analyse van de relevante ordergegevens ten behoeve van markttoezicht mogelijk te maken, moet dergelijke informatie onder gebruikmaking van uniforme normen en formaten aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking worden gesteld indien een bevoegde autoriteit om dergelijke informatie verzoekt ingevolge artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
|
(2) |
Om voor duidelijkheid en rechtszekerheid te zorgen en dubbele opslag van dezelfde informatie te vermijden, moet deze verordening gelden voor alle gegevenselementen in verband met orders, met inbegrip van nadere gegevens die moeten worden gerapporteerd overeenkomstig artikel 26, leden 1 en 3. |
|
(3) |
Om potentieel marktmisbruik of poging tot marktmisbruik effectief op te opsporen en te onderzoeken, moeten de bevoegde autoriteiten onmiddellijk personen en entiteiten identificeren die op significante wijze betrokken kunnen zijn bij het orderproces, met inbegrip van leden van of deelnemers aan handelsplatformen, entiteiten die verantwoordelijk zijn voor beleggings- en uitvoeringsbesluiten, niet-uitvoerende makelaars en cliënten namens wie orders worden geïnitieerd. Dienovereenkomstig moeten exploitanten van handelsplatformen de identificatoren van dergelijke partijen bijhouden. |
|
(4) |
Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen op efficiëntere wijze verdachte patronen van potentieel frauduleus gedrag van een cliënt te identificeren, inclusief indien de cliënt opereert via een aantal beleggingsondernemingen, moeten de exploitanten van handelsplatformen de identiteit van cliënten registreren namens wie hun leden of deelnemers de order hebben ingelegd. Exploitanten moeten die cliënten identificeren aan de hand van unieke identificatoren om zekere en efficiënte identificatie van dergelijke personen te vergemakkelijken en daardoor een effectievere analyse mogelijk te maken van potentieel marktmisbruik waarbij cliënten betrokken kunnen zijn. |
|
(5) |
Exploitanten van handelsplatformen dienen niet verplicht te worden cliëntenidentificatoren voor alle cliënten in de handelsketen te registreren, maar slechts voor de cliënt namens wie het lid of de deelnemer de order heeft ingelegd. |
|
(6) |
De identificatie van marketmakingstrategieën of soortgelijke activiteiten is belangrijk om efficiënte opsporing van marktmanipulatie mogelijk te maken. Dit biedt de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid om de orderstroom afkomstig van een beleggingsonderneming die handelt op basis van voorwaarden die vooraf zijn bepaald door de emittent van het instrument dat het voorwerp is van de order of door het handelsplatform waarbij de order wordt ingelegd te onderscheiden van de orderstroom die afkomstig is van een beleggingsonderneming die naar eigen goeddunken of naar goeddunken van de cliënt handelt. |
|
(7) |
Er moet een register worden bijgehouden van de exacte datum en het exacte tijdstip en van nadere gegevens met betrekking tot plaatsing, wijziging, annulering, verwerping en uitvoering van orders. Dit maakt het mogelijk wijzigingen van een order tijdens de levensduur ervan te monitoren, hetgeen significant kan zijn bij het opsporen en beoordelen van potentiële marktmanipulatie en frontrunninggedragingen. |
|
(8) |
Om voor een accuraat en volledig beeld van het orderboek van een handelsplatform te zorgen, vereisen de bevoegde autoriteiten informatie over handelssessies waarin financiële instrumenten worden verhandeld. Deze informatie kan met name worden gebruikt om te bepalen wanneer veilingsperioden of de doorlopende handel beginnen en eindigen en of orders ongeplande circuit breakers veroorzaken. Deze informatie is eveneens vereist om te identificeren hoe orders zullen interageren, vooral wanneer sessies eindigen op willekeurige tijdstippen zoals veilingen. Met behulp van informatie over de indicatieve prijzen en volumes van de uncrossing zou eveneens mogelijke veilingmanipulatie kunnen worden geanalyseerd. Aangezien één enkele order een invloed kan hebben op de prijs van de uncrossing van de veiling, het volume van de uncrossing van de veiling of beide, moeten de bevoegde autoriteiten de impact van elke order op deze waarden kunnen zien. Zonder deze informatie zou het moeilijk zijn om te identificeren welke order van invloed is geweest op die waarden. Bovendien moet een volgnummer worden toegekend aan elke relevante gebeurtenis om de volgorde van gebeurtenissen te bepalen wanneer twee of meer gebeurtenissen tegelijkertijd plaatsvinden. |
|
(9) |
Specificatie van de positie van de orders in een orderboek maakt de reconstructie van het orderboek en analyse van de volgorde van uitvoering van orders mogelijk, hetgeen een belangrijk element is van het toezicht op marktmisbruik. De aan een order toegekende positie hangt af van de wijze waarop door het handelssysteem prioriteit wordt bepaald. Derhalve moeten exploitanten van handelsplatformen informatie toekennen en bijhouden inzake de prioriteit van orders volgens de prijszichtbaarheids-tijdsprioriteit- of de omvangs-tijdsprioriteitmethode. |
|
(10) |
Om effectieve marktmonitoring mogelijk te maken, moeten orders aan hun overeenkomstige transacties kunnen worden gekoppeld. Dienovereenkomstig moeten exploitanten van handelsplatformen aparte transactie-identificatiecodes bijhouden aan de hand waarvan orders aan transacties worden gekoppeld. |
|
(11) |
Exploitanten van handelsplatformen dienen, overeenkomstig hun eigen classificatie, voor elke ontvangen order het type order en de gerelateerde specifieke instructies te registreren en bij te houden die samen bepalen hoe elke order door hun matchingmachines moet worden behandeld. Deze gedetailleerde informatie is essentieel willen de bevoegde autoriteiten, in het kader van hun toezicht op marktmisbruik, een handelsactiviteit in een bepaald orderboek van een handelsplatform kunnen monitoren en met name het gedrag van elk order binnen het orderboek kunnen reproduceren. Echter, gezien het brede scala aan bestaande en potentiële nieuwe types orders die door exploitanten van handelsplatformen worden ontwikkeld en de specifieke technische kenmerken ervan, staat het bijhouden van deze gedetailleerde informatie volgens het interne classificatiesysteem van de exploitanten de bevoegde autoriteiten momenteel mogelijk niet toe de orderboekactiviteit van alle handelsplatformen op consistente wijze te reproduceren. Opdat de bevoegde autoriteiten elke order binnen het orderboek precies kunnen lokaliseren, moeten exploitanten van handelsplatformen derhalve elke ontvangen order ook classificeren ofwel als een limietorder indien de order uitvoerbaar is, of als een stoporder indien de order uitvoerbaar wordt wanneer een vooraf bepaalde prijsgebeurtenis intreedt. |
|
(12) |
Ter wille van de consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te verzekeren, moeten de in deze verordening neergelegde bepalingen en de in Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde bepalingen vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(13) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(14) |
De ESMA heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied, normen en formaat van relevante ordergegevens
1. Exploitanten van handelsplatformen houden de in de artikelen 2 tot en met 13 beschreven nadere gegevens zoals gespecificeerd in de tweede en derde kolom van tabel 2 van de bijlage, voor zover deze op de betrokken order betrekking hebben, van elke via hun systemen verhandelde order ter beschikking van hun bevoegde autoriteit.
2. Indien bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 om nadere gegevens verzoeken als bedoeld in lid 1, verstrekken exploitanten van handelsplatformen deze nadere gegevens met gebruikmaking van de normen en formaten die zijn voorgeschreven in de vierde kolom van tabel 2 van de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Identificatie van de relevante partijen
1. Voor alle orders houden exploitanten van handelsplatformen een register bij van het volgende:
|
a) |
het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform die de order bij het handelsplatform heeft ingelegd, geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 1 van tabel 2 van de bijlage; |
|
b) |
de persoon of het computeralgoritme binnen het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform waarbij een order is ingelegd die/dat verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit ten aanzien van de order, geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 4 van tabel 2 van de bijlage; |
|
c) |
de persoon of het computeralgoritme binnen het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform die/dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de order, geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 5 van tabel 2 van de bijlage; |
|
d) |
het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform die de order namens en in naam van een ander lid van of een andere deelnemer aan het handelsplatform heeft gerouteerd, geïdentificeerd als een niet-uitvoerende makelaar zoals gespecificeerd in veld 6 van tabel 2 van de bijlage; |
|
e) |
de cliënt namens wie het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform de order bij het handelsplatform heeft ingelegd, geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 3 van tabel 2 van de bijlage. |
2. Indien een lid van of deelnemer aan of cliënt van het handelsplatform krachtens de wetgeving van een lidstaat na inlegging van een order bij het handelsplatform de order aan zijn cliënt mag toewijzen en bij de inlegging van de order de order nog niet aan zijn cliënt heeft toegewezen, wordt die order geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 3 van tabel 2 van de bijlage.
3. Indien verschillende orders samen als een geaggregeerde order bij het handelsplatform worden ingelegd, wordt de geaggregeerde order geïdentificeerd als gespecificeerd in veld 3 van tabel 2 van de bijlage.
Artikel 3
De handelshoedanigheid van leden van of deelnemers aan het handelsplatform en de activiteit van liquiditeitsverschaffing
1. De handelshoedanigheid waarin het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform een order inlegt, wordt beschreven als gespecificeerd in veld 7 van tabel 2 van de bijlage.
2. De volgende orders worden geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 8 van tabel 2 van de bijlage:
|
a) |
een order die door een lid of deelnemer bij een handelsplatform is ingelegd in het kader van een marketmakingstrategie ingevolge de artikelen 17 en 48 van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3); |
|
b) |
een order die door een lid of deelnemer bij een handelsplatform is ingelegd in het kader van een andere liquiditeitsverschaffingsactiviteit die wordt uitgevoerd op basis van voorwaarden die vooraf door de emittent van het instrument dat het voorwerp is van de order of door dat handelsplatform zijn bepaald. |
Artikel 4
Datum- en tijdstipregistratie
1. Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van de datum en het tijdstip waarop een gebeurtenis zich voordoet die is opgenomen in veld 21 van tabel 2 van de bijlage bij deze verordening met de nauwkeurigheid gespecificeerd bij artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (4) zoals gespecificeerd in veld 9 van tabel 2 van de bijlage bij deze verordening. Met uitzondering van de registratie van de datum en het tijdstip van de verwerping van orders door handelsplatformsystemen worden alle gebeurtenissen waarvan sprake in veld 21 van tabel 2 van de bijlage bij deze verordening geregistreerd met gebruikmaking van de beursklokken die door de matchingmachines van de handelsplatformen worden gebruikt.
2. Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van de datum en het tijdstip voor elk gegevenselement dat is opgenomen in de velden 49, 50 en 51 van tabel 2 van de bijlage bij deze verordening met de nauwkeurigheid gespecificeerd bij artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574.
Artikel 5
Geldigheidsperiode en orderbeperkingen
1. Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van de geldigheidsperioden en orderbeperkingen waarvan sprake in de velden 10 en 11 van tabel 2 van de bijlage.
2. Er wordt een register bijgehouden van de datums en tijdstippen met betrekking tot geldigheidsperioden zoals gespecificeerd in veld 12 van tabel 2 van de bijlage voor elke geldigheidsperiode.
Artikel 6
Prioriteits- en volgordenummers
1. Exploitanten van handelsplatformen die handelssystemen exploiteren op basis van een prijszichtbaarheids-tijdsprioriteit houden een register bij van het prioriteitstijdstempel voor alle orders zoals gespecificeerd in veld 13 van tabel 2 van de bijlage. Het tijdstempel wordt met dezelfde nauwkeurigheid bijgehouden als gespecificeerd in artikel 4, lid 1.
2. Exploitanten van handelsplatformen die handelssystemen exploiteren op basis van een omvangs-tijdsprioriteit houden een register bij van de hoeveelheden die de prioriteit van orders bepalen zoals gespecificeerd in veld 14 van tabel 2 van de bijlage alsook het prioriteitstijdstempel waarvan sprake in lid 2.
3. Exploitanten van handelsplatformen die een combinatie van prijszichtbaarheids-tijdsprioriteit en omvangs-tijdsprioriteit gebruiken en orders in hun orderboek weergeven op basis van tijdsprioriteit voldoen aan lid 1.
4. Exploitanten van handelsplatformen die een combinatie van prijszichtbaarheids-tijdsprioriteit en omvangs-tijdsprioriteit gebruiken en orders in hun orderboek weergeven op basis van omvangs-tijdsprioriteit voldoen aan lid 2.
5. Exploitanten van handelsplatformen belasten zich met het toekennen en bijhouden van een volgnummer voor alle gebeurtenissen zoals gespecificeerd in veld 15 van tabel 2 van de bijlage.
Artikel 7
Identificatiecodes voor orders in financiële instrumenten
1. Exploitanten van handelsplatformen houden een individuele identificatiecode bij voor elk order als gespecificeerd in veld 20 van tabel 2 van de bijlage. De identificatiecode is uniek per orderboek, per handelsdag en per financieel instrument. Zij is van toepassing vanaf de ontvangst van de order door de exploitant van het handelsplatform tot aan de verwijdering van de order uit het orderboek. De identificatiecode geldt ook voor verworpen orders ongeacht de reden voor de verwerping.
2. De exploitant van het handelsplatform houdt de relevante nadere gegevens bij over strategie-orders met impliciete functionaliteit (strategy orders with implied functionality — SOIF) die openbaar worden gemaakt zoals gespecificeerd in de bijlage. Veld 33 van tabel 2 van de bijlage bevat een verklaring dat de order een impliciete order is.
Na uitvoering van een SOIF worden de betrokken nadere gegevens bijgehouden door de exploitant van het handelsplatform als gespecificeerd in de bijlage.
Na uitvoering van een SOIF wordt een strategiegebonden orderidentificatiecode vermeld onder gebruikmaking van dezelfde identificatiecode voor alle orders die verband houden met een bepaalde strategie. De strategiegebonden orderidentificatiecode dient te voldoen aan de specificatie in veld 46 van tabel 2 van de bijlage.
3. Bij een handelsplatform ingelegde orders die een routeringsstrategie mogelijk maken, worden door dat handelsplatform geïdentificeerd als „gerouteerd” zoals gespecificeerd in veld 33 van tabel 2 van de bijlage wanneer zij naar een ander handelsplatform worden gerouteerd. Bij een handelsplatform ingelegde orders die een routeringsstrategie mogelijk maken, behouden tijdens hun hele levensduur dezelfde identificatiecode, ongeacht of een resterende hoeveelheid terugkeert naar het orderboek van invoering.
Artikel 8
Gebeurtenissen die van invloed zijn op orders in financiële instrumenten
Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van de nadere gegevens waarvan sprake in veld 21 van tabel 2 van de bijlage in verband met de nieuwe orders.
Artikel 9
Type order in financiële instrumenten
1. Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van het ordertype voor elke ontvangen order met gebruikmaking van hun eigen classificatie als gespecificeerd in veld 22 van tabel 2 van de bijlage.
2. Exploitanten van handelsplatformen classificeren elke ontvangen order als een limietorder of een stoporder zoals gespecificeerd in veld 23 van tabel 2 van de bijlage.
Artikel 10
Prijzen in verband met orders
Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van alle prijsgerelateerde nadere gegevens waarvan sprake in deel I van tabel 2 van de bijlage voor zover deze betrekking hebben op de orders.
Artikel 11
Orderinstructies
Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van alle voor elke order ontvangen orderinstructies als gespecificeerd in deel J van tabel 2 van de bijlage.
Artikel 12
Transactie-identificatiecode van het handelsplatform
Exploitanten van handelsplatformen houden een individuele transactie-identificatiecode bij voor elke transactie die voortvloeit uit de gehele of gedeeltelijke uitvoering van een order als gespecificeerd in veld 48 van tabel 2 van de bijlage.
Artikel 13
Handelsfasen en indicatieve veilingprijs en indicatief veilingvolume
1. Exploitanten van handelsplatformen houden een register bij van de nadere gegevens met betrekking tot orders als gespecificeerd in deel K van tabel 2 van de bijlage.
2. Indien bevoegde autoriteiten ingevolge artikel 1 om nadere gegevens verzoeken waarvan sprake in deel K worden de nadere gegevens waarvan sprake in de velden 9 en 15 tot en met 18 van tabel 2 van de bijlage eveneens beschouwd als nadere ordergegevens waarop dat verzoek betrekking heeft.
Artikel 14
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf de datum waarvan sprake in artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 juni 2016
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE
Tabel 1
Legende voor tabel 2
|
SYMBOOL |
GEGEVENSSOORT |
DEFINITIE |
||||||||||||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||||||||||||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
drieletterige valutacode volgens ISO 4217 valutacodes |
||||||||||||||||
|
{DATE_TIME_FORMAT} |
Datum- en tijdformaat volgens ISO 8601 |
Datum en tijdstip in het volgende formaat: JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.ddddddZ.
Datums en tijdstippen moeten worden uitgedrukt in UTC. |
||||||||||||||||
|
{DATEFORMAT} |
Datumformaat volgens ISO 8601 |
Datums worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD. |
||||||||||||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn. |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden.
|
||||||||||||||||
|
{INTEGER-n} |
Geheel getal van maximaal n tekens in totaal |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve gehele waarden. |
||||||||||||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166 |
||||||||||||||||
|
{LEI} |
20 alfanumerieke tekens |
Identificatiecode juridische entiteit volgens ISO 17442 |
||||||||||||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383 |
||||||||||||||||
|
{NATIONAL_ID} |
35 alfanumerieke tekens |
De identificator wordt beschreven in artikel 6 en bijlage II bij de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie (1) |
Tabel 2
Nadere gegevens over orders
|
N. |
Veld |
Inhoud van de nadere gegevens over orders die ter beschikking moeten worden gehouden van de bevoegde autoriteit |
Normen en formaten voor de nadere gegevens over orders die moeten worden gebruikt bij het op verzoek verstrekken van de relevante ordergegevens aan de bevoegde autoriteit |
|
Deel A — Identificatie van de relevante partijen |
|||
|
1 |
Identificatie van de entiteit die de order heeft ingelegd |
De identiteit van het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform. In geval van directe elektronische toegang (Direct Electronic Access, DEA) is de identiteit die van de aanbieder van DEA. |
{LEI} |
|
2 |
Directe elektronische toegang (DEA) |
„waar” indien de order bij het handelsplatform is ingelegd met gebruikmaking van DEA als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 41, van Richtlijn 2014/65/EU. „onwaar” indien de order bij het handelsplatform niet is ingelegd met gebruikmaking van DEA als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 41, van Richtlijn 2014/65/EU. |
„waar” „onwaar” |
|
3 |
Identificatiecode cliënt |
Gebruikte code ter identificatie van de cliënt van het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform. Ingeval er een DEA is, wordt de code van de DEA-gebruiker gebruikt Indien de cliënt een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de cliënt gebruikt. Indien de cliënt geen juridische entiteit is, wordt de {NATIONAL_ID} gebruikt. In geval van geaggregeerde orders wordt gebruikgemaakt van de afkorting AGGR als gespecificeerd in artikel 2, lid 3, van deze verordening. In geval van hangende toewijzingen wordt gebruikgemaakt van de afkorting PNAL als gespecificeerd in artikel 2, lid 2, van deze verordening. Dit veld wordt alleen blank gelaten als het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform geen cliënt heeft. |
{LEI} {NATIONAL_ID} „AGGR” — geaggregeerde orders „PNAL” — hangende toewijzingen |
|
4 |
Beleggingsbesluit binnen het bedrijf |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform die/dat verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit overeenkomstig artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590. Indien een natuurlijke persoon binnen het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit wordt de persoon die verantwoordelijk is of de eerste verantwoordelijkheid heeft voor het beleggingsbesluit aan de hand van de NATIONAL_ID geïdentificeerd Indien een algoritme verantwoordelijk was voor het beleggingsbesluit wordt het veld ingevuld als beschreven in artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590. Dit veld wordt blank gelaten wanneer het beleggingsbesluit niet is genomen door een persoon of een algoritme binnen het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
|
5 |
Uitvoering binnen het bedrijf |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform die/dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie die uit de order voortvloeit overeenkomstig artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590. Indien een natuurlijke persoon verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie, wordt de persoon geïdentificeerd aan de hand van de {NATIONAL_ID} Indien een algoritme verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie wordt dit veld ingevuld in overeenstemming met artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590. Indien meer dan één persoon of een combinatie van personen en algoritmen betrokken zijn bij de uitvoering van de transactie, bepaalt het lid van of de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform de handelaar of het algoritme die/dat in de eerste plaats verantwoordelijk is, als gespecificeerd in artikel 9, lid 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590, en wordt in dit veld de identiteit van die handelaar of dat algoritme ingevuld. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
|
6 |
Niet-uitvoerende makelaar |
Overeenkomstig artikel 2, onder d). Dit veld wordt blank gelaten wanneer het niet van toepassing is. |
{LEI} |
|
Deel B — Handelshoedanigheid en liquiditeitsverschaffing |
|||
|
7 |
Handelshoedanigheid |
Hiermee wordt aangegeven of het inleggen van de order resulteert uit het feit dat het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform matched principal trading uitvoert op grond van artikel 4, lid 38, van Richtlijn 2014/65/EU of voor eigen rekening handelt op grond van artikel 4, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU. Indien het inleggen van de order niet resulteert uit het feit dat het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform matched principal trading uitvoert of voor eigen rekening handelt, wordt in het veld vermeld dat de transactie in een andere hoedanigheid is uitgevoerd. |
„DEAL” — Handelen voor eigen rekening „MTCH” — Matched principal „AOTC” — Een andere hoedanigheid |
|
8 |
Liquiditeitsverschaffingsactiviteit |
Hiermee wordt aangegeven of een order bij een handelsplatform wordt ingelegd als onderdeel van een marketmakingstrategie ingevolge de artikelen 17 en 48 van Richtlijn 2014/65/EU, of wordt ingelegd als onderdeel van een andere activiteit overeenkomstig artikel 3 van deze verordening. |
„waar” „onwaar” |
|
Deel C — Datum en tijdstip |
|||
|
9 |
Datum en tijdstip |
De datum en het tijdstip voor elke gebeurtenis opgenomen in deel [G] en [K]. |
{DATE_TIME_FORMAT} Het aantal cijfers na de „seconden” wordt bepaald overeenkomstig artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. |
|
Deel D — Geldigheidsperiode en orderbeperkingen |
|||
|
10 |
Geldigheidsperiode |
Good-For-Day: de order verstrijkt aan het einde van de handelsdag waarop zij in het orderboek is opgenomen. |
„DAVY” — Good-For-Day |
|
Good-Till-Cancelled: de order blijft actief in het orderboek en is uitvoerbaar totdat zij daadwerkelijk wordt geannuleerd. |
„GTCV” — Good-Till-Cancelled |
||
|
Good-Till-Time: de order verstrijkt uiterlijk op een vooraf bepaald tijdstip binnen de huidige handelssessie. |
„GTTV” — Good-Till-Time |
||
|
Good-Till-Date: de order verstrijkt aan het einde van een gespecificeerde datum. |
„GTDV” — Good-Till-Date |
||
|
Good-Till-Specified Date and Time: de order verstrijkt op een gespecificeerde datum en tijd. |
„GTSV” — Good-Till-Specified Date and Time |
||
|
Good After Time: de order is pas actief na een vooraf bepaald tijdstip binnen de huidige handelssessie. |
„GATV” — Good After Time |
||
|
Good After Date: de order is pas actief vanaf het begin van een vooraf bepaalde datum. |
„GADV” — Good After Date |
||
|
Good After Specified Date and Time: de order is pas actief vanaf een vooraf bepaald tijdstip op een vooraf bepaalde datum. |
„GASV” — Good After Specified Date and Time |
||
|
Immediate-Or-Cancel: een order die wordt uitgevoerd na opneming ervan in het orderboek (voor de hoeveelheid die kan worden uitgevoerd) en die niet in het orderboek blijft voor de (eventueel) resterende hoeveelheid die niet is uitgevoerd. |
„IOCV” — Immediate-Or-Cancel |
||
|
Fill-Or-Kill: een order die wordt uitgevoerd na opneming ervan in het orderboek mits zij volledig kan worden uitgevoerd: ingeval de order slechts gedeeltelijk kan worden uitgevoerd, wordt zij automatisch geweigerd en kan zij derhalve niet worden uitgevoerd. |
„FOKV” — Fill-Or-Kill of {ALPHANUM-4} tekens die niet al in gebruik zijn voor de eigen classificatie van het handelsplatform. |
||
|
Andere: alle bijkomende aanduidingen die uniek zijn voor bepaalde bedrijfsmodellen, handelsplatformen of systemen. |
|
||
|
11 |
Orderbeperking |
Good For Closing Price Crossing Session: indien een order in aanmerking komt voor de slotveiling. |
„SESR” — Good For Closing Price Crossing Session |
|
Valid For Auction: de order is alleen actief en kan alleen worden uitgevoerd in veilingfasen (die door het lid van of de deelnemer aan het handelsplatform die de order heeft ingelegd vooraf kunnen worden bepaald, bv. openings- en/slotveilingen en/of intraday veiling). |
„VFAR” — Valid For Auction |
||
|
Valid For Continuous Trading only: de order is alleen actief tijdens de doorlopende handel. |
„VFCR” — Valid For Continuous Trading only |
||
|
Andere: alle bijkomende aanduidingen die uniek zijn voor bepaalde bedrijfsmodellen, handelsplatformen of systemen. |
{ALPHANUM-4} tekens die niet al in gebruik zijn voor de eigen classificatie van het handelsplatform. In dit veld worden, gescheiden door een komma, meerdere afkortingen ingevuld indien meerdere types van toepassing zijn. |
||
|
12 |
Geldigheidsperiode en -tijdstip |
Dit heeft betrekking op het tijdstempel dat het tijdstip weergeeft waarop de order actief wordt of uiteindelijk uit het orderboek wordt verwijderd Good for day: de datum van invoering met het tijdstempel onmiddellijk vóór middernacht. Good till tim: de datum van invoering en het tijdstip gespecificeerd in de order Good till date: de gespecificeerde datum van afloop met het tijdstempel onmiddellijk vóór middernacht Good till specified date and time: de gespecificeerde datum en het gespecificeerde tijdstip van afloop Good after time: de datum van invoering en het gespecificeerde tijdstip waarop de order actief wordt Good after date: de gespecificeerde datum met het tijdstempel onmiddellijk na middernacht Good after specified date and time: de gespecificeerde datum en het gespecificeerde tijdstip waarop de order actief wordt Good till Cancel: de uiteindelijke datum en het uiteindelijke tijdstip waarop de order automatisch wordt verwijderd door marktactiviteiten Andere: tijdstempel voor een bijkomend geldigheidstype. |
{DATE_TIME_FORMAT} Het aantal cijfers na de „seconden” wordt bepaald overeenkomstig artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. |
|
Deel E — Prioriteits- en volgnummer |
|||
|
13 |
Prioriteitstijdstempel |
Dit veld wordt geactualiseerd telkens wanneer de prioriteit van een order verandert. |
{DATE_TIME_FORMAT} Het aantal cijfers na de „seconden” wordt bepaald overeenkomstig artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. |
|
14 |
Prioriteitsomvang |
Voor handelsplatformen die omvangs-tijdsprioriteit gebruiken, wordt in dit veld een positief getal ingevuld dat overeenkomt met de hoeveelheid. Dit veld wordt geactualiseerd telkens wanneer de prioriteit van de order verandert. |
Maximaal 20 numerieke positieve cijfers. |
|
15 |
Volgnummer |
Elke gebeurtenis die is opgenomen in deel G wordt geïdentificeerd aan de hand van positieve gehele getallen in opklimmende volgorde. Het volgnummer is uniek voor elk type gebeurtenis, consistent voor alle gebeurtenissen die door de exploitant van het handelsplatform van een tijdstempel voorzien worden en persistent wat betreft de datum waarop de gebeurtenis zich voordoet. |
{INTEGER-50} |
|
Deel F — Identificatie van de order |
|||
|
16 |
MIC-code van het segment |
Identificatie van het handelsplatform waar de order is ingelegd. Als het handelsplatform segment-MIC's gebruikt, wordt de segment-MIC gebruikt. Als het handelsplatform geen segment-MIC's gebruikt, wordt de exploitant-MIC gebruikt. |
{MIC} |
|
17 |
Orderboekcode |
De alfanumerieke code die door het handelsplatform voor elk orderboek is vastgesteld. |
{ALPHANUM-20} |
|
18 |
Identificatiecode van het financieel instrument |
Unieke en eenduidige identificator van het financieel instrument |
{ISIN} |
|
19 |
Datum van ontvangst |
Datum van ontvangst van de oorspronkelijke order. |
{DATEFORMAT} |
|
20 |
Identificatiecode van de order |
Een alfanumerieke code die door de exploitant van het handelsplatform aan de individuele order is toegekend |
{ALPHANUM-50} |
|
Deel G — Gebeurtenissen die van invloed zijn op de order |
|||
|
21 |
Nieuwe order, orderwijziging, orderannulering, orderverwerpingen, gedeeltelijke of volledige uitvoering |
New order: ontvangst van een nieuwe order door de exploitant van het handelsplatform. |
„NEWO” — New order |
|
Triggered: een order die uitvoerbaar wordt casu quo niet-uitvoerbaar wordt wanneer een vooraf bepaalde voorwaarde vervuld wordt. |
„TRIG” — Triggered |
||
|
Replaced by the member or participant of the trading venue: indien een lid van, een deelnemer aan of een cliënt van het handelsplatform op eigen initiatief besluit een kenmerk te wijzigen van de order die hij eerder in het orderboek heeft ingevoerd. |
„REME” — Replaced by the member or participant of the trading venue |
||
|
Replaced by market operations (automatic): indien een kenmerk van een order door de IT-systemen van de exploitant van het handelsplatform wordt gewijzigd. Dit omvat de situatie waarin de actuele kenmerken van een pegorder of een trailing stoporder worden gewijzigd om weer te geven welke plaats de order binnen het orderboek inneemt. |
„REMA” — Replaced by market operations (automatic) |
||
|
Replaced by market operations (human intervention): indien een kenmerk van een order door een medewerker van de exploitant van het handelsplatform wordt gewijzigd. Dit omvat de situatie waarin een lid van of een deelnemer aan het handelsplatform IT-problemen heeft en zijn orders dringend geannuleerd moeten worden. |
„REMH” — Replaced by market operations (human intervention) |
||
|
Change of status at the initiative of the member, participant of the trading venue. Dit omvat activering en desactivering. |
„CHME” — Change of status at the initiative of the member/participant of the trading venue |
||
|
Change of status due to market operations. |
„CHMO” — Change of status due to market operations |
||
|
Cancelled at the initiative of the member, participant of the trading venue; indien een lid, deelnemer of cliënt op eigen initiatief besluit de order te annuleren die hij eerder heeft ingevoerd. |
„CAME” — Cancelled at the initiative of the member or participant of the trading venue |
||
|
Cancelled by market operations. Dit omvat een beschermingsmechanisme voor beleggingsondernemingen die een marketmakingactiviteit uitvoeren als neergelegd in de artikelen 17 en 48 van Richtlijn 2014/65/EU. |
„CAMO” —Cancelled by market operations |
||
|
Rejected order: een door de exploitant van het handelsplatform ontvangen maar verworpen order. |
„REMO” — Rejected order |
||
|
Expired order: indien de order aan het einde van zijn geldigheidsperiode uit het orderboek wordt verwijderd. |
„EXPI” — Expired order |
||
|
Partially filled: indien de order niet volledig wordt uitgevoerd, zodat er nog een hoeveelheid moet worden uitgevoerd. |
„PARF” — Partially filled |
||
|
Filled: indien er geen enkele hoeveelheid meer dient te worden uitgevoerd. |
„FILL” — Filled {ALPHANUM-4} tekens die niet al in gebruik zijn voor de eigen classificatie van het handelsplatform. |
||
|
Deel H — Type order |
|||
|
22 |
Ordertype |
Hiermee wordt aangegeven welk type order bij het handelsplatform is ingelegd overeenkomstig de specificaties van het handelsplatform. |
{ALPHANUM-50} |
|
23 |
Ordertypeclassificatie |
Classificatie van de order volgens twee algemene ordertypes. LIMIETorder: in de gevallen waarin de order uitvoerbaar is en STOPorder: in de gevallen waarin de order slechts uitvoerbaar wordt wanneer een vooraf bepaalde prijsgebeurtenis intreedt. |
De letters „LMTO” voor limiet of de letters „STOP” voor stop. |
|
Deel I — Prijzen |
|||
|
24 |
Limietprijs |
De maximumprijs waarop een kooporder kan worden uitgevoerd of de minimumprijs waarop een verkooporder kan worden uitgevoerd. De spreadprijs voor een strategieorder. Deze kan negatief of positief zijn. In geval van orders die geen limietprijs hebben of in geval van ongeprijsde orders wordt dit veld blank gelaten. In geval van een converteerbare obligatie wordt de voor de order gebruikte werkelijke prijs (zonder of met opgelopen rente) in dit veld weergegeven |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als monetaire waarde. Indien de prijs monetair wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten |
|
25 |
Bijkomende limietprijs |
Een andere limietprijs die eventueel van toepassing is op de order. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een monetaire waarde. Indien de prijs monetair wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} indien de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten |
|
26 |
Stopprijs |
De prijs die moet worden bereikt wil de order actief worden. Voor stoporders die worden getriggerd door gebeurtenissen die onafhankelijk zijn van de prijs van het financieel instrument, wordt in dit veld een stopprijs gelijk aan nul ingevuld. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/13 ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een monetaire waarde. Indien de prijs monetair wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt in basispunten |
|
27 |
Limietprijs van een pegorder |
De maximumprijs waarop een pegorder om te kopen kan worden uitgevoerd of de minimumprijs waarop een pegorder om te verkopen kan worden uitgevoerd. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een monetaire waarde. Indien de prijs monetair wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten |
|
28 |
Transactieprijs |
Uitgevoerde prijs van de transactie, in voorkomend geval exclusief provisie en opgelopen rente. In geval van optiecontracten is dit de premie van het derivatencontract per onderliggende waarde of per indexpunt. In geval van spread bets is dit de referentieprijs van het direct onderliggend instrument. Voor credit default swaps (CDS) is dit de coupon in basispunten. Indien de prijs monetair wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. Indien de prijs niet van toepassing is, wordt de waarde „NOAP” in het veld ingevuld. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als monetaire waarde. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten „NOAP” |
|
29 |
Prijsvaluta |
Valuta waarin de transactieprijs voor het financieel instrument met betrekking tot de order wordt uitgedrukt |
{CURRENCYCODE_3} |
|
30 |
Valuta van poot 2 |
Bij multi-currency of cross-currency swaps is de valuta van poot 2 de valuta waarin poot 2 van het contract luidt. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap een multi-currency swap is, is de valuta van poot 2 de valuta waarin poot 2 van de swap luidt. Dit veld moet alleen worden ingevuld indien er rente- en valutaderivatencontracten zijn. |
{CURRENCYCODE_3} |
|
31 |
Eenheid van de prijs |
Hiermee wordt aangegeven of de prijs wordt uitgedrukt in monetaire waarde, in percentage, in rendement of in basispunten. |
„MONE” — Monetary value „PERC” — Percentage „YIEL” — Yield „BAPO” — Basis points |
|
Deel J — Orderinstructies |
|||
|
32 |
Koop-verkoopindicator |
Om te tonen of het om een koop- of verkooporder gaat. In geval van opties en swaptions is de koper de tegenpartij die het recht bezit om de optie uit te oefenen en is de verkoper de tegenpartij die de optie verkoopt en een premie ontvangt. In geval van futures en forwards behalve valutafutures en -forwards is de koper de tegenpartij die het instrument koopt en de verkoper de tegenpartij die het instrument verkoopt. In geval van swaps met betrekking tot effecten is de koper de tegenpartij waarbij het risico van prijsbeweging van het onderliggende effect komt te liggen en die het zekerheidsbedrag ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het zekerheidsbedrag betaalt. In geval van swaps met betrekking tot rente of inflatie-indices is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt. De verkoper is de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. In geval van basisswaps (variabel-voor-variabel renteswaps) is de koper de tegenpartij die de spread betaalt en de verkoper de tegenpartij die de spread ontvangt. In geval van swaps en forwards met betrekking tot valuta en van cross currency swaps is de koper de tegenpartij die de valuta ontvangt die op de eerste plaats staat bij alfabetische sortering volgens de ISO 4217-standaard en de verkoper de tegenpartij die deze valuta levert. In geval van swaps met betrekking tot dividenden is de koper de tegenpartij die de gelijkwaardige werkelijke dividenduitkeringen ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het dividend betaalt en de vaste rente ontvangt. In geval van afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico behalve opties en swaptions is de koper de tegenpartij die de protectie koopt. De verkoper is de tegenpartij die de protectie verkoopt. In geval van derivatencontracten in verband met grondstoffen of emissierechten is de koper de tegenpartij die de in het rapport gespecificeerde grondstof of het in het rapport gespecificeerd emissierecht ontvangt en de verkoper de tegenpartij die deze grondstof of dit emissierecht levert. In geval van forward rate agreements is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt en de verkoper de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. Voor een stijging van de notionele waarde is de koper dezelfde als de verkrijger van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de vervreemder van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie. Voor een daling van de notionele waarde is de koper dezelfde als de vervreemder van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de verkrijger van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie. |
„BUYI” — kopen „SELL” — verkopen |
|
33 |
Orderstatus |
Om orders te identificeren die actief/inactief/opgeschort, vast/indicatief (alleen aan bied- en laatprijzen toegewezen)/impliciet/geherrouteerd zijn. Actief — niet-prijsgedreven orders die uitvoerbaar zijn. Inactief — niet-prijsgedreven orders die niet uitvoerbaar zijn. Vast/Indicatief — Alleen aan bied- en laatprijzen toegewezen. Indicatieve bied- en laatprijzen zijn zichtbaar, maar kunnen niet worden uitgevoerd. Dit omvat op sommige handelsplatformen warrants. Vaste bied- en laatprijzen kunnen worden uitgevoerd. Impliciet — Gebruikt voor strategieorders uit hoofde van de functionaliteit „implied in” of „implied out”. Gerouteerd — Gebruikt voor orders die door het handelsplatform naar andere platformen worden gerouteerd. |
„ACTI” — actief of „INAC” — inactief of „FIRM” — vaste bied- en laatprijzen of „INDI” — indicatieve bied- en laatprijzen of „IMPL” — geïmpliceerde strategieorders of „ROUT” — gerouteerde orders. Als meerdere statussen van toepassing zijn, worden in dit veld meerdere afkortingen ingevuld, gescheiden door een komma |
|
34 |
Eenheid van de hoeveelheid |
Hiermee wordt aangegeven of de gerapporteerde hoeveelheid in aantal eenheden, als een nominale waarde of als een monetaire waarde wordt uitgedrukt. |
„UNIT” — Aantal eenheden „NOML” — Nominale waarde „MONE” — Monetaire waarde |
|
35 |
Valuta van de hoeveelheid |
Valuta waarin de hoeveelheid wordt uitgedrukt. Dit veld dient alleen te worden ingevuld indien de hoeveelheid is uitgedrukt als een nominale of monetaire waarde. |
{CURRENCYCODE_3} |
|
36 |
Initiële hoeveelheid |
Het aantal eenheden van het financieel instrument, of het aantal derivatencontracten in de order. De nominale of monetaire waarde van het financieel instrument. Voor spread bets is de hoeveelheid gelijk aan de ingezette monetaire waarde per punt beweging in het onderliggend financieel instrument. Voor een stijging of daling van de notionele waarde van derivatencontracten geeft het getal de absolute waarde van de wijziging weer en wordt het als een positief getal uitgedrukt. Voor credit default swaps is de hoeveelheid het notionele bedrag waarvoor de protectie wordt verkregen of vervreemd. |
{DECIMAL-18/17} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als monetaire of nominale waarde. |
|
37 |
Resterende hoeveelheid inclusief verborgen hoeveelheid |
De totale hoeveelheid die in het orderboek blijft na een gedeeltelijke uitvoering of in geval van een andere gebeurtenis die van invloed is op de order. Bij een gebeurtenis van gedeeltelijke uitvoering is dit het totale resterende volume na die gedeeltelijk uitvoering. Bij invoering van een order is deze gelijk aan de initiële hoeveelheid. |
{DECIMAL-18/17} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als monetaire of nominale waarde. |
|
38 |
Weergegeven hoeveelheid |
De hoeveelheid die zichtbaar (in tegenstelling tot verborgen) is in het orderboek. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een monetaire of nominale waarde. |
|
39 |
Verhandelde hoeveelheid |
Bij gedeeltelijke of volledige uitvoering wordt in dit veld de uitgevoerde hoeveelheid ingevuld. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een monetaire of nominale waarde. |
|
40 |
Minimaal aanvaardbare hoeveelheid |
De minimaal aanvaardbare hoeveelheid opdat een order kan worden uitgevoerd, waarbij het om meerdere gedeeltelijke uitvoeringen kan gaan en normaliter alleen om niet-persistente ordertypes gaat. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/17 indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een monetaire of nominale waarde. |
|
41 |
Minimaal uitvoerbare omvang (MES) |
De minimale uitvoeringsomvang van een individuele potentiële uitvoering. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een monetaire of nominale waarde. |
|
42 |
MES alleen voor de eerste uitvoering |
Hiermee wordt gespecificeerd of de MES alleen relevant is voor de eerste uitvoering. Dit veld kan blank worden gelaten indien veld 41 blank is gelaten. |
„waar” „onwaar” |
|
43 |
Alleen passieve indicator |
Geeft aan of de order bij het handelsplatform wordt ingelegd met een kenmerk/markering, zodat de order niet onmiddellijk tegen een zichtbaar tegenorder wordt uitgevoerd. |
„waar” „onwaar” |
|
44 |
Indicator van passief of agressief order |
Geeft, bij gebeurtenissen van gedeeltelijke uitvoering en uitvoering, aan of de order reeds in het orderboek berustte en liquiditeit verschafte (passief order) dan wel of de order de transactie initieerde en aldus liquiditeit onttrok (agressief order). Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
„PASV” — passief of „AGRE” — actief. |
|
45 |
Voorkoming van zelfuitvoering |
Geeft aan of de order is ingevoerd met criteria om zelfuitvoering te voorkomen zodat zij niet zou worden uitgevoerd met een order aan de tegenoverliggende zijde van het boek die door hetzelfde lid of dezelfde deelnemer is ingevoerd. |
„waar” „onwaar” |
|
46 |
Strategiegekoppelde orderidentificatie |
De alfanumerieke code ten behoeve van het koppelen van alle gerelateerde orders die deel uitmaken van een strategie ingevolge artikel 7, lid 2. |
{ALPHANUM-50} |
|
47 |
Routeringsstrategie |
De toepasselijke routeringsstrategie overeenkomstig de specificaties van het handelsplatform. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{ALPHANUM-50} |
|
48 |
Transactie-identificatiecode van het handelsplatform |
Alfanumerieke code die door het handelsplatform aan de transactie is toegekend ingevolge artikel 12 van deze verordening. De transactie-identificatiecode van het handelsplatform is uniek, consistent en persistent voor elke segment-MIC volgens ISO 10383 en voor elke handelsdag. Indien het handelsplatform geen segment-MIC's gebruikt, is de transactie-identificatiecode van het handelsplatform uniek, consistent en persistent voor elke exploitant-MIC en elke handelsdag. De identiteit van de tegenpartijen bij de transactie waaraan de code wordt toegekend kan niet uit de componenten van de transactie-identificatiecode worden afgeleid. |
{ALPHANUM-52} |
|
Deel K — Handelsfasen, indicatieve veilingprijs en -volume |
|||
|
49 |
Handelsfasen |
De naam van elk van de verschillende handelsfasen tijdens welke een order in het orderboek aanwezig is inclusief handelsonderbrekers, circuit breakers en opschortingen. |
{ALPHANUM-50} |
|
50 |
Indicatieve veilingprijs |
De slotprijs met betrekking tot het financieel instrument waarvoor een of meer orders zijn geplaatst. |
{DECIMAL-18/5} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als monetaire of nominale waarde. Indien de prijs monetair wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10}ingeval de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement |
|
51 |
Indicatief veilingvolume |
Het volume (aantal eenheden van het financieel instrument) dat kan worden uitgevoerd op de indicatieve veilingprijs in veld 50 als de veiling precies op dat tijdstip is geëindigd. |
{DECIMAL-18/17} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als monetaire of nominale waarde. |
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/212 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/581 VAN DE COMMISSIE
van 24 juni 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de technische reguleringsnormen inzake clearingtoegang voor handelsplatformen en centrale tegenpartijen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 35, lid 6, en artikel 36, lid 6,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Om concurrentieverstoring te voorkomen, mag het centrale tegenpartijen (CTP's) en handelsplatformen uitsluitend worden toegestaan een verzoek om toegang tot een CTP of een handelsplatform te weigeren indien er, niettegenstaande dat zij alle redelijke inspanningen hebben verricht voor het beheren van de uit het verlenen van toegang voortvloeiende risico's, significante ongewenste risico's blijven bestaan. |
|
(2) |
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 moeten CTP's of handelsplatformen bij het weigeren van een verzoek om toegang alle redenen voor dit besluit opgeven. In die motivering moeten zij uiteenzetten waarom de uit het verlenen van toegang voortvloeiende risico's in dit specifieke geval niet beheerbaar zijn, en aangeven dat er significante ongewenste risico's blijven bestaan. De partij die weigert toegang te verlenen, kan dit op geschikte wijze doen door duidelijk te maken welke wijzigingen in risicobeheerprocedures het verlenen van toegang met zich zou brengen en hoe zij de daarmee samenhangende risico's zou moeten beheren, alsook door toe te lichten welke gevolgen dit zou hebben voor haar activiteiten. |
|
(3) |
In Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt geen onderscheid gemaakt tussen de risico's waaraan CTP's en handelsplatformen bij het verlenen van toegang worden blootgesteld. Veeleer worden dezelfde algemene voorwaarden en omstandigheden gehanteerd die handelsplatformen en CTP's in aanmerking moeten nemen bij de beoordeling van verzoeken om toegang. Aangezien CTP's en handelsplatformen ongelijksoortige activiteiten verrichten, kunnen de aan het verlenen van toegang verbonden risico's in de praktijk een verschillend effect op hen hebben. Daarom is een gedifferentieerde aanpak vereist waarin CTP's duidelijk worden onderscheiden van handelsplatformen. |
|
(4) |
Bij de beoordeling van de vraag of de toegang een bedreiging vormt voor de soepele en ordelijke werking van de markten dan wel negatieve gevolgen heeft in termen van systeemrisico, dient de bevoegde autoriteit in overweging te nemen of de CTP of het handelsplatform in kwestie over adequate risicobeheerprocedures beschikt, ook wat operationele en juridische risico's betreft, met het doel te vermijden dat derden als gevolg van de toegangsregeling worden blootgesteld aan significante ongewenste risico's die niet te beperken zijn. |
|
(5) |
De voorwaarden waaronder toegang moet worden toegestaan, dienen redelijk en niet-discriminerend te zijn om te voorkomen dat er afbreuk wordt gedaan aan het doel dat met de niet-discriminerende toegang wordt nagestreefd. Het mag niet worden toegestaan dat discriminerende vergoedingen worden aangerekend om toegang te beletten. Niettemin kunnen er om objectief gerechtvaardigde redenen uiteenlopende vergoedingen worden aangerekend, bijvoorbeeld wanneer de kosten om de toegangsregelingen ten uitvoer te brengen hoger uitvallen. Bij het verlenen van toegang maken CTP's en handelsplatformen niet alleen eenmalige kosten, bijvoorbeeld ter beoordeling van de wettelijke voorschriften, maar ook lopende kosten. De reikwijdte van het verzoek om toegang en de bijbehorende kosten om de toegangsregeling ten uitvoer te brengen, verschillen naar alle waarschijnlijkheid van geval tot geval. Daarom wordt het niet dienstig geacht de specifieke kostenverdeling tussen de CTP en het handelsplatform bij deze verordening te regelen. De kostenverdeling is evenwel een belangrijk aspect van een toegangsregeling. Bijgevolg moeten beide partijen in die regeling duidelijk aangeven hoe de kosten worden gedekt. |
|
(6) |
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) moet een CTP die haar bedrijvigheid tot niet onder de initiële vergunning vallende bijkomende diensten of activiteiten wenst uit te breiden, een verzoek tot uitbreiding indienen. Zo is een uitbreiding van de vergunning bijvoorbeeld vereist indien een CTP voornemens is clearingdiensten aan te bieden met betrekking tot financiële instrumenten die een ander risicoprofiel hebben of die wezenlijk verschillen van het bestaande productengamma van de CTP. Als economisch gelijkwaardig moet worden aangemerkt elk contract dat wordt verhandeld op een handelsplatform waartoe een CTP toegang heeft verleend, en dat behoort tot een categorie financiële instrumenten die onder de bestaande vergunning van de CTP valt en bijgevolg soortgelijke risicokenmerken heeft als de reeds door de CTP geclearde contracten. |
|
(7) |
Om te vermijden dat een CTP discriminerende onderpand- en marginvereisten toepast op economisch gelijkwaardige contracten die worden verhandeld op een handelsplatform waaraan toegang tot de CTP is verleend, moet elke wijziging in de marginingmethode en in de operationele eisen met betrekking tot margining en verrekening die worden toegepast op reeds door de CTP geclearde, economisch gelijkwaardige contracten worden getoetst door het risicocomité van de CTP, en worden aangemerkt als aanzienlijke wijziging in de modellen en parameters ter uitvoering van de toetsingsprocedure waarin Verordening (EU) nr. 648/2012 voorziet. Uit deze toetsing moet blijken dat de nieuwe modellen en parameters niet-discriminerend zijn en op ter zake dienende risico-overwegingen berusten. |
|
(8) |
Verordening (EU) nr. 648/2012 voorkomt ook concurrentieverstoringen door niet-discriminerende toegang te eisen tot CTP's die clearing van otc(over-the-counter)-derivaten bieden aan handelsplatformen. Voorts wordt in Verordening (EU) nr. 600/2014 de noodzaak erkend om soortgelijke vereisten in te voeren voor gereglementeerde markten. Een CTP kan zowel otc-derivaten als op de beurs verhandelde derivaten clearen. Daarom moet ten behoeve van een niet-discriminerende behandeling van economisch gelijkwaardige contracten die worden verhandeld op een handelsplatform dat om toegang tot een CTP verzoekt, rekening worden gehouden met alle toepasselijke contracten die door deze CTP worden gecleard, ongeacht de plaats van verhandeling ervan. |
|
(9) |
Overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) nr. 600/2014 stelt de bevoegde autoriteit het college van bevoegde autoriteiten voor de CTP en de ESMA zonder onnodige vertraging in kennis van het feit dat een overgangsregeling voor de CTP is goedgekeurd. Met deze kennisgeving wordt beoogd andere betrokken bevoegde autoriteiten inzicht te geven in de gevolgen daarvan voor de CTP en eventuele handelsplatformen die nauwe banden hebben met die CTP. De kennisgeving moet alle ter zake dienende informatie bevatten die het college van bevoegde autoriteiten voor de CTP en de ESMA nodig hebben om het besluit te begrijpen en de transparantie te bevorderen. |
|
(10) |
De transparante en geharmoniseerde toepassing van de kennisgevingsprocedure kan worden bevorderd door duidelijk vast te leggen welke informatie CTP's en handelsplatformen aan de bevoegde autoriteiten en de ESMA moeten verstrekken om te kennen te geven dat ze gebruik willen maken van de overgangsregelingen als bedoeld in artikelen 35 en 36 van Verordening (EU) nr. 600/2014. Daarom moet deze procedure voorzien in uniforme templates voor kennisgevingen om te zorgen voor consistente en uniforme toezichtpraktijken. |
|
(11) |
Het is van belang te vermijden dat handelsplatformen met een grotere omvang berekeningsmethoden toepassen om de jaarlijks verhandelde nominale bedragen tot een minimum te beperken en zodoende in aanmerking te komen voor de opt-outregeling wat de toegangsregels betreft. Indien gelijkwaardige alternatieve benaderingen bestaan om de jaarlijks verhandelde nominale bedragen te berekenen, kan dit risico worden tegengegaan door gebruik te maken van de berekeningsmethode die de hoogste waarde als resultaat heeft. De methoden om de jaarlijks verhandelde nominale bedragen te berekenen met het oog op de toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 moeten de opt-outregeling binnen het bereik brengen van handelsplatformen die daadwerkelijk van kleinere omvang zijn en die nog niet de technologische capaciteit hebben verworven om onder gelijke voorwaarden mee te doen met de meerderheid van de posttransactionele infrastructuurmarkt. Tevens is het zaak dat ongecompliceerde en ondubbelzinnige methoden worden voorgeschreven om de toezichtpraktijken op samenhangende en uniforme wijze te laten verlopen. |
|
(12) |
Het is in het belang van handelsplatformen om de jaarlijks verhandelde nominale bedragen op consistente wijze te berekenen met het oog op de toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014, willen zij de toegangsregels eerlijk kunnen toepassen. Dit is met name het geval voor bepaalde soorten op de beurs verhandelde derivaten, zoals derivaten die in eenheden — bijvoorbeeld per vat of per ton — worden verhandeld. |
|
(13) |
Ter wille van de consistentie en met het oog op een soepele werking van de financiële markten is het noodzakelijk dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als de bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2014. Echter, om ervoor te zorgen dat CTP's en handelsplatformen kunnen profiteren van de overgangsregelingen voorzien in artikel 35, lid 5, en artikel 36, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014, dienen sommige bepalingen van deze verordening van toepassing te zijn vanaf de datum van inwerkingtreding ervan. |
|
(14) |
De bepalingen in deze verordening houden nauw verband met elkaar, aangezien zij betrekking hebben op het weigeren en het verlenen van toegang tot CTP's en handelsplatformen, met inbegrip van de opt-outprocedure die CTP's en handelsplatformen de mogelijkheid biedt ervoor te kiezen niet gebonden te zijn door de in deze verordening neergelegde toegangsregels. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen, waarvan het merendeel op hetzelfde moment in werking moet treden, en om de personen voor wie deze verplichtingen gelden een volledig beeld van en een compacte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk de bij artikel 35, lid 6, en bij artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 voorgeschreven technische reguleringsnormen in een enkele verordening samen te brengen. |
|
(15) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de ESMA bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(16) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
NIET-DISCRIMINERENDE TOEGANG TOT CTP'S EN HANDELSPLATFORMEN
AFDELING 1
Niet-discriminerende toegang tot CTP's
Artikel 1
Voorwaarden waaronder een CTP kan weigeren toegang te verlenen
1. Een CTP beoordeelt of het verlenen van toegang een van de in artikelen 2, 3 en 4 genoemde risico's met zich brengt. De CTP mag alleen weigeren toegang te verlenen indien zij, na het verrichten van alle redelijke inspanningen voor het beheren van de risico's, tot de conclusie komt dat er significante ongewenste risico's blijven bestaan die niet beheerbaar zijn.
2. Indien een CTP weigert toegang te verlenen, dient zij duidelijk aan te geven welke in de artikelen 2, 3 en 4 genoemde risico's worden veroorzaakt door het verlenen van toegang, en uit te leggen waarom deze risico's niet beheerbaar zijn.
Artikel 2
Weigering van toegang door een CTP wegens het verwachte transactievolume
Een CTP kan een verzoek om toegang weigeren op grond van het verwachte transactievolume dat die toegang teweegbrengt, zij het uitsluitend indien dit een van de hieronder vermelde gevolgen heeft:
|
a) |
de opschaalbaarheid van de CTP wordt in zodanige mate overschreden dat zij haar systemen niet aan het verwachte volume transacties kan aanpassen; |
|
b) |
de geplande capaciteit van de CTP wordt in zodanige mate overschreden dat zij niet de vereiste extra capaciteit kan verwerven om het verwachte transactievolume te clearen. |
Artikel 3
Weigering van toegang door een CTP wegens operationeel risico en complexiteit
Een CTP kan een verzoek om toegang weigeren om redenen van operationeel risico en complexiteit.
Operationele risico's en complexiteit kunnen onder meer zijn:
|
a) |
incompatibiliteit tussen IT-systemen van de CTP en het handelsplatform, waardoor de CTP wordt belet connectiviteit tussen de systemen tot stand te brengen; |
|
b) |
tekort aan personeel dat over de nodige kennis, vaardigheden en ervaring beschikt om de functies van de CTP uit te voeren gezien de risico's die voortvloeien uit aanvullende financiële instrumenten indien deze verschillen van financiële instrumenten die reeds door de CTP worden gecleard, of het onvermogen om dergelijk personeel in te zetten. |
Artikel 4
Weigering van toegang door een CTP wegens andere factoren die significante ongewenste risico's met zich brengen
1. Een CTP kan een verzoek om toegang weigeren op grond van significante ongewenste risico's indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de CTP geen clearingdiensten aanbiedt met betrekking tot de financiële instrumenten waarvoor om toegang wordt verzocht en ondanks redelijke inspanningen niet in staat is een clearingdienst op te zetten die voldoet aan de vereisten van de titels II, III en IV van Verordening (EU) nr. 648/2012; |
|
b) |
het verlenen van toegang een bedreiging zou vormen voor de economische levensvatbaarheid van de CTP of afbreuk zou doen aan haar vermogen om te voldoen aan de minimumkapitaalvereisten uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 648/2012; |
|
c) |
er juridische risico's bestaan; |
|
d) |
de regels van de CTP onverenigbaar zijn met die van het handelsplatform, en de CTP deze onverenigbaarheid niet kan wegnemen door samen te werken met het handelsplatform. |
2. Een CTP kan een verzoek om toegang weigeren op grond van een juridisch risico als bedoeld in lid 1, onder c), indien het verlenen van toegang de CTP zou beletten haar regels te handhaven met betrekking tot vroegtijdige verrekening (close-out netting) en procedures in geval van wanbetaling, of haar ervan zou weerhouden de risico's te beheren die worden veroorzaakt door het gelijktijdige gebruik van verschillende modellen voor aanvaarding van transacties.
AFDELING 2
Niet-discriminerende toegang tot handelsplatformen
Artikel 5
Voorwaarden waaronder een handelsplatform kan weigeren toegang te verlenen
1. Een handelsplatform beoordeelt of het verlenen van toegang een van de in artikelen 6 en 7 genoemde risico's met zich brengt. Het handelsplatform mag alleen weigeren toegang te verlenen indien het, na het verrichten van alle redelijke inspanningen voor het beheren van de risico's, tot de conclusie komt dat er significante ongewenste risico's blijven bestaan die niet beheerbaar zijn.
2. Indien een handelsplatform weigert toegang te verlenen, dient het duidelijk aan te geven welke in artikelen 6 en 7 genoemde risico's worden veroorzaakt door het verlenen van toegang, en uit te leggen waarom deze risico's niet beheerbaar zijn.
Artikel 6
Weigering van toegang door een handelsplatform wegens operationeel risico en complexiteit
Een handelsplatform kan een verzoek om toegang weigeren om redenen van operationeel risico en complexiteit als gevolg van die toegang, zij het uitsluitend indien een risico op incompatibiliteit tussen de IT-systemen van de CTP en het handelsplatform bestaat, waardoor het handelsplatform wordt belet connectiviteit tussen die systemen tot stand te brengen.
Artikel 7
Weigering van toegang door een handelsplatform wegens andere factoren die significante ongewenste risico's met zich brengen
Een handelsplatform kan een verzoek om toegang weigeren op grond van significante ongewenste risico's indien een van de volgende situaties zich voordoet:
|
a) |
de toegang vormt een bedreiging voor de economische levensvatbaarheid van het handelsplatform of doet afbreuk aan haar vermogen om te voldoen aan de minimumkapitaalvereisten uit hoofde van artikel 47, lid 1, onder f), van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (4); |
|
b) |
de regels van het handelsplatform zijn onverenigbaar met die van de CTP, en het handelsplatform kan deze onverenigbaarheid niet wegnemen door samen te werken met de CTP. |
Artikel 8
Omstandigheden waarin toegang wordt geacht een bedreiging te vormen voor de soepele en ordelijke werking van de markten of negatieve gevolgen te hebben in termen van systeemrisico
Voor de toepassing van artikel 35, lid 4, onder b), en artikel 36, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt het verlenen van toegang geacht een bedreiging te vormen voor de soepele en ordelijke werking van de markten, in het bijzonder als gevolg van liquiditeitsfragmentatie in de zin van artikel 2, lid 1, punt 45, van die verordening, of negatieve gevolgen te hebben in termen van systeemrisico indien de bevoegde autoriteit de weigering kan motiveren, onder meer door aan te tonen dat de risicobeheerprocedures van een of beide partijen bij het verzoek om toegang ontoereikend zijn om te voorkomen dat derden door het verlenen van toegang aan significante ongewenste risico's worden blootgesteld, en voor zover er geen herstelmaatregelen voorhanden zijn om die risico's voldoende te beperken.
HOOFDSTUK II
OMSTANDIGHEDEN WAARIN TOEGANG MOET WORDEN TOEGESTAAN
Artikel 9
Omstandigheden waarin toegang moet worden toegestaan
1. De partijen bereiken overeenstemming over de respectieve rechten en plichten die voortvloeien uit de verleende toegang, inclusief de wetgeving die van toepassing is op hun betrekkingen. De uitvoeringsbepalingen van de toegangsregeling moeten:
|
a) |
duidelijk omschreven, transparant, rechtsgeldig en afdwingbaar zijn; |
|
b) |
in het geval dat twee of meer CTP's toegang hebben tot het handelsplatform, specificeren hoe de op het handelsplatform uitgevoerde transacties worden toegerekend aan de CTP die partij is bij de toegangsregeling; |
|
c) |
duidelijke regels bevatten over het tijdstip van invoering van overboekingsopdrachten — in de zin van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) — in de desbetreffende systemen en het ogenblik waarop deze opdrachten niet meer kunnen worden herroepen; |
|
d) |
regels bevatten met betrekking tot de beëindiging van de toegangsregeling door een van de partijen, waarbij:
|
|
e) |
nauwkeurig omschrijven welke financiële instrumenten onder de toegangsregeling vallen; |
|
f) |
duidelijk maken hoe de eenmalige en lopende kosten die door de toegangsregeling ontstaan, worden gedekt; |
|
g) |
de uit de toegangsregeling voortvloeiende aanspraken en verplichtingen vastleggen. |
2. De uitvoeringsbepalingen van de toegangsregeling moeten voorschrijven dat de betrokken partijen adequate gedragslijnen, procedures en systemen invoeren om het volgende te waarborgen:
|
a) |
een tijdige, betrouwbare en veilige communicatie tussen de partijen; |
|
b) |
voorafgaand overleg met de wederpartij indien wijzigingen in de bedrijfsactiviteiten van een van de partijen naar alle waarschijnlijkheid wezenlijke gevolgen zullen hebben voor de toegangsregeling of voor de door de wederpartij gelopen risico's; |
|
c) |
tijdige kennisgeving aan de wederpartij voordat een wijziging wordt toegepast in de niet onder b) bedoelde gevallen; |
|
d) |
beslechting van geschillen; |
|
e) |
het onderkennen, bewaken en beheren van potentiële risico's die door de toegangsregeling worden veroorzaakt; |
|
f) |
verstrekking aan het handelsplatform van alle informatie die het nodig heeft om te voldoen aan zijn verplichtingen inzake bewaking van de positie in openstaande contracten; |
|
g) |
aanvaarding door de CTP van de onderliggende grondstoffen van door materiële levering afgewikkelde energiecontracten. |
3. De bij de toegangsregeling betrokken partijen zorgen ervoor:
|
a) |
dat bij het verlenen van toegang passende normen inzake risicobeheer worden gehandhaafd; |
|
b) |
dat de in het verzoek om toegang vermelde informatie actueel wordt gehouden zolang de toegangsregeling van toepassing is, met inbegrip van informatie over wezenlijke wijzigingen; |
|
c) |
dat niet-openbare en commercieel gevoelige informatie, met inbegrip van informatie die tijdens de ontwikkelingsfase van een financieel instrument wordt verstrekt, alleen wordt gebruikt voor het specifieke doel waarvoor zij wordt overgebracht, en uitsluitend wordt verwerkt voor het door de partijen overeengekomen specifieke doel. |
Artikel 10
Door CTP's aangerekende niet-discriminerende en transparante clearingvergoedingen
1. Een CTP rekent alleen vergoedingen aan voor clearingtransacties die worden uitgevoerd op een handelsplatform waartoe zij toegang heeft verleend, en hanteert daarbij objectieve criteria die gelden voor alle clearingleden en, in voorkomend geval, cliënten. Daartoe onderwerpt de CTP alle clearingleden en, in voorkomend geval, cliënten aan hetzelfde stelsel van vergoedingen en kortingen. De door de CTP aangerekende vergoedingen hangen niet af van het handelsplatform waarop de transactie wordt uitgevoerd.
2. Een CTP brengt alleen op objectieve criteria gebaseerde toegangsvergoedingen in rekening aan een handelsplatform. Daartoe worden dezelfde vergoedingen en kortingen toegepast op alle handelsplatformen die toegang hebben tot de CTP met betrekking tot dezelfde of vergelijkbare financiële instrumenten, tenzij het objectief gerechtvaardigd is een ander stelsel toe te passen.
3. Overeenkomstig artikel 38 van Verordening (EU) nr. 648/2012 zorgt een CTP ervoor dat de in leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde stelsels van vergoedingen gemakkelijk toegankelijk zijn, naar behoren geïdentificeerd zijn voor elke verleende dienst en voldoende gedetailleerd zijn om de voorspelbaarheid van de aangerekende vergoedingen te waarborgen.
4. De leden 1 tot en met 3 zijn van toepassing op vergoedingen die worden aangerekend ter dekking van eenmalige en lopende kosten.
Artikel 11
Door handelsplatformen aangerekende niet-discriminerende en transparante vergoedingen
1. Een handelsplatform rekent alleen op objectieve criteria gebaseerde toegangsvergoedingen aan. Daartoe wordt hetzelfde stelsel van vergoedingen en kortingen toegepast op alle CTP's die toegang hebben tot het handelsplatform met betrekking tot transacties voor dezelfde of vergelijkbare financiële instrumenten, tenzij het objectief gerechtvaardigd is een ander stelsel toe te passen.
2. Een handelsplatform zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde stelsels van vergoedingen gemakkelijk toegankelijk zijn, dat de vergoedingen naar behoren geïdentificeerd zijn voor elke verleende dienst en voldoende gedetailleerd zijn om de voorspelbaarheid ervan te waarborgen.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing op alle toegangsvergoedingen, inclusief die welke worden aangerekend ter dekking van eenmalige en lopende kosten.
HOOFDSTUK III
VOORWAARDEN VOOR EEN NIET-DISCRIMINERENDE BEHANDELING VAN CONTRACTEN
Artikel 12
Onderpand- en marginvereisten voor economisch gelijkwaardige contracten
1. De CTP bepaalt of de contracten die worden verhandeld op het handelsplatform waartoe zij toegang heeft verleend, economisch gelijkwaardig zijn aan de reeds door haar geclearde contracten met soortgelijke risicokenmerken.
2. Voor de toepassing van dit artikel beschouwt een CTP alle contracten die worden verhandeld op het handelsplatform waartoe zij toegang heeft verleend en die behoren tot de categorie financiële instrumenten waarvoor overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012 aan haar vergunning is verleend of die vallen onder een latere uitbreiding van die vergunning als bedoeld in artikel 15 van die verordening, als economisch gelijkwaardig aan de reeds door haar geclearde contracten binnen de desbetreffende categorie financiële instrumenten.
3. Een contract dat wordt verhandeld op het handelsplatform waartoe zij toegang heeft verleend, en dat een significant afwijkend risicoprofiel heeft of wezenlijk verschilt van de contracten die reeds door haar in de desbetreffende categorie financiële instrumenten worden gecleard, kan door een CTP als niet economisch gelijkwaardig worden beschouwd indien de CTP met betrekking tot dit contract en in het kader van het verzoek om toegang door dit handelsplatform een uitbreiding van haar vergunning heeft verkregen krachtens artikel 15 van Verordening (EU) nr. 648/2012.
4. Een CTP past op de in lid 1 bedoelde economisch gelijkwaardige contracten dezelfde methoden met betrekking tot onderpanden en margins toe, ongeacht waar de contracten worden verhandeld. Een CTP stelt de clearing van een in lid 1 bedoeld economisch gelijkwaardig contract alleen afhankelijk van de goedkeuring van wijzigingen in haar risicomodellen en parameters voor zover zulks noodzakelijk is ter beperking van de risicofactoren die verbonden zijn aan dit handelsplatform of aan de daarop verhandelde contracten. Dergelijke wijzigingen worden beschouwd als aanzienlijke wijzigingen in de modellen en parameters van de CTP in de zin van artikelen 28 en 49 van Verordening (EU) nr. 648/2012.
Artikel 13
Verrekening van economisch gelijkwaardige contracten
1. Een CTP past op de economisch gelijkwaardige contracten als bedoeld in artikel 12, lid 1, van deze verordening dezelfde verrekeningsprocedures toe, ongeacht waar de contracten werden verhandeld, mits de door haar toegepaste verrekeningsprocedure rechtsgeldig en afdwingbaar is in overeenstemming met Richtlijn 98/26/EG en de toepasselijke insolventiewetgeving.
2. Indien een CTP oordeelt dat het juridisch risico of het basisrisico dat voortvloeit uit een door haar op een economisch gelijkwaardig contract toegepaste verrekeningsprocedure onvoldoende is beperkt, stelt zij de clearing van dit contract afhankelijk van de goedkeuring van wijzigingen van de bepalingen in de verrekeningsprocedure die een beletsel vormen voor de verrekening van dit contract. Dergelijke wijzigingen worden beschouwd als aanzienlijke wijzigingen van de risicomodellen en parameters van de CTP in de zin van artikelen 28 en 49 van Verordening (EU) nr. 648/2012.
3. Voor de toepassing van lid 2 wordt onder „basisrisico” verstaan het risico dat voortvloeit uit bewegingen tussen twee of meer activa of contracten die door de CTP worden gecleard en die niet perfect gecorreleerd zijn.
Artikel 14
Cross-margining van gecorreleerde contracten die door dezelfde CTP worden gecleard
Indien een CTP margins berekent met het oog op de cross-margining van gecorreleerde contracten die door dezelfde CTP worden gecleard (portefeuillemargining) overeenkomstig artikel 41 van Verordening (EU) nr. 648/2012 en artikel 27 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 van de Commissie (6), past de CTP haar aanpak van portefeuillemargining toe op alle desbetreffende gecorreleerde contracten, ongeacht de plaats van verhandeling ervan. Indien de correlatie, of een gelijkwaardige statistische afhankelijkheidsparameter, significant en betrouwbaar is, worden dezelfde verrekeningen of verlagingen op de contracten toegepast.
HOOFDSTUK IV
OVERGANGSREGELINGEN EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 15
Procedure inzake kennisgeving door de CTP aan haar bevoegde autoriteit
Indien een CTP om toestemming verzoekt om gebruik te maken van overgangsregelingen als bedoeld in artikel 35, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014, stelt zij haar bevoegde autoriteit schriftelijk daarvan in kennis met gebruikmaking van formulier 1 in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 16
Procedure inzake kennisgeving door de bevoegde autoriteit aan de ESMA en aan het college van bevoegde autoriteiten voor de CTP
De betrokken bevoegde autoriteiten stellen de ESMA en het college van bevoegde autoriteiten voor de CTP schriftelijk in kennis van elk besluit tot goedkeuring van een overgangsregeling overeenkomstig artikel 35, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014. Deze kennisgeving geschiedt zonder onnodige vertraging en uiterlijk één maand nadat het besluit is genomen, met gebruikmaking van formulier 2 in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 17
Procedure inzake kennisgeving door het handelsplatform aan zijn bevoegde autoriteit met betrekking tot de eerste overgangsperiode
Indien een handelsplatform niet gebonden wenst te zijn door artikel 36 van Verordening (EU) nr. 600/2014, stelt het zijn bevoegde autoriteit en de ESMA schriftelijk daarvan in kennis met gebruikmaking van formulieren 3.1 en 3.2 in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 18
Procedure inzake kennisgeving door het handelsplatform aan zijn bevoegde autoriteit met betrekking tot de uitbreiding van de overgangsperiode
Indien een handelsplatform voor een nieuwe periode van dertig maanden niet gebonden wenst te zijn door artikel 36 van Verordening (EU) nr. 600/2014, stelt het zijn bevoegde autoriteit en de ESMA schriftelijk daarvan in kennis met gebruikmaking van formulieren 4.1 en 4.2 in de bijlage bij deze verordening.
Artikel 19
Nadere specificaties ter berekening van het nominale bedrag
1. Een handelsplatform dat niet gebonden wenst te zijn door artikel 36 van Verordening (EU) nr. 600/2014 gedurende dertig maanden vanaf de toepassing daarvan, rekent overeenkomstig artikel 36, lid 5, van die verordening in het jaarlijks verhandelde nominale bedrag alle transacties mee in op de beurs verhandelde derivaten die volgens de regels van het handelsplatform zijn gesloten in het kalenderjaar dat aan de toepassing van deze verordening voorafgaat.
2. Ter berekening van het jaarlijks verhandelde nominale bedrag overeenkomstig artikel 36, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014 voor het jaar dat aan het jaar van toepassing voorafgaat, gebruikt het handelsplatform de feitelijke cijfers voor de periode waarover zij beschikbaar zijn.
Indien de gegevens waarover een handelsplatform beschikt voor het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, betrekking hebben op minder dan twaalf maanden, maakt het handelsplatform een raming voor dat jaar op basis van de volgende drie ingangsgrootheden:
|
a) |
de feitelijke gegevens voor de langst mogelijke periode die aanvangt aan het begin van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, waarbij ten minste de eerste acht maanden inbegrepen zijn; |
|
b) |
de feitelijke gegevens voor de gelijkwaardige periode gedurende het jaar voorafgaand aan het jaar waarvan sprake onder a) van dit lid; |
|
c) |
de feitelijke gegevens voor het volledige jaar voorafgaand aan het jaar waarvan sprake onder a) van dit lid. |
De raming van het jaarlijks verhandelde nominale bedrag wordt berekend door de onder a) van de tweede alinea genoemde ingangsgrootheden te vermenigvuldigen met de onder c) van de tweede alinea genoemde ingangsgrootheden en te delen door de onder b) van de tweede alinea genoemde ingangsgrootheden.
3. Indien een handelsplatform aan het einde van de eerste periode of elke verdere periode van 30 maanden niet voor een verdere periode van dertig maanden door artikel 36 van Verordening (EU) nr. 600/2014 gebonden wenst te blijven, telt het voor de berekening van zijn jaarlijkse verhandelde nominale bedrag in overeenstemming met artikel 36, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014 alle transacties in op de beurs verhandelde derivaten mee die volgens de regels van het handelsplatform in elk van de eerste twee achtereenvolgende jaren van de vorige periode van dertig maanden zijn gesloten.
4. Indien er aanvaardbare alternatieven zijn voor de berekening van het jaarlijkse nominale bedrag voor bepaalde soorten instrumenten, maar deze berekeningsmethoden aanzienlijke waardeverschillen opleveren, wordt gebruikgemaakt van de berekeningswijze die de hoogste waarde als resultaat heeft. In het bijzonder voor derivaten, zoals futures of opties, met inbegrip van alle in eenheden uitgedrukte grondstoffenderivaten, is het jaarlijkse nominale bedrag gelijk aan de totale waarde van de onderliggende activa van het derivaat, berekend tegen de toepasselijke prijs op het tijdstip waarop de transactie is gesloten.
Artikel 20
Goedkeuring en controle door de ESMA
1. Met het oog op de controle als bedoeld in artikel 36, lid 6, onder d), van Verordening (EU) nr. 600/2014 stelt het handelsplatform de ESMA desgevraagd in kennis van alle voor de berekening gebruikte feiten en cijfers.
2. Bij het controleren van de doorgegeven jaarlijkse nominale bedragen houdt de ESMA tevens rekening met posttransactionele gegevens en jaarstatistieken.
3. De ESMA hecht haar goedkeuring aan of verwerpt de opt-out binnen drie maanden na ontvangst van alle ter zake dienende informatie in het kader van de kennisgeving in overeenstemming met artikel 16 of 17, met inbegrip van de in artikel 19 gespecificeerde informatie.
Artikel 21
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
De artikelen 15, 16, 17, 19 en 20 zijn echter van toepassing met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 24 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(4) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(5) Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen (PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 153/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen inzake vereisten voor centrale tegenpartijen (PB L 52 van 23.2.2013, blz. 41).
BIJLAGE
Formulier 1
Kennisgeving waarvan sprake in artikel 15
|
Naam van de CTP |
Relevante contactgegevens |
Naam (namen) van het handelsplatform (de handelsplatformen) dat (die) nauwe banden heeft (hebben). |
Rechtsgebied(en) van het handelsplatform (de handelsplatformen) dat (die) nauwe banden heeft (hebben). |
|
|
|
1. 2. 3. … |
1. 2. 3. … |
Formulier 2
Kennisgeving waarvan sprake in artikel 16
|
Naam van de CTP |
Relevante contactgegevens |
Datum van het goedkeuringsbesluit |
Begin- en einddatum van de overgangsperiode |
Naam (namen) van het handelsplatform (de handelsplatformen) dat (die) nauwe banden heeft (hebben). |
Rechtsgebied(en) van het handelsplatform (de handelsplatformen) dat (die) nauwe banden heeft (hebben). |
|
|
|
|
Aanvang: Einde: |
1. 2. 3. … |
1. 2. 3. … |
Formulier 3.1
Algemene kennisgeving waarvan sprake in artikel 17
|
Naam van het handelsplatform |
Relevante contactgegevens |
Naam (namen) en rechtsgebied (rechtsgebieden) van handelsplatformen in dezelfde groep die in de Unie gevestigd zijn |
Naam (namen) en rechtsgebied (rechtsgebieden) van een CTP (CTP's) die nauwe banden heeft (hebben) |
|
|
|
1. 2. 3. … |
1. 2. 3 … |
Formulier 3.2
Kennisgeving van het nominaal bedrag waarvan sprake in artikel 17
|
Handelsplatform: |
In 2016 verhandeld nominaal bedrag |
|
Actiefklasse X: |
|
|
Actiefklasse Y: |
|
|
Actiefklasse Z: … |
|
Formulier 4.1
Algemene kennisgeving waarvan sprake in artikel 18
|
Naam van het handelsplatform |
Relevante contactgegevens |
Naam (namen) en rechtsgebied (rechtsgebieden) van handelsplatformen in dezelfde groep die in de Unie gevestigd zijn |
Naam (namen) en rechtsgebied (rechtsgebieden) van een CTP (CTP's) die nauwe banden heeft (hebben) |
|
|
|
1. 2. 3. … |
1. 2. 3. … |
Formulier 4.2
Kennisgeving van het nominale bedrag waarvan sprake in artikel 18
|
Naam van het handelsplatform: |
Nominaal bedrag voor het lopende jaar … |
Nominaal bedrag voor het lopende jaar … |
|
Actiefklasse X: |
|
|
|
Actiefklasse Y: |
|
|
|
Actiefklasse Z: … |
|
|
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/224 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/582 VAN DE COMMISSIE
van 29 juni 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de clearingverplichting voor op gereglementeerde markten verhandelde derivaten en van het tijdstip van aanvaarding voor clearing
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name en artikel 29, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Met het oog op het management van operationele en andere risico's wanneer transacties in geclearde derivaten voor clearing worden voorgelegd en aanvaard, en teneinde tegenpartijen zo spoedig mogelijk zekerheid te verschaffen, is het van belang om in een vroeg stadium, en voor zover mogelijk vóór de transactie wordt aangegaan, te bepalen of een transactie in geclearde derivaten door een CTP voor clearing zal worden aanvaard, alsook welke de gevolgen zijn als een CTP de voorgelegde derivatentransactie niet voor clearing aanvaardt. |
|
(2) |
Met het oog op de toepassing van opschaalbare technische oplossingen die waarborgen dat transacties in geclearde derivaten zo snel als technologisch mogelijk voor clearing kunnen worden voorgelegd en aanvaard, moet de informatie die een handelsplatform en een CTP voor het vervullen van hun taken nodig hebben, van tevoren en duidelijk in de documentatie van het betrokken handelsplatform en van de betrokken CTP zijn vastgelegd. |
|
(3) |
Teneinde tot een passende prijszetting van derivatentransacties te komen, moeten tegenpartijen ermee rekening houden dat voor centraal geclearde transacties een andere zekerhedenregeling geldt dan voor niet centraal geclearde transacties, ongeacht of de transactie is gecleard omdat het verplicht is deze te clearen, dan wel of de transactie is gecleard omdat de betrokken partijen anderszins zijn overeengekomen dat zij moet worden gecleard. Tegenpartijen moeten derhalve het voordeel genieten dat voor zowel verplicht geclearde als op vrijwillige basis geclearde derivatentransacties dezelfde procedure en dezelfde vereisten gelden om ervoor te zorgen dat transacties in geclearde derivaten zo snel als technologisch mogelijk voor clearing worden voorgelegd en aanvaard. |
|
(4) |
Ingeval transacties in geclearde derivaten op een handelsplatform worden gesloten, moeten het handelsplatform en de CTP, om vóór het aangaan van een transactie te kunnen uitmaken of de transactie door een CTP zal worden gecleard, regels hebben om te waarborgen dat de betrokken transactie automatisch kan worden gecleard. Anders moet het handelsplatform clearingleden van de CTP in staat stellen orders te toetsen aan de voor hun cliënten vastgestelde limieten. |
|
(5) |
De tijd die een handelsplatform wordt gegund om een transactie in geclearde derivaten te verwerken, moet korter zijn voor transacties in langs elektronische weg verhandelde, geclearde derivaten dan voor transacties in niet langs elektronische weg verhandelde, geclearde derivaten, aangezien er in het eerste geval van een meer geautomatiseerde verwerking sprake zal zijn dan in het tweede geval. |
|
(6) |
Een handelsplatform moet de informatie over transacties in geclearde derivaten aan een CTP toezenden in een van tevoren overeengekomen elektronisch formaat dat zowel voor transacties in langs elektronische weg verhandelde, geclearde derivaten, als voor transacties in niet langs elektronische weg verhandelde, geclearde derivaten geldt. De tijd die een CTP wordt gegund om te besluiten of een transactie in geclearde derivaten voor clearing kan worden aanvaard, moet derhalve gelijk zijn voor transacties in langs elektronische weg verhandelde, geclearde derivaten en voor transacties in niet langs elektronische weg verhandelde, geclearde derivaten. |
|
(7) |
De verwerking van op bilaterale basis aangegane transacties in geclearde derivaten is gewoonlijk minder geautomatiseerd dan de verwerking van op een handelsplatform aangegane transacties in geclearde derivaten. De tijd die tegenpartijen wordt gegund om een op bilaterale basis aangegane transactie in geclearde derivaten aan een CTP voor te leggen, moet derhalve langer zijn dan de tijd die voor een op een handelsplatform aangegane transactie in geclearde derivaten word gegund. |
|
(8) |
Met het oog op het management van de kredietrisico's die aan op bilaterale basis aangegane transacties in geclearde derivaten verbonden zijn, moet een CTP clearingleden in staat stellen de transactiegegevens van hun cliënten te toetsen en te besluiten of zij de transactie aanvaarden. Daar het proces tussen een CTP en een clearinglid doorgaans geautomatiseerd is, zou dit slechts weinig tijd in beslag mogen nemen. |
|
(9) |
Zowel CTP's als clearingleden managen het kredietrisico dat verbonden is aan de uit de clearing van transacties in geclearde derivaten voortvloeiende accumulatie van actuele blootstellingen. Dit gebeurt gewoonlijk onder meer door middel van de vaststelling door de CTP of door het clearinglid van limieten per tegenpartij teneinde het daaraan verbonden blootstellingsrisico te limiteren, wat ertoe kan leiden dat nieuwe verzoeken tot clearing van bepaalde transacties in geclearde derivaten niet door het betrokken clearinglid of de betrokken CTP worden aanvaard. Ervoor zorgen dat transacties in geclearde derivaten zo snel als technologisch mogelijk voor clearing worden voorgelegd, betekent derhalve niet dat alle transacties in geclearde derivaten onder alle omstandigheden voor clearing zullen worden aanvaard. Indien transacties in geclearde derivaten niet voor clearing worden aanvaard, moeten tegenpartijen duidelijkheid hebben over de behandeling van dergelijke transacties om het daaraan verbonden risico te kunnen afdekken. |
|
(10) |
Aangezien de verwerking van een transactie in geclearde derivaten die langs elektronische weg op een handelsplatform wordt gesloten en aan een CTP voor clearing wordt voorgelegd, slechts weinig tijd in beslag neemt, is ook de tijd die verstrijkt tussen de order en de niet-aanvaarding ervan, en dus waarin de markt kan bewegen en waarin de waarde en het risico van de transactie in geclearde derivaten kunnen veranderen, zeer beperkt. Aangezien het mogelijke nadeel dat wordt ondervonden door tegenpartijen wier transacties door de CTP niet voor clearing worden aanvaard, te verwaarlozen is, en teneinde duidelijkheid te verschaffen aan de tegenpartijen, moeten langs elektronische weg op een handelsplatform gesloten en niet door een CTP voor clearing aanvaarde transacties in geclearde derivaten als nietig worden beschouwd. |
|
(11) |
Aangezien de verwerking van andere transacties in geclearde derivaten dan langs elektronische weg op een handelsplatform gesloten transacties in geclearde derivaten gewoonlijk meer tijd in beslag neemt, kan deze tijd wel lang genoeg zijn voor de markt om intussen te bewegen en voor de waarde en het risico van de transactie in geclearde derivaten om intussen aanzienlijk te veranderen. Het nietig verklaren van de transactie kan bijgevolg niet voor alle niet door de CTP aanvaarde transacties de juiste behandeling vormen. Om zekerheid te verschaffen over de behandeling van andere transacties in geclearde derivaten dan langs elektronische weg op een handelsplatform gesloten en niet door een CTP voor clearing aanvaarde transacties in geclearde derivaten, moeten de regels van het handelsplatform, en, in voorkomend geval, de contractuele afspraken tussen de tegenpartijen, van tevoren verduidelijken hoe dergelijke transacties moeten worden behandeld. |
|
(12) |
Wanneer een transactie in geclearde derivaten niet voor clearing wordt aanvaard om andere redenen dan die welke met het kredietrisico verband houden, zoals technische of administratieve problemen die uit de mededeling van onjuiste of onvolledige informatie voortvloeien, kunnen de tegenpartijen die derivatentransactie alsnog willen clearen. Indien beide tegenpartijen overeenkomen de transactie opnieuw voor te leggen, kan een tweede voorlegging in de vorm van een nieuwe transactie in geclearde derivaten met dezelfde economische voorwaarden worden toegestaan wanneer deze nog steeds een goed management van operationele of andere dan met het kredietrisico verband houdende risico's mogelijk maakt, mits de transactie binnen een relatief korte periode na de eerste voorlegging opnieuw wordt voorgelegd en mits de nieuwe voorlegging het mogelijk maakt de reden te onderzoeken en te verhelpen waarom de transactie eerst niet voor clearing is aanvaard. |
|
(13) |
Ter wille van de consistentie en om de vlotte werking van de financiële markten te verzekeren, moeten de in deze verordening neergelegde bepalingen en de in Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde bepalingen op dezelfde datum in werking treden. |
|
(14) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(15) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Regelingen voor het faciliteren van de informatieoverdracht
1. Een handelsplatform geeft in zijn regels in detail aan welke informatie het van tegenpartijen bij een transactie in geclearde derivaten nodig heeft om die transactie voor clearing aan een CTP voor te leggen, alsook in welk formaat die informatie moet worden verstrekt.
2. Een CTP geeft in haar regels in detail aan welke informatie zij van tegenpartijen bij een transactie in geclearde derivaten en van handelsplatformen nodig heeft om die transactie te clearen, alsook in welk formaat die informatie moet worden verstrekt.
Artikel 2
Pretransactionele controle van op een handelsplatform gesloten transacties in geclearde derivaten
1. Handelsplatformen en clearingleden toetsen orders voor de sluiting van transacties in geclearde derivaten op een handelsplatform aan de vereisten van de leden 2, 3 en 4, tenzij aan alle onder a), b) en c) van dit lid gestelde voorwaarden is voldaan:
|
a) |
krachtens de regels van het handelsplatform moet elk lid van, of elke deelnemer aan, het handelsplatform dat, respectievelijk die, geen clearinglid is van een CTP via welke de transactie in geclearde derivaten wordt gecleard, een contractuele overeenkomst met een clearinglid van de CTP hebben op grond waarvan het clearinglid automatisch tegenpartij wordt bij de transactie in geclearde derivaten; |
|
b) |
krachtens de regels van de CTP moet de op een handelsplatform gesloten transactie in geclearde derivaten automatisch en onmiddellijk worden gecleard, waarbij het onder a) bedoelde clearinglid de tegenpartij van de CTP wordt; |
|
c) |
krachtens de regels van het handelsplatform moet het lid van, of de deelnemer aan, het handelsplatform of zijn cliënt op grond van met het clearinglid aangegane directe of indirecte clearingovereenkomsten tegenpartij bij de transactie in geclearde derivaten worden nadat de transactie in geclearde derivaten is gecleard. |
2. Een handelsplatform voorziet in instrumenten om elk clearinglid in staat te stellen vóór de sluiting van een transactie elk order te toetsen aan de door het betrokken clearinglid op grond van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/589 van de Commissie (3) vastgestelde en bijgewerkte limieten.
3. Vóór de sluiting van de order vergewist een handelsplatform zich ervan dat de order van de cliënt binnen de overeenkomstig lid 2 op deze cliënt toepasselijke limieten valt:
|
a) |
binnen 60 seconden, te rekenen vanaf de ontvangst van de order wanneer de order langs elektronische weg wordt aangegaan; |
|
b) |
binnen 10 minuten, te rekenen vanaf de ontvangst van de order wanneer de order niet langs elektronische weg wordt aangegaan. |
4. Wanneer de order niet binnen de overeenkomstig lid 2 op de cliënt toepasselijke limieten valt, stelt het handelsplatform de cliënt en het clearinglid er binnen de volgende tijdsbestekken van in kennis dat de order niet kan worden gesloten:
|
a) |
ingeval de order langs elektronische weg is aangegaan, in realtime; |
|
b) |
ingeval de order niet langs elektronische weg is aangegaan, binnen 5 minuten, te rekenen vanaf het moment waarop de order aan de toepasselijke limieten is getoetst. |
Artikel 3
Tijdsbestekken voor de overdracht van informatie over op een handelsplatform gesloten transacties in geclearde derivaten
1. Het handelsplatform, de CTP en het clearinglid zijn onderworpen aan de vereisten van de leden 2 tot en met 5 van dit artikel, behalve indien aan alle voorwaarden van artikel 2, lid 1, onder a), b) en c), is voldaan.
