Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2007:187:FULL

    Publicatieblad van de Europese Unie, L 187, 19 juli 2007


    Display all documents published in this Official Journal
     

    ISSN 1725-2598

    Publicatieblad

    van de Europese Unie

    L 187

    European flag  

    Uitgave in de Nederlandse taal

    Wetgeving

    50e jaargang
    19 juli 2007


    Inhoud

     

    I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

    Bladzijde

     

     

    VERORDENINGEN

     

     

    Verordening (EG) nr. 845/2007 van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    1

     

    *

    Verordening (EG) nr. 846/2007 van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van de wegingscoëfficiënten voor de berekening van de gemeenschappelijke marktprijs voor geslachte varkens voor het verkoopseizoen 2007/2008

    3

     

    *

    Verordening (EG) nr. 847/2007 van de Commissie van 18 juli 2007 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij ( 1 )

    5

     

     

    Verordening (EG) nr. 848/2007 van de Commissie van 18 juli 2007 inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juli 2007 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

    20

     

     

    II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

     

     

    BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

     

     

    Commissie

     

     

    2007/508/EG

     

    *

    Beschikking van de Commissie van 6 december 2006 betreffende de steunmaatregel C 22/06 (ex N 615/05) die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van een belastingverlaging voor water-in-olie-emulsies (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5805)  ( 1 )

    22

     

     

    2007/509/EG

     

    *

    Beschikking van de Commissie van 20 december 2006 betreffende steunmaatregel C 3/2005 (ex N 592/2004 (ex PL 51/2004)) die Polen voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Fabryka Samochodów Osobowych SA (voorheen DAEWOO — FSO Motor SA) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6628)  ( 1 )

    30

     

     

    2007/510/EG

     

    *

    Beschikking van de Commissie van 17 juli 2007 houdende wijziging van Beschikking 2006/784/EG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Frankrijk (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3419)

    47

     


     

    (1)   Voor de EER relevante tekst

    NL

    Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

    Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


    I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

    VERORDENINGEN

    19.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 187/1


    VERORDENING (EG) Nr. 845/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 18 juli 2007

    tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

    (2)

    Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op 19 juli 2007.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 18 juli 2007.

    Voor de Commissie

    Jean-Luc DEMARTY

    Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


    (1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 756/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 41).


    BIJLAGE

    bij de verordening van de Commissie van 18 juli 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    (EUR/100 kg)

    GN-code

    Code derde landen (1)

    Forfaitaire invoerwaarde

    0702 00 00

    MK

    52,4

    TR

    106,7

    ZZ

    79,6

    0707 00 05

    MK

    68,1

    TR

    146,1

    ZZ

    107,1

    0709 90 70

    TR

    86,5

    ZZ

    86,5

    0805 50 10

    AR

    64,5

    UY

    55,7

    ZA

    59,1

    ZZ

    59,8

    0808 10 80

    AR

    89,7

    BR

    96,8

    CL

    85,8

    CN

    86,7

    NZ

    105,7

    US

    89,1

    UY

    60,7

    ZA

    92,4

    ZZ

    88,4

    0808 20 50

    AR

    90,1

    CL

    83,1

    NZ

    144,9

    ZA

    102,6

    ZZ

    105,2

    0809 10 00

    TR

    179,1

    ZZ

    179,1

    0809 20 95

    TR

    286,2

    US

    344,7

    ZZ

    315,5

    0809 30 10, 0809 30 90

    TR

    152,4

    ZZ

    152,4

    0809 40 05

    IL

    141,3

    ZZ

    141,3


    (1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


    19.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 187/3


    VERORDENING (EG) Nr. 846/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 18 juli 2007

    tot vaststelling van de wegingscoëfficiënten voor de berekening van de gemeenschappelijke marktprijs voor geslachte varkens voor het verkoopseizoen 2007/2008

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2759/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees (1), en met name op artikel 4, lid 6,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De gemeenschappelijke marktprijs voor geslachte varkens, als bedoeld in artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2759/75, moet worden berekend door de in elke lidstaat geconstateerde prijzen te wegen met de coefficiënten die het relatieve gewicht van de varkensstapel van elke lidstaat aangeven.

    (2)

    Deze coëfficiënten moeten worden vastgesteld op basis van de tellingen van de varkensstapels die begin december van elk jaar worden uitgevoerd op grond van Richtlijn 93/23/EEG van de Raad van 1 juni 1993 betreffende de statistische enquêtes op het gebied van de varkensproductie (2).

    (3)

    Op basis van de resultaten van de enquête van december 2006 moeten nieuwe wegingscoëfficiënten worden vastgesteld voor het verkoopseizoen 2007/2008 en moet Verordening (EG) nr. 1201/2006 van de Commissie (3) worden ingetrokken.

    (4)

    Aangezien het verkoopseizoen 2007/2008 ingaat op 1 juli 2007, dient de onderhavige verordening vanaf die datum van toepassing te zijn.

    (5)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor varkensvlees,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De in artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2759/75 bedoelde wegingscoëfficiënten worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Verordening (EG) nr. 1201/2006 wordt ingetrokken.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2007.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 18 juli 2007.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1913/2005 (PB L 307 van 25.11.2005, blz. 2).

    (2)  PB L 149 van 21.6.1993, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

    (3)  PB L 218 van 9.8.2006, blz. 10. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1977/2006 (PB L 368 van 23.12.2006, blz. 87).


    BIJLAGE

    Wegingscoëfficiënten voor de berekening van de gemeenschappelijke marktprijs voor geslachte varkens voor het verkoopseizoen 2007/2008

    Artikel 4, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2759/75

    België

    3,9 %

    Bulgarije

    0,6 %

    Tsjechië

    1,7 %

    Denemarken

    8,4 %

    Duitsland

    16,5 %

    Estland

    0,2 %

    Griekenland

    0,6 %

    Spanje

    16,1 %

    Frankrijk

    9,3 %

    Ierland

    1,1 %

    Italië

    5,7 %

    Cyprus

    0,3 %

    Letland

    0,3 %

    Litouwen

    0,7 %

    Luxemburg

    0,1 %

    Hongarije

    2,5 %

    Malta

    0,1 %

    Nederland

    6,9 %

    Oostenrijk

    1,9 %

    Polen

    11,6 %

    Portugal

    1,4 %

    Roemenië

    4,2 %

    Slovenië

    0,4 %

    Slowakije

    0,7 %

    Finland

    0,9 %

    Zweden

    1,0 %

    Verenigd Koninkrijk

    2,9 %


    19.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 187/5


    VERORDENING (EG) Nr. 847/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 18 juli 2007

    ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 808/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over de informatiemaatschappij (1), en met name op artikel 8,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 808/2004 is een gemeenschappelijk kader vastgesteld voor de systematische productie van communautaire statistieken over de informatiemaatschappij.

    (2)

    Krachtens artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn uitvoeringsmaatregelen nodig om te bepalen welke gegevens moeten worden verstrekt voor het opstellen van de in de artikelen 3 en 4 van die verordening genoemde statistieken en om de termijnen voor de indiening ervan vast te stellen.

    (3)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité statistisch programma, dat is opgericht bij Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad (2),

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De gegevens die moeten worden ingediend voor het opstellen van communautaire statistieken over de informatiemaatschappij zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, en artikel 4 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden in de bijlagen I en II bij deze verordening gespecificeerd.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 18 juli 2007.

    Voor de Commissie

    Joaquín ALMUNIA

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 143 van 30.4.2004, blz. 49. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).

    (2)  PB L 181 van 28.6.1989, blz. 47.


    BIJLAGE I

    MODULE 1: HET BEDRIJFSLEVEN EN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ

    1.   ONDERWERPEN EN KENMERKEN DAARVAN

    a)   De voor het referentiejaar 2008 te behandelen onderwerpen uit de lijst in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn:

    ICT-systemen en het gebruik ervan in bedrijven;

    het gebruik van internet en andere elektronische netwerken door bedrijven;

    e-handel en elektronisch zakendoen.

    b)   De volgende bedrijfskenmerken moeten worden verzameld:

    ICT-systemen en het gebruik ervan in bedrijven

     

    Kenmerken die voor alle bedrijven moeten worden verzameld:

    computergebruik.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:

    (facultatief) percentage werknemers die minstens eenmaal per week een computer gebruiken;

    gebruik van een intern computernetwerk (bv. LAN);

    gebruik van een interne homepage (intranet);

    gebruik van een extranet;

    gebruik van specifieke applicaties die de werknemers toegang bieden tot personeelsdiensten (bv. om vacatures te raadplegen, vakantie aan te vragen, salarisstrookjes te raadplegen of te downloaden, e.d.);

    (facultatief) met behulp van ICT-projecten gerealiseerde verbeteringen: reorganisatie en vereenvoudiging van arbeidsprocessen;

    (facultatief) met behulp van ICT-projecten gerealiseerde verbeteringen: vrijmaking van middelen;

    (facultatief) met behulp van ICT-projecten gerealiseerde verbeteringen: hogere bedrijfswinst;

    (facultatief) met behulp van ICT-projecten gerealiseerde verbeteringen: ontwikkeling van nieuwe producten en diensten.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die een intern computernetwerk (bv. LAN) gebruiken:

    gebruik van een draadloze toegang tot het interne computernetwerk (bv. LAN).

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die een intranet gebruiken:

    (facultatief) gebruik van het intranet voor het meedelen van: het algemeen ondernemingsbeleid;

    (facultatief) gebruik van het intranet voor het meedelen van: interne nieuwsbrieven of dagelijks nieuws;

    (facultatief) gebruik van het intranet voor het meedelen van: documenten over de dagelijkse gang van zaken/werkdocumenten (bv. voor vergaderingen);

    (facultatief) gebruik van het intranet voor het meedelen van: handleidingen, gidsen of opleidingsmateriaal;

    (facultatief) gebruik van het intranet voor het meedelen van: producten- of dienstencatalogi.

    Het gebruik van internet en andere elektronische netwerken door bedrijven

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:

    toegang tot internet.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die toegang hebben tot internet:

    percentage werknemers die minstens eenmaal per week een op het World Wide Web aangesloten computer gebruiken;

    internetaansluiting: traditioneel modem of ISDN;

    internetaansluiting: DSL;

    internetaansluiting: andere vaste internetaansluiting;

    internetaansluiting: mobiele aansluiting;

    internetgebruik als consument voor bancaire en financiële diensten;

    internetgebruik als consument voor opleiding en onderwijs;

    internetgebruik voor contacten met overheidsdiensten in het vorige kalenderjaar;

    gebruik van de eigen website.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die in het vorige kalenderjaar via internet contact hadden met overheidsdiensten:

    internetgebruik voor het verkrijgen van informatie van de websites van overheidsdiensten in het vorige kalenderjaar;

    internetgebruik voor het verkrijgen van formulieren van de websites van overheidsdiensten in het vorige kalenderjaar;

    internetgebruik voor het terugsturen van ingevulde formulieren naar overheidsdiensten in het vorige kalenderjaar;

    internetgebruik voor de volledig elektronische afwikkeling van een administratieve procedure zonder extra papierwerk in het vorige kalenderjaar;

    internetgebruik voor het indienen van een voorstel in een systeem voor elektronische aanbestedingen (e-overheidsopdrachten) in het vorige kalenderjaar.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die een website hebben:

    Verlening van de faciliteit: productencatalogi of prijslijsten;

    Verlening van de faciliteit: mogelijkheid voor bezoekers om producten te personaliseren of te ontwerpen;

    Verlening van de faciliteit: onlinebestellingen, -reserveringen of -boekingen;

    Verlening van de faciliteit: onlinebetaling;

    Verlening van de faciliteit: gepersonaliseerde inhoud voor regelmatige/frequente bezoekers;

    Verlening van de faciliteit: bekendmaking van vacatures of onlinesollicitatie.