2. Wat langs elektronische weg op een handelsplatform gesloten transacties in geclearde derivaten betreft, zendt het handelsplatform de met elke transactie verband houdende informatie binnen 10 seconden na de sluiting van de transactie aan de CTP.
3. Wat niet langs elektronische weg op een handelsplatform gesloten transacties in geclearde derivaten betreft, zendt het handelsplatform de met elke transactie verband houdende informatie binnen 10 minuten na de sluiting van de transactie aan de CTP.
4. Een CTP gaat over tot de aanvaarding of niet-aanvaarding voor clearing van een op een handelsplatform gesloten transactie in geclearde derivaten binnen 10 seconden na ontvangst van de informatie van het handelsplatform en stelt het clearinglid en het handelsplatform in realtime van een niet-aanvaarding in kennis.
5. Het clearinglid en het handelsplatform stellen de tegenpartij die de transactie in geclearde derivaten op het handelsplatform heeft gesloten, van de niet-aanvaarding in kennis zodra de CTP hen van de niet-aanvaarding op de hoogte heeft gebracht.
Artikel 4
Tijdsbestekken voor de overdracht van informatie over op bilaterale basis gesloten transacties in geclearde derivaten
1. Wat op bilaterale basis door tegenpartijen gesloten transacties in geclearde derivaten betreft, draagt het clearinglid er zorg voor dat:
|
a) |
het van zijn cliënt gegevens ontvangt over het tijdsbestek van de sluiting van de transactie die voor clearing wordt voorgelegd; |
|
b) |
de tegenpartijen de CTP de in artikel 1, lid 2, bedoelde informatie toezenden binnen 30 minuten na de sluiting van de transactie. |
2. De CTP zendt haar clearinglid de in lid 1, onder b), bedoelde informatie in verband met de transactie toe binnen 60 seconden na ontvangst van deze informatie van de tegenpartijen. Het clearinglid gaat over tot de aanvaarding of niet-aanvaarding van de transactie binnen 60 seconden na ontvangst van de informatie van de CTP.
3. De CTP gaat over tot de aanvaarding of niet-aanvaarding van de clearing van een op bilaterale basis gesloten transactie in geclearde derivaten binnen 10 seconden na ontvangst van de aanvaarding of niet-aanvaarding van het clearinglid.
4. De leden 2 en 3 van dit artikel zijn echter niet van toepassing indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de regels van de CTP voorzien in de vaststelling en regelmatige bijwerking door een clearinglid van de limieten voor zijn cliënt overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/589; |
|
b) |
in de regels van de CTP is bepaald dat een transactie in geclearde derivaten die binnen de limieten in de zin van punt a) van dit lid valt, automatisch door de CTP wordt gecleard binnen 60 seconden na ontvangst van de tegenpartijen van de informatie over de transactie in geclearde derivaten. |
5. De CTP die een op bilaterale basis gesloten transactie in geclearde derivaten niet voor clearing aanvaardt, stelt het clearinglid in realtime van de niet-aanvaarding in kennis. Zodra het clearinglid door de CTP van de niet-aanvaarding op de hoogte is gebracht, stelt het de tegenpartij die de transactie heeft gesloten, van deze niet-aanvaarding in kennis.
Artikel 5
Behandeling van niet voor clearing aanvaarde transacties in geclearde derivaten
1. Ingeval een langs elektronische weg op een handelsplatform gesloten transactie in geclearde derivaten niet door de CTP wordt aanvaard, beschouwt het handelsplatform een dergelijk contract als nietig.
2. Ingeval een andere transactie in geclearde derivaten dan een langs elektronische weg op een handelsplatform gesloten transactie in geclearde derivaten niet door de CTP wordt aanvaard, wordt de behandeling van de transactie geregeld door:
|
a) |
de regels van het handelsplatform indien het contract in overeenstemming met de regels van het handelsplatform voor clearing is voorgelegd; |
|
b) |
de overeenkomst tussen de tegenpartijen in alle overige situaties. |
3. Ingeval de niet-aanvaarding aan een technisch of administratief probleem te wijten is, kan de transactie in geclearde derivaten binnen een uur na de eerdere voorlegging opnieuw voor clearing worden voorgelegd in de vorm van een nieuwe transactie maar met dezelfde economische voorwaarden, op voorwaarde dat beide tegenpartijen met de tweede voorlegging hebben ingestemd. Het handelsplatform waarop de transactie in geclearde derivaten aanvankelijk was gesloten, is niet onderworpen aan de vereisten van artikel 8 van Verordening (EU) nr. 600/2014 voor de voorlegging voor clearing van de tweede transactie in geclearde derivaten.
Artikel 6
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing vanaf de datum die is vermeld in artikel 55, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 600/2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 29 juni 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/589 van de Commissie van 19 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot specificering van de organisatorische vereisten voor beleggingsondernemingen die zich met algoritmische handel bezighouden (zie bladzijde 417 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/229 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/583 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 1, lid 8, artikel 9, lid 5, artikel 11, lid 4, artikel 21, lid 5, en artikel 22, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Een hoge mate van transparantie is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat beleggers adequaat worden geïnformeerd over de daadwerkelijke omvang van feitelijke en potentiële transacties in obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten, ongeacht of deze transacties worden uitgevoerd op gereglementeerde markten, via multilaterale handelsfaciliteiten of georganiseerdehandelsfaciliteiten of door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, of buiten deze faciliteiten. Deze hoge mate van transparantie moet ook zorgen voor een gelijk speelveld tussen handelsplatforms, zodat wordt vermeden dat het koersvormingsmechanisme voor specifieke financiële instrumenten als gevolg van de fragmentatie van liquiditeit wordt verstoord en beleggers daarvan nadeel ondervinden. |
|
(2) |
Tegelijkertijd is het essentieel om te erkennen dat zich omstandigheden kunnen voordoen waarin het noodzakelijk kan blijken om ontheffing van verplichtingen inzake transparantie vóór de handel of uitstel van verplichtingen inzake transparantie na de handel te verlenen teneinde te vermijden dat afbreuk wordt gedaan aan liquiditeit als onbedoeld gevolg van verplichtingen om transacties openbaar te maken en op die manier risicoposities publiek te maken. Daarom is het passend om de precieze omstandigheden waarin ontheffing van verplichtingen inzake transparantie vóór de handel of uitstel van verplichtingen inzake transparantie na de handel kan worden verleend nader te omschrijven. |
|
(3) |
De bepalingen van deze verordening houden nauw verband met elkaar, aangezien ze de vereisten inzake transparantie vóór en na de handel die van toepassing zijn op de handel in andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten specificeren. Ten behoeve van de samenhang tussen deze bepalingen, die tegelijkertijd in werking moeten treden, en om belanghebbenden, en meer bepaald diegenen voor wie deze verplichtingen gelden, een volledig beeld van deze bepalingen te bieden, is het nodig deze technische reguleringsnormen in één enkele verordening op te nemen. |
|
(4) |
Wanneer bevoegde autoriteiten ontheffingen verlenen ten aanzien van transparantievereisten vóór de handel of toestemming verlenen voor uitstel van transparantieverplichtingen na de handel, moeten ze alle gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten of georganiseerdehandelsfaciliteiten en beleggingsondernemingen die buiten handelsplatforms handelen gelijk en op een niet-discriminerende wijze behandelen. |
|
(5) |
Het is passend om een beperkt aantal technische termen te verduidelijken. Deze technische definities zijn noodzakelijk om de uniforme toepassing in de Unie van de in deze verordening vervatte bepalingen te waarborgen en op die manier bij te dragen tot de instelling van één enkel wetboek inzake financiële diensten in de Unie. Deze definities dienen uitsluitend het doel om de verplichtingen inzake transparantie van andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten vast te stellen, en de toepassing ervan moet strikt worden beperkt tot deze verordening. |
|
(6) |
Exchange-traded commodities (hierna „ETC's” genoemd) en exchange-traded notes (hierna „ETN's” genoemd) die onder deze verordening vallen, moeten als gevolg van hun juridische structuur worden beschouwd als schuldinstrumenten. Aangezien ze echter op vergelijkbare wijze worden verhandeld als exchange-traded funds (hierna „ETF's” genoemd), moeten soortgelijke transparantievoorschriften worden toegepast als die welke voor ETF's gelden. |
|
(7) |
In overeenstemming met Verordening (EU) nr. 600/2014 moet een aantal instrumenten worden geacht in aanmerking te komen voor een ontheffing van transparantie vóór de handel voor instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat. Deze vereiste moet ook van toepassing zijn op onder de clearingverplichting vallende derivaten die niet zijn onderworpen aan de handelsverplichting, evenals op obligaties, gestructureerde financiële producten en emissierechten die niet liquide zijn. |
|
(8) |
Een handelsplatform dat een prijsaanvraagsysteem exploiteert, moet de vaste bied- en laatprijzen of blijken van belangstelling die aanleiding geven tot actie en de diepte van de handel tegen deze prijzen uiterlijk op het moment dat de verzoeker volgens de regels van het systeem een transactie kan uitvoeren, openbaar maken. Dit moet ervoor zorgen dat leden of deelnemers die als eerste hun koers aan de verzoeker verstrekken niet in het nadeel zijn. |
|
(9) |
De meeste liquide gedekte obligaties zijn hypotheekobligaties die zijn uitgegeven om leningen te verstrekken voor de financiering van de aankoop van woningen door particuliere personen en waarvan de gemiddelde waarde rechtstreeks is gerelateerd aan de waarde van de lening. In de markt voor gedekte obligaties zorgen liquiditeitsverschaffers ervoor dat professionele beleggers die omvangrijke transacties uitvoeren worden gematcht met huiseigenaars die kleine transacties verrichten. Om verstoring van deze functie en eventuele nadelige gevolgen voor huiseigenaars te voorkomen, moet de voor het instrument specifieke omvang waarboven liquiditeitsverschaffers kunnen profiteren van een ontheffing van transparantie vóór de handel worden vastgesteld op de handelsomvang waaronder 40 % van de transacties ligt, aangezien deze handelsomvang wordt geacht de gemiddelde huizenprijs te weerspiegelen. |
|
(10) |
Informatie die zo dicht mogelijk bij realtime beschikbaar moet worden gesteld, moet zo snel als technisch haalbaar is beschikbaar worden gesteld, uitgaande van een redelijk niveau van efficiëntie en van uitgaven aan systemen voor de goedgekeurde publicatieregeling (approved publication arrangement, APA) bij de betrokken marktdeelnemer of beleggingsonderneming. De openbaarmaking van de informatie mag alleen dicht bij de voorgeschreven maximumtijdslimiet plaatsvinden in uitzonderlijke gevallen waarin de beschikbare systemen geen openbaarmaking binnen een kortere tijdsspanne mogelijk maken. |
|
(11) |
Beleggingsondernemingen moeten de gegevens van buiten een handelsplatform uitgevoerde transacties via een APA openbaar maken. Deze verordening moet omschrijven hoe beleggingsondernemingen hun transacties rapporteren via APA's en moet van toepassing zijn in samenhang met Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie (2). |
|
(12) |
De mogelijkheid tot nadere omschrijving van de toepassing van de verplichting tot openbaarmaking na de handel van tussen twee beleggingsondernemingen, met inbegrip van beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling, uitgevoerde transacties in obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten die worden bepaald door andere factoren dan de actuele marktwaardering, zoals de overdracht van financiële instrumenten als onderpand, wordt beschreven in Verordening (EU) nr. 600/2014. Deze transacties dragen niet bij tot het koersvormingsmechanisme of ze brengen het risico met zich mee dat het beeld voor beleggers wordt vertroebeld of staan een beste uitvoering in de weg, en daarom worden de transacties die worden bepaald door andere factoren dan de actuele marktwaardering in deze verordening nader omschreven. |
|
(13) |
Beleggingsondernemingen verrichten vaak, hetzij voor eigen rekening, hetzij namens cliënten, transacties in derivaten en andere financiële instrumenten of activa die een aantal onderling samenhangende, van elkaar afhankelijke transacties omvatten. Dergelijke pakkettransacties stellen beleggingsondernemingen en hun cliënten in staat om hun risico's beter te beheren, waarbij de prijs van elke component van de pakkettransacties het totale risicoprofiel van het pakket weerspiegelt in plaats van de heersende marktprijs van elke component. Pakkettransacties kunnen verschillende vormen aannemen, zoals exchange for physicals (hierna „EFP's” genoemd), op handelsplatforms uitgevoerde handelsstrategieën of op maat gemaakte pakkettransacties, en het is belangrijk om deze specifieke vormen in aanmerking te nemen bij het kalibreren van het toepasselijke transparantieregime. Daarom is het passend om, voor de doeleinden van deze verordening, de voorwaarden voor de toepassing van uitstel van transparantie na de handel op pakkettransacties te specificeren. Deze regelingen moeten niet beschikbaar zijn voor transacties die in het kader van de normale bedrijfsvoering worden uitgevoerd om financiële instrumenten af te dekken. |
|
(14) |
EFP's maken integraal deel uit van de financiële markten en maken het voor marktdeelnemers mogelijk om transacties met exchange-traded derivaten uit te voeren die rechtstreeks zijn gekoppeld aan een transactie in de onderliggende fysieke markt. Het gebruik hiervan is wijdverspreid en omvat een veelheid aan actoren, zoals landbouwers, producenten, fabrikanten en verwerkers van grondstoffen. Een EFP-transactie zal doorgaans plaatsvinden wanneer een verkoper van een fysiek activum zijn bijbehorende afdekkingspositie in een derivatencontract met de koper van het fysieke activum probeert te liquideren, wanneer deze laatste ook een bijbehorende afdekking in hetzelfde derivatencontract blijkt te hebben. Dergelijke transacties vergemakkelijken derhalve de efficiënte liquidatie van afdekkingsposities die niet langer noodzakelijk zijn. |
|
(15) |
Met betrekking tot buiten de regels van een handelsplatform uitgevoerde transacties is het essentieel om te verduidelijken welke beleggingsonderneming een transactie openbaar moet maken in gevallen waarin beide partijen bij de transactie in de Unie gevestigde beleggingsondernemingen zijn, zodat de openbaarmaking van transacties wordt gewaarborgd zonder dat deze tweemaal plaatsvindt. De verantwoordelijkheid om een transactie openbaar te maken, moet daarom altijd berusten bij de verkopende beleggingsonderneming, tenzij slechts één van de tegenpartijen een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is en deze de koper is. |
|
(16) |
Wanneer slechts één van de tegenpartijen een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in een gegeven financieel instrument is en ook de kopende onderneming voor dat instrument is, moet deze verantwoordelijk zijn voor het openbaar maken van de transactie, aangezien cliënten dat verwachten en de beleggingsonderneming beter geplaatst is om het rapportageveld in te vullen onder vermelding van haar status van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling. Om ervoor te zorgen dat een transactie maar één keer wordt gepubliceerd, moet de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling de andere partij meedelen dat zij de transactie openbaar maakt. |
|
(17) |
Om de openbaarmaking van één enkele transactie als meerdere transacties te voorkomen en rechtszekerheid te bieden ten aanzien van de vraag welke beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor de openbaarmaking van een transactie, is het belangrijk om de huidige normen voor de openbaarmaking van als opeenvolgende handelstransacties uitgevoerde transacties te handhaven. Twee gematchte handelstransacties die gelijktijdig tegen dezelfde prijs met eenzelfde partij als tussenpersoon worden uitgevoerd, moeten als één enkele transactie openbaar worden gemaakt. |
|
(18) |
Verordening (EU) nr. 600/2014 stelt bevoegde autoriteiten in staat om de openbaarmaking van aanvullende gegevens te vereisen wanneer voor de openbaarmaking van informatie uitstel is verleend, of om uitstel voor een langere tijdspanne toe te staan. Om bij te dragen tot de uniforme toepassing van deze bepalingen in de Unie moeten de voorwaarden en criteria op grond waarvan aanvullend uitstel kan worden verleend door bevoegde autoriteiten worden ingekaderd. |
|
(19) |
De handel in veel andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten, en in het bijzonder in derivaten, is episodisch, variabel en onderworpen aan regelmatige wijzigingen van handelspatronen. Statische bepalingen van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat en statische bepalingen van de verschillende drempels om verplichtingen inzake transparantie vóór en na de handel te kalibreren zonder te voorzien in de mogelijkheid om de liquiditeitsstatus en de drempels aan te passen in het licht van veranderingen in handelspatronen, zouden derhalve niet geschikt zijn. Daarom is het passend om te beschrijven welke methodologie en parameters nodig zijn voor de liquiditeitsbeoordeling en de berekening van de drempels voor de periodieke toepassing van ontheffingen van de verplichting inzake transparantie vóór de handel en uitstel van transparantie na de handel. |
|
(20) |
Om een consistente toepassing van de ontheffingen van de verplichting inzake transparantie vóór de handel en uitstel na de handel te verzekeren, moeten eenvormige voorschriften worden geformuleerd voor de inhoud en de frequentie van de gegevens die bevoegde autoriteiten kunnen opvragen van handelsplatforms, APA's en aanbieders van geconsolideerde transactiemeldingsregelingen (Consolidated Tape Providers, CTP's) voor transparantiedoeleinden. Ook is het noodzakelijk om de methodologie voor de berekening van de respectieve drempels te specificeren en eenvormige voorschriften te formuleren voor de openbaarmaking van informatie in de Unie. Voorschriften voor de specifieke methodologie en gegevens die nodig zijn om berekeningen uit te voeren met het oog op de specificatie van de transparantieregels die van toepassing zijn op andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten moeten worden toegepast in samenhang met Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/577 van de Commissie (3), waarin de gemeenschappelijke elementen betreffende de inhoud en de frequentie van de gegevens die worden opgevraagd bij handelsplatforms, APA's en CTP's voor transparantiedoeleinden en andere berekeningen in meer algemene zin worden beschreven. |
|
(21) |
Voor andere obligaties dan ETC's en ETN's moeten transacties onder 100 000 EUR worden uitgesloten van de berekeningen van transparantiedrempels vóór en na de handel, evenals die welke worden geacht van geringe omvang te zijn. Deze transacties van geringe omvang moeten in alle gevallen profiteren van de nieuwe transparantieregels, en drempels die aanleiding geven tot een ontheffing of uitstel van transparantie moeten boven dat niveau worden vastgesteld. |
|
(22) |
De ontheffing van transparantieverplichtingen als omschreven in Verordening (EU) nr. 600/2014 heeft ten doel ervoor te zorgen dat openbaarmaking van informatie over deze transacties geen afbreuk doet aan de van tijdige en vertrouwelijke transacties afhankelijke effectiviteit van door het Eurosysteem verrichte activiteiten ter uitvoering van primaire taken als omschreven in de als bijlage bij het Verdrag betreffende de Europese Unie gehechte statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank (hierna „de statuten” genoemd) en krachtens gelijkwaardige nationale bepalingen voor leden van het Europees Stelsel van centrale banken (hierna „het ESCB” genoemd) in lidstaten die niet de euro voeren. Het is voor centrale banken van cruciaal belang om te kunnen controleren wanneer en hoe informatie over hun acties openbaar wordt gemaakt teneinde de voorgenomen effecten ervan te maximaliseren en onbedoelde effecten op de markt te vermijden. Daarom moet rechtszekerheid worden geboden aan de leden van het ESCB en hun respectieve tegenpartijen wat het toepassingsgebied van de ontheffing van transparantievereisten betreft. |
|
(23) |
Een van de primaire verantwoordelijkheden van het ESCB krachtens het Verdrag en de statuten en krachtens gelijkwaardige nationale bepalingen voor leden van het ESCB in lidstaten die niet de euro voeren, is het uitvoeren van wisselkoersbeleid, wat het aanhouden en beheren van buitenlandse valutareserves met zich meebrengt om ervoor te zorgen dat er, indien nodig, voldoende hoeveelheden liquide middelen beschikbaar zijn voor de transacties in het kader van zijn wisselkoersbeleid. De toepassing van transparantievereisten op transacties in het kader van het beheer van buitenlandse valutareserves kan resulteren in onbedoelde signalen aan de markt, die zouden kunnen interfereren met het wisselkoersbeleid van het Eurosysteem en leden van het ESCB in lidstaten die de euro niet voeren. Soortgelijke overwegingen kunnen ook, op gevalsbasis, van toepassing zijn op transacties in het kader van het beheer van buitenlandse valutareserves bij het uitvoeren van monetair en financiëlestabiliteitsbeleid. |
|
(24) |
De ontheffing van verplichtingen inzake transparantie voor transacties waarbij de tegenpartij een lid van het ESCB is, mag niet van toepassing zijn op transacties die door enig lid van het ESCB zijn aangegaan bij het uitvoeren van zijn beleggingstransacties. Dit moet ook gelden voor transacties die worden uitgevoerd voor eigen administratieve doeleinden of ten behoeve van het personeel van het lid van het ESCB, met inbegrip van transacties die worden uitgevoerd in de hoedanigheid van beheerder van een pensioenregeling in overeenstemming met artikel 24 van de statuten. |
|
(25) |
De tijdelijke opschorting van transparantieverplichtingen mag alleen worden opgelegd in uitzonderlijke situaties waarin op basis van objectieve en meetbare factoren een aanzienlijke afname van de liquiditeit in een klasse van financiële instrumenten wordt waargenomen. Daarbij moet onderscheid worden gemaakt tussen klassen waarvan initieel is bepaald dat er een liquide markt of geen liquide markt voor bestaat, omdat een verdere aanzienlijke relatieve afname zich gemakkelijker voordoet in een klasse waarvan reeds is bepaald dat deze illiquide is. Daarom mag een opschorting van de transparantieregels in instrumenten waarvan is bepaald dat er geen liquide markt voor bestaat alleen worden opgelegd indien zich een afname gerekend vanaf een hogere relatieve drempel heeft voorgedaan. |
|
(26) |
De bij Verordening (EU) nr. 600/2014 vastgestelde regels inzake transparantie vóór en na de handel moeten naar behoren worden gekalibreerd aan de markt en op uniforme wijze in de hele Unie worden toegepast. Daarom is het essentieel om de benodigde uit te voeren berekeningen vast te leggen, met inbegrip van de perioden en methoden voor de berekening. In dit verband moeten de in deze verordening gespecificeerde berekeningsperioden ervoor zorgen dat de relevante drempels van de transparantieregels met passende intervallen worden geactualiseerd teneinde marktcondities te weerspiegelen. Ook is het passend om te voorzien in centrale publicatie van de resultaten van de berekeningen, zodat ze op één plaats en op een gebruikersvriendelijke manier beschikbaar worden gesteld aan alle deelnemers aan een financiële markt en bevoegde autoriteiten in de Unie. Daartoe moeten bevoegde autoriteiten de ESMA in kennis stellen van de resultaten van hun berekeningen en moet de ESMA deze berekeningen publiceren op haar website. |
|
(27) |
Met het oog op een soepele tenuitvoerlegging van de nieuwe transparantievereisten is het passend om de transparantiebepalingen in te faseren. De liquiditeitsdrempel „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” die wordt gebruikt voor het bepalen van obligaties waarvoor een liquide markt bestaat, moet stap voor stap worden aangepast. |
|
(28) |
Vóór 30 juli van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 moet de ESMA jaarlijks een beoordeling van de liquiditeitsdrempel die bepalend is voor de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel overeenkomstig de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 voorleggen aan de Commissie, evenals, indien passend, een herziene technische reguleringsnorm om de liquiditeitsdrempel aan te passen. |
|
(29) |
Evenzo moeten de transactiepercentielen die worden gebruikt voor het bepalen van de voor het instrument specifieke omvang die het mogelijk maakt om ontheffing te verlenen voor verplichtingen inzake transparantie vóór de handel voor andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten, stap voor stap worden aangepast. |
|
(30) |
Hiertoe moet de ESMA jaarlijks een beoordeling van de ontheffingsdrempels voorleggen aan de Commissie, evenals, indien passend, een herziene reguleringsnorm om de op andere dan eigenvermogensinstrumenten toepasselijke ontheffingsdrempels aan te passen. |
|
(31) |
Ten behoeve van de transparantieberekeningen zijn referentiegegevens nodig voor het bepalen van de subactivaklasse waartoe elk financieel instrument behoort. Daarom moet van handelsplatforms worden vereist dat ze referentiegegevens verstrekken ter aanvulling op de door Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 van de Commissie (4) vereiste gegevens. |
|
(32) |
Bij het bepalen of er voor financiële instrumenten geen liquide markt bestaat in verband met valutaderivaten was een kwalitatieve beoordeling vereist vanwege het gebrek aan gegevens die nodig waren voor een integrale kwantitatieve analyse van de hele markt. Als gevolg hiervan moet er, totdat er gegevens van betere kwaliteit beschikbaar zijn, geen liquide markt voor valutaderivaten geacht worden te bestaan voor de doeleinden van deze verordening. |
|
(33) |
Om een effectieve start van de toepassing van de nieuwe transparantieregels te waarborgen, moeten marktdeelnemers voldoende ruim voor de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 gegevens verstrekken voor de berekening en publicatie van de financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat en de omvang van orders die van aanzienlijke omvang zijn of een grotere omvang hebben dan de voor het instrument specifieke omvang. |
|
(34) |
Omwille van de consistentie en om de goede werking van de financiële markten te garanderen, is het nodig dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als die welke zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 600/2014. Om te garanderen dat de nieuwe regelgeving op het gebied van transparantie doeltreffend kan werken, moeten sommige bepalingen van deze verordening van toepassing zijn vanaf de datum waarop de verordening in werking treedt. |
|
(35) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(36) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (5), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
DEFINITIES
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities
1. onder „pakkettransactie” wordt verstaan:
|
a) |
een transactie in een derivatencontract of ander financieel instrument die afhankelijk is van de gelijktijdige uitvoering van een transactie in een equivalente hoeveelheid van een onderliggend fysiek activum („exchange for physicals” of EFP), of |
|
b) |
een transactie waarbij twee of meer componenttransacties in financiële instrumenten worden uitgevoerd, en:
|
2. onder „prijsaanvraagsysteem” wordt verstaan: een handelssysteem dat voldoet aan de volgende voorwaarden:
|
a) |
in reactie op een verzoek van een of meer andere leden of deelnemers om een prijsaanvraag wordt een prijsaanvraag of worden prijsaanvragen verstrekt; |
|
b) |
de prijsaanvraag kan uitsluitend worden uitgevoerd door het verzoekende lid of de verzoekende deelnemer; |
|
c) |
het verzoekende lid of de verzoekende marktdeelnemer kan een transactie sluiten door de op zijn verzoek verstrekte prijsaanvraag of prijsaanvragen te aanvaarden. |
3. onder „voicetradingsysteem” wordt verstaan: een handelssysteem waarin transacties tussen leden tot stand komen door middel van mondelinge onderhandelingen.
HOOFDSTUK II
TRANSPARANTIE VÓÓR DE HANDEL VOOR GEREGLEMENTEERDE MARKTEN, MULTILATERALE HANDELSFACILITEITEN EN GEORGANISEERDEHANDELSFACILITEITEN
Artikel 2
Verplichtingen inzake transparantie vóór de handel
(artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren maken het bereik van de bied- en laatprijzen en de diepte van de blijken van belangstelling tegen die prijzen openbaar, in overeenstemming met het type handelssysteem dat ze exploiteren en de informatievereisten als beschreven in bijlage I.
Artikel 3
Orders van aanzienlijke omvang
(artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Een order is groot in omvang in vergelijking met de normale marktomvang wanneer de order, op het moment van binnenkomst van de order of na een wijziging van de order, gelijk is aan de minimumomvang van de order die wordt bepaald overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.
Artikel 4
Type en minimumomvang van orders die in een faciliteit voor orderadministratie van het handelsplatform worden bijgehouden
(artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Het ordertype dat in een faciliteit voor orderadministratie van een handelsplatform wordt bijgehouden in afwachting van de bekendmaking ervan op de markt en waarvoor ontheffing van de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel kan worden verleend, is een order die:
|
a) |
is bestemd om bekend te worden gemaakt in het orderboek van het handelsplatform en is onderworpen aan objectieve voorwaarden die van tevoren zijn omschreven in het protocol van het systeem; |
|
b) |
geen interactie heeft met andere handelsintenties voorafgaand aan de bekendmaking in het orderboek van het handelsplatform; |
|
c) |
na bekendmaking in het orderboek interactie heeft met andere orders in overeenstemming met de regels die ten tijde van de bekendmaking van toepassing zijn op orders van dat type. |
2. De minimumomvang van orders die in een faciliteit voor orderadministratie van een handelsplatform worden bijgehouden in afwachting van de bekendmaking ervan en waarvoor ontheffing kan worden verleend van de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel is, op het moment van binnenkomst van de order of na een wijziging van de order, een van de volgende:
|
a) |
in geval van een reserveorder, een omvang die groter is dan of gelijk is aan 10 000 EUR; |
|
b) |
voor alle andere orders, een omvang die groter is dan of gelijk is aan de van tevoren door de exploitant van het systeem overeenkomstig zijn regels en protocollen vastgestelde minimumhandelshoeveelheid. |
3. Een reserveorder als bedoeld in lid 2, onder a), wordt opgevat als een limietorder die bestaat uit een bekendgemaakte order voor een portie van de hoeveelheid en een niet-bekendgemaakte order voor de resterende hoeveelheid, waarbij de niet-bekendgemaakte hoeveelheid pas na de vrijgave ervan in het orderboek als een nieuw bekendgemaakte order kan worden uitgevoerd.
Artikel 5
Voor het financieel instrument specifieke omvang
(artikel 8, lid 4, en artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Een blijk van belangstelling die aanleiding geeft tot actie heeft een grotere omvang dan de voor het financieel instrument specifieke omvang wanneer, op het moment van binnenkomst van de order of na een wijziging van de order, de blijk van belangstelling gelijk is aan of groter is dan de in minimumomvang van een tot actie aanleiding gevende blijk van belangstelling als vastgesteld overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.
2. Indicatieve prijzen vóór de handel voor tot actie aanleiding gevende blijken van belangstelling die een grotere omvang hebben dan de overeenkomstig lid 1 vastgestelde voor het financieel instrument specifieke omvang en kleiner zijn dan de relevante overeenkomstig artikel 3 vastgestelde grote omvang, worden geacht dicht bij de prijs van de blijken van belangstelling te liggen wanneer het handelsplatform een van de volgende elementen bekendmaakt:
|
a) |
de best beschikbare prijs; |
|
b) |
een eenvoudig gemiddelde van prijzen; |
|
c) |
een gemiddelde, naar volume, prijs, tijd of aantal tot actie aanleiding gevende blijken van belangstelling gewogen prijs. |
3. Bij het invoeren en actualiseren van indicatieve prijzen vóór de handel maken marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren de methodologie voor de berekening van prijzen vóór de handel en het tijdstip van bekendmaking bekend.
Artikel 6
De klassen van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat
(artikel 9, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Voor een financieel instrument of een klasse van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan indien dit aldus is gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.
HOOFDSTUK III
TRANSPARANTIE NA DE HANDEL VOOR HANDELSPLATFORMS EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE BUITEN EEN HANDELSPLATFORM HANDELEN
Artikel 7
Verplichtingen inzake transparantie na de handel
(artikel 10, lid 1, en artikel 21, leden 1 en 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, maken, door verwijzing naar elke transactie, de in de tabellen 1 en 2 van bijlage II vermelde gegevens openbaar en maken gebruik van elke toepasselijke in tabel 3 van bijlage II vermelde markering.
2. Wanneer een eerder gepubliceerd transactieverslag wordt geannuleerd, publiceren beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren een nieuw transactieverslag dat alle details van het oorspronkelijke transactieverslag en de annuleringsmarkering als vermeld in tabel 3 van bijlage II bevat.
3. Wanneer een eerder gepubliceerd transactieverslag wordt gewijzigd, publiceren beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren de volgende informatie:
|
a) |
een nieuw transactieverslag dat alle details van het oorspronkelijke transactieverslag en de annuleringsmarkering als vermeld in tabel 3 van bijlage II bevat; |
|
b) |
een nieuw transactieverslag dat alle details van het oorspronkelijke transactieverslag bevat, inclusief alle noodzakelijke correcties, alsmede de annuleringsmarkering als vermeld in tabel 3 van bijlage II. |
4. Informatie na de handel wordt zo dicht bij realtime als technisch mogelijk is beschikbaar gesteld, en in elk geval:
|
a) |
in de eerste drie jaar van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014, binnen 15 minuten na de uitvoering van de desbetreffende transactie; |
|
b) |
daarna, binnen 5 minuten na de uitvoering van de desbetreffende transactie. |
5. Wanneer een transactie tussen twee beleggingsondernemingen wordt gesloten buiten de regels van een handelsplatform, hetzij voor eigen rekening, hetzij namens cliënten, maakt alleen de beleggingsonderneming die het betrokken financieel instrument verkoopt de transactie bekend via een APA.
6. In afwijking van lid 5 maakt, wanneer maar één van de beleggingsondernemingen die partij zijn bij de transactie een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling in het gegeven financieel instrument is en optreedt als de kopende beleggingsonderneming, alleen die beleggingsonderneming de transactie openbaar via een APA, waarbij ze de verkoper in kennis stelt van de ondernomen actie.
7. Beleggingsondernemingen nemen alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de transactie als één enkele transactie openbaar wordt gemaakt. Met dit doel worden twee gematchte handelstransacties die gelijktijdig tegen dezelfde prijs met eenzelfde partij als tussenpersoon worden uitgevoerd, als één enkele transactie aangemerkt.
8. Informatie inzake een pakkettransactie wordt beschikbaar gesteld voor elke component en zo dicht bij realtime als technisch haalbaar is, met inachtneming van de noodzaak om prijzen toe te kennen aan specifieke financiële instrumenten, en omvat de pakkettransactiemarkering of de transactiemarkering voor exchange for physicals als vermeld in tabel 3 van bijlage II. Wanneer de pakkettransactie in aanmerking komt voor uitgestelde openbaarmaking krachtens artikel 8, wordt de informatie over alle componenten beschikbaar gesteld nadat de uitsteltermijn voor de transactie is verlopen.
Artikel 8
Uitgestelde openbaarmaking van transacties
(artikel 11, leden 1 en 3, en artikel 21, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Wanneer een bevoegde autoriteit toestemming verleent voor uitgestelde openbaarmaking van de details van transacties op grond van artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014, maken beleggingsondernemingen die buiten de regels van een handelsplatform handelen en marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren elke transactie uiterlijk om 19.00 uur lokale tijd op de tweede werkdag na de datum van de transactie openbaar, mits aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de transactie is groot van omvang in vergelijking met de normale markt als gespecificeerd in artikel 9; |
|
b) |
de transactie is in een financieel instrument of een klasse van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat als gespecificeerd overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie; |
|
c) |
de transactie wordt uitgevoerd tussen een beleggingsonderneming die voor eigen rekening handelt anders dan op een op matched principal-basis als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 38, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) en een andere tegenpartij en een grotere omvang heeft dan de voor het instrument specifieke omvang als omschreven in artikel 10; |
|
d) |
de transactie is een pakkettransactie die een van de volgende criteria vervult:
|
2. Wanneer de in lid 1 bedoelde tijdslimiet is verstreken, worden alle details van de transactie openbaar gemaakt, tenzij een verlengde of een onbepaalde uitsteltermijn wordt verleend in overeenstemming met artikel 11.
3. Wanneer een transactie tussen twee beleggingsondernemingen, hetzij voor eigen rekening, hetzij namens cliënten, wordt gesloten buiten de regels van een handelsplatform, is de betrokken bevoegde autoriteit voor de bepaling van het toepasselijke uitstelregime de bevoegde autoriteit van de beleggingsonderneming die verantwoordelijk is voor de openbaarmaking van de transactie via een APA in overeenstemming met de leden 5, 6 en 7 van artikel 7.
Artikel 9
Transacties van aanzienlijke omvang
(artikel 11, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Een transactie wordt geacht van aanzienlijke omvang te zijn in vergelijking met de normale marktomvang wanneer de omvang ervan gelijk is aan of groter is dan de minimumtransactieomvang, die wordt berekend overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.
Artikel 10
Voor het financieel instrument specifieke omvang
(artikel 11, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Een transactie wordt geacht een grotere omvang te hebben dan de voor het financieel instrument specifieke omvang wanneer de omvang ervan gelijk is aan of groter is dan de minimumtransactieomvang, die wordt berekend overeenkomstig de in artikel 13 beschreven methodologie.
Artikel 11
Transparantievereisten in samenhang met naar eigen inzicht van de bevoegde autoriteiten uitgestelde openbaarmaking
(artikel 11, lid 3 van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Wanneer bevoegde autoriteiten hun bevoegdheden uitoefenen in samenhang met een toestemming voor uitgestelde openbaarmaking overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014, is het volgende van toepassing:
|
a) |
wanneer artikel 11, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, verzoeken bevoegde autoriteiten om openbaarmaking van de volgende informatie tijdens de volledige uitsteltermijn als bedoeld in artikel 8:
|
|
b) |
wanneer artikel 11, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, staan bevoegde autoriteiten het achterwege laten van de openbaarmaking van het volume van een afzonderlijke transactie toe gedurende een verlengde termijn van uitstel van vier weken; |
|
c) |
met betrekking tot andere dan eigenvermogensinstrumenten die geen overheidsschuld zijn en wanneer artikel 11, lid 3, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, staan bevoegde autoriteiten, gedurende de verlengde termijn van uitstel van vier weken, de openbaarmaking van verscheidene in de loop van één kalenderweek uitgevoerde transacties in geaggregeerde vorm op de volgende dinsdag vóór 9.00 uur toe; |
|
d) |
met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten en wanneer artikel 11, lid 3, onder d), van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is, staan bevoegde autoriteiten, voor onbepaalde tijd, de openbaarmaking van verscheidene in de loop van één kalenderweek uitgevoerde transacties in geaggregeerde vorm op de volgende dinsdag vóór 9.00 uur toe. |
2. Wanneer de in lid 1, onder b), bedoelde verlengde termijn van uitstel is verstreken, zijn de volgende vereisten van toepassing:
|
a) |
met betrekking tot alle instrumenten die geen overheidsschuld zijn, openbaarmaking van de volledige details van alle afzonderlijke transacties op de volgende werkdag vóór 9.00 uur lokale tijd; |
|
b) |
met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten wanneer bevoegde autoriteiten besluiten geen gebruik te maken van de opties waarin achtereenvolgens wordt voorzien in artikel 11, lid 3, onder b) en d), van Verordening (EU) nr. 600/2014, overeenkomstig de tweede alinea van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014, openbaarmaking van de volledige details van alle afzonderlijke transacties op de volgende werkdag vóór 9.00 uur lokale tijd; |
|
c) |
met betrekking tot overheidsschuldinstrumenten wanneer bevoegde autoriteiten besluiten gebruik te maken van de opties waarin achtereenvolgens wordt voorzien in artikel 11, lid 3, onder b) en d), van Verordening (EU) nr. 600/2014, overeenkomstig de tweede alinea van artikel 11, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014, de openbaarmaking van verscheidene in dezelfde kalenderweek uitgevoerde transacties in geaggregeerde vorm op de dinsdag volgend op het verstrijken van de verlengde termijn van uitstel van vier weken, gerekend vanaf de laatste dag van die kalenderweek, vóór 9.00 uur lokale tijd. |
3. met betrekking tot alle instrumenten die geen overheidsschuld zijn, worden alle details van de transacties vier weken na de openbaarmaking van de geaggregeerde details overeenkomstig lid 1, onder c), vóór 9.00 uur lokale tijd op afzonderlijke basis openbaar gemaakt.
4. De geaggregeerde dagelijkse of wekelijkse gegevens als bedoeld in de leden 1 en 2 bevatten de volgende informatie voor obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten betreffende elke dag of week van de betrokken kalenderperiode:
|
a) |
de gewogen gemiddelde prijs; |
|
b) |
het totale handelsvolume als bedoeld in tabel 4 van bijlage II; |
|
c) |
het totale aantal transacties. |
5. Transacties worden geaggregeerd per ISIN-code. Wanneer de ISIN-code niet beschikbaar is, worden transacties geaggregeerd op het niveau van de klasse van financiële instrumenten waarop de in artikel 13 bedoelde liquiditeitstoets van toepassing is.
6. Wanneer de weekdag die wordt voorzien voor de openbaarmakingen als bedoeld onder c) en d) van lid 1, en de leden 2 en 3, geen werkdag is, worden de openbaarmakingen geëffectueerd op de volgende werkdag vóór 9.00 uur lokale tijd.
Artikel 12
Toepassing van transparantie na de handel op bepaalde buiten een handelsplatform uitgevoerde transacties
(artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
De verplichting om het volume en de prijs van transacties en het tijdstip waarop ze zijn gesloten als bedoeld in artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 openbaar te maken is niet van toepassing op elk van de volgende transacties:
|
a) |
transacties die worden vermeld in artikel 2, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie (7); |
|
b) |
transacties die worden uitgevoerd door een beheermaatschappij als omschreven in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) of een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (9) die de uiteindelijke begunstiging van financiële instrumenten overdraagt van een instelling voor collectieve belegging aan een andere en wanneer geen beleggingsonderneming partij is bij de transactie; |
|
c) |
een „give-uptransactie” of „give-intransactie”, d.w.z. een transactie waarbij een beleggingsonderneming een cliënttransactie doorgeeft aan, of ontvangt van een andere beleggingsonderneming voor verwerking na de handel; |
|
d) |
overdrachten van financiële instrumenten, zoals onderpand, in bilaterale transacties of in het kader van margin- of onderpandvereisten van een centrale tegenpartij of als onderdeel van het standaardbeheerproces van een centrale tegenpartij. |
HOOFDSTUK IV
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE TRANSPARANTIE VÓÓR EN NA DE HANDEL
Artikel 13
Methodologie voor het uitvoeren van transparantieberekeningen
(artikel 9, leden 1 en 2, en artikel 11, lid 1, en artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor het bepalen van financiële instrumenten of klassen van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat voor de doeleinden van artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), worden de volgende methodologieën toegepast op alle activaklassen:
|
a) |
statische bepaling van liquiditeit voor:
|
|
b) |
periodieke beoordeling op basis van kwantitatieve en, indien van toepassing, kwalitatieve liquiditeitscriteria voor:
|
|
c) |
periodieke beoordeling op basis van kwalitatieve liquiditeitscriteria voor:
|
|
d) |
periodieke beoordeling op basis van een methodologie met twee toetsen voor gestructureerde financiële producten als omschreven in tabel 3.1 van bijlage III. |
2. Om de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en de orders die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 te bepalen, wordt de volgende methodologie toegepast:
|
a) |
de drempelwaarde voor:
|
|
b) |
al naargelang welke groter is, de transactieomvang waaronder het percentage transacties ligt dat hoort bij het transactiepercentiel als nader gespecificeerd in artikel 17, lid 3, of de ondergrens voor:
|
3. Om de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), en de orders die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), te bepalen, worden de volgende methodologieën toegepast:
|
a) |
de drempelwaarde voor:
|
|
b) |
de handelsomvang waaronder het percentage van de transacties ligt dat hoort bij het transactiepercentiel voor elk obligatietype, met uitzondering van ETC's en ETN's, als omschreven in tabel 2.3 van bijlage III; |
|
c) |
al naargelang welke groter is, de transactieomvang waaronder het percentage van de handel ligt dat hoort bij het transactiepercentiel, de transactieomvang waaronder het percentage van het volume ligt dat hoort bij het volumepercentiel of de ondergrens voor elke subklasse waarvoor een liquide markt wordt geacht te bestaan voor de activaklassen van rentederivaten, grondstoffenderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten en CFD's als omschreven in de tabellen 5.2, 7.2, 9.2, 10.2 en 11.2 van bijlage III; |
|
d) |
al naargelang welke groter is, de transactieomvang waaronder het percentage van de handel ligt dat hoort bij het transactiepercentiel of de ondergrens voor:
|
4. Voor de toepassing van lid 3, onder c), wanneer de transactieomvang die hoort bij het volumepercentiel voor het bepalen van de transactie die van aanzienlijke omvang is in vergelijking met de normale marktomvang hoger is dan het transactiepercentiel 97,5, wordt het transactievolume niet in aanmerking genomen en wordt de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 8, lid 1, onder a), bepaald als de transactieomvang waaronder het percentage van de handel ligt dat hoort bij het transactiepercentiel of de ondergrens, al naargelang welke groter is.
5. In overeenstemming met Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2017/590 en (EU) 2017/577 verzamelen bevoegde autoriteiten op dagelijkse basis de gegevens van handelsplatforms, APA's en CTP's die nodig zijn voor het uitvoeren van de berekeningen om het volgende te bepalen:
|
a) |
de financiële instrumenten en klassen van financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat als bedoeld in lid 1; |
|
b) |
de aanzienlijke omvang in vergelijking met de normale marktomvang en de voor het instrument specifieke omvang als bedoeld in de leden 2 en 3. |
6. Bevoegde autoriteiten die de berekeningen voor een klasse van financiële instrumenten uitvoeren, sluiten samenwerkingsovereenkomsten met elkaar om de aggregatie van de gegevens in de Unie die nodig zijn voor de berekeningen te waarborgen.
7. Voor de toepassing van lid 1, onder b) en d), lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), nemen bevoegde autoriteiten tussen 1 januari en 31 december van het voorgaande jaar uitgevoerde transacties in aanmerking.
8. De transactieomvang voor de toepassing van lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), wordt bepaald overeenkomstig de volumemaatstaf als omschreven in tabel 4 van bijlage III. Wanneer de voor de toepassing van de leden 2 en 3 omschreven transactieomvang wordt uitgedrukt in monetaire waarde en het financieel instrument niet in euro luidt, wordt de transactieomvang geconverteerd in de valuta waarin dat financieel instrument luidt door de referentiewisselkoers van de Europese Centrale Bank per 31 december van het voorgaande jaar toe te passen.
9. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, kunnen de overeenkomstig de leden 2 en 3 bepaalde transactiegrootten converteren in het overeenkomstige aantal kavels zoals van tevoren door dat handelsplatform omschreven voor de respectieve subklasse of subactivaklasse. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, kunnen deze transactiegrootten handhaven tot de toepassing van de resultaten van de volgende in overeenstemming met lid 17 uitgevoerde berekeningen.
10. Transacties met een omvang die gelijk is aan of kleiner is dan 100 000 EUR worden uitgesloten van de in lid 2, onder b), i), en lid 3, onder b), bedoelde berekeningen.
11. Ten behoeve van de in de leden 2 en 3 bedoelde bepalingen, zijn punt b) van lid 2 en de punten b), c) en d) van lid 3 niet van toepassing wanneer het aantal transacties dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening lager dan 1 000 is, in welk geval de volgende drempels worden toegepast:
|
a) |
100 000 EUR voor alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's; |
|
b) |
de drempelwaarden als omschreven in lid 2, onder a), en lid 3, onder a), voor alle financiële instrumenten die niet worden bestreken door punt a) van dit lid. |
12. Behoudens wanneer ze betrekking hebben op emissierechten of emissierechtenderivaten, worden de berekeningen als bedoeld in lid 2, onder b), en lid 3, onder b), c) en d), afgerond op de volgende:
|
a) |
100 000 wanneer de drempelwaarde lager is dan 1 miljoen; |
|
b) |
500 000 wanneer de drempelwaarde gelijk is aan of hoger is dan 1 miljoen, maar lager is dan 10 miljoen; |
|
c) |
5 miljoen wanneer de drempelwaarde gelijk is aan of hoger is dan 10 miljoen, maar lager is dan 100 miljoen; |
|
d) |
25 miljoen wanneer de drempelwaarde gelijk is aan of hoger is dan 100 miljoen. |
13. Voor de toepassing van lid 1 worden de voor elke activaklasse in bijlage III gespecificeerde kwantitatieve liquiditeitscriteria bepaald overeenkomstig deel 1 van bijlage III.
14. Voor aandelenderivaten die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform en niet behoren tot een subklasse waarvoor de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 en artikel 8, lid 1, onder a), openbaar zijn gemaakt en die behoren tot een van de in lid 1, onder a), ii), gespecificeerde subactivaklassen, zijn de voor het financieel instrument specifieke omvang en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang die welke van toepassing zijn op de bandbreedte van de kleinste gemiddelde dagelijkse notionele waarde van de subactivaklasse waartoe het aandelenderivaat behoort.
15. Voor financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform en niet behoren tot een subklasse waarvoor de voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 en artikel 8, lid 1, onder a), openbaar zijn gemaakt, wordt geacht geen liquide markt te bestaan tot de toepassing van de berekeningen die worden uitgevoerd in overeenstemming met lid 17. De toepasselijke voor het financieel instrument specifieke omvang als bedoeld in artikel 5 en artikel 8, lid 1, onder c), en de omvang van orders en transacties die van aanzienlijke omvang zijn in vergelijking met de normale marktomvang als bedoeld in artikel 3 en artikel 8, lid 1, onder a), zijn die van de subklassen waarvan is bepaald dat zij geen liquide markt hebben en die tot dezelfde subactivaklasse behoren.
16. Na het einde van een handelsdag, maar voor het einde van die dag dienen handelsplatforms bij bevoegde autoriteiten de in bijlage IV opgenomen details voor het uitvoeren van de in lid 5 bedoelde berekeningen in wanneer het financieel instrument is toegelaten tot de handel of voor het eerst wordt verhandeld op een handelsplatform of wanneer de eerder verstrekte details zijn veranderd.
17. De bevoegde autoriteiten zorgen voor de openbaarmaking van de resultaten van de in lid 5 bedoelde berekeningen voor elk financieel instrument en elke klasse van financiële instrumenten vóór 30 april van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en vóór 30 april van elk daaropvolgend jaar. De resultaten van de berekeningen zijn van toepassing vanaf 1 juni van elk jaar volgend op openbaarmaking.
18. Voor de berekeningen in lid 1, onder b), i), en in afwijking van de leden 7, 15 en 17, zorgen de bevoegde autoriteiten, met betrekking tot obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's, voor de openbaarmaking van de in lid 5, onder a), bedoelde berekeningen op kwartaalbasis, op de eerste dag van februari, mei, augustus en november na de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en op de eerste dag van februari, mei, augustus en november van elk daaropvolgend jaar. De berekeningen omvatten tijdens het voorgaande kalenderkwartaal in de Unie uitgevoerde transacties en zijn van toepassing voor de periode van drie maanden die begint op de zestiende dag van februari, mei, augustus en november van elk jaar.
19. Voor obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform tijdens de eerste twee maanden van een kwartaal, wordt geacht een liquide markt te bestaan als gespecificeerd in tabel 2.2 van bijlage III tot de toepassing van de resultaten van de berekening van het kalenderkwartaal.
20. Voor obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform tijdens de laatste maand van een kwartaal, wordt geacht een liquide markt te bestaan als gespecificeerd in tabel 2.2. van bijlage III tot de toepassing van de resultaten van de berekening van het kalenderkwartaal.
Artikel 14
Transacties waarop de ontheffing van artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is
(artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Een transactie wordt geacht te zijn aangegaan door een lid van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) bij uitvoeren van monetair, valuta- en financiëlestabiliteitsbeleid wanneer die transactie voldoet aan een van de volgende vereisten:
|
a) |
de transacties wordt uitgevoerd voor de doeleinden van monetair beleid, met inbegrip van een transactie die wordt uitgevoerd in overeenstemming met de artikelen 18 en 20 van de aan het Verdrag betreffende de Europese Unie gehechte statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank of een transactie die wordt uitgevoerd krachtens gelijkwaardige nationale bepalingen voor leden van het ESCB in lidstaten die niet de euro voeren; |
|
b) |
de transactie is een valutatransactie, met inbegrip van een transactie die wordt uitgevoerd om officiële buitenlandsevalutareserves van de lidstaten aan te houden of te beheren of de door een lid van het ESCB aan banken in andere lidstaten verleende reservebeheerdienst waarvoor de ontheffing is verleend in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
c) |
de transactie wordt uitgevoerd voor de doeleinden van financiëlestabiliteitsbeleid. |
Artikel 15
Transacties waarop de ontheffing van artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing is
(artikel 1, lid 7, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Artikel 1, lid 6, van Verordening (EU) nr. 600/2014 is niet van toepassing op de volgende typen transacties die worden uitgevoerd door een lid van het ESCB voor het verrichten van een beleggingsactiviteit die geen verband houdt met het uitvoeren van een van de in artikel 14 bedoelde taken door dat lid:
|
a) |
transacties die worden uitgevoerd voor het beheer van zijn eigen middelen; |
|
b) |
transacties die worden uitgevoerd voor eigen administratieve doeleinden of ten behoeve van het personeel van het lid van het ESCB, met inbegrip van transacties die worden uitgevoerd in de hoedanigheid van beheerder van een pensioenregeling voor het personeel; |
|
c) |
transacties die worden uitgevoerd voor zijn beleggingsportefeuille krachtens verplichtingen uit hoofde van nationaal recht. |
Artikel 16
Tijdelijke opschorting van verplichtingen inzake transparantie
(artikel 9, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor financiële instrumenten waarvoor een liquide markt bestaat in overeenstemming met de methodologie van artikel 13, kan een bevoegde autoriteit de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8 en 10 van Verordening (EU) nr. 600/2014 tijdelijk opschorten wanneer voor een klasse van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten of derivaten het totale volume als omschreven in tabel 4 van bijlage II, berekend voor de voorgaande dertig kalenderdagen, minder dan 40 % van het voor de twaalf volledige maanden voorafgaand aan die dertig kalenderdagen berekende gemiddelde maandelijkse volume vertegenwoordigt.
2. Voor financiële instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat in overeenstemming met de methodologie van artikel 13, kan een bevoegde autoriteit de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8 en 10 van Verordening (EU) nr. 600/2014 tijdelijk opschorten wanneer voor een klasse van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten of derivaten het totale volume als omschreven in tabel 4 van bijlage II, berekend voor de voorgaande dertig kalenderdagen, minder dan 20 % vertegenwoordigt van het voor de twaalf volledige maanden die voorafgaan aan die dertig kalenderdagen berekende gemiddelde maandelijkse volume.
3. De bevoegde autoriteiten nemen de op alle handelsplatforms uitgevoerde transacties voor de betrokken klasse van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten of derivaten in aanmerking bij het uitvoeren van de in de leden 1 en 2 bedoelde berekeningen. De berekeningen worden uitgevoerd op het niveau van de klasse van financiële instrumenten waarop de in artikel 13 beschreven liquiditeitstoets wordt toegepast.
4. Voordat bevoegde autoriteiten besluiten om verplichtingen inzake transparantie op te schorten, zorgen ze ervoor dat de aanzienlijke afname van de liquiditeit op alle platforms niet het resultaat is van seizoenseffecten van de desbetreffende klasse van financiële instrumenten op de liquiditeit.
Artikel 17
Bepalingen voor de liquiditeitsbeoordeling voor obligaties en voor de bepaling van de voor de instrumentdrempels specifieke omvang vóór de handel op basis van transactiepercentielen
1. Voor het bepalen van de obligaties waarvoor geen liquide markt bestaat voor de toepassing van artikel 6 en overeenkomstig de in artikel 13, lid 1, onder b), gespecificeerde methodologie, wordt de benadering voor het liquiditeitscriterium „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” gekozen door het „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” behorend bij fase S1 (15 dagelijkse transacties) toe te passen.
2. Voor bedrijfsobligaties en gedekte obligaties die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform wordt geacht een liquide markt te bestaan tot de toepassing van de resultaten van de eerste driemaandelijkse liquiditeitsbepaling als beschreven in artikel 13, lid 18, wanneer:
|
a) |
de omvang van de uitgifte groter is dan 1 000 000 000 EUR tijdens de fasen S1 en S2, zoals bepaald in overeenstemming met lid 6; |
|
b) |
de omvang van de uitgifte groter is dan 500 000 000 EUR tijdens de fasen S3 en S4, zoals bepaald in overeenstemming met lid 6. |
3. Voor het bepalen van de voor het financieel instrument specifieke omvang voor de toepassing van artikel 5 en overeenkomstig de in artikel 13, lid 2, onder b), gespecificeerde methodologie, wordt de benadering voor het transactiepercentiel gekozen door het transactiepercentiel behorend bij fase S1 (30e percentiel) toe te passen.
4. Vóór 30 juli van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en vóór 30 juli van het jaar daarna, dient de ESMA een beoordeling in van de werking van de drempels voor het liquiditeitscriterium „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” voor obligaties alsmede van de transactiepercentielen die de specifieke omvang van de financiële instrumenten onder lid 8 bepalen. De verplichting om een beoordeling in te dienen van de werking van de drempels voor het liquiditeitscriterium voor obligaties vervalt zodra S4 in de sequentie van lid 6 is bereikt. De verplichting om een beoordeling van transactiepercentielen in te dienen, vervalt zodra S4 in de sequentie van lid 8 is bereikt.
5. In de in lid 4 bedoelde beoordeling wordt het volgende in aanmerking genomen:
|
a) |
de ontwikkeling van handelsvolumes in andere dan eigenvermogensinstrumenten die onder de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel krachtens de artikelen 8 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vallen; |
|
b) |
de effecten op liquiditeitsverschaffers van de percentieldrempels die worden gebruikt om de voor het financieel instrument specifieke omvang te bepalen, en |
|
c) |
andere relevante factoren. |
6. In het licht van de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling overlegt de ESMA aan de Commissie een gewijzigde versie van de technische reguleringsnorm die de drempel voor het voor het liquiditeitscriterium „gemiddelde dagelijkse aantal transacties” voor obligaties aanpast volgens de volgende sequentie:
|
a) |
S2 (tien dagelijkse transacties) vóór 30 juli van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
b) |
S3 (zeven dagelijkse transacties) vóór 30 juli van het jaar daarna, en |
|
c) |
S4 (twee dagelijkse transacties) vóór 30 juli van het jaar daarna. |
7. Wanneer de ESMA geen gewijzigde technische reguleringsnorm overlegt die de drempel aanpast naar de volgende fase overeenkomstig de in lid 6 beschreven sequentie, moet de ESMA in de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling toelichten waarom aanpassing van de drempel naar de volgende relevante fase niet is gerechtvaardigd. In dat geval zal de overgang naar de volgende fase met een jaar worden uitgesteld.
8. In het licht van de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling overlegt de ESMA aan de Commissie een gewijzigde versie van de technische reguleringsnorm die de drempel voor transactiepercentielen aanpast volgens de volgende sequentie:
|
a) |
S2 (40e percentiel) vóór 30 juli van het jaar volgend op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
b) |
S3 (50e percentiel) vóór 30 juli van het jaar daarna, en |
|
c) |
S4 (60e percentiel) vóór 30 juli van het jaar daarna. |
9. Wanneer de ESMA geen gewijzigde technische reguleringsnorm overlegt die de drempel aanpast naar de volgende fase overeenkomstig de in lid 8 beschreven sequentie, moet de ESMA in de in overeenstemming met de leden 4 en 5 uitgevoerde beoordeling toelichten waarom aanpassing van de drempel naar de volgende relevante fase niet is gerechtvaardigd. In dat geval zal de overgang naar de volgende fase met een jaar worden uitgesteld.
Artikel 18
Overgangsbepalingen
1. Uiterlijk zes maanden voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 verzamelen de bevoegde autoriteiten de benodigde gegevens, berekenen ze de in artikel 13, lid 5, bedoelde details en zorgen ze voor de openbaarmaking daarvan.
2. Voor de toepassing van lid 1:
|
a) |
worden de berekeningen gebaseerd op een referentieperiode van zes maanden die 18 maanden voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 begint; |
|
b) |
de resultaten van de berekeningen die zijn vervat in de eerste openbaarmaking worden gebruikt tot de resultaten van de eerste reguliere berekeningen als bedoeld in artikel 13, lid 17, van toepassing zijn. |
3. In afwijking van lid 1 doen de bevoegde autoriteiten voor alle obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, alles wat in hun vermogen ligt om te zorgen voor de openbaarmaking van de resultaten van de in lid 1, onder b), i), van artikel 13 gespecificeerde transparantieberekeningen op uiterlijk de eerste dag van de maand voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 op basis van een referentieperiode van drie maanden die begint op de eerste dag van de vijfde maand voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014.
4. Bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, gebruiken de in overeenstemming met lid 3 openbaar gemaakte informatie tot de eerste reguliere berekeningen als bedoeld in artikel 13, lid 18, van toepassing zijn.
5. Voor obligaties, met uitzondering van ETC's en ETN's, die zijn toegelaten tot de handel of voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform tijdens de drie maanden voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014, wordt geacht geen liquide markt te bestaan als gespecificeerd in tabel 2.2 van bijlage III tot de resultaten van de eerste reguliere berekeningen als bedoeld in artikel 13, lid 18, van toepassing zijn.
Artikel 19
Inwerkingtreding en datum van toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing vanaf 3 januari 2018. Artikel 18 is evenwel van toepassing vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, op 14 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunningverlening aan, organisatorische vereisten voor en publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten (zie bladzijde 126 van dit Publicatieblad).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/577 van de Commissie van 13 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met betrekking tot technische reguleringsnormen over het volumebeperkingsmechanisme en de verstrekking van informatie ten behoeve van de transparantie en andere berekeningen (zie bladzijde 174 van dit Publicatieblad).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de gegevensnormen en -formats voor referentiegegevens voor financiële instrumenten, en voor de technische maatregelen die nodig zijn met het oog op de voorzieningen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de bevoegde autoriteiten moeten treffen (zie bladzijde 368 van dit Publicatieblad).
(5) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(6) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(7) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad).
(8) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(9) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
BIJLAGE I
Beschrijving van het systeemtype en de informatie die in verband daarmee openbaar moet worden gemaakt overeenkomstig artikel 2
Overeenkomstig artikel 2 openbaar te maken informatie
|
Systeemtype |
Beschrijving van het systeem |
Openbaar te maken informatie |
|
Op een continue veiling en een orderboek gebaseerd handelssysteem |
Een systeem dat door middel van een orderboek en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen continu verkooporders matcht met aankooporders op basis van de beste beschikbare prijs. |
Voor elk financieel instrument, het geaggregeerde aantal orders en het overeenkomstige volume op elk koersniveau voor ten minste de beste vijf bied- en laatkoersen. |
|
Prijsgedreven handelssysteem |
Een systeem waarin transacties worden gesloten op basis van vaste koersen die continu beschikbaar worden gesteld voor de deelnemers en waarin marketmakers de koersen op een zodanig niveau dienen te handhaven dat er een evenwicht bestaat tussen, enerzijds, de behoeften van leden en deelnemers om op commerciële schaal te handelen en, anderzijds, het risico waaraan de marktmaker zich blootstelt. |
Voor elk financieel instrument, de beste bied- en laatkoers van elke marktmaker in dat instrument, samen met de volumes die bij deze koersen horen. De openbaar gemaakte koersen zijn die welke overeenstemmen met bindende toezeggingen om de aandelen te kopen en te verkopen, waarbij tevens wordt aangegeven tegen welke koers en welke hoeveelheid financiële instrumenten de geregistreerde marketmakers bereid zijn te kopen of te verkopen. In uitzonderlijke marktomstandigheden kunnen gedurende een beperkte tijd echter indicatieve of enkelzijdige koersen worden toegestaan. |
|
Op een periodieke veiling gebaseerd handelssysteem |
Een systeem dat op basis van een periodieke veiling en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen orders matcht. |
De koers waartegen het op een veiling gebaseerde handelssysteem het best aan zijn handelsalgoritme voldoet, en het volume dat potentieel uitvoerbaar is tegen die koers door deelnemers aan dat systeem. |
|
Prijsaanvraaggedreven handelssysteem |
Een handelssysteem waarbij een koers of koersen worden verstrekt in reactie op een prijsaanvraag van een of meer andere leden of deelnemers. De koers kan uitsluitend worden uitgevoerd door het verzoekende lid of de verzoekende marktdeelnemer. Het verzoekende lid of de verzoekende marktdeelnemer kan een transactie sluiten door de op zijn verzoek verstrekte koers of koersen te aanvaarden. |
De koersen en de overeenkomstige volumes van een lid of deelnemer die, indien aanvaard, zouden leiden tot een transactie volgens de regels van het systeem. Alle verstrekte koersen in reactie op een aanvraag kunnen tegelijkertijd openbaar worden gemaakt, maar niet later dan wanneer ze uitvoerbaar worden. |
|
Voicetradingsysteem |
Een handelssysteem waarin transacties tussen leden tot stand komen door middel van mondelinge onderhandelingen. |
De koop- en verkooporders en de overeenkomstige volumes van een lid of deelnemer die, indien aanvaard, zouden leiden tot een transactie volgens de regels van het systeem. |
|
Niet onder de eerste vijf rijen vallend handelssysteem |
Een hybride systeem dat onder twee of meer van de eerste vijf rijen valt, of een systeem waarin het koersvormingsproces van een andere aard is dan dat van de systeemtypen die onder de eerste vijf rijen vallen. |
Toereikende informatie over de hoogte van de orders of koersen en van handelsbelangen; met name de beste vijf bied- en laatkoersen en/of dubbele koersen van elke marktmaker in het instrument, indien de kenmerken van het koersvormingsmechanisme zulks mogelijk maken. |
BIJLAGE II
Openbaar te maken details van transacties
Tabel 1
Tabel van symbolen voor tabel 2
|
SYMBOOL |
TYPE GEGEVENS |
DEFINITIE |
||||||||||||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||||||||||||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
3-letterige valutacode volgens ISO 4217 valutacodes. |
||||||||||||||||
|
{DATE_TIME_FORMAT} |
Datum- en tijdformaat volgens ISO 8601 |
Datum en tijdstip in het volgende formaat: JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.ddddddZ, waarbij:
Data en tijdstippen moeten worden uitgedrukt in UTC. |
||||||||||||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn. |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:
Indien nodig worden waarden afgerond, niet afgebroken. |
||||||||||||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166 |
||||||||||||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383 |
Tabel 2
Lijst van details ten behoeve van transparantie na de handel
|
Details |
Financiële instrumenten |
Beschrijving/openbaar te maken details |
Type uitvoering/publicatieplatform |
Overeenkomstig tabel 1 in te vullen formaat |
|
Transactiedatum en -tijdstip |
Voor alle financiële instrumenten |
Datum en tijdstip van uitvoering van de transactie. Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties is de mate van granulariteit in overeenstemming met de vereisten van artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (1). Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties zijn de datum en het tijdstip die waarop de partijen de inhoud van de volgende velden overeenkomen: hoeveelheid, koers, valuta (in de velden 31, 34 en 40 als gespecificeerd in tabel 2 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590, instrumentidentificatiecode, instrumentindeling en code van het onderliggende instrument, indien van toepassing. Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties is het gemelde tijdstip granulair op ten minste de dichtstbijzijnde seconde. Wanneer de transactie resulteert uit een namens een cliënt door de uitvoerende beleggingsonderneming aan een derde doorgegeven order waarbij de voorwaarden voor doorgifte als omschreven in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 niet zijn vervuld, zijn de datum en het tijdstip die van de transactie in plaats van die van de order. |
Gereglementeerde markt (RM), multilaterale handelsfaciliteit (MTF), georganiseerde-handelsfaciliteit (OTF) Goedgekeurde publicatieregeling (APA) Verstrekker van consolidated tape (CTP) |
{DATE_TIME_FORMAT} |
|
Type instrumentidentificatiecode |
Voor alle financiële instrumenten |
Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte typecode |
RM, MTF, OTF APA CTP |
„ISIN” = ISIN-code, indien ISIN beschikbaar is „OTHR” = andere identificatiecode |
|
Instrumentidentificatiecode |
Voor alle financiële instrumenten |
Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte code |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{ISIN} Wanneer de instrumentidentificatiecode niet een ISIN-code is, een identificatiecode die het derivateninstrument identificeert op basis van de velden 3, 4, 5, 7 en 8 en 12 tot en met 42 als gespecificeerd in bijlage IV en de velden 13 en 24 tot en met 48 als gespecificeerd in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 en de groepering van derivateninstrumenten als omschreven in bijlage III. |
|
Prijs |
Voor alle financiële instrumenten |
Uitgevoerde prijs van de transactie, in voorkomend geval exclusief provisie en opgelopen rente. In geval van optiecontracten is dit de premie van het derivatencontract per onderliggende waarde of per indexpunt. In geval van spread bets is dit de referentieprijs van het onderliggende instrument. Voor credit default swaps (cds) is dit de coupon in basispunten. Indien de prijs in geldwaarde wordt gerapporteerd, wordt deze gegeven in de eenheid van de hoofdvaluta. Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, moet de waarde „PNDG” zijn. Wanneer de prijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld. De in dit veld gerapporteerde informatie is consistent met de in het veld „Hoeveelheid” ingevulde waarde. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in geldwaarde {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement „PNDG” wanneer de prijs niet beschikbaar is {DECIMAL-18/17} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in basispunten |
|
Plaats van uitvoering |
Voor alle financiële instrumenten |
Identificatie van het platform waar de transactie is uitgevoerd. Gebruik de segment-MIC van ISO 10383 voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties. Wanneer de segment-MIC niet bestaat, gebruik dan de exploitant-MIC. Gebruik de MIC „XOFF” voor financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel of worden verhandeld op een handelsplatform wanneer de transactie in dat financieel instrument niet wordt uitgevoerd op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie. Gebruik SINT voor financiële instrumenten die zijn voorgelegd voor verhandeling of worden verhandeld op een handelsplatform wanneer de transactie in dat financieel instrument wordt uitgevoerd door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{MIC} — handelsplatforms „SINT” — beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling |
|
Eenheid van de prijs |
Voor alle financiële instrumenten |
Indicatie of de prijs wordt uitgedrukt als geldwaarde, percentage of rendement |
RM, MTF, OTF APA CTP |
„MONE” — Geldwaarde „PERC” — Percentage „YIEL” — Rendement „BAPO” — Basispunten |
|
Valuta van de prijs |
Voor alle financiële instrumenten |
Valuta waarin de prijs is uitgedrukt (van toepassing indien de prijs wordt uitgedrukt als geldwaarde) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{CURRENCYCODE_3} |
|
Notatie van de hoeveelheid in de meeteenheid |
Voor grondstoffenderivaten, emissierechtenderivaten en emissierechten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen. |
Indicatie van meeteenheden waarin de hoeveelheid in de meeteenheid wordt uitgedrukt |
RM, MTF, OTF APA CTP |
„TOCD” — ton koolstofdioxide-equivalent of {ALPHANUM-25} anders |
|
Hoeveelheid in de meeteenheid |
Voor grondstoffenderivaten, emissierechtenderivaten en emissierechten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen. |
De equivalente hoeveelheid van een verhandelde grondstof of een verhandeld emissierecht uitgedrukt in de meeteenheid |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{DECIMAL-18/17} |
|
Hoeveelheid |
Voor alle financiële instrumenten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen. |
Het aantal eenheden van het financiële instrument, of het aantal derivatencontracten in de transactie. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{DECIMAL-18/17} |
|
Notionele waarde |
Voor alle financiële instrumenten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen. |
Nominale waarde of notionele waarde Voor spread bets is de notionele waarde gelijk aan de ingezette geldwaarde per punt beweging in het onderliggende financiële instrument. Voor credit default swaps is de notionele waarde het notionele bedrag waarvoor de protectie wordt verkregen of vervreemd. De in dit veld gerapporteerde informatie is consistent met de in het veld „Prijs” ingevulde waarde. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{DECIMAL-18/5} |
|
Notionele valuta |
Voor alle financiële instrumenten, behoudens in de in artikel 11, lid 1, onder a) en b), van deze verordening beschreven gevallen. |
Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{CURRENCYCODE_3} |
|
Soort |
Alleen voor emissierechten en emissierechtenderivaten |
Dit veld is alleen van toepassing op emissierechten en emissierechtenderivaten. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
„EUAE” — EUA „CERE” — CER „ERUE” — ERU „EUAA” — EUAA „OTHR” — Overig (alleen voor derivaten) |
|
Datum en tijdstip van openbaarmaking |
Voor alle financiële instrumenten |
Datum en tijdstip van de openbaarmaking van de transactie door een handelsplatform of APA. Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties is de mate van granulariteit in overeenstemming met de vereisten van artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties is het gemelde tijdstip granulair op ten minste de dichtstbijzijnde seconde. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{DATE_TIME_FORMAT} |
|
Platform van openbaarmaking |
Voor alle financiële instrumenten |
Voor de identificatie van het handelsplatform en de APA die de transactie openbaar maakt gebruikte code. |
CTP |
Handelsplatform: {MIC} APA {MIC} indien beschikbaar. Anders, een uit 4 karakters bestaande code als gepubliceerd in de lijst van datarapporteringsdiensten op de website van de ESMA. |
|
Transactie-identificatiecode |
Voor alle financiële instrumenten |
Alfanumerieke code die wordt toegekend door handelsplatforms (krachtens artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie (2)) en APA's en die wordt gebruikt voor daaropvolgende verwijzingen naar de specifieke transactie. De transactie-identificatiecode is uniek, consistent en persistent voor elke segment-MIC volgens ISO 10383 en voor elke handelsdag. Indien het handelsplatform geen segment-MIC's gebruikt, is de transactie-identificatiecode uniek, consistent en persistent voor elke exploitant-MIC en elke handelsdag. Indien een APA geen MIC's gebruikt, moet de transactie-identificatiecode uniek, consistent en persistent zijn voor elke uit 4 karakters bestaande code die wordt gebruikt om de APA te identificeren voor elke handelsdag. De identiteit van de tegenpartijen bij de transactie waarvoor de transactie-identificatiecode wordt bijgehouden, kan niet worden afgeleid uit de onderdelen van deze code. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
{ALPHANUMERICAL-52} |
|
Te clearen transactie |
Voor derivaten |
Code om vast te stellen of de transactie zal worden gecleard. |
RM, MTF, OTF APA CTP |
„true” — transactie zal worden gecleard „false” — transactie zal niet worden gecleard |
Tabel 3
Lijst van markeringen ten behoeve van transparantie na de handel
|
|
Markering |
Naam van de markering |
Type uitvoering/publicatieplatform |
Beschrijving |
|
|
„BENC” |
Benchmarktransactie |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Alle soorten transacties tegen een volumegewogen gemiddelde koers en alle andere transacties waarvoor de koers wordt berekend over verscheidene tijdstippen volgens een gegeven benchmark. |
|
|
„ACTX” |
Kruistransactie door beleggingsonderneming (Agency cross transaction) |
APA CTP |
Transacties waarbij een beleggingsonderneming orders van twee cliënten samenvoegt en de aankoop en verkoop als een enkele transactie uitvoert voor hetzelfde volume en tegen dezelfde prijs. |
|
|
„NPFT” |
Niet-koersvormende transactie (Non-price forming transaction) |
RM, MTF, OTF CTP |
Alle typen transacties als vermeld in artikel 12 van deze verordening die niet bijdragen tot de koersvorming. |
|
|
„LRGS” |
Large in Scale (LIS) transactie met uitstel van transparantie na de handel |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transacties die worden uitgevoerd met uitstel van de transparantie na de handel voor transacties van aanzienlijke omvang. |
|
|
„ILQD” |
Transacties in niet-liquide instrumenten |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transacties die worden uitgevoerd met uitstel voor instrumenten waarvoor geen liquide markt bestaat. |
|
|
„SIZE” |
SSTI (Size Specific to the Instrument) transactie met uitstel van transparantie na de handel |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transacties die worden uitgevoerd met uitstel van transparantie na de handel op basis van de voor het financieel instrument specifieke omvang |
|
|
„TPAC” |
Pakkettransactie (Package transaction) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Pakkettransactie die geen exchange for physicals als omschreven in artikel 1 is. |
|
|
„XFPH” |
Exchange for physicals-transactie |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Exchange for physicals als omschreven in artikel 1 |
|
|
„CANC” |
Annulering (Cancellation) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Wanneer een eerder openbaar gemaakte transactie wordt geannuleerd. |
|
|
„AMND” |
Wijziging (Amendment) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Wanneer een eerder openbaar gemaakte transactie wordt gewijzigd. |
|
MARKERINGEN VOOR AANVULLEND UITSTEL |
||||
|
Artikel 11, lid 1, onder a), punt i) |
„LMTF” |
Beperkte hoeveelheid details |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Eerste verslag met openbaarmaking van een beperkte hoeveelheid details overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt i). |
|
„FULF” |
Alle details (Full details) |
Transactie waarvoor eerder een beperkte hoeveelheid details is openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt i). |
||
|
Artikel 11, lid 1, onder a), punt ii) |
„DATF” |
Dagelijks geaggregeerde transactie (Daily aggregated transaction) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Openbaarmaking van dagelijks geaggregeerde transactie overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt ii). |
|
„FULA” |
Alle details (Full details) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Afzonderlijke transactie waarvoor eerder dagelijks geaggregeerde details zijn openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder a), punt ii). |
|
|
Artikel 11, lid 1, onder b) |
„VOLO” |
Volumeweglating (Volume omission) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transactie waarvoor een beperkte hoeveelheid details wordt openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b). |
|
„FULV” |
Alle details (Full details) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transactie waarvoor eerder een beperkte hoeveelheid details is openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b). |
|
|
Artikel 11, lid 1, onder c) |
„FWAF” |
Aggregatie over vier weken (Four weeks aggregation) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Openbaarmaking van geaggregeerde transacties overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder c). |
|
„FULJ” |
Alle details (Full details) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Afzonderlijke transacties die eerder hebben geprofiteerd van geaggregeerde openbaarmaking overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder c). |
|
|
Artikel 11, lid 1, onder d) |
„IDAF” |
Aggregatie voor onbepaalde tijd (Indefinite aggregation) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transacties waarvoor de openbaarmaking van verscheidene transacties in geaggregeerde vorm voor onbepaalde tijd is toegestaan overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder d). |
|
Achtereenvolgend gebruik van artikel 11, lid 1, onder b), en artikel 11, lid 2, onder c), voor overheidsschuldinstrumenten. |
„VOLW” |
Volumeweglating (Volume omission) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transactie waarvoor een beperkte hoeveelheid details wordt openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), en waarvoor vervolgens de openbaarmaking van verscheidene transacties in geaggregeerde vorm voor onbepaalde tijd zal worden toegestaan overeenkomstig artikel 11, lid 2, onder c). |
|
„COAF” |
Consecutieve aggregatie (volumeweglating voor overheidsschuldinstrumenten) (Consecutive aggregation) |
RM, MTF, OTF APA CTP |
Transacties waarvoor eerder een beperkte hoeveelheid details is openbaar gemaakt overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), en waarvoor vervolgens de openbaarmaking van verscheidene transacties in geaggregeerde vorm voor onbepaalde tijd is toegestaan overeenkomstig artikel 11, lid 2, onder c). |
|
Tabel 4
Volumemaatstaf
|
Type instrument |
Hoeveelheid |
|
Alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's en gestructureerde financiële producten |
Totale nominale waarde van verhandelde schuldinstrumenten |
|
Obligatietypen ETC en ETN |
Aantal verhandelde eenheden (3) |
|
Gesecuritiseerde derivaten |
Aantal verhandelde eenheden (3) |
|
Rentederivaten |
Notionele waarde van verhandelde contracten |
|
Valutaderivaten |
Notionele waarde van verhandelde contracten |
|
Aandelenderivaten |
Notionele waarde van verhandelde contracten |
|
Grondstoffenderivaten |
Notionele waarde van verhandelde contracten |
|
Kredietderivaten |
Notionele waarde van verhandelde contracten |
|
Contract for differences |
Notionele waarde van verhandelde contracten |
|
C10-derivaten |
Notionele waarde van verhandelde contracten |
|
Emissierechtenderivaten |
Ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Emissierechten |
Ton koolstofdioxide-equivalent |
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie van 24 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot orders in financiële instrumenten (zie bladzijde 193 van dit Publicatieblad).
(3) Koers per eenheid.