    E-handel en elektronisch zakendoen

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken:

    gebruik van automatische gegevensuitwisseling (ADE), gedefinieerd als de uitwisseling van berichten (bv. bestellingen, rekeningen, betalingstransacties of productbeschrijvingen) via internet of andere computernetwerken in een overeengekomen formaat dat automatische verwerking mogelijk maakt (bv. XML, Edifact, enz.) zonder dat het afzonderlijke bericht met de hand hoeft te worden ingevoerd;

    elektronische uitwisseling met klanten of leveranciers van informatie over het beheer van de toeleveringsketen;

    automatische elektronische doorgifte van relevante informatie over (al dan niet elektronisch) ontvangen verkooporders aan het voorraadbeheer;

    automatische elektronische doorgifte van relevante informatie over (al dan niet elektronisch) ontvangen verkooporders aan de boekhouding;

    automatische elektronische doorgifte van relevante informatie over (al dan niet elektronisch) ontvangen verkooporders aan het productie- of dienstenbeheer;

    automatische elektronische doorgifte van relevante informatie over (al dan niet elektronisch) ontvangen verkooporders aan het distributiebeheer;

    automatische elektronische doorgifte van relevante informatie over (al dan niet elektronisch) verzonden aankooporders aan het voorraadbeheer;

    automatische elektronische doorgifte van relevante informatie over (al dan niet elektronisch) verzonden aankooporders aan de boekhouding;

    gebruik van een ERP-softwarepakket voor de doorgifte van informatie over verkopen en/of aankopen aan andere interne functionele gebieden (bv. financiering, planning, marketing, enz.);

    gebruik van een softwareapplicatie voor het beheer van klantengegevens (zgn. CRM) om de klantengegevens vast te leggen, op te slaan en ter beschikking te stellen van andere bedrijfsfuncties;

    gebruik van een softwareapplicatie voor het beheer van klantengegevens (zgn. CRM) om de klantengegevens te analyseren voor marketingdoeleinden (prijsstelling, verkoopbevordering, keuze van distributiekanalen, enz.);

    gebruik van vrije of open-sourcebesturingssystemen, zoals Linux (d.w.z. met broncode, zonder kosten voor auteursrechten, en met de mogelijkheid die te wijzigen en/of te (her)distribueren);

    gebruik van een digitale handtekening in verzonden berichten, d.w.z. met gebruikmaking van versleutelingsmethoden die de echtheid en integriteit van het bericht garanderen (doordat zij op unieke wijze aan de ondertekenaar is verbonden en zij het mogelijk maakt de ondertekenaar te identificeren en elke achteraf in het bericht aangebrachte wijziging op te sporen).

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die gebruikmaken van automatische gegevensuitwisseling:

    gebruik van ADE voor: verzending van orders aan leveranciers;

    gebruik van ADE voor: ontvangst van e-facturen;

    gebruik van ADE voor: ontvangst van bestellingen van klanten;

    gebruik van ADE voor: verzending van e-facturen;

    gebruik van ADE voor: verzending of ontvangst van productinformatie;

    gebruik van ADE voor: verzending of ontvangst van vervoersdocumenten;

    gebruik van ADE voor: verzending van betalingsopdrachten aan financiële instellingen;

    gebruik van ADE voor: verzending of ontvangst van gegevens aan, respectievelijk van overheden;

    (facultatief) gebruik van het ADE-formaat voor: Edifact of vergelijkbare standaarden;

    (facultatief) gebruik van het ADE-formaat voor: XML-gebaseerde standaarden;

    (facultatief) gebruik van het ADE-formaat voor: tussen de onderneming en andere organisaties overeengekomen propriëtaire standaarden.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die gebruikmaken van computers maar niet van automatische gegevensuitwisseling:

    (facultatief) belemmeringen voor ADE: geen belangstelling voor het gebruik van automatische gegevensuitwisseling omdat die voor het bedrijf niet relevant is;

    (facultatief) belemmeringen voor ADE: het ontbreekt intern aan de knowhow voor de toepassing ervan;

    (facultatief) belemmeringen voor ADE: rendement van de investering te gering of niet duidelijk;

    (facultatief) belemmeringen voor ADE: gebrek aan voor de branche/bedrijfsgrootte geschikte softwareoplossingen;

    (facultatief) belemmeringen voor ADE: problemen om met zakenpartners overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke standaarden;

    (facultatief) belemmeringen voor ADE: onzekerheid over de rechtsstatus van de uitgewisselde berichten.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die met klanten of leveranciers informatie over het beheer van de toeleveringsketen uitwisselen:

    uitwisseling van informatie met leveranciers over voorraden, productieplannen of vraagprognoses;

    (facultatief) uitwisseling van informatie met leveranciers over vraagprognoses;

    (facultatief) uitwisseling van informatie met leveranciers over voorraden;

    (facultatief) uitwisseling van informatie met leveranciers over productieplannen;

    uitwisseling van informatie met leveranciers over de voortgang van leveringen;

    uitwisseling van informatie met klanten over voorraden, productieplannen of vraagprognoses;

    (facultatief) uitwisseling van informatie met klanten over vraagprognoses;

    (facultatief) uitwisseling van informatie met klanten over voorraden;

    (facultatief) uitwisseling van informatie met klanten over productieplannen;

    uitwisseling van informatie met klanten over de voortgang van leveringen;

    uitwisseling van informatie met leveranciers of klanten via websites;

    uitwisseling van informatie met leveranciers of klanten via automatische gegevensuitwisseling.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die computers gebruiken en niet in sectie J van de NACE Rev. 1.1 zijn ingedeeld:

    hebben in het vorige kalenderjaar via computernetwerken orders voor producten of diensten ontvangen;

    hebben in het vorige kalenderjaar via computernetwerken orders voor producten of diensten verzonden.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via computernetwerken orders ontvangen hebben en niet in sectie J van de NACE Rev. 1.1 zijn ingedeeld:

    percentage van de totale omzet dat resulteerde uit via computernetwerken ontvangen orders in het vorige kalenderjaar;

    (facultatief) percentage van de e-verkoop dat resulteerde uit via websites ontvangen orders in het vorige kalenderjaar;

    (facultatief) percentage van de e-verkoop dat resulteerde uit via automatische gegevensuitwisseling per internet ontvangen orders in het vorige kalenderjaar;

    (facultatief) percentage van de e-verkoop dat resulteerde uit via automatische gegevensuitwisseling over andere computernetwerken ontvangen orders in het vorige kalenderjaar;

    gebruik van veilige protocollen (SSL/TLS) voor de ontvangst van internetorders.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor bedrijven die via computernetwerken orders verzonden hebben en niet in sectie J van de NACE Rev. 1.1 zijn ingedeeld:

    percentage van de totale waarde van de aankopen dat resulteerde uit via computernetwerken geplaatste orders in het vorige kalenderjaar, in percentageklassen ([0;1[ , [1;5[ , [5;10[ , [10;25[ , [25;100]).

    2.   DEKKING

    De in punt 1, onder b), van deze bijlage omschreven kenmerken moeten worden verzameld en verkregen voor de bedrijven die onder de volgende economische activiteiten vallen, aan de hierna genoemde bedrijfsgrootte beantwoorden en binnen het hierna genoemde geografische bereik vallen.

    a)   Economische activiteit: bedrijven ingedeeld in de volgende categorieën van de NACE Rev. 1.1:

    NACE-categorie

    Omschrijving

    Sectie D

    „Industrie”

    Sectie F

    „Bouwnijverheid”

    Sectie G

    „Groothandel en kleinhandel; reparatie van auto's, motorrijwielen en consumentenartikelen”

    Groepen 55.1 en 55.2

    „Hotels” en „Kampeerterreinen en overige accommodaties voor kortstondig verblijf”

    Sectie I

    „Vervoer, opslag en communicatie”

    Klasse 65.12

    „Overige geldscheppende financiële instellingen”

    Klasse 65.22

    „Overige kredietverstrekking”

    Klasse 66.01

    „Levensverzekeringen”

    Klasse 66.03

    „Schade-, ziekte- en ongevallenverzekeringen”

    Sectie K

    „Exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening”

    Groepen 92.1 en 92.2

    „Activiteiten op het gebied van film en video” en „Radio en televisie”

    De bedrijven ingedeeld in de volgende categorieën van de NACE Rev. 1.1 worden facultatief opgenomen:

    NACE-categorie

    Omschrijving

    Sectie E

    „Productie en distributie van elektriciteit, gas en water”

    Groepen 55.3, 55.4 en 55.5

    „Restaurants”, „Drankgelegenheden” en „Kantines en catering”

    Groepen 92.3 tot en met 92.7

    „Cultuur, sport en recreatie”, met uitzondering van „Activiteiten op het gebied van film en video” en „Radio en televisie”

    Afdeling 93

    „Overige diensten”

    Klassen 67.12, 67.13 en 67.2

    „Ondersteunende activiteiten in verband met financiële intermediairs”, met uitzondering van „Beheer van financiële beurzen”

    b)   Bedrijfsgrootte: bedrijven met tien of meer werknemers; bedrijven met minder dan tien werknemers worden facultatief opgenomen.

    c)   Geografisch bereik: bedrijven gevestigd op het grondgebied van de lidstaat.

    3.   REFERENTIEPERIODEN

    De referentieperiode is het jaar 2007 voor de kenmerken die betrekking hebben op het vorige kalenderjaar. De referentieperiode is januari 2008 voor de overige kenmerken.

    4.   ONDERVERDELINGEN

    De in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan worden afzonderlijk verstrekt voor de volgende onderverdelingen:

    a)   Onderverdeling naar economische activiteit: overeenkomstig de volgende aggregaten van de NACE Rev. 1.1 (de kenmerken voor afdeling 22 zijn facultatief):

    NACE-aggregatie

     

    DA + DB + DC + DD + DE

     

    DF + DG + DH

     

    DI + DJ

     

    DK + DL + DM + DN

     

    40 + 41 (facultatief)

     

    45

     

    50

     

    51

     

    52

     

    55.1 + 55.2

     

    55.3 + 55.4 + 55.5 (facultatief)

     

    60 + 61 + 62 + 63

     

    64

     

    65.12 + 65.22

     

    66.01 + 66.03

     

    72

     

    70 + 71 + 73 + 74

     

    92.1 + 92.2

     

    92.3 tot en met 92.7 (facultatief)

     

    93 (facultatief)

     

    22 (facultatief)

     

    67.12 + 67.13 + 67.2 (facultatief)

    b)   Onderverdeling naar grootteklasse: de gegevens worden onderverdeeld naar de volgende grootteklassen van het aantal werknemers:

    Grootteklasse

     

    Minder dan 10 werknemers (facultatief)

     

    Minder dan 5 werknemers (facultatief)

     

    5 tot 9 werknemers (facultatief)

     

    10 of meer werknemers

     

    10 tot 49 werknemers

     

    50 tot 249 werknemers

     

    250 of meer werknemers

    c)   Geografische onderverdeling: de gegevens worden onderverdeeld naar de volgende regionale groepen:

    Regionale groep

     

    Convergentieregio’s (met inbegrip van afbouwregio’s)

     

    Regio’s die onder de doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid vallen (met inbegrip van opbouwregio’s)

    5.   FREQUENTIE

    De gegevens worden eenmaal verstrekt voor het jaar 2008.

    6.   TERMIJNEN

    a)   De geaggregeerde gegevens, waar nodig gemarkeerd als vertrouwelijk of onbetrouwbaar, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 5 oktober 2008 aan Eurostat toegezonden. Tegen die datum moet de dataset voltooid, gevalideerd en goedgekeurd zijn. Voor het tabellarische, machinaal leesbare transmissieformaat moeten de instructies van Eurostat worden gevolgd.

    b)   De metagegevens, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 31 mei 2008 aan Eurostat toegezonden. Voor de metagegevens wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel.

    c)   Het verslag over de kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 808/2004, wordt uiterlijk op 5 november 2008 aan Eurostat toegezonden. Voor het verslag over de kwaliteit wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel.