BIJLAGE III
Liquiditeitsbeoordeling, LIS- en SSTI-drempels voor andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten
1. Instructies voor het gebruik van deze bijlage
|
1. |
Een verwijzing naar een „activaklasse” is een verwijzing naar de volgende klassen van financiële instrumenten: obligaties, gestructureerde financiële producten, gesecuritiseerde derivaten, rentederivaten, aandelenderivaten, grondstoffenderivaten, valutaderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten, CFD's, emissierechten en emissierechtenderivaten. |
|
2. |
Een verwijzing naar een „subactivaklasse” is een verwijzing naar een op meer granulair niveau gesegmenteerde activaklasse op basis van het contracttype en/of het type onderliggende activa. |
|
3. |
Een verwijzing naar een „subklasse” is een verwijzing naar een op meer granulair niveau gesegmenteerde subactivaklasse op basis van verdere kwalitatieve segmenteringscriteria als omschreven in de tabellen 2.1 tot en met 13.3 van deze bijlage. |
|
4. |
Onder „gemiddelde dagelijkse omzet” wordt verstaan: de totale omzet voor een specifiek financieel instrument als bepaald volgens de volumemaatstaf van tabel 4 van bijlage II en uitgevoerd in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 7, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort. |
|
5. |
Onder „gemiddelde dagelijkse notionele waarde (average daily notional amount, ADNA)” wordt verstaan: de totale notionele waarde voor een specifiek financieel instrument als bepaald volgens de volumemaatstaf van tabel 4 van bijlage II en uitgevoerd in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 18, voor alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's, en in artikel 13, lid 7, voor alle andere financiële instrumenten, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort. |
|
6. |
Onder „percentage verhandelingsdagen in de betrokken periode” wordt verstaan: het aantal dagen in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 18, voor alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's, en in artikel 13, lid 7, voor gestructureerde financiële producten, waarop ten minste één transactie voor dat financieel instrument is uitgevoerd, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort. |
|
7. |
Onder „gemiddeld aantal dagelijkse transacties” wordt verstaan: het totale aantal transacties dat voor een specifiek financieel instrument is uitgevoerd in de periode als bedoeld in artikel 13, lid 18, voor alle obligaties met uitzondering van ETC's en ETN's, en in artikel 13, lid 7, voor alle andere financiële instrumenten, gedeeld door het aantal handelsdagen in die periode of, indien van toepassing, dat deel van het jaar waarin het financieel instrument was toegelaten tot of werd verhandeld op een handelsplatform en de verhandeling niet was opgeschort. |
|
8. |
Onder „future” wordt verstaan: een contract om op een gespecificeerde toekomstige datum tegen een bij het sluiten van het contract door de koper en de verkoper overeengekomen prijs een grondstof of financieel instrument te kopen of te verkopen. Elk futurecontract heeft standaardvoorwaarden die de minimumkwantiteit en -kwaliteit die kan worden gekocht of verkocht, het kleinste bedrag waarmee de prijs kan veranderen, leveringsprocedures, de vervaldatum en andere kenmerken van het contract dicteren. |
|
9. |
Onder „optie” wordt verstaan: een contract dat de eigenaar het recht geeft, maar niet de verplichting oplegt, om een specifiek instrument of een specifieke grondstof te kopen (call) of te verkopen (put) tegen een vooraf bepaalde prijs of uitoefenprijs op of tot een bepaalde toekomstige datum of uitoefendatum. |
|
10. |
Onder „swap” wordt verstaan: een contract waarin twee partijen overeenkomen om op een bepaalde toekomstige datum kasstromen in één financieel instrument te ruilen voor die in een ander financieel instrument. |
|
11. |
Onder „portefeuilleswap” wordt verstaan: een contract op grond waarvan eindgebruikers meerdere swaps kunnen verhandelen. |
|
12. |
Onder „forward” of „forwardovereenkomst” wordt verstaan: een onderhandse overeenkomst tussen twee partijen om op een bij het sluiten van het contract door de koper en de verkoper overeengekomen, gespecificeerde toekomstige datum een grondstof of een financieel instrument te kopen of te verkopen. |
|
13. |
Onder „swaption” wordt verstaan: een contract dat de eigenaar het recht geeft, maar niet de verplichting oplegt, om op of tot een bepaalde toekomstige datum of uitoefendatum een swap aan te gaan. |
|
14. |
Onder „future op een swap” wordt verstaan: een futurecontract dat de eigenaar het recht geeft, maar niet de verplichting oplegt, om op of tot een bepaalde toekomstige datum een swap aan te gaan. |
|
15. |
Onder „forward op een swap” wordt verstaan: een forwardcontract dat de eigenaar de verplichting oplegt om op of tot een bepaalde toekomstige datum een swap aan te gaan. |
2. Obligaties
Tabel 2.1
Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklassen — Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) |
|||||
|
Voor elk afzonderlijk financieel instrument wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer het niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria op cumulatieve basis |
|||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde [kwantitatief liquiditeitscriterium 1] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
Percentage verhandelingsdagen in de betrokken periode [kwantitatief liquiditeitscriterium 3] |
|||
|
100 000 EUR |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
80 % |
|
15 |
10 |
7 |
2 |
||
Tabel 2.2
Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklassen — Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) |
|||||||||||||||
|
Voor elke afzonderlijke obligatie wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 13, lid 18, wanneer zij gekenmerkt wordt door een specifieke combinatie van obligatietype en uitgifteomvang zoals gespecificeerd in elke rij van de tabel |
|||||||||||||||
|
Obligatietype |
|
Omvang van de uitgifte |
|||||||||||||
|
Overheidsobligatie |
een obligatie die is uitgegeven door een overheidsemittent die een van de volgende is:
|
kleiner dan (in EUR) |
1 000 000 000 EUR |
||||||||||||
|
Andere overheidsobligatie |
een obligatie die is uitgegeven door een van de volgende overheidsemittenten:
|
kleiner dan (in EUR) |
500 000 000 EUR |
||||||||||||
|
Converteerbare obligatie |
een instrument dat bestaat uit een obligatie of een gesecuritiseerd schuldinstrument met een ingebed derivaat, zoals een optie om het onderliggende aandeel te kopen. |
kleiner dan (in EUR) |
500 000 000 EUR |
||||||||||||
|
Gedekte obligatie |
een obligatie als omschreven in artikel 52, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG |
tijdens de fasen S1 en S2 |
tijdens de fasen S3 en S4 |
||||||||||||
|
kleiner dan (in EUR) |
1 000 000 000 EUR |
kleiner dan (in EUR) |
500 000 000 EUR |
||||||||||||
|
Bedrijfsobligatie |
een obligatie die is uitgegeven door een in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad (1) opgerichte Societas Europaea of een type vennootschap als vermeld in artikel 1 van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) of een equivalent daarvan in derde landen. |
tijdens de fasen S1 en S2 |
tijdens de fasen S3 en S4 |
||||||||||||
|
kleiner dan (in EUR) |
1 000 000 000 EUR |
kleiner dan (in EUR) |
500 000 000 EUR |
||||||||||||
|
Obligatietype |
Om te bepalen voor welke financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 13, lid 18, wordt de volgende methodologie toegepast |
||||||||||||||
|
Andere obligatie |
Voor een obligatie die niet tot een van bovengenoemde obligatietypen behoort, wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
||||||||||||||
Tabel 2.3
Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel
|
Activaklassen — Obligaties (alle obligatietypen met uitzondering van ETC's en ETN's) |
||||||||||
|
Obligatietype |
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels per obligatietype |
Toe te passen percentielen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elk obligatietype |
||||||||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Transactie — percentiel |
|||||
|
Overheidsobligatie |
in overheidsobligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10 |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
300 000 EUR |
70 |
300 000 EUR |
80 |
90 |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||
|
Andere overheidsobligatie |
in andere overheidsobligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10 |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
300 000 EUR |
70 |
300 000 EUR |
80 |
90 |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||
|
Converteerbare obligatie |
in converteerbare obligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10 |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
200 000 EUR |
70 |
200 000 EUR |
80 |
90 |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||
|
Gedekte obligatie |
in gedekte obligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10 |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
300 000 EUR |
70 |
300 000 EUR |
80 |
90 |
|
30 |
40 |
40 |
40 |
|||||||
|
Bedrijfsobligatie |
in bedrijfsobligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10 |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
200 000 EUR |
70 |
200 000 EUR |
80 |
90 |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||
|
Andere obligaties |
in andere obligaties uitgevoerde transacties na uitsluiting van transacties als gespecificeerd in artikel 13, lid 10 |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
200 000 EUR |
70 |
200 000 EUR |
80 |
90 |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||
Tabel 2.4
Obligaties (obligatietypen ETC en ETN) — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Obligaties (obligatietypen ETC en ETN) |
||
|
Obligatietype |
Voor elk afzonderlijk financieel instrument wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer het niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria |
|
|
Gemiddelde dagelijkse omzet [kwantitatief liquiditeitscriterium 1] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
|
|
Exchange-traded commodities (ETC's) een schuldinstrument dat is uitgegeven tegen een rechtstreekse belegging door de emittent in grondstoffen- of grondstoffenderivatencontracten. De koers van een ETC is rechtstreeks of onrechtstreeks gekoppeld aan de prestaties van het onderliggende. Een ETC volgt passief de prestaties van de grondstof of grondstoffenindices waarop hij betrekking heeft. |
500 000 EUR |
10 |
|
Exchange-traded notes (ETN's) een schuldinstrument dat is uitgegeven tegen een rechtstreekse belegging door de emittent in het onderliggende derivatencontract of de onderliggende derivatencontracten. De koers van een ETN is rechtstreeks of onrechtstreeks gekoppeld aan de prestaties van het onderliggende. Een ETN volgt passief de prestaties van het onderliggende waarop hij betrekking heeft. |
500 000 EUR |
10 |
Tabel 2.5
Obligaties (obligatietypen ETC en ETN) — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel
|
Activaklasse — Obligaties (obligatietypen ETC en ETN) |
||||
|
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elk afzonderlijk instrument waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||
|
Obligatietype |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
ETC's |
1 000 000 EUR |
1 000 000 EUR |
50 000 000 EUR |
50 000 000 EUR |
|
ETN's |
1 000 000 EUR |
1 000 000 EUR |
50 000 000 EUR |
50 000 000 EUR |
|
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elk afzonderlijk instrument waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
||||
|
Obligatietype |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
ETC's |
900 000 EUR |
900 000 EUR |
45 000 000 EUR |
45 000 000 EUR |
|
ETN's |
900 000 EUR |
900 000 EUR |
45 000 000 EUR |
45 000 000 EUR |
3. Gestructureerde financiële producten (GFP's)
Tabel 3.1
GFP's — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Gestructureerde financiële producten (GFP's) |
||
|
Toets 1 — beoordeling activaklasse van GFP's |
||
|
De beoordeling van de activaklasse GFP's voor het bepalen van de financiële instrumenten waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b) |
||
|
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de waarden die verband houden met de kwantitatieve liquiditeitscriteria voor de beoordeling van de activaklasse van GFP's |
De activaklasse van GFP's wordt beoordeeld door toepassing van de volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria |
|
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwantitatief liquiditeitscriterium 1] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
|
|
In alle GFP's uitgevoerde transacties |
300 000 000 EUR |
500 |
|
Toets 2 — GFP's waarvoor geen liquide markt bestaat |
||
|
Wanneer de waarden die verband houden met de kwantitatieve liquiditeitscriteria boven de voor de beoordeling van de activaklasse van GFP's vastgestelde kwantitatieve liquiditeitsdrempels liggen, is toets 1 gehaald en wordt toets 2 uitgevoerd. Voor elk afzonderlijk financieel instrument wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer het niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria |
||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwantitatief liquiditeitscriterium 1] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
Percentage verhandelingsdagen in de betrokken periode [kwantitatief liquiditeitscriterium 3] |
|
100 000 EUR |
2 |
80 % |
Tabel 3.2
GFP's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wanneer toets 1 niet wordt gehaald
|
Activaklasse — Gestructureerde financiële producten (GFP's) |
|||
|
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wanneer toets 1 niet wordt gehaald |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
100 000 EUR |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
1 000 000 EUR |
Tabel 3.3
GFP's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wanneer toets 1 wordt gehaald
|
Activaklasse — Gestructureerde financiële producten (GFP's) |
|||||||||||
|
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor GFP's waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer toets 1 wordt gehaald |
||||||||||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
||||
|
In alle GFP's waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
100 000 EUR |
70 |
250 000 EUR |
80 |
500 000 EUR |
90 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
||||||||
|
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor GFP's waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan wanneer toets 1 wordt gehaald |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
100 000 EUR |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
1 000 000 EUR |
4. Gesecuritiseerde derivaten
Tabel 4.1
Gesecuritiseerde derivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
Activaklasse — Gesecuritiseerde derivaten
een overdraagbaar effect als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU anders dan een gestructureerd financieel product, dat ten minste het volgende moet omvatten:
|
a) |
plain vanilla gedekte warrants: effecten die de houder het recht geven, maar niet de verplichting opleggen, om op of tot de vervaldatum een specifieke hoeveelheid van het onderliggende activum te kopen (verkopen) tegen een vooraf bepaalde uitoefenprijs of, indien afwikkeling in contanten is vastgesteld, de betaling van het positieve verschil tussen de actuele marktprijs (de uitoefenprijs) en de uitoefenprijs (de actuele marktprijs); |
|
b) |
hefboomcertificaten: certificaten die de prestaties van het onderliggende activum volgen met hefboomeffect; |
|
c) |
exotische gedekte warrants: gedekte warrants waarvan de belangrijkste component een combinatie van opties is; |
|
d) |
onderhandelbare rechten; |
|
e) |
investeringscertificaten: certificaten die de prestaties van het onderliggende activum volgen zonder hefboomeffect. |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast
voor alle gesecuritiseerde effecten wordt geacht een liquide markt te bestaan
Tabel 4.2
Gesecuritiseerde derivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel
|
Activaklasse — Gesecuritiseerde derivaten |
|||
|
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
5. Rentederivaten
Tabel 5.1
Rentederivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Rentederivaten |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
elk contract als bedoeld in bijlage I, deel C, punt 4), van Richtlijn 2014/65/EU waarvan het uiteindelijk onderliggende een obligatie, een lening, een mandje, een portefeuille of een index, met inbegrip van een rente-, obligatie-, lening- of enig ander product is dat de prestaties van een rente, obligatie of lening vertegenwoordigt. |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria Op subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan, wordt, indien van toepassing, het aanvullende kwalitatieve liquiditeitscriterium toegepast |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwantitatief liquiditeitscriterium 1] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
Aanvullend kwalitatief liquiditeitscriterium |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Obligatiefutures/-forwards |
een obligatiefuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
5 000 000 EUR |
10 |
wanneer voor een subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan met betrekking tot een specifiek looptijdsegment, en voor de door het volgende looptijdsegment bepaalde subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt voor het eerste back month-contract twee weken voor het eind van de front month geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Obligatieopties |
een obligatieoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
5 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Rentefutures en FRA |
een rentefuturesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
500 000 000 EUR |
10 |
wanneer voor een subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan met betrekking tot een specifiek looptijdsegment, en voor de door het volgende looptijdsegment bepaalde subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt voor het eerste back month-contract twee weken voor het eind van de front month geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Renteopties |
een renteoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
500 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Swaptions |
een swaptionsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
500 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Segmenteringscriterium 5 — looptijdsegment van de optie, gedefinieerd als volgt:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan de ene zijde worden bepaald door een vaste rente, terwijl die aan de andere zijde worden bepaald door een zwevende rente |
een fixed-to-float multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een zwevende rente |
een float-to-float multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een vaste rente |
een fixed-to-fixed multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een Overnight Index Swap (OIS)-rente |
een Overnight Index Swap (OIS) multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in verschillende valuta's luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een inflatierente |
een inflation multi-currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Fixed-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „single currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan de ene zijde worden bepaald door een vaste rente, terwijl die aan de andere zijde worden bepaald door een zwevende rente |
een fixed-to-float single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Float-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „single currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een zwevende rente |
een fixed-to-float single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Fixed-to-Fixed „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „single currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan beide zijden worden bepaald door een vaste rente |
een fixed-to-fixed single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een Overnight Index Swap (OIS)-rente |
een Overnight Index Swap (OIS) single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Inflation „single currency swaps” en futures/forwards op Inflation „single currency swaps” een swap of een future/forward op een swap waarbij twee partijen in dezelfde valuta luidende kasstromen uitwisselen en de kasstromen aan ten minste één zijde worden bepaald door een inflatierente |
een inflation single currency-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
Activaklasse — Rentederivaten |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Overige rentederivaten |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
een rentederivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort |
Voor alle overige rentederivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 5.2
Rentederivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Rentederivaten |
||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
|||||||||||||
|
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
||||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
|||||
|
Obligatiefutures/-forwards |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
20 000 000 EUR |
90 |
70 |
25 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Obligatieopties |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
20 000 000 EUR |
90 |
70 |
25 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Rentefutures en FRA |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
5 000 000 EUR |
70 |
10 000 000 EUR |
80 |
60 |
20 000 000 EUR |
90 |
70 |
25 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Renteopties |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
5 000 000 EUR |
70 |
10 000 000 EUR |
80 |
60 |
20 000 000 EUR |
90 |
70 |
25 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Swaptions |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Fixed-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „single currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Float-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „single currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Fixed-to-Fixed „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „single currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Inflation „single currency swaps” en futures/forwards op Inflation „single currency swaps” |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
4 000 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
9 000 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
Tabel 5.3
Rentederivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Rentederivaten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Obligatiefutures/-forwards |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Obligatieopties |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Rentefutures en FRA |
5 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Renteopties |
5 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Swaptions |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” en futures/forwards op Inflation „multi-currency swaps” of „cross-currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Fixed-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Float „single currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Float-to-Float „single currency swaps” en futures/forwards op Float-to-Float „single currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Fixed-to-Fixed „single currency swaps” en futures/forwards op Fixed-to-Fixed „single currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” en futures/forwards op Overnight Index Swap (OIS) „single currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Inflation „single currency swaps” en futures/forwards op Inflation „single currency swaps” |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Overige rentederivaten |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
9 000 000 EUR |
10 000 000 EUR |
6. Aandelenderivaten
Tabel 6.1
Aandelenderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Aandelenderivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
elk contract als bedoeld in bijlage I, deel C, punt 4), van Richtlijn 2014/65/EU met betrekking tot:
|
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Aandelenindexopties een optie waarvan het onderliggende activum een uit aandelen samengestelde index is |
voor alle indexopties wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Aandelenindexfutures/-forwards een future/forward waarvan het onderliggende activum een uit aandelen samengestelde index is |
voor alle indexfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Aandelenopties een optie waarvan het onderliggende activum een aandeel of een uit een bedrijfsmaatregel resulterend mandje van aandelen is |
voor alle aandelenopties wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Aandelenfutures/-forwards een future/forward waarvan het onderliggende activum een aandeel of een uit een bedrijfsmaatregel resulterend mandje van aandelen is |
voor alle aandelenfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Aandelendividendopties een optie op het dividend van een specifiek aandeel |
voor alle aandelendividendopties wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Aandelendividendfutures/-forwards een future/forward op het dividend van een specifiek aandeel |
voor alle aandelenfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Dividendindexopties een optie op een index die is samengesteld uit dividenden van meer dan één aandeel |
voor alle dividendindexopties wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Dividendindexfutures/-forwards een future/forward op een index die is samengesteld uit dividenden van meer dan één aandeel |
voor alle dividendindexfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Volatiliteitsindexopties een optie waarvan het onderliggende een volatiliteitsindex is, gedefinieerd als een index die is gekoppeld aan de volatiliteit van een specifieke onderliggende index van eigenvermogensinstrumenten |
voor alle volatiliteitsindexopties wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Volatiliteitsindexfutures/-forwards een future/forward waarvan het onderliggende een volatiliteitsindex is, gedefinieerd als een index die is gekoppeld aan de volatiliteit van een specifieke onderliggende index van eigenvermogensinstrumenten |
voor alle volatiliteitsindexfutures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
ETF-opties een optie waarvan het onderliggende activum een ETF is |
voor alle ETF-opties wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
ETF-futures/-forwards een future/forward waarvan het onderliggende activum een ETF is |
voor alle ETF-futures/-forwards wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Activaklasse — Aandelenderivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. |
|||||||||||||||||||||||||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwantitatief liquiditeitscriterium 1] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Swaps |
een swapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
50 000 000 EUR |
15 |
||||||||||||||||||||||||||
|
Price return basic performance parameter |
Parameter return variance/volatility |
Parameter return dividend |
|||||||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ drie maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één jaar |
|||||||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ drie maanden |
Looptijdsegment 2: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden |
Looptijdsegment 2: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|||||||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 3: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden |
Looptijdsegment 3: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
|||||||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 4: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 4: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
… |
|||||||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 5: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|||||||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
… |
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|||||||||||||||||||||||||||
|
Portefeuilleswaps |
een portefeuilleswap-subklasse wordt gedefinieerd door een specifieke combinatie van:
|
50 000 000 EUR |
15 |
||||||||||||||||||||||||||
|
Activaklasse — Aandelenderivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Overige aandelenderivaten |
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
een aandelenderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort |
Voor alle overige aandelenderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 6.2
Aandelenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Aandelenderivaten |
|||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Voor het bepalen van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder gedefinieerd |
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
SSTI- en LIS-drempelwaarden vóór en na de handel voor de subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan op basis van de bandbreedte van de gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) waartoe de subklasse behoort |
||||||||||||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|||||||||||||
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
||||||||||||||
|
Aandelenindexopties |
een aandelenindexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 —onderliggende aandelenindex |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 100 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
30 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
200 miljoen EUR ≤ ADNA < 600 miljoen EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
50 000 000 EUR |
55 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 600 miljoen EUR |
15 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
150 000 000 EUR |
160 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
Aandelenindexfutures/-forwards |
een aandelenindexfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 —onderliggende aandelenindex |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 100 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 1 miljard EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
1 miljard EUR ≤ ADNA < 3 miljard EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
50 000 000 EUR |
55 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
3 miljard EUR ≤ ADNA < 5 miljard EUR |
15 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
150 000 000 EUR |
160 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 5 miljard EUR |
25 000 000 EUR |
30 000 000 EUR |
250 000 000 EUR |
260 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
Aandelenopties |
een aandelenoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 5 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 250 000 EUR |
||||||||||
|
5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR |
250 000 EUR |
300 000 EUR |
1 250 000 EUR |
1 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 20 miljoen EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
Aandelenfutures/-forwards |
een aandelenfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 5 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 250 000 EUR |
||||||||||
|
5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR |
250 000 EUR |
300 000 EUR |
1 250 000 EUR |
1 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 20 miljoen EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
Aandelendividendopties |
een aandelendividendoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel dat recht geeft op dividend |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 5 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
400 000 EUR |
450 000 EUR |
||||||||||
|
5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR |
25 000 EUR |
30 000 EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
|||||||||||||
|
10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR |
50 000 EUR |
100 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 20 miljoen EUR |
100 000 EUR |
150 000 EUR |
2 000 000 EUR |
2 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
Aandelendividendfutures/-forwards |
een aandelendividendfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggend aandeel dat recht geeft op dividend |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 5 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
400 000 EUR |
450 000 EUR |
||||||||||
|
5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR |
25 000 EUR |
30 000 EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
|||||||||||||
|
10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR |
50 000 EUR |
100 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 20 miljoen EUR |
100 000 EUR |
150 000 EUR |
2 000 000 EUR |
2 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
Dividendindexopties |
een dividendindexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggende dividendindex |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 100 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
30 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
200 miljoen EUR ≤ ADNA < 600 miljoen EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
50 000 000 EUR |
55 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 600 miljoen EUR |
15 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
150 000 000 EUR |
160 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
Dividendindexfutures/-forwards |
een dividendindexfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 —onderliggende dividendindex |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 100 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 1 miljard EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
1 miljard EUR ≤ ADNA < 3 miljard EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
50 000 000 EUR |
55 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
3 miljard EUR ≤ ADNA < 5 miljard EUR |
15 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
150 000 000 EUR |
160 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 5 miljard EUR |
25 000 000 EUR |
30 000 000 EUR |
250 000 000 EUR |
260 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
Volatiliteitsindexopties |
een volatiliteitsindexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 —onderliggende volatiliteitsindex |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 100 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
30 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
200 miljoen EUR ≤ ADNA < 600 miljoen EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
50 000 000 EUR |
55 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 600 miljoen EUR |
15 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
150 000 000 EUR |
160 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
Volatiliteitsindexfutures/-forwards |
een volatiliteitsindexfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggende volatiliteitsindex |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 100 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 1 miljard EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
1 miljard EUR ≤ ADNA < 3 miljard EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
50 000 000 EUR |
55 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
3 miljard EUR ≤ ADNA < 5 miljard EUR |
15 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
150 000 000 EUR |
160 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 5 miljard EUR |
25 000 000 EUR |
30 000 000 EUR |
250 000 000 EUR |
260 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ETF-opties |
een ETF-optiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggend ETF |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 5 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 250 000 EUR |
||||||||||
|
5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR |
250 000 EUR |
300 000 EUR |
1 250 000 EUR |
1 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 20 miljoen EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
ETF-futures/-forwards |
een ETF-future/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria: Segmenteringscriterium 1 — onderliggend ETF |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
< 5 miljoen EUR ADNA |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
1 000 000 EUR |
1 250 000 EUR |
||||||||||
|
5 miljoen EUR ≤ ADNA < 10 miljoen EUR |
250 000 EUR |
300 000 EUR |
1 250 000 EUR |
1 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
10 miljoen EUR ≤ ADNA < 20 miljoen EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 20 miljoen EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
Swaps |
een swapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
50 miljoen EUR ≤ ADNA < 100 miljoen EUR |
250 000 EUR |
300 000 EUR |
1 250 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 200 miljoen EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
Price return basic performance parameter |
Parameter return variance/volatility |
Parameter return dividend |
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ drie maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ drie maanden |
Looptijdsegment 2: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden |
Looptijdsegment 2: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
Looptijdsegment 3: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden |
Looptijdsegment 3: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
Looptijdsegment 4: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 4: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
… |
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
Looptijdsegment 5: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 5: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
|
|
|
|
|
|
||||||||||||
|
Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
… |
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||||||
|
Portefeuilleswaps |
een portefeuilleswap-subklasse wordt gedefinieerd door een specifieke combinatie van:
|
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren, in aanmerking moeten worden genomen |
50 miljoen EUR ≤ ADNA < 100 miljoen EUR |
250 000 EUR |
300 000 EUR |
1 250 000 EUR |
1 500 000 EUR |
||||||||||
|
100 miljoen EUR ≤ ADNA < 200 miljoen EUR |
500 000 EUR |
550 000 EUR |
2 500 000 EUR |
3 000 000 EUR |
|||||||||||||
|
ADNA ≥ 200 miljoen EUR |
1 000 000 EUR |
1 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
5 500 000 EUR |
|||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
|
Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ drie maanden |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
|
Looptijdsegment 3: drie maanden < looptijd ≤ zes maanden |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
|
Looptijdsegment 4: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
|
Looptijdsegment 5: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
|
Looptijdsegment 6: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
|
… |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|
|
|
|
|||||||||||
Tabel 6.3
Aandelenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Aandelenderivaten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Swaps |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
100 000 EUR |
150 000 EUR |
|
Portefeuilleswaps |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
100 000 EUR |
150 000 EUR |
|
Andere aandelenderivaten |
20 000 EUR |
25 000 EUR |
100 000 EUR |
150 000 EUR |
7. Grondstoffenderivaten
Tabel 7.1
Grondstoffenderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Grondstoffenderivaten |
|||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. |
|||||||||||||||||||||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwantitatief liquiditeitscriterium 1] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
||||||||||||||||||||||||
|
Metaalfutures/-forwards |
een metaalfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Edelmetalen |
Niet-edelmetalen |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ drie maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 2: drie maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 2: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
… |
|
|||||||||||||||||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
Metaalopties |
een metaaloptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Edelmetalen |
Niet-edelmetalen |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ drie maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 2: drie maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 2: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
… |
|
|||||||||||||||||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
Metaalswaps |
een metaalswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Edelmetalen |
Niet-edelmetalen |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ drie maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 2: drie maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 2: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 3: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 4: 2 jaar < looptijd ≤ 3 jaar |
… |
|
|||||||||||||||||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
Energiefutures/-forwards |
een energiefuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Olie/Oliedestillaten/Lichte eindfracties (olie) |
Kolen |
Aardgas/Elektriciteit/Inter Energy |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ vier maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ zes maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 2: vier maanden < looptijd ≤ acht maanden |
Looptijdsegment 2: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ één jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 3: acht maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 4: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
… |
… |
|||||||||||||||||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
Energieopties |
een energieoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Olie/Oliedestillaten/Lichte eindfracties (olie) |
Kolen |
Aardgas/Elektriciteit/Inter Energy |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ vier maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ zes maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 2: vier maanden < looptijd ≤ acht maanden |
Looptijdsegment 2: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ één jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 3: acht maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 4: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
… |
… |
|||||||||||||||||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
Energieswaps |
een energieswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Olie/Oliedestillaten/Lichte eindfracties (olie) |
Kolen |
Aardgas/Elektriciteit/Inter Energy |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ vier maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ zes maanden |
Looptijdsegment 1: 0 < looptijd ≤ één maand |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 2: vier maanden < looptijd ≤ acht maanden |
Looptijdsegment 2: zes maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 2: één maand < looptijd ≤ één jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 3: acht maanden < looptijd ≤ één jaar |
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
Looptijdsegment 3: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment 4: één jaar < looptijd ≤ 2 jaar |
… |
… |
|||||||||||||||||||||||
|
… |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|||||||||||||||||||||||
|
Looptijdsegment m: (n-1) jaar < looptijd ≤ n jaar |
|
|
|||||||||||||||||||||||
|
Landbouwgrondstoffenfutures/-forwards |
een landbouwgrondstoffenfuture/-forward-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Landbouwgrondstoffenopties |
een landbouwgrondstoffenoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Landbouwgrondstoffenswaps |
een landbouwgrondstoffenoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
||||||||||||||||||||||||
|
Overige grondstoffenderivaten |
|
||||||||||||||||||||||||
|
een grondstoffenderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort |
Voor alle overige grondstoffenderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||
Tabel 7.2
Grondstoffenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Grondstoffenderivaten |
||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
|||||||||||||
|
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
||||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
|||||
|
Metaalfutures/-forwards |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Metaalopties |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Metaalswaps |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Energiefutures/-forwards |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Energieopties |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Energieswaps |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Landbouwgrondstoffenfutures/-forwards |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Landbouwgrondstoffenopties |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Landbouwgrondstoffenswaps |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
250 000 EUR |
70 |
500 000 EUR |
80 |
60 |
750 000 EUR |
90 |
70 |
1 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
Tabel 7.3
Grondstoffenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Grondstoffenderivaten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Metaalfutures/-forwards |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Metaalopties |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Metaalswaps |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Energiefutures/-forwards |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Energieopties |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Energieswaps |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Landbouwgrondstoffenfutures/-forwards |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Landbouwgrondstoffenopties |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Landbouwgrondstoffenswaps |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
|
Overige grondstoffenderivaten |
250 000 EUR |
500 000 EUR |
750 000 EUR |
1 000 000 EUR |
8. Valutaderivaten
Tabel 8.1
Valutaderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Valutaderivaten |
|||||||||||||||||||||
|
een financieel instrument dat verband houdt met valuta's als omschreven in bijlage I, deel C, punt 4), van Richtlijn 2014/65/EU |
|||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. |
|||||||||||||||||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwalitatief liquiditeitscriterium] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
||||||||||||||||||||
|
Niet-leverbare forward (NDF) een forward die, zoals vastgelegd in de voorwaarden ervan, in contanten wordt afgewikkeld tussen de tegenpartijen, waarbij het afwikkelingsbedrag wordt bepaald door het verschil in de wisselkoers van twee valuta's tussen de transactiedatum en de waarderingsdatum. Op de afwikkelingsdatum zal de ene partij de andere partij het nettoverschil tussen i) de wisselkoers op de transactiedatum en ii) de wisselkoers op de waarderingsdatum verschuldigd zijn, op basis van de notionele waarde, welk nettobedrag wordt betaald in de in het contract vastgelegde afwikkelingsvaluta. |
Een niet-leverbare valutaforwardsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor niet-leverbare forwards (NDF's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||
|
Leverbare forward (DF) een forward die uitsluitend de uitwisseling van twee verschillende valuta's op een specifieke, in het contract vastgelegde toekomstige afwikkelingsdatum omvat, tegen een vaste koers zoals overeengekomen bij het sluiten van het uitwisselingscontract. |
Een leverbare valutaforwardsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor leverbare forwards (DF's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||
|
Niet-leverbare valutaopties (NDO) een optie die, zoals vastgelegd in de voorwaarden ervan, in contanten wordt afgewikkeld tussen de tegenpartijen, waarbij het afwikkelingsbedrag wordt bepaald door het verschil in de wisselkoers van twee valuta's tussen de transactiedatum en de waarderingsdatum. Op de afwikkelingsdatum zal de ene partij de andere partij het nettoverschil tussen i) de wisselkoers op de transactiedatum en ii) de wisselkoers op de waarderingsdatum verschuldigd zijn, op basis van de notionele waarde, welk nettobedrag wordt betaald in de in het contract vastgelegde afwikkelingsvaluta. |
Een niet-leverbare-valutaoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor niet-leverbare valutaopties (NDO's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||
|
Leverbare valutaopties (Deliverable FX options, DO) een optie die uitsluitend de uitwisseling van twee verschillende valuta's op een specifieke, in het contract vastgelegde toekomstige afwikkelingsdatum omvat, tegen een vaste koers zoals overeengekomen bij het sluiten van het uitwisselingscontract |
Een leverbare-valutaoptiesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor leverbare valutaopties (DO's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||
|
Niet-leverbare valutaswaps (NDS) een swap die, zoals vastgelegd in de voorwaarden ervan, in contanten wordt afgewikkeld tussen de tegenpartijen, waarbij het afwikkelingsbedrag wordt bepaald door het verschil in de wisselkoers van twee valuta's tussen de transactiedatum en de waarderingsdatum. Op de afwikkelingsdatum zal de ene partij de andere partij het nettoverschil tussen i) de wisselkoers op de transactiedatum en ii) de wisselkoers op de waarderingsdatum verschuldigd zijn, op basis van de notionele waarde, welk nettobedrag wordt betaald in de in het contract vastgelegde afwikkelingsvaluta. |
Een niet-leverbare-valutaswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor niet-leverbare valutaswaps (NDS's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||
|
Leverbare valutaswaps (DS) een swap die uitsluitend de uitwisseling van twee verschillende valuta's op een specifieke, in het contract vastgelegde toekomstige afwikkelingsdatum omvat, tegen een vaste koers zoals overeengekomen bij het sluiten van het uitwisselingscontract. |
een leverbare-valutaswapsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
voor leverbare valutaswaps (DS's) wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||
|
Valutafutures |
Een valutafuturesubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor valutafutures wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||
|
Activaklasse — Valutaderivaten |
|||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
||||||||||||||||||||
|
Overige valutaderivaten |
|
||||||||||||||||||||
|
een valutaderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort |
Voor alle overige valutaderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||
Tabel 8.2
Valutaderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor geacht wordt geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Valutaderivaten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Niet-leverbare forward (NDF) |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Leverbare forward (DF) |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Niet-leverbare valutaopties (NDO) |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Leverbare valutaopties (DO) |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Niet-leverbare valutaswaps (NDS) |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Leverbare valutaswaps (DS) |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Valutafutures |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
|
Overige valutaderivaten |
4 000 000 EUR |
5 000 000 EUR |
20 000 000 EUR |
25 000 000 EUR |
9. Kredietderivaten
Tabel 9.1
Kredietderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Kredietderivaten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria Op subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan, wordt, indien van toepassing, het aanvullend kwalitatief liquiditeitscriterium toegepast |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwalitatief liquiditeitscriterium] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
On-the-run-status van de index [Aanvullend kwalitatief liquiditeitscriterium] |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Indexkredietverzuimswap (CDS) een swap waarvan de uitwisseling van kasstromen is gekoppeld aan de kredietwaardigheid van verscheidene emittenten van financiële instrumenten die een index vormen en aan het plaatsvinden van kredietgebeurtenissen |
een indexkredietverzuimswap-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
200 000 000 EUR |
10 |
Voor de onderliggende index wordt geacht een liquide markt te bestaan:
Onder een „on-the-run”-index wordt verstaan: de voortschrijdende, meest recente versie (serie) van de index, gecreëerd op de datum waarop de samenstelling van de index van kracht is en eindigend een dag vóór de datum waarop de samenstelling van de volgende versie (serie) van de index van kracht wordt. Onder „1x off-the-run-status” wordt verstaan: de versie (serie) van de index die onmiddellijk voorafgaat aan de actuele „on-the-run”-versie (serie) op een zeker punt in de tijd. Een versie (serie) houdt op „on-the-run” te zijn en krijgt de „1x off-the-run-status” wanneer de meest recente versie (serie) van de index wordt gecreëerd. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Single-namekredietverzuimswap (CDS) een swap waarvan de uitwisseling van kasstromen is gekoppeld aan de kredietwaardigheid van één emittent van financiële instrumenten en aan het plaatsvinden van kredietgebeurtenissen |
een single-namekredietverzuimswap-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Activaklasse — Kredietderivaten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan het volgende kwalitatieve liquiditeitscriterium. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
CDS-indexopties een optie waarvan het onderliggende een CDS-index is |
een CDS-indexoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor een CDS-indexoptie waarvan de onderliggende CDS-index een subklasse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment 0-zes maanden is, wordt geacht een liquide markt te bestaan Voor een CDS-indexoptie waarvan de onderliggende CDS-index een subklasse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment niet 0-zes maanden is, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan Voor een CDS-indexoptie waarvan de onderliggende CDS-index een subklasse is waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan voor elk gegeven looptijdsegment |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Single name-CDS-opties een optie waarvan het onderliggende een single-name-CDS is |
Een single name-CDS-subklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
Voor een single name-CDS-optie waarvan de onderliggende CDS een subklasse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment 0-zes maanden is, wordt geacht een liquide markt te bestaan Voor een single name-CDS-optie waarvan de onderliggende CDS een subklassse is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan en waarvan het looptijdsegment niet 0-zes maanden is, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan Voor een single name-CDS-optie waarvan de onderliggende CDS een subklassse is waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan, wordt niet geacht een liquide markt te bestaan voor elk gegeven looptijdsegment |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Activaklasse — Kredietderivaten |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Overige kredietderivaten |
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
een kredietderivaat dat niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort |
Voor alle overige kredietderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 9.2
Kredietderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Kredietderivaten |
||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
|||||||||||||
|
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
||||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
|||||
|
Indexkredietverzuimswap (CDS) |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
2 500 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
7 500 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Single-namekredietverzuimswap (CDS) |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
2 500 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
7 500 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Op maat gemaakt mandje van kredietverzuimswaps (CDS) |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
2 500 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
7 500 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
CDS-indexopties |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
2 500 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
7 500 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Single name-CDS-opties |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
2 500 000 EUR |
70 |
5 000 000 EUR |
80 |
60 |
7 500 000 EUR |
90 |
70 |
10 000 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
Tabel 9.3
Kredietderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Kredietderivaten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Indexkredietverzuimswap (CDS) |
2 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
7 500 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Single-namekredietverzuimswap (CDS) |
2 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
7 500 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Op maat gemaakt mandje van kredietverzuimswaps (CDS) |
2 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
7 500 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
CDS-indexopties |
2 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
7 500 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Single name-CDS-opties |
2 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
7 500 000 EUR |
10 000 000 EUR |
|
Overige kredietderivaten |
2 500 000 EUR |
5 000 000 EUR |
7 500 000 EUR |
10 000 000 EUR |
10. C10-derivaten
Tabel 10.1
C10-derivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — C10-derivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwalitatief liquiditeitscriterium] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Vrachtderivaten een financieel instrument dat verband houdt met vrachttarieven als omschreven in bijlage I, deel C, punt 10), van Richtlijn 2014/65/EU |
een vrachtderivaatsubklasse wordt gedefinieerd door de volgende segmenteringscriteria:
|
10 000 000 EUR |
10 |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
Activaklasse — C10-derivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Overige C10-derivaten |
|
||||||||||||||||||||||||||||||||
|
een financieel instrument als gedefinieerd in deel C, punt 10), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU dat geen „vrachtderivaat” is, elk van de volgende rentederivaten subactivaklassen: „Inflation multi-currency swap of cross-currency swap”, een „future/forward op inflation multi-currency swaps of cross-currency swaps”, een „inflation single currency swap”, een „future/forward op inflation single currency swap” en een van de volgende subactivaklassen van aandelenderivaten: een „volatiliteitsindexoptie”, een „volatiliteitsindexfuture/-forward”, een swap met parameter return variance, een swap met parameter return volatility, een portefeuilleswap met parameter return variance, een portefeuille met parameter return volatility |
Voor alle overige C10-derivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 10.2
C10-derivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — C10-derivaten |
||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
|||||||||||||
|
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
||||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
|||||
|
Vrachtderivaten |
de berekening van drempels moet worden uitgevoerd voor elke subklasse van de subactivaklasse, waarbij alle transacties die worden uitgevoerd in financiële instrumenten die tot de subklasse behoren in aanmerking moeten worden genomen |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
25 000 EUR |
70 |
50 000 EUR |
80 |
60 |
75 000 EUR |
90 |
70 |
100 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
Tabel 10.3
C10-derivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — C10-derivaten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Vrachtderivaten |
25 000 EUR |
50 000 EUR |
75 000 EUR |
100 000 EUR |
|
Overige C10-derivaten |
25 000 EUR |
50 000 EUR |
75 000 EUR |
100 000 EUR |
11. Financiële „contracts for differences” (CFD's).
Tabel 11.1
CFD's — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”, CFD's) |
||||
|
een derivatencontract dat de houder een blootstelling geeft, die long of short kan zijn, aan het verschil tussen de prijs van het onderliggende activum bij het begin van het contract en de prijs bij het aflopen van het contract |
||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt elke subactivaklasse verder gesegmenteerd in subklassen als hieronder omschreven |
Voor elke subklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria of, indien van toepassing, niet voldoet aan de kwalitatieve liquiditeitscriterium als hieronder omschreven |
||
|
Kwalitatief liquiditeitscriterium |
Gemiddelde dagelijkse notionele waarde (ADNA) [kwalitatief liquiditeitscriterium] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
||
|
Valuta-CFD's |
een valuta-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door het onderliggende valutapaar als combinatie van de twee onderliggende valuta's van het CFD/spread betting-contract |
|
50 000 000 EUR |
100 |
|
Grondstoffen-CFD's |
een grondstoffen-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door de onderliggende grondstof van het CFD/spread betting-contract |
|
50 000 000 EUR |
100 |
|
Aandelen-CFD's |
een aandelen-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door het onderliggende aandeel van het CFD/spread betting-contract |
Voor een aandelen-CFD-subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een aandeleneffect is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 17), onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014 |
|
|
|
Obligatie-CFD's |
een obligatie-CFD-subklasse wordt gedefinieerd door de onderliggende obligatie of obligatiefuture van het CFD/spread betting-contract |
voor een obligatie-CFD-subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een obligatie of obligatiefuture is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
|
|
|
CFD's op een aandelenfuture/-forward |
een subklasse van CFD's op een aandelenfuture/-forward wordt gedefinieerd door het onderliggende aandeel van het CFD/spread betting-contract |
voor een subklasse van CFD's op een aandelenfuture/-forward wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een aandelenfuture/-forward is waarvoor geacht wordt een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
|
|
|
CFD's op een aandelenoptie |
een CFD op een aandelenoptie-subklasse wordt gedefinieerd door de onderliggende optie op een aandeel van het CFD/spread betting-contract |
voor een CFD op een aandelenoptie-subklasse wordt geacht een liquide markt te bestaan wanneer het onderliggende een aandelenoptie is waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
|
|
|
Activaklasse — Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”, CFD's) |
||||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
|||
|
Overige CFD's |
|
|||
|
een CFD/spread betting dat/die niet tot een van bovengenoemde subactivaklassen behoort |
Voor alle overige CFD/spread betting-derivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
Tabel 11.2
CFD's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”, CFD's) |
||||||||||||||
|
Subactivaklasse |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
|||||||||||||
|
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
||||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Volume — percentiel |
Ondergrens |
|||||
|
Valuta-CFD's |
op valuta-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
50 000 EUR |
70 |
60 000 EUR |
80 |
60 |
90 000 EUR |
90 |
70 |
100 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Grondstoffen-CFD's |
op grondstoffen-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
50 000 EUR |
70 |
60 000 EUR |
80 |
60 |
90 000 EUR |
90 |
70 |
100 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Aandelen-CFD's |
op aandelen-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
50 000 EUR |
70 |
60 000 EUR |
80 |
60 |
90 000 EUR |
90 |
70 |
100 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
Obligatie-CFD's |
op obligatie-CFD's uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
50 000 EUR |
70 |
60 000 EUR |
80 |
60 |
90 000 EUR |
90 |
70 |
100 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
CFD's op een aandelenfuture/-forward |
op CFD's op een future op een aandeel uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
50 000 EUR |
70 |
60 000 EUR |
80 |
60 |
90 000 EUR |
90 |
70 |
100 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
|
CFD's op een aandelenoptie |
op CFD's op een optie op een aandeel uitgevoerde transacties waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1), onder b) |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
50 000 EUR |
70 |
60 000 EUR |
80 |
60 |
90 000 EUR |
90 |
70 |
100 000 EUR |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||||
Tabel 11.3
CFD's — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Financiële contracten ter verrekening van verschillen („contracts for differences”, CFD's) |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Valuta-CFD's |
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
|
Grondstoffen-CFD's |
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
|
Aandelen-CFD's |
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
|
Obligatie-CFD's |
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
|
CFD's op een aandelenfuture/-forward |
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
|
CFD's op een aandelenoptie |
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
|
Overige CFD's/spread betting |
50 000 EUR |
60 000 EUR |
90 000 EUR |
100 000 EUR |
12. Emissierechten
Tabel 12.1
Emissierechten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Emissierechten |
||
|
Subactivaklasse |
Voor elke subactivaklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subactivaklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. |
|
|
Gemiddelde dagelijkse bedrag (ADA) [kwalitatief liquiditeitscriterium] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
|
|
Emissierechten van de Europese Unie (European Union Allowances, EUA) alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG van ht Europees Parlement en de Raad (3) (emissiehandelssysteem) en die het recht om het equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) uit te stoten vertegenwoordigen |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
|
Luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (emissiehandelssysteem) en die het recht om het equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) uit te stoten door de luchtvaart vertegenwoordigen |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
|
Gecertificeerde emissiereducties (Certified Emission Reductions, CER) alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (emissiehandelssysteem) die het emissiereductie-equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) vertegenwoordigen |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
|
Emissiereductie-eenheden (Emission Reduction Units, ERU) alle eenheden die erkend zijn voor naleving van de vereisten van Richtlijn 2003/87/EG (emissiehandelssysteem) die het emissiereductie-equivalent van één ton koolstofdioxide-equivalent (tCO2e) vertegenwoordigen |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
Tabel 12.2
Emissierechten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Emissierechten |
||||||||||||
|
Subactivaklasse |
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subactivaklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
|||||
|
Emissierechten van de Europese Unie (EUA) |
in alle emissierechten van de Europese Unie (EUA) uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
90 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
100 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
|
Luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) |
in alle luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
|
Gecertificeerde emissiereducties (CER) |
in alle gecertificeerde emissiereducties (CER) uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
|
Emissiereductie-eenheden (ERU) |
in alle emissiereductie-eenheden (ERU) uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
Tabel 12.3
Emissierechten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Emissierechten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Emissierechten van de Europese Unie (EUA) |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
100 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Gecertificeerde emissiereducties (CER) |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Emissiereductie-eenheden (ERU) |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
13. Emissierechtenderivaten
Tabel 13.1
Emissierechtenderivaten — klassen waarvoor geen liquide markt bestaat
|
Activaklasse — Emissierechtenderivaten |
||
|
Subactivaklasse |
Voor elke subactivaklasse wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wanneer de subactivaklasse niet voldoet aan een van de of alle volgende drempels van de kwantitatieve liquiditeitscriteria. |
|
|
Gemiddelde dagelijkse bedrag (ADA) [kwalitatief liquiditeitscriterium] |
Gemiddeld aantal dagelijkse transacties [kwantitatief liquiditeitscriterium 2] |
|
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissiereductie-eenheden (ERU) is een financieel instrument dat verband houdt met emissierechten van het type emissiereductie-eenheden (ERU) als omschreven in deel C, punt 4), van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU |
150 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
5 |
|
Activaklasse — Emissierechtenderivaten |
||
|
Subactivaklasse |
Om te bepalen voor welke klassen van financiële instrumenten wordt geacht geen liquide markt te bestaan overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 1, onder b), wordt de volgende methodologie toegepast |
|
|
Overige emissierechtenderivaten |
|
|
|
een emissierechtenderivaat waarvan het onderliggende niet wordt gevormd door emissierechten van de Europese Unie (EUA), luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA), gecertificeerde emissiereducties (CER) of emissiereductie-eenheden (ERU) |
Voor alle overige emissierechtenderivaten wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|
Tabel 13.2
Emissierechtenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Emissierechtenderivaten |
||||||||||||
|
Subactivaklasse |
In aanmerking te nemen transacties voor de berekening van de drempels |
Toe te passen percentielen en ondergrenzen voor de berekening van de SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subactivaklasse waarvoor wordt geacht een liquide markt te bestaan |
||||||||||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|||||||||
|
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
Transactie — percentiel |
Ondergrens |
|||||
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is |
in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
90 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
100 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is |
in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is |
in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type Emission Reduction Units (ERU) is |
in alle emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type Emission Reduction Units (ERU) is uitgevoerde transacties |
S1 |
S2 |
S3 |
S4 |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
70 |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
80 |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
30 |
40 |
50 |
60 |
|||||||||
Tabel 13.3
Emissierechtenderivaten — SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor subactivaklassen waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan
|
Activaklasse — Emissierechtenderivaten |
||||
|
Subactivaklasse |
SSTI- en LIS-drempels vóór en na de handel voor elke subactivaklasse waarvoor wordt geacht geen liquide markt te bestaan |
|||
|
SSTI vóór de handel |
LIS vóór de handel |
SSTI na de handel |
LIS na de handel |
|
|
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
Drempelwaarde |
|
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type emissierechten van de Europese Unie (EUA) is |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
90 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
100 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type luchtvaartemissierechten van de Europese Unie (EUAA) is |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type gecertificeerde emissiereducties (CER) is |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Emissierechtenderivaten waarvan het onderliggende van het type Emission Reduction Units (ERU) is |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
|
Overige emissierechtenderivaten |
20 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
25 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
40 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
50 000 ton koolstofdioxide-equivalent |
(1) Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1).
(2) Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de lidstaten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 48 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks teneinde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB L 258 van 1.10.2009, blz. 11).
(3) Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
BIJLAGE IV
Voor transparantieberekeningen te verstrekken referentiegegevens
Tabel 1
Tabel van symbolen voor tabel 2
|
SYMBOOL |
TYPE GEGEVENS |
DEFINITIE |
||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn. |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:
Indien nodig worden waarden afgerond, niet afgebroken. |
||||
|
{COUNTRYCODE_2} |
2 alfanumerieke tekens |
2-letterige landcode overeenkomstig de ISO 3166-1-alfa-2-landcode |
||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
3-letterige valutacode volgens ISO 4217 valutacodes. |
||||
|
{DATEFORMAT} |
Datumformaat volgens ISO 8601 |
Data worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD. |
||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166. |
||||
|
{LEI} |
20 alfanumerieke tekens |
Identificatiecode juridische entiteit volgens ISO 17442 |
||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383. |
||||
|
{INDEX} |
4 letters |
„EONA” — EONIA „EONS” — EONIA SWAP „EURI” — EURIBOR „EUUS” — EURODOLLAR „EUCH” — EuroSwiss „GCFR” — GCF REPO „ISDA” — ISDAFIX „LIBI” — LIBID „LIBO” — LIBOR „MAAA” — Muni AAA „PFAN” — Pandbrieven „TIBO” — TIBOR „STBO” — STIBOR „BBSW” — BBSW „JIBA” — JIBAR „BUBO” — BUBOR „CDOR” — CDOR „CIBO” — CIBOR „MOSP” — MOSPRIM „NIBO” — NIBOR „PRBO” — PRIBOR „TLBO” — TELBOR „WIBO” — WIBOR „TREA” — Treasury „SWAP” — SWAP „FUSW” — Future SWAP |
Tabel 2
Voor transparantieberekeningen te verstrekken details van de referentiegegevens
|
# |
VELD |
TE RAPPORTEREN GEGEVENS |
RAPPORTAGEFORMAAT |
||||||||||||||||||||||||||||
|
1 |
Instrumentidentificatiecode |
Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte typecode |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
2 |
Volledige naam instrument |
Volledige naam van het financieel instrument |
{ALPHANUM-350} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
3 |
MiFIR-identificatiecode |
Identificatie van andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten
|
Andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten:
|
||||||||||||||||||||||||||||
|
4 |
Activaklasse van het onderliggende |
Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een gesecuritiseerd derivaat of een derivaat. |
„INTR” — Rente „EQUI” — Aandeel „COMM” — Grondstof „CRDT” — Krediet „CURR” — Valuta „EMAL” — Emissierechten |
||||||||||||||||||||||||||||
|
5 |
Type contract |
Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat. |
„OPTN” — Opties „FUTR” — Futures „FRAS” — Forwardrenteovereenkomst (Forward Rate Agreement) „FORW” — Forwards „SWAP” — Swaps „PSWP” — Portefeuilleswaps „SWPT” — Swaptions „FONS” — Futures op een swap „FONS” — Forwards op een swap „FRAS” — Forwardvrachtovereenkomsten (Forward Freight Agreements) „SPDB” — Spread betting „CFDS” — CFD „OTHR” — Overig |
||||||||||||||||||||||||||||
|
6 |
Rapportagedag |
Dag waarvoor de referentiegegevens worden verstrekt |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
7 |
Handelsplatform |
Segment-MIC voor het handelsplatform, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC |
{MIC} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
8 |
Looptijd |
Looptijd van het financieel instrument Veld van toepassing op de activaklassen van obligaties, rentederivaten, aandelenderivaten, grondstoffenderivaten, valutaderivaten, kredietderivaten, C10-derivaten en emissierechtenderivaten. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Velden voor obligaties (met uitzondering van ETC's en ETN's) |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
9 |
Obligatietype |
Obligatietype als gespecificeerd in tabel 2.2 van deel 2 van bijlage III. Alleen invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een obligatie. |
„EUSB” — Overheidsobligatie „OEPB” — Andere publieke obligatie „CVTB” — Converteerbare obligatie „CVDB” — Gedekte obligatie „CRPB” — Bedrijfsobligatie „OTHR” — Overig |
||||||||||||||||||||||||||||
|
10 |
Uitgiftedatum |
Datum waarop een obligatie wordt uitgegeven en rente begint op te bouwen. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Velden voor emissierechten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden in dit deel moeten alleen worden ingevuld voor emissierechten als omschreven in tabel 12.1 van deel 12 van bijlage III |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
11 |
Emissierechtensubtype |
Emissierechten |
„CERE” — CER „ERUE” — ERU „EUAE” — EUA „EUAA” — EUAA |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Velden voor derivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
Grondstoffenderivaten en C10-derivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
12 |
Specificatie van de aan het vrachtsubtype gerelateerde omvang |
Veld invullen wanneer het in veld 35 in tabel 2 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 gespecificeerde basisproduct gelijk is aan vracht. |
{ALPHANUM-25} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
13 |
Specifieke route- of gemiddelde tijdbevrachting |
Veld invullen wanneer het in veld 35 in tabel 2 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 gespecificeerde basisproduct gelijk is aan vracht. |
{ALPHANUM-25} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
14 |
Locatie van de levering/afhandeling in contanten |
Veld invullen wanneer het in veld 35 in tabel 2 van de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/585 gespecificeerde basisproduct gelijk is aan energie. |
{ALPHANUM-25} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
15 |
Notionele valuta |
Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Rentederivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden in dit deel moeten alleen worden ingevuld voor rentederivaten als omschreven in tabel 5.1 van deel 5 van bijlage III |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
16 |
Type onderliggende waarde |
Invullen voor andere contracttypen dan swaps, swaptions, futures op een swap en forwards op een swap met een van de volgende alternatieven Invullen voor de contracttypen swaps, swaptions, futures op een swap en forwards op een swap met betrekking tot de onderliggende swap met een van de volgende alternatieven |
„BOND” — Obligatie „BNDF” — Obligatiefutures „INTR” — Rente „IFUT” — Rentefutures/FRA „FFMC” — FLOAT TO FLOAT MULTI-CURRENCY SWAPS „XFMC” — FIXED TO FLOAT MULTI-CURRENCY SWAPS „XXMC” — FIXED TO FIXED MULTI-CURRENCY SWAPS „OSMC” — OIS MULTI-CURRENCY SWAPS „IFMC” — INFLATION MULTI-CURRENCY SWAPS „FFSC” — FLOAT TO FLOAT SINGLE-CURRENCY SWAPS „XFSC” — FIXED TO FLOAT SINGLE-CURRENCY SWAPS „XXSC” — FIXED TO FIXED SINGLE-CURRENCY SWAPS „OSSC” — OIS SINGLE-CURRENCY SWAPS „IFSC” — INFLATION SINGLE-CURRENCY SWAPS |
||||||||||||||||||||||||||||
|
17 |
Emittent van de onderliggende obligatie |
Veld invullen wanneer het onderliggende type een obligatie of een obligatiefuture is met de identificatiecode voor de rechtspersoon (LEI) van de emittent van de rechtstreeks of uiteindelijk onderliggende obligatie. |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
18 |
Vervaldatum van de onderliggende obligatie |
Veld invullen met de vervaldatum van de onderliggende obligatie Dit veld geldt voor schuldinstrumenten met vastgestelde looptijd. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
19 |
Datum van uitgifte van de onderliggende obligatie |
Veld invullen met de datum van uitgifte van de onderliggende obligatie |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
20 |
Notionele valuta van de swaption |
Veld invullen voor swaptions |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
21 |
Looptijd van de onderliggende swap |
Alleen invullen voor swaptions, futures op swaps en forwards op een swap. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
22 |
ISIN-code van de inflatie-index |
In geval van swaptions op een van de volgende onderliggende swaptypen: inflation single currency swap, futures/forwards op inflation single currency swap, inflation multi-currency swap, futures/forwards op inflation multi-currency swap, wanneer de inflatie-index een ISIN heeft, moet het veld worden ingevuld met de ISIN-code voor die index. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
23 |
Naam inflatie-index |
Invullen met de gestandaardiseerde naam van de index in geval van swaptions op een van de volgende onderliggende swaptypen: inflation single currency swap, futures/forwards op inflation single currency swap, inflation multi-currency swap, futures/forwards op inflation multi-currency swap. |
{ALPHANUM-25} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
24 |
Referentiepercentage |
Naam van het referentiepercentage. |
{INDEX} of {ALPHANUM-25} — indien het referentiepercentage niet is opgenomen op de {INDEX}-lijst |
||||||||||||||||||||||||||||
|
25 |
Rente looptijd contract |
In dit veld wordt de looptijd van het contract ingevuld. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren. |
{INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen {INTEGER-3}+„WEEK” — weken {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Valutaderivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden in dit deel dienen alleen te worden ingevuld voor valutaderivaten als omschreven in tabel 8.1 van deel 8 van bijlage III |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
26 |
Contractsubtype |
In te vullen om onderscheid te maken tussen leverbare en niet-leverbare forwards, opties en swaps als omschreven in tabel 8.1 van deel 8 van bijlage III. |
„DLVR” — Leverbaar „NDLV” — Niet leverbaar |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Aandelenderivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden dienen alleen te worden ingevuld voor aandelenderivaten als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage III |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
27 |
Type onderliggende waarde |
Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is en de subactivaklasse niet swaps of portefeuilleswaps is. |
„STIX” — Aandelenindex „SHRS” — Aandeel „DIVI” — Dividendindex „DVSE” — Aandelendividend „BSKT” — Mandje van aandelen resulterend uit een bedrijfsmaatregel „ETFS” — ETF's „VOLI” — Volatiliteitsindex „OTHR” — Overig (met inbegrip van representatieve certificaten (depositary receipts), certificaten en andere aandeelachtige financiële instrumenten) |
||||||||||||||||||||||||||||
|
In te vullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is, de subactivaklasse ofwel swaps, ofwel portefeuilleswaps is en het segmenteringscriterium 2 als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage III een single name is. |
„SHRS” — Aandeel „DVSE” — Aandelendividend „ETFS” — ETF's „OTHR” — Overig (met inbegrip van representatieve certificaten (depositary receipts), certificaten en andere aandeelachtige financiële instrumenten) |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
In te vullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is, de subactivaklasse ofwel swaps, ofwel portefeuilleswaps is en het segmenteringscriterium 2 als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage III een index is. |
„STIX” — Aandelenindex „STIX” — Dividendindex „VOLI” — Volatiliteitsindex „OTHR” — Overig |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
In te vullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is, de subactivaklasse ofwel swaps, ofwel portefeuilleswaps is en het segmenteringscriterium 2 als omschreven in tabel 6.1 van deel 6 van bijlage III een mandje is. |
„BSKT” — Mandje |
||||||||||||||||||||||||||||||
|
28 |
Parameter |
Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode betrekking heeft op een derivaat, de activaklasse van het onderliggende aandelen is en de subactivaklasse een van de volgende is: swaps, portefeuilleswaps. |
„PRBP” — Price return basic performance parameter „PRDV” — Parameter return dividend „PRVA” — Parameter return variance „PRVO” — Parameter return volatility |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Contracts for difference (CFDs) |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden moeten alleen worden ingevuld wanneer het contracttype gelijk is aan contract for difference of spread betting |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
29 |
Type onderliggende waarde |
Invullen wanneer de MiFIR-identificatiecode een derivaat is en het contracttype gelijk is aan contract for difference of spread betting. |
„CURR” — Valuta „EQUI” — Aandeel „BOND” — Obligaties „FTEQ” — Futures op een aandeel „OPEQ” — Opties op een aandeel „COMM” — Grondstof „EMAL” — Emissierechten „OTHR” — Overig |
||||||||||||||||||||||||||||
|
30 |
Notionele valuta 1 |
Valuta 1 van het onderliggende valutapaar Dit veld is van toepassing wanneer het onderliggende type valuta is. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
31 |
Notionele valuta 2 |
Valuta 2 van het onderliggende valutapaar Dit veld is van toepassing wanneer het onderliggende type valuta is. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Kredietderivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
32 |
ISIN-code van de onderliggende kredietverzuimswap |
Invullen voor derivaten op kredietverzuimswaps met de ISIN-code van de onderliggende swap. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
33 |
Code onderliggende index |
Invullen voor derivaten op een CDS-index met de ISIN-code van de index. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
34 |
Naam onderliggende index |
Invullen voor derivaten op een CDS-index met de gestandaardiseerde naam van de index. |
{ALPHANUM-25} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
35 |
Serie |
Het serienummer van de samenstelling van de index indien van toepassing. Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index met het serienummer van de CDS-index. |
{DECIMAL-18/17} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
36 |
Versie |
Een nieuwe versie van een serie wordt uitgegeven wanneer een van de bestanddelen in gebreke blijft en de index opnieuw moet worden gewogen om het nieuwe aantal totale bestanddelen binnen de index in aanmerking te nemen. Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index met de versie van de CDS-index. |
{DECIMAL-18/17} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
37 |
Roll-maanden |
Alle maanden wanneer de voortschrijding (roll) wordt verwacht als vastgesteld door de indexaanbieder voor een gegeven jaar. Moet worden herhaald voor elke roll-maand Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index. |
„01”, „02”, „03”, „04”, „05”, „06”, „07”, „08”, „09”, „10”, „11”, „12” |
||||||||||||||||||||||||||||
|
38 |
Volgende roll-datum |
Invullen voor een CDS-index of een derivaat op een CDS-index met de volgende roll-datum van de index als vastgesteld door de indexaanbieder. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
39 |
Emittent van het type overheids- of publieke entiteit |
Invullen wanneer de referentie-entiteit van een single name-CDS of een derivaat op een single name-CDS een overheidsemittent is als omschreven in tabel 9.1 van deel 9 van bijlage III. |
„TRUE” — de referentie-entiteit is een emittent van het type overheids- of publieke entiteit „FALSE” — de referentie-entiteit is geen emittent van het type overheids- of publieke entiteit |
||||||||||||||||||||||||||||
|
40 |
Referentieverplichting |
Invullen voor derivaten op een single name-kredietverzuimswap met de ISIN-code van de referentieverplichting. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
41 |
Referentie-entiteit |
Invullen met de referentie-entiteit van een single name-CDS of een derivaat op een single name-CDS. |
{COUNTRYCODE_2} of ISO 3166-2 — 2-letterige landencode gevolgd door een streepje „-” en code voor de onderverdeling van een land van maximaal 3 alfanumerieke karakters of {LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
42 |
Notionele valuta |
Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||
|
Emissierechtenderivaten |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden in dit deel moeten alleen worden ingevuld voor emissierechtenderivaten als omschreven in tabel 13.1 van deel 13 van bijlage III |
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
43 |
Subtype emissierechtenderivaten |
Invullen wanneer variabele #3 „MiFIR-identificatiecode”„DERV”-derivaat is en variabele #4 „activaklasse van het onderliggende”„EMAL”-emissierechten is. |
„CERE” — CER „ERUE” — ERU „EUAE” — EUA „EUAA” — EUAA „OTHR” — Overig |
||||||||||||||||||||||||||||
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/350 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/584 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2016
houdende aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen ter specificatie van de organisatorische vereisten voor handelsplatformen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 48, lid 12, onder a), c) en g),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Er moet voor worden gezorgd dat handelsplatformen die algoritmische handel mogelijk maken, over toereikende systemen en controles beschikken. |
|
(2) |
De bepalingen van deze verordening moeten niet alleen van toepassing zijn op gereglementeerde markten maar ook op multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten, zoals bepaald bij artikel 18, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(3) |
Het effect van technologische ontwikkelingen en met name algoritmische handel is een van de voornaamste redenen om de capaciteit voor het beheer van handelsplatformen, en regelingen daarvoor, vast te stellen. De risico's die uit algoritmische handel voortvloeien, kunnen zich voordoen in eender welk soort verhandelingssysteem dat met elektronische middelen wordt ondersteund. Daarom moeten specifieke organisatorische vereisten worden vastgesteld voor gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten en georganiseerde handelsfaciliteiten die via hun systemen algoritmische handel toestaan of mogelijk maken. Dergelijke verhandelingssystemen zijn systemen waarin algoritmische handel kan plaatsvinden in tegenstelling tot verhandelingssystemen waarin algoritmische handel niet is toegestaan, met inbegrip van verhandelingssystemen waarin transacties worden geregeld via mondelinge verhandeling. |
|
(4) |
De governanceregelingen, de rol van de compliancefunctie, de personeelsbezetting en de uitbesteding moeten worden gereglementeerd in het kader van de organisatorische vereisten waarmee de weerbaarheid van elektronische verhandelingssystemen wordt gewaarborgd. |
|
(5) |
De vereisten dienen te worden vastgesteld met betrekking tot systemen van handelsplatformen die algoritmische handel toestaan of mogelijk maken. De wijze waarop deze regels specifiek worden toegepast, moet echter samenhangen met een zelfevaluatie die elk handelsplatform moet verrichten aangezien niet alle verhandelingsmodellen dezelfde risico's vertonen. Het is dan ook mogelijk dat sommige organisatorische vereisten niet geschikt zijn voor bepaalde verhandelingsmodellen hoewel hun verhandelingssystemen in bepaalde mate ondersteund konden worden met elektronische middelen. Met name moet in de vast te stellen specifieke voorschriften met betrekking tot prijsaanvraagsystemen of hybride systemen rekening worden gehouden met de aard, de schaal en de complexiteit van de algoritmische handelsactiviteit. Ook moeten indien nodig strengere vereisten worden vastgesteld door de handelsplatformen. |
|
(6) |
Risico's die voortvloeien uit algoritmische handel, moeten zorgvuldig in overweging worden genomen; bijzondere aandacht moet worden geschonken aan risico's die van invloed kunnen zijn op de kernelementen van een verhandelingssysteem, waaronder de hardware, de software en de bijbehorende communicatielijnen die door handelsplatformen en leden, deelnemers of cliënten van handelsplatformen („leden”) worden gebruikt voor hun activiteit, en elke soort uitvoeringssystemen of systemen voor orderbeheer die door handelsplatformen worden geëxploiteerd, inclusief de matchingalgoritmen. |
|
(7) |
De specifieke organisatorische vereisten voor handelsplatformen moeten worden vastgesteld door middel van een robuuste zelfevaluatie waarbij een aantal parameters moet worden beoordeeld. Bij die zelfevaluatie moeten ook nog andere niet uitdrukkelijk vastgestelde omstandigheden in aanmerking worden genomen die van invloed kunnen zijn op hun organisatie. |
|
(8) |
De minimumtermijn voor het bijhouden van gegevens inzake de zelfbeoordeling en de due diligence van leden ten behoeve van deze verordening moet dezelfde zijn als de in Richtlijn 2014/65/EU vastgestelde algemene verplichtingen inzake het bijhouden van gegevens. |
|
(9) |
Aangezien handelsplatformen verplicht zijn in real time te monitoren, moeten de waarschuwingsberichten na deze monitoring voor zover technisch mogelijk ogenblikkelijk worden gegenereerd en dus, om effectief te zijn, binnen ten hoogste vijf seconden. Om dezelfde reden moeten maatregelen die op deze monitoring volgen, zo spoedig mogelijk worden ondernomen uitgaande van een redelijk niveau van efficiëntie en een redelijk niveau van uitgaven voor het systeem vanwege de betrokken personen. |
|
(10) |
De door handelsplatformen geboden testfaciliteiten mogen geen risico's opleveren voor ordelijke handel. Daarom moeten handelsplatformen ertoe worden verplicht een passend beleid inzake redelijk gebruik op te stellen, te zorgen voor een strikte scheiding tussen de testomgeving en de productieomgeving of testoefeningen alleen buiten de handelstijden toe te staan. |
|
(11) |
Conformiteitstests moeten ervoor zorgen dat de meest fundamentele elementen van het systeem of de door de leden gebruikte algoritmen correct en volgens de vereisten van het platform functioneren, inclusief de capaciteit, zoals verwacht, tot interactie met de matchinglogica van het handelsplatform en de adequate verwerking van het gegevensverkeer van en naar het handelsplatform. Tests aan de hand van onordelijke handelsvoorwaarden moeten zodanig worden opgezet dat deze specifiek gericht zijn op de reactie van het algoritme of de strategie in de omstandigheden die een onordelijke markt kunnen teweegbrengen. |
|
(12) |
Indien handelsplatformen regelingen verstrekken om algoritmen te testen door gebruik van testsymbolen, moet worden aangenomen dat hiermee voldaan is aan de verplichting om testfaciliteiten aan de hand van onordelijke handelsvoorwaarden aan te bieden. Om leden in staat te stellen deze testsymbolen doeltreffend te gebruiken, moeten handelsplatformen de specificaties en kenmerken van de testsymbolen bekendmaken op dezelfde gedetailleerde wijze als bij de openbaarmaking van levensecht opgestelde contracten. |
|
(13) |
Handelsplatformen moeten ertoe verplicht worden middelen te verstrekken om testoefeningen aan de hand van onordelijke handelsvoorwaarden te faciliteren. Hun leden moeten echter niet worden verplicht deze middelen te gebruiken. Aangenomen moet worden dat hiermee voldoende garantie wordt geboden indien handelsplatformen van hun leden een verklaring ontvangen waaruit blijkt dat dergelijke tests hebben plaatsgevonden en waarin de voor die tests gebruikte middelen worden vermeld, maar handelsplatformen hoeven niet worden verplicht om de adequaatheid van die middelen of het resultaat van die tests te valideren. |
|
(14) |
Van handelsplatformen en hun leden moet gevraagd worden dat zij adequaat uitgerust zijn om in geval van nood niet-uitgevoerde orders te annuleren indien er zich onvoorziene omstandigheden voordoen. |
|
(15) |
Indien de dienst van directe elektronische toegang (Direct Electronic Access, DEA) aan een onbepaald aantal personen wordt verleend, kan dit een risico inhouden voor de aanbieder van die dienst alsmede voor de weerbaarheid en de capaciteit van het handelsplatform waar de orders worden verzonden. Om die risico's aan te pakken moeten DEA-aanbieders, wanneer handelsplatformen subdelegatie toestaan, in staat zijn de verschillende orderstromen van de begunstigden van subdelegatie te onderscheiden. |
|
(16) |
Wanneer gesponsorde toegang door een handelsplatform wordt toegestaan, dienen potentiële cliënten van gesponsorde toegang te worden onderworpen aan een vergunningsprocedure door het handelsplatform. Handelsplatformen moeten kunnen besluiten dat het verlenen van diensten van directe markttoegang door hun leden aan een vergunning wordt onderworpen. |
|
(17) |
Handelsplatformen moeten omschrijven aan welke vereisten hun leden moeten voldoen om toestemming te verkrijgen voor het verlenen van DEA en zij moeten bepalen aan welke minimumcriteria potentiële DEA-cliënten dienen te voldoen in het due-diligenceproces. Deze vereisten en criteria moeten worden aangepast aan de risico's die verbonden zijn aan de aard, de schaal en de complexiteit van hun verwachte handelsactiviteit en van de dienst die wordt verleend. Zij moeten met name ook een beoordeling opstellen van het niveau van de verwachte handel, het ordervolume en het aangeboden soort connectie. |
|
(18) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(19) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(20) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten heeft openbare publieksraadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de potentiële hieraan gerelateerde kosten en baten geanalyseerd en het advies van de Stakeholdergroep effecten en markten ingewonnen, die bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) is opgericht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE ORGANISATORISCHE VEREISTEN VOOR HANDELSPLATFORMEN DIE ALGORITMISCHE HANDEL VIA HUN SYSTEMEN TOESTAAN OF MOGELIJK MAKEN
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
(Artikel 48 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Deze verordening voorziet in nadere regels voor de organisatorische vereisten van de systemen van handelsplatformen die algoritmische handel toestaan of mogelijk maken, met betrekking tot hun weerbaarheid en capaciteit, de vereisten voor handelsplatformen om ervoor te zorgen dat algoritmen adequaat worden getest, en de controles met betrekking tot directe elektronische toegang (DEA), overeenkomstig artikel 48, lid 12, onder a), b) en g), van Richtlijn 2014/65/EU.
2. Voor de toepassing van deze verordening wordt aangenomen dat een handelsplatform algoritmische handel toestaat of mogelijk maakt wanneer de indiening of de matching van orders wordt vergemakkelijkt door elektronische middelen.
3. Voor de toepassing van deze verordening worden regelingen of systemen die algoritmische handel toestaan of mogelijk maken, beschouwd als „systemen voor algoritmische handel”.
Artikel 2
Zelfevaluaties van conformiteit met artikel 48 van Richtlijn 2014/65/EU
(Artikel 48 van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voor de invoering van een verhandelingssysteem en ten minste eenmaal per jaar verrichten handelsplatformen een zelfevaluatie van hun conformiteit met artikel 48 van Richtlijn 2014/65/EU, rekening houdend met de aard, de schaal en de complexiteit van hun activiteiten. De zelfevaluatie omvat een analyse van alle parameters die in de bijlage bij de onderhavige verordening zijn vastgesteld.
2. Handelsplatformen houden een register van hun zelfevaluatie bij gedurende ten minste vijf jaar.
Artikel 3
Governance van handelsplatformen
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Als onderdeel van hun algemeen kader voor governance en besluitvorming organiseren en monitoren handelsplatformen hun verhandelingssystemen door middel van een duidelijke en geformaliseerde governanceregeling, waarin het volgende is opgenomen:
|
a) |
hun analyse van de technische, risico- en conformiteitsproblemen bij het nemen van belangrijke beslissingen; |
|
b) |
duidelijke verantwoordingsregels, met inbegrip van procedures voor de keuring van de ontwikkeling, de invoering en latere bijwerkingen van verhandelingssystemen en voor het oplossen van problemen bij de monitoring van de verhandelingssystemen; |
|
c) |
doeltreffende procedures voor de mededeling van informatie zodat instructies efficiënt en tijdig kunnen worden aangevraagd en uitgevoerd; |
|
d) |
scheiding van taken en bevoegdheden, om te zorgen voor een daadwerkelijk toezicht op de conformiteit door de handelsplatformen; |
2. Het leidinggevend orgaan of de directie van het handelsplatform hecht zijn goedkeuring aan:
|
a) |
de zelfevaluatie van de conformiteit overeenkomstig artikel 2; |
|
b) |
maatregelen om de capaciteit van het handelsplatform indien nodig uit te breiden, om te voldoen aan artikel 11; |
|
c) |
maatregelen om materiële tekortkomingen die in het kader van de monitoring aan het licht zijn gekomen, te verhelpen overeenkomstig de artikelen 12 en 13 en na de periodieke evaluatie van de prestaties en de capaciteit van de verhandelingssystemen in overeenstemming met artikel 14. |
Artikel 4
Compliancefunctie binnen governanceregelingen
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen zorgen ervoor dat hun compliancefunctie belast wordt met:
|
a) |
het verstrekken van duidelijkheid aan alle personeelsleden die betrokken zijn bij algoritmische handel, over de wettelijke verplichtingen van de handelsplatformen ten aanzien van die handel; |
|
b) |
het ontwikkelen en mainstreamen van de beleidslijnen en procedures om te garanderen dat de systemen voor algoritmische handel aan deze verplichtingen voldoen. |
2. Handelsplatformen zorgen ervoor dat hun compliancepersoneelsleden ten minste een algemeen inzicht hebben in de wijze waarop systemen voor algoritmische handel en algoritmen opereren.
Het compliancepersoneel staat in voortdurend contact met personen binnen het handelsplatform die gedetailleerde technische kennis bezitten van de systemen voor algoritmische handel of algoritmes van het platform.
Handelsplatformen zorgen er ook voor dat het compliancepersoneel te allen tijde rechtstreeks contact heeft met personen die toegang hebben tot de in artikel 18, lid 2, onder c) bedoelde functionaliteit („kill-functionaliteit”) of toegang tot die „kill-functionaliteit” en tot de personen die verantwoordelijk zijn voor het systeem van algoritmische handel.
3. Wanneer de compliancefunctie of onderdelen daarvan aan een derde worden uitbesteed, verstrekken de handelsplatformen aan de derde dezelfde toegang tot informatie als zij aan hun eigen compliancepersoneel zouden verstrekken. Handelsplatformen sluiten een overeenkomst met deze complianceconsultants, waarbij zij ervoor zorgen dat:
|
a) |
de gegevensbescherming wordt gewaarborgd; |
|
b) |
de controle van de compliancefunctie door interne en externe controleurs of door de bevoegde autoriteit niet wordt belemmerd. |
Artikel 5
Personeel
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen nemen een voldoende aantal personeelsleden in dienst die over de nodige vaardigheden beschikken om hun systemen voor algoritmische handel en handelsalgoritmen te beheren en die voldoende kennis hebben van:
|
a) |
de desbetreffende verhandelingssystemen en algoritmen; |
|
b) |
het monitoren en het testen van dergelijke systemen en algoritmen; |
|
c) |
het soort handel dat wordt verricht door de leden, deelnemers of cliënten van het handelsplatform („leden”); |
|
d) |
de wettelijke verplichtingen van het handelsplatform. |
2. Handelsplatformen bepalen de nodige vaardigheden als bedoeld in lid 1. De in lid 1 bedoelde personeelsleden beschikken over de nodige vaardigheden op het moment van hun indiensttreding of verkrijgen deze door opleiding na de indiensttreding. Handelsplatformen waarborgen dat de vaardigheden van hun personeelsleden actueel blijven en evalueren regelmatig hun vaardigheden.
3. De in lid 2 bedoelde opleiding wordt afgestemd op de ervaring en de bevoegdheden van het personeel, rekening houdend met de aard, de schaal en de complexiteit van hun werkzaamheden.
4. Het in lid 1 bedoelde personeel bevat voldoende personeelsleden met toereikende anciënniteit om hun taken binnen het handelsplatform doeltreffend te vervullen.
Artikel 6
Uitbesteding en overheidsopdrachten
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen die hun operationele functies met betrekking tot de systemen waarmee algoritmische handel wordt toegestaan of mogelijk gemaakt, geheel of gedeeltelijk uitbesteden, zorgen ervoor dat:
|
a) |
de uitbestedingsovereenkomst uitsluitend betrekking heeft op operationele functies en geen afbreuk doet aan de bevoegdheden van de directie en het leidinggevend orgaan; |
|
b) |
de relatie en de verplichtingen van het handelsplatform ten aanzien van zijn leden, de bevoegde autoriteiten of derde partijen, zoals cliënten van gegevenstoevoerdiensten, niet worden gewijzigd; |
|
c) |
zij aan de eisen voldoen die hun opgelegd zijn om een vergunning te verkrijgen in overeenstemming met titel III van Richtlijn 2014/65/EU. |
2. Voor de toepassing van dit artikel omvatten de operationele functies alle rechtstreekse activiteiten die verband houden met de uitvoering van en het toezicht op de verhandelingssystemen, voor de ondersteuning van de volgende elementen:
|
a) |
upstreamconnectiviteit, capaciteit van orderplaatsing, capaciteit voor afknijping („throttling”) en vermogen om de instroom van cliëntenorders te verdelen over verschillende gateways; |
|
b) |
de matchingmachine om orders te matchen; |
|
c) |
downstreamconnectiviteit, order- en transactie-editing en enig ander soort toevoer van marktgegevens; |
|
d) |
infrastructuur om de prestaties van de in de punten a), b) en c) bedoelde elementen te monitoren. |
3. Handelsplatformen documenteren het selectieproces van de dienstenaanbieder aan wie de operationele functies moeten worden uitbesteed (hierna „dienstenaanbieder” genoemd). Zij nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat vóór de sluiting van de uitbestedingsovereenkomst en tijdens de gehele duur aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de dienstenaanbieder beschikt over de bekwaamheid om de uitbestede functies op betrouwbare en professionele wijze te verrichten en is in het bezit van de vergunningen die daartoe wettelijk vereist zijn; |
|
b) |
de dienstverlener houdt afdoende toezicht op de uitvoering van de uitbestede functies en beheert de aan de uitbestedingsovereenkomst verbonden risico's op passende wijze; |
|
c) |
de uitbestede diensten worden verstrekt in overeenstemming met de specificaties van de uitbestedingsovereenkomst, op basis van vooraf bepaalde methoden voor de beoordeling van het prestatieniveau van de dienstenaanbieder, met inbegrip van maatstaven om de verstrekte dienst te meten en specificaties van de te vervullen vereisten; |
|
d) |
het handelsplatform beschikt over de nodige deskundigheid om effectief toezicht te houden op de uitbestede functies en de aan de uitbestedingsovereenkomst verbonden risico's te beheren; |
|
e) |
het handelsplatform beschikt over de nodige deskundigheid om snelle actie te ondernemen indien de dienstenaanbieder de functies niet efficiënt en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke voorschriften verricht; |
|
f) |
de dienstenaanbieder stelt het handelsplatform in kennis van elk feit dat van wezenlijke invloed kan zijn op zijn vermogen om de uitbestede functies efficiënt en met inachtneming van de wettelijke verplichtingen te verrichten; |
|
g) |
het handelsplatform is in staat de uitbestedingsovereenkomst indien nodig te beëindigen zonder dat dit afbreuk doet aan de continuïteit en de kwaliteit van zijn dienstverlening aan cliënten; |
|
h) |
de dienstenaanbieder werkt met de bevoegde autoriteiten van het handelsplatform samen met betrekking tot de uitbestede activiteiten; |
|
i) |
het handelsplatform heeft daadwerkelijke toegang tot gegevens betreffende de uitbestede activiteiten en tot de bedrijfsruimten van de dienstenaanbieder en accountants van het handelsplatform en de bevoegde autoriteiten hebben daadwerkelijke toegang tot gegevens met betrekking tot de uitbestede activiteiten; |
|
j) |
het handelsplatform bepaalt voorschriften voor dienstenaanbieders om vertrouwelijke informatie met betrekking tot het handelsplatform en zijn leden en geoctrooieerde informatie en software van het handelsplatform te beschermen; |
|
k) |
de dienstenaanbieder voldoet aan de onder j) bedoelde voorschriften; |
|
l) |
het handelsplatform en de dienstenaanbieder bepalen, implementeren en handhaven een noodplan met uitwijkmogelijkheden in geval van calamiteit en periodieke controle van de backupvoorzieningen indien dit noodzakelijk is gelet op de uitbestede operationele taak functie; |
|
m) |
de uitbestedingsovereenkomst omschrijft de verplichtingen van de dienstenaanbieder ingeval deze niet in staat is zijn diensten te verstrekken, waaronder de verstrekking van de dienst door een vervangende onderneming; |
|
n) |
het handelsplatform heeft toegang tot informatie met betrekking tot de regelingen van de dienstenaanbieder ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening als bedoeld in artikel 16. |
4. Uitbestedingsovereenkomsten worden schriftelijk gesloten en bevatten volgende gegevens:
|
a) |
de toewijzing van rechten en plichten tussen dienstenaanbieder en handelsplatform; |
|
b) |
een duidelijke beschrijving van:
|
|
c) |
de middelen om ervoor te zorgen dat zowel het handelsplatform als de dienstenaanbieder op elke noodzakelijke wijze de uitoefening van de toezichthoudende bevoegdheden door de bevoegde autoriteit mogelijk maken. |
5. Handelsplatformen melden aan de bevoegde autoriteiten hun voornemen tot uitbesteding van operationele functies in de volgende gevallen:
|
a) |
indien de dienstenaanbieder dezelfde dienst verstrekt aan andere handelsplatformen; |
|
b) |
indien kritieke operationele functies die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de bedrijfsuitoefening worden uitbesteed, in welk geval de handelsplatformen verzoeken om voorafgaande toestemming van de bevoegde autoriteit. |
6. Voor de toepassing van punt b) van lid 5 omvatten kritieke operationele functies die functies welke noodzakelijk zijn om te voldoen aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder b), c) en e), van Richtlijn 2014/65/EU.
7. Handelsplatformen stellen de bevoegde autoriteiten onmiddellijk na de ondertekening in kennis van elke uitbestedingsovereenkomst die niet aan voorafgaande toestemming is onderworpen.
HOOFDSTUK II
CAPACITEIT EN WEERBAARHEID VAN HANDELSPLATFORMEN
Artikel 7
Due diligence voor leden van handelsplatformen
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen moeten vaststellen onder welke voorwaarden hun leden gebruik kunnen maken van hun elektronische systemen voor indiening van orders. Deze voorwaarden worden vastgesteld rekening houdend met het verhandelingsmodel van het handelsplatform en omvatten ten minste het volgende:
|
a) |
pretransactionele controles op prijs, volume en waarde van orders en gebruik van het systeem en posttransactionele controles op de handelsactiviteiten van de leden; |
|
b) |
vereiste kwalificaties voor medewerkers in sleutelposities van de leden; |
|
c) |
technische en functionele conformiteitstests; |
|
d) |
beleid inzake gebruik van de „kill-functionaliteit”; |
|
e) |
voorschriften over de vraag of het lid zijn eigen cliënten directe elektronische toegang tot het systeem kan bieden, en in dat geval, de voorwaarden die voor deze cliënten gelden. |
2. Handelsplatformen verrichten een due-diligencebeoordeling van hun potentiële leden aan de hand van de in lid 1 bedoelde voorwaarden en stellen de procedures voor een dergelijke beoordeling vast.
3. Handelsplatformen verrichten eenmaal per jaar een risicobeoordeling van de conformiteit van hun leden ten aanzien van de in lid 1 bedoelde voorwaarden en gaan na of hun leden nog steeds geregistreerd zijn als beleggingsondernemingen. In de risicobeoordeling wordt rekening gehouden met de schaal en de potentiële gevolgen van de handel die elk lid onderneemt, alsmede met de tijd die sinds de laatste risicobeoordeling van het lid is verstreken.
4. Handelsplatformen verrichten indien nodig na de jaarlijkse risico-evaluatie als bedoeld in lid 3 aanvullende beoordelingen van de conformiteit van hun leden ten aanzien van de in lid 1 bedoelde voorwaarden.
5. Handelsplatformen bepalen criteria en procedures om niet-conforme leden sancties op te leggen. Deze sancties omvatten de opschorting van de toegang tot het handelsplatform en verlies van het lidmaatschap.
6. Handelsplatformen moeten gedurende ten minste vijf jaar documenten bijhouden in verband met:
|
a) |
de voorwaarden en procedures voor de due-diligencebeoordeling; |
|
b) |
de criteria en procedures voor het opleggen van sancties; |
|
c) |
de initiële due-diligencebeoordeling van hun leden; |
|
d) |
de jaarlijkse risicobeoordeling van hun leden; |
|
e) |
de leden die niet hebben voldaan aan de jaarlijkse risicobeoordeling, en eventuele sancties voor deze leden. |
Artikel 8
Testen van verhandelingssystemen
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen gebruiken vóór de invoering of aanpassing van een verhandelingssysteem duidelijk omschreven ontwikkelings- en testmethoden die ten minste garanderen dat:
|
a) |
er zich in het verhandelingssysteem geen ongepaste gedragingen voordoen; |
|
b) |
de in de systemen ingebouwde controles voor conformiteit en risicobeheer functioneren zoals bedoeld, met inbegrip van de automatische productie van foutenverslagen; |
|
c) |
het verhandelingssysteem effectief blijft werken in geval van een aanzienlijke stijging van het aantal berichten die door het systeem worden beheerd. |
2. Handelsplatformen zijn te allen tijde in staat aan te tonen dat zij alle redelijke maatregelen hebben genomen om te voorkomen dat hun verhandelingssystemen bijdragen tot het ontstaan van onordelijke handelsvoorwaarden.
Artikel 9
Conformiteitstests
(Artikel 48, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen verplichten hun leden conformiteitstests te verrichten vóór de invoering of de wezenlijke aanpassing van:
|
a) |
de toegang tot het systeem van het handelsplatform; |
|
b) |
het verhandelingssysteem, het verhandelingsalgoritme of de verhandelingsstrategie van het lid. |
2. De conformiteitstests moeten garanderen dat de basiswerking van het verhandelingssysteem, het verhandelingsalgoritme of de verhandelingsstrategie van het lid voldoet aan de voorwaarden van het handelsplatform.
3. Met de conformiteitstests wordt de werking onderzocht van de volgende elementen:
|
a) |
de capaciteit van het systeem of het algoritme tot het aangaan van interactie, zoals verwacht, met de matchinglogica van het handelsplatform en de passende verwerking van het gegevensverkeer van en naar het handelsplatform: |
|
b) |
de basisfuncties zoals de indiening, de wijziging of de annulering van een order of een blijk van belangstelling, downloads van statische en marktgegevens en alle zakelijke gegevensstromen; |
|
c) |
de connectiviteit, met inbegrip van de instructie tot „cancel on disconnect”, het verlies en afknijping („throttle”) van gegevenstoevoer en recuperatie, met inbegrip van de hervatting van de verhandeling binnen de handelsdag en de verwerking van opgeschorte instrumenten of niet-geactualiseerde marktgegevens. |
4. Handelsplatformen verlenen hun feitelijke en potentiële leden een testomgeving voor het verrichten van conformiteitstests die:
|
a) |
toegankelijk is onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke voor andere testdiensten van het handelsplatform gelden; |
|
b) |
een lijst van financiële instrumenten bevat die kunnen worden getest en representatief zijn voor elke klasse instrumenten die in de productieomgeving beschikbaar is; |
|
c) |
beschikbaar is tijdens de algemene markturen of, indien alleen beschikbaar buiten de markturen, op vooraf geplande periodieke basis; |
|
d) |
wordt ondersteund door personeel met voldoende kennis. |
5. Handelsplatformen verstrekken een verslag met de resultaten van de conformiteitstests alleen aan het daadwerkelijke of potentiële lid.
6. Handelsplatformen verplichten hun daadwerkelijke of potentiële leden gebruik te maken van hun conformiteitstestfaciliteiten.
7. Handelsplatformen zorgen bij het verrichten van de conformiteitstests als bedoeld in de leden 1 tot en met 3 voor een daadwerkelijke scheiding tussen de testomgeving en de productieomgeving.
Artikel 10
Testen van algoritmen van leden om onordelijke handelsvoorwaarden te vermijden
(Artikel 48, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen verplichten hun leden te certificeren dat de algoritmen die zij invoeren, aan tests zijn onderworpen om te vermijden dat hierdoor onordelijke handelsvoorwaarden worden gecreëerd of daartoe wordt bijgedragen voorafgaand aan de invoering of wezenlijke aanpassing van een verhandelingsalgoritme of verhandelingsstrategie, en toe te lichten welke middelen voor die tests zijn gebruikt.
2. Handelsplatformen verlenen hun leden toegang tot een testomgeving bestaande uit één of meer van de volgende elementen:
|
a) |
simulatiefaciliteiten die de productieomgeving zo realistisch mogelijk weergeven, met inbegrip van onordelijke handelsvoorwaarden, en die de functionaliteiten, protocollen en structuren bevatten waarmee leden een reeks scenario's kunnen testen die zij relevant achten voor hun werkzaamheden; |
|
b) |
testsymbolen zoals vastgesteld en bijgehouden door het handelsplatform. |
3. Handelsplatformen zorgen bij het verrichten van de tests als bedoeld in lid 1 voor een daadwerkelijke scheiding tussen de testomgeving en de productieomgeving.
Artikel 11
Capaciteit van handelsplatformen
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen zorgen ervoor dat hun verhandelingssystemen over voldoende capaciteit beschikken om hun functies te vervullen zonder systeemfouten, onderbrekingen of storingen in het matchen van transacties op een niveau van minstens het hoogste aantal berichten per seconde dat tijdens de voorgaande vijf jaar op dat systeem is opgetekend, vermenigvuldigd met twee.
Voor de vaststelling van het hoogste aantal berichten worden de volgende berichten in aanmerking genomen:
|
a) |
elke input, met inbegrip van orders en wijzigingen of annuleringen van orders; |
|
b) |
elke output, met inbegrip van de respons van het systeem op een input, weergave van orderboekgegevens en verspreiding van posttransactionele gegevensstromen die onafhankelijk gebruik van de capaciteit van het verhandelingssysteem inhoudt. |
2. De elementen van een verhandelingssysteem die voor de toepassing van lid 1 in aanmerking moeten worden genomen, zijn de volgende activiteiten:
|
a) |
upstreamconnectiviteit, capaciteit van orderplaatsing, capaciteit voor afknijping („throttling”) en vermogen om de instroom van cliëntenorders te verdelen over verschillende gateways; |
|
b) |
de machine die het handelsplatform in staat stelt orders te matchen tegen een passende latentie; |
|
c) |
downstreamconnectiviteit, order- en transactie-editing en enig ander soort toevoer van marktgegevens; |
|
d) |
infrastructuur om de prestaties van de bovenvermelde elementen te monitoren. |
3. Handelsplatformen beoordelen of de capaciteit van hun verhandelingssystemen op een passend peil blijft wanneer het aantal berichten het hoogste aantal berichten per seconde dat gedurende de voorgaande vijf jaar is opgetekend, heeft overschreden. Na de beoordeling stellen de handelsplatformen de bevoegde autoriteit in kennis van maatregelen die zij voornemens zijn met het oog op de uitbreiding van hun capaciteit en het tijdstip van uitvoering van deze maatregelen.
4. Handelsplatformen zorgen ervoor dat hun systemen in staat zijn het toenemende aantal berichten op te vangen zonder daadwerkelijke vermindering van hun systeemprestaties. De opzet van het handelssysteem voorziet met name in de mogelijkheid om indien nodig de capaciteit binnen een redelijk tijdsbestek uit te breiden.
5. Handelsplatformen maken elke ernstige niet aan marktvolatiliteit te wijten onderbreking van de handel en andere verstoringen van de connectiviteit openbaar en rapporteren hierover aan de bevoegde autoriteit en aan de leden.
Artikel 12
Algemene monitoringverplichtingen
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen zorgen ervoor dat hun systemen voor algoritmische handel te allen tijde aangepast zijn aan de activiteiten die daarop plaatsvinden en voldoende robuust zijn om continuïteit en regelmaat te verzekeren in de prestaties van de markten waarop zij actief zijn, ongeacht het gebruikte verhandelingsmodel.
2. Handelsplatformen verrichten monitoring in real-time van hun systemen voor algoritmische handel met betrekking tot:
|
a) |
hun prestaties en hun capaciteit als bedoeld in artikel 11, lid 4; |
|
b) |
de orders die hun leden zenden, op individuele en op geaggregeerde basis. |
Handelsplatformen passen grenswaarden toe bij het afknijpen en monitoren de concentratiestroom van orders om potentiële bedreigingen voor de ordelijke werking van de markt op te sporen.
3. Real-timewaarschuwingen worden binnen vijf seconden na het desbetreffende feit gegenereerd.
Artikel 13
Doorlopende monitoring
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen zijn te allen tijde in staat hun bevoegde autoriteit te bewijzen dat zij de prestaties en het gebruik van de elementen van hun verhandelingssystemen als bedoeld in artikel 11, lid 2, in real-time monitoren met betrekking tot de volgende parameters:
|
a) |
percentage van de maximale benutte berichtencapaciteit per seconde; |
|
b) |
totaal aantal berichten die door het verhandelingssysteem worden beheerd, uitgesplitst per element van het verhandelingssysteem, met inbegrip van:
|
|
c) |
verlopen tijd tussen de ontvangst van een bericht in een buitenste gateway van het verhandelingssysteem en de verzending van een gerelateerd bericht vanuit dezelfde gateway na verwerking van het oorspronkelijke bericht door de matchingmachine; |
|
d) |
prestaties van de matchingmachine. |
2. Handelsplatformen nemen zo snel als redelijkerwijze mogelijk is alle passende maatregelen met betrekking tot kwesties die tijdens de doorlopende monitoring in het verhandelingssysteem aan het licht zijn gekomen, in volgorde van prioriteit, en zijn in staat indien nodig het verhandelingssysteem aan te passen, stil te zetten of uit te schakelen.
Artikel 14
Periodieke evaluatie van prestaties en capaciteit van systemen voor algoritmische handel
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen evalueren in het kader van de overeenkomstig artikel 2 te verrichten zelfevaluatie de prestaties en de capaciteit van hun systemen voor algoritmische handel en de daarmee samenhangende processen voor governance, verantwoordingsplicht, goedkeuring en regelingen voor bedrijfscontinuïteit.
2. Als onderdeel van de in lid 1 bedoelde evaluatie verrichten handelsplatformen stresstests waarbij ongunstige scenario's worden gesimuleerd ter verificatie van de prestaties van de hardware, de software en de communicatie en scenario's worden omschreven waarin het verhandelingssysteem of delen daarvan hun functies vervullen in het geval van systeemstoringen, onderbrekingen of fouten in de matchingtransacties.
3. De stresstests hebben betrekking op alle fasen, segmenten en soorten instrumenten in de verhandeling van het handelsplatform en simuleren activiteiten van leden in de bestaande opzet van de connectiviteit.
4. De in lid 2 bedoelde ongunstige scenario zijn gebaseerd op het volgende:
|
a) |
een toenemend aantal ontvangen berichten, beginnende van het hoogste aantal berichten dat gedurende de voorgaande vijf jaar door het verhandelingssysteem van het handelsplatform is beheerd; |
|
b) |
onverwacht gedrag van de operationele functies van het handelsplatform; |
|
c) |
willekeurige combinatie van gestresseerde en normale marktomstandigheden en onverwacht gedrag van de operationele functies van het handelsplatform. |
5. De evaluatie van de prestaties en de capaciteit van het handelsplatform zoals beschreven in de leden 1 tot en met 4 wordt verricht door een onafhankelijke beoordelaar of door een andere afdeling binnen het handelsplatform dan die welke verantwoordelijk is voor de beoordeelde functie.
6. Handelsplatformen moeten snel en doeltreffend actie ondernemen om de gebreken te verhelpen die bij de evaluatie van de prestaties en de capaciteit van het handelsplatform als bedoeld in de leden 1 tot en met 4 zijn aangewezen, en houden gedurende ten minste vijf jaar gegevens bij over de evaluatie en remediërend acties die dienaangaande zijn ondernomen.
Artikel 15
Regelingen voor bedrijfscontinuïteit
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen kunnen te allen tijde aantonen dat hun systemen over voldoende stabiliteit beschikken door doeltreffende regelingen voor bedrijfscontinuïteit in te voeren ter bestrijding van verstorende incidenten.
2. De regelingen voor bedrijfscontinuïteit garanderen dat de handel binnen ongeveer twee uur na een verstorend incident kan worden hervat en dat de maximale hoeveelheid gegevens die na een verstorend incident bij een IT-dienst van het handelsplatform verloren is gegaan, nagenoeg tot nul wordt beperkt.
Artikel 16
Bedrijfscontinuïteitsplan
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen stellen in het kader van hun regelingen voor governance en besluitvorming overeenkomstig artikel 3 een bedrijfscontinuïteitsplan op om doeltreffende regelingen voor bedrijfscontinuïteit als bedoeld in artikel 15 ten uitvoer te leggen. Het bedrijfscontinuïteitsplan voorziet in procedures en regelingen voor het beheer van verstorende incidenten.
2. Het bedrijfscontinuïteitsplan bevat ten minste de volgende inhoud:
|
a) |
een reeks mogelijke ongunstige scenario's met betrekking tot de exploitatie van de systemen voor algoritmische handel, met inbegrip van de onbeschikbaarheid van systemen, personeel, bedrijfsruimten, externe leveranciers of datacentra of verlies of beschadiging van kritieke gegevens en documenten; |
|
b) |
de te volgen procedures in geval van verstorende gebeurtenissen; |
|
c) |
de maximale duur om de verhandelingsactiviteiten te hervatten en de hoeveelheid gegevens die in het IT-systeem verloren kan gaan; |
|
d) |
procedures om het verhandelingssysteem naar een backupsite over te brengen en om het verhandelingssysteem vanop die plaats te exploiteren; |
|
e) |
back-up van kritieke bedrijfsgegevens, met inbegrip van actuele informatie over de noodzakelijke contacten om de communicatie binnen het handelsplatform, tussen het handelsplatform en zijn leden en tussen het handelsplatform en de clearing- en afwikkelingsinfrastructuren te verzekeren; |
|
f) |
opleiding van het personeel met betrekking tot de toepassing van de regelingen voor bedrijfscontinuïteit; |
|
g) |
toewijzing van taken en oprichting van een specifiek team voor veiligheidsoperaties dat klaar staat om onmiddellijk na een verstorend incident te reageren; |
|
h) |
een doorlopend programma voor het testen, evalueren en herzien van de regelingen, waaronder procedures voor wijziging van de regelingen in het licht van de resultaten van het programma. |
3. Het synchroniseren van klokken na een verstorend incident wordt opgenomen in het plan voor bedrijfscontinuïteit.
4. Handelsplatformen zorgen ervoor dat er een effectbeoordeling wordt verricht waarin de risico's en gevolgen van verstorende incidenten worden omschreven, en dat deze beoordeling op gezette tijden wordt herzien. Met dat doel wordt elk besluit van het handelsplatform om geen rekening te houden met een vastgesteld risico op onbeschikbaarheid van het handelssysteem in het bedrijfscontinuïteitsplan op passende wijze gedocumenteerd en uitdrukkelijk goedgekeurd door het leidinggevend orgaan van het handelsplatform.
5. Handelsplatformen moeten ervoor zorgen dat hun leidinggevenden:
|
a) |
duidelijke doelstellingen en strategieën met betrekking tot de bedrijfscontinuïteit opstellen; |
|
b) |
passende personele, technologische en financiële middelen toewijst voor de verwezenlijking van de doelstellingen en strategieën als bedoeld onder a); |
|
c) |
hun goedkeuring hechten aan het bedrijfscontinuïteitsplan en wijzigingen daarvan die noodzakelijk zijn ten gevolge van organisatorische, technische en juridische veranderingen; |
|
d) |
ten minste eenmaal per jaar in kennis worden gesteld over de resultaten van de effectbeoordeling en de eventuele herziening daarvan of van bevindingen betreffende de geschiktheid van het bedrijfscontinuïteitsplan; |
|
e) |
een functie inzake bedrijfscontinuïteit opricht binnen de organisatie. |
6. Het bedrijfscontinuïteitsplan bevat procedures om verstoringen van uitbestede kritieke operationele functies aan te pakken, inclusief wanneer deze kritieke operationele functies niet langer beschikbaar zijn.
Artikel 17
Periodieke evaluatie van regelingen voor bedrijfscontinuïteit
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen testen in het kader van hun zelfevaluatie overeenkomstig artikel 2 de werking van het bedrijfscontinuïteitsplan op basis van realistische scenario's en controleren het vermogen van het handelsplatform om te herstellen van verstorende incidenten en de handel te hervatten als bedoeld in artikel 15, lid 2.
2. Handelsplatformen zorgen gelet op de resultaten van de periodieke evaluatie overeenkomstig lid 1 ervoor, indien noodzakelijk, dat het plan en de regelingen voor bedrijfscontinuïteit worden geëvalueerd door een onafhankelijke beoordelaar of door een andere afdeling binnen het handelsplatform dan die welke verantwoordelijk is voor de beoordeelde functie. De resultaten van de testactiviteiten worden schriftelijk gedocumenteerd, opgeslagen en voorgelegd aan de leiding van het handelsplatform alsmede aan de operationele eenheden die betrokken zijn bij het bedrijfscontinuïteitsplan.
3. Handelsplatformen zorgen ervoor dat het testen van het bedrijfscontinuïteitsplan niet interfereert met de normale handelsactiviteit.
Artikel 18
Voorkoming van onordelijke handelsomstandigheden
(Artikel 48, leden 4, 5 en 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen voeren ten minste de volgende regelingen in om onordelijke handel en overschrijdingen van capaciteitsbeperkingen te voorkomen:
|
a) |
grenswaarden per lid van het aantal verzonden orders per seconde; |
|
b) |
mechanismen om volatiliteit te beheren; |
|
c) |
pretransactionele controles. |
2. Voor de toepassing van lid 1 is een handelsplatform in staat:
|
a) |
informatie op te vragen van elk lid of gebruiker van gesponsorde toegang over hun organisatorische vereisten en controles op de handel; |
|
b) |
de toegang tot het verhandelingssysteem voor een lid of een handelaar op te schorten op initiatief van het handelsplatform of op verzoek van dat lid, een clearinglid, de ctp indien daarin is voorzien in de voor de ctp geldende regels, of de bevoegde autoriteit; |
|
c) |
de „kill-functionaliteit” te gebruiken om niet-uitgevoerde orders te annuleren die zijn ingediend door een lid of door een cliënt met gesponsorde toegang, onder de volgende omstandigheden:
|
|
d) |
transacties te annuleren of in te trekken in geval van slechte werking van de mechanismen van het handelsplatform voor het beheer van volatiliteit of van de operationele functies van het verhandelingssysteem; |
|
e) |
de input van orders via de verschillende gateways te balanceren, indien het handelsplatform meer dan één gateway gebruikt om instorting te voorkomen. |
3. Handelsplatformen stellen beleidslijnen en afspraken vast met betrekking tot:
|
a) |
mechanismen om volatiliteit te beheren overeenkomstig artikel 19; |
|
b) |
door het handelsplatform gebruikte pre- en posttransactionele controles en pre- en posttransactionele controles die voor de leden ervan noodzakelijk zijn om toegang tot de markt te krijgen; |
|
c) |
de verplichting voor de leden om hun eigen „kill-functionaliteit” te exploiteren; |
|
d) |
de informatievereisten voor leden; |
|
e) |
de opschorting van toegang; |
|
f) |
het annuleringsbeleid inzake orders en transacties, met inbegrip van:
|
|
g) |
regelingen voor het afknijpen („throttling”) van orders, waaronder:
|
4. Handelsplatformen maken het beleid en de regelingen als bedoeld in de leden 2 en 3 openbaar. Die verplichting geldt niet met betrekking tot het specifieke aantal orders per seconde in vooraf bepaalde tijdvakken en de specifieke parameters van hun mechanismen voor beheer van volatiliteit.
5. Handelsplatformen houden alle gegevens van hun beleidslijnen en regelingen als bedoeld in lid 3 bij gedurende een periode van ten minste vijf jaar.
Artikel 19
Mechanismen voor beheer van volatiliteit
(Artikel 48, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen zorgen ervoor dat tijdens de handelsuren te allen tijde passende mechanismen operationeel zijn om de handel stil te leggen of te beperken.
2. Handelsplatformen zorgen ervoor dat:
|
a) |
de mechanismen om de handel stil te leggen of te beperken worden getest voordat deze worden ingevoerd en daarna op gezette tijden indien de capaciteit en de prestaties van verhandelingssystemen worden herzien; |
|
b) |
informatietechnologische en personele middelen worden toegewezen voor de planning, het onderhoud en het toezicht op de regelingen om de handel stil te leggen of te beperken; |
|
c) |
de mechanismen voor het beheer van marktvolatiliteit voortdurend worden gemonitord. |
3. Handelsplatformen houden gegevens bij over de voorschriften en de parameters voor het beheer van volatiliteit en de eventuele wijzigingen daarvan, alsmede de exploitatie, het beheer en de verbetering van deze mechanismen.
4. Handelsplatformen zorgen ervoor dat hun regelingen voor het beheer van volatiliteit procedures omvatten om situaties aan te pakken waarin de parameters handmatig moeten worden bijgestuurd om te zorgen voor een ordelijke handel.
Artikel 20
Pre- en posttransactionele controles
(Artikel 48, leden 4 en 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen verrichten de volgende pretransactionele controles die aangepast zijn voor elk financieel instrument dat daarop wordt verhandeld:
|
a) |
een grootteorde die voor een prijs is gesteld, waarbij orders die niet aan vooraf vastgestelde prijsparameters voldoen, automatisch worden geblokkeerd naargelang van de individuele order; |
|
b) |
maximale orderwaarde, waardoor orders met een ongewoon hoge waarde automatisch worden verhinderd om in het orderboek te worden opgenomen op basis van de notionele waarden per financieel instrument; |
|
c) |
maximaal ordervolume, waardoor orders met een ongewoon hoge waarde worden verhinderd om in het orderboek te worden opgenomen. |
2. De in lid 1 bedoelde pretransactionele controles worden ontworpen om te verzekeren dat:
|
a) |
de geautomatiseerde toepassing ervan de mogelijkheid verleent om tijdens de handelssessie en in alle fasen een grenswaarde bij te stellen; |
|
b) |
de monitoring een maximale vertraging van vijf seconden heeft; |
|
c) |
een order wordt verworpen zodra een grenswaarde wordt overschreden; |
|
d) |
er procedures en regelingen worden ingevoerd om op verzoek van het betrokken lid orders boven de grenswaarden toe te staan. Deze procedures en regelingen gelden in uitzonderlijke omstandigheden tijdelijk met betrekking tot een specifieke order of een specifieke reeks orders. |
3. Handelsplatformen kunnen de posttransactionele controles invoeren die zij passend achten op basis van een risicoanalyse van de activiteit van hun leden.
Artikel 21
Voorafgaande vaststelling van voorwaarden om directe elektronische toegang (DEA) te verlenen
(Artikel 48, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU)
Handelsplatformen die via hun systemen DEA toestaan, stellen de regels en voorwaarden vast, en maken deze openbaar, volgens welke hun leden DEA kunnen bieden aan hun eigen cliënten. Deze voorschriften en voorwaarden hebben ten minste betrekking op de specifieke vereisten bedoeld in artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/589 van de Commissie (3).
Artikel 22
Specifieke vereisten voor handelsplatformen die gesponsorde toegang toestaan
(Artikel 48, lid 7, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen stellen de verlening van gesponsorde toegang afhankelijk van een vergunning en eisen dat ondernemingen die gesponsorde toegang hebben, ten minste aan dezelfde controles worden onderworpen als bedoeld in artikel 18, lid 3, onder b).
2. Handelsplatformen zorgen ervoor dat aanbieders van gesponsorde toegang te allen tijde uitsluitend gerechtigd zijn de parameters vast te stellen of te wijzigen die van toepassing zijn op de in lid 1 bedoelde controles over de orderstroom van hun cliënten met gesponsorde toegang.
3. Handelsplatformen kunnen het verlenen van gesponsorde toegang opschorten of intrekken ten aanzien van klanten die inbreuk hebben gemaakt op Richtlijn 2014/65/EU, Verordeningen (EU) nr. 600/2014 (4) en (EU) nr. 596/2014 (5) van het Europees Parlement en de Raad of de interne regels van het handelsplatform.
Artikel 23
Veiligheid en toegangsbeperkingen
(Artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen beschikken over procedures en regelingen voor fysieke en elektronische beveiliging om hun systemen te beschermen tegen misbruik of onbevoegde toegang en om de integriteit te waarborgen van de gegevens die deel uitmaken van of worden doorgegeven via hun systemen, met inbegrip van regelingen om de risico's van aanvallen op informatiesystemen, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), te voorkomen of tot een minimum te beperken.
2. Met name bepalen en handhaven handelsplatformen maatregelen en regelingen voor fysieke en elektronische beveiliging om onverwijld risico's te omschrijven, te voorkomen of te minimaliseren die betrekking hebben op:
|
a) |
onbevoegde toegang tot hun verhandelingssysteem of een deel daarvan, inclusief onbevoegde toegang tot bedrijfsruimten en datacentra; |
|
b) |
interferenties tussen systemen waardoor de werking van een informatiesysteem ernstig wordt belemmerd of afgebroken door het doorgeven, beschadigen, wissen, aantasten, wijzigen of weglaten van die gegevens, of door deze gegevens ontoegankelijk te maken; |
|
c) |
interferenties tussen gegevens waardoor gegevens in het informatiesysteem worden gewist, beschadigd, gewijzigd of weggelaten, of waardoor deze gegevens ontoegankelijk worden gemaakt; |
|
d) |
onderscheppingen met technische middelen van niet-openbare transmissies van gegevens naar, vanuit of binnen een informatiesysteem, met inbegrip van elektromagnetische emissies uit een informatiesysteem dat deze gegevens bevat. |
3. Handelsplatformen stellen de bevoegde autoriteit onverwijld in kennis van gevallen van misbruik of onbevoegde toegang door onmiddellijk een incidentverslag op te stellen waarin melding wordt gemaakt van de aard van het incident, de maatregelen die naar aanleiding van het incident zijn vastgesteld en de initiatieven die zijn genomen om herhaling van dergelijke incidenten in de toekomst te voorkomen.
Artikel 24
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum die het eerst voorkomt in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/589 van de Commissie van 19 juli 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot specificering van de organisatorische vereisten voor beleggingsondernemingen die zich met algoritmische handel bezighouden (zie bladzijde 417 van dit Publicatieblad).
(4) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(5) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
(6) Richtlijn 2013/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 12 augustus 2013 over aanvallen op informatiesystemen en ter vervanging van Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad (PB L 218 van 14.8.2013, blz. 8).
BIJLAGE
Parameters waarmee rekening moet worden gehouden bij de zelfevaluatie van de handelsplatformen, als bedoeld in artikel 2, lid 1
|
a) |
Aard van het handelsplatform, wat betreft:
|
|
b) |
Schaal, wat betreft de potentiële impact van het handelsplatform op de billijke en ordelijke werking van de markten op basis van minstens de volgende elementen:
|
|
c) |
Complexiteit, wat betreft:
|
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/566 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake de verhouding tussen niet-uitgevoerde orders en transacties om onordelijke handelsomstandigheden te voorkomen (zie bladzijde 84 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/368 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/585 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de gegevensnormen en -formats voor referentiegegevens voor financiële instrumenten, en voor de technische maatregelen die nodig zijn met het oog op de voorzieningen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de bevoegde autoriteiten moeten treffen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 27, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Teneinde de bevoegde autoriteiten in staat te stellen een doeltreffend markttoezicht uit te oefenen, dienen referentiegegevens voor financiële instrumenten in een consistente format en volgens uniforme normen te worden gerapporteerd. |
|
(2) |
De rapportage en publicatie van referentiegegevens in een elektronische, machineleesbare en downloadbare vorm en format vergemakkelijken het efficiënte gebruik en de efficiënte uitwisseling van die gegevens. |
|
(3) |
Als bevoegde autoriteiten en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA, European Securities and Markets Authority) snel referentiegegevens ontvangen over alle financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld op een handelsplatform of via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, zijn zij in staat de gegevenskwaliteit en een doeltreffend markttoezicht te verzekeren en aldus aan de marktintegriteit bij te dragen. |
|
(4) |
Om te waarborgen dat handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling volledige en correcte referentiegegevens verstrekken en dat de bevoegde autoriteiten in staat zijn deze gegevens daadwerkelijk tijdig te ontvangen en te gebruiken, moeten passende indieningstermijnen worden vastgesteld. Er moet voldoende tijd worden gelaten om onjuistheden in of de onvolledigheid van gegevens te kunnen vaststellen voordat deze worden gepubliceerd. Teneinde ervoor te zorgen dat de verstrekte referentiegegevens consistent zijn met de overeenkomstige informatie die op grond van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 is gerapporteerd, moeten de bevoegde autoriteiten de referentiegegevens met betrekking tot een gegeven dag hanteren voor de validatie en uitwisseling van de meldingen van transacties die op die dag zijn uitgevoerd. |
|
(5) |
Overeenkomstig artikel 27, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 moeten zenders en ontvangers van referentiegegevens de daadwerkelijke ontvangst, de efficiënte uitwisseling en de kwaliteit van de gegevens waarborgen en er tevens op toezien dat deze consistent zijn met de overeenkomstige transactiemeldingen waarin artikel 26 van genoemde verordening voorziet. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling moeten bijgevolg volledige en correcte referentiegegevens verstrekken en de bevoegde autoriteiten terstond in kennis stellen van de geconstateerde onvolledigheid van of onjuistheden in gegevens die reeds zijn verstrekt. Zij dienen tevens te beschikken over adequate systemen en controles voor de tijdige verstrekking van juiste en volledige referentiegegevens. |
|
(6) |
Teneinde een efficiënt gebruik en een efficiënte uitwisseling van referentiegegevens te waarborgen en om ervoor te zorgen dat referentiegegevens consistent zijn met de overeenkomstige gegevens die in transactiemeldingen zijn verstrekt, moeten handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling de in de referentiegegevens op te nemen identificatie van financiële instrumenten en rechtspersonen op uniforme aanvaarde normen baseren. Teneinde er meer in het bijzonder op toe te zien dat referentiegegevens met de overeenkomstige transactiemeldingen overeenstemmen, moeten handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling ervoor zorgen dat de internationale effectenidentificatienummers (ISIN's, International Securities Identification Numbers) conform ISO 6166 met betrekking tot de gemelde financiële instrumenten worden verkregen en in de gerapporteerde gegevens worden opgenomen. |
|
(7) |
Ter wille van de consistentie en om de vlotte werking van de financiële markten te verzekeren, moeten de in deze verordening en in Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde bepalingen op dezelfde datum in werking treden. |
|
(8) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(9) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (2) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Inhoud, normen, vorm en format van referentiegegevens
Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling verstrekken bevoegde autoriteiten alle op het desbetreffende financiële instrument betrekking hebbende referentiegegevens voor financiële instrumenten (hierna „referentiegegevens” genoemd) welke in tabel 3 van de bijlage zijn vermeld. Alle verstrekte gegevens worden ingediend overeenkomstig de normen en formats die in tabel 3 van de bijlage worden gespecificeerd, in een elektronische en machineleesbare vorm en in een gemeenschappelijk XML-template overeenkomstig de ISO 20022-methode.
Artikel 2
Tijdstip van de verstrekking van referentiegegevens aan bevoegde autoriteiten
1. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling verstrekken hun bevoegde autoriteit uiterlijk om 21:00 uur MET van elke dag waarop zij open zijn voor handel, de referentiegegevens voor alle financiële instrumenten die vóór 18:00 uur MET van die dag tot de handel zijn toegelaten of zijn verhandeld, inclusief die waarvoor via hun systeem orders zijn geplaatst of koersen zijn afgegeven.
2. Ingeval financiële instrumenten na 18:00 MET van een dag waarop een handelsplatform of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling open is voor handel, voor het eerst tot de handel worden toegelaten of worden verhandeld, inclusief financiële instrumenten waarvoor na 18:00 MET voor het eerst via hun systeem orders worden geplaatst of koersen worden afgegeven, dan worden de referentiegegevens over de desbetreffende financiële instrumenten verstrekt uiterlijk om 21:00 uur MET van de volgende dag waarop het handelsplatform of de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling open is voor handel.
Artikel 3
Identificatie van financiële instrumenten en rechtspersonen
1. Voordat de handel in een financieel instrument op een handelsplatform of via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling een aanvang neemt, verkrijgt het betrokken handelsplatform of de betrokken beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling het internationale effectenidentificatienummer (ISIN, International Securities Identification Number) conform ISO 6166 voor het desbetreffende financiële instrument.
2. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling zorgen ervoor dat de identificatiecodes van rechtspersonen welke in de verstrekte referentiegegevens zijn opgenomen, aan ISO-norm 17442:2012 voldoen, op de betrokken uitgevende instelling betrekking hebben, en voorkomen in de Global Legal Entity Identifier database die wordt bijgehouden door de Central Operating Unit die door de Legal Entity Identifier Regulatory Oversight Committee is aangesteld.
Artikel 4
Regelingen om de daadwerkelijke ontvangst van referentiegegevens te waarborgen
1. De bevoegde autoriteiten monitoren en beoordelen de volledigheid van de referentiegegevens die zij van een handelsplatform of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling ontvangen, alsook de conformiteit van die gegevens met de normen en formats die in tabel 3 van de bijlage zijn gespecificeerd.
2. Na ontvangst van referentiegegevens met betrekking tot elke dag waarop handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling open zijn voor handel, stellen de bevoegde autoriteiten de handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling in kennis van elke onvolledigheid van de gegevens en van elke niet-verstrekking van referentiegegevens binnen de in artikel 2 vastgestelde termijnen.
3. De ESMA monitort en beoordeelt de volledigheid van referentiegegevens die zij van bevoegde autoriteiten ontvangt, alsook de conformiteit van de gegevens met de normen en formats die in tabel 3 van de bijlage zijn gespecificeerd.
4. Na ontvangst van referentiegegevens van bevoegde autoriteiten stelt de ESMA hen in kennis van elke onvolledigheid van de gegevens en van elke niet-verstrekking van referentiegegevens binnen de in artikel 7, lid 1, vastgestelde termijnen.
Artikel 5
Regelingen om de kwaliteit van de referentiegegevens te waarborgen
De bevoegde autoriteiten gaan ten minste elk kwartaal over tot kwaliteitsbeoordelingen met betrekking tot de inhoud en juistheid van de referentiegegevens die zij overeenkomstig artikel 27, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 hebben ontvangen.
Artikel 6
Methoden en regelingen voor de verstrekking van referentiegegevens
1. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling zorgen ervoor dat zij volledige en correcte referentiegegevens in de zin van de artikelen 1 en 3 aan hun bevoegde autoriteiten verstrekken.
2. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling voorzien in methoden en regelingen die hen in staat stellen eerder verstrekte onvolledige of onjuiste referentiegegevens op te sporen. Een handelsplatform dat, of een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling die, ontdekt dat eerder verstrekte referentiegegevens onvolledig of onjuist zijn, stelt zijn, respectievelijk haar, bevoegde autoriteit daarvan terstond in kennis en doet de betrokken bevoegde autoriteit onverwijld de volledige en correcte referentiegegevens in kwestie toekomen.
Artikel 7
Regelingen voor een efficiënte uitwisseling en publicatie van referentiegegevens
1. De bevoegde autoriteiten zenden elke dag uiterlijk om 23:59 uur MET volledige en correcte referentiegegevens door aan de ESMA met gebruikmaking van het beveiligde elektronische communicatiekanaal dat daartoe tussen de bevoegde autoriteiten en de ESMA tot stand is gebracht.
2. Op de dag na de ontvangst van de referentiegegevens in overeenstemming met lid 1 consolideert de ESMA de van elke ontvangen bevoegde autoriteit ontvangen gegevens.
3. De ESMA stelt de geconsolideerde gegevens uiterlijk om 08:00 uur MET van de dag na de ontvangst ervan beschikbaar voor alle bevoegde autoriteiten met gebruikmaking van het in lid 1 bedoelde beveiligde elektronische communicatiekanaal.
4. De bevoegde autoriteiten hanteren de geconsolideerde gegevens met betrekking tot een gegeven dag voor de validatie van de transactiemeldingen met betrekking tot transacties die op die gegeven dag zijn uitgevoerd en overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 zijn gemeld.
5. Elke bevoegde autoriteit gebruikt de geconsolideerde gegevens met betrekking tot een gegeven dag voor de uitwisseling van op die gegeven dag ingediende transactiemeldingen in overeenstemming met artikel 26, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 600/2014.
6. De ESMA publiceert de referentiegegevens in een elektronische, downloadbare en machineleesbare vorm.
Artikel 8
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van de datum die wordt genoemd in artikel 55, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 600/2014.
Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
BIJLAGE
Tabel 1
Legenda bij tabel 3
|
Symbool |
Gegevens-soort |
Definitie |
||||||||||||||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||||||||||||||||
|
{CFI_CODE} |
6 tekens |
ISO 10962 CFI-code |
||||||||||||||||||
|
{COUNTRYCODE_2} |
2 alfanumerieke tekens |
2-letterige landcode overeenkomstig de ISO 3166-1 alpha-2-landcode |
||||||||||||||||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
3-letterige valutacode overeenkomstig de ISO 4217-valutacodes |
||||||||||||||||||
|
{DATE_TIME_FORMAT} |
Datum- en tijdformaat overeenkomstig ISO 8601 |
Data en tijdstippen moeten in UTC worden uitgedrukt. |
||||||||||||||||||
|
{DATEFORMAT} |
Datumformaat overeenkomstig ISO 8601 |
Data worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD. |
||||||||||||||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn. |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden.
|
||||||||||||||||||
|
{INDEX} |
4 letters |
„EONA” — EONIA „EONS” — EONIA SWAP „EURI” — EURIBOR „EUUS” — EURODOLLAR „EUCH” — EuroSwiss „GCFR” — GCF REPO „ISDA” — ISDAFIX „LIBI” — LIBID „LIBO” — LIBOR „MAAA” — Muni AAA „PFAN” — Pfandbriefe „TIBO” — TIBOR „STBO” — STIBOR „BBSW” — BBSW „JIBA” — JIBAR „BUBO” — BUBOR „CDOR” — CDOR „CIBO” — CIBOR „MOSP” — MOSPRIM „NIBO” — NIBOR „PRBO” — PRIBOR „TLBO” — TELBOR „WIBO” — WIBOR „TREA” — Treasury „SWAP” — SWAP „FUSW” — Future SWAP |
||||||||||||||||||
|
{INTEGER-n} |
Geheel getal van maximaal n cijfers in totaal |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve gehele waarden. |
||||||||||||||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code overeenkomstig ISO 6166 |
||||||||||||||||||
|
{LEI} |
20 alfanumerieke tekens |
Identificatiecode rechtspersoon overeenkomstig ISO 17442 |
||||||||||||||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode overeenkomstig ISO 10383 |
||||||||||||||||||
|
{FISN} |
35 alfanumerieke tekens |
FISN-code overeenkomstig ISO 18774 |
Tabel 2
Indeling van grondstoffen- en emissierechtenderivaten voor tabel 3 (velden 35, 36 en 37)
|
Basisproduct |
Subproduct |
Verder subproduct |
|
„AGRI” — Landbouw |
„GROS” — Granen en oliehoudende zaden |
„FWHT” — Voedertarwe „SOYB” — Sojabonen „CORN” — Maïs „RPSD” — Raapzaad „RICE” — Rijst „OTHR” — Overige |
|
„SOFT” — Zachte landbouwproducten |
„CCOA” — Cacao „ROBU” — Robustakoffie „WHSG” — Witte suiker „BRWN” — Ruwe suiker „OTHR” — Overige |
|
|
„POTA” — Aardappelen |
|
|
|
„OOLI” — Olijfolie |
„LAMP” — Olijfolie voor verlichting |
|
|
„DIRY” — Zuivel |
|
|
|
„FRST” — Bosbouw |
|
|
|
„SEAF” — Zeevruchten |
|
|
|
„LSTK” — Vee |
|
|
|
„GRIN” — Graan |
„MWHT” — Maaltarwe |
|
|
„NRGY” — Energie |
„ELEC” — Elektriciteit |
„BSLD” — Basislast „FITR” — Financiële transmissierechten „PKLD” — Piekbelasting „OFFP” — Dalbelasting „OTHR” — Overige |
|
„NGAS” — Aardgas |
„GASP” — Gaspool „LNGG” — LNG „NBPG” — NBP „NCGG” — NCG „TTFG” — TTF |
|
|
„OILP” — Olie |
„BAKK” — Bakken „BDSL” — Biodiesel „BRNX” — Brent NX „BRNX” — Brent NX „CNDA” — Canadese „COND” — Condensaat „DSEL” — Diesel „DUBA” — Dubai „ESPO” — ESPO „ETHA” — Ethanol „FUEL” — Fuel „FOIL” — Stookolie (voertuigen) „GOIL” — Gasolie „GSLN” — Benzine „HEAT” — Stookolie (verwarming) „JTFL” — Reactiemotorbrandstof „KERO” — Kerosine „LLSO” — Light Louisiana Sweet (LLS) „MARS” — MARS „NAPH” — NAFTA „NGLO” — Aardgas „TAPI” — Tapis „URAL” — Oeral „WTIO” — WTI |
|
|
„COAL” — Kolen „INRG” — Inter Energy „RNNG” — Hernieuwbare energie „LGHT” — Lichte eindfracties „DIST” — Distillaten |
|
|
|
„ENVR” — Milieu |
„EMIS” — Emissies |
„CERE” — CER „ERUE” — ERU „EUAE” — EUA „EUAA” — EUAA „OTHR” — Overige |
|
„WTHR” — Weer „CRBR” — Koolstofgerelateerd |
|
|
|
„FRGT” — Vracht |
„WETF” — Nat |
„TNKR” — Tankers |
|
„DRYF” — Droog |
„DBCR” — Drogebulkcarriers |
|
|
„CSHP” — Containerschepen |
|
|
|
„FRTL” — Meststoffen |
„AMMO” — Ammoniak „DAPH” — DAP (diammoniumfosfaat) „PTSH” — Potas „SLPH” — Zwavel „UREA” — Ureum „UAAN” — UAN (ureum en ammoniumnitraat) |
|
|
„INDP” — Industriële producten |
„CSTR” — Bouw „MFTG” — Be- en verwerkende industrie |
|
|
„METL” — Metalen |
„NPRM” — Onedel |
„ALUM” — Aluminium „ALUA” — Aluminiumlegering „CBLT” — Kobalt „COPR” — Koper „IRON” — IJzererts „LEAD” — Lood „MOLY” — Molybdeen „NASC” — NASAAC „NICK” — Nikkel „STEL” — Staal „TINN” — Tin „ZINC” — Zink „OTHR” — Overige |
|
„PRME” — Edel |
„GOLD” — Goud „SLVR” — Zilver „PTNM” — Platina „PLDM” — Palladium „OTHR” — Overige |
|
|
„MCEX” — Multi Commodity Exotic |
|
|
|
„PAPR” — Papier |
„CBRD” — Golfkarton „NSPT” — Krantenpapier „PULP” — Pulp „RCVP” — Teruggewonnen papier |
|
|
„POLY” — Polypropeen |
„PLST” — Plastic |
|
|
„INFL” — Inflatie |
|
|
|
„OEST” — Officiële economische statistieken |
|
|
|
„OTHC” — Overige C10 in de zin van tabel 10.1 van deel 10 van bijlage III bij de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie (1) |
|
|
|
„OTHR” — Overige |
|
|
Tabel 3
Als referentiegegevens van financiële instrumenten te rapporteren gegevens
|
Nr. |
VELD |
TE MELDEN INHOUD |
FORMATEN EN NORMEN DIE VOOR DE RAPPORTAGE MOETEN WORDEN GEBRUIKT |
||||||||
|
Algemene velden |
|||||||||||
|
1 |
Identificatiecode instrument |
Code gehanteerd voor het identificeren van het financiële instrument. |
{ISIN} |
||||||||
|
2 |
Volledige naam instrument |
Volledige naam van het financiële instrument. |
{ALPHANUM-350} |
||||||||
|
3 |
Indeling instrument |
Taxonomie gehanteerd voor het indelen van het financiële instrument. Er wordt een volledige en nauwkeurige CFI-code verstrekt. |
{CFI_CODE} |
||||||||
|
4 |
Indicator van het grondstoffen- of emissierechten-derivaat |
Vermelding of het financiële instrument onder de definitie van grondstoffenderivaat van artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt, dan wel of het gaat om een derivaat dat op emissierechten betrekking heeft, als bedoeld in deel C, punt 4, van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU. |
„waar” — Ja „niet waar” — Neen |
||||||||
|
Velden met betrekking tot de uitgevende instelling |
|||||||||||
|
5 |
Identificatiecode uitgevende instelling of exploitant handelsplatform |
LEI van de uitgevende instelling of van de exploitant van het handelsplatform. |
{LEI} |
||||||||
|
Velden met betrekking tot het platform |
|||||||||||
|
6 |
Handelsplatform |
Segment-MIC voor het handelsplatform of voor de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC. |
{MIC} |
||||||||
|
7 |
Korte naam financieel instrument |
Korte naam van het financiële instrument in overeenstemming met ISO 18774. |
{FISN} |
||||||||
|
8 |
Aanvraag toelating tot de handel door uitgevende instelling |
Of de uitgevende instelling van het financiële instrument de handel in haar financiële instrument of de toelating van haar financiële instrument tot de handel op een handelsplatform heeft aangevraagd of goedgekeurd. |
„waar” — Ja „niet waar” — Neen |
||||||||
|
9 |
Datum van goedkeuring toelating tot de handel |
Datum en tijdstip waarop de uitgevende instelling de toelating van haar financiële instrumenten tot de handel of de handel in haar financiële instrumenten op een handelsplatform heeft goedgekeurd. |
{DATE_TIME_FORMAT} |
||||||||
|
10 |
Datum van aanvraag van toelating tot de handel |
Datum en tijdstip van de aanvraag van de toelating tot de handel op het handelsplatform. |
{DATE_TIME_FORMAT} |
||||||||
|
11 |
Datum van toelating tot de handel of datum van eerste transactie |
Datum en tijdstip van de toelating tot de handel op het handelsplatform of de datum en het tijdstip waarop het instrument voor het eerst werd verhandeld of een order of koers voor het eerst door het handelsplatform is ontvangen. |
{DATE_TIME_FORMAT} |
||||||||
|
12 |
Einddatum |
Indien beschikbaar, datum en tijdstip waarop het financiële instrument niet meer wordt verhandeld of niet meer tot de handel op het handelsplatform is toegelaten. |
{DATE_TIME_FORMAT} |
||||||||
|
Velden met betrekking tot notionele waarden |
|||||||||||
|
13 |
Notionele valuta 1 |
Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt. Bij een contract met betrekking tot een rente- of valutaderivaat is dit de notionele valuta van deel 1 of de valuta 1 van het paar. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap op één valuta betrekking heeft, is dit de notionele valuta van de onderliggende swap. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap een multivalutaswap is, is dit de notionele valuta van deel 1 van de swap. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
Velden met betrekking tot obligaties of andere vormen van gesecuritiseerde schuld |
|||||||||||
|
14 |
Totaal uitgegeven nominaal bedrag |
Totaal uitgegeven nominaal bedrag in geldwaarde. |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||
|
15 |
Vervaldatum |
Vervaldatum van het financiële instrument. Dit veld geldt voor schuldinstrumenten met vastgestelde looptijd. |
{DATEFORMAT} |
||||||||
|
16 |
Valuta nominale waarde |
Valuta van de nominale waarde voor schuldinstrumenten. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
17 |
Nominale waarde per eenheid/minimaal verhandelde waarde |
Nominale waarde van elk instrument. Indien niet beschikbaar, wordt de minimaal verhandelde waarde ingevuld. |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||
|
18 |
Vast percentage |
Het vaste rendementspercentage van een schuldinstrument wanneer dit tot de vervaldatum wordt aangehouden, uitgedrukt als een percentage. |
{DECIMAL-11/10} Uitgedrukt als een percentage (bv.: 7.0 is 7 %, 0.3 is 0,3 %) |
||||||||
|
19 |
Identificatiecode index/benchmark van een obligatie met variabele rente |
Wanneer er een identificatiecode bestaat. |
{ISIN} |
||||||||
|
20 |
Naam index/benchmark van een obligatie met variabele rente |
Wanneer er geen identificatiecode bestaat, de naam van de index. |
{INDEX} Of {ALPHANUM-25} — wanneer de naam van de index niet in de {INDEX}-lijst is opgenomen |
||||||||
|
21 |
Looptijd index/benchmark van een obligatie met variabele rente |
Looptijd index/benchmark van een obligatie met variabele rente. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren. |
{INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen {INTEGER-3}+„WEEK” — weken {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren |
||||||||
|
22 |
Spread in basispunten van de index/benchmark van een obligatie met variabele rente |
Aantal basispunten boven of onder de index die wordt gehanteerd om een koers te berekenen. |
{INTEGER-5} |
||||||||
|
23 |
Rangorde obligatie |
Het soort obligatie vermelden: schuld van hogere rang, mezzanine, achtergestelde schuld of schuld van lagere rang. |
„SNDB” — Schuld van hogere rang „MZZD” — Mezzanine „SBOD” — Achtergestelde schuld „JUND” — Schuld van lagere rang |
||||||||
|
Velden met betrekking tot derivaten en gesecuritiseerde derivaten |
|||||||||||
|
24 |
Vervaldatum |
Vervaldatum van het financiële instrument. Dit veld geldt voor derivaten met een vastgestelde vervaldatum. |
{DATEFORMAT} |
||||||||
|
25 |
Prijsmultiplicator |
Aantal eenheden van het onderliggende instrument dat door één derivatencontract wordt vertegenwoordigd. Voor een future of optie op een index, het bedrag per indexpunt. Voor spreadbets, de koersbeweging van het onderliggende instrument waarop de spreadbet is gebaseerd. |
{DECIMAL-18/17} |
||||||||
|
26 |
Code onderliggend instrument |
ISIN-code van het onderliggende instrument. Voor ADR's, GDR's en gelijksoortige instrumenten: de ISIN-code van het financiële instrument waarop die instrumenten zijn gebaseerd. Voor converteerbare obligaties: de ISIN-code van het instrument waarin de obligatie kan worden omgezet. Voor derivaten of andere instrumenten die een onderliggende waarde hebben: de ISIN-code van het onderliggende instrument, wanneer het onderliggende instrument is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Wanneer de onderliggende waarde een dividend in aandelen is: de ISIN-code van het betrokken aandeel dat recht geeft op het onderliggende dividend. Voor Credit Default Swaps wordt de ISIN van de referentieobligatie verstrekt. Ingeval de onderliggende waarde een index is en een ISIN heeft, de ISIN-code voor die index. Wanneer de onderliggende waarde een mand is, worden de ISIN's vermeld van elk bestanddeel van de mand dat is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. De velden 26 en 27 worden zo vaak vermeld als nodig is om alle instrumenten in de mand op te sommen. |
{ISIN} |
||||||||
|
27 |
Onderliggende uitgevende instelling |
Ingeval het instrument naar een uitgevende instelling in plaats van naar één bepaald instrument verwijst, de LEI-code van de uitgevende instelling. |
{LEI} |
||||||||
|
28 |
Naam onderliggende index |
Ingeval de onderliggende waarde een index is, de naam van de index. |
{INDEX} Of {ALPHANUM-25} — wanneer de naam van de index niet in de {INDEX}-lijst is opgenomen |
||||||||
|
29 |
Looptijd onderliggende index |
Ingeval de onderliggende waarde een index is, de looptijd van de index. |
{INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen {INTEGER-3}+„WEEK” — weken {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren |
||||||||
|
30 |
Soort optie |
Vermelding of het derivatencontract een call (recht om een bepaald onderliggend actief te kopen) of een put (recht om een bepaald onderliggend actief te verkopen) is, dan wel of op het tijdstip van uitvoering niet valt uit te maken of het een call of put is. Bij swaptions is het:
Bij caps en floors:
|
„PUTO” — Putoptie „CALL” — Calloptie „OTHR” — wanneer niet kan worden bepaald of het een calloptie of een putoptie betreft |
||||||||
|
31 |
Uitoefenprijs |
Vooraf bepaalde prijs waartegen de houder het onderliggende instrument moet kopen of verkopen, of een vermelding dat de prijs op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald. Dit veld geldt voor opties of warrants waarbij de uitoefenprijs op het tijdstip van uitvoering kan worden bepaald. Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, is de waarde „PNDG”. Wanneer de uitoefenprijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld. |
{DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in monetaire waarde {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement {DECIMAL-18/17} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in basispunten „PNDG” wanneer de prijs niet beschikbaar is |
||||||||
|
32 |
Valuta uitoefenprijs |
Valuta van de uitoefenprijs. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
33 |
Uitoefenstijl opties |
Vermelding of de optie uitsluitend op een vaste datum (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie) mag worden uitgeoefend. Dit veld geldt alleen voor opties, warrants en entitlement certificates. |
„EURO” — Europees „AMER” — Amerikaans „ASIA” — Aziatisch „BERM” — Bermudaans „OTHR” — Alle andere typen |
||||||||
|
34 |
Wijze van levering |
Vermelding of het financiële instrument materieel of in contanten wordt afgewikkeld. Wanneer het leveringstype op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald, is de waarde „OPTL” Dit veld geldt alleen voor derivaten. |
„PHYS” — Materieel afgewikkeld „CASH” — Afgewikkeld in contanten „OPTN” — Optioneel voor tegenpartij of wanneer door een derde partij bepaald |
||||||||
|
Grondstoffen- en emissierechtenderivaten |
|||||||||||
|
35 |
Basisproduct |
Basisproduct voor de onderliggende activaklasse als gespecificeerd in de tabel met de indeling van grondstoffen- en emissierechtenderivaten. |
Slechts de waarden in de kolom „Basisproduct” van de tabel met de indeling van grondstoffenderivaten zijn toegestaan. |
||||||||
|
36 |
Subproduct |
Het subproduct voor de onderliggende activaklasse als gespecificeerd in de tabel met de indeling van grondstoffen- en emissierechtenderivaten. Dit veld vereist een basisproduct. |
Slechts de waarden in de kolom „Subproduct” van de tabel met de indeling van grondstoffenderivaten zijn toegestaan. |
||||||||
|
37 |
Verder subproduct |
Het verdere subproduct voor de onderliggende activaklasse als gespecificeerd in de tabel met de indeling van grondstoffen- en emissierechtenderivaten. Dit veld vereist een subproduct. |
Slechts de waarden in de kolom „Verder subproduct” van de tabel met de indeling van grondstoffenderivaten zijn toegestaan. |
||||||||
|
38 |
Soort transactie |
Soort transactie als gespecificeerd door het handelsplatform |
„FUTR” — Termijncontract „OPTN” — Optie „TAPO” — TAPO „SWAP” — Swap „MINI” — Mini-future „OTCT” — Otc-derivaat „ORIT” — Rechtstreekse aan- of verkoop van waardepapier „CRCK” — Crack „DIFF” — Differential „OTHR” — Overige |
||||||||
|
39 |
Soort eindprijs |
Soort eindprijs als gespecificeerd door het handelsplatform |
„ARGM” — Argus/McCloskey „BLTC” — Baltic „EXOF” — Exchange „GBCL” — GlobalCOAL „IHSM” — IHSMcCloskey „PLAT” — Platts „OTHR” — Overige |
||||||||
|
Rentederivaten |
|||||||||||
|
|||||||||||
|
40 |
Referentiepercentage |
Naam van het referentiepercentage |
{INDEX} Of {ALPHANUM-25} — wanneer het referentiepercentage niet in de {INDEX}-lijst is opgenomen |
||||||||
|
41 |
Rente looptijd contract |
Indien de activaklasse „rente” is, wordt in dit veld de looptijd van het contract vermeld. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren. |
{INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen {INTEGER-3}+„WEEK” — weken {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren |
||||||||
|
42 |
Notionele valuta 2 |
Bij multivaluta- of cross-currencyswaps, de valuta waarin deel 2 van het contract is uitgedrukt. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap een multivalutaswap is, de valuta waarin deel 2 van de swap is uitgedrukt. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
43 |
Vaste rente deel 1 |
Vermelding van de gehanteerde vaste rente van deel 1, indien toepasselijk. |
{DECIMAL -11/10} Uitgedrukt als een percentage (bv.: 7.0 is 7 %, 0.3 is 0,3 %) |
||||||||
|
44 |
Vaste rente deel 2 |
Vermelding van de gehanteerde vaste rente van deel 2, indien toepasselijk. |
{DECIMAL -11/10} Uitgedrukt als een percentage (bv.: 7.0 is 7 %, 0.3 is 0,3 %) |
||||||||
|
45 |
Variabele rente deel 2 |
Vermelding van de gehanteerde rente, indien toepasselijk. |
{INDEX} Of {ALPHANUM-25} — wanneer het referentiepercentage niet in de {INDEX}-lijst is opgenomen |
||||||||
|
46 |
Rente looptijd contract van deel 2 |
Vermelding van de referentieperiode van de rente die op gezette tijden wordt bepaald ten opzichte van een marktreferentiepercentage. De looptijd wordt uitgedrukt in dagen, weken, maanden of jaren. |
{INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen {INTEGER-3}+„WEEK” — weken {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren |
||||||||
|
Valutaderivaten |
|||||||||||
|
|||||||||||
|
47 |
Notionele valuta 2 |
Dit veld wordt ingevuld met de onderliggende valuta 2 van het valutapaar (de valuta 1 wordt ingevuld in veld 13 „Notionele valuta 1”). |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
48 |
Type wisselkoers |
Type onderliggende valuta |
„FXCR” — FX Kruiselingse wisselkoersen „FXEM” — FX Opkomende markten „FXMJ” — FX Majors |
||||||||
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/583 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten wat betreft technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatforms en beleggingsondernemingen ten aanzien van obligaties, gestructureerde financiële producten, emissierechten en derivaten (zie bladzijde 229 van dit Publicatieblad).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/382 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/586 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten bij hun samenwerking in toezichtactiviteiten, verificaties ter plaatse en onderzoeken
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 80, lid 3, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU uit te wisselen informatie moet qua omvang en aard toereikend zijn opdat de bevoegde autoriteiten hun toezichthoudende taken en functies effectief kunnen uitvoeren. Het is derhalve noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten informatie kunnen uitwisselen aan de hand waarvan zij toezicht kunnen uitoefenen op het gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen binnen hun respectieve rechtsgebieden. |
|
(2) |
Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen effectief toezicht uit te oefenen op beleggingsondernemingen, marktexploitanten en aanbieders van datadiensten is het van belang dat zij de volgende relevante informatie uitwisselen: algemene achtergrondinformatie en oprichtingsdocumenten (met inbegrip van nationale oprichtingsakten of andere documenten die inzicht verschaffen in de structuur en bedrijfsactiviteiten van een entiteit); informatie met betrekking tot het vergunningsproces; informatie met betrekking tot de leidinggevende organen van beleggingsondernemingen, onder meer informatie op basis waarvan de geschiktheid van de leden van het leidinggevend orgaan kan worden getoetst, zoals hun werkervaring (met inbegrip van hun curriculum vitae met vermelding van onderwijs en opleiding, beroepservaring en beroepsactiviteiten of andere daarmee verband houdende functies die thans vereist zijn voor de toepassing van Richtlijn 2014/65/EU); informatie over hun reputatie; informatie over aandeelhouders en vennoten met een gekwalificeerde deelneming, zoals bedrijfsgegevens en reputatie; informatie over de vergunning van een bedrijf, waaronder informatie over aan die bedrijven toegekende of geweigerde vergunningen; informatie over de organisatievoorschriften van gereglementeerde markten; informatie over de vergunning van aanbieders van datadiensten; informatie betreffende toegestane of geweigerde vrijstellingen om cliënten als „professioneel” aan te merken; informatie over sancties en handhavingsmaatregelen; informatie over bedrijfsactiviteiten en de relevante gedrags- en nalevingsantecedenten. |
|
(3) |
Het is belangrijk dat de bevoegde autoriteiten tevens informatie kunnen uitwisselen die relevant is voor de effectieve monitoring van kredietinstellingen wanneer deze beleggingsdiensten verlenen of beleggingsactiviteiten verrichten. |
|
(4) |
Om geheel te kunnen voldoen aan hun toezichthoudende taken is het ook van belang dat bevoegde autoriteiten relevante in hun bezit zijnde informatie kunnen uitwisselen, waaronder informatie over beleggingsondernemingen, marktexploitanten, aanbieders van datarapporteringsdiensten, kredietinstellingen, financiële tegenpartijen, leden van of deelnemers aan gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten of personen die overeenkomstig artikel 2 of 3 van Richtlijn 2014/65/EU zijn vrijgesteld. Daarnaast moeten de bevoegde autoriteiten relevante achtergrondinformatie kunnen uitwisselen over personen die beleggingsdiensten verlenen zonder over de op grond van Richtlijn 2014/65/EU vereiste vergunning te beschikken. |
|
(5) |
Om redenen van consistentie en omwille van de soepele werking van de financiële markten is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de desbetreffende nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(6) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(7) |
ESMA heeft het advies ingewonnen van de Stakeholdergroep effecten en markten die overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad werd opgericht (2). |
|
(8) |
ESMA heeft geen openbare raadplegingen over deze ontwerpen van technische reguleringsnormen gehouden aangezien deze betrekking hebben op de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten bij hun samenwerking in toezichtactiviteiten, verificaties en onderzoeken ter plaatse en dit niet evenredig met de werkingssfeer en het effect werd geacht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassingsgebied
De informatie die op grond van artikel 80 van Richtlijn 2014/65/EU moet worden uitgewisseld tussen de bevoegde autoriteit waaraan een verzoek om samenwerking is gericht (de aangezochte autoriteit) en de bevoegde autoriteit die een verzoek om samenwerking doet (de verzoekende autoriteit) kan betrekking hebben op de volgende entiteiten:
|
a) |
een beleggingsonderneming, een marktexploitant of een aanbieder van datarapporteringsdiensten met een vergunning overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU; |
|
b) |
een kredietinstelling waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) vergunning is verleend en die beleggingsdiensten aanbiedt of beleggingsactiviteiten uitvoert; |
|
c) |
elke andere natuurlijke of rechtspersoon, entiteit of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die niet onder a) en b) wordt genoemd. |
Artikel 2
Uit te wisselen informatie met betrekking tot beleggingsondernemingen, marktexploitanten of aanbieders van datarapporteringsdiensten
1. Wanneer een bevoegde autoriteit besluit te verzoeken om samenwerking kan zij de volgende informatie met betrekking tot entiteiten zoals bedoeld in artikel 1, onder a), aanvragen:
|
a) |
algemene informatie en documenten betreffende de oprichting van de entiteiten:
|
|
b) |
informatie als bedoeld in artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU met betrekking tot het vergunningsproces voor een entiteit voor zover deze informatie niet aanwezig is in het overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder k), van Verordening (EU) nr. 1095/2010 ingestelde openbaar register van ESMA; |
|
c) |
informatie met betrekking tot de leden van het leidinggevend orgaan of de personen die de bedrijfsactiviteit van de entiteiten leiden en die in het kader van het vergunningsproces is verstrekt, waaronder:
|
|
d) |
informatie die nodig is voor het beoordelen van de geschiktheid van de leden van het leidinggevend orgaan of van de personen die de bedrijfsactiviteit van de entiteiten leiden, waaronder:
|
|
e) |
informatie over aandeelhouders en vennoten met gekwalificeerde deelnemingen, waaronder:
|
|
f) |
informatie over de organisatiestructuur, de exploitatievoorwaarden en de naleving van de voorschriften in Richtlijn 2014/65/EU, waaronder:
|
|
g) |
informatie over overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 10 van Richtlijn 2014/65/EU aan beleggingsondernemingen toegekende vergunningen; |
|
h) |
informatie over de toekenning van een vergunning aan gereglementeerde markten en aanbieders van datarapporteringsdiensten overeenkomstig de artikelen 44, 45 en 46 en de artikelen 59 tot en met 63 van Richtlijn 2014/65/EU; |
|
i) |
informatie betreffende vrijstellingen die zijn toegekend of geweigerd met betrekking tot cliënten die op verzoek als professionele cliënt kunnen worden behandeld, zoals aangegeven in bijlage II van Richtlijn 2014/65/EU; |
|
j) |
informatie over aan de entiteiten opgelegde sancties en handhavingsmaatregelen, waaronder:
|
|
k) |
informatie met betrekking tot de beleidsactiviteiten en relevante gedrags- en nalevingsantecedenten met betrekking tot het onderwerp van het verzoek, waaronder:
|
|
l) |
alle andere informatie die noodzakelijk is voor de samenwerking bij toezichtactiviteiten, verificaties ter plaatse of onderzoeken als bedoeld in artikel 80, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU. |
2. Wanneer een lidstaat vereist dat een onderneming uit een derde land op grond van artikel 39, lid 1 en lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU een bijkantoor opricht, kan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat de voor het toezicht op dit bijkantoor bevoegde autoriteit om de informatie verzoeken die is verkregen van de autoriteit van het land van herkomst met betrekking tot de vergunning voor het openen van het bijkantoor, waaronder:
|
a) |
informatie die relevant is voor het toezicht op de naleving van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (5) of bepalingen en maatregelen vastgesteld ter omzetting van Richtlijn 2014/65/EU; |
|
b) |
een antwoord van het leidinggevend orgaan van de beleggingsonderneming van een derde land of van personen die de bedrijfsactiviteit van de entiteit leiden op de vragen van de bevoegde autoriteit. |
Artikel 3
Uit te wisselen informatie met betrekking tot kredietinstellingen
Wanneer een bevoegde autoriteit besluit te verzoeken om samenwerking kan zij de volgende informatie met betrekking tot in artikel 1, onder b), bedoelde entiteiten verlangen:
|
a) |
informatie bedoeld in artikel 2, lid 1, onder a), f), i) en j); |
|
b) |
alle andere informatie die relevant is voor het toezicht op de naleving door kredietinstellingen van Verordening (EU) nr. 600/2014 of bepalingen en maatregelen vastgesteld ter omzetting van Richtlijn 2014/65/EU; |
|
c) |
alle andere informatie die noodzakelijk is voor de samenwerking bij toezichtactiviteiten, verificaties ter plaatse of onderzoeken als bedoeld in artikel 80, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU. |
Artikel 4
Uit te wisselen informatie met betrekking tot personen als bedoeld in artikel 1, onder c)
1. Wanneer een bevoegde autoriteit besluit met betrekking tot natuurlijke personen als bedoeld in artikel 1, onder c), te verzoeken om samenwerking kan zij ten minste de naam van de persoon, zijn geboortedatum en -plaats, nationaal identificatienummer, adres en contactgegevens opvragen.
2. Met betrekking tot rechtspersonen of entiteiten of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 1, onder c), kan een bevoegde autoriteit eveneens ten minste verzoeken om documenten ter bevestiging van de firmanaam en het adres van het hoofdkantoor, en het postadres indien verschillend, en om contactgegevens en het nationale identificatienummer; inschrijving van rechtsvorm in overeenstemming met de toepasselijke nationale wetgeving; een volledige lijst van de personen die de bedrijfsactiviteit leiden, hun naam, geboortedatum en geboorteplaats, adres, contactgegevens, nationaal identificatienummer.
3. Bovendien kunnen de bevoegde autoriteiten verzoeken om uitwisseling van de volgende informatie met betrekking tot personen die zonder de overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU vereiste vergunning of registratie beleggingsdiensten of beleggingsactiviteiten verrichten:
|
a) |
bijzonderheden van de verrichte beleggingsdiensten en -activiteiten; |
|
b) |
bijzonderheden over eventuele personen die zijn aangezocht door de persoon of rechtspersoon in verband met het verlenen van beleggingsdiensten of het verrichten van beleggingsactiviteiten zonder over de vereiste vergunning te beschikken of te zijn geregistreerd. |
4. In elk geval moeten de bevoegde autoriteiten kunnen verzoeken om informatie met betrekking tot de personen bedoeld in artikel 1, onder c), verkregen in overeenstemming met, en relevant voor het toezicht op de naleving van Verordening (EU) nr. 600/2014 of bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 2014/65/EU of moeten zij andere informatie kunnen opvragen die nodig is om samen te werken bij toezichtactiviteiten, verificaties ter plaatse of onderzoeken als bedoeld in artikel 80, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU.
Artikel 5
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van de datum die het eerst voorkomt in artikel 93, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, op 14 juli 2016.
Voor de Commissie
De Voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(3) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(4) Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 maart 1997 inzake de beleggerscompensatiestelsels (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22).
(5) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012. (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/387 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/587 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 4, lid 6, artikel 7, lid 2, artikel 14, lid 7, artikel 20, lid 3, artikel 22, lid 4, en artikel 23, lid 3,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Een hoge mate van transparantie is onontbeerlijk om ervoor te zorgen dat beleggers op adequate wijze worden ingelicht over de ware omvang van zowel feitelijke als potentiële transacties in aandelen, representatieve certificaten (depositary receipts), beursverhandelde fondsen (exchange traded funds — ETF's), certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten, ongeacht of deze transacties op gereglementeerde markten, via multilaterale handelsfaciliteiten (multilateral trading facilities — MTF's), door beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling of daarbuiten plaatsvinden. Tevens moet hierdoor worden vermeden dat het koersvormingsmechanisme voor bepaalde financiële instrumenten die op verschillende handelsplatformen worden verhandeld, als gevolg van fragmentatie van de liquiditeit wordt verstoord, en dat beleggers daarvan nadeel ondervinden. |
|
(2) |
Tegelijk is het van essentieel belang ermee rekening te houden dat er zich bepaalde omstandigheden kunnen voordoen waarin het noodzakelijk kan blijken ontheffing van de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel (pretransactionele transparantie) of uitstel van verplichtingen inzake transparantie na de handel (posttransactionele transparantie) te verlenen om te vermijden dat onbedoeld afbreuk wordt gedaan aan de liquiditeit als gevolg van verplichtingen om orders en transacties openbaar te maken en zodoende ingenomen risicoposities publiek te maken. Het is derhalve wenselijk nader te omschrijven in welke specifieke omstandigheden ontheffing van de pretransactionele transparantieverplichtingen en uitstel voor het voldoen aan posttransactionele transparantieverplichtingen kan worden verleend. |
|
(3) |
De bepalingen in deze verordening houden nauw verband met elkaar, aangezien zij betrekking hebben op de transparantievereisten die gelden voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen ten aanzien van aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten. Om de samenhang te garanderen tussen deze bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de belanghebbenden, en in het bijzonder de personen voor wie deze verplichtingen gelden, een volledig beeld van en een efficiënte toegang tot deze bepalingen te bieden, is het wenselijk deze bepalingen in één enkele verordening samen te brengen. |
|
(4) |
Bij het verlenen van ontheffingen van de verplichtingen inzake transparantie vóór de handel of van uitstel voor het voldoen aan verplichtingen inzake transparantie na de handel dienen de bevoegde autoriteiten alle gereglementeerde markten, MTF's en beleggingsondernemingen die transacties buiten handelsplatformen uitvoeren, gelijk en op niet-discriminerende wijze te behandelen. |
|
(5) |
Het verdient aanbeveling meer duidelijkheid te verschaffen over een beperkt aantal technische begrippen. Deze technische definities zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de in deze verordening neergelegde bepalingen op uniforme wijze worden toegepast in de Unie, en dragen derhalve bij aan de totstandkoming van een gemeenschappelijk rulebook voor de financiële markten van de Unie. Deze definities zijn louter functioneel voor de vaststelling van transparantieverplichtingen voor eigenvermogensinstrumenten en daarop gelijkende financiële instrumenten, en moeten strikt beperkt blijven tot hetgeen voor een goed begrip van deze verordening noodzakelijk is. |
|
(6) |
Verordening (EU) nr. 600/2014 breidt het toepassingsgebied van de transparantieregeling uit tot op eigenvermogensinstrumenten gelijkende financiële instrumenten, zoals representatieve certificaten, ETF's en certificaten, alsook tot aandelen en andere daarop gelijkende instrumenten die uitsluitend via een MTF worden verhandeld. Met het oog op de totstandbrenging van een alomvattende en uniforme transparantieregeling is het noodzakelijk de pretransactionele gegevens die handelsplatformen openbaar moeten maken, inhoudelijk op elkaar af te stemmen. |
|
(7) |
Een handelsplatform dat een prijsaanvraagsysteem (request-for-quote system) exploiteert, dient ten minste de vaste bied- en laatprijzen of tot actie aanleiding gevende blijken van belangstelling (actionable indications of interest) en de diepte van de markt tegen die prijzen openbaar te maken, en dat uiterlijk op het tijdstip waarop de aanvrager een transactie volgens de regels van dit systeem kan uitvoeren. Het doel hiervan is te voorkomen dat leden of deelnemers die hun koersen het eerst aan de aanvrager meedelen, worden benadeeld. |
|
(8) |
De specifieke berekeningsmethode en gegevens die nodig zijn om te bepalen welke transparantieregeling van toepassing is op eigenvermogensinstrumenten en daarop gelijkende financiële instrumenten, moeten worden gerelateerd aan de gemeenschappelijk kenmerken qua inhoud en frequentie van verzoeken om gegevens die worden gericht aan handelsplatformen, goedgekeurde publicatieregelingen (approved publication arrangements — APA's) en verstrekkers van consolidated tape ten behoeve van de transparantie en andere berekeningen als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/577 van de Commissie (2). |
|
(9) |
De bij Verordening (EU) nr. 600/2014 ingestelde pretransactionele en posttransactionele transparantieregeling moet adequaat worden afgestemd op de markt en moet op uniforme wijze in de gehele Unie worden toegepast. Met name indien de qua liquiditeit meest relevante markt, de grootte van orders die aanzienlijk van omvang zijn en de standaardmarktomvang op statische wijze worden bepaald, zouden regelmatige verschuivingen in handelspatronen die gevolgen hebben voor eigenvermogensinstrumenten en daarop gelijkende financiële instrumenten, niet op afdoende wijze worden weergegeven. Daarom is het absoluut noodzakelijk de te maken berekeningen en daartoe gebruikte methoden vast te leggen, en te verduidelijken welke perioden voor die berekeningen in aanmerking moeten worden genomen en hoe lang de resultaten van die berekeningen geldig zijn. Tevens moet nauwkeurig worden aangegeven welke bevoegde autoriteit verantwoordelijk is voor het maken van die berekeningen. Deze autoriteit moet worden aangeduid overeenkomstig de wijze waarop de betrokken bevoegde autoriteit wordt aangewezen voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014, zoals nader bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie (3). Om te voorkomen dat hierdoor marktverstoringen worden veroorzaakt, moeten de berekeningsperioden zodanig worden vastgesteld dat de toepasselijke drempelvoorwaarden voor de transparantieregeling op gezette tijden worden aangepast, zodat deze de marktvoorwaarden weerspiegelen. Voorts is het aangewezen te voorzien in de gecentraliseerde bekendmaking van de berekeningsresultaten, zodat alle financiëlemarktdeelnemers en bevoegde autoriteiten van de Unie ze op één enkele plaats en op gebruiksvriendelijke wijze kunnen raadplegen. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten de resultaten van de door hen gemaakte berekeningen ter kennis brengen van de ESMA, die ze op haar website dient te publiceren. |
|
(10) |
Teneinde de berekeningen te maken met het oog op de vaststelling van de vereisten inzake transparantie vóór en na de handel overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014, moeten de inhoud en frequentie van verzoeken om gegevens, alsook de vorm en het tijdsbestek waarin handelsplatformen, APA's en verstrekkers van consolidated tape dergelijke verzoeken moeten beantwoorden, overeenkomstig artikel 22, lid 4, van genoemde verordening nader worden gepreciseerd. De resultaten van de berekeningen op basis van de overeenkomstig artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 verzamelde gegevens, moeten worden bekendgemaakt om de marktdeelnemers hiervan op de hoogte te brengen en om pretransactionele en posttransactionele transparantie in de praktijk te bewerkstelligen. Voorts is het aangewezen te voorzien in de gecentraliseerde bekendmaking van de berekeningsresultaten, zodat alle financiëlemarktdeelnemers en bevoegde autoriteiten van de Unie ze op één enkele plaats en op gebruiksvriendelijke wijze kunnen raadplegen. Daartoe moeten de bevoegde autoriteiten de resultaten van de door hen gemaakte berekeningen ter kennis brengen van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (European Securities and Markets Authority — ESMA), die ze op haar website dient te publiceren. |
|
(11) |
Anders dan voor aandelen, representatieve certificaten (depositary receipts), certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten lijkt de gemiddelde dagelijkse omzet voor ETF's geen geschikte maatstaf te bieden voor de kalibratie van de ontheffingsdrempels voor orders die aanzienlijk van omvang zijn. De gemiddelde dagelijkse omzet geeft immers geen toereikende indicatie van de feitelijke liquiditeitsgraad van deze instrumenten aangezien de inschrijvings- en terugbetalingsmechanismen die inherent zijn aan ETF's, toegang kunnen verschaffen tot aanvullende en „non-displayed” liquiditeit. Om het risico te verkleinen dat de drempels worden omzeild, is het tevens van belang op twee ETF's met betrekking tot dezelfde onderliggende waarde identieke ontheffingsdrempels toe te passen voor orders die aanzienlijk van omvang zijn, ongeacht of een vergelijkbare gemiddelde dagelijkse omzet in die ETF's wordt gerealiseerd. Daarom moet er voor alle ETF's één enkele ontheffingsdrempel worden vastgesteld voor orders die aanzienlijk van omvang zijn. Deze ontheffingsdrempel dient van toepassing zijn ongeacht de onderliggende waarde of liquiditeit van de ETF's. |
|
(12) |
Informatie die openbaar moet worden gemaakt binnen een tijdspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert, dient zo prompt mogelijk beschikbaar te worden gesteld als technisch haalbaar is, uitgaande van een redelijke mate van efficiëntie van en een redelijke omvang van de uitgaven voor systemen van de zijde van de betrokken persoon. De openbaarmaking van de informatie mag alleen dicht bij de voorgeschreven maximale tijdslimiet plaatsvinden in uitzonderlijke gevallen waarin de beschikbare systemen geen openbaarmaking binnen een kortere tijdspanne mogelijk maken. |
|
(13) |
Beleggingsondernemingen moeten via een APA de gegevens openbaar maken over transacties die buiten een handelsplatform worden uitgevoerd. Daarom moet nader worden bepaald hoe beleggingsondernemingen de gegevens over de transacties aan APA's moeten melden. Deze bepalingen moeten van toepassing zijn in samenhang met de voor APA's geldende vereisten die zijn vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571. |
|
(14) |
Beleggers hebben betrouwbare en tijdig beschikbare informatie nodig over de diepte van de markt voor financiële instrumenten. Informatie over bepaalde soorten transacties, bijvoorbeeld waarbij financiële instrumenten als zekerheden worden overgedragen, zou beleggers geen zinvolle indicatie van de werkelijke diepte van de markt voor een financieel instrument geven. Indien van beleggingsondernemingen wordt verlangd dat zij dergelijke transacties openbaar maken, zou dit aanzienlijke operationele problemen tot gevolg hebben en hoge kosten meebrengen zonder het prijsvormingsproces te verbeteren. Daarom dienen posttransactionele transparantieverplichtingen met betrekking tot buiten een handelsplatform uitgevoerde transacties alleen van toepassing te zijn op de aankoop of verkoop van aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten of andere soortgelijke financiële instrumenten. Bepaalde transacties, zoals die waarbij gebruik wordt gemaakt van deze financiële instrumenten voor onderpand, lening of andere doeleinden, en waarbij de uitwisseling van financiële instrumenten door andere factoren dan de actuele marktwaarde van het instrument wordt bepaald, dragen niet bij aan de koersvorming. Daarom is het van wezenlijk belang dat deze transacties niet openbaar worden gemaakt, temeer omdat zij beleggers in verwarring kunnen brengen en een optimale uitvoering in de weg kunnen staan. |
|
(15) |
Om overlapping bij het openbaar maken van transacties te voorkomen, is het voor transacties die niet volgens de regels van een handelsplatform worden uitgevoerd absoluut noodzakelijk te verduidelijken welke beleggingsonderneming een transactie openbaar moet maken indien de daarbij betrokken partijen allebei in de Unie gevestigde beleggingsondernemingen zijn. Daarom moet de verantwoordelijkheid om een transactie openbaar te maken altijd rusten op de beleggingsonderneming die optreedt als verkoper, tenzij slechts één van de tegenpartijen een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is en zij als koper optreedt. |
|
(16) |
Indien voor een specifiek financieel instrument slechts één van de tegenpartijen een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling is en zij tevens als koper optreedt, moet zij verantwoordelijk zijn voor de openbaarmaking van de transactie aangezien de cliënten dit van haar verwachten en zij in een betere positie verkeert om het rapportageveld in te vullen met vermelding van haar status van beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling. Om ervoor te zorgen dat een transactie slechts eenmaal openbaar wordt gemaakt, moet de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling de wederpartij ervan in kennis stellen dat zij de transactie openbaar maakt. |
|
(17) |
Het is van belang de huidige normen te handhaven met betrekking tot de openbaarmaking van op „back-to-back”-basis uitgevoerde transacties, niet alleen om te vermijden dat één enkele transactie openbaar wordt gemaakt in de vorm van meerdere handelstransacties, maar ook om rechtszekerheid te verschaffen over de vraag welke beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor de openbaarmaking van een transactie. Derhalve moeten twee gematchte handelstransacties die gelijktijdig tegen dezelfde prijs met één en dezelfde partij als tussenpersoon worden aangegaan, als één enkele transactie openbaar worden gemaakt. |
|
(18) |
Om een doeltreffende werking van de nieuwe transparantieregeling te waarborgen, is het raadzaam voor te schrijven dat bepaalde gegevens moeten worden verzameld en dat vroegtijdig informatie moet worden bekendgemaakt over de qua liquiditeit meest relevante markt, de grootte van orders die aanzienlijk van omvang zijn, de voor uitgestelde openbaarmaking geldende drempels en de standaardmarktomvang. |
|
(19) |
Ter wille van de consistentie en met het oog op een soepele werking van de financiële markten is het noodzakelijk dat de bepalingen van deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn als de bepalingen van Verordening (EU) nr. 600/2014. Teneinde te waarborgen dat de nieuwe transparantieregeling doeltreffend kan functioneren, dienen sommige bepalingen van deze verordening echter van toepassing te zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding ervan. |
|
(20) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(21) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMEEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) „portefeuilletransactie”: een transactie in vijf of meer verschillende financiële instrumenten, waarbij deze instrumenten op hetzelfde tijdstip en door dezelfde cliënt als één enkele partij worden verhandeld tegen een specifieke referentieprijs;
2) „give-uptransactie” of „give-intransactie”: een transactie waarbij een beleggingsonderneming een transactie van een cliënt doorgeeft aan, respectievelijk ontvangt van een andere beleggingsonderneming om deze achteraf te verwerken;
3) „effectenfinancieringstransactie”: een effectenfinancieringstransactie als omschreven in artikel 3, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/577;
4) „beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling”: een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 20, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (5).
Artikel 2
Transacties die niet bijdragen aan de koersvorming
(Artikel 23, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Een aandelentransactie draagt niet bij aan de koersvorming indien een of meer van de volgende omstandigheden van toepassing is of zijn:
|
a) |
de transactie wordt uitgevoerd op basis van een referentieprijs die op meerdere tijdstippen is berekend ten opzichte van een bepaalde benchmark, met inbegrip van transacties die worden uitgevoerd op basis van een volume- of tijdgewogen gemiddelde referentieprijs; |
|
b) |
de transactie maakt deel uit van een portefeuilletransactie; |
|
c) |
aan de transactie is de voorwaarde gekoppeld dat een derivatencontract of ander financieel instrument wordt gekocht, verkocht, tot stand gebracht of terugbetaald, met dien verstande dat alle componenten van de transactie als één enkele partij moeten worden uitgevoerd; |
|
d) |
de transactie wordt uitgevoerd door een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (6), dan wel door een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder) in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), waarbij de economische eigendom van de aandelen overgaat van de ene instelling voor collectieve belegging op de andere, en voor zover geen beleggingsonderneming als partij bij de transactie betrokken is; |
|
e) |
de transactie is een give-uptransactie of een give-intransactie; |
|
f) |
de transactie strekt ertoe aandelen over te dragen als zekerheden in het kader van bilateraal overeengekomen transacties of met het oog op de toepassing van margin- en zekerheidsvereisten voor een centrale tegenpartij (CTP), dan wel als onderdeel van de procedures van een CTP voor het beheer van wanbetalingen; |
|
g) |
de transactie heeft de levering van aandelen tot gevolg in het kader van de uitoefening van aan converteerbare obligaties, opties, gedekte warrants of andere soortgelijke derivaten verbonden rechten; |
|
h) |
de transactie is een effectenfinancieringstransactie; |
|
i) |
de transactie vindt plaats volgens de regels of procedures van een handelsplatform, een CTP of een centrale effectenbewaarinstelling ter effectuering van een buy-in van niet-afgewikkelde transacties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad (8). |
HOOFDSTUK II
PRETRANSACTIONELE TRANSPARANTIE
Afdeling 1
Pretransactionele transparantie voor handelsplatformen
Artikel 3
Pretransactionele transparantieverplichtingen
(Artikel 3, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, maken het bereik van de bied- en laatprijzen en de diepte van de markt tegen die prijzen openbaar. De informatie wordt openbaar gemaakt in overeenstemming met de soorten handelssystemen die zij exploiteren, als omschreven in tabel 1 van bijlage I.
2. De in lid 1 bedoelde transparantievereisten zijn ook van toepassing op tot actie aanleiding gevende blijken van belangstelling (actionable indications of interest) in de zin van artikel 2, lid 1, punt 33, en overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 600/2014.
Artikel 4
Qua liquiditeit meest relevante markt
(Artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de toepassing van artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 wordt onder qua liquiditeit meest relevante markt voor een aandeel, representatief certificaat, ETF, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument verstaan het handelsplatform waar binnen de Unie de hoogste omzet in dat financiële instrument wordt gerealiseerd.
2. Ter bepaling van de qua liquiditeit meest relevante markt in de zin van lid 1 berekenen de bevoegde autoriteiten met gebruikmaking van de in artikel 17, lid 4, uiteengezette methode de omzet in elk financieel instrument waarvoor zij de bevoegde autoriteit zijn en voor elk handelsplatform waarop dat financiële instrument wordt verhandeld.
3. De in lid 2 bedoelde berekening heeft de volgende kenmerken:
|
a) |
zij omvat voor elk handelsplatform de transacties die volgens de regels van dat handelsplatform zijn uitgevoerd, exclusief tegen referentieprijs verrichte en bilateraal overeengekomen transacties die volgens tabel 4 van bijlage I zijn gemarkeerd, en transacties die zijn uitgevoerd op basis van ten minste één order die de ontheffing heeft genoten voor orders die aanzienlijk van omvang zijn en waarbij de transactiegrootte hoger ligt dan de toepasselijke drempel voor orders die aanzienlijk van omvang zijn, zoals bepaald op de in artikel 7 gestelde wijze; |
|
b) |
zij bestrijkt ofwel het voorgaande kalenderjaar, ofwel, indien van toepassing, het deel van het voorgaande kalenderjaar waarin het financiële instrument tot de handel was toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld, en de handel in dat instrument niet was opgeschort. |
4. Zolang de qua liquiditeit meest relevante markt voor een specifiek financieel instrument niet volgens de in de leden 1, 2 en 3 gespecificeerde procedure wordt bepaald, is de qua liquiditeit meest relevante markt het handelsplatform waarop dat financiële instrument voor het eerst tot de handel is toegelaten of waarop dit voor het eerst is verhandeld.
5. De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten die vier weken of minder vóór het einde van het voorgaande kalenderjaar voor het eerst tot de handel zijn toegelaten of voor het eerst op een handelsplatform zijn verhandeld.
Artikel 5
Specifieke kenmerken van bilateraal overeengekomen transacties
(Artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Onder een bilateraal overeengekomen transactie in aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten of andere soortgelijke financiële instrumenten wordt een transactie verstaan die onderhands wordt gesloten, maar volgens de regels van een handelsplatform wordt gemeld en waarop een of meer van de volgende omstandigheden van toepassing is of zijn:
|
a) |
twee leden van of deelnemers aan het betrokken handelsplatform handelen op één van de volgende wijzen:
|
|
b) |
een lid van of deelnemer aan dit handelsplatform handelt:
|
Artikel 6
Bilateraal overeengekomen transacties die aan andere voorwaarden dan de actuele marktprijs onderworpen zijn
(Artikel 4, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Een bilateraal overeengekomen transactie in aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten is onderworpen aan andere voorwaarden dan de actuele marktprijs van het financiële instrument indien een of meer van de volgende omstandigheden van toepassing is of zijn:
|
a) |
de transactie wordt uitgevoerd op basis van een referentieprijs die op meerdere tijdstippen is berekend ten opzichte van een bepaalde benchmark, met inbegrip van transacties die worden uitgevoerd op basis van een volume- of tijdgewogen gemiddelde referentieprijs; |
|
b) |
de transactie maakt deel uit van een portefeuilletransactie; |
|
c) |
aan de transactie is de voorwaarde gekoppeld dat een derivatencontract of ander financieel instrument wordt gekocht, verkocht, tot stand gebracht of terugbetaald, met dien verstande dat alle componenten van de transactie als één enkele partij moeten worden uitgevoerd; |
|
d) |
de transactie wordt uitgevoerd door een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG, dan wel door een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder) in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU, waarbij de economische eigendom van de financiële instrumenten overgaat van de ene instelling voor collectieve belegging op de andere, en voor zover geen beleggingsonderneming als partij bij de transactie betrokken is; |
|
e) |
de transactie is een give-uptransactie of een give-intransactie; |
|
f) |
de transactie strekt ertoe financiële instrumenten over te dragen als zekerheden in het kader van bilateraal overeengekomen transacties of met het oog op de toepassing van margin- en zekerheidsvereisten voor een CTP, dan wel als onderdeel van de procedures van een CTP voor het beheer van wanbetalingen; |
|
g) |
de transactie heeft de levering van financiële instrumenten tot gevolg in het kader van de uitoefening van aan converteerbare obligaties, opties, gedekte warrants of andere soortgelijke financiële derivaten verbonden rechten; |
|
h) |
de transactie is een effectenfinancieringstransactie; |
|
i) |
de transactie vindt plaats volgens de regels en procedures van een handelsplatform, een CTP of een centrale effectenbewaarinstelling ter effectuering van een buy-in van niet-afgewikkelde transacties overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014; |
|
j) |
elke andere transactie die gelijkwaardig is aan één van de onder a) tot en met i) genoemde doordat zij afhangt van technische kenmerken die losstaan van de actuele marktwaarde van het verhandelde financiële instrument. |
Artikel 7
Orders die aanzienlijk van omvang zijn
(Artikel 4, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Als aanzienlijk van omvang wordt aangemerkt elke order met betrekking tot een aandeel, representatief certificaat, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument waarvan de grootte ten minste gelijk is aan de in de tabellen 1 en 2 van bijlage II gespecificeerde minimale orderomvang.
2. Een order met betrekking tot een ETF wordt als aanzienlijk van omvang aangemerkt indien de grootte ervan 1 000 000 EUR of meer bedraagt.
3. Ter bepaling van orders die aanzienlijk van omvang zijn, berekenen de bevoegde autoriteiten op de in lid 4 vastgestelde wijze de gemiddelde dagelijkse omzet in aandelen, representatieve certificaten, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld.
4. De in lid 3 bedoelde berekening heeft de volgende kenmerken:
|
a) |
zij omvat de transacties die met betrekking tot het financiële instrument in de Unie worden uitgevoerd, ongeacht of dit instrument op of buiten een handelsplatform wordt verhandeld; |
|
b) |
zij bestrijkt een periode die ingaat op 1 januari van het voorgaande kalenderjaar en eindigt op 31 december van datzelfde kalenderjaar of, indien van toepassing, het deel van het kalenderjaar waarin het financiële instrument tot de handel was toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld, en de handel in dat instrument niet was opgeschort. |
De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op aandelen, representatieve certificaten, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten die vier weken of minder vóór het einde van het voorgaande kalenderjaar voor het eerst tot de handel zijn toegelaten of voor het eerst op een handelsplatform zijn verhandeld.
5. Tenzij de prijs of andere toepasselijke uitvoeringsvoorwaarden van een order worden gewijzigd, blijft de in artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde ontheffing van kracht voor een order die op het ogenblik van de invoer in het orderboek aanzienlijk van omvang was, maar als gevolg van de gedeeltelijke uitvoering ervan onder de overeenkomstig de leden 1 en 2 bepaalde drempel voor het desbetreffende financiële instrument is komen te liggen.
6. Voordat een aandeel, representatief certificaat, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument voor het eerst op een handelsplatform in de Unie wordt verhandeld, maakt de bevoegde autoriteit een raming van de gemiddelde dagelijkse omzet voor dat financiële instrument, rekening houdend met eventuele eerdere ervaringen met de handel in dat financiële instrument en in andere financiële instrumenten die worden geacht soortgelijke kenmerken te bezitten. De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat deze raming wordt bekendgemaakt.
7. De in lid 6 bedoelde geraamde gemiddelde dagelijkse omzet dient ter berekening van orders die aanzienlijk van omvang zijn gedurende een periode van zes weken na de datum waarop het aandeel, representatief certificaat, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument tot de handel is toegelaten of voor het eerst op een handelsplatform is verhandeld.
8. De bevoegde autoriteit berekent de gemiddelde dagelijkse omzet op basis van de eerste vier weken van de handelsperiode die aan het einde van de in lid 7 bedoelde periode van zes weken voorafgaat, en zorgt ervoor dat deze gemiddelde dagelijkse omzet wordt bekendgemaakt.
9. De in lid 8 bedoelde gemiddelde dagelijkse omzet dient ter berekening van orders die aanzienlijk van omvang zijn en wordt gebruikt totdat een gemiddelde dagelijkse omzet van toepassing is die op de in lid 3 vastgestelde wijze is berekend.
10. Voor de toepassing van dit artikel wordt de gemiddelde dagelijkse omzet berekend door de totale omzet in een specifiek financieel instrument, als gespecificeerd in artikel 17, lid 4, te delen door het aantal handelsdagen in de desbetreffende periode. Het aantal handelsdagen in de desbetreffende periode is het aantal handelsdagen op de qua liquiditeit meest relevante markt voor dat financiële instrument, die op de in artikel 4 vastgestelde wijze is bepaald.
Artikel 8
Soort en minimale omvang van orders die in een faciliteit voor orderadministratie worden bijgehouden
(Artikel 4, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor de volgende soorten orders die in een faciliteit voor orderadministratie van een handelsplatform worden bijgehouden in afwachting van de openbaarmaking ervan, kan ontheffing van pretransactionele transparantieverplichtingen worden verleend indien:
|
a) |
deze orders bedoeld zijn om openbaar te worden gemaakt via het door het handelsplatform geëxploiteerde orderboek, en onderworpen zijn aan objectieve, vooraf door het systeemprotocol gedefinieerde voorwaarden; |
|
b) |
voorafgaand aan de openbaarmaking via het door het handelsplatform geëxploiteerde orderboek geen interactie mogelijk is tussen deze orders en andere handelsintenties; |
|
c) |
deze orders na openbaarmaking via het orderboek inwerken op andere orders overeenkomstig de regels die op dergelijke orders van toepassing zijn ten tijde van de openbaarmaking. |
2. Orders die in een faciliteit voor orderadministratie van een handelsplatform worden bijgehouden in afwachting van de bekendmaking ervan, en waarvoor ontheffing van pretransactionele transparantieverplichtingen kan worden verleend, hebben op het ogenblik van invoer en na elke wijziging de volgende grootten:
|
a) |
bij een ijsbergorder, een omvang van 10 000 EUR of meer; |
|
b) |
voor alle andere orders een omvang die ten minste gelijk is aan de minimaal verhandelbare hoeveelheid die de systeemexploitant van tevoren volgens zijn regels en protocollen heeft vastgesteld. |
3. Een ijsbergorder (ook verborgen-hoeveelheid-order genoemd), als bedoeld in lid 2, onder a), is een limietorder bestaande uit een openbaar gemaakte deelorder voor een bepaalde hoeveelheid en een verborgen deelorder voor de resterende hoeveelheid. De verborgen deelorder kan pas worden uitgevoerd nadat deze zichtbaar wordt in het orderboek als een nieuwe, openbaar gemaakte order.
Afdeling 2
Transparantie vóór de handel voor beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling en beleggingsondernemingen die transacties buiten een handelsplatform uitvoeren
Artikel 9
Regelingen voor de openbaarmaking van vaste koersen
(Artikel 14, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
Elke regeling die een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling treft om de verplichting tot openbaarmaking van vaste koersen na te komen, voldoet aan de volgende voorwaarden:
|
a) |
zij behelst alle redelijke maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat de openbaar te maken informatie betrouwbaar is, voortdurend op fouten wordt gecontroleerd en wordt gecorrigeerd zodra fouten worden ontdekt; |
|
b) |
zij is in overeenstemming met technische regelingen die gelijkwaardig zijn aan die waarin bij artikel 15 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 voor goedgekeurde publicatieregelingen (APA's) is voorzien en die de consolidatie van de gegevens met soortgelijke gegevens uit andere bronnen vergemakkelijken; |
|
c) |
zij stelt de informatie op niet-discriminerende wijze beschikbaar voor het publiek; |
|
d) |
zij voorziet in de bekendmaking van het tijdstip waarop de koersen zijn ingevoerd of gewijzigd overeenkomstig artikel 50 van Richtlijn 2014/65/EU, als nader bepaald in Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (9). |
Artikel 10
Prijzen waarin de heersende marktomstandigheden tot uiting komen
(Artikel 14, lid 3, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
In de prijzen die door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling openbaar worden gemaakt, komen de heersende marktomstandigheden tot uiting, in die zin dat genoemde prijzen ten tijde van de openbaarmaking dicht in de buurt liggen van koersen voor gelijkwaardige transactiegrootten met betrekking tot hetzelfde financiële instrument op de qua liquiditeit meest relevante markt die overeenkomstig artikel 4 voor dat financiële instrument is bepaald.
Artikel 11
Standaardmarktomvang
(Artikel 14, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. De standaardmarktomvang voor aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten waarvoor een liquide markt bestaat, wordt bepaald op basis van de gemiddelde waarde van de transacties zoals die voor elk financieel instrument is berekend op de in de leden 2 en 3 vastgestelde wijze en overeenkomstig tabel 3 van bijlage II.
2. Ter bepaling van de in lid 1 bedoelde standaardmarktomvang voor een specifiek financieel instrument berekenen de bevoegde autoriteiten de gemiddelde waarde van de transacties in alle op een handelsplatform verhandelde aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten waarvoor er een liquide markt bestaat en waarvoor zij de bevoegde autoriteit zijn.
3. De in lid 2 bedoelde berekening heeft de volgende kenmerken:
|
a) |
zij omvat de transacties die met betrekking tot het desbetreffende financiële instrument in de Unie worden uitgevoerd, ongeacht of deze transacties op of buiten een handelsplatform plaatsvinden; |
|
b) |
zij bestrijkt ofwel het voorgaande kalenderjaar, ofwel, indien van toepassing, het deel van het voorgaande kalenderjaar waarin het financiële instrument tot de handel was toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld, en de handel in dat instrument niet was opgeschort; |
|
c) |
zij omvat geen na de handel uitgevoerde, aanzienlijk van omvang zijnde transacties als bedoeld in tabel 4 van bijlage I. |
De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing op aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten die vier weken of minder vóór het einde van het voorgaande kalenderjaar voor het eerst tot de handel zijn toegelaten of voor het eerst op een handelsplatform zijn verhandeld.
4. Voordat een aandeel, representatief certificaat, ETF, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument voor het eerst op een handelsplatform in de Unie wordt verhandeld, maakt de bevoegde autoriteit een raming van de gemiddelde waarde van de transacties in dat financiële instrument, rekening houdend met eventuele eerdere ervaringen met de handel in dat financiële instrument en in andere financiële instrumenten die worden geacht soortgelijke kenmerken te bezitten. De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat deze raming wordt bekendgemaakt.
5. De in lid 4 bedoelde geraamde gemiddelde waarde van de transacties wordt gebruikt als standaardmarktomvang voor een aandeel, representatief certificaat, ETF, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument gedurende een periode van zes weken na de datum waarop dit voor het eerst tot de handel is toegelaten of voor het eerst op een handelsplatform is verhandeld.
6. De bevoegde autoriteit berekent de gemiddelde waarde van de transacties op basis van de eerste vier weken van de handelsperiode die aan het einde van de in lid 5 bedoelde periode van zes weken voorafgaat, en zorgt ervoor dat deze waarde wordt bekendgemaakt.
7. De in lid 6 bedoelde gemiddelde waarde van de transacties is van toepassing direct na de bekendmaking ervan en tot op het ogenblik dat een nieuwe, overeenkomstig de leden 2 en 3 berekende gemiddelde waarde van de transacties van toepassing wordt.
8. Voor de toepassing van dit artikel wordt de gemiddelde waarde van de transacties berekend door de totale omzet in een specifiek financieel instrument, als bedoeld in artikel 17, lid 4, te delen door het totale aantal transacties dat in de desbetreffende periode voor dat financiële instrument is uitgevoerd.
HOOFDSTUK III
TRANSPARANTIE NA DE HANDEL VOOR HANDELSPLATFORMEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE TRANSACTIES BUITEN EEN HANDELSPLATFORM UITVOEREN
Artikel 12
Posttransactionele transparantieverplichtingen
(Artikel 6, lid 1, en artikel 20, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren en beleggingsondernemingen die niet volgens de regels van een handelsplatform transacties verrichten, maken de gegevens over elke transactie openbaar door de tabellen 2, 3 en 4 van bijlage I als referentie te gebruiken.
2. Indien een eerder gepubliceerd transactieverslag wordt geannuleerd, maken marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren en beleggingsondernemingen die transacties buiten een handelsplatform uitvoeren een nieuw transactieverslag openbaar dat alle gegevens van het oorspronkelijke transactieverslag bevat, alsook de in tabel 4 van bijlage I gespecificeerde annuleringsmarkering.
3. Indien een eerder gepubliceerd transactieverslag wordt gewijzigd, maken marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren en beleggingsondernemingen die transacties buiten een handelsplatform uitvoeren de volgende informatie openbaar:
|
a) |
een nieuw transactieverslag dat alle gegevens van het oorspronkelijke transactieverslag bevat, alsook de in tabel 4 van bijlage I gespecificeerde annuleringsmarkering; |
|
b) |
een nieuw transactieverslag dat alle gegevens van het oorspronkelijke transactieverslag bevat met alle nodige correcties, alsook de in tabel 4 van bijlage I gespecificeerde wijzigingsmarkering. |
4. Indien twee beleggingsondernemingen voor eigen rekening of voor rekening van cliënten een transactie sluiten die niet volgens de regels van een handelsplatform wordt uitgevoerd, maakt alleen de beleggingsonderneming die het desbetreffende financiële instrument verkoopt, de transactie openbaar via een APA.
5. Indien slechts één van de beleggingsondernemingen die partij is bij de transactie het desbetreffende financiële instrument systematisch intern afhandelt en daarbij als koper optreedt, wordt de transactie in afwijking van lid 4 alleen door deze beleggingsonderneming openbaar gemaakt via een APA, en wordt de verkoper hiervan in kennis gesteld.