    BIJLAGE II

    MODULE 2: PARTICULIEREN, HUISHOUDENS EN DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ

    1.   ONDERWERPEN EN KENMERKEN DAARVAN

    a)   De voor het referentiejaar 2008 te behandelen onderwerpen uit de lijst in bijlage II bij Verordening (EG) nr. 808/2004 zijn:

    toegang tot en gebruik van ICT-systemen door particulieren en/of in huishoudens;

    gebruik van internet voor verschillende doeleinden door particulieren en/of in huishoudens;

    (facultatief) ICT-vaardigheid;

    belemmeringen voor het gebruik van ICT’s en internet.

    b)   De volgende kenmerken moeten worden verzameld:

    Toegang tot en gebruik van ICT-systemen door particulieren en/of in huishoudens

     

    Kenmerken die voor alle huishoudens moeten worden verzameld:

    toegang thuis tot een computer;

    toegang thuis tot internet, ongeacht of die al dan niet wordt gebruikt.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor huishoudens die thuis toegang tot internet hebben:

    apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: desktopcomputer;

    apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: draagbare computer (laptop);

    apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: andere mobiele apparatuur;

    (facultatief) apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: mobiele telefoon met internettoegang;

    (facultatief) apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: handcomputer;

    apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: tv-toestel met specifiek internetapparaat;

    apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: spelconsole;

    apparatuur gebruikt voor toegang tot internet thuis: onbekend;

    type aansluiting gebruikt voor toegang tot internet thuis: modem of ISDN;

    type aansluiting gebruikt voor toegang tot internet thuis: DSL (bv. ADSL, SHDSL, enz.);

    type aansluiting gebruikt voor toegang tot internet thuis: andere breedbandverbinding (bv. kabel, UMTS, enz.);

    type aansluiting gebruikt voor toegang tot internet thuis: mobiele telefoon via smalband (GPRS, enz.).

     

    Kenmerken die voor alle particulieren moeten worden verzameld:

    recentste computergebruik (de laatste drie maanden; drie maanden tot een jaar geleden; meer dan een jaar geleden; nooit een computer gebruikt);

    gebruik van een mobiele telefoon.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden een computer hebben gebruikt:

    gemiddelde frequentie van het computergebruik (elke dag of bijna elke dag; ten minste eenmaal per week (maar niet elke dag); ten minste eenmaal per maand (maar niet elke week); minder dan eenmaal per maand);

    plaats van het computergebruik in de laatste drie maanden: thuis;

    plaats van het computergebruik in de laatste drie maanden: op de werkplek (andere plaats dan thuis);

    plaats van het computergebruik in de laatste drie maanden: op de onderwijsplek;

    plaats van het computergebruik in de laatste drie maanden: bij iemand anders thuis;

    plaats van het computergebruik in de laatste drie maanden: op andere plaatsen (bv. openbare bibliotheek, hotel, luchthaven, internetcafé, enz.).

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die een mobiele telefoon hebben gebruikt:

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om foto’s of videoclips te verzenden;

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om foto’s of videoclips van de telefoon naar een website te uploaden;

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om abonnee-informatiediensten te ontvangen (bv. nieuws, weerbericht, sportuitslagen, enz.);

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om op internet te surfen;

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om e-mails te lezen;

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om tv-programma’s of video’s te downloaden en/of te bekijken;

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om goederen of diensten te betalen (in plaats van contant of met een creditcard);

    gebruik van een mobiele telefoon in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor persoonlijke navigatie (voor het vinden van een plaats of adres), voor het gebruik van locatiediensten (bv. om informatie te ontvangen over reizen, winkelen en evenementen in de buurt);

    gebruik van een prepaidabonnement;

    gebruik van een postpaidabonnement.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die een mobiele telefoon met postpaidabonnement hebben gebruikt:

    (facultatief) betaling van een vast tarief voor internettoegang via de mobiele telefoon.

    Gebruik van internet voor verschillende doeleinden door particulieren en/of in huishoudens

     

    Kenmerken die voor alle particulieren moeten worden verzameld:

    recentste internetgebruik (de laatste drie maanden; drie maanden tot een jaar geleden; meer dan een jaar geleden; nooit internet gebruikt).

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die internet reeds hebben gebruikt:

    recentste commerciële activiteit via internet voor privégebruik (de laatste drie maanden; drie maanden tot een jaar geleden; meer dan een jaar geleden; nooit gekocht of besteld).

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die in de laatste drie maanden internet hebben gebruikt:

    gemiddelde frequentie van het internetgebruik in de laatste drie maanden (elke dag of bijna elke dag; ten minste eenmaal per week (maar niet elke dag); ten minste eenmaal per maand (maar niet elke week); minder dan eenmaal per maand);

    plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: thuis;

    plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: op de werkplek (andere plaats dan thuis);

    plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: op de onderwijsplek;

    plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: bij iemand anders thuis;

    plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: elders;

    (facultatief) plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: openbare bibliotheek;

    (facultatief) plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: postkantoor;

    (facultatief) plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: overheidsdienst, gemeentehuis of bestuursorgaan;

    (facultatief) plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: opbouwwerk- of vrijwilligersorganisatie;

    (facultatief) plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: internetcafé;

    (facultatief) plaats van het internetgebruik in de laatste drie maanden: hotspot (in hotels, op luchthavens, op openbare plaatsen, enz.);

    gebruik van mobiele apparatuur voor toegang tot internet: mobiele telefoon via GPRS;

    gebruik van mobiele apparatuur voor toegang tot internet: mobiele telefoon via UMTS (3G);

    gebruik van mobiele apparatuur voor toegang tot internet: handcomputer (palmtop, PDA);

    gebruik van mobiele apparatuur voor toegang tot internet: draagbare computer (laptop) via draadloze verbinding, niet thuis of op het werk;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om e-mail te verzenden en/of te ontvangen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om informatie over goederen en diensten te zoeken;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om gebruik te maken van diensten met betrekking tot reizen en logies;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om software (geen spelletjes) te downloaden;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om onlinenieuws, -kranten en -tijdschriften te lezen of te downloaden;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om werk te zoeken of een sollicitatie in te dienen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om gezondheidsinformatie te zoeken;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor internetbankieren;

    (facultatief) internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om goederen of diensten te verkopen, bv. via veilingen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om informatie over het aanbod van onderwijs, opleiding of cursussen te zoeken;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om een onlinecursus (op eender welk gebied) te volgen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden, waarbij internet wordt geraadpleegd om te leren;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om informatie van websites van overheidsinstanties te verkrijgen;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor privédoeleinden om informatie van websites van overheidsinstanties te verkrijgen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om officiële formulieren van websites van overheidsinstanties te downloaden;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor privédoeleinden om officiële formulieren van websites van overheidsinstanties te downloaden;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om ingevulde formulieren naar overheidsinstanties te zenden;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor privédoeleinden om ingevulde formulieren naar overheidsinstanties te zenden;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om te telefoneren via internet;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om videogesprekken (met een webcam) te houden via internet;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om berichten in chatrooms, nieuwsgroepen of een onlinediscussieforum te plaatsen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor instant messaging (realtime communicatie met anderen door middel van getypte tekst);

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor het lezen van weblogs of blogs;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor het aanmaken of bijhouden van een eigen weblog of blog;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om webradio te luisteren en/of webtelevisie te kijken;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om muziek te downloaden en/of te beluisteren (anders dan via webradio);

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om speelfilms, korte films of videobestanden te downloaden en/of te bekijken (anders dan via webtelevisie);

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor het gebruik van „peer-to-peer file sharing” om films, muziek en videobestanden uit te wisselen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor het gebruik van podcastdiensten om automatisch audio- of videobestanden op bepaalde interessegebieden te ontvangen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om computer- of videospelletjes of updates daarvan te downloaden;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om met anderen netwerkspelletjes te spelen;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om zelfgemaakte inhoud (tekst, beelden, foto’s, video’s, muziek, enz.) naar een voor anderen toegankelijke website te uploaden;

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden om met behulp van browsergebaseerde newsfeeds (bv. RSS) nieuwe inhoud op websites te lezen;

    betaling voor audiovisuele online-inhoud in de laatste drie maanden;

    internetgebruik voor het lezen van onlinenieuws in plaats van gedrukt nieuws, kranten, tijdschriften te lezen (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet);

    internetgebruik voor het downloaden van muziekbestanden in plaats van een cd te kopen (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet);

    internetgebruik voor het downloaden van films en video’s in plaats van een dvd te kopen of te huren (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet);

    internetgebruik voor het luisteren naar de webradio in plaats van naar de normale radio (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet);

    internetgebruik voor onlinecontacten in plaats van persoonlijke contacten met overheidsdiensten (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet).

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet voor privédoeleinden hebben gebruikt om onlinenieuws, -kranten en -tijdschriften te lezen of te downloaden:

    internetgebruik in de laatste drie maanden voor privédoeleinden voor het lezen of downloaden van onlinenieuws, -kranten en -tijdschriften waarop de betrokkene zich heeft geabonneerd om ze regelmatig te ontvangen.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet voor privédoeleinden hebben gebruikt om te telefoneren en/of (met een webcam) videogesprekken te voeren:

    vervanging van mobieletelefoongesprekken door internetgesprekken (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet);

    vervanging van het gebruik van de vaste telefoonlijn (niet op internet aangesloten) door internetgesprekken (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet);

    vervanging van het gebruik van e-mails door internetgesprekken (zeer veel; tot op zekere hoogte; helemaal niet);

    internetgesprekken hebben geen uitwerking op andere communicatiemiddelen.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden internet voor privédoeleinden hebben gebruikt om muziek te downloaden en/of te beluisteren, en/of om speelfilms, korte films of videobestanden te downloaden en/of te bekijken, en/of om „peer-to-peer file sharing” te gebruiken om films, muziek en videobestanden uit te wisselen, en/of om podcastdiensten te gebruiken om automatisch audio- of videobestanden op bepaalde interessegebieden te ontvangen:

    gemiddelde frequentie waarmee in de laatste drie maanden muziek en/of films werden gedownload (elke dag of bijna elke dag; ten minste eenmaal per week (maar niet elke dag); ten minste eenmaal per maand (maar niet elke week); minder dan eenmaal per maand); niet van toepassing (alleen muziek beluisterd en/of films bekeken).

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste drie maanden niet hebben betaald voor audiovisuele online-inhoud:

    zou betalen als er een tekort aan gratis beschikbare inhoud was;

    zou betalen als het toegestaan was wettelijk beschermde inhoud uit te wisselen;

    zou betalen als er gemakkelijkere betalingsmethoden beschikbaar waren;

    zou betalen als de prijzen voordeliger waren;

    zou betalen als betaalde inhoud van betere kwaliteit was dan gratis diensten;

    zou betalen als er een ruimere keuze was en/of de inhoud gemakkelijker toegankelijk;

    zou in geen van bovengenoemde gevallen betalen, maar wel voor andere doeleinden (bv. om het werk van artiesten te steunen, enz.);

    onder geen enkele voorwaarde bereid om te betalen.

     

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die de laatste twaalf maanden internet hebben gebruikt voor internethandel voor privégebruik:

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van levensmiddelen;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van huishoudelijke artikelen;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van films of muziek (afzonderlijk te vermelden: of de levering online heeft plaatsgevonden);

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van boeken, tijdschriften, kranten of materiaal voor e-leren (afzonderlijk te vermelden: of de levering online heeft plaatsgevonden);

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van kleding of sportartikelen;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van software en upgrades (afzonderlijk te vermelden: of de levering online heeft plaatsgevonden);

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van hardware;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van elektronische apparatuur (inclusief fototoestellen);

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor de aankoop van aandelen, financiële diensten of verzekeringen;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het boeken van reizen of vakantieverblijven;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het aanvragen van toegangskaarten voor evenementen;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor deelneming aan loterijen of weddenschappen;

    internetgebruik in de laatste twaalf maanden voor het bestellen van andere goederen of diensten;

    in de laatste twaalf maanden bij verkopers in eigen land gekochte of bestelde goederen of diensten;

    in de laatste twaalf maanden bij verkopers in andere EU-landen gekochte of bestelde goederen of diensten;

    in de laatste twaalf maanden bij verkopers uit de rest van de wereld gekochte of bestelde goederen of diensten;

    in de laatste twaalf maanden gekochte of bestelde goederen of diensten: land van herkomst van de verkoper onbekend.

    ICT-vaardigheid

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor particulieren die ooit een computer hebben gebruikt:

    (facultatief) recentste cursus van ten minste drie uur over enig aspect van computergebruik (in de laatste drie maanden; drie maanden tot een jaar geleden; één tot drie jaar geleden; meer dan drie jaar geleden; nooit een cursus gevolgd).