6. Beleggingsondernemingen nemen alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat de transactie als één enkele transactie openbaar wordt gemaakt. In dit verband worden twee gematchte handelstransacties die gelijktijdig tegen dezelfde prijs met één en dezelfde partij als tussenpersoon worden aangegaan, als één enkele transactie aangemerkt.
Artikel 13
Toepassing van posttransactionele transparantie op bepaalde soorten transacties die buiten een handelsplatform worden uitgevoerd
(Artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
De bij artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 ingestelde verplichting is niet van toepassing op:
|
a) |
uitgesloten transacties die worden opgesomd in artikel 2, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie (10), voor zover van toepassing; |
|
b) |
transacties die worden uitgevoerd door een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG, of door een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerder) in de zin van artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU, waarbij de economische eigendom van de financiële instrumenten overgaat van de ene instelling voor collectieve belegging op de andere, en voor zover geen beleggingsonderneming als partij bij de transactie betrokken is; |
|
c) |
give-uptransacties en give-intransacties; |
|
d) |
overdrachten van financiële instrumenten als zekerheden in het kader van bilateraal overeengekomen transacties of met het oog op de toepassing van margin- en zekerheidsvereisten voor een CTP, dan wel als onderdeel van de procedures van een CTP voor het beheer van wanbetalingen. |
Artikel 14
Openbaarmaking in realtime van transacties
(Artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Voor transacties die op een bepaald handelsplatform worden uitgevoerd, wordt posttransactionele informatie op het volgende tijdstip openbaar gemaakt:
|
a) |
indien de transactie plaatsvindt gedurende de dagelijkse handelstijden van het handelsplatform, binnen een tijdspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is en in ieder geval binnen één minuut na de desbetreffende transactie; |
|
b) |
indien de transactie plaatsvindt buiten de dagelijkse handelstijden van het handelsplatform, vóór de opening van de volgende handelsdag van het betrokken handelsplatform. |
2. Voor transacties die buiten een handelsplatform worden uitgevoerd, wordt posttransactionele informatie op het volgende tijdstip openbaar gemaakt:
|
a) |
indien de transactie plaatsvindt gedurende de dagelijkse handelstijden van de qua liquiditeit meest relevante markt die overeenkomstig artikel 4 is bepaald voor het desbetreffende aandeel, representatief certificaat, ETF, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument, dan wel gedurende de dagelijkse handelstijden van de beleggingsonderneming, binnen een tijdspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is en in ieder geval binnen één minuut na de desbetreffende transactie; |
|
b) |
indien de transactie plaatsvindt in een niet door punt a) bestreken geval, onmiddellijk bij de aanvang van de dagelijkse handelstijden van de beleggingsonderneming en uiterlijk vóór de opening van de volgende handelsdag op de qua liquiditeit meest relevante markt die overeenkomstig artikel 4 is bepaald. |
3. Bij een portefeuilletransactie wordt de informatie over elke deeltransactie daarvan openbaar gemaakt binnen een tijdspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert als technisch haalbaar is, gezien de noodzaak om aan elk specifiek aandeel, representatief certificaat, ETF, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument een prijs toe te wijzen. Elke deeltransactie wordt apart beoordeeld om uit te maken of deze overeenkomstig artikel 15 voor uitstel van openbaarmaking in aanmerking komt.
Artikel 15
Uitgestelde openbaarmaking van transacties
(Artikel 7, lid 1, en artikel 20, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Indien een bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 7, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 toestemming geeft voor uitgestelde openbaarmaking van de gegevens over transacties, maken marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren en beleggingsondernemingen die transacties buiten een handelsplatform uitvoeren, elke transactie openbaar uiterlijk aan het einde van de toepasselijke periode die is vastgesteld in de tabellen 4, 5 en 6 van bijlage II, op voorwaarde dat aan de volgende criteria is voldaan:
|
a) |
de transactie vindt plaats tussen een beleggingsonderneming die voor eigen rekening handelt zonder dat er van matched principal trading sprake is, en een andere tegenpartij; |
|
b) |
de omvang van de transactie is gelijk aan of groter dan de relevante minimumomvang, als gespecificeerd in tabel 4, 5 of 6 van bijlage II, naargelang van het geval. |
2. Voor de toepassing van lid 1, onder b), wordt de relevante minimumomvang bepaald op basis van de overeenkomstig artikel 7 berekende gemiddelde dagelijkse omzet.
3. Met betrekking tot transacties waarvoor toestemming voor uitgestelde openbaarmaking is gegeven tot aan het einde van de handelsdag, als gespecificeerd in de tabellen 4, 5 en 6 van bijlage II, maken marktexploitanten en beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren en beleggingsondernemingen die transacties buiten een handelsplatform uitvoeren de desbetreffende gegevens openbaar:
|
a) |
binnen een tijdspanne die realtime zo dicht mogelijk benadert na het einde van de handelsdag, in voorkomend geval met inbegrip van de slotfixing voor transacties die meer dan twee uur vóór het einde van de handelsdag worden uitgevoerd; |
|
b) |
uiterlijk om 12 uur 's middags (plaatselijke tijd) op de volgende handelsdag voor de transacties die niet door punt a) worden bestreken. |
Voor transacties die buiten een handelsplatform worden uitgevoerd, zijn de verwijzingen naar handelsdagen en slotfixings die van de qua liquiditeit meest relevante markt die overeenkomstig artikel 4 is bepaald.
4. Indien een transactie tussen twee beleggingsondernemingen niet volgens de regels van een handelsplatform wordt uitgevoerd, wordt de toepasselijke uitstelregeling bepaald door de bevoegde autoriteit van de beleggingsonderneming die voor de openbaarmaking van de transactie via een APA overeenkomstig artikel 12, leden 5 en 6, verantwoordelijk is.
Artikel 16
Verwijzingen naar handelsdagen en dagelijkse handelstijden
1. Een verwijzing naar een handelsdag in verband met een handelsplatform is op te vatten als een verwijzing naar een dag waarop dit handelsplatform open is voor de handel.
2. Een verwijzing naar dagelijkse handelstijden van een handelsplatform of een beleggingsonderneming is op te vatten als een verwijzing naar de tijden die het handelsplatform of de beleggingsonderneming van tevoren vaststelt en openbaar maakt als zijn, respectievelijk haar, handelstijden.
3. Een verwijzing naar de opening van de handelsdag van een specifiek handelsplatform is op te vatten als een verwijzing naar de aanvang van de dagelijkse handelstijden van dit handelsplatform.
4. Een verwijzing naar het einde van de handelsdag van een specifiek handelsplatform is op te vatten als een verwijzing naar het einde van de dagelijkse handelstijden van dit handelsplatform.
HOOFDSTUK IV
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN INZAKE PRETRANSACTIONELE EN POSTTRANSACTIONELE TRANSPARANTIEBEREKENINGEN
Artikel 17
Methode, datum van bekendmaking en datum van toepassing van de transparantieberekeningen
(Artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
1. Uiterlijk 14 maanden na de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 600/2014 en vóór 1 maart van elk jaar daarna verzamelen de bevoegde autoriteiten de gegevens over elk financieel instrument waarvoor zij de bevoegde autoriteit zijn, en zorgen zij voor de berekening en bekendmaking van de volgende informatie:
|
a) |
het handelsplatform dat de qua liquiditeit meest relevante markt is in de zin van artikel 4, lid 2; |
|
b) |
de gemiddelde dagelijkse omzet ter bepaling van de grootte van orders die aanzienlijk van omvang zijn in de zin van artikel 7, lid 3; |
|
c) |
de gemiddelde waarde van de transacties ter bepaling van de standaardmarktomvang in de zin van artikel 11, lid 2. |
2. Bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen, waaronder beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, gebruiken de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie voor de toepassing van artikel 4, lid 1, onder a) en c), en van artikel 14, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014, gedurende een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf 1 april van het jaar waarin de informatie werd bekendgemaakt.
Indien de in de eerste alinea bedoelde informatie gedurende de daarin genoemde periode van twaalf maanden wordt vervangen door nieuwe informatie als bedoeld in lid 3, gebruiken bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen, waaronder beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, deze nieuwe informatie voor de toepassing van artikel 4, lid 1, onder a) en c), en van artikel 14, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014.
3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat de overeenkomstig lid 1 openbaar te maken informatie periodiek wordt bijgewerkt voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014, en zien erop toe dat in deze bijwerkingen alle wijzigingen met betrekking tot een specifiek aandeel, representatief certificaat, ETF, certificaat of ander vergelijkbaar financieel instrument worden opgenomen welke wezenlijke gevolgen hebben voor eerder gemaakte berekeningen of bekendgemaakte informatie.
4. Met het oog op de in lid 1 bedoelde berekeningen wordt de omzet in een financieel instrument berekend door de som te maken van de bedragen die worden verkregen door, voor elke transactie die binnen een bepaalde periode is uitgevoerd, het aantal eenheden van het instrument in kwestie dat tussen kopers en verkopers wordt overgedragen, te vermenigvuldigen met de eenheidsprijs die op elk van deze transacties van toepassing is.
5. Na afloop van de handelsdag, maar vóór het einde van de dag, verstrekken handelsplatformen de in de tabellen 1 en 2 van bijlage III genoemde gegevens aan de bevoegde autoriteiten telkens wanneer het financiële instrument tot de handel wordt toegelaten of voor het eerst op dat handelsplatform wordt verhandeld, of telkens wanneer de eerdere verstrekte gegevens veranderen.
Artikel 18
Verwijzing naar bevoegde autoriteiten
(Artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014)
De bevoegde autoriteit die voor een specifiek financieel instrument verantwoordelijk is voor het maken van de berekeningen en voor de bekendmaking van de in de artikelen 4, 7, 11 en 17 bedoelde informatie, is de bevoegde autoriteit van de qua liquiditeit meest relevante markt, als bepaald in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en nader omschreven in artikel 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571.
Artikel 19
Overgangsbepalingen
1. In afwijking van artikel 17, lid 1, verzamelen bevoegde autoriteiten de gegevens, maken zij de berekeningen en zorgen zij direct daarna voor de bekendmaking ervan overeenkomstig het volgende tijdpad:
|
a) |
indien de datum waarop de financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform in de Unie worden verhandeld ten minste tien weken aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 voorafgaat, maken de bevoegde autoriteiten het resultaat van de berekeningen uiterlijk vier weken vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 bekend; |
|
b) |
indien de datum waarop de financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform in de Unie worden verhandeld, valt binnen de periode die tien weken vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 ingaat en die op de dag voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 eindigt, maken de bevoegde autoriteiten het resultaat van de berekeningen uiterlijk op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 bekend. |
2. De in lid 1 bedoelde berekeningen worden als volgt uitgevoerd:
|
a) |
indien de datum waarop de financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform in de Unie worden verhandeld, ten minste 16 weken aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 voorafgaat, worden de berekeningen gemaakt op basis van de beschikbare gegevens over een 40 weken durende referentieperiode die 52 weken vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 ingaat; |
|
b) |
indien de datum waarop de financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform in de Unie worden verhandeld, valt binnen de periode die 16 weken vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 ingaat en die tien weken vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 eindigt, worden de berekeningen gemaakt op basis van de beschikbare gegevens voor de eerste vier weken waarin dit financiële instrument wordt verhandeld; |
|
c) |
indien de datum waarop de financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform in de Unie worden verhandeld, valt binnen de periode die tien weken vóór de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 ingaat en die op de dag voorafgaand aan de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 eindigt, worden de berekeningen gemaakt op basis van eerdere ervaringen met de handel in die financiële instrumenten of in andere financiële instrumenten die worden geacht soortgelijke kenmerken te bezitten. |
3. Bevoegde autoriteiten, marktexploitanten en beleggingsondernemingen, waaronder beleggingsondernemingen die een handelsplatform exploiteren, gebruiken de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie voor de toepassing van artikel 4, lid 1, onder a) en c), en van artikel 14, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014, gedurende een periode van 15 maanden die op de datum van toepassing van die verordening ingaat.
4. Met betrekking tot de in lid 2, onder b) en c), bedoelde financiële instrumenten zien de bevoegde autoriteiten gedurende de in lid 3 bedoelde periode erop toe dat:
|
a) |
de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie adequaat blijft voor de toepassing van artikel 4, lid 1, onder a) en c), en van artikel 14, leden 2 en 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
b) |
de overeenkomstig lid 1 bekendgemaakte informatie zo nodig wordt bijgewerkt op basis van een langere handelsperiode en van ruimere ervaringen met de handel. |
Artikel 20
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Artikel 19 is evenwel van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/577 van de Commissie van 13 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met betrekking tot technische reguleringsnormen over het volumebeperkingsmechanisme en de verstrekking van informatie ten behoeve van de transparantie en andere berekeningen (zie bladzijde 174 van dit Publicatieblad).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunningverlening aan, organisatorische vereisten voor en publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten (zie bladzijde 126 van dit Publicatieblad).
(4) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(5) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(6) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(7) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(8) Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie, betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).
(10) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
Openbaar te maken informatie
Tabel 1
Beschrijving van de soorten handelssystemen en de gerelateerde, overeenkomstig artikel 3 openbaar te maken informatie
|
Soort handelssysteem |
Beschrijving van het handelssysteem |
Openbaar te maken informatie |
|
Op een continue veiling en orderboek gebaseerd handelssysteem |
Een systeem dat door middel van een orderboek en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen continu verkooporders matcht met aankooporders op basis van de beste beschikbare prijs. |
Het geaggregeerde aantal orders en het overeenkomstige aantal aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen (exchange traded funds — ETF's), certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten op elk koersniveau voor ten minste de beste vijf bied- en laatkoersen. |
|
Prijsgedreven handelssysteem |
Een systeem waarin transacties worden gesloten op basis van vaste koersen die continu beschikbaar worden gesteld voor de deelnemers en waarin marketmakers de koersen op een zodanig niveau dienen te handhaven dat er een evenwicht bestaat tussen, enerzijds, de behoeften van leden en deelnemers om op commerciële schaal te handelen en, anderzijds, het risico waaraan de marketmaker zich blootstelt. |
De beste bied- en laatkoers van elke marketmaker voor aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten die via het handelssysteem worden verhandeld, samen met de volumes die bij deze koersen horen. De openbaar gemaakte koersen zijn die welke overeenstemmen met bindende toezeggingen om de financiële instrumenten te kopen en te verkopen, waarbij tevens wordt aangegeven tegen welke koers en welke hoeveelheid financiële instrumenten de geregistreerde marketmakers bereid zijn te kopen of te verkopen. In uitzonderlijke marktomstandigheden kunnen gedurende een beperkte tijd evenwel indicatieve of enkelzijdige koersen worden toegestaan. |
|
Op een periodieke veiling gebaseerd handelssysteem |
Een systeem dat op basis van een periodieke veiling en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen orders matcht. |
De koers waartegen het op een veiling gebaseerde handelssysteem het best aan zijn handelsalgoritme voldoet met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten die via het handelssysteem worden verhandeld, en het volume dat potentieel door de deelnemers aan dit systeem uitvoerbaar is tegen die koers. |
|
Prijsaanvraagsysteem („request-for-quote”-systeem) |
Een handelssysteem dat een prijs of prijzen afgeeft in antwoord op een door een of meer leden of deelnemers ingediende prijsaanvraag. Orders kunnen uitsluitend door het aanvragende lid of de aanvragende deelnemer worden uitgevoerd tegen de afgegeven prijs. Het aanvragende lid of de aanvragende deelnemer kan een transactie sluiten door de op zijn aanvraag afgegeven prijs of prijzen te aanvaarden. |
De prijzen en daarmee samenhangende volumes van een lid of deelnemer die, na aanvaarding, tot gevolg hebben dat een transactie volgens de regels van het handelssysteem wordt gesloten. Alle prijzen die in antwoord op een prijsaanvraag worden afgegeven, mogen gelijktijdig openbaar worden gemaakt, maar niet later dan het tijdstip waarop orders tegen die prijzen kunnen worden uitgevoerd. |
|
Elk ander handelssysteem |
Elk ander handelssysteem, met inbegrip van een hybride systeem dat onder twee of meer van de in deze tabel genoemde soorten handelssystemen valt. |
Adequate informatie over de omvang van de orders, het niveau van de koersen en de diepte van de markt met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, ETF's, certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten die via het handelssysteem worden verhandeld; met name de beste vijf bied- en laatkoersen en/of dubbele koersen van elke marketmaker voor het betrokken instrument, indien de kenmerken van het koersvormingsmechanisme zulks mogelijk maken. |
Tabel 2
Verklaring van de voor tabel 3 gebruikte symbolen
|
Symbool |
Gegevenssoort |
Definitie |
||||||||||||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||||||||||||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
3-letterige valutacode, volgens ISO 4217 |
||||||||||||||||
|
{DATE_TIME_FORMAT} |
Datum- en tijdformaat volgens ISO 8601 |
Datum en tijdstip in het volgende formaat: JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.ddddddZ.
Data en tijdstippen worden uitgedrukt in UTC (gecoördineerde wereldtijd). |
||||||||||||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn. |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:
Waarden worden zo nodig afgerond, niet afgebroken. |
||||||||||||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166 |
||||||||||||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383 |
Tabel 3
Lijst van gegevens ten behoeve van de transparantie na de handel
|
Veldidentificatiecode |
Beschrijving en openbaar te maken gegevens |
Plaats van uitvoering of openbaarmaking |
In te vullen gegevens volgens het formaat in tabel 2 |
|
Datum en tijdstip van de transactie |
Datum en tijdstip waarop de transactie is uitgevoerd. Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties voldoet de mate van gedetailleerdheid aan de voorschriften die zijn vastgelegd in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties, de datum en het tijdstip waarop de partijen het eens worden over de inhoud van de volgende velden: hoeveelheid, prijs, valuta's in velden 31, 34 en 44 als bedoeld in tabel 2 van bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590, identificatiecode van het instrument, classificatie van het instrument en code van het onderliggende instrument, indien van toepassing. Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties wordt het tijdstip ten minste tot op de dichtstbijzijnde seconde vermeld. Indien de transactie voortvloeit uit een order die door de uitvoerende beleggingsonderneming namens een cliënt aan een derde wordt doorgegeven en waarbij niet is voldaan aan de voorwaarden voor het doorgeven van orders als bedoeld in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590, is dit de datum en het tijdstip van de transactie in plaats van het tijdstip waarop de order is doorgegeven. |
Gereglementeerde markt (RM), multilaterale handelsfaciliteit (MTF), georganiseerde handelsfaciliteit (OTF), goedgekeurde publicatieregeling (APA), verstrekker van consolidated tape (CTP) |
{DATE_TIME_FORMAT} |
|
Identificatiecode instrument |
Code ter identificatie van het financiële instrument |
RM, MTF APA CTP |
{ISIN} |
|
Prijs |
Transactieprijs van het verhandelde instrument, in voorkomend geval exclusief provisie en opgelopen rente. In monetaire waarde uitgedrukte prijzen worden opgegeven in de voornaamste valuta. Indien geen definitieve prijs beschikbaar is, moet de waarde „PNDG” worden gebruikt. Indien de prijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld. De informatie in dit veld stemt overeen met de in het veld „Hoeveelheid” opgegeven waarden. |
RM, MTF APA CTP |
{DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in monetaire waarde {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement „PNDG” wanneer de prijs niet beschikbaar is |
|
Prijsvaluta |
Valuta waarin de prijs wordt uitgedrukt (van toepassing indien de prijs wordt uitgedrukt in monetaire waarde). |
RM, MTF APA CTP |
{CURRENCYCODE_3} |
|
Hoeveelheid |
Het aantal eenheden van de financiële instrumenten. De nominale of monetaire waarde van het financiële instrument. De informatie in dit veld stemt overeen met de in het veld „Prijs” opgegeven waarden. |
RM, MTF APA CTP |
{DECIMAL-18/17} wanneer de hoeveelheid wordt uitgedrukt in aantal eenheden {DECIMAL-18/5} wanneer de hoeveelheid wordt uitgedrukt in nominale of monetaire waarde |
|
Plaats van uitvoering |
Identificatie van de plaats waar de transactie is uitgevoerd. Gebruik de segment-MIC (marktidentificatiecode) volgens ISO 10383 voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties. Indien de segment-MIC niet bestaat, gebruik dan de exploitant-MIC. Gebruik de MIC-code „XOFF” voor financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld op een handelsplatform indien de transactie in dat financiële instrument niet wordt uitgevoerd via een handelsplatform, beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of georganiseerd handelsplatform buiten de Unie. Gebruik „SINT” voor financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten of worden verhandeld op een handelsplatform indien de transactie in dat financiële instrument wordt uitgevoerd via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling. |
RM, MTF APA CTP |
Handelsplatformen: {MIC} Beleggingsondernemingen met systematische interne afhandeling: „SINT” |
|
Datum en tijdstip van openbaarmaking |
Datum en tijdstip waarop de transactie openbaar is gemaakt door een handelsplatform of APA. Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties voldoet de mate van gedetailleerdheid aan de voorschriften die zijn vastgelegd in artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. Voor niet op een handelsplatform uitgevoerde transacties wordt het tijdstip minstens tot op de dichtstbijzijnde seconde gegeven. |
RM, MTF APA CTP |
{DATE_TIME_FORMAT} |
|
Plaats van openbaarmaking |
Code ter identificatie van het handelsplatform dat of de APA die de transactie openbaar maakt. |
CTP |
Handelsplatform: {MIC} APA: Segment-MIC volgens ISO 10383 (4 tekens), voor zover beschikbaar. Zo niet, code van vier tekens zoals vermeld in de lijst van aanbieders van datarapporteringsdiensten op de website van de ESMA. |
|
Transactie-identificatiecode |
Alfanumerieke code die wordt toegewezen door handelsplatformen (overeenkomstig artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie (1) en APA's, en die wordt gebruikt in elke latere verwijzing naar de desbetreffende transactie. De transactie-identificatiecode is uniek en wordt op consistente wijze per handelsdag toegepast in overeenstemming met de segment-MIC volgens ISO 10383. Indien het handelsplatform geen segment-MIC's gebruikt, is de transactie-identificatiecode uniek en wordt zij op consistente wijze per handelsdag toegepast in overeenstemming met de exploitant-MIC. Indien de APA geen MIC's gebruikt, is de transactie-identificatiecode uniek en wordt zij op consistente wijze per handelsdag toegepast in overeenstemming met de code van vier tekens die de APA identificeert. De identiteit van de tegenpartijen bij de transactie waarvoor de transactie-identificatiecode wordt bijgehouden, kan niet worden afgeleid uit de onderdelen van deze code. |
RM, MTF APA CTP |
{ALPHANUM-52} |
Tabel 4
Lijst van markeringen ten behoeve van de transparantie na de handel
|
Markering |
Naam |
Plaats van uitvoering of openbaarmaking |
Beschrijving |
||||
|
„BENC” |
Markering van benchmarktransacties |
RM, MTF APA CTP |
Transacties die worden uitgevoerd op basis van een referentieprijs die op meerdere tijdstippen wordt berekend ten opzichte van een bepaalde benchmark, zoals de volume- of tijdgewogen gemiddelde referentieprijs. |
||||
|
„ACTX” |
Markering van „broker-crossing”-transacties |
APA CTP |
Transacties waarbij een beleggingsonderneming cliëntenorders samenvoegt en de aankoop en verkoop als een enkele transactie uitvoert voor hetzelfde volume en tegen dezelfde prijs. |
||||
|
„NPFT” |
Markering van niet-prijsvormende transacties |
RM, MTF CTP |
Transacties waarbij de ruil van financiële instrumenten door andere factoren wordt bepaald dan door de actuele marktwaarde van het financiële instrument als bedoeld in artikel 13. |
||||
|
„TNCP” |
Transacties die niet bijdragen aan de koersvorming voor de toepassing van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 600/2014 |
RM, MTF APA CTP |
Transacties die niet bijdragen aan de koersvorming voor de toepassing van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 600/2014 en als bedoeld in artikel 2 |
||||
|
„SDIV” |
Markering van speciale transacties met betrekking tot dividendrechten |
RM, MTF APA CTP |
Transacties die:
|
||||
|
„LRGS” |
Markering van transacties na de handel die aanzienlijk van omvang zijn |
RM, MTF APA CTP |
Transacties die aanzienlijk van omvang zijn in verhouding tot de normale marktomvang en waarvoor overeenkomstig artikel 15 toestemming voor uitgestelde openbaarmaking is gegeven. |
||||
|
„RFPT” |
Markering van tegen een referentieprijs uitgevoerde transacties |
RM, MTF CTP |
Transacties die worden uitgevoerd via overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 geëxploiteerde systemen. |
||||
|
„NLIQ” |
Markering van bilateraal overeengekomen transacties in liquide financiële instrumenten |
RM, MTF CTP |
Transacties die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), i), van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
||||
|
„OILQ” |
Markering van bilateraal overeengekomen transacties in niet-liquide financiële instrumenten |
RM, MTF CTP |
Transacties die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), ii), van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
||||
|
„PRIC” |
Markering van bilateraal overeengekomen transacties die zijn onderworpen aan andere voorwaarden dan de actuele marktprijs |
RM, MTF CTP |
Transacties die worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder b), iii), van Verordening (EU) nr. 600/2014 en als bedoeld in artikel 6. |
||||
|
„ALGO” |
Markering van via algoritmische handel uitgevoerde transacties |
RM, MTF CTP |
Transacties die worden uitgevoerd door een beleggingsonderneming die algoritmische handel aanwendt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 39, van Richtlijn 2014/65/EU. |
||||
|
„SIZE” |
Markering van transacties met een grotere omvang dan de standaardmarktomvang |
APA CTP |
Transacties die worden uitgevoerd via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling en waarbij de ontvangen order groter is dan de overeenkomstig artikel 11 bepaalde standaardmarktomvang. |
||||
|
„ILQD” |
Markering van transacties in niet-liquide instrumenten |
APA CTP |
Via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling uitgevoerde transacties in niet-liquide instrumenten als bepaald overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie (2). |
||||
|
„RPRI” |
Markering van tegen betere prijzen uitgevoerde transacties |
APA CTP |
Transacties die overeenkomstig artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 tegen betere prijzen worden uitgevoerd door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling. |
||||
|
„CANC” |
Annuleringsmarkering |
RM, MTF APA CTP |
Wanneer een eerder openbaar gemaakte transactie wordt geannuleerd. |
||||
|
„AMND” |
Wijzigingsmarkering |
RM, MTF APA CTP |
Wanneer een eerder openbaar gemaakte transactie wordt gewijzigd. |
||||
|
„DUPL” |
Markering van dubbele transactiemeldingen |
APA |
Wanneer een transactie aan meer dan één APA wordt gemeld overeenkomstig artikel 17, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571. |
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie van 24 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot orders in financiële instrumenten (zie bladzijde 193 van dit Publicatieblad).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/567 van de Commissie van 18 mei 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot definities, transparantie, portefeuillecompressie en toezichtmaatregelen voor productinterventie en voor posities (zie bladzijde 90 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE II
Orders die aanzienlijk van omvang zijn in verhouding tot de normale marktomvang, standaardmarktomvang, uitgestelde openbaarmaking en daarvoor geldende tijdspannen
Tabel 1
Orders die aanzienlijk van omvang zijn in verhouding tot de normale marktomvang voor aandelen en representatieve certificaten
|
Gemiddelde dagelijkse omzet (GDO) in EUR |
GDO < 50 000 |
50 000 ≤ GDO < 100 000 |
100 000 ≤ GDO < 500 000 |
500 000 ≤ GDO < 1 000 000 |
1 000 000 ≤ GDO < 5 000 000 |
5 000 000 ≤ GDO < 25 000 000 |
25 000 000 ≤ GDO < 50 000 000 |
50 000 000 ≤ GDO < 100 000 000 |
GDO ≥ 100 000 000 |
|
Minimumomvang van orders die als aanzienlijk van omvang worden aangemerkt in verhouding tot de normale marktomvang in EUR |
15 000 |
30 000 |
60 000 |
100 000 |
200 000 |
300 000 |
400 000 |
500 000 |
650 000 |
Tabel 2
Orders die aanzienlijk van omvang zijn in verhouding tot de normale marktomvang voor certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten
|
Gemiddelde dagelijkse omzet (GDO) in EUR |
GDO < 50 000 |
GDO ≥ 50 000 |
|
Minimumomvang van orders die als aanzienlijk van omvang worden aangemerkt in verhouding tot de normale marktomvang in EUR |
15 000 |
30 000 |
Tabel 3
Standaardmarktomvang
|
Gemiddelde waarde van de transacties (GWT) in EUR |
GWT < 20 000 |
20 000 ≤ GWT < 40 000 |
40 000 ≤ GWT < 60 000 |
60 000 ≤ GWT < 80 000 |
80 000 ≤ GWT < 100 000 |
100 000 ≤ GWT < 120 000 |
120 000 ≤ GWT < 140 000 |
Enz. |
|
Standaardmarktomvang in EUR |
10 000 |
30 000 |
50 000 |
70 000 |
90 000 |
110 000 |
130 000 |
Enz. |
Tabel 4
Voor het uitstellen van de openbaarmaking geldende drempels en tijdspannen met betrekking tot aandelen en representatieve certificaten
|
Gemiddelde dagelijkse omzet (GDO) in EUR |
Minimumomvang die de transactie moet hebben om de openbaarmaking gedurende de vermelde tijdspanne te mogen uitstellen, in EUR |
Tijdspanne gedurende welke de openbaarmaking mag worden uitgesteld |
|
> 100 000 000 |
10 000 000 |
60 minuten |
|
20 000 000 |
120 minuten |
|
|
35 000 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
50 000 000 -100 000 000 |
7 000 000 |
60 minuten |
|
15 000 000 |
120 minuten |
|
|
25 000 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
25 000 000 -50 000 000 |
5 000 000 |
60 minuten |
|
10 000 000 |
120 minuten |
|
|
12 000 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
5 000 000 -25 000 000 |
2 500 000 |
60 minuten |
|
4 000 000 |
120 minuten |
|
|
5 000 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
1 000 000 -5 000 000 |
450 000 |
60 minuten |
|
750 000 |
120 minuten |
|
|
1 000 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
500 000 -1 000 000 |
75 000 |
60 minuten |
|
150 000 |
120 minuten |
|
|
225 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
100 000 -500 000 |
30 000 |
60 minuten |
|
80 000 |
120 minuten |
|
|
120 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
50 000 -100 000 |
15 000 |
60 minuten |
|
30 000 |
120 minuten |
|
|
50 000 |
Einde van de handelsdag |
|
|
< 50 000 |
7 500 |
60 minuten |
|
15 000 |
120 minuten |
|
|
25 000 |
Einde van de volgende handelsdag |
Tabel 5
Voor het uitstellen van de openbaarmaking geldende drempels en tijdspannen met betrekking tot ETF's
|
Minimumomvang die de transactie moet hebben om de openbaarmaking gedurende de vermelde tijdspanne te mogen uitstellen |
Tijdspanne gedurende welke de openbaarmaking mag worden uitgesteld |
|
10 000 000 EUR |
60 minuten |
|
50 000 000 EUR |
Einde van de handelsdag |
Tabel 6
Voor het uitstellen van de openbaarmaking geldende drempels en tijdspannen met betrekking tot certificaten en andere vergelijkbare financiële instrumenten
|
Gemiddelde dagelijkse omzet (GDO) |
Minimumomvang die de transactie moet hebben om de openbaarmaking gedurende de vermelde tijdspanne te mogen uitstellen |
Tijdspanne gedurende welke de openbaarmaking mag worden uitgesteld |
|
GDO < 50 000 EUR |
15 000 EUR |
120 minuten |
|
30 000 EUR |
Einde van de handelsdag |
|
|
GDO ≥ 50 000 EUR |
30 000 EUR |
120 minuten |
|
60 000 EUR |
Einde van de handelsdag |
BIJLAGE III
Voor transparantieberekeningen te verstrekken referentiegegevens
Tabel 1
Symbolen
|
Symbool |
Gegevenssoort |
Definitie |
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166 |
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383 |
Tabel 2
Nadere informatie over de voor transparantieberekeningen te verstrekken referentiegegevens
|
Nr. |
Veld |
Te melden gegevens |
Formaat en normen voor melding |
||||||||||||||||||||
|
1 |
Identificatiecode instrument |
Code ter identificatie van het financiële instrument |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||
|
2 |
Volledige naam instrument |
Volledige naam van het financiële instrument |
{ALPHANUM-350} |
||||||||||||||||||||
|
3 |
Handelsplatform |
Segment-MIC voor het handelsplatform of de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling, voor zover beschikbaar, anders exploitant-MIC. |
{MIC} |
||||||||||||||||||||
|
4 |
MiFIR-identificatiecode |
Identificatie van eigenvermogensinstrumenten
|
Eigenvermogensinstrumenten:
|
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/411 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/588 VAN DE COMMISSIE
van 14 juli 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen met betrekking tot de verhandelingseenheidregeling voor aandelen, representatieve certificaten en beursverhandelde fondsen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 49, leden 3 en 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Ten aanzien van bepaalde financiële instrumenten moeten een verhandelingseenheidregeling of minimale verhandelingseenheden worden vastgesteld om voor de ordelijke werking van de markten te zorgen. Met name moet het risico van een steeds kleiner wordende verhandelingseenheid voor aandelen, representatieve certificaten en bepaalde types beursverhandelde fondsen en de impact ervan op de ordelijkheid van de markt worden gecontroleerd door middel van een verplichte verhandelingseenheidregeling. |
|
(2) |
Wat andere financiële instrumenten betreft, kan, gezien de aard van die instrumenten en de microstructuren van de markten waarop zij worden verhandeld, een verhandelingseenheidregeling niet worden geacht daadwerkelijk bij te dragen tot de ordelijkheid van de markt, waardoor deze instrumenten niet aan de verhandelingseenheidregeling dienen te worden onderworpen. |
|
(3) |
Met name certificaten worden alleen in bepaalde lidstaten verhandeld. Gezien de kenmerken van die financiële instrumenten en de liquiditeit, schaal en aard van de markten waarop zij worden verhandeld, is een verplichte verhandelingseenheidregeling niet noodzakelijk om te voorkomen dat zich wanordelijke handelsvoorwaarden voordoen. |
|
(4) |
Andere financiële instrumenten dan eigenvermogensinstrumenten en vastrentende producten worden grotendeels over the counter verhandeld en er worden slechts een beperkt aantal transacties op handelsplatformen verricht. Vanwege de specifieke kenmerken van de liquiditeit van die instrumenten op elektronische platformen en de fragmentatie ervan wordt voor die instrumenten een verplichte verhandelingseenheidregeling evenmin noodzakelijk geacht. |
|
(5) |
De correlatie tussen op de beurs verhandelde fondsen en de onderliggende eigenvermogensinstrumenten maakt het noodzakelijk een minimale verhandelingseenheid te bepalen voor op de beurs verhandelde fondsen die als onderliggende waarde aandelen en representatieve certificaten hebben. Op de beurs verhandelde fondsen die andere financiële instrumenten dan aandelen of representatieve certificaten als onderliggende waarde hebben, dienen echter niet aan een verplichte verhandelingseenheidregeling te worden onderworpen. |
|
(6) |
Het is belangrijk dat voor alle op de beurs verhandelde fondsen waarop deze verordening van toepassing is, dezelfde verhandelingseenheidregeling geldt op basis van één enkele liquiditeitsband, ongeacht het gemiddelde dagelijkse aantal transacties erin, zodat het risico van omzeiling van de verhandelingseenheidregeling met betrekking tot die instrumenten wordt verminderd. |
|
(7) |
De betekenis van de term „qua liquiditeit meest relevante markt” moet worden verduidelijkt voor de toepassing van deze verordening, aangezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) deze term gebruikt ten behoeve van zowel de ontheffing van de referentieprijs als de melding van transacties. |
|
(8) |
De verhandelingseenheidregeling bepaalt alleen het minimumverschil tussen twee prijsniveaus van met betrekking tot een financieel instrument in het orderboek gezonden orders. Derhalve moet zij gelijk worden toegepast, ongeacht de valuta van het financiële instrument. |
|
(9) |
De bevoegde autoriteiten moeten kunnen reageren op vooraf bekende gebeurtenissen die leiden tot een verandering in het aantal transacties in een financieel instrument waarbij de toepasselijke verhandelingseenheid misschien niet langer adequaat is. In dat verband dient een specifieke procedure te worden vastgesteld voor het vermijden van wanordelijke marktvoorwaarden die voortvloeien uit beheersdaden die kunnen veroorzaken dat de verhandelingseenheid van één bepaald instrument ongeschikt is. Die procedure dient van toepassing te zijn op beheersdaden die significant van invloed kunnen zijn op de liquiditeit van dat instrument. Bij de beoordeling van de impact van een beheersdaad op een bepaald financieel instrument moeten de bevoegde autoriteiten rekening houden met eerdere beheersdaden met vergelijkbare kenmerken. |
|
(10) |
Om ervoor te zorgen dat de verhandelingseenheidregeling effectief kan werken en dat marktdeelnemers over voldoende tijd beschikken om de nieuwe vereisten te implementeren, is het aangewezen te voorzien in de verzameling van bepaalde gegevens en in een vroege publicatie van het gemiddeld dagelijks aantal transacties voor elk financieel instrument dat onder deze verordening valt. |
|
(11) |
Om redenen van consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te waarborgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. Om te garanderen dat de nieuwe verhandelingseenheidregeling effectief kan werken, moeten sommige bepalingen van deze verordening van toepassing zijn vanaf de datum waarop de verordening in werking treedt. |
|
(12) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(13) |
De ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (3), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De qua liquiditeit meest relevante markt
Voor de toepassing van deze verordening wordt de qua liquiditeit meest relevante markt voor een aandeel of een representatief certificaat geacht de qua liquiditeit meest relevante markt te zijn als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014 en gespecificeerd in artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie (4).
Artikel 2
Verhandelingseenheid voor aandelen, representatieve certificaten en beursverhandelde fondsen
(artikel 49, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Handelsplatformen passen op orders in aandelen of representatieve certificaten een verhandelingseenheid toe die gelijk is aan of groter dan die welke overeenstemt met:
|
a) |
de liquiditeitsband in de tabel in de bijlage die overeenstemt met het gemiddelde dagelijkse aantal transacties op de qua liquiditeit meest relevante markt voor dat instrument, en |
|
b) |
de prijsklasse in die liquiditeitsband die overeenstemt met de prijs van de order. |
2. In afwijking van lid 1, onder a), passen handelsplatformen, indien de qua liquiditeit meest relevante markt voor een aandeel of een representatief certificaat alleen een handelssysteem exploiteert dat orders matcht op basis van een periodieke veiling en een handelsalgoritme zonder menselijk ingrijpen, de liquiditeitsband toe die overeenstemt met het laagste gemiddelde dagelijkse aantal transacties in de tabel in de bijlage.
3. Handelsplatformen passen op orders in beursverhandelde fondsen een verhandelingseenheid toe die gelijk is aan of groter dan die welke overeenstemt met:
|
a) |
de liquiditeitsband in de tabel in de bijlage die overeenstemt met het hoogste gemiddelde dagelijkse aantal transacties, en |
|
b) |
de prijsklasse in die liquiditeitsband die overeenstemt met de prijs van de order. |
4. De vereisten van lid 3 gelden alleen voor beursverhandelde fondsen waarvan de onderliggende financiële instrumenten uitsluitend aandelen zijn die onderworpen zijn aan de verhandelingseenheidregeling in lid 1 of een mand van dergelijke aandelen.
Artikel 3
Gemiddeld dagelijks aantal transacties voor aandelen en representatieve certificaten
(artikel 49, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Tegen 1 maart van het jaar dat volgt op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 en tegen 1 maart van elk jaar daarna berekent de voor een bepaald aandeel of representatief certificaat bevoegde autoriteit bij de bepaling van de qua liquiditeit meest relevante markt voor dat aandeel of representatief certificaat het gemiddelde dagelijkse aantal transacties voor dat financieel instrument in die markt en zorgt zij voor de publicatie van die informatie.
De bevoegde autoriteit bedoeld in de eerste alinea is de bevoegde autoriteit van de qua liquiditeit meest relevante markt als gespecificeerd in artikel 16 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie (5).
2. De in lid 1 bedoelde berekening heeft de volgende kenmerken:
|
a) |
zij omvat, voor elk handelsplatform, de volgens de regels van dat handelsplatform uitgevoerde transacties, met uitzondering van de referentieprijs en bilateraal overeengekomen transacties gemarkeerd als vastgesteld in tabel 4 van bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 en transacties uitgevoerd op basis van ten minste één order waarvoor een ontheffing voor omvangrijke orders gold en indien de transactieomvang groter is dan de aanzienlijkheidsdrempel als bepaald overeenkomstig artikel 7 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587; |
|
b) |
zij heeft betrekking op het voorafgaande kalenderjaar of, in voorkomend geval, de periode van het voorafgaande kalenderjaar waarin het financieel instrument tot de handel was toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld en de handel erin niet werd opgeschort. |
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op aandelen en representatieve certificaten die voor het eerst tot de handel zijn toegelaten of die vier weken of minder vóór het einde van het voorafgaande kalenderjaar voor het eerst op een handelsplatform verhandeld werden.
4. Handelsplatformen passen de verhandelingseenheden toe van de liquiditeitsband die overeenstemt met het gemiddelde dagelijkse aantal transacties als gepubliceerd in overeenstemming met lid 1 vanaf 1 april na die publicatie.
5. Vóór de eerste toelating tot de handel of vóór de eerste dag van de handel in een aandeel of representatief certificaat schat de bevoegde autoriteit van het handelsplatform waar dat financiële instrument voor het eerst tot de handel wordt toegelaten of voor het eerst wordt verhandeld het gemiddelde dagelijkse aantal transacties voor dat handelsplatform, rekening houdend met de eventuele eerdere ervaringen met de handel in dat financiële instrument, alsook de eerdere ervaringen met de handel in financiële instrumenten die geacht worden soortgelijke kenmerken te hebben, en publiceert zij die schatting.
De verhandelingseenheden van de liquiditeitsband die overeenstemt met die gepubliceerde schatting van het gemiddelde dagelijkse aantal transacties zijn van toepassing vanaf de publicatie van die schatting tot de publicatie van het gemiddelde dagelijkse aantal transacties voor dat instrument overeenkomstig lid 6.
6. Niet later dan zes weken na de eerste dag van de handel in het aandeel of representatief certificaat belast de bevoegde autoriteit van het handelsplatform waar het financiële instrument voor het eerst tot de handel werd toegelaten of voor het eerst op een handelsplatform werd verhandeld zich ermee het gemiddelde dagelijkse aantal transacties in dat financieel instrument voor dat handelsplatform te berekenen en te publiceren met gebruikmaking van de gegevens die betrekking hebben op de eerste vier weken van de handel in dat financiële instrument.
De verhandelingseenheden van de liquiditeitsband die overeenstemt met dat gepubliceerde gemiddelde dagelijkse aantal transacties zijn van toepassing vanaf de publicatie totdat een nieuw gemiddeld dagelijkse aantal transacties voor dat instrument is berekend en gepubliceerd overeenkomstig de procedure van de leden 1 tot en met 4.
7. Voor de toepassing van dit artikel wordt het gemiddelde dagelijkse aantal transacties voor een financieel instrument berekend door, voor de relevante periode en het relevante handelsplatform, het totale aantal transacties in dat financieel instrument te delen door het aantal handelsdagen.
Artikel 4
Beheersdaden
(artikel 49, leden 1 en 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
Indien een bevoegde autoriteit van oordeel is dat een beheersdaad het gemiddelde dagelijkse aantal transacties in een bepaald financieel instrument kan wijzigen waardoor dit financiële instrument binnen een andere liquiditeitsband komt te vallen, belast de bevoegde autoriteit zich met de bepaling en publicatie van een nieuwe toepasselijke liquiditeitsband voor dat financiële instrument en behandelt zij het alsof het voor het eerst tot de handel wordt toegelaten of voor het eerst op een handelsplatform wordt verhandeld en past zij de procedure toe van artikel 3, leden 5 en 6.
Artikel 5
Overgangsbepalingen
1. De bevoegde autoriteit van het handelsplatform waar een aandeel of representatief certificaat voor het eerst tot de handel is toegelaten of voor het eerst is verhandeld vóór de datum waarop Verordening (EU) nr. 600/2014 van toepassing wordt, verzamelt de noodzakelijke gegevens en belast zich met het berekenen en publiceren van het gemiddelde dagelijkse aantal transacties voor dat financieel instrument en voor dat handelsplatform binnen de volgende tijdsgrenzen:
|
a) |
niet later dan vier weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien de datum waarop aandelen of representatieve certificaten voor het eerst worden verhandeld op een handelsplatform binnen de Unie niet minder dan tien weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt; |
|
b) |
niet later dan de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014 indien de datum waarop financiële instrumenten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld binnen de periode valt die aanvangt tien weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014 en eindigt op de dag voorafgaand aan de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
2. De in lid 1, onder a), bedoelde berekeningen worden als volgt uitgevoerd:
|
a) |
indien de datum waarop aandelen of representatieve certificaten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld, niet minder dan zestien weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014 valt, wordt de berekening gebaseerd op de gegevens die beschikbaar zijn voor een referentieperiode van veertig weken die aanvangt tweeënvijftig weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
b) |
indien de datum waarop aandelen of representatieve certificaten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld binnen de periode valt die aanvangt zestien weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014 en eindigt tien weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014, wordt de berekening gebaseerd op de gegevens die beschikbaar zijn voor de eerste handelsperiode van vier weken van het financiële instrument; |
|
c) |
indien de datum waarop aandelen of representatieve certificaten voor het eerst op een handelsplatform binnen de Unie worden verhandeld binnen de periode valt, die aanvangt tien weken vóór de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014 en eindigt op de dag voorafgaand aan de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014, wordt de berekening gebaseerd op de eerdere ervaringen met de handel in de aandelen of representatieve certificaten of andere financiële instrumenten die worden geacht soortgelijke kenmerken als die aandelen of representatieve certificaten te hebben. |
3. De verhandelingseenheden van de liquiditeitsband die overeenstemt met het gepubliceerde gemiddelde dagelijkse aantal transacties als bedoeld in lid 1, worden toegepast tot 1 april van het jaar na de toepassingsdatum van Verordening (EU) nr. 600/2014. Gedurende die periode zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat de verhandelingseenheden voor financiële instrumenten als bedoeld onder b) en c) van lid 2 en waarvoor zij de bevoegde autoriteit zijn, niet tot wanordelijke handelsvoorwaarden bijdragen. Indien een bevoegde autoriteit een risico voor de ordelijke werking van de markten als gevolg van dergelijke verhandelingseenheden vaststelt, bepaalt en publiceert zij voor de relevante financiële instrumenten een geactualiseerd gemiddeld dagelijks aantal transacties om dat risico aan te pakken. Zij doet dit op basis van langere en uitvoerigere historische handelsgegevens voor die instrumenten. De handelsplatformen passen onmiddellijk de liquiditeitsband toe die met dat geactualiseerde gemiddelde dagelijkse aantal transacties overeenstemt. Zij doen dit tot 1 april van het jaar dat volgt op de datum van toepassing van Verordening (EU) nr. 600/2014 of tot een verdere publicatie door de bevoegde autoriteit in overeenstemming met dit lid.
Artikel 6
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Artikel 5 is evenwel van toepassing met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 14 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(3) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (zie bladzijde 387 van dit Publicatieblad).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE
Verhandelingseenheidtabel
|
|
Liquiditeitsbanden |
|||||
|
Prijsklassen |
0 ≤ gemiddeld dagelijks aantal transacties < 10 |
10 ≤ gemiddeld dagelijks aantal transacties < 80 |
80 ≤ gemiddeld dagelijks aantal transacties < 600 |
600 ≤ gemiddeld dagelijks aantal transacties < 2 000 |
2 000 ≤ gemiddeld dagelijks aantal transacties < 9 000 |
9 000 ≤ gemiddeld dagelijks aantal transacties |
|
0 ≤ prijs < 0,1 |
0,0005 |
0,0002 |
0,0001 |
0,0001 |
0,0001 |
0,0001 |
|
0,1 ≤ prijs < 0,2 |
0,001 |
0,0005 |
0,0002 |
0,0001 |
0,0001 |
0,0001 |
|
0,2 ≤ prijs < 0,5 |
0,002 |
0,001 |
0,0005 |
0,0002 |
0,0001 |
0,0001 |
|
0,5 ≤ prijs < 1 |
0,005 |
0,002 |
0,001 |
0,0005 |
0,0002 |
0,0001 |
|
1 ≤ prijs < 2 |
0,01 |
0,005 |
0,002 |
0,001 |
0,0005 |
0,0002 |
|
2 ≤ prijs < 5 |
0,02 |
0,01 |
0,005 |
0,002 |
0,001 |
0,0005 |
|
5 ≤ prijs < 10 |
0,05 |
0,02 |
0,01 |
0,005 |
0,002 |
0,001 |
|
10 ≤ prijs < 20 |
0,1 |
0,05 |
0,02 |
0,01 |
0,005 |
0,002 |
|
20 ≤ prijs < 50 |
0,2 |
0,1 |
0,05 |
0,02 |
0,01 |
0,005 |
|
50 ≤ prijs < 100 |
0,5 |
0,2 |
0,1 |
0,05 |
0,02 |
0,01 |
|
100 ≤ prijs < 200 |
1 |
0,5 |
0,2 |
0,1 |
0,05 |
0,02 |
|
200 ≤ prijs < 500 |
2 |
1 |
0,5 |
0,2 |
0,1 |
0,05 |
|
500 ≤ prijs < 1 000 |
5 |
2 |
1 |
0,5 |
0,2 |
0,1 |
|
1 000 ≤ prijs < 2 000 |
10 |
5 |
2 |
1 |
0,5 |
0,2 |
|
2 000 ≤ prijs < 5 000 |
20 |
10 |
5 |
2 |
1 |
0,5 |
|
5 000 ≤ prijs < 10 000 |
50 |
20 |
10 |
5 |
2 |
1 |
|
10 000 ≤ prijs < 20 000 |
100 |
50 |
20 |
10 |
5 |
2 |
|
20 000 ≤ prijs < 50 000 |
200 |
100 |
50 |
20 |
10 |
5 |
|
50 000 ≤ prijs |
500 |
200 |
100 |
50 |
20 |
10 |
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/417 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/589 VAN DE COMMISSIE
van 19 juli 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot specificering van de organisatorische vereisten voor beleggingsondernemingen die zich met algoritmische handel bezighouden
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 17, lid 7, onder a) en d),
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De interne beheersing die wordt gebruikt door een beleggingsonderneming die zich met algoritmische handel bezighoudt, directe elektronische toegang aanbiedt of als general clearing member optreedt, moet efficiënt en weerbaar zijn en voldoende capaciteit hebben rekening houdend met de aard, schaal en complexiteit van het bedrijfsmodel van die beleggingsonderneming. |
|
(2) |
Hiertoe moet een beleggingsonderneming alle risico's aanpakken die van invloed kunnen zijn op de kernelementen van een algoritmisch handelssysteem, met inbegrip van risico's met betrekking tot de hardware, software en de bijbehorende communicatielijnen die door die onderneming worden gebruikt om haar handelsactiviteiten uit te voeren. Om voor dezelfde voorwaarden voor algoritmische handel, ongeacht de handelsvorm, te zorgen, moet elk type uitvoeringssysteem of orderbeheersysteem dat door een beleggingsonderneming wordt geëxploiteerd, onder deze verordening vallen. |
|
(3) |
Als een onderdeel van haar totale governancekader en besluitvormingskader moet een beleggingsonderneming beschikken over een duidelijke en geformaliseerde governanceregeling, met inbegrip van duidelijke verantwoordingslijnen, doeltreffende procedures voor de communicatie van informatie en een scheiding van taken en verantwoordelijkheden. Deze regeling moet zorgen voor verminderde afhankelijkheid van één enkele persoon of eenheid. |
|
(4) |
Er moeten conformiteitstests worden uitgevoerd om na te gaan of de handelssystemen van een beleggingsonderneming naar behoren communiceren en interageren met de handelssystemen van het handelsplatform of van de aanbieder van directe markttoegang (DMA) en of marktgegevens correct worden verwerkt. |
|
(5) |
Beleggingsbeslissingsalgoritmen nemen geautomatiseerde handelsbeslissingen door te bepalen welk financieel instrument moet worden gekocht of verkocht. Orderuitvoeringsalgoritmen optimaliseren orderuitvoeringsprocessen door automatische generatie en indiening van orders of bied- en laatprijzen bij een of meer handelsplatforms zodra het beleggingsbesluit is genomen. Handelsalgoritmen die beleggingsbeslissingsalgoritmen zijn, moeten van orderuitvoeringsalgoritmen worden onderscheiden met inachtneming van hun potentiële impact op de totale eerlijke en ordelijke werking van de markt. |
|
(6) |
De vereisten betreffende het testen van handelsalgoritmen moeten gebaseerd zijn op de potentiële impact die deze algoritmen kunnen hebben op de totale eerlijke en ordelijke werking van de markt. In dit verband moeten alleen zuivere beleggingsbeslissingsalgoritmen die orders genereren die alleen niet-geautomatiseerd en met menselijk ingrijpen mogen worden uitgevoerd van de testvereisten worden uitgesloten. |
|
(7) |
Bij de invoering van handelsalgoritmen moet een beleggingsonderneming ervoor zorgen dat de handelsalgoritmen gecontroleerd worden ingezet, ongeacht of zij nieuw zijn of reeds eerder met succes zijn ingezet op een ander handelsplatform en of de architectuur materieel is gewijzigd. De gecontroleerde inzet van handelsalgoritmen moet ervoor zorgen dat de handelsalgoritmen functioneren zoals verwacht in een productieomgeving. De beleggingsonderneming moet bijgevolg voorzichtige limieten stellen aan het aantal financiële instrumenten dat wordt verhandeld, de prijs, de waarde en het aantal orders, de strategieposities en het aantal betrokken markten en door de activiteit van het algoritme intensiever te monitoren. |
|
(8) |
Of aan de specifieke organisatorische vereisten voor een beleggingsonderneming wordt voldaan, moet worden vastgesteld overeenkomstig een zelfbeoordeling die een beoordeling omvat of de criteria in bijlage I bij deze verordening in acht zijn genomen. Bij die zelfbeoordeling moeten ook alle andere omstandigheden worden meegenomen die een impact kunnen hebben op de organisatie van die beleggingsonderneming. Die zelfbeoordeling moet regelmatig worden uitgevoerd en moet de beleggingsonderneming in staat stellen ten volle inzicht te verkrijgen in de handelssystemen en handelsalgoritmen die zij gebruikt en de risico's die voortvloeien uit algoritmische handel, ongeacht of die systemen en algoritmen zijn ontwikkeld door de beleggingsonderneming zelf, gekocht bij een derde, of ontworpen of ontwikkeld in nauwe samenwerking met een cliënt of een derde. |
|
(9) |
Een beleggingsonderneming moet haar orders geheel of gedeeltelijk kunnen intrekken indien dit noodzakelijk wordt („kill-functionaliteit”). Wil een dergelijke intrekking effectief zijn, dan moet een beleggingsonderneming altijd in staat zijn te achterhalen welke handelsalgoritmen, handelaren of cliënten verantwoordelijk zijn voor een order. |
|
(10) |
Een beleggingsonderneming die aan algoritmische handel deelneemt, moet erop toezien dat haar handelssystemen niet kunnen worden aangewend voor enigerlei doel dat in strijd is met Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) of met de regels van een handelsplatform waarmee zij is verbonden. Verdachte transacties of orders moeten worden gemeld aan de bevoegde autoriteiten in overeenstemming met die verordening. |
|
(11) |
Verschillende soorten risico moeten door verschillende types controle worden aangepakt. Er moeten pretransactionele controles plaatsvinden voordat een order bij een handelsplatform wordt ingediend. Een beleggingsonderneming moet ook haar handelsactiviteit monitoren en realtimewaarschuwingen implementeren die tekenen van handelsvoorwaarden die het ordelijk functioneren van de markt verstoren, of een schending van haar pretransactionele limieten identificeren. Er moeten posttransactionele controles worden ingevoerd om de markt- en kredietrisico's van de beleggingsonderneming via posttransactionele aansluiting te monitoren. Daarnaast moeten potentieel marktmisbruik en schendingen van de regels van het handelsplatform worden voorkomen door middel van specifieke toezichtssystemen die uiterlijk de volgende dag waarschuwingen genereren en die zo zijn gekalibreerd dat valse positieve en valse negatieve waarschuwingen tot een minimum worden beperkt. |
|
(12) |
De generatie van waarschuwingen na realtimemonitoring moet zo ogenblikkelijk als technisch mogelijk gebeuren. Alle maatregelen na die monitoring moeten zo spoedig mogelijk ondernomen worden met inachtneming van een redelijk efficiëntie- en kostenniveau wat betreft de betrokken personen en systemen. |
|
(13) |
Een beleggingsonderneming die directe elektronische toegang aanbiedt („DEA-aanbieder”), moet verantwoordelijk blijven voor de handel die door haar DEA-cliënten met gebruikmaking van haar handelscode wordt uitgevoerd. Een DEA-aanbieder moet bijgevolg gedragslijnen en procedures instellen om te garanderen dat de handel van zijn DEA-cliënten voldoet aan de vereisten die voor die aanbieder gelden. Deze verantwoordelijkheid moet de hoofdfactor vormen voor de instelling van pretransactionele en posttransactionele controles en voor de beoordeling van de geschiktheid van potentiële DEA-cliënten. Een DEA-aanbieder moet bijgevolg voldoende bekend zijn met de bedoelingen, capaciteiten, financiële middelen en betrouwbaarheid van haar DEA-cliënten, met inbegrip van, indien publiek beschikbaar, informatie over de disciplinaire antecendenten van potentiële DEA-cliënten bij bevoegde autoriteiten en handelsplatforms. |
|
(14) |
Een DEA-aanbieder moet, zelfs indien hij niet aan algoritmische handel deelneemt, voldoen aan de bepalingen van deze verordening, aangezien zijn klanten van de DEA gebruik kunnen maken om aan algoritmische handel deel te nemen. |
|
(15) |
Een duediligencebeoordeling van potentiële DEA-cliënten moet afgestemd zijn op de risico's verbonden aan de aard, schaal en complexiteit van hun verwachte handelsactiviteiten en de DEA die wordt aangeboden. Meer bepaald moeten het verwachte handelsniveau en ordervolume en het type aangeboden verbinding met de relevante handelsplatforms worden beoordeeld. |
|
(16) |
De inhoud en het formaat van de formulieren die door een beleggingsonderneming die een techniek van hoogfrequente handel aanwendt, moeten worden gebruikt om bij de bevoegde autoriteiten de documentatie van haar geplaatste orders in te dienen en hoe lang die documentatie moet worden bijgehouden, moeten worden vastgesteld. |
|
(17) |
Om te zorgen voor samenhang met de algemene verplichting voor een beleggingsonderneming om orderdocumentatie te bewaren, moeten de perioden tijdens welke een onderneming die een techniek van hoogfrequente handel aanwendt, documentatie moet bijhouden, worden afgestemd op die welke zijn vastgesteld in artikel 25, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (3). |
|
(18) |
Om redenen van consistentie en om voor de soepele werking van de financiële markten te zorgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de daaraan gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(19) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten („ESMA”) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(20) |
ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE ORGANISATIEVEREISTEN
Artikel 1
Algemene organisatievereisten
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
Als onderdeel van haar totale kader voor governance en besluitvorming belast een beleggingsonderneming zich met het instellen en monitoren van haar handelssystemen en handelsalgoritmen via een duidelijk en geformaliseerd governancesysteem, met inachtneming van de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf en met het voorzien in:
|
a) |
duidelijke verantwoordingslijnen, met inbegrip van procedures voor de goedkeuring van de ontwikkeling, invoering en latere actualiseringen van handelsalgoritmen en voor de oplossing van bij de monitoring van handelsalgoritmen geïdentificeerde problemen; |
|
b) |
effectieve procedures voor de communicatie van informatie binnen de beleggingsonderneming zodat efficiënt en tijdig instructies kunnen worden gevraagd en geïmplementeerd; |
|
c) |
een scheiding van taken en verantwoordelijkheden van handelsafdelingen enerzijds en ondersteunende functies, met inbegrip van risicocontrole- en compliancefuncties, anderzijds, om ervoor te zorgen dat ongeoorloofde handelsactiviteit niet verborgen kan worden gehouden. |
Artikel 2
Rol van de compliancefunctie
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat haar compliancepersoneel ten minste een algemeen inzicht heeft in de wijze waarop de algoritmische handelssystemen en handelsalgoritmen van de beleggingsonderneming werken. Het compliancepersoneel staat continu in contact met personen binnen de onderneming die beschikken over gedetailleerde technische kennis van systemen voor algoritmische handel en handelsalgoritmen.
2. Een beleggingsonderneming zorgt er ook voor dat haar compliancepersoneel te allen tijde contact heeft met de persoon of personen binnen de beleggingsonderneming die toegang hebben tot de functionaliteit als bedoeld in artikel 12 („kill-functionaliteit”) of rechtstreekse toegang heeft tot die kill-functionaliteit en tot degenen die verantwoordelijk zijn voor een handelssysteem of handelsalgoritme.
3. Indien de compliancefunctie of onderdelen daarvan worden uitbesteed aan een derde, verleent een beleggingsonderneming aan de derde dezelfde toegang tot informatie als aan haar eigen compliancepersoneel. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat via deze externe compliancefunctie:
|
a) |
de gegevensgeheimhouding wordt gewaarborgd; |
|
b) |
de compliancefunctie kan worden geaudit door interne en externe auditors of door de bevoegde autoriteit. |
Artikel 3
Personeel
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming neemt een voldoende aantal personeelsleden in dienst met de noodzakelijke vaardigheden voor het beheer van haar algoritmische handelssystemen en handelsalgoritmen en met voldoende technische kennis van:
|
a) |
de relevante handelssystemen en -algoritmen; |
|
b) |
het monitoren en testen van dergelijke systemen en algoritmen; |
|
c) |
de handelsstrategieën die de beleggingsonderneming via haar algoritmische handelssystemen en handelsalgoritmen inzet; |
|
d) |
de juridische verplichtingen van de beleggingsonderneming. |
2. Een beleggingsonderneming specificeert de noodzakelijke vaardigheden als bedoeld in lid 1. De in lid 1 bedoelde personeelsleden beschikken over die noodzakelijke vaardigheden op het moment van rekrutering of verwerven deze via opleiding na rekrutering. De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat die vaardigheden van het personeel up-to-date blijven via continue opleiding en beoordeelt regelmatig hun vaardigheden.
3. De in lid 2 bedoelde opleiding is afgestemd op de ervaring en verantwoordelijkheden van het personeel, met inachtneming van de aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de beleggingsonderneming. Met name ontvangt het personeel dat betrokken is bij het indienen van orders opleiding over systemen voor het indienen van orders en marktmisbruik.
4. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat het personeel dat belast is met de risico- en compliancefuncties van de algoritmische handel, beschikt over:
|
a) |
voldoende kennis van de algoritmische handel en strategieën; |
|
b) |
voldoende vaardigheden voor de follow-up van informatie die door middel van automatische waarschuwingen wordt verstrekt; |
|
c) |
voldoende gezag om voor algoritmische handel verantwoordelijk personeel tot de orde te roepen indien een dergelijke handel aanleiding geeft tot handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren of vermoedens van marktmisbruik. |
Artikel 4
Uitbesteding en inkoop in verband met IT
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming blijft volledig verantwoordelijk voor haar verplichtingen op grond van deze verordening bij de uitbesteding en inkoop in verband met software of hardware die bij algoritmische handelsactiviteiten gebruikt wordt.
2. Een beleggingsonderneming beschikt over voldoende kennis en de noodzakelijke documentatie om te zorgen voor effectieve naleving van lid 1 met betrekking tot uitbesteding en inkoop in verband met software of hardware die bij algoritmische handel gebruikt wordt.
HOOFDSTUK II
WEERBAARHEID VAN HANDELSSYSTEMEN
AFDELING I
Testen en inzetten van handelsalgoritmesystemen en -strategieën
Artikel 5
Algemene methodologie
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Voorafgaand aan de inzet of de substantiële update van een algoritmisch handelssysteem, handelsalgoritme of algoritmische handelsstrategie stelt een beleggingsonderneming duidelijk afgebakende methoden vast voor het ontwikkelen en testen van dergelijke systemen, algoritmen of strategieën.
2. Een persoon die door de directie van de beleggingsonderneming is aangewezen, verleent toestemming voor de inzet of de substantiële update van een algoritmisch handelssysteem, handelsalgoritme of algoritmische handelsstrategie.
3. De in lid 1 bedoelde methoden hebben betrekking op het ontwerp, het functioneren, het bijhouden van documentatie en de goedkeuring van het algoritmisch handelssysteem, het handelsalgoritme of de algoritmische handelsstrategie: Zij hebben eveneens betrekking op de toewijzing van verantwoordelijkheden, de toewijzing van voldoende middelen en de procedures om instructies te vragen binnen de beleggingsonderneming.
4. De in lid 1 bedoelde methoden zorgen ervoor dat het algoritmisch handelssysteem, het handelsalgoritme of de algoritmische handelsstrategie:
|
a) |
zich niet op een onbedoelde manier gedraagt; |
|
b) |
voldoet aan de verplichtingen van de beleggingsonderneming op grond van deze verordening; |
|
c) |
voldoet aan de regels en systemen van de handelsplatforms waartoe de beleggingsonderneming toegang verkrijgt; |
|
d) |
niet bijdraagt aan handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren, effectief blijft werken onder gespannen marktomstandigheden en, indien noodzakelijk onder deze omstandigheden het uitschakelen van het algoritmische handelssysteem of handelsalgoritme mogelijk maakt. |
5. Een beleggingsonderneming past haar testmethoden aan aan de handelsplatforms en markten waar het handelsalgoritme zal worden ingezet. Een beleggingsonderneming onderneemt verdere tests als het algoritmische handelssysteem of de toegang tot het handelsplatform waarop het algoritmisch handelssysteem, het handelsalgoritme of de algoritmische handelsstrategie moeten worden gebruikt, substantiële wijzigingen ondergaan.
6. Leden 2 tot en met 5 zijn slechts van toepassing op handelsalgoritmen die tot orderuitvoering leiden.
7. Een beleggingsonderneming houdt documentatie bij van alle materiële wijzigingen die worden aangebracht in de voor de algoritmische handel gebruikte software aan de hand waarvan kan worden bepaald:
|
a) |
wanneer een wijziging is aangebracht; |
|
b) |
wie de wijziging heeft aangebracht; |
|
c) |
wie de wijziging heeft goedgekeurd; |
|
d) |
de aard van de wijziging. |
Artikel 6
Conformiteitstest
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming test of haar algoritmische handelssystemen en handelsalgoritmen conform zijn met:
|
a) |
het systeem van het handelsplatform in elk van de volgende gevallen:
|
|
b) |
het systeem van de aanbieder van directe markttoegang in elk van de volgende gevallen:
|
2. Met de conformiteitstest wordt nagegaan of de basiselementen van het algoritmische handelssysteem of het handelsalgoritme correct en overeenkomstig de vereisten van het handelsplatform of de aanbieder van directe markttoegang functioneren. Daartoe wordt bij de test nagegaan of het algoritmische handelssysteem of het handelsalgoritme:
|
a) |
zoals bedoeld met de matchinglogica van het handelsplatform interageert; |
|
b) |
de van het handelsplatform gedownloade gegevensstromen adequaat verwerkt. |
Artikel 7
Testomgevingen
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat het testen van de conformiteit met de criteria in artikel 5, lid 4, onder a), b) en d), wordt ondernomen in een omgeving die afgescheiden is van haar productieomgeving en die specifiek wordt gebruikt voor het testen en ontwikkelen van algoritmische handelssystemen en handelsalgoritmen.
Voor de toepassing van de eerste alinea wordt onder een productieomgeving verstaan, een omgeving waar algoritmische handelssystemen effectief functioneren en door handelaren gebruikte software en hardware, routering van orders naar handelsplatforms, marktgegevens, afhankelijke databases, risicocontrolesystemen, gegevensvastlegging, analysesystemen en transactieverwerkingssystemen omvatten.
2. Een beleggingsonderneming kan voldoen aan de testvereisten bedoeld in lid 1 door gebruik te maken van haar eigen testomgeving of van een testomgeving die door een handelsplatform, een DEA-aanbieder of een leverancier beschikbaar word gesteld.
3. Een beleggingsonderneming blijft volledig verantwoordelijk voor het testen van haar algoritmische handelssystemen, handelsalgoritmen of strategieën op het gebied van algoritmische handel en voor het erin aanbrengen van alle vereiste wijzigingen.
Artikel 8
Gecontroleerde inzet van algoritmen
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
Vóór het inzetten van een handelsalgoritme stelt een beleggingsonderneming vooraf limieten aan:
|
a) |
het aantal financiële instrumenten dat wordt verhandeld; |
|
b) |
de prijs, waarde en aantallen orders; |
|
c) |
de strategieposities, en |
|
d) |
het aantal handelsplatforms waarnaar orders worden gezonden. |
AFDELING 2
Beheer na inzet
Artikel 9
Jaarlijkse zelfbeoordeling en validatie
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming voert jaarlijks een zelfbeoordelings- en validatieproces uit en publiceert op basis van dat proces een validatieverslag. In de loop van dit proces toetst, evalueert en valideert de beleggingsonderneming het volgende:
|
a) |
haar algoritmische handelssystemen, handelsalgoritmen en strategieën op het gebied van algoritmische handel; |
|
b) |
haar kader voor governance, verantwoording en goedkeuring; |
|
c) |
haar regeling ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening; |
|
d) |
haar totale naleving van artikel 17 van Richtlijn 2014/65/EU, met inachtneming van de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf. |
De zelfbeoordeling omvat ook ten minste een analyse van naleving van de criteria van bijlage I bij deze verordening.
2. De risicobeheerfunctie van de beleggingsonderneming, bedoeld in artikel 23, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie (5), stelt het validatieverslag op en betrekt met dit doel hierbij het personeel dat over de noodzakelijke technische kennis beschikt. De risicobeheerfunctie stelt de compliancefunctie in kennis van alle in het validatieverslag geïdentificeerde tekortkomingen.
3. Het validatieverslag wordt geaudit door de interneauditfunctie van de onderneming, indien een dergelijke functie bestaat, en is onderworpen aan goedkeuring door de directie van de beleggingsonderneming.
4. Een beleggingsonderneming remedieert alle in het validatieverslag geïdentificeerde tekortkomingen.
5. Indien een beleggingsonderneming geen risicobeheerfunctie heeft ingesteld, bedoeld in artikel 23, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565, zijn de vereisten in deze verordening met betrekking tot de risicobeheerfunctie van toepassing op alle andere functies die door de beleggingsonderneming worden ingesteld in overeenstemming met artikel 23, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565.
Artikel 10
Stresstest
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
Als onderdeel van haar in artikel 9 bedoelde jaarlijkse zelfbeoordeling gaat een beleggingsonderneming na of haar algoritmische handelssystemen en de procedures en controles bedoeld in de artikelen 12 tot en met 18 bestand zijn tegen verhoogde orderstromen of marktspanningen. De beleggingsonderneming ontwerpt dergelijke tests met inachtneming van de aard van haar handelsactiviteit en haar handelssystemen. De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat de tests worden uitgevoerd op zodanige wijze dat zij niet van invloed zijn op de productieomgeving. Die tests omvatten:
|
a) |
het testzenden van grote volumes berichten op basis van het grootste aantal door de beleggingsonderneming tijdens de voorgaande zes maanden ontvangen berichten, vermenigvuldigd met twee; |
|
b) |
het testzenden van grote volumes transacties op basis van het grootste handelsvolume bij de beleggingsonderneming tijdens de voorgaande zes maanden, vermenigvuldigd met twee. |
Artikel 11
Beheer van materiële wijzigingen
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat een voorgestelde materiële wijziging van de productieomgeving in verband met algoritmische handel wordt voorafgegaan door een toetsing van die wijziging door een persoon die door de directie van de beleggingsonderneming is aangewezen. De omvang van de toetsing is evenredig met de grootte van de voorgestelde wijziging.
2. Een beleggingsonderneming stelt procedures in om ervoor te zorgen dat elke wijziging van de functionaliteit van haar systemen aan de handelaren die verantwoordelijk zijn voor het handelsalgoritme en aan de compliancefunctie en de risicobeheerfunctie wordt meegedeeld.
AFDELING 3
Weerbaarheidszorg
Artikel 12
Kill-functionaliteit
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming is in staat als noodmaatregel een van of al haar niet-uitgevoerde orders die bij een of alle handelsplatforms waarmee de beleggingsonderneming is verbonden, zijn ingediend, onmiddellijk te annuleren („kill-functionaliteit”).
2. Voor de toepassing van lid 1 omvatten niet-uitgevoerde orders die welke van individuele handelaren, handelsafdelingen of, in voorkomend geval, cliënten afkomstig zijn.
3. Voor de toepassing van leden 1 en 2 is een beleggingsonderneming in staat te identificeren welk handelsalgoritme en welke handelaar, handelsafdeling of, indien van toepassing, welke cliënt verantwoordelijk is voor elke naar een handelsplatform gezonden order.
Artikel 13
Geautomatiseerd toezichtssysteem om marktmanipulatie op te sporen
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming monitort alle handelsactiviteit die via haar handelssystemen, inclusief die van haar cliënten, plaatsvindt op tekenen van potentiële marktmanipulatie als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 596/2014.
2. Voor de toepassing van lid 1 belast de beleggingsonderneming zich met het opzetten en in stand houden van een geautomatiseerd toezichtssysteem dat orders en transacties effectief monitort, waarschuwingen en rapporten genereert en, in voorkomend geval, van visualisatie-instrumenten gebruikmaakt.
3. Het geautomatiseerd toezichtssysteem bestrijkt het volledige scala van activiteiten die door de beleggingsonderneming worden ondernomen, en alle door haar ingediende orders. Het wordt ontworpen rekening houdend met de aard, schaal en complexiteit van de handelsactiviteit van de beleggingsonderneming, zoals het type en volume van de verhandelde instrumenten, de omvang en complexiteit van haar orderstroom en de markten waartoe toegang is verkregen.
4. De beleggingsonderneming controleert alle indicaties van verdachte handelsactiviteit die door haar geautomatiseerd toezichtssysteem tijdens de onderzoeksfase zijn gegenereerd via andere relevante handelsactiviteiten die die onderneming heeft ondernomen.
5. Het geautomatiseerd toezichtssysteem van de beleggingsonderneming kan aangepast worden aan wijzigingen in de regelgevende verplichtingen en de handelsactiviteit van de beleggingsonderneming, met inbegrip van wijzigingen in haar eigen handelsstrategie en die van haar cliënten.
6. De beleggingsonderneming toetst haar geautomatiseerd toezichtssysteem ten minste eenmaal per jaar en gaat na of het systeem en de parameters en filters die zij gebruikt, nog steeds volstaan voor haar regelgevende verplichtingen en handelsactiviteit, met inbegrip van het feit of zij de generatie van valse positieve of valse negatieve toezichtswaarschuwingen tot een minimum kan beperken.
7. Onder gebruikmaking van een voldoende gedetailleerd niveau van tijdsgranulariteit kan het geautomatiseerd toezichtssysteem van de beleggingsonderneming achteraf order- en transactiegegevens lezen, weer afspelen en analyseren, waarbij het over voldoende capaciteit beschikt om in voorkomend geval in een geautomatiseerde handelsomgeving met lage latentie te kunnen functioneren. Het kan ook bruikbare waarschuwingen genereren aan het begin van de volgende handelsdag of, indien er manuele processen bij betrokken zijn, aan het einde van de volgende handelsdag. Het toezichtssysteem van de beleggingsonderneming omvat toereikende documentatie en procedures voor de effectieve follow-up van waarschuwingen die erdoor worden gegenereerd.
8. Het personeel dat belast is met het monitoren van de handelsactiviteiten van de beleggingsonderneming voor de toepassing van leden 1 tot en met 7, rapporteert aan de compliancefunctie elke handelsactiviteit die mogelijk niet conform is met de gedragslijnen en procedures van de onderneming of met haar regelgevende verplichtingen. De compliancefunctie moet deze informatie onderzoeken en passende maatregelen treffen. Die maatregelen omvatten melding aan het handelsplatform of indiening van een rapport met betrekking tot verdachte orders en transacties overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 596/2014.
9. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat haar documentatie van handels- en rekeninginformatie nauwkeurig, volledig en consistent is door zo spoedig mogelijk haar eigen vastgelegde gegevens over haar elektronische handel aan te sluiten met documentatie die verstrekt is door haar handelsplatforms, makelaars, clearingleden, centrale tegenpartijen, dataleveranciers of andere relevante zakenpartners, voor zover van toepassing en passend gezien de aard, schaal en complexiteit van het bedrijf.
Artikel 14
Regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming voert voor haar algoritmische handelssystemen regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening in die in overeenstemming zijn met de aard, schaal en complexiteit van haar bedrijf. Die regelingen worden gedocumenteerd op een duurzame drager.
2. De regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening voorzien in de effectieve behandeling van verstorende incidenten en waarborgen, in voorkomend geval, een tijdige hervatting van de algoritmische handel. Die regelingen zijn aangepast aan de handelssystemen van elk handelsplatform waartoe toegang is verkregen en omvatten het volgende:
|
a) |
een governancekader voor de ontwikkeling en de inzet van de regeling ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening; |
|
b) |
een reeks mogelijke ongunstige scenario's in verband met de exploitatie van algoritmische handelssystemen, met inbegrip van de onbeschikbaarheid van systemen, personeel, werkruimte, externe leveranciers of datacentra of verlies of beschadiging van kritieke gegevens en documenten; |
|
c) |
procedures voor het overbrengen van het handelssysteem naar een back-uplocatie en de exploitatie van het handelssysteem vanaf die locatie, waarbij het beschikken over een dergelijke locatie in overeenstemming is met de aard, schaal en complexiteit van de algoritmische handelsactiviteiten van de beleggingsonderneming; |
|
d) |
personeelsopleiding over het beheer van de regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening; |
|
e) |
gebruiksbeleid inzake de functionaliteit als bedoeld in artikel 12; |
|
f) |
regelingen voor het stilleggen van het relevante handelsalgoritme of handelssysteem, indien van toepassing; |
|
g) |
alternatieve regelingen voor de beleggingsonderneming om uitstaande orders en posities te beheren. |
3. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat haar handelsalgoritme of handelssysteem in overeenstemming met haar regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening kan worden stilgelegd zonder handelsvoorwaarden te creëren die de ordelijke werking van de markt verstoren.
4. Een beleggingsonderneming toetst en test haar regelingen ter verzekering van de continuïteit van de bedrijfsuitoefening jaarlijks en wijzigt de regelingen in het licht van die toetsing.
Artikel 15
Pretransactionele controles op de inbrenging van een order
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming voert de volgende pretransactionele controles uit op de inbrenging van een order wat betreft alle financiële instrumenten:
|
a) |
voor een prijs gestelde ordes van grootte, waarbij orders die niet aan vastgestelde parameters voldoen, automatisch worden geblokkeerd of geannuleerd; hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de verschillende financiële instrumenten, zowel per individueel order als over een bepaalde periode; |
|
b) |
maximumorderwaarden, waarmee wordt voorkomen dat orders met een ongewoon hoge orderwaarde in het orderboek worden ingebracht; |
|
c) |
maximumordervolumes, waarmee wordt voorkomen dat orders met een ongewoon hoge ordergrootte in het orderboek worden ingebracht; |
|
d) |
maximumlimieten voor berichten, waarmee wordt voorkomen dat een buitensporig aantal berichten met betrekking tot de indiening, wijziging of annulering van een order naar orderboeken wordt gezonden. |
2. Een beleggingsonderneming telt onmiddellijk alle naar een handelsplatform gezonden orders mee in de berekening van de in lid 1 bedoelde pretransactionele limieten.
3. Een beleggingsonderneming voert een systeem voor herhaalde automatische uitvoering in dat regelt hoeveel keer een strategie op het gebied van algoritmische handel wordt toegepast. Na een vooraf vastgesteld aantal herhaalde uitvoeringen wordt het handelssysteem automatisch uitgeschakeld totdat het door een aangewezen personeelslid weer wordt ingeschakeld.
4. Een beleggingsonderneming stelt markt- en kredietrisicolimieten vast op basis van haar kapitaalbasis, haar clearingregelingen, haar handelsstrategie, haar risicotolerantie, ervaring en bepaalde variabelen zoals hoe lang de beleggingsonderneming zich reeds met algoritmische handel bezighoudt en haar afhankelijkheid van derde leveranciers. De beleggingsonderneming past deze markt- en kredietrisicolimieten aan om rekening te houden met de veranderende impact van de orders op de relevante markt vanwege verschillende prijs- en liquiditeitsniveaus.
5. Een beleggingsonderneming blokkeert of annuleert automatisch orders van een handelaar als zij er kennis van krijgt dat die handelaar geen toestemming heeft om een bepaald financieel instrument te verhandelen. Een beleggingsonderneming belast zich met het automatisch blokkeren of annuleren van orders indien deze orders de eigen risicodrempels van de beleggingsonderneming in gevaar kunnen brengen. In voorkomend geval kunnen controles worden verricht op blootstellingen aan individuele cliënten, financiële instrumenten, handelaren, handelsafdelingen of de beleggingsonderneming als geheel.
6. Een beleggingsonderneming voert procedures en regelingen in voor het behandelen van orders die door de pretransactionele controles van de beleggingsonderneming zijn geblokkeerd, maar die de beleggingsonderneming desondanks wil indienen. Dergelijke procedures en regelingen worden op tijdelijke basis en in uitzonderlijke omstandigheden met betrekking tot een specifieke transactie toegepast. Zij zijn onderworpen aan controle door de risicobeheerfunctie en toestemming van een aangewezen persoon van de beleggingsonderneming.
Artikel 16
Realtimemonitoring
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming monitort, tijdens de uren dat zij orders naar handelsplatforms zendt, realtime alle algoritmische handelsactiviteit die plaatsvindt onder haar handelscode, inclusief die van haar cliënten, op tekenen van handelsvoorwaarden die de ordelijke werking van de markt verstoren, inclusief handel over markten, activaklassen of producten heen ingeval de onderneming of haar cliënten aan dergelijke activiteiten deelneemt.
2. De realtimemonitoring van algoritmische handelsactiviteit wordt ondernomen door de handelaar die verantwoordelijk is voor het handelsalgoritme of de algoritmische handelsstrategie, en door de risicobeheerfunctie of een onafhankelijke risicocontrolefunctie die voor de toepassing van deze bepaling is ingesteld. Die risicocontrolefunctie wordt als onafhankelijk beschouwd, ongeacht of de realtimemonitoring wordt uitgevoerd door een lid van het personeel van de beleggingsonderneming of door een derde, mits die functie hiërarchisch niet ondergeschikt is aan de handelaar en de handelaar tot de orde kan roepen voor zover van toepassing en passend binnen het governancekader in overeenstemming met artikel 1.
3. Personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor de realtimemonitoring, reageren tijdig op operationele en regelgevende kwesties en nemen zo nodig het initiatief tot herstelmaatregelen.
4. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat de bevoegde autoriteit, de relevante handelsplatforms en, in voorkomend geval, de aanbieders van DEA, clearingleden en centrale tegenpartijen te allen tijde toegang hebben tot personeelsleden die belast zijn met de realtimemonitoring. Met dit doel belast een beleggingsonderneming zich met het identificeren en periodiek testen van haar communicatiekanalen, inclusief haar contactprocedures buiten de handelstijden, om ervoor te zorgen dat in een noodsituatie de personeelsleden met de passende bevoegdheidsgraad elkaar tijdig kunnen bereiken.
5. De systemen voor realtimemonitoring genereren realtimewaarschuwingen om het personeel te helpen bij het identificeren van onverwachte handelsactiviteiten die door middel van een algoritme zijn ondernomen. Een beleggingsonderneming voert een proces in om zo spoedig mogelijk nadat een waarschuwing is gegenereerd, herstelmaatregelen te ondernemen; zo nodig kan zij zich ook op ordelijke wijze uit de markt terugtrekken. Die systemen genereren ook waarschuwingen in verband met algoritmen en DEA-orders die handelsremmers van een handelsplatform in werking stellen. Realtimewaarschuwingen worden binnen vijf seconden na het relevante feit gegenereerd.
Artikel 17
Posttransactionele controles
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming voert continu de posttransactionele controles uit die zij heeft ingevoerd. Indien een posttransactionele controle in werking wordt gesteld, onderneemt de beleggingsonderneming passende maatregelen; zij kan onder meer overgaan tot de aanpassing of stillegging van het relevante handelsalgoritme of zich op ordelijke wijze uit de markt terugtrekken.
2. De in lid 1 bedoelde posttransactionele controles omvatten de continue beoordeling en monitoring van het markt- en kredietrisico van de beleggingsonderneming in termen van effectieve blootstelling.
3. Een beleggingsonderneming houdt documentatie bij van handels- en rekeninginformatie die nauwkeurig, volledig en consistent is. De beleggingsonderneming sluit haar eigen vastgelegde gegevens over haar elektronische handel aan met informatie over haar uitstaande orders en risicoblootstellingen als verstrekt door de handelsplatforms waarnaar zij orders zendt, door haar makelaars of DEA-aanbieders, door haar clearingleden of centrale tegenpartijen en door haar dataleveranciers of andere relevante zakenpartners. Aansluiting vindt plaats realtime indien de bovengenoemde marktdeelnemers de informatie realtime verstrekken. Een beleggingsonderneming kan realtime haar uitstaande blootstelling en die van haar handelaren en cliënten berekenen.
4. Voor derivaten omvatten de in lid 1 bedoelde posttransactionele controles controles betreffende de maximale long- en short- en totale strategieposities, waarbij handelslimieten moeten worden vastgesteld in eenheden die passen bij de types betrokken financiële instrumenten.
5. Posttransactionele monitoring wordt ondernomen door de handelaren die verantwoordelijk zijn voor het algoritme en de risicocontrolefunctie van de beleggingsonderneming.
Artikel 18
Beveiliging en limieten aan toegang
(Artikel 17, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming implementeert een IT-strategie met gedefinieerde doelstellingen en maatregelen die:
|
a) |
in overeenstemming is met de bedrijfs- en de risicostrategie van de beleggingsonderneming en aangepast is aan haar operationele activiteiten en de risico's waaraan de onderneming is blootgesteld; |
|
b) |
gebaseerd is op een betrouwbare IT-organisatie, inclusief dienstverlening, productie en ontwikkeling; |
|
c) |
in overeenstemming is met een effectief IT-beveiligingsbeheer. |
2. Een beleggingsonderneming belast zich met het opzetten en in stand houden van passende regelingen voor fysieke en elektronische beveiliging die de risico's minimaliseren van aanvallen op de informatiesystemen en die effectief identiteits- en toegangsbeheer omvatten. Die regelingen garanderen de vertrouwelijkheid, integriteit, authenticiteit en beschikbaarheid van gegevens en de betrouwbaarheid en robuustheid van de informatiesystemen van de beleggingsonderneming.
3. Een beleggingsonderneming stelt de bevoegde autoriteit onmiddellijk in kennis van elke materiële inbreuk op haar fysieke en elektronische beveiligingsmaatregelen. Zij verstrekt een incidentverslag aan de bevoegde autoriteit, waarin de aard van het incident, de naar aanleiding van het incident genomen maatregelen en de genomen initiatieven om de herhaling van dergelijke incidenten te voorkomen, worden vermeld.
4. Een beleggingsonderneming onderneemt jaarlijks penetratietests en kwetsbaarheidsscans om cyberaanvallen te simuleren.
5. Een beleggingsonderneming zorgt ervoor dat zij in staat is om alle personen te identificeren die kritieke gebruikerstoegangsrechten tot haar IT-systemen hebben. De beleggingsonderneming beperkt het aantal dergelijke personen en monitort hun toegang tot de IT-systemen om te allen tijde voor traceerbaarheid te zorgen.
HOOFDSTUK III
DIRECTE ELEKTRONISCHE TOEGANG
Artikel 19
Algemene bepalingen voor DEA
(Artikel 17, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
Een DEA-aanbieder stelt gedragslijnen en procedures in om te waarborgen dat de handel van zijn DEA-cliënten voldoet aan de regels van het handelsplatform teneinde ervoor te zorgen dat de DEA-aanbieder voldoet aan de vereisten overeenkomstig artikel 17, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU.
Artikel 20
Controles van de DEA-aanbieders
(Artikel 17, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een DEA-aanbieder onderwerpt de orderstroom van elk van zijn DEA-cliënten aan de controles vastgesteld in de artikelen 13, 15 en 17 en de realtimemonitoring vastgesteld in artikel 16. Die controles en die monitoring zijn gescheiden en verschillend van de controles en monitoring die door DEA-cliënten worden uitgevoerd. Met name doorlopen de orders van een DEA-cliënt altijd de pretransactionele controles die door de DEA-aanbieder worden vastgesteld en uitgevoerd.
2. Een DEA-aanbieder kan gebruikmaken van zijn eigen pretransactionele en posttransactionele controles, controles die door een derde worden aangeboden of controles die door het handelsplatform worden aangeboden en realtimemonitoring. In alle omstandigheden blijft de DEA-aanbieder verantwoordelijk voor de effectiviteit van die controles. De DEA-aanbieder zorgt er eveneens voor dat alleen hij gerechtigd is de parameters of limieten van die pretransactionele en posttransactionele controles en realtimemonitoring vast te stellen of te wijzigen. De DEA-aanbieder monitort doorlopend het functioneren van de pretransactionele en posttransactionele controles.
3. De limieten van de pretransactionele controles met betrekking tot de indiening van orders zijn gebaseerd op de krediet- en risicolimieten waaraan de DEA-aanbieder de handelsactiviteit van zijn DEA-cliënten onderwerpt. Die limieten zijn gebaseerd op de initiële due diligence en het periodieke onderzoek van de DEA-cliënt door de DEA-aanbieder.
4. De parameters en limieten van de controles waaraan DEA-cliënten die gesponsorde toegang gebruiken worden onderworpen, zijn even streng als die welke worden uitgevoerd op DEA-cliënten die DMA gebruiken.
Artikel 21
Specificaties voor de systemen van DEA-aanbieders
(Artikel 17, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een DEA-aanbieder zorgt ervoor dat zijn handelssystemen hem in staat stellen:
|
a) |
orders te monitoren die door een DEA-cliënt zijn ingediend met gebruikmaking van de handelscode van de DEA-aanbieder; |
|
b) |
automatisch orders te blokkeren of te annuleren van natuurlijke personen die handelssystemen exploiteren die orders met betrekking tot algoritmische handel indienen en niet over een vergunning beschikken om orders via DEA te zenden; |
|
c) |
automatisch orders te blokkeren of te annuleren van een DEA-cliënt met betrekking tot financiële instrumenten die die cliënt niet mag verhandelen, met gebruikmaking van een intern markeringssysteem om afzonderlijke DEA-cliënten of een groep van DEA-cliënten te identificeren en te blokkeren; |
|
d) |
orders van een DEA-cliënt die inbreuk maken op de risicobeheerdrempels van de DEA-aanbieder, automatisch te blokkeren of te annuleren en blootstellingen van individuele DEA-cliënten, financiële instrumenten of groepen DEA-cliënten aan controles te onderwerpen; |
|
e) |
orderstromen te stoppen die afkomstig zijn van DEA-cliënten; |
|
f) |
DEA-diensten aan een DEA-cliënt op te schorten of in te trekken indien de DEA-aanbieder er niet van overtuigd is dat continue toegang in overeenstemming zou zijn met zijn regels en procedures inzake eerlijke en ordelijke handel en marktintegriteit; |
|
g) |
telkens wanneer noodzakelijk een toetsing uit voeren van de internerisicocontrolesystemen van DEA-cliënten. |
2. Een DEA-aanbieder beschikt over procedures voor het evalueren, beheren en beperken van marktverstoring en ondernemingsspecifieke risico's. De DEA-aanbieder is in staat de personen te identificeren die geïnformeerd moeten worden in geval van een vergissing die resulteert in schendingen van het risicoprofiel of in mogelijke schendingen van de regels van het handelsplatform.
3. Een DEA-aanbieder is te allen tijde in staat zijn verschillende DEA-cliënten en de handelsafdelingen en handelaren van die DEA-cliënten te identificeren die orders indienen via de systemen van de DEA-aanbieder, door hen een unieke identificatiecode toe te kennen.
4. Een DEA-aanbieder die een DEA-cliënt de mogelijkheid biedt zijn DEA-toegang aan zijn eigen cliënten aan te bieden („subdelegatie”), is in staat de verschillende orderstromen van de begunstigden van een dergelijke subdelegatie te identificeren zonder de identiteit van de begunstigden van een dergelijke regeling te hoeven kennen.
5. Een DEA-aanbieder registreert gegevens met betrekking tot de door zijn DEA-cliënten ingediende orders, inclusief wijzigingen en annuleringen, de door zijn monitoringsystemen gegenereerde waarschuwingen en de in zijn filterproces aangebrachte wijzigingen.
Artikel 22
Duediligencebeoordeling van potentiële DEA-cliënten
(Artikel 17, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een DEA-aanbieder voert een duediligencebeoordeling van zijn potentiële DEA-cliënten uit om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de vereisten van deze verordening en de regels van het handelsplatform waartoe hij toegang verleent.
2. De in lid 1 bedoelde duediligencebeoordeling heeft betrekking op:
|
a) |
de governance- en eigendomsstructuur van de potentiële DEA-cliënt; |
|
b) |
de types strategieën die door de potentiële DEA-cliënt zullen worden gevoerd; |
|
c) |
de operationele structuur, de systemen, de pretransactionele en posttransactionele controles en de realtimemonitoring van de potentiële DEA-cliënt. De beleggingsonderneming die DEA aanbiedt die DEA-cliënten in staat stelt handelssoftware van derden te gebruiken om toegang te verkrijgen tot handelsplatforms, zorgt ervoor dat de software pretransactionele controles uitvoert die gelijkwaardig zijn aan de pretransactionele controles waarin deze verordening voorziet; |
|
d) |
de verantwoordelijkheden binnen de potentiële DEA-cliënt om met acties en vergissingen om te gaan; |
|
e) |
het historische handelspatroon en handelsgedrag van de potentiële DEA-cliënt; |
|
f) |
het verwachte handelsniveau en ordervolume van de potentiële DEA-cliënt; |
|
g) |
het vermogen van de potentiële DEA-cliënt om te voldoen aan zijn financiële verplichtingen tegenover de DEA-aanbieder; |
|
h) |
de disciplinaire antecedenten van de potentiële DEA-cliënt, indien beschikbaar. |
3. Een DEA-aanbieder die onderdelegatie toestaat, zorgt ervoor dat een potentiële DEA-cliënt, alvorens die cliënt toegang te verlenen, een duediligencekader in werking heeft gesteld dat ten minste gelijkwaardig is aan het kader dat in leden 1 en 2 wordt beschreven.
Artikel 23
Periodieke toetsing van DEA-cliënten
(Artikel 17, lid 5, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een DEA-aanbieder toetst jaarlijks zijn duediligencebeoordelingsprocessen.
2. Een DEA-aanbieder voert een jaarlijkse risicogebaseerde beoordeling uit van de toereikendheid van de interne beheersing van zijn cliënten, met name rekening houdend met wijzigingen in de schaal, aard of complexiteit van hun handelsactiviteiten of -strategieën, wijzigingen in hun personeelsbezetting, eigendomsstructuur, handels- of bankrekening, regelgevende status, financiële positie en het feit of een DEA-cliënt een voornemen te kennen heeft gegeven de toegang die hij van de DEA-aanbieder ontvangt, te subdelegeren.
HOOFDSTUK IV
BELEGGINGSONDERNEMINGEN DIE ALS GENERAL CLEARING MEMBERS OPTREDEN
Artikel 24
Interne beheersing van beleggingsondernemingen die als general clearing member optreden
(Artikel 17, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
Alle systemen die worden gebruikt door een beleggingsonderneming die als een general clearing member („clearingonderneming”) optreedt om de verlening van haar clearingdiensten aan haar cliënten te ondersteunen, is onderworpen aan passende duediligencebeoordelingen, controles en monitoring.
Artikel 25
Duediligencebeoordelingen van potentiële clearingcliënten
(Artikel 17, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een clearingonderneming maakt een initiële beoordeling van een potentiële clearingcliënt rekening houdend met de aard, schaal en complexiteit van het bedrijf van de potentiële clearingcliënt. Elke potentiële clearingcliënt wordt beoordeeld op basis van de volgende criteria:
|
a) |
kredietwaardigheid, inclusief gegeven garanties; |
|
b) |
interne beheersing; |
|
c) |
beoogde handelsstrategie; |
|
d) |
betalingssystemen en -regelingen die de potentiële clearingcliënt in staat stellen te zorgen voor een tijdige overdracht van activa of contanten als margin zoals vereist door de clearingonderneming met betrekking tot de clearingdiensten die zij aanbiedt; |
|
e) |
systeeminstellingen en toegang tot informatie waarmee de potentiële clearingcliënt wordt geholpen om een met de clearingonderneming afgesproken maximumhandelslimiet te respecteren; |
|
f) |
alle zekerheid die door de potentiële clearingcliënt aan de clearingonderneming is verstrekt; |
|
g) |
operationele middelen, inclusief technologische interfaces en connectiviteit; |
|
h) |
elke betrokkenheid van de potentiële clearingcliënt bij een inbreuk op de regels ter waarborging van de integriteit van de financiële markten, inclusief betrokkenheid bij marktmisbruik, financiële criminaliteit of het witwassen van geld. |
2. Een clearingonderneming toetst jaarlijks de lopende prestaties van haar clearingcliënten aan de in lid 1 genoemde criteria. De bindende schriftelijke overeenkomst bedoeld in artikel 17, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU bevat die criteria en bepaalt de frequentie waarmee de clearingonderneming de prestaties van haar clearingcliënten aan die criteria toetst indien deze toetsing meer dan eens per jaar moet worden uitgevoerd. De bindende schriftelijke overeenkomst bepaalt de gevolgen voor clearingcliënten die niet voldoen aan die criteria.
Artikel 26
Positielimieten
(Artikel 17, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een clearingonderneming belast zich met het vaststellen en meedelen aan haar clearingcliënten van passende handels- en positielimieten voor het beperken en beheren van haar eigen tegenpartij-, liquiditeits-, operationele en andere risico's.
2. Een clearingonderneming monitort de posities van haar clearingcliënten op basis van de in lid 1 bedoelde limieten zo realtime mogelijk en beschikt over passende pre- en posttransactionele procedures voor het beheer van het risico van inbreuken op de positielimieten, door middel van een passende marginpraktijk en op andere passende manieren.
3. Een clearingonderneming documenteert schriftelijk de in lid 2 bedoelde procedures en registreert of de clearingcliënten aan die procedures voldoen.
Artikel 27
Openbaarmaking van informatie over de aangeboden diensten
(Artikel 17, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een clearingonderneming maakt de voorwaarden openbaar waaronder zij haar clearingdiensten aanbiedt. Zij biedt die diensten aan tegen redelijke commerciële voorwaarden.
2. Een clearingonderneming stelt haar potentiële en bestaande clearingcliënten in kennis van de beschermingsniveaus en van de kosten die verbonden zijn aan de verschillende scheidingsniveaus die zij aanbiedt. De informatie over de verschillende scheidingsniveaus omvat een beschrijving van de belangrijkste rechtsgevolgen van de respectieve scheidingsniveaus die worden aangeboden, met inbegrip van informatie over het insolventierecht dat in het relevante rechtsgebied van kracht is.
HOOFDSTUK V
TECHNIEK VAN HOOGFREQUENTE ALGORITMISCHE HANDEL EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 28
Inhoud en formaat van orderdocumentatie
(Artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een beleggingsonderneming die een techniek van hoogfrequente algoritmische handel aanwendt, registreert meteen na indiening van een order de bijzonderheden van elk ingediend order met gebruikmaking van het formaat bepaald in de tabellen 2 en 3 van bijlage II.
2. Een beleggingsonderneming die een techniek van hoogfrequente algoritmische handel aanwendt, actualiseert de in lid 1 bedoelde informatie in de normen en formaten gespecificeerd in de vierde kolom van de tabellen 2 en 3 van bijlage II.
3. De documentatie als bedoeld in leden 1 en 2 wordt bewaard gedurende vijf jaar met ingang van de datum van indiening van een uit te voeren order bij een handelsplatform of bij een andere beleggingsonderneming.
Artikel 29
Inwerkingtreding en toepassing
(Artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU)
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 19 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(4) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(5) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
Criteria die in aanmerking moeten worden genomen bij de zelfbeoordeling van de beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 9, lid 1
|
1. |
Bij het in aanmerking nemen van de aard van haar bedrijf neemt een beleggingsonderneming in voorkomend geval het volgende in aanmerking:
|
|
2. |
Bij het in aanmerking nemen van de schaal van haar bedrijf neemt een beleggingsonderneming in voorkomend geval het volgende in aanmerking:
|
|
3. |
Bij het in aanmerking nemen van de complexiteit van haar bedrijf neemt een beleggingsonderneming in voorkomend geval het volgende in aanmerking:
|
BIJLAGE II
Inhoud en formaat van orderdocumentatie als bedoeld in artikel 28
Tabel 1
Legende voor de tabellen 2 en 3
|
SYMBOOL |
GEGEVENSSOORT |
DEFINITIE |
||||||||||||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||||||||||||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
Drieletterige valutacode volgens ISO 4217-valutacodes |
||||||||||||||||
|
{DATE_TIME_FORMAT} |
Datum- en tijdformaat volgens ISO 8601 |
Datum en tijdstip in het volgende formaat: JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.ddddddZ, waarbij
Data en tijdstippen moeten worden uitgedrukt in UTC. |
||||||||||||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden:
|
||||||||||||||||
|
{INTEGER-n} |
Geheel getal van maximaal n tekens in totaal |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve gehele waarden. |
||||||||||||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166. |
||||||||||||||||
|
{LEI} |
20 alfanumerieke tekens |
Identificatiecode juridische entiteit volgens ISO 17442. |
||||||||||||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383. |
||||||||||||||||
|
{NATIONAL_ID} |
35 alfanumerieke tekens |
De identificator wordt beschreven in artikel 6 en bijlage II bij [technische reguleringsnorm 22 inzake verplichtingen om transacties te melden op grond van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014]. |
Tabel 2
Informatie betreffende elke initiële handelsbeslissing en binnenkomende orders van cliënten
|
Nr. |
Veld |
Beschrijving |
Normen en formaat |
||||||||
|
1 |
Voornaam (voornamen) cliënt |
Volledige voornaam (voornamen) van de cliënt. Indien er meer dan één voornaam is, worden alle voornamen gescheiden door een komma in dit veld opgenomen. Dit veld wordt blank gelaten ingeval het door de identificatiecode juridische entiteit (LEI) wordt gedekt. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||
|
2 |
Achternaam (achternamen) cliënt |
Volledige achternaam (achternamen) van de cliënt. Indien er meer dan één achternaam is, worden alle achternamen gescheiden door een komma in dit veld opgenomen. Dit veld wordt blank gelaten ingeval het door de identificatiecode juridische entiteit (LEI) wordt gedekt. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||
|
3 |
Identificatiecode cliënt |
Gebruikte code ter identificatie van de cliënt van de beleggingsonderneming. Ingeval er een DEA is, wordt de code van de DEA-gebruiker gebruikt. Indien de cliënt een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de cliënt gebruikt. Indien de cliënt geen juridische entiteit is, wordt de {NATIONAL_ID} gebruikt. In geval van geaggregeerde orders wordt gebruikgemaakt van de afkorting AGGR als gespecificeerd in artikel 2, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie (1). In geval van hangende toewijzing wordt gebruikgemaakt van de afkorting PNAL als gespecificeerd in artikel 2, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580. Dit veld wordt alleen blank gelaten als de beleggingsonderneming geen cliënt heeft. |
{LEI} {NATIONAL_ID} „AGGR” — geaggregeerde orders „PNAL” — hangende toewijzingen |
||||||||
|
4 |
Naam (namen) van de persoon die handelt in naam van de cliënt |
Dit veld bevat de volledige voornaam (voornamen) van de persoon die handelt in naam van de cliënt. Indien er meer dan één voornaam is, worden alle voornamen gescheiden door een komma in dit veld opgenomen. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||
|
5 |
Achternaam (achternamen) van de persoon die handelt in naam van de cliënt |
Dit veld bevat de volledige achternaam (achternamen) van de persoon die handelt in naam van de cliënt. Ingeval er meer dan één achternaam is, worden alle achternamen gescheiden door een komma in dit veld opgenomen. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||
|
6 |
Beleggingsbesluit binnen het bedrijf |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit overeenkomstig artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie (2). Indien een natuurlijke persoon verantwoordelijk was voor het beleggingsbesluit, wordt de persoon die verantwoordelijk was of de eerste verantwoordelijkheid had voor het beleggingsbesluit, aan de hand van de {NATIONAL_ID} geïdentificeerd. Indien een algoritme verantwoordelijk was voor het beleggingsbesluit, wordt het veld ingevuld als beschreven in artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie. Dit veld wordt blank gelaten indien het beleggingsbesluit niet door een persoon of een algoritme binnen de beleggingsonderneming is genomen. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
||||||||
|
7 |
Aanduiding initiële order |
De code die wordt gebruikt om de order te identificeren die van de cliënt is ontvangen of door de beleggingsonderneming is gegenereerd voordat de order werd verwerkt en ingediend bij het handelsplatform of de beleggingsonderneming. |
{ALPHANUM-50} |
||||||||
|
8 |
Koop-verkoopindicator |
Om weer te geven of het om een koop- of verkooporder gaat. In geval van opties en swaptions is de koper de tegenpartij die het recht bezit om de optie uit te oefenen en is de verkoper de tegenpartij die de optie verkoopt en een premie ontvangt. In geval van futures en forwards behalve valutafutures en -forwards is de koper de tegenpartij die het instrument koopt en de verkoper de tegenpartij die het instrument verkoopt. In geval van swaps met betrekking tot effecten is de koper de tegenpartij waarbij het risico van prijsbeweging van het onderliggende effect komt te liggen en die het zekerheidsbedrag ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het zekerheidsbedrag betaalt. In geval van swaps met betrekking tot rente of inflatie-indices is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt. De verkoper is de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. In geval van basisswaps (variabel-voor-variabel renteswaps) is de koper de tegenpartij die de spread betaalt en de verkoper de tegenpartij die de spread ontvangt. In geval van swaps en forwards met betrekking tot valuta en van cross currency swaps is de koper de tegenpartij die de valuta ontvangt die op de eerste plaats staat bij alfabetische sortering volgens de ISO 4217-norm en de verkoper de tegenpartij die deze valuta levert. In geval van swaps met betrekking tot dividenden is de koper de tegenpartij die de gelijkwaardige werkelijke dividenduitkeringen ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het dividend betaalt en de vaste rente ontvangt. In geval van afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico behalve opties en swaptions is de koper de tegenpartij die de protectie koopt. De verkoper is de tegenpartij die de protectie verkoopt. In geval van derivatencontracten in verband met grondstoffen of emissierechten is de koper de tegenpartij die de in het rapport gespecificeerde grondstof of het in het rapport gespecificeerd emissierecht ontvangt en de verkoper de tegenpartij die deze grondstof of dit emissierecht levert. In geval van forward rate agreements is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt en de verkoper de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. Voor wat betreft een stijging van de notionele waarde, is de koper dezelfde als de verkrijger van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de vervreemder van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie. Voor wat betreft een daling van de notionele waarde, is de koper dezelfde als de vervreemder van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de verkrijger van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie. |
„BUYI” — kopen „SELL” — verkopen |
||||||||
|
9 |
Identificatiecode van het financieel instrument |
Unieke en eenduidige identificator van het financieel instrument |
{ISIN} |
||||||||
|
10 |
Prijs |
Limietprijs van de order, in voorkomend geval exclusief provisie en opgelopen rente. Voor stoporders is dit de stopprijs voor de order. Indien er optiecontracten zijn, is de prijs de premie van het derivatencontract per onderliggende waarde of per indexpunt. Indien er spread bets zijn, is de prijs de referentieprijs van het direct onderliggend instrument. Voor credit default swaps is de prijs de coupon in basispunten. Indien de prijs in geldelijke waarde wordt gerapporteerd, wordt de prijs in de hoofdvalutaeenheid gegeven. Indien de prijs niet van toepassing is, wordt de waarde „NOAP” in het veld ingevuld. Indien de prijs momenteel niet beschikbaar is maar hangende, is de waarde „PNDG”. Indien de overeengekomen prijs nul is, wordt de prijs nul gebruikt. In voorkomend geval worden waarden niet afgerond of afgebroken. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als geldelijke waarde. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement. {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten. „PNDG” ingeval de prijs niet beschikbaar is. „NOAP” ingeval de prijs niet van toepassing is. |
||||||||
|
11 |
Eenheid van de prijs |
Geeft aan of de prijs en de uitoefenprijs worden uitgedrukt in geldelijke waarde, in percentage, in rendement of in basispunten. |
„MONE” — Geldelijke waarde „PERC” — Percentage „YIEL” — Rendement „BAPO” — Basispunten |
||||||||
|
12 |
Prijsmultiplicator |
Aantal eenheden van de onderliggende instrumenten dat door één derivatencontract wordt vertegenwoordigd. Geldelijke waarde waarop één enkel swapcontract betrekking heeft, waarbij het veld voor de hoeveelheid aangeeft op hoeveel swapcontracten de transactie betrekking heeft. Voor een future of optie op een index, het bedrag per indexpunt. Voor spreadbets, de koersbeweging van het onderliggende instrument waarop de spreadbet is gebaseerd. De in dit veld ingevulde informatie moet in overeenstemming zijn met de waarden die in de velden 10 en 26 zijn ingevuld. |
{DECIMAL-18/17} „1” — In geval van niet-afgeleide financiële instrumenten die niet middels contracten worden verhandeld. |
||||||||
|
13 |
Prijsvaluta |
Valuta waarin de prijs voor het financieel instrument met betrekking tot de order wordt uitgedrukt (van toepassing indien de prijs als een geldelijke waarde wordt uitgedrukt). |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
14 |
Valuta van poot 2 |
Bij multi-currency of cross-currency swaps is de valuta van poot 2 de valuta waarin poot 2 van het contract luidt. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap een multi-currency swap is, is de valuta van poot 2 de valuta waarin poot 2 van de swap luidt. Dit veld is alleen van toepassing op rente- en valutaderivatencontracten. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
15 |
Code onderliggend instrument |
ISIN-code van het onderliggende instrument. Voor ADR's, GDR's en gelijksoortige instrumenten: de {ISIN} van het financiële instrument waarop de instrumenten zijn gebaseerd. Voor converteerbare obligaties: de {ISIN} van het instrument waarin de obligatie kan worden omgezet. Voor derivaten of andere instrumenten die een onderliggende waarde hebben: de ISIN-code van het onderliggende instrument, indien het onderliggende instrument is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Wanneer de onderliggende waarde een dividend in aandelen is: de ISIN-code van het betrokken aandeel dat recht geeft op het onderliggende dividend. Voor credit default swaps wordt de ISIN van de referentieobligatie verstrekt. Ingeval de onderliggende waarde een index is en een ISIN heeft, de ISIN-code voor die index. Indien de onderliggende waarde een mand is, worden de ISIN's vermeld van elk bestanddeel van de mand dat is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Dit veld wordt zo vaak herhaald als nodig is om alle meldbare instrumenten in de mand te vermelden. |
{ISIN} |
||||||||
|
16 |
Type optie |
Geeft aan of het derivatencontract een call (recht om een bepaald onderliggend actief te kopen) of een put (recht om een bepaald onderliggend actief te verkopen) is, dan wel of op het tijdstip van plaatsing van de order niet valt uit te maken of het een call of put is. Bij swaptions:
Bij caps en floors:
Dit veld geldt alleen voor derivaten die opties of warrants zijn. |
„PUTO” — Put „CALL” — Call „OTHR” indien niet kan worden bepaald of het een call of een put betreft. |
||||||||
|
17 |
Uitoefenprijs |
Vooraf bepaalde prijs waarop de houder het onderliggende instrument moet kopen of verkopen, of een aanduiding dat de prijs op het tijdstip van plaatsing van de order niet kan worden bepaald. Dit veld geldt alleen voor een optie of warrant waarbij de uitoefenprijs op het tijdstip van plaatsing van de order kan worden bepaald. Indien de uitoefenprijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als geldelijke waarde. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement. {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten „PNDG” ingeval de prijs niet beschikbaar is. |
||||||||
|
18 |
Valuta uitoefenprijs |
Valuta van de uitoefenprijs. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
19 |
Vooruitbetaling |
Geldelijke waarde van elke vooruitbetaling in basispunten van de notionele waarde ontvangen of betaald door de verkoper. Indien de verkoper de vooruitbetaling ontvangt, is de ingevulde waarde positief. Indien de verkoper de vooruitbetaling betaalt, is de ingevulde waarde negatief. Wat betreft een stijging of daling van de notionele waarde bij derivatencontractenn geeft het getal de absolute waarde van de wijziging weer en wordt het als een positief getal uitgedrukt. |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||
|
20 |
Wijze van levering |
Geeft aan of de transactie materieel of contant wordt afgewikkeld. Wanneer het leveringstype op het tijdstip van plaatsing van de order niet kan worden bepaald, is de waarde „OPTL”. Het veld moet alleen worden ingevuld indien er derivaten zijn. |
„PHYS” — Materieel afgewikkeld „CASH” — Afgewikkeld in contanten „OPTN” — Optioneel voor tegenpartij of wanneer door een derde partij bepaald. |
||||||||
|
21 |
Uitoefenstijl opties |
Geeft aan of de optie uitsluitend op een vaste datum mag worden uitgeoefend (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie). Dit veld geldt alleen voor opties. |
„EURO” — Europees „AMER” — Amerikaans „ASIA” — Aziatisch „BERM” — Bermudaans „OTHR” — Alle andere typen |
||||||||
|
22 |
Vervaldatum |
Vervaldatum van het financiële instrument. Dit veld geldt alleen voor schuldinstrumenten met vastgestelde vervaldatum. |
{DATEFORMAT} |
||||||||
|
23 |
Expiratiedatum |
Expiratiedatum van het gerapporteerde financiële instrument. Dit veld geldt alleen voor derivaten met een vastgestelde expiratiedatum. |
{DATEFORMAT} |
||||||||
|
24 |
Valuta van de hoeveelheid |
Valuta waarin de hoeveelheid wordt uitgedrukt. Het veld is alleen van toepassing als de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een nominale of geldelijke waarde. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||
|
25 |
Eenheid van de hoeveelheid |
Geeft aan of de gerapporteerde hoeveelheid als aantal eenheden, als een nominale waarde of als een geldelijke waarde wordt uitgedrukt. |
„UNIT” — Aantal eenheden „NOML” — Nominale waarde „MONE” — Geldelijke waarde |
||||||||
|
26 |
Initiële hoeveelheid |
Het aantal eenheden van het financieel instrument of het aantal derivatencontracten in de order. De nominale of geldelijke waarde van het financieel instrument. Voor spread bets is de hoeveelheid gelijk aan de ingezette geldelijke waarde per punt beweging in het onderliggend financieel instrument. Voor wat betreft een stijging of daling van de notionele waarde van derivatencontracten, geeft het getal de absolute waarde van de wijziging weer en wordt het als een positief getal uitgedrukt. Voor wat betreft credit default swaps, is de hoeveelheid het notionele bedrag waarvoor de protectie wordt verkregen of vervreemd. |
{DECIMAL-18/17} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als geldelijke of nominale waarde. |
||||||||
|
27 |
Datum en tijdstip |
De exacte datum en het exacte tijdstip waarop de order is ontvangen of de exacte datum en het exacte tijdstip waarop de handelsbeslissing is genomen. In voorkomend geval wordt dit veld ingevuld overeenkomstig artikel 3 en tabel 2 in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (3). |
{DATE_TIME_FORMAT} In voorkomend geval wordt het aantal cijfers na de „seconden” bepaald overeenkomstig tabel 2 in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. |
||||||||
|
28 |
Bijkomende informatie van de cliënt |
Alle instructies, parameters, voorwaarden en alle andere bijzonderheden betreffende de order die door de cliënt zijn doorgegeven aan de beleggingsonderneming. |
Vrije tekst |
Tabel 3
Informatie over uitgaande en uitgevoerde orders
|
Nr. |
Veld/inhoud |
Beschrijving |
Formaat |
||||||||||||||||||||||||
|
1 |
Koop-verkoopindicator |
Geeft aan of de order een koop- of een verkooporder is, zoals bepaald in de beschrijving van veld 8 van tabel 2. |
„BUYI” — Kopen „SELL” — Verkopen |
||||||||||||||||||||||||
|
2 |
De handelscapaciteit |
Geeft aan of het indienen van de order resulteert uit het feit dat het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform matched principal trading uitvoert op grond van artikel 4, punt 38, van Richtlijn 2014/65/EU of voor eigen rekening handelt op grond van artikel 4, punt 6, van Richtlijn 2014/65/EU. Indien het indienen van de order niet resulteert uit het feit dat het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform matched principal trading uitvoert of voor eigen rekening handelt, wordt in het veld vermeld dat de transactie in een andere hoedanigheid is uitgevoerd. |
„DEAL” — Handelen voor eigen rekening „MTCH” — Matched principal „AOTC” — Een andere hoedanigheid |
||||||||||||||||||||||||
|
3 |
Liquiditeitsverschaffingsactiviteit |
Geeft aan of een order bij een handelsplatform wordt ingediend als onderdeel van een marketmakingstrategie ingevolge artikelen 17 en 48 van Richtlijn 2014/65/EU, of wordt ingediend als onderdeel van een andere activiteit overeenkomstig artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575 van de Commissie (4). |
„waar” „onwaar” |
||||||||||||||||||||||||
|
4 |
Uitvoering binnen de onderneming |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de transactie uit hoofde van de order overeenkomstig artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590. Indien een natuurlijke persoon verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie, wordt de persoon geïdentificeerd aan de hand van de {NATIONAL_ID}. Indien een algoritme verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie, wordt dit veld ingevuld overeenkomstig artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590. Indien meer dan één persoon of een combinatie van personen en algoritmen betrokken zijn bij de uitvoering van de transactie, bepaalt de onderneming welke handelaar of welk algoritme die/dat in de eerste plaats verantwoordelijk is, als gespecificeerd in artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 en wordt in dit veld de identiteit van die handelaar of dat algoritme ingevuld. Dit veld geldt alleen voor uitgevoerde orders. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
||||||||||||||||||||||||
|
5 |
De identificatiecode van de order ingediend bij het handelsplatform of bij een andere beleggingsonderneming |
Door de beleggingsonderneming gebruikte interne code om de order te identificeren die bij de handelsplatforms of bij een andere beleggingsonderneming is ingediend, mits de code uniek is per handelsdag en per financieel instrument. |
{ALPHANUM-50} |
||||||||||||||||||||||||
|
6 |
De identificatiecode van de order die door een andere beleggingsonderneming of een ander handelsplatform waarbij de order is ingediend, is toegekend |
Een alfanumerieke code toegekend door een andere beleggingsonderneming of het handelsplatform waarbij de order door de beleggingsonderneming is ingediend voor uitvoering. In dit veld moet de identificatiecode worden ingevuld die door deze laatste beleggingsonderneming of dit laatste handelsplatform is toegekend. |
{ALPHANUM-50} |
||||||||||||||||||||||||
|
7 |
Identificatiecode van de ontvanger van de order |
De code van de beleggingsonderneming waaraan de order is doorgegeven, of de code van het handelsplatform waaraan de order is doorgegeven. |
Voor een beleggingsonderneming: {LEI} Voor een handelsplatform: {MIC} |
||||||||||||||||||||||||
|
8 |
Ordertype |
Geeft aan welk type order bij het handelsplatform is ingediend overeenkomstig de specificaties van het handelsplatform. |
{ALPHANUM-50} |
||||||||||||||||||||||||
|
9 |
Limietprijs |
De maximumprijs waarop een kooporder kan worden uitgevoerd, of de minimumprijs waarop een verkooporder kan worden uitgevoerd. De spreadprijs voor een strategieorder. Deze kan negatief of positief zijn. In geval van orders die geen limietprijs hebben of in geval van ongeprijsde orders wordt dit veld blank gelaten. In geval van een converteerbare obligatie wordt de voor de order gebruikte werkelijke prijs (zonder of met opgelopen rente) in dit veld weergegeven. Indien een order wordt uitgevoerd, registreert de beleggingsonderneming ook de prijs waarop de transactie is uitgevoerd. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een geldelijke waarde. Indien de prijs in geldelijke waarde wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement. {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten. |
||||||||||||||||||||||||
|
10 |
Prijsvaluta |
Valuta waarin de transactieprijs wordt uitgedrukt (van toepassing indien de prijs wordt uitgedrukt als een geldelijke waarde) voor het financieel instrument dat betrekking heeft op de order. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||
|
11 |
Eenheid van de prijs |
Geeft aan of de prijs en uitoefenprijs worden uitgedrukt in geldelijke waarde, in percentage, in rendement of in basispunten. |
„MONE” — Geldelijke waarde „PERC” — Percentage „YIEL” — Rendement „BAPO” — Basispunten |
||||||||||||||||||||||||
|
12 |
Bijkomende limietprijs |
Elke andere limietprijs die eventueel van toepassing is op de order. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/13} indien de prijs wordt uitgedrukt als een geldelijke waarde. Indien de prijs in geldelijke waarde wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} indien de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement. {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten. |
||||||||||||||||||||||||
|
13 |
Stopprijs |
De prijs die moet worden bereikt, wil de order actief worden. Voor stoporders die worden getriggerd door gebeurtenissen die onafhankelijk zijn van de prijs van het financieel instrument, wordt in dit veld een stopprijs gelijk aan nul ingevuld. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een geldelijke waarde. Indien de prijs in geldelijke waarde wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement. {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten. |
||||||||||||||||||||||||
|
14 |
Limietprijs van een pegorder |
De maximumprijs waarop een pegorder om te kopen kan worden uitgevoerd, of de minimumprijs waarop een pegorder om te verkopen kan worden uitgevoerd. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/13} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als een geldelijke waarde. Indien de prijs in geldelijke waarde wordt gerapporteerd, wordt deze in de hoofdvalutaeenheid gegeven. {DECIMAL-11/10} indien de prijs wordt uitgedrukt als een percentage of rendement. {DECIMAL-18/17} ingeval de prijs wordt uitgedrukt als basispunten. |
||||||||||||||||||||||||
|
15 |
Resterende hoeveelheid inclusief verborgen hoeveelheid |
De totale hoeveelheid die in het orderboek blijft na een gedeeltelijke uitvoering of in geval van elke andere gebeurtenis die van invloed is op de order. Bij een gedeeltelijke uitvoering is dit het totale resterende volume na die gedeeltelijke uitvoering. Bij invoering van een order is deze gelijk aan de initiële hoeveelheid. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een geldelijke of een nominale waarde. |
||||||||||||||||||||||||
|
16 |
Weergegeven hoeveelheid |
De hoeveelheid die zichtbaar (in tegenstelling tot verborgen) is in het orderboek. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een geldelijke of een nominale waarde. |
||||||||||||||||||||||||
|
17 |
Verhandelde hoeveelheid |
Bij gedeeltelijke of volledige uitvoering wordt in dit veld de uitgevoerde hoeveelheid ingevuld. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een geldelijke of een nominale waarde. |
||||||||||||||||||||||||
|
18 |
Minimaal aanvaardbare hoeveelheid (MAQ) |
De minimaal aanvaardbare hoeveelheid opdat een order kan worden uitgevoerd, waarbij het om meerdere gedeeltelijke uitvoeringen kan gaan en normaliter alleen om niet-persistente ordertypes gaat. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een geldelijke of een nominale waarde. |
||||||||||||||||||||||||
|
19 |
Minimaal uitvoerbare omvang (MES) |
De minimale uitvoeringsomvang van een individuele potentiële uitvoering. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{DECIMAL-18/17} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} indien de hoeveelheid wordt uitgedrukt als een geldelijke of een nominale waarde. |
||||||||||||||||||||||||
|
20 |
MES alleen voor de eerste uitvoering |
Geeft aan of de MES alleen relevant is voor de eerste uitvoering. Dit veld kan blank worden gelaten indien veld 19 blank is gelaten. |
„waar” „onwaar” |
||||||||||||||||||||||||
|
21 |
Alleen passieve indicator |
Geeft aan of de order bij het handelsplatform wordt ingediend met een kenmerk/markering, zodat de order niet onmiddellijk tegen een zichtbare tegenorder wordt uitgevoerd. |
„waar” „onwaar” |
||||||||||||||||||||||||
|
22 |
Voorkoming van zelfuitvoering |
Geeft aan of de order is ingevoerd met criteria om zelfuitvoering te voorkomen zodat hij niet zou worden uitgevoerd met een order aan de tegenoverliggende zijde van het boek die door hetzelfde lid of dezelfde deelnemer is ingebracht. |
„waar” „onwaar” |
||||||||||||||||||||||||
|
23 |
Datum en tijdstip (indiening van de order) |
De exacte datum en het exacte tijdstip van de indiening van een order bij het handelsplatform of bij een andere beleggingsonderneming. |
{DATE_TIME_FORMAT} Het aantal cijfers na de „seconden” wordt bepaald overeenkomstig tabel 2 in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. |
||||||||||||||||||||||||
|
24 |
Datum en tijdstip (ontvangst van de order) |
De exacte datum en het exacte tijdstip van elke boodschap die met betrekking tot de order wordt doorgegeven aan en ontvangen van het handelsplatform of een andere beleggingsonderneming. |
{DATE_TIME_FORMAT} Het aantal cijfers na de „seconden” wordt bepaald overeenkomstig tabel 2 in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. |
||||||||||||||||||||||||
|
25 |
Volgnummer |
Elke gebeurtenis opgenomen in veld 26 wordt door de beleggingsonderneming geïdentificeerd met gebruikmaking van positieve gehele getallen in opklimmende volgorde. Het volgnummer is uniek voor elk type gebeurtenis, consistent voor alle gebeurtenissen die door de exploitant van het handelsplatform van een tijdstempel zijn voorzien, en persistent wat betreft de datum waarop de gebeurtenis zich voordoet. |
{INTEGER-50} |
||||||||||||||||||||||||
|
26 |
Nieuwe order, orderwijziging, orderannulering, orderverwerpingen, gedeeltelijke of volledige uitvoering |
Nieuwe order: ontvangst van een nieuwe order door de exploitant van het handelsplatform. |
„NEWO” — Nieuwe order |
||||||||||||||||||||||||
|
Getriggerd: een order die uitvoerbaar wordt casu quo niet-uitvoerbaar wordt wanneer een vooraf bepaalde voorwaarde vervuld wordt. |
„TRIG” — Getriggerd |
||||||||||||||||||||||||||
|
Vervangen door het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform: indien een lid van, een deelnemer aan of een cliënt van het handelsplatform op eigen initiatief besluit een kenmerk te wijzigen van de order die hij eerder in het orderboek heeft ingebracht. |
„REME” — Vervangen door het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform. |
||||||||||||||||||||||||||
|
Vervangen door marktoperaties (automatisch): indien een kenmerk van een order door de IT-systemen van de exploitant van het handelsplatform wordt gewijzigd. Dit omvat de situatie waarin de actuele kenmerken van een pegorder of een trailing stoporder worden gewijzigd om weer te geven welke plaats de order binnen het orderboek inneemt. |
„REMA” — Vervangen door marktoperaties (automatisch). |
||||||||||||||||||||||||||
|
Vervangen door marktoperaties (menselijk ingrijpen): indien een kenmerk van een order door een medewerker van de exploitant van het handelsplatform wordt gewijzigd. Dit omvat de situatie waarin een lid van, deelnemer aan of cliënt van het handelsplatform IT-problemen heeft en zijn orders dringend geannuleerd moeten worden. |
„REMH” — Vervangen door marktoperaties (menselijk ingrijpen). |
||||||||||||||||||||||||||
|
Wijziging van de status op initiatief van het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform. Dit omvat activering en desactivering. |
„CHME” — Wijziging van de status op initiatief van het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform. |
||||||||||||||||||||||||||
|
Wijziging van de status ten gevolge van marktoperaties. |
„CHMO” — Wijziging van de status ten gevolge van marktoperaties. |
||||||||||||||||||||||||||
|
Geannuleerd op initiatief van het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform. |
„CAME” — Geannuleerd op initiatief van het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform. |
||||||||||||||||||||||||||
|
Geannuleerd door marktoperaties. Dit omvat een beschermingsmechanisme voor beleggingsondernemingen die algoritmische handel aanwenden om een marketmakingstrategie uit te voeren zoals vastgesteld in artikelen 17 en 48 van Richtlijn 2014/65/EU. |
„CAMO” — Geannuleerd door marktoperaties. |
||||||||||||||||||||||||||
|
Verworpen order: een door de exploitant van het handelsplatform ontvangen maar verworpen order. |
„REMO” — Verworpen order |
||||||||||||||||||||||||||
|
Verstreken order: indien de order aan het einde van zijn geldigheidsperiode uit het orderboek wordt verwijderd. |
„EXPI” — Verstreken order |
||||||||||||||||||||||||||
|
Gedeeltelijk uitgevoerd: indien de order niet volledig wordt uitgevoerd, zodat er nog een hoeveelheid moet worden uitgevoerd. |
„PARF” — Gedeeltelijk uitgevoerd |
||||||||||||||||||||||||||
|
Uitgevoerd: indien er geen enkele hoeveelheid meer dient te worden uitgevoerd. |
„FILL” — Uitgevoerd {ALPHANUM-4} tekens die niet al in gebruik zijn voor de eigen classificatie van het handelsplatform. |
||||||||||||||||||||||||||
|
27 |
Shortsellingindicator |
Een shorttransactie die een beleggingsonderneming voor zichzelf of voor een cliënt aangaat als beschreven in artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590. |
„SSHO” — Shorttransactie zonder vrijstelling |
||||||||||||||||||||||||
|
Wanneer een beleggingsonderneming een transactie uitvoert voor een cliënt die verkoopt en de beleggingsonderneming naar best vermogen niet kan bepalen of het een shorttransactie betreft, wordt in dit veld „UNDI” ingevuld. |
„SSEX” — Shorttransactie met vrijstelling |
||||||||||||||||||||||||||
|
Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die voldoet aan de voorwaarden voor doorgifte van artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590, wordt dit veld ingevuld door de ontvangende onderneming in het verslag van de ontvangende onderneming met gebruikmaking van de informatie die is ontvangen van de doorgevende onderneming. Dit veld is slechts van toepassing indien het instrument valt onder Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) en de verkoper de beleggingsonderneming of een cliënt van de beleggingsonderneming is. Dit veld is uitsluitend van toepassing in geval van uitgevoerde orders. |
„SELL” — Geen shorttransactie „UNDI” — Informatie niet beschikbaar |
||||||||||||||||||||||||||
|
28 |
Ontheffingsindicator |
Geeft aan of de transactie is uitgevoerd op grond van een pretransactionele ontheffing overeenkomstig artikelen 4 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014. Wat betreft eigenvermogensinstrumenten:
Wat betreft niet-eigenvermogensinstrumenten:
Dit veld is slechts van toepassing indien orders werden uitgevoerd op grond van een ontheffing op een handelsplatform. |
Eén of meer van de volgende afkortingen invullen:
|
||||||||||||||||||||||||
|
29 |
Routeringsstrategie |
De toepasselijke routeringsstrategie overeenkomstig de specificaties van het handelsplatform. Dit veld wordt blank gelaten als het niet relevant is. |
{ALPHANUM-50} |
||||||||||||||||||||||||
|
30 |
Transactie-identificatiecode van het handelsplatform |
Alfanumerieke code die door het handelsplatform aan de transactie is toegekend ingevolge artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575. Dit veld is slechts van toepassing indien orders werden uitgevoerd op een handelsplatform. |
{ALPHANUM-52} |
||||||||||||||||||||||||
|
31 |
Geldigheidsperiode |
Good-For-Day: de order verstrijkt aan het einde van de handelsdag waarop hij in het orderboek is opgenomen. |
„GDAY” — Good-For-Day |
||||||||||||||||||||||||
|
Good-Till-Cancelled: de order blijft actief in het orderboek en is uitvoerbaar totdat hij daadwerkelijk wordt geannuleerd. |
„GTCA” — Good-Till-Cancelled |
||||||||||||||||||||||||||
|
Good-Till-Time: de order verstrijkt uiterlijk op een vooraf bepaald tijdstip binnen de huidige handelssessie. |
„GTHT” — Good-Till-Time |
||||||||||||||||||||||||||
|
Good-Till-Date: de order verstrijkt aan het einde van een gespecificeerde datum. |
„GTHD” — Good-Till-Date |
||||||||||||||||||||||||||
|
Good-Till-Specified Date and Time: de order verstrijkt op een gespecificeerde datum en tijd. |
„GTDT” — Good-Till-Specified Date and Time |
||||||||||||||||||||||||||
|
Good After Time: de order is pas actief na een vooraf bepaald tijdstip binnen de huidige handelssessie. |
„GAFT” — Good After Time |
||||||||||||||||||||||||||
|
Good After Date: de order is pas actief vanaf het begin van een vooraf bepaalde datum. |
„GAFD” — Good After Date |
||||||||||||||||||||||||||
|
Good After Specified Date and Time: de order is pas actief vanaf een vooraf bepaald tijdstip op een vooraf bepaalde datum. |
„GADT” — Good After Specified Date and Time |
||||||||||||||||||||||||||
|
Immediate-Or-Cancel: een order die wordt uitgevoerd na opneming ervan in het orderboek (voor de hoeveelheid die kan worden uitgevoerd) en die niet in het orderboek blijft voor de (eventueel) resterende hoeveelheid die niet is uitgevoerd. |
„IOCA” — Immediate-Or-Cancel |
||||||||||||||||||||||||||
|
Fill-Or-Kill: een order die wordt uitgevoerd na opneming ervan in het orderboek mits hij volledig kan worden uitgevoerd; ingeval de order slechts gedeeltelijk kan worden uitgevoerd, wordt hij automatisch geweigerd en kan hij derhalve niet worden uitgevoerd. Andere: alle bijkomende aanduidingen die uniek zijn voor bepaalde bedrijfsmodellen, handelsplatforms of systemen. |
„F” — Fill-Or-Kill of {ALPHANUM-4} tekens die niet al in gebruik zijn voor de eigen classificatie van het handelsplatform. |
||||||||||||||||||||||||||
|
32 |
Orderbeperking |
Good For Closing Price Crossing Session: indien een order in aanmerking komt voor de slotveiling. |
„SESR” — Good For Closing Price Crossing Session |
||||||||||||||||||||||||
|
Valid For Auction: de order is alleen actief en kan alleen worden uitgevoerd in veilingfasen (die door het lid van, de deelnemer aan of de cliënt van het handelsplatform die de order heeft ingediend vooraf kunnen worden bepaald, bv. openings- en/of slotveilingen en/of intraday veiling). |
„VFAR” — Valid For Auction |
||||||||||||||||||||||||||
|
Valid For Continuous Trading only: de order is alleen actief tijdens de doorlopende handel. |
„VFCR” — Valid For Continuous Trading only |
||||||||||||||||||||||||||
|
Andere: alle bijkomende aanduidingen die uniek zijn voor bepaalde bedrijfsmodellen, handelsplatforms of systemen. |
{ALPHANUM-4} tekens die niet al in gebruik zijn voor de eigen classificatie van het handelsplatform. In dit veld worden, gescheiden door een komma, meerdere afkortingen ingevuld indien meerdere types van toepassing zijn. |
||||||||||||||||||||||||||
|
33 |
Datum en tijdstip van geldigheidsperioden |
Dit heeft betrekking op het tijdstempel dat het tijdstip weergeeft waarop de order actief wordt of uiteindelijk uit het orderboek wordt verwijderd. Good-For-Day: de datum van invoering met het tijdstempel onmiddellijk vóór middernacht. Good-Till-Time: de datum van invoering en het tijdstip gespecificeerd in de order. Good-Till-Date: de gespecificeerde datum van expiratie met het tijdstempel onmiddellijk vóór middernacht. Good-Till-Specified Date and Time: de gespecificeerde datum en het gespecificeerde tijdstip van expiratie. Good After Time: de datum van invoering en het gespecificeerde tijdstip waarop de order actief wordt. Good After Date: de gespecificeerde datum met het tijdstempel onmiddellijk na middernacht. Good After Specified Date and Time: standaard de gespecificeerde datum en het gespecificeerde tijdstip waarop de order actief wordt. Good Till Cancel: de uiteindelijke datum en het uiteindelijke tijdstip waarop de order automatisch wordt verwijderd door marktoperaties. Andere: tijdstempel voor een bijkomend geldigheidstype. |
{DATE_TIME_FORMAT} Het aantal cijfers na de „seconden” wordt bepaald overeenkomstig tabel 2 in de bijlage bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574. |
||||||||||||||||||||||||
|
34 |
Geaggregeerde order |
Geeft aan of het om een geaggregeerde order gaat overeenkomstig artikel 2, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575. |
„waar” „onwaar” |
||||||||||||||||||||||||
|
35 |
Bijkomende informatie betreffende de uitgaande order |
Alle instructies, parameters, voorwaarden en alle andere bijzonderheden van de order die: door de beleggingsonderneming doorgegeven zijn aan het handelsplatform en met name die instructies, parameters, voorwaarden en bijzonderheden waarover het handelsplatform moet kunnen beschikken om een duidelijk beeld te hebben van de wijze waarop zij de order moet behandelen, of door het handelsplatform doorgegeven zijn aan de beleggingsonderneming, en met name die instructies, parameters, voorwaarden en bijzonderheden waarover de beleggingsonderneming moet kunnen beschikken om duidelijke feedbackinformatie te hebben over de wijze waarop de order is behandeld. |
Vrije tekst |
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie van 24 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot orders in financiële instrumenten (zie bladzijde 193 van dit Publicatieblad).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/590 van de Commissie van 28 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het melden van transacties aan de bevoegde autoriteiten (zie bladzijde 449 van dit Publicatieblad).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/575 van de Commissie van 8 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten met betrekking tot technische reguleringsnormen betreffende de gegevens die door plaatsen van uitvoering over de kwaliteit van uitvoering van transacties moeten worden bekendgemaakt (zie bladzijde 152 van dit Publicatieblad).
(5) Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/449 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/590 VAN DE COMMISSIE
van 28 juli 2016
tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de melding van transacties aan de bevoegde autoriteiten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 26, lid 9, derde alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Met het oog op een doeltreffende analyse van gegevens door de bevoegde autoriteiten moet worden gezorgd voor samenhang in de normen en formats ten behoeve van de melding van transacties. |
|
(2) |
Gezien de marktpraktijken, toezichthoudende ervaring en marktontwikkelingen moet het begrip transactie voor meldingsdoeleinden ruim worden geïnterpreteerd. Het begrip transactie dient aan- en verkopen van te melden instrumenten alsmede andere gevallen van verwerving of vervreemding van te melden instrumenten te omvatten, aangezien deze eveneens problemen van marktmisbruik kunnen veroorzaken. Bovendien kunnen wijzigingen van het notionele bedrag problemen van mogelijk marktmisbruik veroorzaken aangezien zij vergelijkbaar zijn met bijkomende aankoop- of verkooptransacties. Willen de bevoegde autoriteiten deze wijzigingen van andere aan- of verkopen kunnen onderscheiden, dan moet informatie over deze wijzigingen uitdrukkelijk worden gemeld in transactiemeldingen. |
|
(3) |
Het begrip transactie mag geen handelingen of gebeurtenissen omvatten die niet voor markttoezichtdoeleinden aan de bevoegde autoriteiten dienen te worden gemeld. Om ervoor te zorgen dat er geen informatie over dergelijke handelingen en gebeurtenissen in transactiemeldingen wordt opgenomen, moeten deze uitdrukkelijk van het begrip transactie worden uitgesloten. |
|
(4) |
Om duidelijk te maken welke beleggingsondernemingen verplicht zijn transacties te melden, moeten de activiteiten of diensten die leiden tot een transactie worden gespecificeerd. Een beleggingsonderneming moet dienovereenkomstig worden geacht een transactie te verrichten indien zij een dienst of activiteit uitvoert als bedoeld in de punten 1, 2 en 3 van deel A van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (2), het beleggingsbesluit neemt in overeenstemming met een discretionair mandaat van een cliënt of financiële instrumenten overdraagt naar of van rekeningen, op voorwaarde dat in alle gevallen dergelijke diensten of activiteiten in een transactie hebben geresulteerd. In overeenstemming met artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 mogen beleggingsondernemingen die geacht worden orders te hebben doorgegeven die resulteren in transacties niet worden geacht die transacties te hebben uitgevoerd. |
|
(5) |
Ter vermijding van niet-melding of dubbele melding door beleggingsondernemingen die orders doorgeven aan elkaar, moet de beleggingsonderneming die voornemens is de order door te geven met de onderneming die de order ontvangt afspreken of de ontvangende onderneming alle details van de resulterende transactie zal melden dan wel de order verder aan een andere beleggingsonderneming zal doorgeven. Als niets wordt afgesproken, moet de order worden geacht niet te worden doorgegeven en moet elke beleggingsonderneming haar eigen transactiemelding doen die [alle] details van de transactie bevat die elke beleggingsonderneming meldt. Bovendien moeten de details van de tussen ondernemingen door te geven order worden gespecificeerd om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten details ontvangen die relevant, nauwkeurig en volledig zijn. |
|
(6) |
Om te zorgen voor een zekere en efficiënte identificatie van beleggingsondernemingen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van transacties, moeten die ondernemingen ervoor zorgen dat zij in de transactiemelding die ingevolge hun transactiemeldingsverplichting wordt gedaan, worden geïdentificeerd met gebruikmaking van gevalideerde, gepubliceerde en naar behoren verlengde identificators van juridische entiteit (LEI's). |
|
(7) |
Om te zorgen voor een consistente en robuuste identificatie van natuurlijke personen waarvan sprake is in transactiemeldingen, moeten zij worden geïdentificeerd aan de hand van een aaneenschakeling van het land waarvan zij de nationaliteit hebben, gevolgd door de identificators die zijn toegekend door het land waarvan die personen de nationaliteit hebben. Indien die identificators niet beschikbaar zijn, moeten natuurlijke personen worden geïdentificeerd aan de hand van identificators die zijn gecreëerd door een aaneenschakeling van hun geboortedatum en naam. |
|
(8) |
Om het markttoezicht te vergemakkelijken, moet de identificatie van cliënten consistent, uniek en robuust zijn. In de transactiemeldingen dienen derhalve de volledige naam en geboortedatum van cliënten die natuurlijke personen zijn te worden opgenomen en moeten cliënten die juridische entiteiten zijn met hun LEI worden geïdentificeerd. |
|
(9) |
Personen of computeralgoritmen die beleggingsbesluiten nemen, kunnen verantwoordelijk zijn voor marktmisbruik. Bijgevolg moeten, om voor effectief markttoezicht te zorgen, indien beleggingsbesluiten worden genomen door een andere persoon dan de cliënt of door een computeralgoritme, de persoon of het algoritme in de transactiemelding worden geïdentificeerd met gebruikmaking van unieke, robuuste en consistente identificatoren. Indien meer dan één persoon bij een beleggingsonderneming het beleggingsbesluit neemt, moet de persoon die de primaire verantwoordelijkheid voor het besluit draagt in de melding worden geïdentificeerd. |
|
(10) |
De personen of computeralgoritmen die verantwoordelijk zijn voor de bepaling van het platform waartoe toegang moet worden verkregen of een beleggingsonderneming waaraan de orders moeten worden doorgegeven of alle andere voorwaarden met betrekking tot de uitvoering van de order kunnen daardoor verantwoordelijk zijn voor marktmisbruik. Derhalve moet, om voor effectief markttoezicht te zorgen, een persoon of een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor dergelijke activiteiten in de transactiemelding worden geïdentificeerd. Indien zowel een persoon als een computeralgoritme betrokken zijn, of meer dan één persoon of algoritme betrokken is, moet de beleggingsonderneming volgens vooraf vastgestelde criteria consistent bepalen welke persoon of welk algoritme primair verantwoordelijk is voor die activiteiten. |
|
(11) |
Om effectieve marktmonitoring mogelijk te maken, moeten transactiemeldingen precieze informatie bevatten over elke wijziging in de positie van een beleggingsonderneming of haar cliënt die resulteert uit een te melden transactie op het moment dat een dergelijke transactie heeft plaatsgevonden. Beleggingsondernemingen moeten derhalve consistent gerelateerde velden in een afzonderlijke transactiemelding melden en moeten een transactie of verschillende delen van een transactie dusdanig melden dat hun meldingen samen een duidelijk totaalbeeld geven dat positiewijzigingen nauwkeurig weergeeft. |
|
(12) |
Shorttransacties moeten duidelijk als zodanig worden gemarkeerd, ongeacht of deze transacties een volledige of gedeeltelijke shorttransactie vormen. |
|
(13) |
Effectief markttoezicht in geval van een transactie in een combinatie van financiële instrumenten levert specifieke markttoezichtproblemen op. De bevoegde autoriteit moet met betrekking tot elk financieel instrument dat deel uitmaakt van een transactie waarbij meer dan één financieel instrument betrokken is een totaalbeeld hebben en elke transactie afzonderlijk kunnen zien. Bijgevolg moeten beleggingsondernemingen die transacties uitvoeren in een combinatie van financiële instrumenten de transactie voor elk financieel instrument afzonderlijk melden en die meldingen door middel van een op het niveau van de onderneming unieke identificator koppelen aan de groep transactiemeldingen die betrekking hebben op die uitvoering. |
|
(14) |
Om de effectiviteit van het marktmisbruiktoezicht op rechtspersonen te waarborgen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat LEI's worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd in overeenstemming met internationaal erkende beginselen om ervoor te zorgen dat rechtspersonen consistent en uniek geïdentificeerd worden. Beleggingsondernemingen moeten de LEI van hun cliënten verkrijgen alvorens diensten te verlenen die meldingsverplichtingen in werking zouden stellen met betrekking tot transacties die namens die cliënten worden uitgevoerd en die LEI in hun transactiemeldingen gebruiken. |
|
(15) |
Om voor efficiënte en effectieve marktmonitoring te zorgen, mogen transactiemeldingen slechts één keer worden gedaan bij één enkele bevoegde autoriteit die deze aan andere relevante bevoegde autoriteiten kan zenden. Indien een beleggingsonderneming een transactie uitvoert, moet zij bijgevolg de melding bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming doen, ongeacht of hier al dan niet een bijkantoor bij betrokken is dan wel of de meldende onderneming de transactie via een bijkantoor in een andere lidstaat heeft uitgevoerd. Bovendien mag, indien een transactie geheel of gedeeltelijk via een bijkantoor van een in een andere lidstaat gevestigde beleggingsonderneming is uitgevoerd, de melding slechts eenmaal bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming worden gedaan, tenzij anders is overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst. Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst toezicht kunnen houden op de diensten die worden verleend door bijkantoren op hun grondgebied, moeten zij transactiemeldingen van activiteiten van bijkantoren ontvangen. Om die reden, en om mogelijk te maken dat de transactiemeldingen aan alle relevante bevoegde autoriteiten worden gezonden voor de bijkantoren die aan die transacties deelnemen, dienen in de meldingen gedetailleerde gegevens over de activiteiten van bijkantoren te worden opgenomen. |
|
(16) |
Volledige en nauwkeurige transactiemeldingsgegevens zijn essentieel voor het toezicht op marktmisbruik. Handelsplatformen en beleggingsondernemingen dienen derhalve te beschikken over methoden en regelingen om ervoor te zorgen dat volledige en nauwkeurige transactiemeldingen bij de bevoegde autoriteiten worden gedaan. ARM's dienen niet onder deze verordening te vallen aangezien zij onderworpen zijn aan een eigen specifieke regeling die is gespecificeerd in de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie (3) en zij onder soortgelijke vereisten vallen om de volledigheid en nauwkeurigheid van de gegevens te verzekeren. |
|
(17) |
Om in staat te zijn de annuleringen of correcties te volgen, moet de beleggingsonderneming de details van de correcties en annuleringen die zij van het ARM ontvangt bewaren ingeval de ARM, overeenkomstig de instructies van de beleggingsonderneming, een namens een beleggingsonderneming gedane transactiemelding corrigeert of annuleert. |
|
(18) |
Bepaling van de qua liquiditeit meest relevante mark maakt het mogelijk dat transactiemeldingen aan andere bevoegde autoriteiten worden gezonden en stelt beleggers in staat de bevoegde autoriteiten te identificeren waaraan zij hun shortposities moeten melden ingevolge de artikelen 5, 7 en 8 van Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4). De regels voor het bepalen van de relevante bevoegde autoriteit op grond van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) functioneren effectief voor de meeste financiële instrumenten en moeten bijgevolg ongewijzigd blijven. Er moeten echter nieuwe regels worden ingevoerd specifiek voor die instrumenten die niet onder Richtlijn 2004/39/EG vallen, namelijk voor schuldinstrumenten die worden uitgegeven door een entiteit van een derde land, emissierechten en voor derivaten waarvan de onmiddellijke onderliggende waarde geen mondiale identificatiecode heeft of een mandje of een niet-EER-index is. |
|
(19) |
Ter wille van de consistentie en om de soepele werking van de financiële markten te verzekeren, moeten de in deze verordening neergelegde bepalingen en de in Verordening (EU) nr. 600/2014 neergelegde bepalingen op dezelfde datum in werking treden. |
|
(20) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten („ESMA”) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(21) |
ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (6), |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Gegevensnormen en -formats voor transactiemelding
Een transactiemelding bevat alle details waarvan sprake in tabel 2 van bijlage I die verband houden met de betrokken financiële instrumenten. Alle in transactiemeldingen op te nemen details worden ingediend overeenkomstig de normen en formats die in tabel 2 van bijlage I worden gespecificeerd, in een elektronische en machineleesbare vorm en in een gemeenschappelijk XML-template overeenkomstig de ISO 20022-methodologie.
Artikel 2
Het begrip transactie
1. Voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 vormt het tot stand brengen van een verwerving of vervreemding van een financieel instrument bedoeld in artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014 een transactie.
2. Een verwerving als bedoeld in lid 1 omvat het volgende:
|
a) |
een aankoop van een financieel instrument; |
|
b) |
het aangaan van een derivatencontract; |
|
c) |
een toename van het notionele bedrag van een derivatencontract. |
3. Een vervreemding als bedoeld in lid 1 omvat het volgende:
|
a) |
een verkoop van een financieel instrument; |
|
b) |
de liquidatie van een derivatencontract; |
|
c) |
een afname van het notionele bedrag van een derivatencontract. |
4. Voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 omvat transactie eveneens een gelijktijdige verwerving en vervreemding van een financieel instrument waarbij de eigendom van dat financiële instrument ongewijzigd blijft, maar publicatie na de handel vereist is op grond van de artikelen 6, 10, 20 of 21 van Verordening (EU) nr. 600/2014.
5. Een transactie voor de toepassing van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014 omvat niet het volgende:
|
a) |
een effectenfinancieringstransactie als gedefinieerd in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad (7); |
|
b) |
een contract dat uitsluitend voor clearing- of afwikkelingsdoeleinden ontstaat; |
|
c) |
een afwikkeling van wederzijdse verplichtingen tussen partijen waarbij de nettoverplichting wordt overgedragen; |
|
d) |
een verwerving of vervreemding die uitsluitend het resultaat is van een bewaarnemingsactiviteit; |
|
e) |
een cessie of novatie na de handel van een derivatencontract waarbij een van de partijen bij het derivatencontract wordt vervangen door een derde partij; |
|
f) |
een compressie van een portefeuille; |
|
g) |
de creatie of aflossing van de rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging door de beheerder van de instelling voor collectieve belegging; |
|
h) |
de uitoefening van een in een financieel instrument besloten recht, of de conversie van een converteerbare obligatie en de daaruit voortvloeiende transactie in het onderliggende financiële instrument; |
|
i) |
de creatie, expiratie of aflossing van een financieel instrument als gevolg van vooraf bepaalde contractvoorwaarden of als gevolg van verplichte gebeurtenissen waarover de belegger geen controle heeft, waarbij door de belegger geen beleggingsbesluit wordt genomen op het tijdstip van de creatie, expiratie of aflossing van het financiële instrument; |
|
j) |
een afname of toename van het notionele bedrag van een derivatencontract als gevolg van vooraf bepaalde contractvoorwaarden of verplichte gebeurtenissen waarbij door de belegger geen beleggingsbesluit wordt genomen op het tijdstip van de wijziging van het notionele bedrag; |
|
k) |
een wijziging in de samenstelling van een index of een mandje die optreedt na de uitvoering van een transactie; |
|
l) |
een verwerving op grond van een dividendherinvesteringsplan; |
|
m) |
een verwerving of vervreemding overeenkomstig een bonusregeling op basis van aandelen voor werknemers, of uit hoofde van het beheer van een trust van niet geclaimde activa of van resterende onderaandelenrechten na bedrijfsgebeurtenissen of als onderdeel van aandeelhoudersverminderingsprogramma's indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
|
|
n) |
een omwisselings- en terugkoopbod met betrekking tot een obligatie of een andere vorm van gesecuritiseerde schuld indien de voorwaarden van het bod vooraf zijn bepaald en het beleggingsbesluit neerkomt op een keuze door de belegger om de transactie aan te gaan zonder de voorwaarden ervan eenzijdig te kunnen wijzigen; |
|
o) |
een verwerving of vervreemding die het resultaat is van een overdracht van zekerheden. |
De uitsluiting bepaald in punt a) van de eerste alinea is niet van toepassing op de effectenfinancieringstransacties waarbij een lid van het Europees Stelsel van centrale banken een tegenpartij is.
De uitzondering bepaald in punt i) van de eerste alinea geldt niet voor eerste openbare aanbiedingen of bijkomende openbare aanbiedingen of plaatsingen, of schulduitgifte.
Artikel 3
Het begrip uitvoering van een transactie
1. Een beleggingsonderneming wordt geacht een transactie te hebben uitgevoerd in de zin van artikel 2 indien zij een van de volgende diensten aanbiedt of een van de volgende activiteiten verricht die resulteren in een transactie:
|
a) |
het ontvangen en doorgeven van orders met betrekking tot één of meer financiële instrumenten; |
|
b) |
het uitvoeren van orders namens cliënten; |
|
c) |
het handelen voor eigen rekening; |
|
d) |
het nemen van een beleggingsbesluit overeenkomstig een discretionair mandaat van een cliënt; |
|
e) |
overdracht van financiële instrumenten naar of van rekeningen. |
2. Een beleggingsonderneming wordt niet geacht een transactie te hebben uitgevoerd indien zij een order heeft doorgegeven overeenkomstig artikel 4.
Artikel 4
Doorgifte van een order
1. Een beleggingsonderneming die een order doorgeeft ingevolge artikel 26, lid 4, van Verordening (EU) nr. 600/2014 (doorgevende onderneming) wordt alleen geacht die order te hebben doorgegeven als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de order is ontvangen van haar cliënt of resulteert uit haar besluit tot verwerving of vervreemding van een specifiek financieel instrument in overeenstemming met een discretionair mandaat dat zij van één of meer cliënten heeft ontvangen; |
|
b) |
de doorgevende onderneming heeft de details van de order als bedoeld in lid 2 aan een andere beleggingsonderneming doorgegeven (ontvangende onderneming); |
|
c) |
de ontvangende onderneming is onderworpen aan artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 en gaat ermee akkoord de transactie uit hoofde van de betrokken order te melden of de details van een order aan een andere beleggingsonderneming door te geven overeenkomstig dit artikel. |
Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea specificeert het akkoord de termijn voor het verstrekken van de details van een order door de doorgevende onderneming aan de ontvangende onderneming en bepaalt het dat de ontvangende onderneming nagaat of de ontvangen details van een order aperte fouten of omissies bevatten alvorens een transactiemelding in te dienen of de order door te geven in overeenstemming met dit artikel.
2. De volgende details van een order worden doorgegeven overeenkomstig lid 1, voor zover relevant voor een bepaalde order:
|
a) |
de identificatiecode van het financiële instrument; |
|
b) |
of de order betrekking heeft op de verwerving of vervreemding van het financiële instrument; |
|
c) |
de in de order vermelde prijs en hoeveelheid; |
|
d) |
het kenmerk en de details van de cliënt van de doorgevende onderneming ten behoeve van de order; |
|
e) |
het kenmerk en de details van de besluitnemer voor de cliënt indien het beleggingsbesluit wordt genomen op grond van een vertegenwoordigingsbevoegdheid; |
|
f) |
een kenmerk ter identificatie van een shorttransactie; |
|
g) |
een kenmerk ter identificatie van een persoon of een algoritme verantwoordelijk voor het beleggingsbesluit binnen de doorgevende onderneming; |
|
h) |
het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming dat toezicht houdt op de voor het beleggingsbesluit verantwoordelijke persoon, en het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming dat de order van de cliënt heeft ontvangen of een beleggingsbesluit voor een cliënt heeft genomen in overeenstemming met een discretionair mandaat dat het van de cliënt heeft ontvangen: |
|
i) |
voor een order in grondstoffenderivaten, een indicatie of de transactie risico's op objectief meetbare wijze vermindert overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU; |
|
j) |
de code ter identificatie van de doorgevende onderneming. |
Voor de toepassing van punt d) van de eerste alinea krijgt, indien de cliënt een natuurlijke persoon is, de cliënt een kenmerk overeenkomstig artikel 6.
Voor de toepassing van punt j) van de eerste alinea is, indien de doorgegeven order is ontvangen van een voorafgaande onderneming die de order niet heeft doorgegeven overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde voorwaarden, de code de code ter identificatie van de doorgevende onderneming. Indien de doorgegeven order is ontvangen van een voorafgaande doorgevende onderneming overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde voorwaarden, is de code verstrekt ingevolge punt j) als bedoeld in de eerste alinea de code ter identificatie van de voorafgaande doorgevende onderneming.
3. Indien er meer dan één doorgevende onderneming is met betrekking tot een gegeven order, worden de details van een order bedoeld in de punten d) tot en met i) van de eerste alinea van lid 2 doorgegeven met betrekking tot de cliënt van de eerste doorgevende onderneming.
4. Indien de order voor verschillende cliënten wordt geaggregeerd, wordt de in lid 2 bedoelde informatie doorgegeven voor elke cliënt.
Artikel 5
Identificatie van de beleggingsonderneming die een transactie uitvoert
1. Een beleggingsonderneming die een transactie uitvoert, zorgt ervoor dat zij in de ingevolge artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 ingediende transactiemelding geïdentificeerd wordt aan de hand van een gevalideerde, gepubliceerde en naar behoren verlengde identificatiecode van juridische entiteit volgens ISO 17442.
2. Een beleggingsonderneming die een transactie uitvoert, zorgt ervoor dat de referentiegegevens betreffende haar identificatiecode van juridische entiteit verlengd worden overeenkomstig de voorwaarden van een van de geaccrediteerde Local Operating Units van the Global Legal Entity Identifier System.
Artikel 6
Kenmerk ter identificatie van natuurlijke personen
1. Een natuurlijke persoon wordt in een transactiemelding geïdentificeerd met gebruikmaking van het kenmerk dat resulteert uit de aaneenschakeling van de ISO 3166-1 alpha-2-code (tweeletterige landencode) van het land waarvan de persoon de nationaliteit heeft, gevolgd door de in bijlage II opgenomen nationale identificator van de cliënt op basis van de nationaliteit van de persoon.
2. De nationale identificator van de cliënt bedoeld in lid 1 wordt toegekend overeenkomstig de in bijlage II gegeven prioriteitsniveaus met gebruikmaking van de identificator met de hoogste prioriteit van een persoon, ongeacht of die identificator reeds bekend is bij de beleggingsonderneming.
3. Indien een natuurlijke persoon een onderdaan is van meer dan één land van de Europese Economische Ruimte (EER), wordt gebruikgemaakt van de landencode van de eerste nationaliteit bij alfabetische rangschikking volgens de ISO 3166-1 alpha-2-code ervan en de identificator van die nationaliteit, toegekend overeenkomstig lid 2. Indien een natuurlijke persoon een niet-EER-nationaliteit heeft, wordt gebruikgemaakt van de identificator met de hoogste prioriteit overeenkomstig het veld dat verwijst naar „alle overige landen” in bijlage II. Indien een natuurlijke persoon een EER- en een niet-EER-nationaliteit heeft, wordt gebruikgemaakt van de landencode van de EER-nationaliteit en de identificator met de hoogste prioriteit van die nationaliteit, toegekend overeenkomstig lid 2.
4. Indien de overeenkomstig lid 2 toegekende identificator verwijst naar CONCAT, wordt de natuurlijke persoon door de beleggingsonderneming geïdentificeerd met gebruikmaking van de aaneenschakeling van de volgende elementen in de volgende volgorde:
|
a) |
de geboortedatum van de persoon in het format JJJJMMDD; |
|
b) |
de eerste vijf tekens van de voornaam; |
|
c) |
de eerste vijf tekens van de achternaam. |
5. Voor de toepassing van lid 4 zijn voorvoegsels van namen uitgesloten en wordt aan voornamen en achternamen korter dan vijf tekens „#” toegevoegd om ervoor te zorgen dat verwijzingen naar voornamen en achternamen overeenkomstig lid 4 vijf tekens bevatten. Voor alle tekens worden hoofdletters gebruikt. Er worden geen afkappingstekens, accenten, streepjes, koppeltekens, leestekens of spaties gebruikt.
Artikel 7
Details van de identiteit van de cliënt en identificator en details van de besluitnemer
1. Een transactiemelding met betrekking tot een transactie uitgevoerd namens een cliënt die een natuurlijke persoon is, omvat de volledige naam en geboortedatum van de cliënt zoals gespecificeerd in de velden 9, 10, 11 18, 19 en 20 van tabel 2 van bijlage I.
2. Indien de cliënt niet de persoon is die het beleggingsbesluit met betrekking tot die transactie neemt, wordt in de transactiemelding de persoon geïdentificeerd die een dergelijk besluit neemt namens de cliënt, zoals gespecificeerd in de velden 12 tot en met 15 voor de koper en in de velden 21 tot en met 24 voor de verkoper in tabel 2 van bijlage I.
Artikel 8
Identificatie van de persoon of het computeralgoritme verantwoordelijk voor het beleggingsbesluit
1. Indien een persoon of een computeralgoritme binnen een beleggingsonderneming het beleggingsbesluit neemt om een specifiek financieel instrument te verwerven of te vervreemden, wordt die persoon of dat algoritme geïdentificeerd zoals gespecificeerd in veld 57 van tabel 2 van bijlage I. De beleggingsonderneming identificeert een dergelijke persoon of een dergelijk computeralgoritme alleen indien dat beleggingsbesluit is genomen namens de beleggingsonderneming zelf of namens een cliënt in overeenstemming met een discretionair mandaat dat zij van de cliënt ontvangen heeft.
2. Indien meer dan één persoon binnen de beleggingsonderneming het beleggingsbesluit neemt, bepaalt de beleggingsonderneming welke persoon de primaire verantwoordelijkheid voor dat besluit draagt. De persoon die de primaire verantwoordelijkheid voor het beleggingsbesluit draagt, wordt bepaald overeenkomstig door de beleggingsonderneming vooraf bepaalde criteria.
3. Indien een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit overeenkomstig lid 1, kent de beleggingsonderneming een kenmerk toe ter identificatie van het computeralgoritme in een transactiemelding. Dat kenmerk voldoet aan de volgende voorwaarden:
|
a) |
het is uniek voor elke codeset of handelsstrategie die het algoritme vormt, ongeacht de financiële instrumenten of markten waarop het algoritme van toepassing is; |
|
b) |
eenmaal toegekend wordt het consistent gebruikt bij verwijzing naar het algoritme of de versie van het algoritme; |
|
c) |
het is uniek in de loop van de tijd. |
Artikel 9
Identificatie van de persoon of het computeralgoritme verantwoordelijk voor de uitvoering van een transactie
1. Indien een persoon of een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat een transactie uitvoert bepaalt tot welk handelsplatform, welke beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of welk georganiseerd handelsplatform buiten de Unie toegang moet worden verkregen, aan welke ondernemingen orders moeten worden doorgeven of wat de voorwaarden zijn met betrekking tot het uitvoeren van een order, wordt die persoon of dat computeralgoritme geïdentificeerd in veld 59 van tabel 2 van bijlage I.
2. Indien een persoon binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie, kent de beleggingsonderneming in een transactiemelding een kenmerk ter identificatie van die persoon toe overeenkomstig artikel 6.
3. Indien een computeralgoritme binnen de beleggingsonderneming verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie, kent de beleggingsonderneming een kenmerk ter identificatie van het computeralgoritme toe overeenkomstig artikel 8, lid 3.
4. Indien een persoon en computeralgoritme betrokken zijn bij de uitvoering van de transactie, of meer dan één persoon of algoritme betrokken zijn, bepaalt de beleggingsonderneming welke persoon of welk computeralgoritme primair verantwoordelijk is voor de uitvoering van de transactie. De persoon of het computeralgoritme die/dat de primaire verantwoordelijkheid draagt voor de uitvoering, wordt bepaald overeenkomstig door de beleggingsonderneming vooraf bepaalde criteria.
Artikel 10
Kenmerk ter identificatie van de toepasselijke ontheffing
In transactiemeldingen wordt de toepasselijke vrijstelling ingevolge artikel 4 of artikel 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014 op grond waarvan de uitgevoerde transactie heeft plaatsgevonden geïdentificeerd overeenkomstig veld 61 van tabel 2 van bijlage I bij deze verordening.
Artikel 11
Kenmerk ter identificatie van een shorttransactie
1. In transactiemeldingen worden transacties die bij de uitvoering ervan shorttransacties zijn of gedeeltelijk een shorttransactie zijn geïdentificeerd overeenkomstig veld 62 van tabel 2 van bijlage I.
2. Een beleggingsonderneming bepaalt naar best vermogen de shorttransactie waarin haar cliënt de shortseller is, ook wanneer een beleggingsonderneming orders van verschillende cliënten aggregeert. De beleggingsonderneming identificeert die shorttransacties in haar transactiemelding overeenkomstig veld 62 van tabel 2 van bijlage I.
3. Indien een beleggingsonderneming een shorttransactie uitvoert namens haarzelf, vermeldt zij in de transactiemelding of de shorttransactie werd ondernomen in de hoedanigheid van market maker of primary dealer op grond van een ontheffing bepaald bij artikel 17 van Verordening (EU) nr. 236/2012.
Artikel 12
Melding van een uitvoering voor een combinatie van financiële instrumenten
Indien een beleggingsonderneming een transactie uitvoert waarbij twee of meer financiële instrumenten betrokken zijn, meldt de beleggingsonderneming de transactie voor elk financieel instrument afzonderlijk en koppelt zij die meldingen door middel van een op het niveau van de onderneming unieke identificator aan de groep transactiemeldingen die verband houden met die uitvoering als gespecificeerd in veld 40 van tabel 2 van bijlage I.
Artikel 13
Voorwaarden waarop identificators van juridische entiteit moeten worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd
1. De lidstaten zorgen ervoor dat de identificators van juridische entiteit worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd in overeenstemming met de volgende beginselen:
|
a) |
uniekheid; |
|
b) |
nauwkeurigheid; |
|
c) |
consistentie; |
|
d) |
neutraliteit; |
|
e) |
betrouwbaarheid; |
|
f) |
open bron; |
|
g) |
flexibiliteit; |
|
h) |
schaalbaarheid; |
|
i) |
toegankelijkheid. |
De lidstaten zorgen er eveneens voor dat identificators van juridische entiteit worden ontwikkeld, toegekend en gehandhaafd met gebruikmaking van uniforme globale operationele normen, zijn onderworpen aan het governancekader van het Legal Entity Identifier Regulatory Oversight Committee en voor een redelijke prijs beschikbaar zijn.
2. Een beleggingsonderneming verleent geen dienst waardoor een transactiemelding moet worden gedaan voor een transactie die namens een cliënt is aangegaan die in aanmerking komt voor de identificatiecode van juridische entiteit, alvorens de identificatiecode van juridische entiteit van die cliënt te verkrijgen.
3. De beleggingsonderneming zorgt ervoor dat de lengte en samenstelling van de code in overeenstemming zijn met de norm ISO 17442 en dat de code is opgenomen in de Global LEI database die wordt onderhouden door de Central Operating Unit die aangesteld is door de Legal Entity Identifier Regulatory Oversight Committee en betrekking heeft op de betrokken cliënt.
Artikel 14
Melding van door bijkantoren uitgevoerde transacties
1. Een beleggingsonderneming meldt transacties die geheel of gedeeltelijk via haar bijkantoor zijn uitgevoerd, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming tenzij anders overeengekomen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en van ontvangst
2. Indien een beleggingsonderneming een transactie geheel of gedeeltelijk via haar bijkantoor uitvoert, meldt zij de transactie slechts één keer.
3. Indien landencodedetails met betrekking tot het bijkantoor van een beleggingsonderneming moeten worden opgenomen in een transactiemelding overeenkomstig de velden 8, 17, 37, 58 of 60 van tabel 2 van bijlage I vanwege de gedeeltelijke of volledige uitvoering van een transactie via dat bijkantoor, geeft de beleggingsonderneming in de transactiemelding de ISO 3166 landencode voor het relevante bijkantoor in alle volgende gevallen:
|
a) |
indien het bijkantoor de order heeft ontvangen van een cliënt of een beleggingsbesluit heeft genomen voor een cliënt in overeenstemming met een discretionair mandaat dat het van de cliënt heeft ontvangen; |
|
b) |
indien het bijkantoor toezichthoudende verantwoordelijkheid draagt voor de persoon verantwoordelijk voor het betrokken beleggingsbesluit; |
|
c) |
indien het bijkantoor toezichthoudende verantwoordelijkheid draagt voor de persoon verantwoordelijk voor de uitvoering van de transactie; |
|
d) |
indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of een georganiseerd handelsplatform gevestigd buiten de Unie met gebruikmaking van het lidmaatschap van het bijkantoor van dat handelsplatform of een georganiseerd handelsplatform. |
4. Indien één of meer van de in lid 3 bepaalde gevallen niet van toepassing zijn op een bijkantoor van de beleggingsonderneming, wordt in de relevante velden in tabel 2 van bijlage I de ISO-landencode ingevuld voor de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming, of, in geval van een onderneming van een derde land, de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd.
5. Het bijkantoor van een onderneming van een derde land dient de transactiemelding in bij de bevoegde autoriteit die een vergunning heeft verleend aan het bijkantoor. Het bijkantoor van een onderneming van een derde land vult in de relevante velden in tabel 2 van bijlage I de ISO-landencode in voor de lidstaat van de vergunning verlenende bevoegde autoriteit.
Indien een onderneming van een derde land bijkantoren heeft opgericht in meer dan één lidstaat binnen de Unie, kiezen die bijkantoren gezamenlijk één van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten waaraan transactiemeldingen moeten worden gezonden ingevolge de leden 1 tot en met 3.
Artikel 15
Methoden en regelingen voor het melden van financiële transacties
1. De methoden en regelingen door middel waarvan door handelsplatforms en beleggingsondernemingen transactiemeldingen worden gegenereerd en gedaan, omvatten:
|
a) |
systemen om voor de beveiliging en vertrouwelijkheid van de gemelde gegevens te zorgen; |
|
b) |
mechanismen voor het authenticeren van de bron van de transactiemelding; |
|
c) |
voorzorgsmaatregelen om de tijdige hervatting van de melding in geval van een storing van het meldingssysteem mogelijk te maken; |
|
d) |
mechanismen voor het identificeren van fouten en omissies in transactiemeldingen; |
|
e) |
mechanismen ter vermijding van het tweemaal melden van een transactie, met inbegrip van het geval waarin een beleggingsonderneming steunt op een handelsplatform om de details te melden van transacties die door de beleggingsonderneming zijn uitgevoerd via de systemen van het handelsplatform overeenkomstig artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
f) |
mechanismen om ervoor te zorgen dat het handelsplatform alleen meldingen doet namens die beleggingsondernemingen die ervoor hebben gekozen op het handelsplatform te steunen om namens hen meldingen te zenden voor transacties die via systemen van het handelsplatform zijn uitgevoerd; |
|
g) |
mechanismen ter vermijding van de melding van transacties indien er geen verplichting tot melding bestaat op grond van artikel 26, lid 1, van Verordening (EU) nr. 600/2014 hetzij omdat er geen sprake is van een transactie in de zin van artikel 2 van deze verordening of omdat het instrument dat het voorwerp is van de betrokken transactie niet binnen het toepassingsgebied valt van artikel 26, lid 2, van Verordening (EU) nr. 600/2014; |
|
h) |
mechanismen voor de identificatie van niet-gemelde transacties waarvoor geen verplichting tot melding bestaat op grond van artikel 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014, inclusief gevallen waarin door de betrokken bevoegde autoriteit verworpen transactiemeldingen niet succesvol opnieuw zijn gedaan. |
2. Indien het handelsplatform of de beleggingsonderneming kennis krijgt van een fout of omissie in een transactiemelding die bij een bevoegde autoriteit is gedaan, het niet doen van een transactiemelding inclusief niet opnieuw doen van een verworpen transactiemelding voor transacties die gemeld moeten worden, of van de melding van een transactie waarvoor geen meldingsplicht bestaat, stelt het de relevante bevoegde autoriteit daarvan onverwijld in kennis.
3. Beleggingsondernemingen moeten regelingen in werking stellen om ervoor te zorgen dat hun transactiemeldingen volledig en nauwkeurig zijn. Die regelingen omvatten het testen van hun meldproces en regelmatige afstemming van de handelsgegevens van hun frontoffice op gegevensreeksen die hen daartoe door hun bevoegde autoriteiten zijn verstrekt.
4. Indien bevoegde autoriteiten geen gegevensreeksen verstrekken, stemmen beleggingsondernemingen de handelsgegevens van hun frontoffice af op de informatie in de transactiemeldingen die zij bij de bevoegde autoriteiten hebben ingediend, of in de transactiemeldingen die ARM's of handelsplatforms namens hen hebben gedaan. De afstemming omvat een controle van de tijdigheid van de melding, de nauwkeurigheid en volledigheid van de afzonderlijke gegevensvelden en de conformiteit ervan met de normen en formats gespecificeerd in tabel 2 van bijlage I.
5. Beleggingsondernemingen stellen regelingen in werking om ervoor te zorgen dat in hun transactiemeldingen, gezamenlijk beschouwd, alle wijzigingen in hun positie en in de positie van hun cliënten in de betrokken financiële instrumenten worden weergegeven op het moment waarop transacties in de financiële instrumenten worden uitgevoerd.
6. Indien een ARM, in overeenstemming met instructies van de beleggingsonderneming, een namens een beleggingsonderneming gedane transactiemelding annuleert of corrigeert, bewaart de beleggingsonderneming de details van de correcties en annuleringen die haar door het ARM verstrekt zijn.
7. De in artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014 bedoelde meldingen worden gezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het handelsplatform.
8. Bevoegde autoriteiten gebruiken beveiligde elektronische communicatiekanalen bij de uitwisseling van transactiemeldingen met elkaar.
Artikel 16
Bepaling van de in termen van liquiditeit meest relevante markt
1. In geval van een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU, een emissierecht of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging wordt de meest relevante markt in termen van liquiditeit voor dat financiële instrument (de meest relevante markt) eenmaal per kalenderjaar bepaald op basis van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mits het financieel instrument was toegelaten tot de handel of werd verhandeld aan het begin van het voorafgaande kalenderjaar, als volgt:
|
a) |
voor instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op één of meer gereglementeerde markten is de meest relevante markt de gereglementeerde markt waar de omzet, zoals gedefinieerd in artikel 17, lid 4, van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie (8), over het voorafgaande kalenderjaar voor dat instrument het hoogst is; |
|
b) |
voor instrumenten die niet tot de handel op gereglementeerde markten zijn toegelaten, is de meest relevante markt de MTF waar de omzet over het voorafgaande kalenderjaar voor dat instrument het hoogst is; |
|
c) |
voor de toepassing van de punten a) en b) wordt de hoogste omzet berekend door alle transacties uit te sluiten waarvoor ontheffingen van transparantie vóór de handel gelden ingevolge artikel 4, lid 1, onder a), b) of c), van Verordening (EU) nr. 600/2014. |
2. In afwijking van lid 1 van dit artikel is, indien een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU, een emissierecht of een recht van deelneming in een instelling voor collectieve belegging niet was toegelaten tot de handel of werd verhandeld aan het begin van het voorafgaande kalenderjaar of indien er onvoldoende of geen gegevens voorhanden zijn voor de berekening van de omzet overeenkomstig punt c) van lid 1 van dit artikel voor de bepaling van de meest relevante markt voor dat financiële instrument, de meest relevante markt voor dat financieel instrument de markt van de lidstaat waar het eerst een verzoek om toelating tot de handel werd ingediend of het instrument het eerst werd verhandeld.
3. In geval van een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU of een geldmarktinstrument waarvan de emittent is gevestigd in de Unie, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waarin de statutaire zetel van de emittent is gelegen.
4. In geval van een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU of een geldmarktinstrument waarvan de emittent is gevestigd buiten de Unie, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar het eerst een verzoek om toelating tot de handel van dat financieel instrument werd ingediend of waar het financieel instrument het eerst op een handelsplatform werd verhandeld.
5. In geval van een financieel instrument dat een derivatencontract of een contract for difference of een effect in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU is, wordt de meest relevante markt als volgt bepaald:
|
a) |
indien de onderliggende waarde van het financieel instrument een effect is in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU of een emissierecht dat is toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of op een MTF wordt verhandeld, is de meest relevante markt de markt die als de meest relevante markt voor het onderliggende effect overeenkomstig lid 1 of lid 2 van dit artikel wordt beschouwd; |
|
b) |
indien de onderliggende waarde van een financieel instrument een effect is in de zin van artikel 4, lid 1, punt 44, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU of een geldmarktinstrument dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten of op een MTF of een OTF wordt verhandeld, is de meest relevante markt de markt die als de meest relevante markt voor het onderliggend financieel instrument overeenkomstig lid 3 of lid 4 van dit artikel wordt beschouwd; |
|
c) |
indien de onderliggende waarde van een financieel instrument een mandje is met financiële instrumenten, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar het financieel instrument het eerst tot de handel werd toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld; |
|
d) |
indien de onderliggende waarde van een financieel instrument een index is met financiële instrumenten, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar het financieel instrument het eerst tot de handel werd toegelaten of op een handelsplatform werd verhandeld; |
|
e) |
indien de onderliggende waarde van het financieel instrument een derivaat is dat tot de handel is toegelaten of op een handelsplatform wordt verhandeld, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat waar dat derivaat tot de handel is toegelaten of op een handelsplatform wordt verhandeld. |
6. Voor financiële instrumenten die niet onder de leden 1 tot en met 5 vallen, is de meest relevante markt de markt van de lidstaat van het handelsplatform dat het financieel instrument het eerst tot de handel heeft toegelaten of waarop het financieel instrument het eerst is verhandeld.
Artikel 17
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Artikel 2, lid 5, tweede alinea, is evenwel van toepassing 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling die door de Commissie ingevolge artikel 4, lid 9, van Verordening (EU) 2015/2365 wordt vastgesteld
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 28 juli 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84.
(2) Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).
(3) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/571 van de Commissie van 2 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen inzake vergunningverlening aan, organisatorische vereisten voor en publicatie van transactiemeldingen door aanbieders van datarapporteringsdiensten (zie bladzijde 126 van dit Publicatieblad).
(4) Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (PB L 86 van 24.3.2012, blz. 1).
(5) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).
(6) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(7) Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/587 van de Commissie van 14 juli 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten in financiële instrumenten met technische reguleringsnormen inzake transparantievereisten voor handelsplatformen en beleggingsondernemingen met betrekking tot aandelen, representatieve certificaten, beursverhandelde fondsen, certificaten en andere soortgelijke financiële instrumenten en inzake de verplichting tot uitvoering van transacties in bepaalde aandelen op een handelsplatform of door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling (zie bladzijde 387 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
Tabel 1
Legende voor tabel 2
|
Symbool |
Gegevenssoort |
Definitie |
||||||||||||||||
|
{ALPHANUM-n} |
Maximaal n alfanumerieke tekens |
Veld voor vrije tekst. |
||||||||||||||||
|
{CFI_CODE} |
6 tekens |
ISO 10962 CFI-code |
||||||||||||||||
|
{COUNTRYCODE_2} |
2 alfanumerieke tekens |
2-letterige landencode overeenkomstig de ISO 3166-1 alpha-2-landcode |
||||||||||||||||
|
{CURRENCYCODE_3} |
3 alfanumerieke tekens |
Drieletterige valutacode volgens ISO 4217 valutacodes |
||||||||||||||||
|
{DATE_TIME_FORMAT} |
Datum- en tijdformaat volgens ISO 8601 |
Datum en tijdstip in het volgende formaat: JJJJ-MM-DDTuu:mm:ss.ddddddZ.