    Belemmeringen voor het gebruik van ICT's en internet

    Kenmerken die moeten worden verzameld voor huishoudens die thuis geen toegang tot internet hebben:

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: heb elders toegang tot internet;

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: wil internet niet (vanwege schadelijke inhoud, enz.);

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: heb internet niet nodig (omdat het niet nuttig is, niet interessant, enz.);

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: apparatuurkosten te hoog;

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: toegangskosten te hoog (telefoon, enz.);

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: ontoereikende vaardigheden;

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: bezorgdheid over privacy of veiligheid;

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: lichamelijke invaliditeit;

    reden waarom thuis geen toegang tot internet voorhanden is: geen van de bovenstaande, maar nog andere.

    2.   DEKKING

    a)   De te vertegenwoordigen statistische eenheden voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde kenmerken die betrekking hebben op huishoudens, zijn huishoudens waarvan ten minste één lid tot de leeftijdsgroep 16-74 behoort.

    b)   De te vertegenwoordigen statistische eenheden voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde kenmerken die betrekking hebben op particulieren, zijn particulieren in de leeftijdsgroep 16-74.

    c)   Het geografische bereik omvat de huishoudens en/of particulieren die op het grondgebied van de lidstaat wonen.

    3.   REFERENTIEPERIODE

    De belangrijkste referentieperiode voor de te verzamelen statistieken is het eerste kwartaal van 2008.

    4.   ONDERVERDELINGEN

    a)   Voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan die betrekking hebben op huishoudens, worden de volgende achtergrondkenmerken verzameld:

    regio van verblijf (volgens NUTS1);

    (facultatief) regio van verblijf volgens NUTS2;

    geografische locatie: wonend in convergentieregio’s (met inbegrip van afbouwregio’s); wonend in regio’s die onder de doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid vallen (met inbegrip van opbouwregio’s);

    urbanisatiegraad: wonend in dichtbevolkte gebieden; wonend in gebieden met middelhoge bevolkingsdichtheid; wonend in dunbevolkte gebieden;

    type huishouden: aantal personen in het huishouden (afzonderlijk te verzamelen: aantal kinderen onder 16);

    nettomaandinkomen van het huishouden (te verzamelen als waarde of door middel van kwartielen).

    b)   Voor de in punt 1, onder b), van deze bijlage vermelde onderwerpen en kenmerken daarvan die betrekking hebben op particulieren, worden de volgende achtergrondkenmerken verzameld:

    regio van verblijf (volgens NUTS1);

    (facultatief) regio van verblijf volgens NUTS2;

    geografische locatie: wonend in convergentieregio’s (met inbegrip van afbouwregio’s); wonend in regio’s die onder de doelstelling regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid vallen (met inbegrip van opbouwregio’s);

    urbanisatiegraad: wonend in dichtbevolkte gebieden; wonend in gebieden met middelhoge bevolkingsdichtheid; wonend in dunbevolkte gebieden;

    geslacht: mannelijk; vrouwelijk;

    leeftijd (te verzamelen als waarde of door middel van leeftijdsgroepen): onder 16 (facultatief); 16 tot 24; 25 tot 34; 35 tot 44; 45 tot 54; 55 tot 64; 65 tot 74; boven 74 (facultatief);

    hoogste voltooide onderwijsniveau overeenkomstig de International Standard Classification of Educational Levels (ISCED 97): laag (ISCED 0, 1 of 2); middelhoog (ISCED 3 of 4); hoog (ISCED 5 of 6);

    werkstatus: werknemer of zelfstandige, inclusief meewerkende gezinsleden; werkloos; student die geen deel uitmaakt van de arbeidskrachten; andere, geen deel uitmakend van de arbeidskrachten;

    beroep overeenkomstig de International Standard Classification of Occupations (ISCO-88/ISCO-08): handarbeider, hoofdarbeider; ICT-werker, niet-ICT-werker.

    5.   FREQUENTIE

    De gegevens worden eenmaal verstrekt voor het jaar 2008.

    6.   TERMIJNEN VOOR DE INDIENING VAN DE RESULTATEN

    a)   De geaggregeerde gegevens, waar nodig gemarkeerd als vertrouwelijk of onbetrouwbaar, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 5 oktober 2008 aan Eurostat toegezonden. Tegen die datum moet de dataset voltooid, gevalideerd en goedgekeurd zijn. Voor het tabellarische, machinaal leesbare transmissieformaat moeten de instructies van Eurostat worden gevolgd.

    b)   De metagegevens, zoals bedoeld in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 808/2004, worden vóór 31 mei 2008 aan Eurostat toegezonden. Voor de metagegevens wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel.

    c)   Het verslag over de kwaliteit, zoals bedoeld in artikel 7, lid 4, van Verordening (EG) nr. 808/2004, wordt uiterlijk op 5 november 2008 aan Eurostat toegezonden. Voor het verslag over de kwaliteit wordt gebruikgemaakt van het door Eurostat verstrekte verslagmodel.


    19.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 187/20


    VERORDENING (EG) Nr. 848/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 18 juli 2007

    inzake de afgifte van invoercertificaten voor de aanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juli 2007 in het kader van de bij Verordening (EG) nr. 616/2007 geopende tariefcontingenten zijn ingediend voor vlees van pluimvee

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 2777/75 van de Raad van 29 oktober 1975 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee (1),

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1301/2006 van de Commissie van 31 augustus 2006 houdende gemeenschappelijke voorschriften voor het beheer van door middel van een stelsel van invoercertificaten beheerde invoertariefcontingenten voor landbouwproducten (2), en met name op artikel 7, lid 2,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 616/2007 van de Commissie van 4 juni 2007 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor vlees van pluimvee van oorsprong uit Brazilië, Thailand en andere derde landen (3), en met name op artikel 5, lid 5,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 616/2007 zijn tariefcontingenten geopend voor de invoer van producten van de sector vlees van pluimvee.

    (2)

    De invoercertificaataanvragen die tijdens de eerste zeven dagen van juli 2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2007 hebben voor bepaalde contingenten betrekking op een hoeveelheid die de beschikbare hoeveelheid overschrijdt. Bijgevolg dient door vaststelling van de op de aangevraagde hoeveelheden toe te passen toewijzingscoëfficiënt te worden bepaald in hoeverre de invoercertificaten kunnen worden afgegeven.

    (3)

    De tijdens de eerste zeven dagen van juli 2007 voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2007 ingediende invoercertificaataanvragen hebben voor bepaalde contingenten betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid. Bijgevolg dienen de hoeveelheden waarvoor geen aanvragen zijn ingediend, te worden vastgesteld en te worden toegevoegd aan de voor de volgende deelperiode vastgestelde hoeveelheid,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    1.   Op de invoercertificaataanvragen die op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 zijn ingediend voor de deelperiode van 1 oktober tot en met 31 december 2007 worden de in de bijlage bij de onderhavige verordening vastgestelde toewijzingscoëfficiënten toegepast.

    2.   De hoeveelheden waarvoor geen invoercertificaataanvragen zijn ingediend op grond van Verordening (EG) nr. 616/2007 en die aan de deelperiode van 1 januari tot en met 31 maart 2008 moeten worden toegevoegd, zijn vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op 19 juli 2007.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 18 juli 2007.

    Voor de Commissie

    Jean-Luc DEMARTY

    Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


    (1)  PB L 282 van 1.11.1975, blz. 77. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 679/2006 (PB L 119 van 4.5.2006, blz. 1).

    (2)  PB L 238 van 1.9.2006, blz. 13. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 289/2007 (PB L 78 van 17.3.2007, blz. 17).

    (3)  PB L 142 van 5.6.2007, blz. 3.


    BIJLAGE

    Nummer van de groep

    Volgnr.

    Toewijzingscoëfficiënt voor de invoercertificaataanvragen die zijn ingediend voor de deelperiode van 1.10.2007-31.12.2007

    (in %)

    Niet aangevraagde hoeveelheden die moeten worden toegevoegd aan de deelperiode van 1.1.2008-31.3.2008

    (in kg)

    1

    09.4211

    2,800279

    2

    09.4212

     (1)

    55 566 000

    4

    09.4214

    31,987978

    5

    09.4215

    58,665286

    6

    09.4216

     (2)

    3 179 763

    7

    09.4217

    17,474248

    8

    09.4218

     (2)

    5 323 600


    (1)  Niet van toepassing: de Commissie heeft geen enkele certificaataanvraag ontvangen.

    (2)  Niet van toepassing: de aanvragen hebben betrekking op een hoeveelheid die kleiner is dan de beschikbare hoeveelheid.


    II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

    BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

    Commissie

    19.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 187/22


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 6 december 2006

    betreffende de steunmaatregel C 22/06 (ex N 615/05) die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van een belastingverlaging voor water-in-olie-emulsies

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 5805)

    (Slechts de tekst in de Italiaanse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2007/508/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden (1) overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en rekening houdende met deze opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    I.   PROCEDURE

    (1)

    Bij schrijven van 5 maart 2005, geregistreerd op 13 december 2005, en bij aanvullende brief van 9 januari 2006, geregistreerd op 12 januari 2006, hebben de Italiaanse autoriteiten de Commissie overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag in kennis gesteld van de bovenvermelde steunmaatregel. Bij schrijven van 6 maart 2006 verzocht de Commissie om aanvullende informatie, die de Italiaanse autoriteiten hebben verstrekt bij brief van 6 april 2006.

    (2)

    Bij schrijven van 7 juni 2006 heeft de Commissie Italië in kennis gesteld van haar besluit de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van deze steunmaatregel.

    (3)

    Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen  (2) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steunmaatregel te maken.

    (4)

    De Commissie heeft van de belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. Zij heeft deze voor een reactie aan Italië doorgezonden en heeft bij brieven van 13 september 2006 en 29 september 2006 diens opmerkingen ontvangen.

    II.   BESCHRIJVING VAN DE MAATREGEL

    (5)

    Geëmulgeerde brandstoffen zijn mengsels van ongeveer 15 % water en 85 % stookolie of gasolie. Zij zijn minder schadelijk voor het milieu dan conventionele brandstoffen. Uit recente studies (3) blijkt dat de toevoeging van water aan brandstoffen leidt tot een betere verbranding in termen van emissies. De verdamping van water tijdens het verbrandingsproces verhoogt de dispersie van de brandstof, hetgeen resulteert in een groter contactoppervlak tussen de brandstof en de lucht. Daardoor wordt de emissie van deeltjes (PM) met 59 % gereduceerd. De verdamping van het water vermindert tevens de verbrandingstemperatuur, waardoor ook de vorming van stikstofoxiden (NOx) met 6 % vermindert. Door het efficiënte verbrandingsproces daalt koolstofmonoxide (CO) met 32 % (4).

    (6)

    De productie en opslag van emulsies is evenwel kostbaar en daarom is de prijs van het uiteindelijke mengsel hoger dan de marktprijs van fossiele brandstoffen. De energie-efficiëntie van emulsies is 10 % lager dan die van conventionele brandstoffen. Het gebruik van emulsies houdt extra exploitatiekosten in, bijvoorbeeld voor de periodieke herhaling van het proces om te vermijden dat de twee componenten splitsen, de schoonmaak van tanks en de noodzaak van systemen voor de recirculatie van het product.

    (7)

    In Italië maken meer dan 80 gemeenten (5) thans gebruik van emulsies voor het openbaar vervoer, huisvuilophaling en het goederenvervoer (ongeveer 9 000 voertuigen). Emulsies worden ook gebruikt voor de verwarming van particuliere huizen (ongeveer 100 woningen) en openbare gebouwen als musea, scholen en universiteiten (ongeveer 300 gebouwen).

    (8)

    De emulsies op de Italiaanse markt zijn meestal gebaseerd op een mengsel van laagzwavelige gasolie en water, en worden gebruikt voor het vervoer en de verwarming. In 2005 hadden de voor het vervoer gebruikte emulsies alle gasolie als basis, terwijl de voor verwarming gebruikte emulsies hetzij gasolie, hetzij laagzwavelige zware stookolie als basis hadden. Andere emulsies van zware stookolie die in de aanmelding waren genoemd — met hoog en laag zwavelgehalte voor industrieel gebruik, en met hoog zwavelgehalte voor verwarmingsdoeleinden — waren in 2005 niet op de markt aanwezig. In vergelijking met conventionele brandstoffen, is de consumptie van emulsies in Italië nog steeds veeleer marginaal. De in 2005 verbruikte volumes emulsies en conventionele brandstoffen (in ton) waren als volgt:

     

    Emulsies

    Conventionele brandstoffen

    Water-gasolie voor transport

    79 359

    24,5 miljoen

    Water-gasolie voor verwarming

    12 574

    2,9 miljoen

    Water-stookolie voor verwarming

    12 498

    151 000

    (9)

    Binnen de Gemeenschap vinden emulsies voornamelijk in Italië toepassing. Het gebruik van deze technologie voor het openbaar vervoer bevindt zich evenwel in een experimenteel stadium in een aantal lidstaten, zoals Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Tsjechische Republiek.

    (10)

    De maatregel is bedoeld om het gebruik van geëmulgeerde brandstoffen te bevorderen door ervoor te zorgen dat zij voor een redelijke prijs beschikbaar zijn. De steun compenseert het prijsverschil tussen conventionele brandstoffen en emulsies. Op die manier wordt het falen van de markt aangepakt, d.w.z. dat de milieuvoordelen van emulsies niet worden weerspiegeld in de marktprijs van conventionele brandstoffen.

    (11)

    De maatregel heeft een duur van één jaar, van 1 januari 2006 tot 31 december 2006, en de voorziene middelen bedragen 8,9 miljoen euro. Het aantal begunstigden van de regeling zal schommelen tussen 11 en 50 emulsieproducenten.

    (12)

    Overeenkomstig artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit („richtlijn energiebelasting”) (6), en in het bijzonder bijlage II, punt 8, vierde streepje, kon Italië tot eind 2005 een verlaagd accijnstarief toepassen op water/gasolie-emulsies en water/stookolie-emulsies. Italië meldde de maatregel voor de periode van 1 januari 2006 tot 31 december 2006 aan, en gedurende dat jaar is Italië voornemens de regeling toe te passen overeenkomstig de algemene bepalingen van de richtlijn energiebelasting.

    (13)

    Ten opzichte van het normale, in Italië toepasselijke tarief voor fossiele brandstoffen, houdt de maatregel als gevolg van de verminderde tarieven de volgende voordelen in (alle kortingen worden verleend per liter van de betrokken gasolie-emulsie, en per kilogram van de betrokken zware stookolie):

    Emulsies:

    Normaal tarief

    Korting

    Verminderd tarief

    Minimaal belastingniveau krachtens REB (7)

    Water-gasolie, gebruikt als motorbrandstof

    403 EUR

    146,3 EUR

    256,7 EUR

    302 EUR

    Water-gasolie, gebruikt voor verwarming

    403,2 EUR

    158 EUR

    245,2 EUR

    21 EUR

    Water-laagzwavelige zware stookolie, gebruikt voor verwarming

    64,2 EUR

    34,7 EUR

    29,5 EUR

    15 EUR

    In de aanmelding zijn ook verminderde tarieven vermeld voor emulsies die niet op de markt aanwezig zijn, zoals water-zware stookolie-emulsies voor industrieel gebruik met een hoog en laag zwavelgehalte (respectievelijk 41,6 euro en 20,8 euro) en de water-zware stookolie-emulsies met hoog zwavelgehalte voor verwarmingsdoeleinden (99,3 euro).

    (14)

    In haar brief van 6 maart 2006 verzocht de Commissie de Italiaanse autoriteiten de steunverlening krachtens de huidige regeling op te schorten tot de eventuele onverenigbare steun werd teruggevorderd van de ondernemingen die het voorwerp uitmaken van een negatieve staatssteunbeschikking, in het bijzonder Beschikking 2000/128/EG van de Commissie van 11 mei 1999 betreffende de steun verleend door Italië voor maatregelen ten behoeve van de werkgelegenheid (PB L 42 van 2000, blz. 1), Beschikking 2003/193/EG van de Commissie betreffende belastingvrijstellingen en leningen tegen gunstige voorwaarden die Italië heeft verstrekt ten gunste van nutsbedrijven waarin de overheid een meerderheidsdeelneming heeft (8), Beschikking 2004/800/EG van de Commissie van 30 maart 2004 betreffende de staatssteunregeling die Italië ten uitvoer heeft gelegd betreffende spoedmaatregelen inzake werkgelegenheid (9) en Beschikking 2005/315/EG van de Commissie van 20 oktober 2004 betreffende de steunregeling die Italië heeft toegepast ten gunste van ondernemingen die in de door natuurrampen in 2002 getroffen gemeenten investeringen hebben gedaan (10).

    III.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE VAN ARTIKEL 88, LID 2

    (15)

    Met betrekking tot als motorbrandstof gebruikte water-gasolie-emulsies past Italië, uitsluitend op het fossiele-brandstofgedeelte van het mengsel, het minimale belastingtarief toe (302 euro). Derhalve bedraagt de uiteindelijke belasting op deze emulsie 256,7 euro. De Commissie betwijfelde of de belastingverlaging voor als motorbrandstof gebruikte emulsies in overeenstemming is met de belastingniveaus die conform de richtlijn energiebelasting van toepassing zijn, en of zij geen dermate ongunstige invloed op de handelsvoorwaarden en de mededinging hebben gehad dat het gemeenschappelijk belang werd geschaad.

    (16)

    Bovendien hebben de Italiaanse autoriteiten geweigerd te beloven dat zij geen nieuwe steun krachtens de huidige regeling zullen verlenen aan ondernemingen die de onverenigbare steun nog niet hebben terugbetaald overeenkomstig de vroegere terugvorderingsbeschikking. Derhalve was het voor de Commissie onmogelijk om het gecumuleerde effect van de concurrentieverstoring die door de oude en de nieuwe steun wordt veroorzaakt, in aanmerking te nemen.

    IV.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN

    (17)

    De volgende belanghebbenden hebben opmerkingen gemaakt: de Unione Petrolifera, op 3 augustus 2006 en de European Emulsified Fuel Manufacturers Association (EEFMA), op 7 augustus 2006.

    (18)

    De EEFMA benadrukte dat emulsies de enige brandstoffen zijn die tegelijk de uitstoot van stikstofoxide, deeltjes en koolstofdioxide van dieselmotoren verminderen zonder dat er mechanische aanpassingen noodzakelijk zijn.

    (19)

    De EEFMA heeft in detail uitgelegd dat de toevoeging van water aan de gasolie de kenmerken van de brandstof wijzigt. De aanwezigheid van water geeft de emulsie een melkachtig aspect bij kamertemperatuur, terwijl gasolie helder en transparant is. De kenmerkende eigenschap van de emulsie is haar stabiliteit bij centrifugeren. Het dichtheidsinterval van de emulsie (842-870 kg/m3) is aanzienlijk hoger dan dat van gasolie (820-845 kg/m3). Hetzelfde geldt voor de viscositeitsgrenzen bij 40 °C. Het gemiddelde kalorische vermogen van gasolie bedraagt 10 500 kcal/kg, terwijl dat van emulsies 9 300 kcal/kg bedraagt. Dit verschil verklaart waarom het gemiddelde verbruik van emulsies per afgelegde kilometer hoger is dan dat van gasolie.

    (20)

    De Unione Petrolifera merkte op dat de begunstigden van de betrokken staatssteun niet dezelfde zijn als de begunstigden van de onrechtmatig geachte steun die overeenkomstig de in overweging 14 vermelde beschikkingen werd ontvangen.

    V.   OPMERKINGEN VAN ITALIË

    (21)

    Italië heeft haar opmerkingen op 11 juli 2006 geformuleerd en heeft gereageerd op de opmerkingen van derden bij brieven van 13 september 2006 en 28 september 2006.

    (22)

    De Italiaanse autoriteiten hebben de specifieke kenmerken van emulsies in detail beschreven. Zij wezen er in het bijzonder op dat emulsies, wegens hun fysieke structuur, als tweedelig beschouwd moeten worden: één „actief” deel, bestaande uit koolwaterstoffen (gasolie of stookolie), die als zodanig energie kunnen produceren na carburatie of verbranding; en een ander „passief” deel, bestaande uit water, dat als doel heeft de vervuilende uitstoot te verminderen in vergelijking met gasolie of stookolie in zuivere vorm. Het in de emulsies aanwezige water absorbeert ook energie tijdens het verwarmingsproces, en verandert in stoom. Derhalve zijn dergelijke emulsies producten met specifieke kenmerken die verschillen van de traditionele petroleumproducten.

    (23)

    De Italiaanse autoriteiten hebben onderstreept dat het water slechts tijdelijk aanwezig is in het mengsel, met als doel de verbranding te verbeteren, hetgeen resulteert in een vermindering van de uitstoot van vervuilende stoffen en positieve gevolgen voor het milieu.

    (24)

    Met betrekking tot de door de Unione Petrolifera gemaakte opmerkingen over de begunstigden van de betrokken steun, hebben de Italiaanse autoriteiten zich ertoe verbonden de betaling van de steun op te schorten indien de begunstigde een onderneming zou zijn die de eventuele onrechtmatige en onverenigbare steun die zij had ontvangen op basis van één van de door de Commissie vermelde steunmaatregelen, nog niet terugbetaald of op een geblokkeerde rekening gestort zou hebben.

    VI.   BEOORDELING VAN DE MAATREGEL

    (25)

    Italië heeft de maatregel bij de Commissie aangemeld, en de inwerkingtreding ervan is onderworpen aan de goedkeuring van de Commissie; derhalve heeft Italië voldaan aan zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag. Aangezien Italië de steun heeft aangemeld voor de periode van 1 januari 2006 tot 31 december 2006, betreft deze beoordeling alleen deze periode en doet zij niets af aan de door Italië in het verleden toegepaste maatregel.

    (26)

    Overeenkomstig artikel 87 van het EG-Verdrag wordt onder staatssteun verstaan a) steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, b) die de mededinging vervalsen, c) door begunstiging van bepaalde ondernemingen, d) voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

    (27)

    Deze maatregel heeft tot doel de emulsieproducenten te compenseren voor een deel van hun productiekosten; de maatregel begunstigt derhalve bepaalde ondernemingen en de productie van bepaalde goederen. De vermindering van het accijnstarief wordt bekostigd met staatsmiddelen, aangezien de staat, door de belastingheffing op de producten te verlichten, afziet van inkomsten.

    (28)

    De maatregel is selectief omdat voor de productie van emulsies specifieke knowhow en uitrusting is vereist en de emulsies verkocht worden aan een beperkt aantal afnemers. Daarom zijn de kosten voor toegang tot de markt van emulsies hoog. De vermindering van de belasting op emulsies bevoordeelt slechts een beperkt aantal emulsieproducenten.

    (29)

    Als gevolg van de belastingvermindering kunnen de prijzen van emulsies verlaagd worden tot een niveau dat kan concurreren met fossiele brandstoffen. Daar emulsies als vervangproduct voor fossiele brandstoffen kunnen dienen, kan dit voordeel de concurrentie op de interne markt van de Europese Unie verstoren. Aangezien brandstoffen internationaal worden verhandeld, kan de maatregel tevens het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloeden; derhalve vormt hij staatssteun overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

    (30)

    Volgens artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag kan van de in lid 1 van dat artikel vervatte algemene regel inzake onverenigbaarheid van staatssteun worden afgeweken voor steunmaatregelen om de ontwikkeling van bepaalde vormen van economische bedrijvigheid of van bepaalde regionale economieën te vergemakkelijken, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad.

    (31)

    De voorgenomen steunmaatregelen zijn bedoeld om het gebruik van milieuvriendelijke brandstoffen te stimuleren, om zo de uitstoot van vervuilende stoffen, met inbegrip van deeltjes, en in mindere mate van broeikasgassen, te verminderen. De Commissie merkt op dat de vermindering van deze gassen en van de uitstoot van vervuilende stoffen sinds 1985 door middel van talrijke communautaire maatregelen is aangemoedigd (11), waarvan de thematische strategie inzake luchtverontreiniging (12) het meest recente raamwerk vormt. De doelstellingen van de betrokken regeling liggen in de lijn van het beleid van de Europese Unie in deze sector.