Data en tijdstippen moeten worden uitgedrukt in UTC. |
||||||||||||||||
|
{DATEFORMAT} |
Datumformaat volgens ISO 8601 |
Data worden weergegeven in het volgende formaat: JJJJ-MM-DD. |
||||||||||||||||
|
{DECIMAL-n/m} |
Decimaal getal van maximaal n cijfers in totaal, waarvan maximaal m cijfers fractiecijfers kunnen zijn. |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve waarden.
Waarden worden afgerond, niet afgebroken. |
||||||||||||||||
|
{INDEX} |
4 letters |
„EONA” -- EONIA „EONS” — EONIA SWAP „EURI” — EURIBOR „EUUS” — EURODOLLAR „EUCH” — EuroSwiss „GCFR” — GCF REPO „ISDA” — ISDAFIX „LIBI” — LIBID „LIBO” — LIBOR „MAAA” — Muni AAA „PFAN” — Pfandbriefe „TIBO” — TIBOR „STBO” — STIBOR „BBSW” — BBSW „JIBA” — JIBAR „BUBO” — BUBOR „CDOR” — CDOR „CIBO” — CIBOR „MOSP” — MOSPRIM „NIBO” — NIBOR „PRBO” — PRIBOR „TLBO” — TELBOR „WIBO” — WIBOR „TREA” — Treasury „SWAP” — SWAP „FUSW” — Future SWAP |
||||||||||||||||
|
{INTEGER-n} |
Geheel getal van maximaal n tekens in totaal |
Numeriek veld voor zowel positieve als negatieve gehele waarden. |
||||||||||||||||
|
{ISIN} |
12 alfanumerieke tekens |
ISIN-code volgens ISO 6166. |
||||||||||||||||
|
{LEI} |
20 alfanumerieke tekens |
Identificatiecode juridische entiteit volgens ISO 17442 |
||||||||||||||||
|
{MIC} |
4 alfanumerieke tekens |
Marktidentificatiecode volgens ISO 10383 |
||||||||||||||||
|
{NATIONAL_ID} |
35 alfanumerieke tekens |
De identificator wordt afgeleid in overeenstemming met artikel 6 en de tabel van bijlage II. |
Tabel 2
Details die moeten worden vermeld in transactiemeldingen
Alle velden zijn verplicht, tenzij anders is bepaald.
|
Nr. |
Veld |
Te melden inhoud |
Format en normen die voor de melding moeten worden gebruikt |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
1 |
Status van de melding |
Of de transactiemelding nieuw is of een annulering. |
„NEWT” — Nieuw „CANC” — Annulering |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
2 |
Referentienummer van de transactie |
Identificatienummer dat uniek is voor de uitvoerende onderneming voor elke transactiemelding. Indien ingevolge artikel 26, lid 5, van Verordening (EU) nr. 600/2014 een handelsplatform een transactiemelding doet namens een onderneming die niet onderworpen is aan Verordening (EU) nr. 600/2014, vult het handelsplatform in dit veld een getal in dat door het handelsplatform intern is gegenereerd en dat uniek is voor elke door het handelsplatform gedane transactiemelding. |
{ALPHANUM-52} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
3 |
Transactie-identificatiecode van het handelsplatform |
Dit is een getal dat door handelsplatforms wordt gegenereerd en verspreid onder zowel de kopende als de verkopende partijen overeenkomstig artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie (1). Dit veld is alleen vereist voor de marktzijde van een op een handelsplatform uitgevoerde transactie. |
{ALPHANUM-52} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
4 |
Identificatiecode van de uitvoerende entiteit |
Gebruikte code ter identificatie van de entiteit die de transactie uitvoert. |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
5 |
Onder Richtlijn 2014/65/EU vallende beleggingsonderneming |
Of de in veld 4 geïdentificeerde entiteit een beleggingsonderneming is die onder artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU valt. |
„waar” — ja „niet waar” — neen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
6 |
Identificatiecode van de meldende entiteit |
Gebruikte code ter identificatie van de entiteit die de transactiemelding doet bij de bevoegde autoriteit in overeenstemming met artikel 26, lid 7, van Verordening (EU) nr. 600/2014. Indien de melding door de uitvoerende onderneming rechtstreeks bij de bevoegde autoriteit wordt gedaan, moet de LEI van de uitvoerende onderneming (indien de uitvoerende onderneming een rechtspersoon is) worden ingevuld. Indien de melding door een handelsplatform wordt gedaan, wordt de LEI van de exploitant van het handelsplatform ingevuld. Indien de melding door een ARM wordt gedaan, wordt de LEI van de ARM ingevuld. |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Details van de koper
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
7 |
Identificatiecode van de koper |
Code gebruikt voor het identificeren van de verwerver van het financiële instrument. Indien de verwerver een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de verwerver gebruikt. Indien de verwerver een niet-juridische entiteit is, wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat gebruikmaakt van een centrale tegenpartij (CTP) en indien de identiteit van de verwerver niet wordt bekendgemaakt, wordt de LEI-code van de CTP gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat geen gebruikmaakt van een CTP en indien de identiteit van de verwerver niet wordt bekendgemaakt, wordt de MIC-code van het handelsplatform of van het georganiseerd handelsplatform buiten de Unie gebruikt. Indien de verwerver een beleggingsonderneming is die optreedt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling wordt de LEI-code van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling gebruikt. „INTC” wordt gebruikt ter aanduiding van een geaggregeerde cliëntenrekening binnen de beleggingsonderneming om een overdracht naar of van die rekening te melden met een daaraan gerelateerde toewijzing aan de individuele cliënt(en) van respectievelijk naar die rekening. In geval van opties en swaptions is de koper de tegenpartij die het recht bezit om de optie uit te oefenen en is de verkoper de tegenpartij die de optie verkoopt en een premie ontvangt. In geval van futures en forwards behalve valutafutures en -forwards is de koper de tegenpartij die het instrument koopt en de verkoper de tegenpartij die het instrument verkoopt. In geval van swaps met betrekking tot effecten is de koper de tegenpartij waarbij het risico van prijsbeweging van het onderliggende effect komt te liggen en die het zekerheidsbedrag ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het zekerheidsbedrag betaalt. In geval van swaps met betrekking tot rentevoeten of inflatie-indices is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt. De verkoper is de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. In geval van basisswaps (variabel-voor-variabel renteswaps) is de koper de tegenpartij die de spread betaalt en de verkoper de tegenpartij die de spread ontvangt. In geval van swaps en forwards met betrekking tot valuta en van cross currency swaps is de koper de tegenpartij die de valuta ontvangt die op de eerste plaats staat bij alfabetische sortering volgens de ISO 4217-standaard en de verkoper de tegenpartij die deze valuta levert. In geval van swaps met betrekking tot dividenden is de koper de tegenpartij die de gelijkwaardige werkelijke dividenduitkeringen ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het dividend betaalt en de vaste rente ontvangt. In geval van afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico behalve opties en swaptions is de koper de tegenpartij die de protectie koopt. De verkoper is de tegenpartij die de protectie verkoopt. In geval van derivatencontracten in verband met grondstoffen is de koper de tegenpartij die de in de melding gespecificeerde grondstof ontvangt en de verkoper de tegenpartij die deze grondstof levert. In geval van forward rate agreements is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt en de verkoper de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. Voor een stijging van de notionele waarde is de koper dezelfde als de verkrijger van het financiële instrument in de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de vervreemder van het financiële instrument in de oorspronkelijke transactie. Voor wat betreft een daling van de notionele waarde is de koper dezelfde als de vervreemder van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie en de verkoper dezelfde als de verkrijger van het financieel instrument bij de oorspronkelijke transactie. |
{LEI} {MIC} {NATIONAL_ID} „INTC” |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Bijkomende details
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
8 |
Land van het bijkantoor voor de koper |
Indien de verwerver een cliënt is, wordt met dit veld het land geïdentificeerd van het bijkantoor dat de order van de cliënt heeft ontvangen of een beleggingsbesluit voor een cliënt heeft genomen in overeenstemming met een van de cliënt ontvangen discretionair mandaat als vereist bij artikel 14, lid 3. Indien deze activiteit niet door een bijkantoor werd verricht, wordt hier de landencode van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land) ingevuld. Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
9 |
Koper — voornaam (voornamen) |
Volledige voornaam (voornamen) van de koper. In geval van meer dan één voornaam worden alle namen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
10 |
Koper — achternaam (achternamen) |
Volledige achternaam (achternamen) van de koper. In geval van meer dan één achternaam worden alle namen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
11 |
Koper — geboortedatum |
Geboortedatum van de koper |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Besluitnemer voor de koper
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
12 |
Code van de besluitnemer voor de koper |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon die het besluit neemt om het financiële instrument te verwerven. Indien het besluit wordt genomen door een beleggingsonderneming wordt in dit veld de identiteit ingevuld van de beleggingsonderneming en niet van de persoon die het beleggingsbesluit neemt. Indien de besluitnemer een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de besluitnemer gebruikt. Indien de besluitnemer een niet-juridische entiteit is, wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. |
{LEI} {NATIONAL_ID} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Details van de besluitnemer voor de koper
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
13 |
Besluitnemer voor de koper — voornaam (voornamen) |
Volledige voornaam (voornamen) van de besluitnemer voor de koper. In geval van meer dan één voornaam worden alle namen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
14 |
Besluitnemer voor de koper — Achternaam (achternamen) |
Volledige achternaam (achternamen) van de besluitnemer voor de koper. In geval van meer dan één achternaam worden alle achternamen in dit veld opgenomen gescheiden door een komma. |
{ALPHANUM-140} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
15 |
Besluitnemer voor de koper — Geboortedatum |
Geboortedatum van de besluitnemer voor de koper |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Details van de verkoper en besluitnemer
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
16 |
Identificatiecode van de verkoper |
Code gebruikt voor het identificeren van de vervreemder van het financiële instrument. Indien de vervreemder een juridische entiteit is, wordt de LEI-code van de vervreemder gebruikt. Indien de vervreemder een niet-juridische entiteit is, wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat gebruikmaakt van een CTP en indien de identiteit van de vervreemder niet wordt bekendgemaakt, wordt de LEI-code van de CTP gebruikt. Indien de transactie is uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie dat geen gebruikmaakt van een CTP en indien de identiteit van de vervreemder niet wordt bekendgemaakt, wordt de MIC-code van het handelsplatform of van het georganiseerd handelsplatform buiten de Unie gebruikt. Indien de vervreemder een beleggingsonderneming is die optreedt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling wordt de LEI-code van de beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling gebruikt. „INTC” wordt gebruikt ter aanduiding van een geaggregeerde cliëntenrekening binnen de beleggingsonderneming om een overdracht naar of van die rekening te melden met een daaraan gerelateerde toewijzing aan de individuele cliënt(en) van respectievelijk naar die rekening. In geval van opties en swaptions is de koper de tegenpartij die het recht bezit om de optie uit te oefenen en is de verkoper de tegenpartij die de optie verkoopt en een premie ontvangt. In geval van futures en forwards behalve valutafutures en -forwards is de koper de tegenpartij die het instrument koopt en de verkoper de tegenpartij die het instrument verkoopt. In geval van swaps met betrekking tot effecten is de koper de tegenpartij waarbij het risico van prijsbeweging van het onderliggende effect komt te liggen en die het zekerheidsbedrag ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het zekerheidsbedrag betaalt. In geval van swaps met betrekking tot rente of inflatie-indices is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt. De verkoper is de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. In geval van basisswaps (variabel-voor-variabel renteswaps) is de koper de tegenpartij die de spread betaalt en de verkoper de tegenpartij die de spread ontvangt. In geval van swaps en forwards met betrekking tot valuta en van cross currency swaps is de koper de tegenpartij die de valuta ontvangt die op de eerste plaats staat bij alfabetische sortering volgens de ISO 4217-standaard en de verkoper de tegenpartij die deze valuta levert. In geval van swaps met betrekking tot dividenden is de koper de tegenpartij die de gelijkwaardige werkelijke dividenduitkeringen ontvangt. De verkoper is de tegenpartij die het dividend betaalt en de vaste rente ontvangt. In geval van afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico behalve opties en swaptions is de koper de tegenpartij die de protectie koopt. De verkoper is de tegenpartij die de protectie verkoopt. In geval van derivatencontracten in verband met grondstoffen is de koper de tegenpartij die de in de melding gespecificeerde grondstof ontvangt en de verkoper de tegenpartij die deze grondstof levert. In geval van forward rate agreements is de koper de tegenpartij die de vaste rente betaalt en de verkoper de tegenpartij die de vaste rente ontvangt. Voor wat betreft een toename in notionele waarde is de verkoper dezelfde als de vervreemder in de oorspronkelijke transactie. Voor wat betreft een afname in notionele waarde is de verkoper dezelfde als de verwerver van het financieel instrument in de oorspronkelijke transactie. |
{LEI} {MIC} {NATIONAL_ID} „INTC” |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
17-24 |
De velden 17-24 weerspiegelen alle kopergerelateerde velden met de nummers 8-15 (details van de koper en besluitnemer) voor de verkoper. |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Doorgiftedetails
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
25 |
Indicator van doorgifte van order |
„waar” wordt door de doorgevende onderneming in haar melding ingevuld indien de voorwaarden voor doorgifte gespecificeerd in artikel 4 niet werden vervuld. „onwaar” in alle andere gevallen |
„waar” „onwaar” |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
26 |
Identificatiecode van de doorgevende onderneming voor de koper |
Gebruikte code ter identificatie van de onderneming die de order doorgeeft Hier wordt door de ontvangende onderneming in haar melding de door de doorgevende onderneming gegeven identificatiecode ingevuld. |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
27 |
Identificatiecode van de doorgevende onderneming voor de verkoper |
Gebruikte code ter identificatie van de onderneming die de order doorgeeft. Hier wordt door de ontvangende onderneming in haar melding de door de doorgevende onderneming gegeven identificatiecode ingevuld |
{LEI} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Transactiedetails |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
28 |
Datum en tijdstip van de transactie |
Datum en tijdstip waarop de transactie is uitgevoerd. Voor op een handelsplatform uitgevoerde transacties is het granulariteitsniveau in overeenstemming met de vereisten bepaald in artikel 3 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie (2). Voor transacties die niet op een handelsplatform worden uitgevoerd, gelden als datum en tijdstip die waarop de partijen akkoord gaan over de inhoud van de volgende velden: hoeveelheid, prijs, valuta's in de velden 31, 34 en 44, identificatiecode van het instrument, indeling van het instrument en code van het onderliggend instrument, indien van toepassing. Voor transacties die niet op een handelsplatform worden uitgevoerd, wordt het gemelde tijdstip ten minste tot op de dichtstbijzijnde seconde afgerond. Indien de transactie voortvloeit uit een order die door de uitvoerende onderneming namens een cliënt aan een derde partij is doorgegeven waarbij de voorwaarden voor de doorgifte bepaald in artikel 4 niet werden vervuld, wordt de datum en het tijdstip van de transactie en niet het tijdstip van de orderdoorgifte vermeld. |
{DATE_TIME_FORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
29 |
Handelshoedanigheid |
Of de transactie resulteert uit het feit dat de uitvoerende onderneming matched principal trading uitvoert op grond van artikel 4, lid 1, punt 38, van Richtlijn 2014/65/EU of voor eigen rekening handelt op grond van artikel 4, lid 1, punt 6, van Richtlijn 2014/65/EU. Indien de transactie niet resulteert uit het feit dat de uitvoerende onderneming matched principal trading uitvoert of voor eigen rekening handelt, wordt in het veld vermeld dat de transactie in een andere hoedanigheid is uitgevoerd. |
„DEAL” — Handelen voor eigen rekening „MTCH” — Matched principal „AOTC” — Een andere hoedanigheid |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
30 |
Hoeveelheid |
Het aantal eenheden van het financiële instrument, of het aantal derivatencontracten in de transactie. De nominale of geldswaarde van het financieel instrument. Voor spreadbets is de hoeveelheid gelijk aan de ingezette geldswaarde per punt beweging in het onderliggend financieel instrument. Voor wat betreft credit default swaps is de hoeveelheid het notionele bedrag waarvoor de protectie wordt verworven of vervreemd. Voor stijging of daling van het notionele bedrag van derivatencontracten geeft het getal de absolute waarde van de wijziging weer en wordt het als een positief getal uitgedrukt. De in dit veld gemelde informatie is in overeenstemming met de waarden die worden gegeven in de velden 33 en 46. |
{DECIMAL-18/17} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als aantal eenheden. {DECIMAL-18/5} ingeval de hoeveelheid wordt uitgedrukt als geldswaarde of nominale waarde |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
31 |
Valuta van de hoeveelheid |
Valuta waarin de hoeveelheid wordt uitgedrukt. Alleen van toepassing als de hoeveelheid wordt uitgedrukt als nominale of geldswaarde. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
32 |
Toename/afname van de notionele waarde van het derivaat |
Of de transactie een toename of afname van de notionele waarde van een derivatencontract is. Het veld is alleen van toepassing wanneer de notionele waarde van een derivatencontract verandert. |
„INCR” — Toename „DECR” — Afname |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
33 |
Prijs |
Uitgevoerde prijs van de transactie, in voorkomend geval exclusief provisie en opgelopen rente. In geval van optiecontracten is dit de premie van het derivatencontract per onderliggende waarde of per indexpunt. In geval van spreadbets is dit de referentieprijs van het onderliggende instrument. Voor credit default swaps (CDS) is dit de coupon in basispunten. Indien de prijs in geldswaarde wordt gemeld, wordt deze in de eenheid van de hoofdvaluta gegeven. Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, is de waarde „PNDG” Indien de prijs niet van toepassing is, is de waarde „NOAP” De in dit veld gemelde informatie is in overeenstemming met de waarden die worden gegeven in de velden 30 en 46. |
{DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in geldswaarde {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement {DECIMAL-18/17} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in basispunten „PNDG” ingeval de prijs niet beschikbaar is „NOAP” ingeval de prijs niet van toepassing is |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
34 |
Prijsvaluta |
Valuta waarin de prijs wordt uitgedrukt (van toepassing als de prijs wordt uitgedrukt als geldswaarde). |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
35 |
Nettobedrag |
Onder het nettobedrag van de transactie wordt verstaan het bedrag in contanten dat wordt betaald door de koper van het schuldinstrument na de afwikkeling van de transactie. Het bedrag in contanten is gelijk aan: (prijs exclusief opgelopen rente * nominale waarde) + opgelopen couponrente. Als gevolg daarvan is het nettobedrag van de transactie exclusief elke provisie of andere vergoedingen die aan de koper van het schuldinstrument in rekening worden gebracht. Veld geldt alleen wanneer het financieel instrument een schuldtitel is. |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
36 |
Platform |
Identificatie van het platform waar de transactie is uitgevoerd. De segment-MIC volgens ISO 10383 gebruiken voor transacties uitgevoerd op een handelsplatform, door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie. Indien de segment-MIC niet bestaat, de exploitant-MIC gebruiken. Gebruik de MIC-code „XOFF” voor financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten, of worden verhandeld op een handelsplatform of waarvoor een verzoek om toegang werd gedaan, indien de transactie met betrekking tot dat financiële instrument niet wordt uitgevoerd op een handelsplatform, door een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie, of indien een beleggingsonderneming niet weet dat zij handelt met een andere beleggingsonderneming die als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling optreedt. Gebruik de MIC-code „XXXX” voor financiële instrumenten die niet tot de handel zijn toegelaten of op een handelsplatform worden verhandeld of waarvoor geen toelatingsverzoek heeft plaatsgevonden en die niet worden verhandeld op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie, maar indien de onderliggende waarde tot de handel wordt toegelaten of op een handelsplatform wordt verhandeld. |
{MIC} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
37 |
Land van het lidmaatschap van het bijkantoor |
Code die wordt gebruikt ter identificatie van het land van een bijkantoor van de beleggingsonderneming waarvan het marktlidmaatschap is gebruikt voor de uitvoering van de transactie. Indien het marktlidmaatschap van een bijkantoor niet is gebruikt, wordt in dit veld de landencode ingevuld van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land). Dit veld wordt alleen ingevuld voor de marktzijde van een transactie uitgevoerd op een handelsplatform of op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie. |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
38 |
Vooruitbetaling |
Geldswaarde van een vooruitbetaling ontvangen of betaald door de verkoper. Indien de verkoper de vooruitbetaling ontvangt, is de ingevulde waarde positief. Indien de verkoper de vooruitbetaling betaalt, is de ingevulde waarde negatief. |
{DECIMAL-18/5} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
39 |
Valuta van de vooruitbetaling |
Valuta van de vooruitbetaling. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
40 |
Identificator van de componenten van een complexe transactie |
De interne identificator van de meldende onderneming om alle meldingen te identificeren met betrekking tot dezelfde uitvoering van een combinatie van financiële instrumenten overeenkomstig artikel 12. De code moet uniek zijn op het niveau van de onderneming voor de groep van meldingen in verband met de uitvoering. Veld geldt alleen wanneer de in artikel 12 gespecificeerde voorwaarden van toepassing zijn. |
{ALPHANUM-35} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Instrumentdetails |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
41 |
Identificatiecode instrument |
Voor het identificeren van het financieel instrument gebruikte code Dit veld geldt ook voor financiële instrumenten waarvoor een verzoek om toelating tot de handel is gedaan, die zijn toegelaten tot de handel of worden verhandeld op een handelsplatform of via een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling. Het is ook van toepassing op financiële instrumenten die een ISIN hebben en worden verhandeld op een georganiseerd handelsplatform buiten de Unie, waarbij de onderliggende waarde een financieel instrument is dat op een handelsplatform wordt verhandeld. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
De velden 42-56 zijn niet van toepassing indien: de transacties worden uitgevoerd op een handelsplatform of bij een beleggingsonderneming die optreedt als een beleggingsonderneming met systematische interne afhandeling; of in veld 41 wordt een ISIN ingevuld die op de referentiegegevenslijst van de ESMA voorkomt |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
42 |
Volledige naam instrument |
Volledige naam van het financieel instrument |
{ALPHANUM-350} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
43 |
Indeling instrument |
Taxonomie gehanteerd voor het indelen van het financiële instrument Er wordt een volledige en nauwkeurige CFI-code verstrekt. |
{CFI_CODE} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
44 |
Notionele valuta 1 |
Valuta waarin de notionele waarde is uitgedrukt. Bij een contract met betrekking tot een rente- of valutaderivaat is dit de notionele valuta van poot 1 of de valuta 1 van het paar. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap op één valuta betrekking heeft, is dit de notionele valuta van de onderliggende swap. Voor swaptions waarbij de onderliggende waarde een multi-currency swap is, is dit de notionele valuta van poot 1 van de swap. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
45 |
Notionele valuta 2 |
Bij multi-currency of cross-currency swaps, de valuta waarin poot 2 van het contract is uitgedrukt. Voor swaptions waarbij de onderliggende swap een multi-currency swap is, de valuta waarin poot 2 van de swap is uitgedrukt |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
46 |
Prijsmultiplicator |
Aantal eenheden van het onderliggende instrument dat door één derivatencontract wordt vertegenwoordigd. Geldswaarde waarop één enkel swapcontract betrekking heeft waarbij het veld voor de hoeveelheid het aantal swapcontracten in de transactie aangeeft. Voor een future of optie op een index, het bedrag per indexpunt. Voor spreadbets, de koersbeweging van het onderliggende instrument waarop de spreadbet is gebaseerd. De in dit veld gemelde informatie is in overeenstemming met de waarden die worden gegeven in de velden 30 en 33. |
{DECIMAL-18/17} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
47 |
Code onderliggend instrument |
ISIN-code van het onderliggende instrument. Voor ADR's, GDR's en gelijksoortige instrumenten: de ISIN-code van het financiële instrument waarop die instrumenten zijn gebaseerd. Voor converteerbare obligaties: de ISIN-code van het instrument waarin de obligatie kan worden omgezet. Voor derivaten of andere instrumenten die een onderliggende waarde hebben: de ISIN-code van het onderliggende instrument, wanneer het onderliggende instrument is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Indien de onderliggende waarde een dividend in aandelen is: de ISIN-code van het betrokken aandeel dat recht geeft op het onderliggende dividend. Voor Credit Default Swaps wordt de ISIN van de referentieobligatie verstrekt. Ingeval de onderliggende waarde een index is en een ISIN heeft, de ISIN-code voor die index. Indien de onderliggende waarde een mandje is, wordt de ISIN vermeld van elk bestanddeel van de mandje dat is toegelaten tot de handel of wordt verhandeld op een handelsplatform. Veld 47 wordt zo vaak gemeld als nodig is om alle te melden instrumenten in het mandje op te nemen. |
{ISIN} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
48 |
Naam onderliggende index |
Wanneer de onderliggende waarde een index is, de naam van de index. |
{INDEX} Of {ALPHANUM-25} — wanneer de naam van de index niet in de {INDEX}-lijst is opgenomen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
49 |
Looptijd onderliggende index |
Ingeval de onderliggende waarde een index is, de looptijd van de index. |
{INTEGER-3}+„DAGEN” — dagen {INTEGER-3}+„WEEK” — weken {INTEGER-3}+„MAAND” — maanden {INTEGER-3}+„JAAR” — jaren |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
50 |
Type optie |
Vermelding of het derivatencontract een call (recht om een bepaald onderliggend actief te kopen) of een put (recht om een bepaald onderliggend actief te verkopen) is, dan wel of op het tijdstip van uitvoering niet valt uit te maken of het een call of put is. Bij swaptions:
Bij caps en floors:
Dit veld geldt alleen voor derivaten die opties of warrants zijn. |
„PUTO” — Put „CALL” — Call „OTHR” — indien niet kan worden bepaald of het een call of een put betreft |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
51 |
Uitoefenprijs |
Vooraf bepaalde prijs waartegen de houder het onderliggende instrument moet kopen of verkopen, of een vermelding dat de prijs op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald. Dit veld geldt alleen voor een optie of warrant waarbij de uitoefenprijs kan worden bepaald op het tijdstip van uitvoering. Wanneer de prijs op dat moment niet beschikbaar is maar hangende, is de waarde „PNDG” Wanneer de uitoefenprijs niet van toepassing is, wordt het veld niet ingevuld. |
{DECIMAL-18/13} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in geldswaarde {DECIMAL-11/10} wanneer de prijs wordt uitgedrukt als percentage of rendement {DECIMAL-18/17} wanneer de prijs wordt uitgedrukt in basispunten „PNDG” ingeval de prijs niet beschikbaar is |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
52 |
Valuta uitoefenprijs |
Valuta van de uitoefenprijs. |
{CURRENCYCODE_3} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
53 |
Uitoefenstijl opties |
Of de optie uitsluitend op een vaste datum (Europese en Aziatische optie), op een reeks vooraf bepaalde data (Bermudaanse optie), dan wel op gelijk welk moment van de looptijd van het contract (Amerikaanse optie) mag worden uitgeoefend. Dit veld geldt alleen voor opties, warrants en entitlement certificates. |
„EURO” — Europees „AMER” — Amerikaans „ASIA” — Aziatisch „BERM” — Bermudaans „OTHR” — Alle andere typen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
54 |
Vervaldatum |
Vervaldatum van het financiële instrument. Dit veld geldt alleen voor schuldinstrumenten met vastgestelde looptijd. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
55 |
Expiratiedatum |
Expiratiedatum van het financiële instrument. Dit veld geldt alleen voor derivaten met een vastgestelde vervaldatum. |
{DATEFORMAT} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
56 |
Wijze van levering |
Of de transactie materieel of in contanten wordt afgewikkeld. Wanneer het leveringstype op het tijdstip van uitvoering niet kan worden bepaald, is de waarde „OPTL” Het veld geldt alleen voor derivaten. |
„PHYS” — Materieel afgewikkeld „CASH” — Afgewikkeld in contanten „OPTN” — Optioneel voor tegenpartij of wanneer door een derde partij bepaald |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Handelaar, algoritmen, ontheffingen en indicatoren |
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
57 |
Beleggingsbesluit binnen het bedrijf |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor het beleggingsbesluit. Voor natuurlijke personen wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt Als het beleggingsbesluit door een algoritme is genomen, wordt het veld ingevuld als bepaald in artikel 8. Veld alleen van toepassing op beleggingsbesluiten binnen de onderneming. Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
58 |
Land van het bijkantoor dat toezicht houdt op de voor het beleggingsbesluit verantwoordelijke persoon |
Code die wordt gebruikt ter identificatie van het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming voor de persoon verantwoordelijk voor het beleggingsbesluit, als bepaald in artikel 14, lid 3, onder b). Indien de voor het beleggingsbesluit verantwoordelijke persoon niet onder toezicht stond van een bijkantoor, wordt in dit veld de landencode ingevuld van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land). Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. Dit veld is niet van toepassing wanneer het beleggingsbesluit door een algoritme werd genomen |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
59 |
Uitvoering binnen de onderneming |
Gebruikte code ter identificatie van de persoon of het algoritme binnen de beleggingsonderneming die/dat verantwoordelijk is voor de uitvoering. Voor natuurlijke personen wordt de in artikel 6 gespecificeerde identificator gebruikt. Als de uitvoering door een algoritme gebeurde, wordt het veld ingevuld als bepaald in artikel 9. |
{NATIONAL_ID} — Natuurlijke personen {ALPHANUM-50} — Algoritmen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
60 |
Land van het bijkantoor dat toezicht houdt op de voor de uitvoering verantwoordelijke persoon |
Code die wordt gebruikt ter identificatie van het land van het bijkantoor van de beleggingsonderneming voor de persoon verantwoordelijk voor de uitvoering, als bepaald in artikel 14, lid 3, onder c). Indien de verantwoordelijke persoon niet onder toezicht stond van een bijkantoor, wordt in dit veld de landencode ingevuld van de lidstaat van herkomst van de beleggingsonderneming of de landencode van het land waar de onderneming haar hoofdkantoor of statutaire zetel heeft gevestigd (in geval van ondernemingen uit een derde land). Dit veld is niet van toepassing wanneer de uitvoering door een algoritme gebeurde |
{COUNTRYCODE_2} |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
61 |
Ontheffingsindicator |
Of de transactie is uitgevoerd op grond van een ontheffing vóór de handel overeenkomstig de artikelen 4 en 9 van Verordening (EU) nr. 600/2014. Voor eigenvermogensinstrumenten:
Voor andere dan eigenvermogensinstrumenten:
Dit veld wordt alleen ingevuld voor de marktzijde van een op grond van een ontheffing op een handelsplatform uitgevoerde transactie. |
Eén of meer van de volgende markeringen invullen:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
62 |
Shortsellingindicator |
Een shorttransactie die door een beleggingsonderneming namens haarzelf of namens een cliënt is uitgevoerd, als beschreven in artikel 11. Wanneer een beleggingsonderneming een transactie uitvoert namens een cliënt die verkoopt en de beleggingsonderneming, die handelt naar best vermogen, niet kan bepalen of het een shorttransactie is, wordt in dit veld „UNDI” ingevuld Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4 van deze verordening, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. Dit veld is slechts van toepassing wanneer het instrument onder Verordening (EU) nr. 236/2012 valt en de verkoper de beleggingsonderneming of een cliënt van de beleggingsonderneming is. |
„SSEX” — Shorttransactie zonder ontheffing „SSEX” — Shorttransactie met ontheffing „SELL” — Geen shorttransactie „UNDI” — Informatie niet beschikbaar |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
63 |
Otc-indicator na de handel |
Indicator wat betreft het type transactie overeenkomstig de artikelen 20, lid 3, onder a), en 21, lid 5, onder a), van Verordening (EU) nr. 600/2014. Voor alle instrumenten:
Voor eigenvermogensinstrumenten:
Voor andere dan eigenvermogensinstrumenten:
|
Eén of meer van de volgende markeringen invullen:
|
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
64 |
Indicator grondstoffenderivaten |
Of de transactie overeenkomstig artikel 57 van Richtlijn 2014/65/EU risico's op objectief meetbare wijze vermindert. Indien de transactie betrekking heeft op een doorgegeven order die heeft voldaan aan de voorwaarden voor doorgifte bepaald in artikel 4, wordt dit veld door de ontvangende onderneming in haar melding ingevuld met gebruikmaking van de van de doorgevende onderneming ontvangen informatie. Dit veld geldt alleen voor grondstoffenderivaten. |
„waar” — ja „niet waar” — neen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
65 |
Indicator van effectenfinancieringstransactie |
„waar” wordt ingevuld indien de transactie binnen het toepassingsgebied van de activiteit valt, maar is vrijgesteld van melding op grond van Verordening (EU) 2015/2365]. „onwaar” anderszins. |
waar — ja niet waar — neen |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/580 van de Commissie van 24 juni 2016 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van technische reguleringsnormen voor het bijhouden van relevante gegevens met betrekking tot orders in financiële instrumenten (zie bladzijde 193 van dit Publicatieblad).
(2) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/574 van de Commissie van 7 juni 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor het accuratesseniveau van beursklokken (zie bladzijde 148 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE II
Nationale cliëntidentificators voor natuurlijke personen om te worden gebruikt in transactiemeldingen
|
ISO 3166 — 1 alpha 2 |
Land Naam |
Identificator met de 1e prioriteit |
Identificator met de 2e prioriteit |
Identificator met de 3e prioriteit |
|
AT |
Oostenrijk |
CONCAT |
|
|
|
BE |
België |
Belgisch nationaal nummer (Numéro de registre national — Rijksregisternummer) |
CONCAT |
|
|
BG |
Bulgarije |
Bulgaars persoonlijk nummer |
CONCAT |
|
|
CY |
Cyprus |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
|
CZ |
Tsjechië |
Nationaal identificatienummer (Rodné číslo) |
Paspoortnummer |
CONCAT |
|
DE |
Duitsland |
CONCAT |
|
|
|
DK |
Denemarken |
Persoonlijke identiteitscode 10 alfanumerieke tekens DDMMYYXXXX |
CONCAT |
|
|
EE |
Estland |
Estse persoonlijke identificatiecode (Isikukood) |
|
|
|
ES |
Spanje |
Fiscaal identificatienummer (Código de identificación fiscal) |
|
|
|
FI |
Finland |
Persoonlijke identiteitscode |
CONCAT |
|
|
FR |
Frankrijk |
CONCAT |
|
|
|
GB |
Verenigd Koninkrijk |
UK National Insurance number |
CONCAT |
|
|
GR |
Griekenland |
10 DSS digit investor share |
CONCAT |
|
|
HR |
Kroatië |
Persoonlijk identificatienummer (OIB — Osobni identifikacijski broj) |
CONCAT |
|
|
HU |
Hongarije |
CONCAT |
|
|
|
IE |
Ierland |
CONCAT |
|
|
|
IS |
IJsland |
Persoonlijke identiteitscode (Kennitala) |
|
|
|
IT |
Italië |
Fiscale code (Codice fiscale) |
|
|
|
LI |
Liechtenstein |
Nationaal paspoortnummer |
Nationaal identiteitskaartnummer: |
CONCAT |
|
LT |
Litouwen |
Persoonlijke code (Asmens kodas) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
LU |
Luxemburg |
CONCAT |
|
|
|
LV |
Letland |
Persoonlijke code (Personas kods) |
CONCAT |
|
|
MT |
Malta |
Nationaal identificatienummer |
Nationaal paspoortnummer |
|
|
NL |
Nederland |
Nationaal paspoortnummer |
Nationaal identiteitskaartnummer |
CONCAT |
|
NO |
Noorwegen |
11-cijferige persoonlijke id (Foedselsnummer) |
CONCAT |
|
|
PL |
Polen |
Nationaal identificatienummer (PESEL) |
Fiscaal nummer (Numer identyfikacji podatkowej) |
|
|
PT |
Portugal |
Fiscaal nummer (Número de Identificação Fiscal) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
RO |
Roemenië |
Nationaal identificatienummer (Cod Numeric Personal) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
SE |
Zweden |
Persoonlijk identiteitsnummer |
CONCAT |
|
|
SI |
Slovenië |
Persoonlijk identificatienummer (EMŠO: Enotna Matična Številka Občana) |
CONCAT |
|
|
SK |
Slowakije |
Persoonlijk nummer (Rodné číslo) |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
Alle overige landen |
Nationaal paspoortnummer |
CONCAT |
|
|
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/479 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/591 VAN DE COMMISSIE
van 1 december 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de toepassing van positielimieten op grondstoffenderivaten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten (1), met name artikel 57, leden 3 en 12,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Met het oog op een geharmoniseerde aanpak voor de toepassing van positielimieten bij grondstoffenderivaten in de Unie dient een methode voor het berekenen van deze limieten te worden gespecificeerd. Deze methode moet regelgevingsarbitrage voorkomen, samenhang bevorderen en de bevoegde autoriteiten voldoende flexibiliteit verschaffen om rekening te houden met de variatie tussen de verschillende markten voor grondstoffenderivaten en de markten voor onderliggende grondstoffen. Aan de hand van deze methode voor het berekenen van limieten moeten de bevoegde autoriteiten limieten kunnen vaststellen op een niveau dat laag genoeg is om te voorkomen dat personen met posities in deze grondstoffenderivaten de markt misbruiken of verstoren, wat niet bevorderlijk is voor ordelijke koersvormings- en afwikkelingsregelingen, voor de ontwikkeling van nieuwe grondstoffenderivaten of voor de continue bijdrage van grondstoffenderivaten aan het ontplooien van commerciële activiteiten in de onderliggende grondstoffenmarkt. |
|
(2) |
Om een beperkt aantal uit Richtlijn 2014/65/EU voortvloeiende concepten duidelijk te omschrijven en de voor deze verordening noodzakelijke technische termen nader te bepalen, dient omwille van een uniforme toepassing een aantal termen te worden gedefinieerd. |
|
(3) |
Long- en shortposities die marktdeelnemers in een grondstoffenderivaat aanhouden, moeten met elkaar worden verrekend ter bepaling van de effectieve omvang van een positie die op ieder moment wordt aangehouden. De omvang van een via een optiecontract aangehouden positie moet op een delta-equivalente basis worden berekend. Omdat deze verordening voor het berekenen van positielimieten voor spotcontracten en voor contracten van andere maanden telkens een andere methode toepast, moeten de spotposities en de posities van andere maanden afzonderlijk worden verrekend. |
|
(4) |
Richtlijn 2014/65/EU vereist dat alle posities die anderen namens een persoon aanhouden, worden opgenomen in de berekening van de positielimiet van die persoon en dat positielimieten zowel op het niveau van de entiteit als op groepsniveau worden toegepast. Het is derhalve noodzakelijk posities op groepsniveau te aggregeren. Het is aangewezen op groepsniveau enkel te aggregeren wanneer een moederonderneming zeggenschap heeft over het gebruik van posities. Bijgevolg moeten moederondernemingen door hun dochterondernemingen aangehouden posities aggregeren met posities die zij rechtstreeks aanhouden, terwijl dochterondernemingen daarnaast hun eigen posities aggregeren. Deze aggregatie kan leiden tot grotere op het niveau van de moederonderneming berekende posities of tot kleinere posities dan de posities op het niveau van individuele dochterondernemingen als gevolg van de verrekening van door verschillende dochterondernemingen aangehouden long- en shortposities. Posities mogen niet op het niveau van de moederonderneming worden geaggregeerd indien ze door instellingen voor collectieve belegging namens hun beleggers in plaats van namens hun moederondernemingen worden aangehouden voor zover de moederonderneming niet over het gebruik van deze posities in haar eigen voordeel kan beslissen. |
|
(5) |
Het concept „hetzelfde grondstoffenderivaat” moet zorgen voor een hoge drempel om te voorkomen dat personen posities in niet-soortgelijke grondstoffenderivaten op een verkeerde manier verrekenen om zo de robuuste positielimiet op het belangrijkste grondstoffenderivatencontract te ontwijken en te verzwakken. Dit mag de bevoegde autoriteiten er niet van weerhouden om onder coördinatie van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) voor soortgelijke grondstoffenderivatencontracten soortgelijke positielimieten vast te stellen. Grondstoffenderivaten mogen alleen worden beschouwd als in grote hoeveelheden op een handelsplatform verhandeld indien ze de in deze verordening gespecificeerde liquiditeitsdrempel gedurende een voldoende lange periode overschrijden. |
|
(6) |
Wanneer een otc-contract wordt gewaardeerd op basis van dezelfde onderliggende grondstof die op dezelfde locatie en volgens dezelfde contractvoorwaarden leverbaar is, en indien het contract een resultaat oplevert dat in economische zin sterk lijkt op dat van een op een handelsplatform verhandeld contract, moet het als in economische zin gelijkwaardig worden beschouwd, ongeacht geringe verschillen in de contractvoorwaarden betreffende de omvang van de partijen en de leveringsdatum. Ook uiteenlopende regelingen voor posttransactioneel risicobeheer, zoals clearingregelingen, mogen geen belemmering vormen om dergelijke contracten in economische zin gelijkwaardig te verklaren. Ter voorkoming van een verkeerde verrekening van potentieel dominante posities die door middel van bilaterale regelingen in otc-contracten op een handelsplatform zijn verhandeld en om de regeling voor positielimieten doeltreffend toe te passen, mogen otc verhandelde grondstoffenderivaten slechts onder beperkte voorwaarden als in economische zin gelijkwaardig aan handelsplatformcontracten worden beschouwd. Om ontwijking van positielimieten tegen te gaan en de integriteit van de regeling voor positielimieten te versterken, is een nauwkeurige definitie van een in economische zin gelijkwaardig otc-contract vereist, zodat wordt uitgesloten dat iemand een otc-positie met meerdere andere posities verrekent of zelf kiest met welke posities verrekend wordt. |
|
(7) |
Om objectief te kunnen vaststellen welke posities in grondstoffenderivaten risico's verlagen die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteiten, dient in bepaalde criteria te worden voorzien, met inbegrip van het gebruik van de boekhoudkundige definitie van een hedgingcontract op basis van de International Financial Reporting Standards (IFRS). Deze boekhoudkundige definitie moet ook door niet-financiële entiteiten kunnen worden gebruikt, zelfs als deze de IFRS-regels niet op het niveau van de entiteit toepassen. |
|
(8) |
Daarnaast moeten niet-financiële entiteiten risicobeheertechnieken kunnen gebruiken om het totale risico van hun commerciële activiteiten of dat van hun groep te beperken, met inbegrip van risico's die het gevolg zijn van verschillende geografische markten, verschillende producten, tijdshorizonten of entiteiten („macro- of portefeuillehedging”). Wanneer een niet-financiële entiteit gebruikmaakt van macro- of portefeuillehedging is ze mogelijk niet in staat een één-op-éénkoppeling te maken tussen een specifieke positie in een grondstoffenderivaat en een specifiek uit de commerciële activiteit voortvloeiend risico dat het grondstoffenderivaat verondersteld wordt te dekken. Een niet-financiële entiteit kan ook een niet-gelijkwaardig grondstoffenderivaat gebruiken om een specifiek uit een commerciële activiteit voortvloeiend risico te dekken, wanneer geen identiek grondstoffenderivaat beschikbaar is of wanneer een meer gelijkend grondstoffenderivaat niet over voldoende liquiditeit beschikt („proxy hedging”). In dergelijke gevallen moet met het risicobeheerbeleid en de risicobeheersystemen kunnen worden voorkomen dat niet-hedgingtransacties toch als hedging worden aangemerkt en moet een voldoende gedesaggregeerd beeld van de hedgeportefeuille kunnen worden geboden waardoor speculatieve componenten worden geïdentificeerd en in de positielimieten worden meegerekend. Posities die met commerciële activiteit verbonden risico's verlagen, mogen niet als zodanig worden aangemerkt louter en alleen omdat ze deel uitmaken van een globale risicoverlagende portefeuille. |
|
(9) |
Een risico kan evolueren in de tijd en om daarmee rekening te houden kan het nodig zijn grondstoffenderivaten die oorspronkelijk dienden om het met commerciële activiteiten verbonden risico te verlagen middels bijkomende grondstoffenderivatencontracten te neutraliseren en de grondstoffenderivatencontracten af te wikkelen die geen verband meer houden met het commerciële risico. De evolutie van een risico — opgevangen door het innemen van een positie in een grondstoffenderivaat met het oog op het verlagen van dat risico — mag bovendien niet worden aangegrepen om die positie te herkwalificeren tot een niet-bevoorrechte transactie ab initio. |
|
(10) |
Niet-financiële entiteiten moeten de vrijstelling met betrekking tot hedging van commerciële activiteiten kunnen aanvragen alvorens een positie in te nemen. Die aanvraag moet de bevoegde autoriteit een duidelijk en beknopt beeld verschaffen van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteit met betrekking tot een onderliggende grondstof, de ermee verbonden risico's en de wijze waarop grondstoffenderivaten worden gebruikt om die risico's te beperken. Positielimieten gelden te allen tijde en indien de vrijstelling uiteindelijk niet door de bevoegde autoriteit wordt verleend, moet de niet-financiële entiteit elke positie boven een limiet verlagen en kan ze toezichtmaatregelen wegens overschrijding van een limiet verwachten. Niet-financiële entiteiten moeten hun activiteiten op gezette tijden opnieuw beoordelen om ervoor te zorgen dat de vrijstelling gerechtvaardigd blijft. |
|
(11) |
De spotmaandperiode — de periode onmiddellijk vóór levering op de vervaldatum — is specifiek voor elk grondstoffenderivaat en hoeft niet exact één maand te zijn. Spotmaandcontracten moeten derhalve verwijzen naar het eerstvolgend vervallend contract in dat grondstoffenderivaat. Een limiet stellen op de posities die iemand mag aanhouden tijdens de periode waarin de grondstof materieel wordt geleverd, beperkt de hoeveelheid onderliggende leverbare voorraad die iedere persoon mag leveren of ontvangen, waardoor wordt voorkomen dat individuen dominante posities cumuleren en zo de markt zouden kunnen doen krimpen door de toegang tot de grondstof te beperken. De standaardbasis voor de spotmaandpositielimiet voor zowel materieel als door middel van contanten afgewikkelde grondstoffenderivaten moet daarom als een percentage van de geraamde leverbare voorraad worden berekend. De bevoegde autoriteiten moeten een tijdschema met dalende positielimieten kunnen toepassen, vanaf het tijdstip waarop een contract een spotmaandcontract wordt tot aan de vervaldatum, om zo een meer nauwkeurige en passende vaststelling van positielimieten tijdens de hele spotmaandperiode en een ordelijke afwikkeling te waarborgen. |
|
(12) |
De positielimiet van andere maanden geldt voor alle andere vervaldata dan de spotmaand. De standaardbasis voor de positielimieten van andere maanden voor zowel materieel als door middel van contanten afgewikkelde grondstoffenderivaten moet als een percentage van de totale openstaande posities worden berekend. De verdeling van posities over de andere maanden van een grondstoffencontract is vaak geconcentreerd in de maanden die het dichtst bij de vervaldatum liggen. Daarom vormen de totale openstaande posities een geschiktere basis voor het vaststellen van positielimieten dan een over alle vervaldata berekend gemiddelde. |
|
(13) |
De standaardbasis van 25 % van de leverbare voorraad en van de openstaande posities is vastgesteld op basis van de ervaring van andere markten en rechtsgebieden. De basis moet door de bevoegde autoriteiten zodanig worden aangepast dat deze met maximaal 20 % (of 22,5 % in het geval van bepaalde landbouwgrondstoffenderivaten) kan worden verlaagd en met maximaal 10 % (of 15 % in het geval van minder liquide grondstoffenderivaten) kan worden verhoogd indien de kenmerken van de markt, zoals de afwezigheid van marktdeelnemers, zulks vereisen ter ondersteuning van een ordelijke afwikkeling en werking van het contract en de onderliggende markt. Aangezien eventuele aanpassingen van het basiscijfer enkel worden toegepast indien en zolang de objectieve kenmerken van de markt dit vereisen, moet het derhalve mogelijk zijn het basiscijfer tijdelijk aan te passen. De bevoegde autoriteiten moeten zorgen voor een neerwaartse correctie van de basis om indien nodig dominante posities te voorkomen en een ordelijke koersvorming in het grondstoffenderivaat en de onderliggende grondstof te ondersteunen. Hierbij wordt weerspiegeld dat Richtlijn 2014/65/EU een bredere waaier aan grondstoffenderivaten en markten afdekt dan andere markten en rechtsgebieden. De definitie van grondstoffenderivaat in artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (2) is ruim en omvat ook gesecuritiseerde en door middel van contanten afgewikkelde derivaten zonder tastbare onderliggende grondstof, zoals klimatologische variabelen. Het concept „spot” en „van andere maanden” is niet van toepassing op gesecuritiseerde derivaten. Voor derivaten zonder tastbare onderliggende grondstof kan de leverbare voorraad niet dienen om een positielimiet vast te stellen. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten de methoden om positielimieten vast te stellen voor deze grondstoffenderivaten aan de hand van andere parameters kunnen verbeteren of aanpassen, zoals het aantal uitgegeven effecten of het gebruik van openstaande posities ook voor de spotmaand. |
|
(14) |
Bij bepaalde grondstoffenderivaten, met name voor energie en gas, moet de onderliggende grondstof gedurende een welbepaalde periode zoals een dag, maand of jaar constant worden geleverd. Bovendien kunnen bepaalde contracten met langere leveringsperioden, zoals een jaar of kwartaal, automatisch in soortgelijke contracten met kortere leveringsperioden, zoals een kwartaal of maand (watervalcontracten), worden omgezet. In zulke gevallen zou een spotmaandpositielimiet niet geschikt zijn voor een contract dat vóór de levering wordt vervangen, omdat die limiet het aflopen van het contract en de materiële levering of afwikkeling in contanten van het contract niet zou dekken. Voor zover de leveringsperioden van contracten voor dezelfde onderliggende grondstof elkaar overlappen, moet voor alle contracten in kwestie één enkele positielimiet gelden om terdege rekening te kunnen houden met de posities in de contracten die mogelijk worden afgewikkeld. Om dat te faciliteren dienen de contracten in kwestie in eenheden van de onderliggende grondstof te worden gemeten en dienovereenkomstig te worden geaggregeerd en verrekend. |
|
(15) |
Bij bepaalde derivaten van landbouwgrondstoffen die een wezenlijke invloed op de voedselprijzen hebben, kan een bevoegde autoriteit dankzij deze methode een basis en positielimiet onder het minimale algemene prijsbereik vaststellen, indien er bewijs is van sterk op de prijzen inwerkende speculatie. |
|
(16) |
De bevoegde autoriteit moet beoordelen of de in artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU genoemde factoren nopen tot aanpassing van de basis teneinde het definitieve niveau van de positielimiet vast te stellen. Daarbij dienen deze factoren als relevant voor het specifieke grondstoffenderivaat in kwestie te worden beschouwd. De methoden moeten aangeven hoe de limiet dient te worden vastgesteld maar laten de definitieve keuze voor een geschikte positielimiet van een grondstoffenderivaat over aan de bevoegde autoriteit teneinde marktmisbruik te voorkomen. Deze factoren moeten de bevoegde autoriteiten en ook de ESMA tot leidraad dienen bij het formuleren van hun adviezen en het verzekeren van een adequate onderlinge afstemming van positielimieten in de hele Unie, met inbegrip van een beoordeling per geval van het effect van volatiliteit en zo vaak als nodig om te verzekeren dat positielimieten geschikt blijven. |
|
(17) |
Positielimieten mogen geen barrière opwerpen voor de ontwikkeling van nieuwe grondstoffenderivaten en mogen de goede werking van minder liquide onderdelen van de grondstoffenderivatenmarkten niet doen haperen. Bij de toepassing van de methodologie dienen de bevoegde autoriteiten rekening te houden met de tijd die vereist is om voor zowel nieuwe als bestaande grondstoffenderivaten liquiditeit te ontwikkelen en aan te trekken, en met name voor grondstoffenderivaten die risicobeheer in markten voor producten op maat en onvolgroeide markten kunnen ondersteunen of die gericht zijn op de ontwikkeling van nieuwe risicodekkingsregelingen voor nieuwe grondstoffen. Gezien de brede waaier aan markten en grondstoffen waarop de regeling voor positielimieten van toepassing is, bestaat er geen enkele vooraf bepaalde periode die de verschuiving van nieuwe naar gevestigde grondstoffenderivatencontracten voldoende goed afdekt. Ook zijn er tal van grondstoffenderivatencontracten die misschien nooit voldoende geïnteresseerden of liquiditeit zullen aantrekken om de effectieve toepassing van positielimieten mogelijk te maken zonder dat de deelnemers geregeld en onopzettelijk de limiet overschrijden en bijgevolg de koersvorming en afwikkeling van deze grondstoffenderivaten verstoren. Om deze belemmeringen voor een doelmatige werking van markten weg te nemen, voorziet de methodologie in een gelaagde aanpak waarbij de positielimiet voor de spotmaand en voor andere maanden op 2 500 partijen voor grondstoffenderivaten en op 2,5 miljoen uitgegeven effecten voor gesecuritiseerde derivaten met onderliggende grondstof wordt vastgesteld totdat een drempel van 10 000 partijen of 10 miljoen effecten wordt overschreden. Contracten die deze drempel overschrijden en nog steeds betrekkelijk illiquide blijven, moeten — waar passend — een hogere limiet kunnen krijgen om ervoor te zorgen dat de handel in dergelijke contracten niet onnodig wordt ingeperkt. |
|
(18) |
Het aantal, de samenstelling en de rol van marktdeelnemers in een grondstoffenderivaat kan van invloed zijn op de aard en de omvang van posities die bepaalde marktdeelnemers op de markt aanhouden. Zo kunnen bepaalde marktdeelnemers voor sommige grondstoffenderivaten een grote positie aanhouden als afspiegeling van hun rol bij de aankoop, verkoop en levering van de grondstof wanneer zij zich aan de andere zijde van de markt bevinden dan de meeste andere marktdeelnemers en liquiditeit of diensten met betrekking tot risicobeheer voor de onderliggende grondstoffenmarkt verschaffen. |
|
(19) |
De levering, het gebruik, de toegang tot en de beschikbaarheid van de onderliggende grondstof vormen kenmerken van de onderliggende grondstoffenmarkt. Via een beoordeling van detailkenmerken, zoals de bederfelijkheid van de grondstof en de wijze van vervoer, kan de bevoegde autoriteit de flexibiliteit van de markt bepalen en de positielimieten dienovereenkomstig aanpassen. |
|
(20) |
Voor bepaalde grondstoffenderivaten kan het verschil tussen de openstaande posities en de leverbare voorraad erg groot zijn, zoals wanneer er relatief weinig derivatenhandel in verhouding tot de leverbare voorraad plaatsvindt, zodat de openstaande posities ten opzichte van de leverbare voorraad kleiner zullen zijn of wanneer bijvoorbeeld een bepaald grondstoffenderivaat op grote schaal wordt gebruikt voor het afdekken van veel verschillende risicoblootstellingen en de leverbare voorraad in verhouding tot de openstaande posities bijgevolg kleiner is. Dergelijke significante verschillen tussen openstaande posities en leverbare voorraad rechtvaardigen opwaartse of neerwaartse aanpassingen van de basis voor de limiet van andere maanden teneinde een wanordelijke markt te voorkomen wanneer de spotmaand nadert. |
|
(21) |
Om dezelfde reden, namelijk het voorkomen van wanorde op de markten tengevolge van grote verschillen tussen de berekende leverbare voorraad en de openstaande posities bij het naderen van de spotmaand, bevat de definitie van leverbare voorraad alle vervangende klassen of types van een grondstof die kunnen worden geleverd ter afwikkeling van een grondstoffenderivatencontract onder de voorwaarden van dat contract. |
|
(22) |
De nieuwe wetgeving van het Europees Parlement en de Raad betreffende markten voor financiële instrumenten als vervat in Richtlijn 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 600/2014 is van toepassing met ingang van 3 januari 2017. Omwille van de samenhang en de rechtszekerheid moet deze verordening vanaf dezelfde datum van toepassing zijn. |
|
(23) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de ESMA aan de Commissie heeft voorgelegd. |
|
(24) |
De ESMA heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (3) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Onderwerp
Deze verordening bevat regels voor de berekening van de nettopositie van een persoon in een grondstoffenderivaat en voor de methode ter berekening van de positielimieten voor de omvang van die positie.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing.
|
1. |
„niet-financiële entiteit”: een natuurlijke of rechtspersoon met uitzondering van:
Een entiteit van een derde land is een niet-financiële entiteit indien deze onder een van de bovengenoemde wetgevingen geen vergunning nodig zou hebben indien ze in de Unie was gevestigd en onder het recht van de Unie zou vallen; |
|
2. |
„spotmaandcontract” is het grondstoffenderivatencontract met betrekking tot een specifieke onderliggende grondstof dat eerstkomend vervalt overeenkomstig de regels van het handelsplatform; |
|
3. |
„andere maandencontract” is ieder grondstoffenderivatencontract dat geen spotmaandcontract is. |
HOOFDSTUK II
METHODE TER BEREKENING VAN DE OMVANG VAN EEN NETTOPOSITIE
Artikel 3
Aggregatie en verrekening van posities in een grondstoffenderivaat
(artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De nettopositie van een persoon in een grondstoffenderivaat is de aggregatie van diens in dat grondstoffenderivaat aangehouden en op een handelsplatform verhandelde posities in grondstoffenderivaten die als hetzelfde grondstoffenderivaat worden beschouwd als het grondstoffenderivaat in kwestie overeenkomstig artikel 5, lid 1, en in in economische zin gelijkwaardige otc-contracten op grond van artikel 6.
2. Wanneer een persoon zowel long- als shortposities in grondstoffenderivaten als bedoeld in lid 1 aanhoudt, verrekent hij deze posities om zijn nettopositie voor dat grondstoffenderivaat te bepalen.
3. Door een niet-financiële entiteit in grondstoffenderivaten aangehouden posities, waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij risico's verlagen overeenkomstig artikel 7, zoals goedgekeurd door de bevoegde autoriteit op grond van artikel 8, mogen niet worden geaggregeerd voor het bepalen van de nettopositie van die niet-financiële entiteit.
4. Een persoon bepaalt zijn nettopositie in een grondstoffenderivaat afzonderlijk voor zowel de spotmaandcontracten als de contracten van andere maanden.
Artikel 4
Methode ter berekening van posities voor juridische entiteiten binnen een groep
(artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een moederonderneming bepaalt haar nettopositie door overeenkomstig artikel 3 de volgende posities te aggregeren:
|
a) |
haar eigen nettopositie; |
|
b) |
de nettoposities van elk van haar dochterondernemingen. |
2. In afwijking van lid 1 mag de moederonderneming van een instelling voor collectieve belegging — of wanneer de instelling voor collectieve belegging een beheermaatschappij heeft aangewezen — de moederonderneming van die beheermaatschappij geen posities in grondstoffenderivaten in een instelling voor collectieve belegging aggregeren wanneer zij op geen enkele wijze invloed heeft op de beleggingsbeslissingen ten aanzien van het openen, aanhouden of sluiten van die posities.
Artikel 5
Dezelfde grondstoffenderivaten en significante volumes
(artikel 57, lid 6, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een op een handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat wordt als hetzelfde grondstoffenderivaat beschouwd als een op een ander handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
beide grondstoffenderivaten hebben identieke contractuele specificaties, voorwaarden en bepalingen, met uitzondering van de regelingen voor posttransactioneel risicobeheer; |
|
b) |
beide grondstoffenderivaten vormen één fungibele pool van openstaande posities of, in het geval van grondstoffenderivaten als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU, van uitgegeven effecten waarbij de in een grondstoffenderivaat aangehouden en op een handelsplatform verhandelde posities tegen de in een grondstoffenderivaat aangehouden en op het andere handelsplatform verhandelde posities kunnen worden afgewikkeld. |
2. Een grondstoffenderivaat wordt beschouwd als in aanzienlijke hoeveelheden op een handelsplatform verhandeld wanneer de handel in het grondstoffenderivaat op dat handelsplatform gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden:
|
a) |
een dagelijks gemiddeld aantal openstaande posities overschrijdt van meer dan 10 000 partijen in de spotmaand en de andere maanden samen, of |
|
b) |
in het geval van grondstoffenderivaten als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU, het aantal verhandelde eenheden vermenigvuldigd met de koers een dagelijks gemiddeld bedrag van 1 miljoen EUR overschrijdt. |
3. Het handelsplatform waar het grootste volume handel in hetzelfde grondstoffenderivaat plaatsvindt, is het handelsplatform dat over één jaar:
|
a) |
het grootste dagelijks gemiddeld aantal openstaande posities heeft, of |
|
b) |
in het geval van grondstoffenderivaten als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU, het hoogste dagelijks gemiddeld bedrag heeft. |
Artikel 6
Otc-contracten die in economische zin gelijkwaardig zijn aan op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten
(artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
Een otc-derivaat wordt geacht in economische zin gelijkwaardig te zijn aan een op een handelsplatform verhandeld grondstoffenderivaat wanneer het identieke contractuele specificaties, voorwaarden en bepalingen heeft, met uitzondering van verschillende specificaties betreffende de omvang van partijen, leveringstermijnen die minder dan één kalenderdag uit elkaar liggen en verschillende regelingen voor posttransactioneel risicobeheer.
Artikel 7
Posities die rechtstreeks met commerciële activiteiten verband houdende risico's verlagen
(artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een door een niet-financiële entiteit aangehouden positie in op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten of in in economische zin gelijkwaardige otc-contracten overeenkomstig artikel 6 kwalificeert als een positie die risico's verlaagt die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteiten van die niet-financiële entiteit wanneer deze positie op zichzelf of in combinatie met andere derivaten overeenkomstig lid 2 („positie in een portefeuille van grondstoffenderivaten”) aan één van de volgende criteria beantwoordt:
|
a) |
de positie verlaagt de risico's die voortkomen uit de potentiële wijziging van de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of passiva die de niet-financiële entiteit of haar eigen groep in de normale loop van haar bedrijfsuitoefening in eigendom heeft, produceert, vervaardigt, verwerkt, aanbiedt, aankoopt, verhandelt, leaset, verkoopt of oploopt of redelijkerwijs verwacht in eigendom te zullen hebben, te zullen produceren, te zullen vervaardigen, te zullen verwerken, te zullen aanbieden, te zullen aankopen, te zullen verhandelen, te zullen leasen, te zullen verkopen of te zullen oplopen; |
|
b) |
de positie geldt als een hedgingcontract ingevolge internationale standaarden voor jaarrekeningen (IFRS) die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (13) zijn goedgekeurd. |
2. Voor de toepassing van lid 1 is een op zichzelf of in combinatie met andere derivaten als risicoverlagend kwalificerende positie een positie waarvoor de niet-financiële entiteit of de persoon die de positie namens deze entiteit aanhoudt:
|
a) |
de volgende elementen in het intern beleid uiteenzet:
|
|
b) |
een voldoende gedesaggregeerd beeld kan verschaffen van de portefeuilles met betrekking tot categorie van grondstoffenderivaat, onderliggende grondstof, tijdshorizon en andere relevante factoren. |
Artikel 8
Aanvraag tot vrijstelling van positielimieten
(artikel 57, lid 1, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Een niet-financiële entiteit die een in aanmerking komende positie in een grondstoffenderivaat aanhoudt, vraagt de in artikel 57, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde vrijstelling aan bij de bevoegde autoriteit die de positielimiet voor het desbetreffende grondstoffenderivaat vaststelt.
2. De in lid 1 bedoelde persoon verstrekt de bevoegde autoriteit de volgende informatie waaruit blijkt hoe de positie de rechtstreeks met de commerciële activiteit van de niet-financiële entiteit verband houdende risico's verlaagt:
|
a) |
een beschrijving van de aard en de waarde van de commerciële activiteiten van de niet-financiële entiteit in de grondstof waarop het grondstoffenderivaat, waarvoor vrijstelling is aangevraagd, betrekking heeft; |
|
b) |
een beschrijving van de aard en de waarde van de activiteiten van de niet-financiële entiteit in de handel en posities in de desbetreffende op handelsplatformen verhandelde grondstoffenderivaten en in hun in economische zin gelijkwaardige otc-contracten; |
|
c) |
een beschrijving van de aard en de omvang van de blootstellingen en risico's in de grondstof die de niet-financiële entiteit heeft of verwacht te hebben als gevolg van haar commerciële activiteiten en die door het gebruik van grondstoffenderivaten beperkt worden of zouden worden; |
|
d) |
een toelichting bij de wijze waarop de niet-financiële entiteit door het gebruik van grondstoffenderivaten de blootstelling en risico's in haar commerciële activiteiten rechtstreeks verlaagt. |
3. De bevoegde autoriteit aanvaardt of verwerpt de aanvraag binnen 21kalenderdagen na ontvangst ervan en stelt de niet-financiële entiteit in kennis van haar beslissing.
4. De niet-financiële entiteit stelt de bevoegde autoriteit in kennis van significante wijzigingen in de aard of waarde van haar commerciële activiteiten of haar handelsactiviteiten in grondstoffenderivaten en wanneer de wijziging relevant is voor de informatie in lid 2, onder b), en dient een nieuwe aanvraag in indien zij voornemens is de vrijstelling te blijven gebruiken.
HOOFDSTUK III
METHODOLOGIE VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN TER BEREKENING VAN POSITIELIMIETEN
DEEL 1
Bepaling van basiscijfers
Artikel 9
Methodologie ter bepaling van het basiscijfer voor spotmaandlimieten
(artikel 57, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De bevoegde autoriteiten bepalen een basiscijfer voor de spotmaandpositielimiet in een grondstoffenderivaat door 25 % van de leverbare voorraad van dat grondstoffenderivaat te berekenen.
2. Het basiscijfer wordt uitgedrukt in partijen die de eenheid van handel vormen voor het handelsplatform waar de handel in grondstoffenderivaten een standaardhoeveelheid van de onderliggende grondstof vormt.
3. Indien een bevoegde autoriteit voor verschillende tijdstippen verschillende positielimieten binnen de spotmaand vaststelt, nemen die positielimieten stapsgewijs af naarmate de vervaldatum van het grondstoffenderivaat nadert en houden ze rekening met de regelingen inzake positiebeheer van het handelsplatform.
4. In afwijking van lid 1 stellen de bevoegde autoriteiten het basiscijfer voor de spotmaandpositielimieten vast voor een derivatencontract met een onderliggende waarde die kan worden aangemerkt als voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen met totale gecombineerde openstaande posities in spotcontracten en contracten van andere maanden van meer dan 50 000 partijen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden op basis van 20 % van de leverbare voorraad van dat grondstoffenderivaat.
Artikel 10
Leverbare voorraad
(artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De bevoegde autoriteiten berekenen de leverbare voorraad voor een grondstoffenderivaat door de hoeveelheid onderliggende grondstof te berekenen die kan worden gebruikt om te voldoen aan de leveringsvoorwaarden van het grondstoffenderivaat.
2. De bevoegde autoriteiten stellen de leverbare voorraad vast voor een grondstoffenderivaat als bedoeld in lid 1 op basis van de gemiddelde maandelijkse hoeveelheid onderliggende grondstof die kan worden geleverd tijdens de periode van één jaar onmiddellijk voorafgaand aan de vaststelling.
3. Om de hoeveelheid onderliggende grondstof te identificeren die voldoet aan de voorwaarden in lid 1, houden de bevoegde autoriteiten rekening met de volgende criteria:
|
a) |
de opslagregelingen voor de onderliggende grondstof; |
|
b) |
de factoren die de levering van de onderliggende grondstof kunnen beïnvloeden. |
Artikel 11
Methodologie ter bepaling van het basiscijfer voor limieten van andere maanden
(artikel 57, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De bevoegde autoriteiten bepalen een basiscijfer voor de positielimiet van andere maanden in een grondstoffenderivaat door 25 % van de openstaande posities in dat grondstoffenderivaat te berekenen.
2. Het basiscijfer wordt uitgedrukt in partijen die de eenheid van handel vormen voor het handelsplatform waar de handel in grondstoffenderivaten een standaardhoeveelheid van de onderliggende grondstof vormt.
Artikel 12
Openstaande posities
(artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
De bevoegde autoriteiten berekenen de openstaande posities in een grondstoffenderivaat door het aantal op een bepaald tijdstip op handelsplatforms uitstaande partijen van dat grondstoffenderivaat te aggregeren.
Artikel 13
Methodologie ter bepaling van het basiscijfer met betrekking tot bepaalde contracten
(artikel 57, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij wijze van afwijking van artikel 9 bepalen de bevoegde autoriteiten het basiscijfer voor de spotmaandpositielimieten van spotmaandcontracten die door middel van contanten worden afgewikkeld en die vallen onder C(10) van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU en die geen meetbare leverbare voorraad van hun onderliggende grondstoffen hebben na de berekening van 25 % van de openstaande posities in deze grondstoffenderivatencontracten.
2. Bij wijze van afwijking van de artikelen 9 en 11 bepalen de bevoegde autoriteiten het basiscijfer voor de positielimieten voor grondstoffenderivaten omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU op basis van 25 % van het aantal uitgegeven effecten. Het basiscijfer wordt uitgedrukt in aantal effecten.
3. Bij wijze van afwijking van de artikelen 9 en 11 en indien een grondstoffenderivaat vereist dat de onderliggende grondstof gedurende een bepaalde periode onafgebroken wordt geleverd, zijn de op grond van de artikelen 9 en 11 berekende basiscijfers van toepassing op soortgelijke grondstoffenderivaten met dezelfde onderliggende grondstof voor zover hun leveringsperioden elkaar overlappen. Het basiscijfer wordt uitgedrukt in eenheden van de onderliggende grondstof.
DEEL II
Relevante factoren voor de berekening van positielimieten
Artikel 14
Beoordeling van de factoren
(artikel 57, lid 3, van Richtlijn 2014/65/EU)
De bevoegde autoriteiten stellen de positielimieten voor de spotmaand en andere maanden voor een grondstoffenderivaat vast op basis van het basiscijfer dat is bepaald overeenkomstig de artikelen 9, 11 en 13 en passen deze aan naargelang van de potentiële impact van de in de artikelen 16 tot en met 20 genoemde factoren betreffende de integriteit van de markt voor dat derivaat en zijn onderliggende grondstof, met een limiet:
|
a) |
tussen 5 % en 35 %, of |
|
b) |
tussen 2,5 % en 35 %, voor een derivatencontract met een onderliggende grondstof die kan worden gekwalificeerd als een voor menselijke consumptie bestemd levensmiddel met totale gecombineerde openstaande posities in spotcontracten en contracten van andere maanden van meer dan 50 000 partijen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden. |
Artikel 15
Nieuwe en illiquide contracten
(artikel 57, lid 3, onder g), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. In afwijking van artikel 14:
|
a) |
voor op een handelsplatform verhandelde grondstoffenderivaten met totale gecombineerde openstaande posities in spotcontracten en contracten van andere maanden van niet meer dan 10 000 partijen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden stellen de bevoegde autoriteiten de limieten van in deze grondstoffenderivaten aangehouden posities op 2 500 partijen vast; |
|
b) |
voor op een handelsplatform verhandelde grondstoffenderivaten met totale gecombineerde openstaande posities in spotcontracten en contracten van andere maanden van meer dan 10 000 partijen maar niet meer dan 20 000 partijen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden stellen de bevoegde autoriteiten de spotpositielimiet en de positielimiet van andere maanden tussen 5 % en 40 % vast; |
|
c) |
voor grondstoffenderivaten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU met een totaal aantal uitgegeven effecten van niet meer dan 10 miljoen over een aaneengesloten periode van drie maanden stelt de bevoegde autoriteit de limiet van in deze grondstoffenderivaten aangehouden posities op 2,5 miljoen effecten vast; |
|
d) |
voor grondstoffenderivaten als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 44, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU met een totaal aantal effecten van meer dan 10 miljoen maar niet meer dan 20 miljoen gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden stelt de bevoegde autoriteit de spotpositielimiet en de positielimiet van andere maanden tussen 5 % en 40 % vast. |
2. Het handelsplatform stelt de bevoegde autoriteit in kennis wanneer de totale openstaande posities in zulke grondstoffenderivaten het aantal in het vorige lid genoemde partijen of effecten gedurende een aaneengesloten periode van drie maanden bereikt. Na ontvangst van deze kennisgevingen toetsen de bevoegde autoriteiten de positielimiet.
Artikel 16
De looptijd van de grondstoffenderivatencontracten
(artikel 57, lid 3, onder a), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij positielimieten van spotmaanden en indien het grondstoffenderivaat een korte looptijd heeft, voeren de bevoegde autoriteiten een neerwaartse aanpassing van de positielimiet uit.
2. Bij positielimieten van andere maanden en wanneer het grondstoffenderivaat een groot aantal afzonderlijke vervaldata heeft, voeren de bevoegde autoriteiten een opwaartse aanpassing van de positielimiet uit.
Artikel 17
Leverbare voorraad van de onderliggende grondstof
(artikel 57, lid 3, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU)
Wanneer de leverbare voorraad van de onderliggende grondstof kan worden beperkt of gecontroleerd, of indien de leverbare voorraad laag is in verhouding tot de hoeveelheid die nodig is voor een ordelijke afwikkeling voeren de bevoegde autoriteiten een neerwaartse aanpassing van de positielimiet uit. De bevoegde autoriteiten beoordelen de mate waarin de leverbare voorraad tevens als leverbare voorraad voor andere grondstoffenderivaten wordt gebruikt.
Artikel 18
Totale openstaande posities
(artikel 57, lid 3, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Wanneer sprake is van een groot volume totale openstaande posities voeren de bevoegde autoriteiten een neerwaartse aanpassing van de positielimieten door.
2. Indien de openstaande posities de leverbare voorraad significant overschrijden, voeren de bevoegde autoriteiten een neerwaartse aanpassing van de positielimieten door.
3. Indien de openstaande posities aanzienlijk lager zijn dan de leverbare voorraad, voeren de bevoegde autoriteiten een opwaartse aanpassing van de positielimieten door.
Artikel 19
Het aantal marktdeelnemers
(artikel 57, lid 3, onder e), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. Bij een hoog dagelijks gemiddeld aantal marktdeelnemers dat gedurende een periode van één jaar een positie in een grondstoffenderivaat aanhoudt, voert de bevoegde autoriteit een neerwaartse aanpassing van de positielimiet door.
2. In afwijking van artikel 14 stellen de bevoegde autoriteiten de spotpositielimiet en de positielimiet van andere maanden tussen 5 % en 50 % vast indien:
|
a) |
het gemiddeld aantal marktdeelnemers dat een positie aanhoudt in het grondstoffenderivaat in de periode voorafgaand aan de vaststelling van de positielimiet minder dan tien bedraagt, of |
|
b) |
het aantal beleggingsondernemingen dat overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt 7, van Richtlijn 2014/65/EU optreedt als market maker in het grondstoffenderivaat op het moment waarop de positielimiet vastgesteld of herzien wordt minder dan drie bedraagt. |
Voor de toepassing van de eerste alinea kunnen de bevoegde autoriteiten verschillende positielimieten voor verschillende tijdstippen binnen de spotmaand, de andere maanden of voor beide perioden vaststellen.
Artikel 20
Kenmerken van de onderliggende grondstoffenmarkt
(artikel 57, lid 3, onder f), van Richtlijn 2014/65/EU)
1. De bevoegde autoriteiten houden rekening met de wijze waarop de kenmerken van de onderliggende markt de werking van en de handel in het grondstoffenderivaat en de omvang van de door marktdeelnemers aangehouden posities beïnvloeden, met name gelet op het gemak en de snelheid waarmee marktdeelnemers toegang hebben tot de onderliggende grondstof.
2. Bij de beoordeling van de onderliggende grondstoffenmarkt als bedoeld in lid 1 wordt rekening gehouden met het volgende:
|
a) |
of er beperkingen gelden voor de levering van de grondstof, waaronder het bederfelijke karakter van de te leveren grondstof; |
|
b) |
de wijze van vervoer en levering van de materiële grondstof, zoals:
|
|
c) |
de structuur, de organisatie en de werking van de markt, met inbegrip van de seizoensgebondenheid in de winnings- en landbouwgrondstoffenmarkten waardoor gedurende het kalenderjaar schommelingen optreden in de materiële levering; |
|
d) |
de samenstelling en de rol van marktdeelnemers in de onderliggende grondstoffenmarkt, waarbij ook rekening wordt gehouden met het aantal marktdeelnemers dat specifieke diensten verleent die de werking van de onderliggende grondstoffenmarkt mogelijk maken, zoals risicobeheer, levering, opslag of afwikkelingsdiensten; |
|
e) |
macro-economische of andere gerelateerde factoren die van invloed zijn op de werking van de onderliggende grondstoffenmarkt, met inbegrip van de levering, opslag en afwikkeling van de grondstof; |
|
f) |
de kenmerken, fysische eigenschappen en de levenscycli van de onderliggende grondstof. |
Artikel 21
Volatiliteit van de betrokken markten
(artikel 57, lid 3, onder d), van Richtlijn 2014/65/EU)
Na toepassing van de in de artikelen 16 tot en met 20 bedoelde factoren, die relevant zijn voor het bepalen van de positielimieten voor elk contract in grondstoffenderivaten als bedoeld in artikel 57, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU, passen de bevoegde autoriteiten deze positielimiet verder aan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
er is sprake van buitensporige volatiliteit in de prijs van het grondstoffenderivaat of in de onderliggende grondstof; |
|
b) |
een verdere aanpassing van de positielimiet zou de buitensporige volatiliteit in de prijs van dat grondstoffenderivaat of in de onderliggende grondstof daadwerkelijk verlagen. |
Artikel 22
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 173.
(2) Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).
(3) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(4) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(5) Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan (PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3).
(6) Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1).
(7) Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering en houdende wijziging van Richtlijnen 73/239/EEG en 92/49/EEG van de Raad en van Richtlijnen 98/78/EG en 2002/83/EG (PB L 323 van 9.12.2005, blz. 1).
(8) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(9) Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (PB L 235 van 23.9.2003, blz. 10).
(10) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(11) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
(12) Verordening (EU) nr. 909/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de verbetering van de effectenafwikkeling in de Europese Unie en betreffende centrale effectenbewaarinstellingen en tot wijziging van Richtlijnen 98/26/EG en 2014/65/EU en Verordening (EU) nr. 236/2012 (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 1).
(13) Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/492 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/592 VAN DE COMMISSIE
van 1 december 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de criteria om uit te maken wanneer een activiteit moet worden aangemerkt als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten (1), en met name artikel 2, lid 4,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
De beoordeling of personen voor eigen rekening handelen of beleggingsdiensten verlenen in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan in de Unie als nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf moet op groepsniveau worden uitgevoerd. Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) wordt een groep geacht te bestaan uit de moederonderneming en al haar dochterondernemingen en omvat deze entiteiten die gevestigd zijn in de Unie en in derde landen, ongeacht of de groep zijn hoofdkantoor binnen of buiten de Unie heeft. |
|
(2) |
De beoordeling moet worden verricht in de vorm van twee toetsen, die beide gebaseerd zijn op de handelsactiviteit van de personen binnen de groep, en moet worden berekend op basis van activaklasse. Aan de hand van de eerste toets moet worden bepaald of de personen binnen de groep grote deelnemers zijn in verhouding tot de omvang van de financiële markt in die activaklasse en daarom een vergunning als beleggingsonderneming moeten hebben. Aan de hand van de tweede toets moet worden bepaald of de personen binnen de groep in verhouding tot het hoofdbedrijf van de groep in dergelijke hoge mate voor eigen rekening handelen of beleggingsdiensten verlenen in grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten dat die activiteiten niet als een nevenactiviteit op groepsniveau kunnen worden aangemerkt en dat de personen daarom een vergunning als beleggingsonderneming moeten hebben. |
|
(3) |
Met de eerste toets wordt de omvang van de handelsactiviteit van een persoon vergeleken met de totale handelsactiviteit in de Unie op basis van activaklasse om het marktaandeel van die persoon te bepalen. De omvang van de handelsactiviteit moet wordt bepaald door de som van het volume aan transacties ten behoeve van intragroepsliquiditeit of ten behoeve van risicobeheer, een objectief meetbare vermindering van risico's die rechtstreeks verband houden met commerciële of treasuryfinancieringsactiviteiten of het vervullen van verplichtingen om liquiditeit te verschaffen op een handelsplatform („bevoorrechte transacties”) van het volume van de totale handelsactiviteit van de persoon af te trekken. |
|
(4) |
Het volume van de handelsactiviteit moet worden bepaald aan de hand van de bruto notionele waarde van de contracten in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan op basis van een voortschrijdend gemiddelde van de voorgaande drie jaarperioden. De totale marktomvang moet worden bepaald op basis van de handelsactiviteit in de Unie met betrekking tot elke activaklasse waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, inclusief contracten die worden verhandeld op en buiten handelsplatforms in de Unie. |
|
(5) |
Aangezien grondstoffenmarkten sterk verschillen in omvang, aantal marktdeelnemers, liquiditeitsniveau en andere kenmerken, gelden met betrekking tot de toets inzake de omvang van de handelsactiviteit verschillende drempels voor verschillende activaklassen. |
|
(6) |
De tweede toets biedt twee methoden voor het bepalen van de omvang van de handelsactiviteit om die met de omvang van de hoofdactiviteit van de groep te vergelijken. Die toets neemt twee vormen aan om de onderliggende activiteiten van de personen die voornemens zijn gebruik te maken van de vrijstelling beter weer te geven en de reguleringslast en de complexiteit van het uitvoeren van de toets te minimaliseren. De kapitaaltoets wordt als alternatief voor de handelstoets aangeboden om rekening te houden met de economische realiteit van de zeer heterogene groepen die moeten beoordelen of hun handel een nevenactiviteit is van hun hoofdbedrijfsactiviteiten, inclusief groepen die in verhouding tot hun grootte significante kapitaalinvesteringen doen in de creatie van infrastructuur-, vervoer- en productiefaciliteiten alsook investeringen die niet gemakkelijk kunnen worden afgedekt in de financiële markten. Aangezien de twee vormen van de tweede toets elk op een andere onderliggende economische realiteit van diverse groepen inhaken, zijn beide even bruikbaar om te bepalen of de handelsactiviteit een nevenactiviteit is van het hoofdbedrijf van een bepaalde groep. |
|
(7) |
De omvang van de handelsactiviteit zoals gebruikt in de eerste methode van de tweede toets wordt als proxy genomen voor de commerciële activiteit die de persoon of de groep als hoofdbedrijf uitoefent. Deze proxy moet voor personen gemakkelijk en kostenefficiënt toe te passen zijn omdat hij steunt op gegevens die reeds voor de eerste toets moeten worden verzameld en tegelijk toch een zinvolle toets opleveren. |
|
(8) |
Deze proxy is geschikt omdat een rationele risicoaverse entiteit, zoals een producent, verwerker of consument van grondstoffen of emissierechten geacht wordt het volume van de commerciële activiteit van zijn hoofdbedrijf af te dekken met een equivalent volume grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan. Daarom is het volume van zijn volledige handel in grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan, gemeten aan de hand van de bruto notionele waarde van de onderliggende waarde, een geschikte proxy voor de omvang van het hoofdbedrijf van de groep. Aangezien groepen waarvan de hoofdbedrijfsactiviteiten niet met grondstoffen of emissierechten verband houden geen grondstoffen- of emissierechtenderivaten als risicoverminderend instrument zouden gebruiken, zou hun handel in grondstoffenderivaten, emissierechten of derivaten daarvan niet als afdekking in aanmerking komen. |
|
(9) |
Het gebruik van grondstoffenderivaten als risicoverminderend instrument kan echter niet als een perfecte proxy beschouwd worden voor alle commerciële activiteiten die de persoon of de groep als hoofdbedrijf verricht, aangezien daarbij mogelijk geen rekening wordt gehouden met andere investeringen in vaste activa die geen verband houden met de derivatenmarkten. Om de mogelijke mismatch tussen de handel in grondstoffenderivaten van een groep en de feitelijke omvang van het hoofdbedrijf ervan met name met betrekking tot kleine groepen te corrigeren, moet de eerste methode van de tweede toets een achtervangmechanisme bevatten waarbij in aanmerking wordt genomen dat de handelsactiviteit van de personen binnen de groep, om als nevenactiviteit te worden aangemerkt, evenmin een bepaald percentage van elk van de drempels die in de eerste toets voor elke relevante activaklasse zijn vastgesteld mag overschrijden. Hoe hoger het percentage speculatieve activiteit binnen alle handelsactiviteiten van een groep, hoe lager de onder de eerste toets vastgestelde drempel. |
|
(10) |
Het achtervangmechanisme op basis van het feit dat een groep een bepaald percentage niet overschrijdt van elk van de drempels die in de eerste toets voor elke relevante activaklasse zijn vastgesteld, is bijzonder relevant voor zeer kleine groepen met een verwaarloosbaar kleine totale voetafdruk in de relevante grondstoffenderivatenhandel. Enerzijds moeten deze groepen mogelijk een dure analyse van hun handelsactiviteiten maken om te bepalen of die handel al dan niet risicoverminderend is zonder dat daaruit duidelijk wordt of de handelsactiviteit een nevenactiviteit is. Anderzijds zijn deze groepen er doorgaans niet voor toegerust een kapitaaltoets uit te voeren als alternatief voor de toets op basis van handel. Om onevenredige lasten voor die groepen te vermijden, is het aangewezen dat groepen waarvan de handelsactiviteit voor elke relevante activaklasse minder dan één vijfde uitmaakt van de drempel vastgesteld onder de eerste toets worden geacht die handel uit te voeren als nevenactiviteit van hun hoofdbedrijf. Met de eerste methode onder de tweede toets wordt echter mogelijk niet adequaat de hoofdactiviteit gemeten van personen die, in verhouding tot hun grootte, significante kapitaalinvesteringen hebben in de creatie van infrastructuur-, vervoer- en productiefaciliteiten. Ook worden geen investeringen in aanmerking genomen die op de financiële markten niet kunnen worden afgedekt. Daarom moet de tweede toets een tweede methode omvatten waarbij van een kapitaalmaatstaf gebruik wordt gemaakt om te meten of die handelsactiviteit een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf van de groep is. |
|
(11) |
Bij de tweede methode in de tweede toets wordt het geschatte kapitaal dat een niet-financiële groep zou moeten aanhouden voor het marktrisico inherent aan zijn posities uit hoofde van de handel in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan, behalve die uit hoofde van bevoorrechte transacties, als proxy gebruikt voor de hoeveelheid nevenactiviteiten die de personen in een groep ondernemen. Het kader dat onder auspiciën van het Bazels Comité is ontwikkeld en in de Unie ten uitvoer is gelegd via de richtlijn kapitaalvereisten wordt gebruikt om een evenredige weging van het notionele kapitaal op de posities toe te passen. Binnen dit kader wordt de nettopositie in een grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaat daarvan bepaald door verrekening van de long- en shortposities in een bepaald type grondstoffenderivatencontract, emissierecht of desbetreffend derivatencontract, zoals een future, optie, forward of warrant. Bij de bepaling van de nettopositie moet verrekening plaatsvinden ongeacht de plaats waar het contract wordt verhandeld, de tegenpartij van het contract of de looptijd ervan. De brutopositie in een relevant grondstoffenderivaat, emissierechtencontract of een desbetreffend derivatencontract moet anderzijds worden berekend door optelling van de nettoposities van typen contracten die betrekking hebben op een bepaalde grondstof of een bepaald emissierecht of een derivaat daarvan. In dit verband mogen nettoposities in een bepaald type grondstoffenderivatencontract, emissierechtencontract of desbetreffend derivatencontract niet met elkaar worden verrekend. |
|
(12) |
Bij de tweede methode van de tweede toets wordt het bedrag van het geschatte kapitaal van een groep vervolgens vergeleken met het werkelijke bedrag van het aangewende kapitaal van die groep dat de omvang van de hoofdactiviteit moet weergeven. Het aangewende kapitaal wordt berekend op basis van de totale activa van de groep minus zijn kort vreemd vermogen. Kort vreemd vermogen moet vreemd vermogen omvatten dat binnen twaalf maanden moet worden afgewikkeld. |
|
(13) |
De bedoeling van de nevenactiviteittoetsen is te controleren of personen binnen een groep die geen vergunning hebben in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU er een moeten aanvragen uit hoofde van de relatieve of absolute omvang van hun handel in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan. De nevenactiviteittoetsen bepalen aldus de omvang van de activiteiten inzake grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan die personen binnen een groep zonder vergunning op grond van Richtlijn 2014/65/EU kunnen uitvoeren omdat het om nevenactiviteiten van het hoofdbedrijf van de groep gaat. Het is daarom aangewezen de omvang van de nevenactiviteit van de groep te berekenen met behulp van criteria die de activiteit uitsluiten van groepsleden met een vergunning in overeenstemming met die richtlijn om de omvang van de echte nevenactiviteit van groepsleden zonder vergunning te beoordelen. |
|
(14) |
Om marktdeelnemers in staat te stellen hun bedrijf op een redelijke manier te plannen en uit te voeren en rekening te houden met seizoenspatronen van activiteit, moet de berekening van de toetsen om vast te stellen wanneer een activiteit wordt aangemerkt als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf gebaseerd worden op een periode van drie jaar. Daarom moeten entiteiten, om hun jaarlijkse kennisgeving bij de bevoegde autoriteit te kunnen indienen, de beoordeling of zij een van de twee drempels schenden op jaarbasis maken door berekening van een enkelvoudig gemiddelde van drie jaar op voortschrijdende basis. Deze verplichting mag geen afbreuk doen aan het recht van de bevoegde autoriteit om te allen tijde een verslag van een persoon te vragen over de basis waarop die persoon zijn activiteit overeenkomstig artikel 2, lid 1, onder j), i) en ii), van Richtlijn 2014/65/EU als nevenactiviteit van zijn hoofdbedrijf beschouwt. |
|
(15) |
Transacties met betrekking waartoe objectief kan worden gemeten dat zij de risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit of de treasuryfinancieringsactiviteit en intragroeptransacties moeten worden bekeken op een wijze die consistent is met Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3). Echter, in verband met transacties in derivaten met betrekking waartoe objectief kan worden gemeten dat zij risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met commerciële activiteit of treasuryfinancieringsactiviteit geldt Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 (4) alleen voor derivaten die niet op gereglementeerde markten worden verhandeld, terwijl artikel 2, lid 4, van Richtlijn 2014/65/EU geldt voor derivaten die op handelsplatformen worden verhandeld. Daarom moet deze verordening ook rekening houden met derivaten die worden verhandeld op gereglementeerde markten met betrekking tot transacties in verband waarmee objectief kan worden gemeten dat zij risico's verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële of treasuryfinancieringsactiviteit. |
|
(16) |
In bepaalde omstandigheden is het misschien niet mogelijk een commercieel risico af te dekken door een direct gerelateerd grondstoffenderivatencontract te gebruiken: een contract met precies dezelfde onderliggende waarde en afwikkelingsdatum als het gedekte risico. In een dergelijk geval mag de persoon via een sterk gecorreleerd instrument proxyafdekking gebruiken om zijn blootstelling te dekken, zoals een instrument met een andere onderliggende waarde die sterk vergelijkbaar economisch gedrag vertoont. Bovendien kan macro- of portefeuilleafdekking worden gebruikt door personen die grondstoffenderivatencontracten afsluiten voor het afdekken van een risico met betrekking tot hun totale risico's of de totale risico's van de groep. Deze grondstoffenderivatencontracten voor macro-, portefeuille- of proxyafdekking kunnen afdekking uitmaken voor de toepassing van deze verordening. |
|
(17) |
Wanneer een persoon die de nevenactiviteittoets toepast portefeuille- of macroafdekking gebruikt, kan hij misschien geen een-op-eenrelatie tot stand brengen tussen een specifieke transactie in een grondstoffenderivaat en een specifiek risico dat direct gerelateerd is aan de commerciële en treasuryfinancieringsactiviteiten die is aangegaan om dit af te dekken. De risico's die rechtstreeks verband houden met de commerciële en treasuryfinancieringsactiviteiten kunnen complex van aard zijn en bijvoorbeeld betrekking hebben op verschillende geografische markten, verschillende producten, tijdshorizonnen of entiteiten. De portefeuille van grondstoffenderivatencontracten die zijn afgesloten om die risico's te beperken, kan uit complexe risicobeheersystemen voortkomen. In dergelijke gevallen moeten de risicobeheersystemen voorkomen dat niet-afdekkingtransacties als afdekkingtransacties worden gecategoriseerd en voor een voldoende gedisaggregeerd beeld van de afdekkingportefeuille zorgen zodat speculatieve componenten worden geïdentificeerd en meegerekend voor de drempels. Posities mogen niet geacht worden risico's in verband met de commerciële activiteit te verminderen louter en alleen omdat zij algeheel deel uitmaken van een risicoverlagende portefeuille. |
|
(18) |
Een risico kan in de loop van de tijd evolueren en, ter aanpassing aan de evolutie van het risico, kan het voorkomen dat grondstoffen- of emissierechtenderivaten die oorspronkelijk zijn afgesloten om het risico in verband met commerciële activiteiten te verminderen, moeten worden geneutraliseerd via het gebruik van extra grondstoffen- of emissierechtenderivatencontracten. Een risico kan daarom worden afgedekt door een combinatie van grondstoffen- of emissierechtenderivatencontracten inclusief neutraliserende grondstoffenderivatencontracten waarmee die grondstoffenderivatencontracten worden tegengesloten welke geen verband meer houden met het commerciële risico. Bovendien mag de ontwikkeling van een risico waarin is voorzien door een positie in een grondstoffen- of emissirechtenderivaat in te nemen om dat risico te verminderen er vervolgens niet toe leiden dat die positie opnieuw beoordeeld wordt en van het begin af als een niet-bevoorrechte transactie beschouwd wordt. |
|
(19) |
Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) bij de Commissie heeft ingediend. |
|
(20) |
De ESMA heeft open publieke raadplegingen gehouden over de ontwerpen van de technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten om advies verzocht (5). |
|
(21) |
Om redenen van consistentie en om voor de soepele werking van de financiële markten te zorgen, is het noodzakelijk dat de in deze verordening vastgestelde bepalingen en de gerelateerde nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2014/65/EU vanaf dezelfde datum van toepassing zijn, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Toepassing van drempels
De activiteiten van personen bedoeld in artikel 2, lid 1, onder j), i) en ii), van Richtlijn 2014/65/EU worden als een nevenactiviteit van het hoofdbedrijf van de groep aangemerkt als die activiteiten voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 2 en een minderheid van de activiteiten op groepsniveau vormen in overeenstemming met artikel 3.