    (32)

    Geëmulgeerde brandstoffen vallen niet onder de definitie van hernieuwbare energiebronnen van Richtlijn 2001/77/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende de bevordering van elektriciteitsopwekking uit hernieuwbare energiebronnen op de interne elektriciteitsmarkt (13), en worden niet als biobrandstoffen beschouwd overeenkomstig Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer (14). Het gebruik van geëmulgeerde brandstoffen leidt evenwel tot een vermindering van de uitstoot van vervuilende stoffen en broeikasgas. Derhalve houdt de maatregel een duidelijk milieuvoordeel in, zoals ook bevestigd werd door het Auto/Oil II-programma (15). De Commissie herinnert eraan dat aangetoond werd dat geemulgeerde brandstoffen leiden tot een vermindering van de deeltjes met 59 %, een vermindering van stikstofoxiden (NOx) met 6 % en van koolstofmonoxide (CO) met 32 % (de werkelijke reducties hangen af van de verhouding water/gasolie). Uit andere proeven en studies is gebleken dat ook de uitstoot van broeikasgas in geringe mate vermindert. Deze voordelen liggen volledig in de lijn van het communautaire milieubeleid.

    (33)

    Volgens punt E 3.3 van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (16) (de kaderregeling milieusteun), vormt exploitatiesteun ten behoeve van de productie van energie uit hernieuwbare bronnen in het algemeen toegelaten steun. De Commissie is van mening dat voor deze steun bijzondere regels kunnen worden vastgesteld, omdat energiebronnen in bepaalde gevallen moeilijk kunnen concurreren met de traditionele energiebronnen.

    (34)

    In punt 6 van de kaderregeling milieusteun worden hernieuwbare energiebronnen op dezelfde manier gedefinieerd als in Richtlijn 2001/77/EG. Zoals hierboven werd vermeld, vallen emulsies niet onder deze definitie. Wegens de volgende redenen is de Commissie evenwel van mening dat de aangemelde steun beoordeeld kan worden naar analogie met punt E 3.3 van de kaderregeling milieusteun:

    Zoals uiteengezet werd in overweging 31, is de regeling in overeenstemming met de communautaire beleidsdoelstellingen en is zij voordelig voor het milieu.

    Emulsies hebben te kampen met dezelfde moeilijkheden als brandstoffen die afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen (bijvoorbeeld biobrandstoffen) om te kunnen concurreren met brandstoffen uit conventionele bronnen: namelijk hoge (initiële) productiekosten, een gebrek aan geschikte infrastructuur in het distributiekanaal en een gebrek aan gebruikers met voertuigen die uitgerust zijn met aangepaste verbrandingssystemen.

    De concurrentieverstoring ten opzichte van conventionele brandstoffen zal relatief beperkt blijven, gezien de sterke positie van de conventionele brandstoffen op de markt en het beperkte aantal gebruikers van emulsies.

    Ook de verstoring van de handelsvoorwaarden in vergelijking met conventionele brandstoffen zal beperkt blijven, gezien de specifieke transport- en opslagvereisten van emulsies, bijvoorbeeld de noodzakelijke periodieke herhaling van het proces.

    Italië zal periodieke controleverslagen indienen die de Commissie in staat zullen stellen de toepassing van de regeling te beoordelen.

    (35)

    Volgens punt 56 van de kaderregeling milieusteun kan exploitatiesteun voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen gerechtvaardigd zijn om het verschil tussen de productiekosten van de energie uit hernieuwbare energiebronnen (in dit geval emulsies) ten opzichte van de marktprijs van deze energie te dekken. Dit houdt in dat de productiekosten van emulsies, na rekening te hebben gehouden met de steun, geen tekenen van overcompensatie mogen vertonen, d.w.z. dat zij niet onder de marktprijs mogen liggen van vergelijkbare energie die verkregen werd uit energiebronnen waarvoor geen steun wordt verleend.

    (36)

    Italië heeft prognoses van de productiekosten verstrekt op basis van de cijfers over 2006. De belangrijkste bepalende factor voor de productiekosten van emulsies is de prijs van de grondstoffen (bijvoorbeeld oppervlakteactieve stoffen en antivriesmiddelen) die aan de fossiele brandstoffen en het water moeten worden toegevoegd. Voorts zijn er de kosten voor de logistiek, zoals voor de opslag in speciale tanks en het transport in speciaal daarvoor geschikte vrachtwagens. Naast de productiekosten moet er rekening mee gehouden worden dat wegens de lagere energetische waarde van emulsies in vergelijking met fossiele brandstoffen, het verbruik van emulsies naar schatting 10 % hoger ligt. Bovendien houdt het gebruik van emulsies extra exploitatiekosten voor de verbruikers in (bijvoorbeeld het schoonmaken van tanks en hercirculeringssystemen). Bij de berekening van de totale kosten voor de productie van emulsies werd een eerlijke winstmarge van 5 % in aanmerking genomen. De marktprijs van fossiele brandstoffen die Italië heeft gebruikt voor de vergelijking met gasolie-emulsies is het gemiddelde van de gasolieprijzen over de eerste vijftien dagen van maart 2006 (17).

    (37)

    Uit onderstaande tabel, die gebaseerd is op de door Italië verstrekte informatie, blijkt dat de steun de producenten in staat stelt emulsies te verkopen tegen een prijs die net voldoende is om te concurreren met fossiele brandstoffen.

    (38)

    Om tijdens de volledige duur van de regeling overcompensatie te vermijden, heeft Italië zich ertoe verbonden om de zes maanden de verandering van prijzen van fossiele brandstoffen en productiekosten van emulsies te controleren. Indien het verschil tussen de productiekosten van emulsies en de referentieprijs van fossiele brandstoffen het bedrag van de korting overstijgt, zal Italië de belastingverlaging aanpassen om te voorkomen dat er overcompensatie optreedt.

     

    Emulsies

    Water/gasolie, gebruikt als motorbrandstof

    Water/gasolie, gebruikt voor verwarming

    Water/laagzwavelige zware stookolie

    Grondstoffen:

    A)

    Fossiele brandstoffen

    387

    387

    362

    B)

    Gedeïoniseerd water

    0,5

    0,5

    0,5

    C)

    Oppervlakteactieve stoffen en ammortizatieonderzoek

    62

    62

    14,5

    D)

    Antivriesmiddelen

    8

    8

     

    E)

    Cetaanverbeteraar

    3,5

    3,5

     

    F)

    Antibacteriële stoffen

    1

    1

     

    Logistieke kosten:

    G)

    Opslag

    6

    6

    6

    H)

    Transport in speciale vrachtwagens

    4

    4

    4

    I)

    Overige (buitengewone) kosten

    1

    1

    1

    J)

    Productiekosten

    10

    10

    10

    K)

    Totale kosten: som van A tot en met J

    483

    483

    398

    L)

    Winstmarge: 5 % van K

    24,15

    24,15

    19,9

    M)

    Totaal, exclusief belasting: K + L

    507,15

    507,15

    417,9

    N)

    Accijnsbelasting op emulsies

    256

    245

    29,5

    O)

    Aanpassingsfactor kalorische waarde: 10 % van (M + N)

    76,31

    75,21

    44,74

    P)

    Extra exploitatiekosten

    10

    10

    10

    R)

    Eindprijs emulsies, exclusief btw: (M + N + O + P)

    849,46

    837,36

    502,14

    S)

    Eindprijs fossiele brandstoffen, exclusief btw (18):

    843

    831

    490

    Verschil (R-S) (19)

    6,46

    6,36

    12,14

    (39)

    Derhalve concludeert de Commissie dat de steun zich beperkt tot de compensatie van het verschil tussen de kosten voor het produceren van energie uit hernieuwbare energiebronnen, en de marktprijs van die energie, en dat er dus geen sprake is van overcompensatie in de zin van de kaderregeling milieusteun.

    (40)

    Aangezien de maatregel betrekking heeft op een vermindering van de accijnsbelasting op een energieproduct heeft de Commissie de maatregel ook getoetst aan de richtlijn energiebelasting.

    (41)

    De richtlijn energiebelasting voorziet in minimumbelastingniveaus voor energieproducten. Wat de brandstofmengsels betreft, zijn de minimumniveaus van toepassing op de eindproducten. De richtlijn energiebelasting staat de lidstaten toe om, teneinde beleidsmaatregelen ten uitvoer te leggen die op de nationale situatie zijn afgestemd, belastingvrijstellingen en -verlagingen toe te passen, mits dit de goede werking van de interne markt niet schaadt en niet tot concurrentieverstoringen leidt.

    (42)

    In principe kunnen de lidstaten volgens artikel 5 van de richtlijn energiebelasting lagere belastingniveaus toepassen op de eindproducten, voor zover deze niet lager zijn dan het minimumbelastingniveau in bepaalde specifieke gevallen, bijvoorbeeld wanneer de kwaliteit van de brandstoffen verbeterd wordt. Krachtens artikel 16 kunnen de lidstaten belastingvrijstellingen of -verlagingen verlenen voor het deel uit hernieuwbare bronnen en het deel water in het mengsel.

    (43)

    Om artikel 5 als rechtvaardiging voor belastingverlagingen te kunnen inroepen, moeten de emulsies van betere kwaliteit zijn dan de daarmee overeenstemmende fossiele brandstoffen. Uit de door Italië verstrekte informatie en de opmerkingen van derden blijkt duidelijk dat de toevoeging van water aan fossiele brandstoffen, de fysieke eigenschappen van de brandstof wijzigt en voordelen voor het milieu inhoudt.

    (44)

    Door de toevoeging van water verandert het uitzicht, de dichtheid, de viscositeit en de kalorische waarde van de brandstof. De aanwezigheid van water verbetert de kwaliteit van de verbranding en resulteert in een minder verontreinigende uitstoot van PM-deeltjes, stikstofoxiden en koolstofdioxiden. Derhalve kunnen emulsies als zodanig gezien worden als van betere kwaliteit dan fossiele brandstoffen. Op grond van artikel 5 kan de accijnsbelasting op emulsies verlaagd worden tot de door de richtlijn energiebelasting voorgeschreven minimumbelastingniveaus.

    (45)

    In het geval van als motorbrandstof gebruikte water-gasolie-emulsies, beroept Italië zich op artikel 16: uitgaande van het minimumbelastingniveau van 302 euro, wordt het watergedeelte van het mengsel vrijgesteld. Zo komt de eindbelasting op deze emulsies op 15 % lager uit dan het minimumbelastingniveau, namelijk op 256,7 euro.

    (46)

    De Commissie is van oordeel dat deze benadering, in het specifieke geval van emulsies, gerechtvaardigd is op grond van artikel 5, juncto artikel 16, van de richtlijn energiebelasting. De toevoeging van water aan fossiele brandstoffen resulteert in een fysiek verschillend product met een betere verbrandingskwaliteit en positieve effecten voor het milieu. Dit geeft aanleiding tot de toepassing van artikel 5, eerste streepje, van de richtlijn. Tegelijk bevat het eindproduct 15 % water, dat in aanmerking komt voor belastingverlichtingen overeenkomstig artikel 16.

    (47)

    Wegens de hierboven uiteengezette redenen zijn de door Italië voorgestelde belastingverminderingen voor emulsies in overeenkomst met de richtlijn energiebelasting.

    (48)

    Voorts wees de Commissie op het probleem van een mogelijke cumulatie van de verstoring als gevolg van de steun die verleend werd krachtens de belastingverlagingsregeling en andere verstoringen als gevolg van andere onrechtmatige en onverenigbare steun, in het bijzonder in het kader van de in overweging 14 vermelde regelingen, die nog niet terugbetaald werd. Volgens het arrest van het Hof van Justitie van 15 mei 1997 (20), zou de verenigbaarheid van nieuwe steun kunnen afhangen van het bestaan van eerdere, onrechtmatige steun die niet werd terugbetaald, aangezien het cumulerende effect van de steun een aanzienlijke verstoring van de mededinging op de gemeenschappelijke markt kan veroorzaken.

    (49)

    De Commissie merkt op dat, betreffende de toepassing van het Deggendorf-arrest, de Italiaanse autoriteiten verwezen hebben naar de door Unione Petrolifera gemaakte opmerkingen, waarin stond: „De begunstigden van de steun ter zake zijn verschillend van de begunstigden van de vermeende onrechtmatige steun”. Rekening houdend met deze opmerkingen hebben de Italiaanse autoriteiten er zich in verband met deze maatregel toe verbonden de betaling van de betrokken steun op te schorten indien de begunstigde een onderneming zou zijn die eventuele onrechtmatige en onverenigbare steun, ontvangen op basis van een van de door de Commissie in haar besluit tot inleiding van de procedure vermelde steunmaatregelen, nog niet terugbetaald zou hebben of op een geblokkeerde rekening zou hebben gestort.

    (50)

    De Commissie merkt voorts op dat zij tijdens de procedure krachtens artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag geen opmerkingen van derden heeft ontvangen volgens welke de voorgenomen steun een zodanige ongunstige invloed op de handelsvoorwaarden en op de mededinging zou hebben dat het gemeenschappelijk belang zou worden geschaad.

    VII.   CONCLUSIES

    (51)

    Op grond van het bovenstaande concludeert de Commissie dat de maatregel in overeenstemming is met de relevante bepalingen van de kaderregeling milieusteun, die naar analogie werd toegepast, en de relevante bepalingen van de richtlijn energiebelasting. Bovendien heeft Italië zich ertoe verbonden geen nieuwe steun krachtens de huidige regeling te verlenen aan ondernemingen die de onverenigbare steun nog niet hebben terugbetaald overeenkomstig de relevante eerdere terugvorderingsbeschikkingen. De maatregel kan derhalve verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden geacht in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De maatregel die Italië voornemens is ten uitvoer te leggen betreffende belastingverlagingen voor emulsies in 2006, ten bedrage van 8,9 miljoen euro, is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar.

    Dienovereenkomstig wordt de tenuitvoerlegging van de maatregel toegestaan.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de Republiek Italië.

    Gedaan te Brussel, 6 december 2006.

    Voor de Commissie

    Neelie KROES

    Lid van de Commissie


    (1)  PB C 157 van 6.7.2006, blz. 8.

    (2)  Zie voetnoot 1.

    (3)  Studies die werden uitgevoerd door Laboratori ENI Tecnologie en door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Commissie in Ispra (bijvoorbeeld onderzoek dat werd uitgevoerd in het kader van actie 2113 — Emissions Characterisation and Inventories).

    (4)  De werkelijke vermindering hangt af van de verhouding water/diesel.

    (5)  Waaronder grote steden zoals Milaan, Rome, Napels, Turijn en Genova.

    (6)  PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51.

    (7)  REB – Richtlijn Energiebelasting

    (8)  PB L 77 van 24.3.2003, blz. 21.

    (9)  PB L 352 van 27.11.2004, blz. 10.

    (10)  PB L 100 van 20.4.2005, blz. 46.

    (11)  Zie onder andere het Witboek van 1997 over hernieuwbare energiebronnen (COM(1997) 599 def. van 26.11.1997), het Groenboek van de Commissie inzake een Europese strategie voor een continue energievoorziening (COM(2000) 769 van 29.11.2000), en de mededeling van de Commissie over alternatieve brandstoffen voor het wegvervoer en een pakket maatregelen ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen (COM(2001) 547 van 7.11.2001).

    (12)  COM(2005) 446.

    (13)  PB L 283 van 27.10.2001, blz. 33.

    (14)  PB L 123 van 17.5.2003, blz. 42.

    (15)  Zie het ten behoeve van het DG Energie en vervoer opgestelde eindverslag over het programma op de volgende website: http://ec.europa.eu/energy/oil/fuels/doc/alternative_fuels_en.pdf

    (16)  PB C 37 van 3.2.2001, blz. 3.

    (17)  Voor de vergelijking met emulsies van zware stookolie werd gebruikgemaakt van de door de Kamer van Koophandel van Milaan opgetekende gemiddelde marktprijs.

    (18)  Dit cijfer verwijst naar de gemiddelde Platt’s-prijs van laagzwavelige diesel over de eerste vijftien dagen van maart 2006 + 25 euro/1 000 l, hetgeen overeenkomt met het gemiddelde verschil tussen de prijzen buiten het netwerk en de prijs van Platt’s. Er werd uitgegaan van een densiteit van gasolie van 0,845 kg/l. Voor zware stookolie gebruikt voor verwarmingsdoeleinden werd de prijs vastgesteld op basis van de door de Kamer van Koophandel van Milaan opgetekende gemiddelde marktprijs.

    (19)  Indien het verschil positief is, kan het steunniveau aanvaard worden. Indien het verschil negatief is, betekent dit dat het steunniveau te hoog is en dat er sprake is van overcompensatie.

    (20)  Zaak C-355/95P, Textilwerke Deggendorf GmbG (TWD) tegen Commissie, Jurispr. 1997, blz. I-2549, overwegingen 25-27.


    19.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 187/30


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 20 december 2006

    betreffende steunmaatregel C 3/2005 (ex N 592/2004 (ex PL 51/2004)) die Polen voornemens is ten uitvoer te leggen ten gunste van Fabryka Samochodów Osobowych SA (voorheen DAEWOO — FSO Motor SA)

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 6628)

    (Slechts de tekst in de Poolse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2007/509/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken (1),

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Bij brief van 30 april 2004 heeft Polen steun ten gunste van DAEWOO-FSO MOTOR SA, dat zijn naam heeft veranderd in Fabryka Samochodów Osobowych SA (hierna „FSO” of „de begunstigde” genoemd) bij de Commissie aangemeld als steun verleend vóór de toetreding. Bij brief van 19 mei 2004 heeft de Commissie Polen verzocht enkele ontbrekende documenten over te leggen. Die werden op 18 juni 2004 verstrekt. De Commissie heeft bij brief van 2 augustus 2004 en 6 oktober 2004 om aanvullende informatie verzocht. Polen heeft daarop gereageerd bij brief, ingeschreven op 13 september 2004, en bij brief van 3 november 2004. Op 9 november 2004 had een ontmoeting plaats tussen de Commissie en de Poolse autoriteiten.

    (2)

    Op 5 januari 2005 gingen de Poolse autoriteiten akkoord dat de Commissie de aanmelding van 30 april 2004 tevens zou behandelen als aanmelding in de zin van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag voor eventuele maatregelen die zouden worden beschouwd als nieuwe steun.

    (3)

    Bij brief van 19 januari 2005 deelde de Commissie Polen mede dat zij besloten had de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de steun die niet vóór de toetreding was verleend en werd beschouwd als nieuwe steun. Het besluit van de Commissie om de procedure in te leiden werd op 26 april 2005 gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2). De Commissie heeft belanghebbenden aangemaand hun opmerkingen over de maatregelen kenbaar te maken. Er zijn geen opmerkingen van derden ontvangen.

    (4)

    Bij brief van 28 februari 2005, ingeschreven op 1 maart 2005, hebben de Poolse autoriteiten verzocht om verlenging van de termijn voor de indiening van opmerkingen met betrekking tot het openen van de formele onderzoeksprocedure. Polen heeft deels geantwoord bij brief van 1 april 2005, ingeschreven op 4 april 2005. In dezelfde brief heeft Polen verzocht om verlenging van de termijn voor het indienen van aanvullende informatie tot 15 april 2005, omdat het meer tijd nodig had om zijn herstructureringsplan bij te werken. Bij brief van 27 april 2005, ingeschreven op 29 april 2005, hebben de Poolse autoriteiten opnieuw verzocht om verlenging van de termijn voor het indienen van aanvullende informatie, dit maal tot 13 mei 2005. Deze informatie werd uiteindelijk, samen met een bijgewerkte versie van het herstructureringsplan, ingediend bij brief van 31 mei 2005, die werd ingeschreven op 2 juni 2005. Aanvullende opmerkingen werden ingediend bij brief van 13 juni 2005, die werd ingeschreven op 14 juni 2005.

    (5)

    Bij brief van 4 augustus 2005, die werd ingeschreven op 8 augustus 2005, deelde Polen de Commissie mede dat er een nieuwe investeerder voor FSO was gevonden. Bij brief van 28 september 2005, die werd ingeschreven op 29 september 2005, deelden de Poolse autoriteiten de Commissie mede dat in november 2005 een bijgewerkt herstructureringsplan zou worden ingediend, samen met een beschrijving van de geproduceerde modellen. Bij brief van 16 november 2005, die de volgende dag werd ingeschreven, heeft Polen de Engelse versie overgelegd van een waardering van de voorraden van FSO. De Commissie heeft op 12 december 2005 om aanvullende informatie verzocht. De Poolse autoriteiten hebben aanvullende informatie overgelegd bij brief van 15 december 2005, die werd ingeschreven op 19 december 2005, waarin de aangekondigde bijgewerkte versie van het herstructureringsplan was opgenomen. In dezelfde brief heeft Polen de Commissie medegedeeld dat de daaropvolgende weken meer informatie zou worden verstrekt. Bij brief van 3 januari 2006, die werd ingeschreven op 5 januari 2006, heeft Polen deels geantwoord op het verzoek van de Commissie van 12 december 2005 om informatie en aangedrongen op meer tijd (tot 23 januari 2006) om de resterende informatie ter beschikking te stellen. Bij brief van 26 januari 2006, die werd ingeschreven op 30 januari 2006, hebben de Poolse autoriteiten de aanvullende informatie deels verstrekt, maar ook verzocht om verlenging van de termijn tot 6 februari 2006. Bij brief van 14 februari 2006, die werd ingeschreven op 15 februari 2006, heeft Polen de elementen verstrekt die ontbraken in het antwoord op de brief van de Commissie van 12 december 2005.

    (6)

    Op 21 februari 2006 had in Brussel een bijeenkomst plaats tussen de diensten van de Commissie, de Poolse autoriteiten, het management van FSO en de investeerder AvtoZAZ. Na afloop van de bijeenkomst heeft de Commissie Polen op 8 maart 2006 verzocht om aanvullende informatie. Polen heeft daarop geantwoord bij brief van 6 april 2006, die de daaropvolgende dag werd ingeschreven. Bij brief van 27 april 2006 aan Polen heeft de Commissie toestemming gegeven voor de verlenging van de termijn voor het indienen van de definitieve versie van het herstructureringsplan tot 20 mei 2006. De informatie is door de Poolse autoriteiten ingediend bij brief van 22 mei 2006, die de daaropvolgende dag werd ingeschreven.

    (7)

    Bij brieven van 28 en 29 juni 2006, die beide de daaropvolgende dag werden ingeschreven, hebben de Poolse autoriteiten de Commissie medegedeeld dat kort daarvoor een licentieovereenkomst was ondertekend voor de productie van een nieuw automodel door FSO. Op 29 juni 2006 had een ontmoeting plaats met de Poolse autoriteiten.

    (8)

    Bij brief van 5 juli 2006 heeft de Commissie om aanvullende informatie verzocht, die door de Poolse autoriteiten bij brieven van 19 en 27 juli 2006 werd verstrekt.

    (9)

    De Poolse autoriteiten hebben aanvullende informatie verstrekt bij brief van 30 augustus 2006 en tijdens een bijeenkomst op 31 augustus 2006.

    (10)

    Bij brief van 6 september 2006 heeft de Commissie om aanvullende informatie verzocht, die door de Poolse autoriteiten werd verstrekt bij brief van 3 oktober 2006, die de daaropvolgende dag werd ingeschreven. Polen heeft de Commissie medegedeeld dat het binnen tien werkdagen meer informatie zou verstrekken.

    (11)

    Polen heeft aanvullende informatie verstrekt bij brief van 17 oktober 2006, die werd ingeschreven op 19 oktober 2006. In die brief hebben de Poolse autoriteiten om een bijeenkomst met de diensten van de Commissie verzocht. De bijeenkomst had op 7 november 2006 plaats in Brussel. Na de bijeenkomst hebben de Poolse autoriteiten op 17 november 2006 een brief verzonden.

    2.   GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN

    2.1.   De begunstigde

    (12)

    FSO is een Poolse producent van personenauto’s. De voornaamste fabriek van de onderneming ligt in Warschau, een steungebied zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a) van het EG-Verdrag. FSO produceert personenauto’s, reserveonderdelen en accessoires. De voornaamste inkomstenbron van FSO is sinds eind jaren negentig de productie van de personenauto’s van het type Matiz en Lanos van Daewoo. FSO SA heeft momenteel zeggenschap over 18 dochterondernemingen (diensten, productie van componenten, verkoop), tegenover […] (3) in 1999.