Artikel 2
Totale marktdrempel
1. De omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1, berekend in overeenstemming met lid 2 gedeeld door de totale markthandelsactiviteit, berekend in overeenstemming met lid 3, maakt in elk van de volgende activaklassen minder uit dan de volgende waarden:
|
a) |
4 % met betrekking tot derivaten op metalen; |
|
b) |
3 % met betrekking tot derivaten op olie- en olieproducten; |
|
c) |
10 % met betrekking tot derivaten op steenkool; |
|
d) |
3 % met betrekking tot derivaten op gas; |
|
e) |
6 % met betrekking tot derivaten op elektriciteit; |
|
f) |
4 % met betrekking tot derivaten op agrarische producten; |
|
g) |
15 % met betrekking tot derivaten op andere grondstoffen, waaronder vracht en grondstoffen bedoeld in bijlage I, deel C, punt 10, bij Richtlijn 2014/65/EU; |
|
h) |
20 % met betrekking tot emissierechten of derivaten daarvan. |
2. De omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1 die in de Unie worden ondernomen door een persoon binnen een groep in elk van de activaklassen bedoeld in lid 1 wordt berekend door aggregatie van de bruto notionele waarde van alle contracten binnen de relevante activaklasse waarbij die persoon partij is.
De aggregatie bedoeld in de eerste alinea omvat geen contracten uit hoofde van transacties bedoeld in artikel 2, lid 4, vijfde alinea, onder a), b) en c), van Richtlijn 2014/65/EU of contracten met betrekking waartoe de persoon binnen de groep die partij is bij een van de contracten een vergunning heeft in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU of Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6).
3. De totale markthandelsactiviteit inzake elk van de activaklassen bedoeld in lid 1 wordt berekend door aggregatie van de bruto notionele waarde van alle binnen de relevante activaklasse niet op een handelsplatform verhandelde contracten waarbij elke persoon die in de Unie is gevestigd partij is en van elk ander contract binnen die activaklasse dat gedurende de relevante jaarlijkse verslagperiode bedoeld in artikel 4, lid 2 wordt verhandeld op een handelsplatform dat in de Unie is gevestigd.
4. De geaggregeerde waarden bedoeld in de leden 2 en 3 worden uitgedrukt in EUR.
Artikel 3
Hoofdbedrijfsdrempel
1. De activiteiten bedoeld in artikel 1 worden geacht een minderheid van de activiteiten op groepsniveau te vormen indien zij voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
|
a) |
de omvang van die activiteiten, berekend overeenkomstig lid 3, eerste alinea, maakt niet meer dan 10 % uit van de totale omvang van de handelsactiviteit van de groep, berekend overeenkomstig lid 3, tweede alinea; |
|
b) |
het geschat aangewend kapitaal voor de uitvoering van die activiteiten, berekend overeenkomstig de leden 5 tot en met 7, maakt niet meer uit dan 10 % van het aangewend kapitaal op groepsniveau voor het uitvoeren van het hoofdbedrijf, berekend overeenkomstig lid 9. |
2. De volgende afwijkingen van lid 1, onder a), zijn van toepassing:
|
a) |
indien de omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1, berekend in overeenstemming met lid 3, eerste alinea, meer dan 10 % maar minder dan 50 % uitmaakt van de totale omvang van de handelsactiviteit van de groep, berekend overeenkomstig lid 3, tweede alinea, worden nevenactiviteiten alleen geacht een minderheid van de activiteiten op groepsniveau te vormen indien de omvang van de handelsactiviteit voor elk van de activaklassen bedoeld in artikel 2, lid 1, minder dan 50 % uitmaakt van de drempel die bij artikel 2, lid 1, voor elke relevante activaklasse is vastgesteld; |
|
b) |
indien de omvang van de handelsactiviteiten, berekend in overeenstemming met lid 3, eerste alinea, 50 % of meer uitmaakt van de totale omvang van de handelsactiviteit van de groep, berekend overeenkomstig lid 3, tweede alinea, worden nevenactiviteiten alleen geacht een minderheid van de activiteiten op groepsniveau te vormen indien de omvang van de handelsactiviteit voor elk van de activaklassen bedoeld in artikel 2, lid 1, minder dan 20 % uitmaakt van de drempel die bij artikel 2, lid 1, voor elke relevante activaklasse is vastgesteld. |
3. De omvang van de activiteiten bedoeld in artikel 1 die worden ondernomen door een persoon binnen een groep wordt berekend door aggregatie van de omvang van de activiteiten die die persoon onderneemt ten aanzien van alle activaklassen bedoeld in artikel 2, lid 1, in overeenstemming met dezelfde berekeningscriteria als die bedoeld in artikel 2, lid 2.
De totale omvang van de handelsactiviteit van de groep wordt berekend door aggregatie van de bruto notionele waarde van alle contracten in grondstoffenderivaten, emissierechten en derivaten daarvan waarbij personen binnen die groep partij zijn.
4. De aggregatie bedoeld in de eerste alinea van lid 3 omvat geen contracten met betrekking waartoe de persoon binnen de groep die partij is bij een van die contracten een vergunning heeft in overeenstemming met Richtlijn 2014/65/EU of Richtlijn 2013/36/EU.
5. Het geschat aangewend kapitaal voor het uitvoeren van de activiteiten bedoeld in artikel 1 is de som van het volgende:
|
a) |
15 % van elke netto long- of shortpositie, vermenigvuldigd met de prijs voor het grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaten daarvan; |
|
b) |
3 % van de bruto long- of shortpositie, vermenigvuldigd met de prijs voor het grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaten daarvan. |
6. Voor de toepassing van lid 5, onder a), wordt de nettopositie in een grondstoffenderivaat, een emissierecht of derivaat daarvan bepaald door verrekening van de long- en shortposities:
|
a) |
in elk type grondstoffenderivatencontract met een bepaalde grondstof als onderliggende waarde om de nettopositie per type contract met die grondstof als onderliggende waarde te berekenen; |
|
b) |
in een emissierechtencontract om de nettopositie in dat emissierechtencontract te berekenen, of |
|
c) |
in elk type emissierechtenderivatencontract om de nettopositie per type emissierechtenderivatencontract te berekenen. |
Voor de toepassing van lid 5, onder a), kunnen nettoposities in verschillende typen contracten met dezelfde grondstof als onderliggende waarde of verschillende typen derivatencontracten met hetzelfde emissierecht als onderliggende waarde met elkaar worden verrekend.
7. Voor de toepassing van lid 5, onder b), wordt het brutopositie in een grondstoffenderivaat, een emissierecht of een desbetreffend derivatencontract bepaald door berekening van de som van de absolute waarden van de nettoposities per type contract met een bepaalde grondstof als onderliggende waarde, per emissierechtencontract of per type contract met een bepaald emissierecht als onderliggende waarde.
Voor de toepassing van lid 5, onder b), kunnen nettoposities in verschillende typen derivatencontracten met dezelfde grondstof als onderliggende waarde of verschillende typen derivatencontracten met hetzelfde emissierecht als onderliggende waarde niet met elkaar worden verrekend.
8. De berekening van het geschat kapitaal omvat geen posities uit hoofde van transacties bedoeld in artikel 2, lid 4, vijfde alinea, onder a), b) en c), van Richtlijn 2014/65/EU.
9. Het aangewend kapitaal voor de uitvoering van het hoofdbedrijf van een groep is de som van de totale activa van de groep min het kort vreemd vermogen ervan zoals vastgelegd in de geconsolideerde jaarrekening van de groep aan het einde van de relevante jaarlijkse berekeningsperiode. Voor de toepassing van de eerste zin wordt onder kort vreemd vermogen vermogen met een looptijd van minder dan twaalf maanden verstaan.
10. De waarden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde berekeningen worden uitgedrukt in EUR.
Artikel 4
Procedure voor berekening
1. De berekening van de omvang van de handelsactiviteiten en het kapitaal bedoeld in de artikelen 2 en 3 wordt gebaseerd op een enkelvoudig gemiddelde van de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat ten behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd tijdens drie jaarlijkse berekeningsperioden die voorafgaan aan de datum van berekening. De berekeningen worden jaarlijks verricht in het eerste kwartaal van het kalenderjaar dat volgt op een jaarlijkse berekeningsperiode.
2. Voor de toepassing van lid 1 wordt onder een jaarlijkse berekeningsperiode verstaan een periode die aanvangt op 1 januari van een bepaald jaar en eindigt op 31 december van dat jaar.
3. Voor de toepassing van lid 1 wordt bij de berekening van de omvang van de handelsactiviteiten of het aan handelsactiviteiten gealloceerde kapitaal die in 2018 plaatsvindt rekening gehouden met de drie voorgaande jaarlijkse berekeningsperioden, te beginnen op 1 januari 2015, 1 januari 2016 en 1 januari 2017, en bij de berekening die in 2019 plaatsvindt rekening gehouden met de drie voorgaande jaarlijkse berekeningsperioden, te beginnen op 1 januari 2016, 1 januari 2017 en 1 januari 2018.
4. In afwijking van lid 3 omvat de referentieperiode voor de berekening van de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat ten behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd alleen de meest recente jaarlijkse berekeningsperiode wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat ten behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd daalt met meer dan 10 % bij vergelijking van de vroegste van de drie voorgaande jaarlijkse berekeningsperioden met de meest recente jaarlijkse berekeningsperiode, en |
|
b) |
de dagelijkse handelsactiviteiten of het geschat kapitaal dat te behoeve van dergelijke handelsactiviteiten wordt gealloceerd in de recentste van de drie jaarlijkse berekeningsperioden is lager dan in de twee voorgaande berekeningsperioden. |
Artikel 5
Transacties die als risicoverminderend kwalificeren
1. Voor de toepassing van artikel 2, lid 4, vijfde alinea, onder b), van Richtlijn 2014/65/EU wordt een transactie in derivaten geacht op objectief meetbare wijze de risico's te verminderen die rechtstreeks verband houden met de commerciële activiteit of treasuryfinancieringsactiviteit wanneer aan een of meer van de volgende criteria is voldaan:
|
a) |
de transactie vermindert de risico's die voortkomen uit de potentiële wijziging van de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of schulden die de persoon of zijn groep in de normale loop van zijn bedrijfsuitoefening in eigendom heeft, produceert, vervaardigt, verwerkt, aanbiedt, aankoopt, verhandelt, least, verkoopt of oploopt of redelijkerwijs verwacht in eigendom te zullen hebben, te zullen produceren, te zullen vervaardigen, te zullen verwerken, te zullen aanbieden, te zullen aankopen, te zullen verhandelen, te zullen leasen, te zullen verkopen of te zullen oplopen; |
|
b) |
de transactie dekt de risico's die voortkomen uit de potentiële indirecte impact op de waarde van activa, diensten, inputs, producten, grondstoffen of schulden bedoeld in punt a), als gevolg van schommeling van rentevoeten, inflatiepercentages, wisselkoersen of kredietrisico; |
|
c) |
de transactie geldt als een afdekkingcontract ingevolge internationale standaarden voor jaarrekeningen die overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad (7) zijn goedgekeurd. |
2. Voor de toepassing van lid 1 is een gekwalificeerde risicoverminderende transactie op zich of in combinatie met andere derivaten een transactie waarvoor een niet-financiële entiteit:
|
a) |
de volgende elementen in haar intern beleid beschrijft:
|
|
b) |
in staat is een voldoende gedisaggregeerd beeld van de portefeuilles te geven met betrekking tot klasse grondstoffenderivaat, emissierecht of derivaat daarvan, onderliggende grondstof, tijdhorizon en andere relevante factoren. |
Artikel 6
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van 3 januari 2018.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 december 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(3) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 149/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen betreffende indirecte clearingregelingen, de clearingverplichting, het openbaar register, toegang tot een handelsplatform, niet-financiële tegenpartijen, risico-inperkingstechnieken voor niet door een ctp geclearde otc-derivatencontracten (PB L 52 van 23.2.2013, blz. 11).
(5) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(6) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(7) Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen (PB L 243 van 11.9.2002, blz. 1).
RICHTLIJNEN
|
31.3.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 87/500 |
GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU) 2017/593 VAN DE COMMISSIE
van 7 april 2016
tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het vrijwaren van financiële instrumenten en geldmiddelen die aan cliënten toebehoren, productgovernanceverplichtingen en de regels die van toepassing zijn op het betalen of het ontvangen van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (1), en met name artikel 16, lid 12, en artikel 24, lid 13,
Overwegende hetgeen volgt:
|
(1) |
Richtlijn 2014/65/EU voorziet in een alomvattende regeling om de bescherming van de belegger te verzekeren. |
|
(2) |
De bescherming van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten is een belangrijk onderdeel van deze regeling voor zover beleggingsondernemingen de verplichting hebben passende regelingen te treffen om de eigendomsrechten en rechten van de belegger te vrijwaren met betrekking tot de effecten en de geldmiddelen die aan een beleggingsonderneming zijn toevertrouwd. Beleggingsondernemingen moeten beschikken over passende en specifieke regelingen die ervoor moeten zorgen dat de financiële instrumenten en geldmiddelen van klanten gevrijwaard blijven. |
|
(3) |
Teneinde het regelgevingskader voor de bescherming van beleggers verder te omschrijven en cliënten meer duidelijkheid te bieden, en in overeenstemming met de algemene strategie om banen en groei in de Unie te bevorderen door middel van een geïntegreerd wettelijk en economisch kader dat efficiënt is en alle marktdeelnemers billijk behandelt, is de Commissie bevoegd nadere regels vast te stellen om specifieke risico's voor de bescherming van de belegger of voor de integriteit van de markt aan te pakken. |
|
(4) |
Wanneer een beleggingsonderneming geldmiddelen die zij namens een cliënt aanhoudt, bij een erkend geldmarktfonds deponeert, moeten de rechten van deelneming of aandelen in dit geldmarktfonds worden aangehouden overeenkomstig de voorschriften voor het aanhouden van aan cliënten toebehorende financiële instrumenten. Cliënten moeten uitdrukkelijk instemmen met het deponeren van deze geldmiddelen. Bij het evalueren van de kwaliteit van het geldmarktinstrument mag niet mechanisch worden vertrouwd op externe beoordelingen. Wanneer de rating echter wordt verlaagd door een door de ESMA geregistreerd en gecontroleerd bureau dat het instrument heeft beoordeeld, tot onder de twee hoogste kortetermijnratings, dient de beheerder een nieuwe evaluatie van de kredietkwaliteit van het geldmarktinstrument te verrichten om zich ervan te vergewissen dat het hoogwaardig blijft. |
|
(5) |
Er moet één staflid worden aangesteld met algemene verantwoordelijkheid voor de vrijwaring van instrumenten en geldmiddelen van cliënten, om het risico te beperken dat de verantwoordelijkheid versnipperd raakt over verschillende afdelingen, vooral in grote en complexe ondernemingen, en om onbevredigende situaties te verhelpen waarin ondernemingen geen overzicht hebben van alle middelen waarmee zij aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Het staflid moet beschikken over voldoende vaardigheden en gezag om zijn taken daadwerkelijk en ongehinderd te vervullen, ook wanneer hij aan de leiding van de onderneming moet rapporteren over zijn toezicht, namelijk of de onderneming daadwerkelijk voldoet aan haar verplichting inzake vrijwaring van activa van cliënten. De aanstelling van het staflid staat het uitoefenen van bijkomende taken niet in de weg zolang dit personeelslid niet verhinderd wordt zich daadwerkelijk te kwijten van zijn taken van vrijwaring van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten. |
|
(6) |
Richtlijn 2014/65/EU vereist dat beleggingsondernemingen activa van cliënten vrijwaren. Ingevolge artikel 16, lid 10, van Richtlijn 2014/65/EU is het ondernemingen verboden met niet-zakelijke cliënten zekerheidsovereenkomsten te sluiten die tot overdracht leiden, met als doel huidige dan wel toekomstige of feitelijke dan wel voorwaardelijke of potentiële verplichtingen van cliënten te waarborgen of af te dekken. Het is beleggingsondernemingen echter niet verboden dergelijke zekerheidsovereenkomsten met zakelijke cliënten te sluiten. Het risico bestaat daarom dat wanneer er geen verdere richtsnoeren worden gegeven, beleggingsondernemingen in hun transacties met zakelijke cliënten deze overeenkomsten vaker zouden gebruiken dan redelijk kan worden gerechtvaardigd, waardoor de ingevoerde algemene regeling ter bescherming van de activa van cliënten zou worden ondermijnd. Gelet op de gevolgen die tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten hebben op deze verplichting van ondernemingen ten aanzien van cliënten, en om ervoor te zorgen dat de regels van Richtlijn 2014/65/EU inzake vrijwaring en scheiding niet worden ondermijnd, moeten beleggingsondernemingen derhalve onderzoeken of het passend is deze zekerheidsovereenkomsten te gebruiken voor zakelijke cliënten, op basis van het verband tussen de verplichtingen van de cliënt ten aanzien van de onderneming en de activa van cliënten die aan deze zekerheidsovereenkomsten onderworpen zijn. Ondernemingen mogen tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten in het geval van zakelijke cliënten alleen gebruiken indien zij aantonen dat deze overeenkomsten geschikt zijn ten aanzien van deze cliënt en zij de betrokken risico's alsmede de gevolgen van deze overeenkomsten voor zijn activa meedelen. Ondernemingen moeten het gebruik van tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten met een gedocumenteerd proces ondersteunen. De mogelijkheid die zij krijgen om tot overdracht leidende zekerheidsovereenkomsten aan te gaan doet geen afbreuk aan de noodzaak vooraf uitdrukkelijke instemming van de cliënt te verkrijgen om zijn activa te gebruiken. |
|
(7) |
Als een sterke band tussen krachtens een zekerheidsovereenkomst overgedragen zekerheid en de verbintenis van de cliënt wordt aangetoond, hoeft dit niet de mogelijkheid in de weg te staan om passende zekerheid te nemen tegen een verbintenis van een cliënt. Beleggingsondernemingen kunnen dus voldoende zekerheid blijven eisen en, indien nodig, dit doen via een zekerheidsovereenkomst die tot overdracht leidt. Deze verplichting neemt niet weg dat de voorschriften van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten worden nageleefd en mag niet verbieden dat op passende wijze gebruik wordt gemaakt van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, in het kader van transacties of reprotransacties voor zakelijke cliënten waarbij een voorwaardelijke verplichting wordt aangegaan. |
|
(8) |
Terwijl sommige effectenfinancieringstransacties (hierna „SFT” of „securities financing transactions”) de eigendomsoverdracht van de activa van cliënten kunnen vereisen, mag het voor een beleggingsonderneming in deze context niet mogelijk zijn regelingen te construeren die verboden zijn krachtens artikel 16, lid 10, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(9) |
Om cliënten passende bescherming te verzekeren met betrekking tot SFT's, moeten beleggingsondernemingen specifieke regelingen vaststellen om ervoor te zorgen dat de kredietnemer van de activa van cliënten passende zekerheid verschaft en dat toezicht wordt gehouden op de blijvende geschiktheid van deze zekerheid. Voor beleggingsondernemingen geldt de verplichting om indien zij partij zijn bij een SFT-overeenkomst, toezicht op de zekerheid te houden, ook wanneer zij optreden als gemachtigde voor de sluiting van een SFT of in het geval van een tripartiete overeenkomst tussen de externe kredietnemer, de cliënt en de beleggingsonderneming. |
|
(10) |
Cliënten moeten vooraf hun uitdrukkelijke toestemming geven en beleggingsondernemingen moeten deze toestemming registreren om duidelijk te bewijzen waarmee de cliënt heeft ingestemd en om duidelijkheid te verschaffen over de status van de activa van de cliënt. De vorm waarin deze toestemming kan worden gegeven, hoeft echter niet bij wet te worden voorgeschreven en registratie kan worden begrepen als elke toelaatbare bewijsvorm naar nationaal recht. De toestemming van de cliënt kan worden gegeven van bij de aanvang van de zakelijke relatie op voorwaarde dat voldoende duidelijk is dat de cliënt heeft ingestemd met het gebruik van zijn effecten. Wanneer een beleggingsonderneming op instructie van de cliënt handelt en financiële instrumenten uitleent, en wanneer dit toestemming tot het aangaan van de transactie inhoudt, moet zij bewijsmateriaal bewaren om dit aan te tonen. |
|
(11) |
Om een hoog niveau van bescherming van beleggers te handhaven, moeten beleggingsondernemingen, wanneer zij namens hun cliënten aangehouden financiële instrumenten op een rekening of op rekeningen bij een derde deponeren, de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van de derde en van de regelingen voor het aanhouden en vrijwaren van de betrokken financiële instrumenten. Om ervoor te zorgen dat de financiële instrumenten te allen tijde de nodige zorgvuldigheid en bescherming genieten, moeten beleggingsondernemingen in het kader van hun due diligence rekenen op de deskundigheid en de marktreputatie van de andere derden waaraan de initiële derde, bij wie zij financiële instrumenten zouden kunnen deponeren, taken kan hebben gedelegeerd met betrekking tot het aanhouden en vrijwaren van financiële instrumenten. |
|
(12) |
Wanneer beleggingsondernemingen geldmiddelen van een cliënt bij een derde plaatsen, moeten zij de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van de derde en van de regelingen voor het aanhouden en vrijwaren van de betrokken middelen van cliënten, en moeten zij de behoefte aan diversificatie en beperking van risico's onderzoeken, indien nodig door de middelen van cliënten bij meer dan een enkele derde te beleggen met het oog op vrijwaring van de rechten van cliënten en beperking van het risico op verlies en misbruik. Beleggingsondernemingen mogen hun verplichting om naar diversificatie te streven niet ontwijken door hun cliënten te vragen af te zien van bescherming. De diversificatieverplichting moet van toepassing zijn op geldmiddelen van cliënten die in overeenstemming met artikel 4 van deze richtlijn zijn gedeponeerd. Dergelijke verplichtingen hoeven niet te gelden voor geldmiddelen van cliënten die alleen met het oog op de uitvoering van de transactie voor de cliënt zijn gestort bij de derde. Wanneer een beleggingsonderneming middelen van een cliënt naar een transactierekening heeft overgemaakt om een specifieke transactie voor de cliënt te verrichten, hoeven deze geldmiddelen daarom niet te vallen onder de verplichting tot diversificatie, bijvoorbeeld wanneer een onderneming aan een centrale tegenpartij of aan een beurs middelen heeft overgemaakt om een margestorting te verrichten. |
|
(13) |
Om te garanderen dat geldmiddelen van cliënten op passende wijze worden beschermd, zoals voorgeschreven bij artikel 16, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU, moet een specifieke grens worden gesteld op de procentuele hoeveelheid geldmiddelen van cliënten die in een kredietinstelling binnen de groep kunnen worden gedeponeerd. Dit moet potentiële inbreuken op due-diligencevoorschriften aanzienlijk beperken en moet de besmettingsrisico's aanpakken die verbonden zijn aan het deponeren van alle geldmiddelen van de cliënt bij een kredietinstelling van dezelfde groep als de beleggingsonderneming. Hoewel het in sommige omstandigheden voor beleggingsondernemingen evenredig en passend kan zijn na rijp overleg middelen van klanten te deponeren bij entiteiten in dezelfde groep, moeten de nationale autoriteiten nauwlettend onderzoeken om welke redenen niet is gekozen voor diversificatie van middelen van cliënten buiten de groep van de beleggingsonderneming, om te voorkomen dat achterpoortjes worden gebruikt bij de toepassing van de algemene intragroepslimiet. |
|
(14) |
Teneinde financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten te beschermen tegen toe-eigening door derden die daarmee schulden of kosten proberen in te vorderen welke niet tot de schulden of kosten van cliënten behoren, moet het voor beleggingsondernemingen mogelijk zijn alleen met zakelijkezekerheidsrechten, voorrechten of het recht van verrekening op activa van cliënten in te stemmen wanneer deze verplichting is opgelegd krachtens de toepasselijke wetgeving in een derde land. Aan cliënten moet voldoende toegesneden informatie over marktrisico's worden verstrekt zodat zij op de hoogte zijn van de specifieke risico's waarmee zij in dergelijke gevallen te maken krijgen. |
|
(15) |
Teneinde in een vroeg stadium te voorkomen of de eventuele kans te verkleinen dat de regels voor bescherming van de belegger niet worden nageleefd, moeten beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen en in omloop brengen, voorschriften op het gebied van de productgovernance in acht nemen. Voor de toepassing van productgovernanceregels moeten beleggingsondernemingen die financiële instrumenten creëren, ontwikkelen, uitgeven en/of ontwerpen, ook wanneer zij zakelijke emittenten adviseren over het uitbrengen van nieuwe financiële instrumenten, beschouwd worden als ontwikkelaar van het product, terwijl beleggingsondernemingen die financiële instrumenten en diensten aanbieden of verkopen aan cliënten, beschouwd moeten worden als distributeur. |
|
(16) |
Entiteiten die niet aan de verplichtingen van Richtlijn 2014/65/EU onderworpen zijn maar die gemachtigd zijn beleggingsdiensten krachtens die richtlijn te verrichten, moeten met betrekking tot die diensten ook voldoen aan de voorschriften van Richtlijn 2014/65/EU inzake productgovernance. |
|
(17) |
Wanneer een beleggingsonderneming die financiële instrumenten creëert, ontwikkelt, uitgeeft of ontwerpt, ook betrokken is bij de distributie van die producten, zijn de productgovernanceregels voor ontwikkelaars en die voor distributeurs van toepassing. Hoewel het niet noodzakelijk is de beoordeling van de doelmarkt en de distributiestrategie dubbel te verrichten, moeten ondernemingen ervoor zorgen dat de eenmalige doelmarktbeoordeling en bepaling van de distributiestrategie voldoende gedetailleerd is om te voldoen aan de desbetreffende verplichtingen van zowel de ontwikkelaar als de distributeur. |
|
(18) |
Rekening houdend met de in Richtlijn 2014/65/EU omschreven voorschriften en ter wille van de bescherming van de belegger moeten productgovernanceregels van toepassing zijn op alle producten die op primaire en secundaire markten worden verkocht, ongeacht het soort geleverde producten of diensten en de voorschriften die op dat verkooppunt van toepassing zijn. Deze regels mogen echter op evenredige wijze worden toegepast, afhankelijk van de complexiteit van het product en de mate waarin publiek beschikbare informatie kan worden verkregen, rekening houdend met de aard van het instrument, de beleggingsdienst en de doelmarkt. Evenredigheid betekent dat deze regels betrekkelijk simpel kunnen zijn voor bepaalde eenvoudige producten die alleen voor uitvoering worden gedistribueerd, wanneer deze producten verenigbaar zijn met de behoeften en kenmerken van de massaretailmarkt. |
|
(19) |
Het niveau van granulariteit van de doelmarkt en de criteria voor het afbakenen van de doelmarkt en voor het bepalen van de passende distributiestrategie moeten relevant zijn voor het product en moeten de mogelijkheid bieden te beoordelen of de cliënten tot de doelmarkt behoren, bijvoorbeeld om de lopende evaluaties na lancering van het financieel instrument te ondersteunen. Voor eenvoudigere, meer gebruikelijke producten kan de doelmarkt minder nauwkeurig worden bepaald terwijl voor meer ingewikkelde producten zoals voor bail-in in aanmerking komende instrumenten of voor minder gebruikelijke producten nauwkeuriger doelmarkten dienen te worden afgebakend. |
|
(20) |
Voor de efficiënte werking van de productgovernanceverplichtingen moeten distributeurs ontwikkelaars regelmatig informeren over hun ervaring met de producten. Hoewel distributeurs niet verplicht kunnen worden elke verkoop aan de ontwikkelaar te melden, moeten zij de gegevens verstrekken die de ontwikkelaar nodig heeft om het product te evalueren en om na te gaan of het product blijft overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt zoals bepaald door de ontwikkelaar. Relevante informatie kan betrekking hebben op de verkoop buiten de doelmarkt van de ontwikkelaar en kan beknopte gegevens over het soort cliënten bevatten, of een samenvatting van de ontvangen klachten of van de feedback op vragen die de ontwikkelaar aan een steekproef van cliënten heeft voorgelegd. |
|
(21) |
Ter versterking van de bescherming van beleggers en om cliënten meer duidelijkheid te verschaffen over de kwaliteit van de diensten die zij ontvangen, heeft Richtlijn 2014/65/EU de mogelijkheid voor ondernemingen om inducements te ontvangen of te betalen verder ingeperkt. Daarom moet uitvoerig worden omschreven onder welke voorwaarden het mogelijk is inducements te ontvangen of te betalen. Met name moet de voorwaarde dat inducements de kwaliteit van de dienstverlening aan de cliënt moeten verbeteren, verder worden omschreven en afgebakend. Met dat doel en rekening houdend met bepaalde andere voorwaarden moet een niet-exhaustieve lijst worden opgemaakt van situaties die relevant worden geacht voor de voorwaarde dat inducements de kwaliteit van de dienstverlening aan de betrokken cliënt moeten verbeteren. |
|
(22) |
Een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming mag alleen worden betaald of aanvaard wanneer dit gerechtvaardigd wordt door een bijkomende dienst of een hoger niveau van dienstverlening aan de betrokken cliënt. Het kan daarbij gaan om het verlenen van beleggingsadvies over en toegang tot een breed gamma van geschikte financiële instrumenten, waaronder een passend aantal instrumenten van derde productaanbieders, of het verstrekken van niet-onafhankelijk advies gecombineerd ofwel met het aanbod aan de cliënt om, ten minste jaarlijks, de blijvende geschiktheid te evalueren van de financiële instrumenten waarin de cliënt belegd heeft, blijven, ofwel met een andere doorlopende dienst die de cliënt van waarde zou kunnen zijn. Dit kan ook het geval zijn voor andere diensten dan adviesverlening, wanneer beleggingsondernemingen tegen concurrerende prijzen toegang verlenen tot een breed gamma van financiële instrumenten die aan de behoeften van de cliënten zouden kunnen voldoen, waaronder een passend aantal instrumenten van derde productaanbieders die geen nauwe banden met de beleggingsonderneming hebben, samen met een aanbod van tools met toegevoegde waarde zoals objectieve informatieverstrekking, ondersteuning van de betrokken cliënt bij beleggingsbeslissingen of de mogelijkheid om de reeks financiële instrumenten waarin is belegd, te monitoren, te modelleren of te corrigeren. De waarde van de genoemde kwaliteitsverbetering die de beleggingsonderneming daarmee verleent aan de cliënten die deze dienst ontvangen, moet evenredig zijn met de inducements die de beleggingsonderneming heeft ontvangen. |
|
(23) |
Hoewel beleggingsondernemingen, wanneer zij aan het criterium van kwaliteitsverbetering hebben voldaan, het hogere niveau van kwaliteit moeten handhaven, betekent dit niet dat zij in de loop van de tijd voor een steeds betere kwaliteit van dienstverlening moeten zorgen. |
|
(24) |
Verder moet ook een nadere omschrijving worden gegeven van de verplichting voor beleggingsondernemingen om de klanten alle provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen door te geven die zij van derden hebben ontvangen voor onafhankelijk beleggingsadvies of voor vermogensbeheerdiensten. De ondernemingen moeten de inducements weliswaar zo spoedig mogelijk doorgeven maar mogen daarvoor niet aan een specifieke termijn worden onderworpen aangezien het mogelijk is dat zij betalingen van derden op verschillende tijdstippen en voor een aantal cliënten samen ontvangen. |
|
(25) |
Om te waarborgen dat cliënten een algemeen overzicht krijgen van de relevante informatie met betrekking tot de verleende diensten, moeten beleggingsondernemingen hun cliënten informeren over de provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen die hen overgemaakt zijn. |
|
(26) |
Beleggingsondernemingen die zowel uitvoerend werk als onderzoeksdiensten verrichten, moeten deze diensten afzonderlijk prijzen en verstrekken, zodat in de Unie gevestigde beleggingsondernemingen in staat zijn te voldoen aan het verbod op het ontvangen of het behouden van provisies, commissies en geldelijke of niet-geldelijke tegemoetkomingen betaald of verstrekt door een derde of een voor rekening van een derde handelende persoon, zoals voorgeschreven bij artikel 24, leden 7 en 8, van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(27) |
Ter wille van de rechtszekerheid in de toepassing van nieuwe regels voor ontvangst of betaling van inducements, in het bijzonder voor beleggingsondernemingen die onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten verstrekken, moet meer duidelijkheid worden geschapen over de betaling of ontvangst van onderzoeksdiensten. Wanneer onderzoek niet rechtstreeks uit de eigen middelen van de beleggingsonderneming wordt betaald maar uit een afzonderlijke betalingsrekening voor onderzoek, moeten met name een aantal voorwaarden worden gegarandeerd. De rekening voor de betaling van het onderzoek mag alleen worden gefinancierd door bij de cliënt een specifieke vergoeding te innen, die uitsluitend gebaseerd mag zijn op een door de beleggingsonderneming vastgesteld onderzoeksbudget en niet gebonden is aan het volume en/of de waarde van transacties namens cliënten. Operationele regelingen voor de inning van de onderzoeksvergoeding bij de cliënt moeten voldoen aan al die voorwaarden. Bij het gebruik van die regelingen moet de beleggingsonderneming ervoor zorgen dat de kosten van het onderzoek die door de bij de cliënt geïnde vergoeding worden gefinancierd, niet gebonden zijn aan het volume of de waarde van andere diensten of voordelen, en niet gebruikt worden voor andere doeleinden, zoals de kosten voor uitvoering. |
|
(28) |
Om ervoor te zorgen dat portefeuillebeheerders en onafhankelijke beleggingsadviseurs passend toezicht houden op betalingen voor onderzoek en om te bereiken dat uitgaven voor onderzoek worden verricht in het belang van de cliënt, moeten gedetailleerde governanceregels worden opgesteld voor onderzoeksuitgaven. Beleggingsondernemingen moeten voldoende controle houden over de totale uitgaven voor onderzoek, over de inning van de onderzoeksvergoedingen bij de cliënt en over de vaststelling van betalingen. In deze context dient onderzoek te worden begrepen als onderzoeksmateriaal of -diensten met betrekking tot een of meer financiële instrumenten of andere activa, of emittenten of potentiële gebruikers van financiële instrumenten, of nauw verband te houden met een specifieke bedrijfssector of markt zodat hiermee wordt bijgedragen tot de opinievorming over financiële instrumenten, activa of emittenten binnen die sector. Dat soort materiaal of diensten houdt een expliciete of impliciete aanbeveling of suggestie in voor een beleggingsstrategie en biedt gefundeerd advies over de huidige of toekomstige waarde of prijs van die instrumenten of activa. Het kan ook analyses en originele inzichten bevatten en conclusies aanreiken op basis van nieuwe of bestaande informatie die bruikbaar is voor de inhoudelijke ondersteuning van de beleggingsstrategie en die van belang is alsook in staat is om waarde toe te voegen aan de beslissingen van de beleggingsonderneming namens de cliënten die dit onderzoek vergoeden. |
|
(29) |
Ter verduidelijking van de beperking op het ontvangen van inducements wanneer beleggingsondernemingen onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten verstrekken, alsmede voor de toepassing van onderzoeksregels, moet ook worden vermeld hoe de vrijstelling voor kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen kan worden toegepast met betrekking tot bepaalde andere soorten informatie of materiaal van derden. Met name schriftelijk materiaal van een derde dat is besteld en betaald door een zakelijke emittent of een potentiële emittent voor de promotie van een nieuwe uitgifte van die onderneming, of het geval waarin een derde door de emittent contractueel in dienst is genomen en betaald om dit materiaal permanent te promoten, moet aanvaardbaar zijn als klein niet-geldelijk voordeel, dat voor bekendmaking in aanmerking moet komen en waarvan het materiaal vrij beschikbaar wordt gesteld. Verder zijn er niet-substantiële materialen of diensten zoals kortetermijnbeschouwingen over de jongste economische statistieken of bedrijfsresultaten of informatie over komende uitgiften of evenementen, die door een derde wordt geleverd en alleen een samenvatting bieden van een eigen opinie over deze informatie, zonder dat deze verder worden gefundeerd of inhoudelijk geanalyseerd, voor zover het alleen gaat om een herhaling van opinies op basis van bestaande aanbevelingen, inhoudelijke onderzoeken of diensten. Deze kunnen worden aangemerkt als informatie met betrekking tot een financieel instrument of een beleggingsdienst die van zodanige aard en omvang is dat het om een aanvaardbare kleine niet-geldelijke tegemoetkoming gaat. |
|
(30) |
Met name mag geen enkele niet-geldelijke tegemoetkoming met betrokkenheid van een derde waardoor aan de beleggingsonderneming waardevolle middelen toekomen, als klein worden beschouwd en moet worden aangenomen dat deze in strijd is met de verplichting van de beleggingsonderneming te handelen in het belang van haar cliënt. |
|
(31) |
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en strookt met de beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, en in het bijzonder het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, en moet overeenkomstig deze rechten en beginselen worden toegepast. |
|
(32) |
De Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van de Raad en het Parlement (3) is voor technisch advies geraadpleegd over de in deze richtlijn neergelegde regels. |
|
(33) |
Om bevoegde autoriteiten en beleggingsondernemingen in staat te stellen zich aan de nieuwe voorschriften in deze richtlijn aan te passen zodat deze op efficiënte en effectieve wijze kunnen worden toegepast, moeten de datum van omzetting en de datum van toepassing van deze richtlijn worden afgestemd op de gegevens van omzetting en inwerkingtreding van Richtlijn 2014/65/EU. |
|
(34) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in verantwoorde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht, |
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
TOEPASSINGSGEBIED
Artikel 1
Toepassingsgebied en definities
1. Deze richtlijn is van toepassing op beleggingsondernemingen, op beheermaatschappijen overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en op beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen overeenkomstig artikel 6, lid 6, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (5).
2. Voor de toepassing van de hoofdstukken II, III en IV van deze richtlijn hebben verwijzingen naar beleggingsondernemingen en financiële instrumenten betrekking op kredietinstellingen en gestructureerde deposito's voor alle voorschriften bedoeld in artikel 1, leden 3 en 4, van Richtlijn 2014/65/EU.
3. Onder „effectenfinancieringstransactie” wordt een transactie verstaan zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 11, van Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad (6) betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik.
4. Onder „erkend geldmarktfonds” wordt verstaan een instelling voor collectieve belegging die in het kader van Richtlijn 2009/65/EG een vergunning heeft gekregen dan wel onder toezicht staat en, indien van toepassing, een vergunning van een autoriteit heeft gekregen naar het nationale recht van de lidstaat die de vergunning verleent, en die aan alle volgende voorwaarden voldoet:
|
a) |
haar primaire beleggingsdoelstelling moet zijn dat de intrinsieke waarde van de instelling constant a pari (exclusief winsten) dan wel op de waarde van het aanvangskapitaal plus winsten wordt gehouden; |
|
b) |
om deze primaire beleggingsdoelstelling te verwezenlijken, mag zij uitsluitend beleggen in hoogwaardige geldmarktinstrumenten met een looptijd of een resterende looptijd van niet meer dan 397 dagen of met periodieke rendementsaanpassingen die aansluiten bij een dergelijke looptijd, en met een gewogen gemiddelde looptijd van 60 dagen. Zij mag deze doelstelling ook verwezenlijken door bij wijze van nevenactiviteit in deposito's bij kredietinstellingen te beleggen; |
|
c) |
zij moet liquiditeit verschaffen door afwikkeling op dezelfde dag of de dag daarop. |
Voor de toepassing van punt b) wordt een geldmarktinstrument als hoogwaardig aangemerkt indien de beheer-/beleggingsonderneming haar eigen gedocumenteerde beoordeling van de kredietkwaliteit van geldmarktinstrumenten verricht die haar in staat stelt een geldmarktinstrument als hoogwaardig aan te merken. Wanneer een of meer door de ESMA geregistreerde en gecontroleerde ratingbureaus een beoordeling van het instrument hebben verstrekt, houdt de beheer-/ beleggingsonderneming rekening met onder meer die kredietratings.
HOOFDSTUK II
VRIJWARING VAN FINANCIËLE INSTRUMENTEN EN GELDMIDDELEN VAN CLIËNTEN
Artikel 2
Vrijwaring van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten
1. De lidstaten leggen beleggingsondernemingen de volgende verplichtingen op:
|
a) |
zij moeten alle gegevens en rekeningen bijhouden die hen te allen tijde onmiddellijk in staat stellen de activa die voor een cliënt worden aangehouden, te onderscheiden van voor andere cliënten aangehouden activa en hun eigen activa; |
|
b) |
zij moeten hun gegevens en rekeningen op zodanige wijze bijhouden dat deze accuraat zijn en met name de voor cliënten aangehouden financiële instrumenten en geldmiddelen weerspiegelen en als controlespoor kunnen worden gebruikt; |
|
c) |
zij moeten op gezette tijden nagaan of hun interne gegevens en rekeningen overeenstemmen met die van derden door wie die activa worden aangehouden; |
|
d) |
zij moeten de nodige stappen ondernemen om te garanderen dat overeenkomstig artikel 3 bij een derde gedeponeerde financiële instrumenten van cliënten door middel van verschillend getitelde rekeningen in de boeken van de derde of andere gelijkwaardige maatregelen waarmee hetzelfde beschermingsniveau wordt bereikt, kunnen worden onderkend van de financiële instrumenten die aan de beleggingsonderneming toebehoren, en van de financiële instrumenten die aan die derde toebehoren; |
|
e) |
zij moeten de nodige stappen ondernemen om te garanderen dat geldmiddelen van cliënten die overeenkomstig artikel 4 zijn gedeponeerd bij een centrale bank, een kredietinstelling of een bank waaraan in een derde land vergunning is verleend, dan wel bij een erkend geldmarktfonds, worden aangehouden op rekeningen die kunnen worden onderkend van rekeningen die worden gebruikt voor het aanhouden van aan de beleggingsonderneming toebehorende geldmiddelen; |
|
f) |
zij moeten passende organisatorische regelingen treffen om het risico van verlies of vermindering van activa van cliënten dan wel van rechten in verband met die activa, als gevolg van misbruik van de activa, fraude, wanbeheer, ontoereikende gegevensbewaring of nalatigheid, tot een minimum te beperken. |
2. Indien beleggingsondernemingen volgens het toepasselijke recht, met inbegrip van met name het eigendoms- en het insolventierecht, niet kunnen voldoen aan lid 1 van dit artikel ter vrijwaring van de rechten van cliënten overeenkomstig de vereisten van artikel 16, leden 8 en 9, van Richtlijn 2014/65/EU, verplichten de lidstaten beleggingsondernemingen regelingen in te voeren om activa van cliënten te vrijwaren in overeenstemming met de doelstellingen van lid 1 van dit artikel.
3. Indien het toepasselijke recht van het rechtsgebied waarin de financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten worden aangehouden, beleggingsondernemingen belet zich naar lid 1, onder d) en e), te voegen, stellen de lidstaten voorschriften vast die de rechten van cliënten op gelijkwaardige wijze vrijwaren.
Wanneer de lidstaten gebruik maken van gelijkwaardige verplichtingen krachtens artikel 2, lid 1, onder d) of e), zorgen de lidstaten ervoor dat beleggingsondernemingen cliënten informeren dat zij in dergelijke gevallen geen aanspraak kunnen maken op de bepalingen bedoeld in Richtlijn 2014/65/EU en deze richtlijn.
4. De lidstaten zorgen ervoor dat zakelijkezekerheidsrechten, voorrechten of rechten van verrekening op financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten die een derde in staat stellen financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten te vervreemden teneinde schulden in te vorderen die geen betrekking hebben op de cliënt of op de dienstverlening aan de cliënt, niet zijn toegestaan, tenzij dit verplicht is bij de toepasselijke wet in het rechtsgebied van een derde land waarin de financiële instrumenten of geldmiddelen van de cliënt worden aangehouden.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen, wanneer deze overeenkomsten moeten aangaan waarbij dergelijke zakelijkezekerheidsrechten, voorrechten of rechten van verrekening tot stand worden gebracht, die informatie aan de cliënten mee te delen en hen te wijzen op risico's die aan dergelijke regelingen verbonden zijn.
Wanneer door de onderneming zakelijkezekerheidsrechten, voorrechten of rechten van verrekening over financiële instrumenten of geldmiddelen van cliënten worden verleend of wanneer de onderneming heeft vernomen dat die zijn verleend, wordt daarvan melding gemaakt in de contracten met de cliënt en in de eigen rekeningen van de onderneming zodat de eigendomsstatus van de activa van de cliënt wordt verduidelijkt, zoals in het geval van insolventie.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen informatie met betrekking tot financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten ter beschikking stellen aan de volgende entiteiten: bevoegde autoriteiten, benoemde insolventiefunctionarissen en de personen die belast zijn met de ontbinding van failliete ondernemingen. De ter beschikking te stellen informatie omvat:
|
a) |
de desbetreffende interne rekeningen en gegevens om de saldi van financiële instrumenten en geldmiddelen die voor elk cliënt worden aangehouden, onmiddellijk vast te stellen; |
|
b) |
de plaatsen waar overeenkomstig artikel 4 door beleggingsondernemingen geldmiddelen van cliënten worden aangehouden, nadere gegevens over de rekeningen waarop geldmiddelen van cliënten worden aangehouden, en nadere gegevens over de desbetreffende overeenkomsten met die ondernemingen; |
|
c) |
de plaatsen waar overeenkomstig artikel 3 door beleggingsondernemingen financiële instrumenten worden aangehouden, nadere gegevens over de rekeningen die bij derden zijn geopend, en over de desbetreffende overeenkomsten met die derden, alsook nadere gegevens over de desbetreffende overeenkomsten met die beleggingsondernemingen; |
|
d) |
nadere gegevens over derden die daarmee verbonden (uitbestede) taken verrichten, en een nadere omschrijving van uitbestede taken; |
|
e) |
belangrijke personen van de onderneming die betrokken zijn bij daarmee verbonden processen, met inbegrip van de personen die belast zijn met het toezicht op de verplichtingen van de onderneming met betrekking tot de vrijwaring van activa van cliënten, en |
|
f) |
overeenkomsten die van belang zijn om de eigendom van cliënten over activa vast te stellen. |
Artikel 3
Deponeren van geldmiddelen van cliënten
1. De lidstaten staan beleggingsondernemingen toe financiële instrumenten die zij namens hun cliënten aanhouden, te deponeren op een rekening of rekeningen bij een derde, mits de ondernemingen de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van de derde en van de regelingen voor het aanhouden en vrijwaren van de betrokken financiële instrumenten.
Met name verplichten de lidstaten beleggingsondernemingen rekening te houden met de deskundigheid en marktreputatie van de betrokken derde, alsook met wettelijke voorschriften voor het aanhouden van deze financiële instrumenten die de rechten van cliënten nadelig kunnen beïnvloeden.
2. Wanneer een beleggingsonderneming voornemens is financiële instrumenten van cliënten bij een derde te deponeren, zorgen de lidstaten ervoor dat deze beleggingsonderneming de financiële instrumenten alleen deponeert bij een derde in een rechtsgebied waar de vrijwaring van financiële instrumenten voor rekening van een andere persoon is onderworpen aan specifieke regelgeving en supervisie en de derde aan deze specifieke regelgeving en supervisie is onderworpen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen financiële instrumenten die zij namens cliënten aanhouden, niet deponeren bij een derde in een derde land dat het aanhouden en vrijwaren van financiële instrumenten voor rekening van een andere persoon niet reglementeert, tenzij aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
|
a) |
de aard van de financiële instrumenten of van de beleggingsdiensten in verband met die instrumenten vereist dat ze worden gedeponeerd bij een derde in dat derde land; |
|
b) |
wanneer de financiële instrumenten namens een zakelijke cliënt worden aangehouden, verzoekt die cliënt de onderneming schriftelijk om ze bij een derde in dat derde land te deponeren. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat de voorschriften van de leden 2 en 3 ook van toepassing zijn wanneer de derde functies met betrekking tot het aanhouden en vrijwaren van financiële instrumenten heeft gedelegeerd aan een andere derde.
Artikel 4
Deponeren van geldmiddelen van cliënten
1. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen bij ontvangst van geldmiddelen van cliënten deze onmiddellijk te storten op een of meer rekeningen bij een van de volgende instellingen:
|
a) |
een centrale bank; |
|
b) |
een kredietinstelling waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (7) een vergunning is verleend; |
|
c) |
een bank waaraan in een derde land een vergunning is verleend; |
|
d) |
een erkend geldmarktfonds. |
De eerste alinea is niet van toepassing op een kredietinstelling waaraan overeenkomstig Richtlijn 2013/36/EU een vergunning is verleend met betrekking tot door die instelling aangehouden deposito's in de zin van deze richtlijn.
2. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen, wanneer zij geldmiddelen van cliënten niet bij een centrale bank deponeren, de nodige bekwaamheid, zorgvuldigheid en waakzaamheid aan de dag te leggen bij de selectie, de aanwijzing en de periodieke beoordeling van de kredietinstelling, de bank of het geldmarktfonds waar de geldmiddelen worden belegd, en van de regelingen voor het aanhouden van de betrokken geldmiddelen, en de behoefte aan diversificatie van deze geldmiddelen te onderzoeken in het kader van hun due diligence.
De lidstaten zorgen er met name voor dat beleggingsondernemingen rekening houden met de deskundigheid en de marktreputatie van deze instellingen of geldmarktfondsen om de rechten van cliënten te beschermen, alsook met alle wettelijke verplichtingen of marktpraktijken met betrekking tot het aanhouden van geldmiddelen van cliënten die de rechten van cliënten nadelig kunnen beïnvloeden.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat cliënten hun uitdrukkelijke toestemming geven voor de belegging van hun geldmiddelen in een erkend geldmarktfonds. Teneinde dit recht op toestemming daadwerkelijk te verzekeren delen de beleggingsondernemingen cliënten mee dat bij een erkend geldmarktfonds belegde geldmiddelen niet worden aangehouden in overeenstemming met de in deze richtlijn voorgeschreven regels voor het aanhouden van geldmiddelen van cliënten.
3. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen, wanneer zij geldmiddelen van cliënten bij een kredietinstelling, bank of geldmarktfonds van dezelfde groep als de beleggingsonderneming deponeren, de geldmiddelen die zij bij een groepsentiteit of een combinatie van dergelijke groepsentiteiten deponeren, zodanig te beperken dat deze niet meer bedragen dan 20 % van alle middelen.
Een beleggingsonderneming hoeft niet aan deze beperking te voldoen wanneer zij kan aantonen dat gelet op de aard, de omvang en de complexiteit van haar bedrijf alsmede de veiligheid die de in de vorige alinea bedoelde derden bieden, inclusief in elk geval het kleine saldo van geldmiddelen van cliënten die de beleggingsonderneming aanhoudt, de in de vorige alinea bedoelde verplichting niet evenredig is. De beleggingsondernemingen evalueren regelmatig de beoordeling die zij overeenkomstig deze alinea hebben gemaakt, en delen hun aanvankelijke en herziene beoordelingen mee aan de nationale regelgevende instantie.
Artikel 5
Gebruik van financiële instrumenten van cliënten
1. De lidstaten staan beleggingsondernemingen niet toe overeenkomsten voor effectenfinancieringstransacties aan te gaan met betrekking tot financiële instrumenten die zij namens een cliënt aanhouden, of anderszins deze financiële instrumenten te gebruiken voor eigen rekening of voor rekening van een andere persoon of cliënt van de onderneming, tenzij aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de cliënt heeft vooraf uitdrukkelijk toegestemd met het gebruik van de instrumenten onder nader omschreven voorwaarden, zoals duidelijk blijkt uit geschreven stukken en is bevestigd door een handtekening of een gelijkwaardig teken, en |
|
b) |
de financiële instrumenten van deze cliënt mogen uitsluitend worden gebruikt onder de omschreven voorwaarden waarmee de cliënt instemt. |
2. De lidstaten staan beleggingsondernemingen niet toe overeenkomsten voor effectenfinancieringstransacties aan te gaan met betrekking tot financiële instrumenten die namens een cliënt op een omnibusrekening van een derde worden aangehouden, of anderszins financiële instrumenten gebruiken die op een dergelijke wijze voor eigen rekening of voor rekening van een andere cliënt worden aangehouden, tenzij naast de in lid 1 genoemde voorwaarden aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
elke cliënt wiens financiële instrumenten samen op een omnibusrekening worden aangehouden, moet overeenkomstig lid 1, onder a), vooraf zijn uitdrukkelijke toestemming hebben verleend; |
|
b) |
de beleggingsonderneming moet beschikken over systemen en controlemiddelen die waarborgen dat alleen financiële instrumenten worden gebruikt toebehorende aan cliënten die overeenkomstig lid 1, onder a), vooraf uitdrukkelijk hun toestemming hebben verleend. |
De gegevens van de beleggingsonderneming omvatten nadere informatie over de cliënt op wiens instructies de financiële instrumenten zijn gebruikt, alsook het aantal gebruikte financiële instrumenten toebehorende aan elke cliënt die zijn toestemming heeft verleend, teneinde eventuele verliezen op correcte wijze te kunnen toewijzen.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen, ter voorkoming van niet-toegestaan gebruik van financiële instrumenten van cliënten voor eigen rekening of voor rekening van een andere persoon, passende maatregelen nemen zoals:
|
a) |
het sluiten van overeenkomsten met cliënten over maatregelen die de beleggingsonderneming zal nemen ingeval de cliënt op de datum van afwikkeling niet voldoende provisie op zijn rekening heeft, zoals het opnemen van leningen voor de overeenstemmende effecten namens de cliënt of het liquideren van de positie; |
|
b) |
nauwlettend toezicht op hun verwachte capaciteit om op de datum van afwikkeling te leveren en remediërende maatregelen ingeval dit niet mogelijk is, en |
|
c) |
nauwlettend toezicht en onverwijlde opvraging van uitstaande effecten op de datum van afwikkeling en later. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen voor alle cliënten specifieke regelingen treffen zodat de kredietnemer van financiële instrumenten van cliënten de passende zekerheden verschaft, deze onderneming toeziet op de voortdurende geschiktheid van deze zekerheden en de nodige stappen onderneemt om het saldo in evenwicht te houden met de waarde van de instrumenten van cliënten.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen geen regelingen aangaan die krachtens artikel 16, lid 10, van Richtlijn 2014/65/EU verboden zijn.
Artikel 6
Oneigenlijk gebruik van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden
1. De lidstaten verplichten beleggingsfondsen het gebruik van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, op passende wijze te onderzoeken, en daarvan het bewijs te leveren, in het kader van de relatie tussen de verbintenis van de cliënt ten aanzien van de onderneming en de activa van de cliënt die door de onderneming aan deze overeenkomsten zijn onderworpen.
2. Wanneer zij het passende gebruik onderzoeken van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, en dit met documenten staven, houden de beleggingsondernemingen rekening met de volgende factoren:
|
a) |
de vraag of er slechts een zwak verband is tussen de verbintenis van de cliënt te aanzien van de onderneming en het gebruik van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, waaronder de vraag of de aansprakelijkheid van een cliënt ten aanzien van de onderneming weinig waarschijnlijk of verwaarloosbaar is; |
|
b) |
de vraag of het bedrag aan financiële instrumenten of geldmiddelen van de cliënt die in aanmerking komen voor zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, de verbintenis van de cliënt ruimschoots overschrijdt, of zelfs onbeperkt is indien de cliënt geen enkele verbintenis heeft ten aanzien van de onderneming, en |
|
c) |
de vraag of alle financiële instrumenten of geldmiddelen van de cliënt in aanmerking komen voor zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, zonder rekening te houden met de aard van de verbintenis van elke cliënt ten aanzien van de onderneming. |
3. Wanneer beleggingsondernemingen gebruik maken van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, wijzen zij zakelijke cliënten en in aanmerking komende tegenpartijen op de betrokken risico's en de effecten van zekerheidsovereenkomsten die tot overdracht leiden, op de financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten.
Artikel 7
Governanceregelingen betreffende de vrijwaring van activa van cliënten
De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen één staflid aanstellen dat over voldoende vaardigheid en gezag geschikt en specifiek belast is met aangelegenheden die betrekking hebben op de naleving door ondernemingen van hun verplichtingen betreffende de vrijwaring van financiële instrumenten en geldmiddelen van cliënten.
De lidstaten staan beleggingsondernemingen toe, met volledige inachtneming van deze richtlijn, te besluiten of het aangestelde staflid zich uitsluitend aan deze taak wijdt dan wel of hij deze taak daadwerkelijk kan vervullen naast andere waar te nemen taken.
Artikel 8
Verslagen van externe accountants
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat hun externe accountants aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de onderneming ten minste elk jaar verslag uitbrengen over de deugdelijkheid van de regelingen die de onderneming ingevolge artikel 16, leden 8, 9 en 10, van Richtlijn 2014/65/EU en dit hoofdstuk heeft getroffen.
HOOFDSTUK III
PRODUCTGOVERNANCEVERPLICHTINGEN
Artikel 9
Productgovernanceverplichtingen voor beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen
1. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen aan dit artikel te voldoen wanneer zij financiële instrumenten vervaardigen, met inbegrip van de creatie, de ontwikkeling, de uitgifte en/of het ontwerp van financiële instrumenten.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen, op passende en evenredige wijze te voldoen aan de desbetreffende voorschriften in de leden 2 tot en met 15, rekening houdend met de aard van het financieel instrument, de beleggingsdienst en de doelmarkt voor het product.
2. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen procedures en maatregelen op te stellen, in te voeren en te handhaven om ervoor te zorgen dat zij bij het vervaardigen van financiële instrumenten voldoen aan de vereisten inzake passend beheer van belangenconflicten, met inbegrip van de vergoeding. Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen, waarborgen met name dat het ontwerp van het financieel instrument, met inbegrip van zijn kenmerken, de cliënten niet benadeelt of niet tot problemen voor de integriteit van de markt leidt doordat de onderneming de mogelijkheid krijgt haar eigen risico's of blootstelling aan de onderliggende activa van het product te beperken en/of af te schuiven, wanneer de beleggingsonderneming de onderliggende activa reeds voor eigen rekening aanhoudt.
3. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen potentiële belangenconflicten te onderzoeken telkens wanneer zij een financieel instrument vervaardigen. Ondernemingen beoordelen met name of het financieel instrument een situatie tot stand brengt waarin eindcliënten kunnen worden benadeeld wanneer zij:
|
a) |
een blootstelling aangaan die tegengesteld is aan die welke voorheen door de onderneming zelf werd aangehouden, of |
|
b) |
een blootstelling aangaan die tegengesteld is aan die welke de onderneming wenst aan te houden na de verkoop van het product. |
4. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen onderzoeken of het financieel instrument een bedreiging kan vormen voor de ordelijke werking of de stabiliteit van financiële markten voordat zij besluiten een product in omloop te brengen.
5. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat de personeelsleden die betrokken zijn bij het vervaardigen van financiële instrumenten, de nodige deskundigheid bezitten om de kenmerken en risico's te begrijpen van de financiële instrumenten die zij vervaardigen.
6. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat het leidinggevend orgaan daadwerkelijke controle uitoefent over het proces van productgovernance. De beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de nalevingsverslagen aan het leidinggevend orgaan stelselmatig informatie bevatten over de door de onderneming vervaardigde financiële instrumenten, waaronder ook informatie over de distributiestrategie. De beleggingsondernemingen stellen de verslagen op verzoek ter beschikking aan hun bevoegde autoriteit.
7. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat de met naleving belaste dienst toezicht houdt op de ontwikkeling en de periodieke evaluatie van de productgovernanceverplichtingen om risico's op niet-naleving van de in dit artikel bedoelde verplichtingen door de onderneming op te sporen.
8. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen in hun samenwerking voor het creëren, het ontwikkelen, het uitgeven en/of het ontwerpen van een product, ook met entiteiten die niet aan de vergunningsplicht en het toezicht krachtens Richtlijn 2014/65/EU zijn onderworpen, of met ondernemingen uit derde landen, hun wederzijdse verplichtingen in een schriftelijke overeenkomst vast te stellen.
9. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de potentiële doelmarkt voor elk financieel instrument met een voldoende niveau van granulariteit vast te stellen en te omschrijven met welke type cliënten het financieel instrument wat behoeften, kenmerken en doelstellingen betreft overeenstemt. In dit proces omschrijft de onderneming met welke groepen van cliënten het financieel instrument wat behoeften, kenmerken en doelstellingen betreft niet overeenstemt. Wanneer beleggingsondernemingen samenwerken bij het vervaardigen van een financieel instrument, moet slechts één doelmarkt worden aangewezen.
Beleggingsondernemingen die financiële instrumenten vervaardigen welke door andere beleggingsondernemingen in omloop worden gebracht, bepalen de behoeften en kenmerken van cliënten waarmee het product overeenstemt, op basis van hun theoretische kennis en hun voorbije ervaring met het financieel instrument of met soortgelijke financiële instrumenten, de financiële markten en de behoeften, kenmerken en doelstellingen van potentiële eindcliënten.
10. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen een scenarioanalyse voor hun financiële instrumenten te verrichten waarin het risico wordt beoordeeld dat het product slechte resultaten zou opleveren voor eindcliënten, en wordt nagegaan in welke omstandigheden dit kan gebeuren. Beleggingsondernemingen beoordelen de werking van financiële instrumenten in negatieve omstandigheden waarin bijvoorbeeld:
|
a) |
de marktomgeving verslechtert; |
|
b) |
de productontwikkelaar of de derde partij die betrokken is bij de vervaardiging of de werking van het financieel instrument, financiële moeilijkheden ondervindt of zich andere tegenpartijrisico's voordoen; |
|
c) |
het financieel instrument commercieel niet langer levensvatbaar is, of |
|
d) |
de vraag naar het financieel instrument veel hoger is dan verwacht en de middelen van de onderneming en/of de markt van het onderliggende instrument onder druk komen te staan. |
11. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen te bepalen of een financieel instrument voldoet aan de vastgestelde behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt, onder meer door een onderzoek van de volgende elementen:
|
a) |
het risico/rendementsprofiel van het financieel instrument stemt overeen met de doelmarkt, en |
|
b) |
het ontwerp van het financieel instrument wordt gedreven door kenmerken die aan de cliënt ten goede komen, en niet door een bedrijfsmodel dat voor zijn rendabiliteit gebaseerd is op slechte resultaten voor de cliënt. |
12. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de voor het financieel instrument voorgestelde kostenstructuur te evalueren, onder meer door rekening te houden met het volgende:
|
a) |
de kosten en tarieven voor het financieel instrument zijn verenigbaar met de behoeften, de doelstellingen en de kenmerken van de doelmarkt; |
|
b) |
de kosten ondermijnen de rendementsverwachtingen voor het financieel instrument niet, zoals wanneer de kosten of tarieven bijna alle verwachte aan het financieel instrument verbonden belastingvoordelen evenaren, overschrijden of opheffen, en |
|
c) |
de kostenstructuur van het financieel instrument is voldoende transparant voor de doelmarkt, zodat deze geen kosten verhult of te complex is om te begrijpen. |
13. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat de verstrekking van informatie aan distributeurs ook betrekking heeft op de passende kanalen voor distributie van het financieel instrument, het productgoedkeuringsproces en de beoordeling van de doelmarkt, en een behoorlijk niveau bereikt zodat distributeurs in staat zijn het financieel instrument op passende wijze te begrijpen en aan te bevelen of te verkopen.
14. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de financiële instrumenten die zij vervaardigen, regelmatig te evalueren, rekening houdend met gebeurtenissen die het potentiële risico voor de vastgestelde doelmarkt feitelijk kunnen beïnvloeden. De beleggingsondernemingen onderzoeken of het financieel instrument blijft overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt en of het in omloop is gebracht in de doelmarkt of cliënten bereikt voor wie het wat behoeften, kenmerken en doelstellingen betreft niet overeenstemt.
15. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de financiële instrumenten vóór elke verdere uitgifte of nieuwe lancering te evalueren indien zij op de hoogte zijn van gebeurtenissen die de potentiële risico's voor beleggers feitelijk kunnen beïnvloeden, en op gezette tijden te evalueren of de financiële instrumenten functioneren zoals bedoeld. De beleggingsondernemingen bepalen met welke regelmaat zij hun financiële instrumenten evalueren, op basis van toepasselijke factoren die onder meer verband houden met de complexiteit of de innovatieve aard van de gevolgde beleggingsstrategieën. Zij bepalen ook welke belangrijke gebeurtenissen het potentiële risico of de rendementsverwachtingen van het financiële instrument kunnen beïnvloeden, zoals:
|
a) |
de overschrijding van een drempel die het rendementsprofiel van het financieel instrument beïnvloedt, of |
|
b) |
de solvabiliteit van bepaalde emittenten waarvan de effecten of waarborgen de prestaties van het financieel instrument kunnen beïnvloeden. |
De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen bij dergelijke gebeurtenissen passende maatregelen nemen zoals:
|
a) |
relevante informatie verstrekken over de gebeurtenis en de gevolgen daarvan voor het financieel instrument, aan de cliënten of aan de distributeurs van het financieel instrument indien de beleggingsonderneming het financieel instrument niet rechtstreeks aan cliënten verkoopt; |
|
b) |
verandering aanbrengen in het productgoedkeuringsproces; |
|
c) |
verdere uitgiften van het financieel instrument stopzetten; |
|
d) |
verandering aanbrengen in het financieel instrument om oneerlijke contractuele voorwaarden te vermijden; |
|
e) |
onderzoeken of de verkoopkanalen waardoor de financiële instrumenten worden verkocht, geschikt zijn, wanneer ondernemingen tot de bevinding komen dat de verkoop van het financieel instrument niet verloopt zoals voorzien; |
|
f) |
de distributeur contacteren om een wijziging van het distributieproces te bespreken; |
|
g) |
de relatie met de distributeur beëindigen, of |
|
h) |
de relevante bevoegde autoriteit informeren. |
Artikel 10
Productgovernanceverplichtingen voor distributeurs
1. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen in hun besluiten met betrekking tot het gamma van die financiële instrumenten die zijzelf of andere ondernemingen uitgeven of de diensten die zij cliënten wensen aan te bieden of aan te bevelen, op passende en evenredige wijze te voldoen aan de desbetreffende voorschriften in de leden 2 tot en 10, rekening houdend met de aard van het financieel instrument, de beleggingsdienst en de doelmarkt voor het product.
De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen ook voldoen aan de verplichtingen van Richtlijn 2014/65/EU bij het aanbieden of aanbevelen van financiële instrumenten die door niet onder Richtlijn 2014/65/EU vallende entiteiten zijn vervaardigd. In dit proces voeren deze beleggingsondernemingen daadwerkelijke regelingen in om te garanderen dat zij van die ontwikkelaars voldoende informatie over de financiële instrumenten verkrijgen.
Beleggingsondernemingen bepalen de doelmarkt voor het respectieve financieel instrument zelfs indien de doelmarkt niet is omschreven door de ontwikkelaar.
2. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen passende productgovernanceregelingen in te voeren om ervoor te zorgen dat de producten en de diensten die zij wensen aan te bieden of aan te bevelen, overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt, en dat de voorgenomen distributiestrategie overeenstemt met de omschreven doelmarkt. Beleggingsondernemingen omschrijven en beoordelen de omstandigheden en behoeften van de cliënten waarop zij zich willen richten, om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van cliënten ten gevolge van commerciële of financieringsprocessen. In dit proces omschrijft de onderneming met welke groepen van cliënten het product of de dienst wat behoeften, kenmerken en doelstellingen betreft niet overeenstemt.
De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen van onder Richtlijn 2014/65/EU vallende ontwikkelaars informatie verkrijgen met het oog op het nodige begrip en de nodige kennis van de producten die zij wensen aan te bevelen of te verkopen, zodat deze producten worden gedistribueerd in overeenstemming met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt.
De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen alle redelijke stappen te ondernemen om ervoor te zorgen dat zij ook van niet onder Richtlijn 2014/65/EU vallende ontwikkelaars passende en betrouwbare informatie verkrijgen, zodat deze producten worden gedistribueerd in overeenstemming met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de doelmarkt. Wanneer er geen relevante publiek beschikbare informatie is, onderneemt de distributeur alle redelijke stappen om deze relevante informatie van de ontwikkelaar of zijn gemachtigde te verkrijgen. Aanvaardbare publiek beschikbare informatie is informatie die duidelijk, betrouwbaar en op het regelgevingskader afgestemd is, zoals de openbaarmakingsvereisten krachtens Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (8) of Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (9). Deze verplichting geldt voor producten die op primaire en secundaire markten worden verkocht, en wordt evenredig toegepast naargelang van de verkrijgbaarheid van publiek beschikbare informatie en de complexiteit van het product.
Beleggingsondernemingen gebruiken de informatie die zij van ontwikkelaars hebben verkregen, en informatie over hun eigen cliënten om de doelmarkt en de distributiestrategie te omschrijven. Wanneer een beleggingsonderneming als ontwikkelaar en als distributeur optreedt, is slechts één doelmarktbeoordeling vereist.
3. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen in hun besluiten met betrekking tot het gamma van financiële instrumenten en diensten die zij cliënten wensen aan te bieden of aan te bevelen, en met betrekking tot de respectievelijke doelmarkten de naleving, te garanderen van alle toepasselijke verplichtingen krachtens Richtlijn 2014/65/EU, inclusief de verplichtingen met betrekking tot openbaarmaking, beoordeling van geschiktheid of deugdelijkheid, inducements en passend beheer van belangenconflicten. In dit verband is bijzondere zorg vereist wanneer distributeurs nieuwe producten wensen aan te bieden of aan te bevelen of wanneer er variaties optreden in de diensten die zij verlenen.
4. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen hun productgovernanceregelingen regelmatig te evalueren en te actualiseren om ervoor te zorgen dat deze robuust en geschikt voor hun doel blijven, en indien nodig de passende maatregelen te nemen.
5. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen de beleggingsinstrumenten die zij aanbieden of aanbevelen en de diensten die zij verlenen, regelmatig te evalueren, rekening houdend met elke gebeurtenis die het potentiële risico voor de omschreven doelmarkt materieel kan beïnvloeden. Ondernemingen evalueren ten minste of de producten of diensten blijven overeenstemmen met de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt en of de voorgenomen distributiestrategie geschikt blijft. Ondernemingen onderzoeken de doelmarkt opnieuw en/of actualiseren de productgovernanceregelingen wanneer zij tot de bevinding komen dat zij de doelmarkt voor een specifieke producten of diensten onjuist hebben omschreven of deze niet langer voldoen aan de omstandigheden van de omschreven doelmarkt, bijvoorbeeld wanneer het product ten gevolge van marktomstandigheden niet-liquide of zeer volatiel is geworden.
6. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat hun met naleving belaste dienst toezicht houdt op de ontwikkeling en de periodieke evaluatie van de productgovernanceverplichtingen om risico's op niet-naleving van de in dit artikel bedoelde verplichtingen door de onderneming op te sporen.
7. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat de desbetreffende personeelsleden over de nodige deskundigheid beschikken om de kenmerken en risico's te begrijpen van de producten die zij wensen aan te bieden of aan te bevelen en van de geleverde diensten en de behoeften, kenmerken en doelstellingen van de omschreven doelmarkt.
8. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen ervoor te zorgen dat het leidinggevend orgaan daadwerkelijke controle uitoefent over het productgovernanceproces van de onderneming om te bepalen welk gamma van beleggingsproducten zij aanbieden of aanbevelen en welke diensten zij leveren aan de respectievelijke doelmarkten. Beleggingsondernemingen zorgen ervoor dat de nalevingsverslagen aan het leidinggevend orgaan stelselmatig informatie bevatten over de producten die zij aanbieden of aanbevelen en de geleverde diensten. De nalevingsverslagen worden op verzoek aan de bevoegde autoriteiten verstrekt.
9. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen ontwikkelaars verkoopinformatie, en indien passend, informatie over de bovengenoemde evaluaties verstrekken ter ondersteuning van de productevaluaties die ontwikkelaars verrichten.
10. Wanneer verschillende ondernemingen samenwerken bij de distributie van een product of dienst, zorgen de lidstaten ervoor dat de beleggingsonderneming met directe band met de cliënt uiteindelijke verantwoordelijkheid draagt voor de naleving van de in dit artikel bedoelde productgovernanceverplichtingen. Intermediaire beleggingsondernemingen moeten evenwel:
|
a) |
ervoor zorgen dat relevante productinformatie wordt doorgegeven van de ontwikkelaar aan de einddistributeur in de keten; |
|
b) |
de ontwikkelaar in staat stellen de nodige informatie te verkrijgen wanneer deze informatie over productverkoop nodig heeft om te voldoen aan zijn eigen productgovernanceverplichtingen, en |
|
c) |
indien van toepassing, de productgovernanceverplichtingen voor ontwikkelaars toepassen op de dienst die zij verlenen. |
HOOFDSTUK IV
INDUCEMENTS
Artikel 11
Inducements
1. De lidstaten verplichten beleggingsondernemingen die een provisie of commissie betalen of ontvangen, of een niet-geldelijke tegemoetkoming verstrekken of verkrijgen in verband met het verlenen van een beleggingsdienst of een nevendienst aan de cliënt, ervoor te zorgen dat alle voorwaarden bedoeld in artikel 24, lid 9, van Richtlijn 2014/65/EU en de verplichtingen bedoeld in de leden 2 tot en met 5 te allen tijde worden nagekomen.
2. Een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming wordt geacht bedoeld te zijn om de kwaliteit van de desbetreffende dienst aan de cliënt te verbeteren, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
|
a) |
de rechtvaardiging bestaat erin dat aan de desbetreffende cliënt een bijkomend of hoger niveau van dienstverlening, evenredig met het niveau van de ontvangen inducements, wordt verleend, zoals:
|
|
b) |
de voordelen zijn niet rechtstreeks voor de ontvangende onderneming, haar aandeelhouders of werknemers, zonder dat er tastbare voordelen zijn voor de desbetreffende cliënt; |
|
c) |
de rechtvaardiging bestaat erin dat aan de desbetreffende cliënt een doorlopend voordeel wordt verleend in verband met een doorlopende inducement. |
Een provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming wordt niet aanvaardbaar geacht indien de verstrekking van de desbetreffende diensten aan de cliënt wordt vervalst of verstoord ten gevolge van deze provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming.
3. Beleggingsondernemingen blijven voortdurend aan de in lid 2 bedoelde verplichtingen voldoen zolang zij de provisie, commissie of niet-geldelijke tegemoetkoming blijven betalen of ontvangen.
4. Beleggingsondernemingen bewaren de gegevens tot staving van het feit dat de provisie, de commissie of de niet-geldelijke tegemoetkoming bedoeld is om de kwaliteit van de desbetreffende dienst aan de cliënt te verbeteren:
|
a) |
door een interne lijst bij te houden van alle provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die de beleggingsonderneming van een derde partij heeft ontvangen in verband met het verlenen van beleggings- of nevendiensten, en |
|
b) |
door op te tekenen hoe de provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die de beleggingsonderneming heeft betaald of ontvangen of die zij voornemens is te gebruiken, de kwaliteit van de aan de desbetreffende cliënten verstrekte diensten verbeteren, en welke stappen zijn ondernomen om de verplichting van de onderneming tot eerlijk, billijk en professioneel handelen in overeenstemming met de belangen van de cliënt niet in het gedrang te brengen. |
5. De beleggingsonderneming deelt met betrekking tot betalingen of tegemoetkomingen die zij van derden heeft ontvangen of aan derden heeft betaald, aan de cliënt de volgende informatie mee:
|
a) |
voordat zij de desbetreffende beleggings- of nevendienst verleent, deelt de beleggingsonderneming de cliënt overeenkomstig artikel 24, lid 9, tweede alinea, van Richtlijn 2014/65/EU informatie over de betrokken betalingen of voordelen mee. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen kunnen in algemene bewoordingen worden omschreven. Andere niet-geldelijke tegemoetkomingen die de beleggingsonderneming heeft ontvangen of betaald in verband met de aan een cliënt verstrekte beleggingsdienst, worden van een prijs voorzien en afzonderlijk medegedeeld; |
|
b) |
wanneer een beleggingsonderneming niet in staat is geweest zich voorafgaandelijk te vergewissen van het bedrag van een te verrichten betaling of een te ontvangen tegemoetkoming en de cliënt in plaats daarvan heeft ingelicht over de methode van berekening van dat bedrag, verstrekt zij haar cliënten achteraf eveneens informatie over het juiste bedrag van de verrichte betaling of de ontvangen tegemoetkoming, en |
|
c) |
zolang de beleggingsonderneming (voortdurende) inducements ontvangt in verband met de beleggingsdiensten die aan de desbetreffende cliënten worden verstrekt, informeert zij haar cliënten ten minste één maal per jaar individueel over het reële bedrag van de betalingen of de ontvangen of betaalde tegemoetkomingen. Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen kunnen in algemene bewoordingen worden omschreven. |
Bij de uitvoering van deze voorschriften houden beleggingsondernemingen rekening met de regels inzake kosten en lasten bedoeld in artikel 24, lid 4, onder c), van Richtlijn 2014/65/EU en artikel 50 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie (10).
Wanneer meer ondernemingen bij een distributiekanaal zijn betrokken, voldoet elke beleggingsonderneming die een beleggings- of nevendienst verstrekt, aan haar verplichtingen met betrekking tot de mededeling van informatie aan haar cliënten.
Artikel 12
Inducements met betrekking tot onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten
1. De lidstaten zorgen ervoor dat beleggingsondernemingen die onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten bieden, provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die door een derde of een namens de derde handelende persoon zijn verstrekt in verband met aan deze cliënt verstrekte diensten, zo snel als redelijkerwijze mogelijk is na ontvangst doorgeven aan de cliënt. Alle provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die zij van derden heeft ontvangen in verband met het verstrekken van onafhankelijk beleggingsadvies en vermogensbeheerdiensten, worden volledig aan de cliënt overgedragen.
Beleggingsondernemingen ontwikkelen en voeren een beleid dat erop gericht is provisies, commissies of niet-geldelijke tegemoetkomingen die zijn betaald aan of ontvangen van een derde of een namens de derde handelende persoon in verband met het verstrekken van onafhankelijk beleggingsadvies en vermogensbeheerdiensten aan elke individuele cliënt toe te wijzen en over te dragen.
Beleggingsondernemingen informeren cliënten over de provisies, commissies of geldelijke tegemoetkomingen die aan hen worden doorgegeven, zoals door middel van de periodieke rapportageberichten aan de cliënt.
2. Beleggingsondernemingen die onafhankelijk beleggingsadvies of vermogensbeheerdiensten verstrekken, ontvangen geen niet-geldelijke tegemoetkomingen die niet kunnen worden aangemerkt als aanvaardbare kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen in overeenstemming met lid 3.
3. De volgende voordelen worden alleen als aanvaardbare niet-geldelijke tegemoetkomingen aangemerkt indien het gaat om:
|
a) |
informatie of documentatie met betrekking tot een financieel instrument of een beleggingsdienst die algemeen van aard is of gepersonaliseerd is om de omstandigheden van een individuele cliënt weer te geven; |
|
b) |
geschreven materiaal van een derde dat door een zakelijke emittent is besteld en vergoed om een nieuwe uitgifte van de onderneming te promoten, of wanneer de derde onderneming contractueel verbonden is met en wordt vergoed door de emittent om dit materiaal op doorlopende basis aan te maken, op voorwaarde dat de relatie in het materiaal duidelijk wordt bekendgemaakt en het materiaal gelijktijdig ter beschikking wordt gesteld aan elke beleggingsonderneming die daarom verzoekt, of aan het algemene publiek; |
|
c) |
deelname aan conferenties, seminaries of andere opleidingen over de voordelen en de kenmerken van een specifiek financieel instrument of een specifieke beleggingsdienst; |
|
d) |
ontvangstkosten met een redelijke de minimis-waarde, zoals voeding en drank op een zakelijke ontmoeting of een conferentie, seminarie of andere opleiding zoals bedoeld onder c), en |
|
e) |
andere kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen die een lidstaat geschikt acht om de kwaliteit van de aan de cliënt geboden dienst te verhogen, en die, rekening houdend met de totale hoeveelheid van door een entiteit of een groep van entiteiten verleende voordelen, van die aard en omvang zijn dat het onwaarschijnlijk is dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan de naleving door de beleggingsonderneming van haar verplichting om te handelen in het belang van de cliënt. |
Aanvaardbare kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen zijn redelijk en evenredig en van een zodanige omvang dat het onwaarschijnlijk is dat het gedrag van de beleggingsonderneming hierdoor kan worden beïnvloed op enigerlei wijze die schadelijk is voor de belangen van de betrokken cliënt.
Kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen worden aan de cliënten meegedeeld voordat de desbetreffende beleggings- of nevendiensten worden verstrekt. In overeenstemming met artikel 11, lid 5, onder a), kunnen kleine niet-geldelijke tegemoetkomingen in algemene bewoordingen worden omschreven.
Artikel 13
Inducements met betrekking tot onderzoek
1. De lidstaten zorgen ervoor dat het verstrekken van onderzoeksdiensten door derden aan beleggingsondernemingen die vermogensbeheerdiensten of andere beleggings- of nevendiensten aan cliënten verlenen, niet als inducement wordt beschouwd indien deze wordt ontvangen in ruil voor een van de volgende:
|
a) |
directe betalingen door de beleggingsonderneming uit haar eigen middelen; |
|
b) |
betalingen uit een afzonderlijke betaalrekening voor onderzoek die onder controle van de beleggingsonderneming staat, mits aan de volgende voorwaarden met betrekking tot de werking van de rekening wordt voldaan;
|
Wat punt b) van de eerste alinea betreft, verstrekt een beleggingsonderneming cliënten de volgende informatie wanneer zij van de betaalrekening voor onderzoek gebruik maakt:
|
a) |
vóór het verstrekken van een beleggingsdienst aan cliënten, informatie over het gebudgetteerde bedrag voor onderzoek en het bedrag van de geraamde onderzoeksvergoeding voor elke cliënt; |
|
b) |
jaarlijkse informatie over de totale kosten die voor elk van hen zijn gemaakt voor onderzoek door derden. |
2. Wanneer een beleggingsonderneming een betaalrekening voor onderzoek beheert, zorgen de lidstaten ervoor dat de beleggingsonderneming op verzoek van hun cliënten of van de bevoegde autoriteiten verplicht kan worden een samenvattend overzicht te bieden van de aanbieders die uit deze rekening worden betaald, het totale bedrag van betalingen over een bepaalde periode, de door de beleggingsonderneming ontvangen voordelen en diensten en de verhouding van het totale bestede bedrag ten opzichte van het voor die periode door de onderneming gebudgetteerde bedrag, rekening houdend met terugbetalingen of overdrachten ingeval er op de rekening residuele bedragen staan. Voor de toepassing van lid 1, onder b), i), is de specifieke onderzoeksvergoeding:
|
a) |
uitsluitend gebaseerd op een onderzoeksbudget dat door de beleggingsonderneming is vastgesteld om te voldoen aan de behoefte aan onderzoek door derden met betrekking tot de diensten die zij haar cliënten aanbiedt, en |
|
b) |
niet gebonden aan het volume en/of de waarde van de namens de cliënten verrichte transacties. |
3. Elke operationele regeling voor de inning van de onderzoeksvergoeding bij de cliënt, indien deze niet afzonderlijk wordt geïnd maar als onderdeel van een transactiecommissie, vermeldt een afzonderlijk identificeerbare onderzoeksvergoeding en voldoet aan alle voorwaarden van lid 1, eerste alinea, onder b), en van lid 1, tweede alinea.
4. Het totale bedrag van onderzoeksvergoedingen mag het onderzoeksbudget niet overschrijden.
5. De beleggingsonderneming bedingt met haar cliënten, in de overeenkomst over beleggingsbeheer of in de algemene verkoopvoorwaarden, de onderzoeksvergoeding die door de onderneming in het budget wordt uitgetrokken alsmede de regelmaat waarmee in de loop van het jaar specifieke onderzoeksvergoedingen van de middelen van de cliënt worden afgetrokken. Het onderzoeksbudget wordt alleen verhoogd nadat de cliënten duidelijk zijn geïnformeerd over de voorgenomen verhogingen. Ingeval de betaalrekening voor onderzoek aan het einde van een periode een overschot vertoont, beschikt de onderneming over een procedure voor terugbetaling van middelen aan de cliënt of voor verrekening met het onderzoeksbudget en de berekende vergoeding voor de volgende periode.
6. Voor de toepassing van lid 1, eerste alinea, onder b), ii), wordt het onderzoeksbudget uitsluitend door de beleggingsonderneming beheerd en wordt uitgegaan van een redelijke beoordeling van de behoefte aan onderzoek door derden. De toewijzing van het onderzoeksbudget voor aanschaf van onderzoek door derden wordt onderworpen aan passende controles en toezicht door leidinggevenden om ervoor te zorgen dat het budget wordt beheerd en aangewend in het belang van de cliënten van de onderneming. Deze controles omvatten een duidelijke audittrail van betalingen aan aanbieders van onderzoeksdiensten en beschrijven hoe de betaalde bedragen zijn vastgesteld met betrekking tot de in lid 1, onder b), iv), bedoelde kwaliteitscriteria. Beleggingsondernemingen maken geen gebruik van het onderzoeksbudget en de betaalrekening voor onderzoek om intern onderzoek te financieren.
7. Voor de toepassing van lid 1, onder b), iii), kan de beleggingsonderneming het beheer van de betaalrekening voor onderzoek aan een derde delegeren, mits de regeling bevorderlijk is voor de onverwijlde aankoop van onderzoek door derden en betalingen aan aanbieders van onderzoeksdiensten namens de beleggingsonderneming, in overeenstemming met de instructies van de beleggingsonderneming.
8. Voor de toepassing van lid 1, onder b), iv), vermeldt de beleggingsonderneming alle noodzakelijke gegevens in een beleidsdocument dat aan de cliënten wordt bezorgd. Hierin wordt eveneens omschreven voor welke aankopen van onderzoeksdiensten ten behoeve van cliëntenportefeuilles middelen uit de betaalrekening voor onderzoek kunnen worden aangewend, rekening houdend met de voor verschillende types van portefeuilles geldende beleggingsstrategieën, alsmede welke aanpak de onderneming zal volgen om de kosten eerlijk te verdelen over de verschillende portefeuilles van cliënten.
9. Een beleggingsonderneming die uitvoerende diensten aanbiedt, rekent voor deze diensten afzonderlijke vergoedingen aan die alleen de kosten voor de uitvoering van de transactie vertegenwoordigen. Voor alle andere voordelen of diensten die door dezelfde beleggingsonderneming aan in de EU gevestigde beleggingsondernemingen wordt verstrekt, wordt een afzonderlijk identificeerbare vergoeding aangerekend; de levering van deze voordelen of diensten en de vergoedingen daarvoor worden niet beïnvloed door of afhankelijk gesteld van het niveau van betaling voor uitvoerende diensten.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Inwerkingtreding en toepassing
1. De lidstaten stellen uiterlijk op 3 juli 2017 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om aan deze richtlijn te voldoen, en maken deze bekend. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van 3 januari 2018.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 15
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 16
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 7 april 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349.
(2) Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).
(4) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).
(5) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).
(6) Verordening (EU) 2015/2365 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende de transparantie van effectenfinancieringstransacties en van hergebruik en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 1).
(7) Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
(8) Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).
(9) Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 390 van 31.12.2004, blz. 38).
(10) Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/565 van de Commissie van 25 april 2016 tot aanvulling van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de door beleggingsondernemingen in acht te nemen organisatorische eisen en voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening en wat betreft de definitie van begrippen voor de toepassing van genoemde richtlijn (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).