    (13)

    De voorloper van FSO was sinds de jaren vijftig actief in Polen en één van de twee grootste producenten van personenauto’s in Polen. In 1996 is een overeenkomst inzake een gemeenschappelijke onderneming gesloten tussen Daewoo Motor Corporation Ltd (hierna „DMC” genoemd) en het vroegere ministerie van Industrie en Handel. Daewoo heeft vervolgens 70 % verworven van de nieuw opgerichte eenheid DAEWOO-FSO MOTOR SA Circa 25 % van de onderneming was eigendom van de schatkist, de rest was in handen van minderheidsaandeelhouders. Toen is de naam van de onderneming veranderd in Fabryka Samochodów Osobowych (hierna „FSO” genoemd).

    2.2.   Moeilijkheden en inspanningen om een strategische investeerder te vinden

    (14)

    De moeilijkheden van FSO zijn voornamelijk het gevolg van het faillissement van haar grootste aandeelhouder, DMC, in 2000. Dit leidde tot een afname van de vraag naar voertuigen van het merk Daewoo, vanwege onzekerheid van de klanten over de toekomst van FSO en de beschikbaarheid van reserveonderdelen en reparatiediensten. Verder had FSO aan het begin van dit decennium te lijden onder een sterke daling van de afzet van nieuwe voertuigen in Polen, een gevolg van de zeer sterke groei van de invoer van tweedehandsvoertuigen uit West-Europa in Polen. Omdat de twee geproduceerde modellen daarnaast, in tegenstelling tot concurrerende modellen, niet werden gemoderniseerd, werden zij in de loop der jaren ook minder aantrekkelijk op de EU-markt. Als gevolg van het bovenstaande nam de verkoop van FSO af van 189 000 eenheden (waarvan 179 000 verkocht werden in Polen) in 1999 tot 47 000 in 2001. FSO leed in 2000, 2001 en 2002 nettoverliezen van respectievelijk PLN 2,1 miljard (EUR 540 miljoen (4)), PLN 1,1 miljard (EUR 282 miljoen) en PLN 425 miljoen (EUR 109 miljoen). De afgelopen jaren werd de overgrote meerderheid van de geproduceerde voertuigen gevormd door het model Lanos. Deze werden [als montagekits] uitgevoerd naar Oekraïne, gemonteerd en verkocht aan de onderneming AvtoZAZ, die sinds 2000 commercieel samenwerkt met FSO. De totale verkoop bleef zeer gering en de onderneming bleef exploitatieverliezen lijden.

    Tabel 1

     

    1999

    2000

    2001

    2002

    2003

    2004

    2005

    Totale verkoop (5)(× 1 000 auto’s), inclusief montagekits

    189

    121

    47

    30

    35

    43

    47

    (15)

    Enkele onderdelen van het failliete DMC (met name de merknaam en enkele productievestigingen in Azië), maar dus niet FSO, werden eigendom van General Motors en ondergebracht in een nieuwe dochteronderneming GM DAT, oftewel General Motors Daewoo Auto & Technology.

    (16)

    FSO was al sinds de eerste moeilijkheden waren begonnen op zoek naar een strategische investeerder. In februari 2004 had het contact opgenomen met de 29 grootste producenten van motorvoertuigen en hen een memorandum toegezonden waarin FSO zichzelf presenteerde als aantrekkelijk investeringsobject. [Enkele ondernemingen] AvtoZAZ, […], [gaven aan] in principe belangstelling te hebben om in FSO te investeren. AvtoZAZ, de voornaamste klant van FSO, uitte concrete belangstelling om de samenwerking met FSO te verbreden. De Poolse regering begon exclusieve onderhandelingen met AvtoZAZ voor de verkoop van FSO.

    (17)

    AvtoZAZ is de grootste producent van personenauto’s in Oekraïne. Het monteert personenauto’s van verschillende merken, waaronder ZAZ (eigen merk), Daewoo, VAZ (het merk van de Russische Lada) en Opel (6). Het is eigendom van UKRAVTO, dat het grootste distributie- en onderhoudsnetwerk voor auto’s in Oekraïne bezit. UKRAVTO distribueert diverse merken, onder meer ZAZ, Daewoo, Chevrolet, VAZ en Opel.

    (18)

    Op 25 juni 2004 werd een intentieverklaring ondertekend door de schatkist, AvtoZAZ en FSO. Bij resolutie van 9 november 2004 heeft de Raad van ministers de verkoop goedgekeurd van aandelen in FSO die in handen waren van de schatkist. FSO en de schatkist zijn overeengekomen KPMG te benoemen als onafhankelijk consultant voor de beoordeling van de marktwaarde van de onderneming. De kostenmethode (de boekwaarde van de activa en verplichtingen van de onderneming, waar nodig gecorrigeerd) en de vereffeningsmethode (de marktwaarde van de gedwongen verkoop van de activa van FSO, minus de verplichtingen) werden daarbij toegepast. In beide gevallen was de waarde van de FSO-aandelen negatief. Daarnaast koos de schatkist een tweede onafhankelijk consultant (PriceWaterhouseCoopers) om een eigen beoordeling uit te voeren. Die bevestigde de eerste waardering.

    (19)

    De verkoopovereenkomst met AvtoZAZ (7) werd getekend op 30 juni 2005 voor een totaalprijs PLN 100. In het kader van de overeenkomst moet AvtoZAZ het ondernemingsplan waarover met de schatkist is onderhandeld, implementeren. Het heeft betrekking op de periode 2005-[…] en voorziet in de start van de productie van een nieuw automodel, verhoging van de productie en handhaving van een minimumniveau van werkgelegenheid. Volgens de overeenkomst zal de bij de Commissie aangemelde staatssteun in het kader van het herstructureringsplan door de Poolse regering worden verleend als de Commissie haar fiat geeft voor de steun. De verkoper verklaart dat de verlening van staatssteun aan FSO één van de voorwaarden was voor haar besluit om de aandelen van de onderneming over te nemen.

    (20)

    Ondertussen heeft AvtoZAZ (met een korting) 100 % van de resterende vorderingen jegens FSO, met een nominale waarde van bijna […] overgenomen van […] banken die crediteuren van FSO waren.

    2.3.   Markten (8)

    (21)

    In 1999 werden in Polen 640 000 nieuwe voertuigen verkocht en bedroeg het marktaandeel van FSO 28 %, waarmee het de grootste producent van auto’s van Polen was. In 2003 daalde het aantal verkochte auto’s in Polen tot 358 000 en was het marktaandeel van FSO nog slechts 2,2 % (minder dan 8 000 verkochte auto’s). In 2004 verkocht FSO slechts 3 500 auto’s in Polen. De voornaamste concurrenten van FSO in Polen (en Europa) zijn Fiat, Skoda, Renault, Toyota, Opel, Peugeot, Ford, Volkswagen en Citroën. Op de Poolse markt steeg het aandeel van ingevoerde voertuigen van 25 % in 1998 tot 75 % in 2003.

    (22)

    De productiecapaciteit in de Europese Unie als geheel (25 lidstaten) bedroeg in 2004 20,8 miljoen auto’s, terwijl het productievolume slechts 14,5 miljoen auto’s was. Gezien de benuttingsgraad van 70 % heeft de bedrijfstak dus duidelijk te lijden onder een groot overschot aan productiecapaciteit. Terwijl de verkoop van FSO in 1999 overeenkwam met een EU-marktaandeel van ruim 1 %, vertegenwoordigde de productie in 2004 nog slechts een marktaandeel van minder dan 0,5 %.

    (23)

    Sinds 2003 wordt het merendeel van de productie van FSO gekocht door AvtoZAZ en op de Oekraïense markt verkocht. De verkoop van nieuwe auto’s in Oekraïne is de laatste paar jaar snel gestegen. Van 2001 tot 2005 is deze toegenomen van 65 000 tot 265 000. Op de Oekraïense markt moeten de door FSO geproduceerde auto’s van Daewoo concurreren met de volgende automerken: VAZ (Lada), ZAZ, Chevrolet en de andere, niet door FSO geproduceerde modellen van Daewoo. Skoda, Opel, Toyota, Mitsubishi, Nissan, Renault en VW zijn actief op deze markt, maar hebben kleinere marktaandelen.

    (24)

    FSO is voornemens een deel van haar productie te exporteren naar […]. De autoverkoop in […] bedroeg circa 1,6 miljoen eenheden in 2005. Binnenlandse merken hebben een marktaandeel van 72,5 %, ingevoerde auto’s vertegenwoordigen 27,5 % van de verkoop. De povere kwaliteit en het ouderwetse ontwerp van auto’s van het merk […] leiden echter tot een gestage groei van de invoer. Verder zijn buitenlandse autoproducenten faciliteiten aan het bouwen in […]. Circa 40 % van de westerse producenten van motorvoertuigen heeft reeds fabrieken in die streek en nog eens 16 % heeft plannen om fabrieken te openen.

    2.4.   Het herstructureringsplan

    (25)

    Zoals blijkt uit Tabel 2, is het bestuur, toen de situatie in 2000 na de faillietverklaring van DMC verslechterde, onmiddellijk begonnen met de herstructurering van FSO SA en haar dochterondernemingen. Het aantal werknemers van FSO SA werd in de periode januari 2001-september 2003 met 2 222 teruggebracht. Het in april 2004 bij de Commissie aangemelde herstructureringsprogramma (het „oorspronkelijke herstructureringsplan”) trad eind 2003 in werking, en moest worden afgerond in 2007. Het betrof de geplande extra inkrimping met 1 100 werknemers van het personeel van FSO SA, met als doel langetermijnwerkgelegenheid voor circa 2 000 werknemers. Sindsdien is het programma grotendeels uitgevoerd. Het aantal personeelsleden was eind 2005 teruggebracht tot 2 200 personen. In de tussentijd hebben de Poolse autoriteiten aangekondigd dat dit niveau overeenstemt met de nieuwe langetermijndoelstelling. De dochterondernemingen waarover FSO zeggenschap heeft, werden in deze periode eveneens volledig geherstructureerd en het aantal personeelsleden werd ook bij hen fors teruggebracht.

    Tabel 2 (9)

    Aantal personeelsleden aan het eind van het jaar

     

    1999

    2000

    2001

    2002

    2003

    2004

    2005

    FSO SA

    8 769

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    2 236

    Diensten, componenten, en andere dochterondernemingen

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    Dochterondernemingen die verantwoordelijk zijn voor de verkoop

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    Totaal

    FSO SA + dochterondernemingen

    19 099

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    6 534

    (26)

    Aan het oorspronkelijke herstructureringsplan, dat op 30 april 2004 bij de Commissie was aangemeld, was de voorwaarde verbonden dat voor 2006 een strategisch investeerder voor FSO moest zijn gevonden. Aangezien bij de opstelling van het herstructureringsplan niet duidelijk was wanneer er een investeerder zou worden gevonden, omvatte het plan aanvankelijk twee varianten. In de loop van 2004, toen er meer zekerheid kwam over een potentiële investeerder, bevestigde FSO de eerste herstructureringsvariant, hoewel de streefdata licht werden opgeschoven. Het plan omvatte de volgende maatregelen:

    Verlenging tot eind 2006 van het recht om de modellen Matiz en Lanos te produceren (in april 2004 ondertekende licentieovereenkomst met GM DAT),

    AvtoZAZ wordt vóór het einde van het eerste kwartaal van 2005 strategisch investeerder (oorspronkelijk eind 2004),

    Productie van een aangepast model Lanos vanaf 2005 (oorspronkelijk onvermeld),

    Ontwikkeling van nieuwe eigen modellen en start van de productie vanaf 2007 (oorspronkelijk 2005/2006).

    (27)

    In het oorspronkelijke herstructureringsplan verklaarde FSO dat het van plan was op de lange termijn [tussen 130 000 en 170 000] eenheden te produceren. Overeenkomstig haar productiedoelstelling voor de lange termijn wilde FSO de bestaande productiecapaciteit met een derde verminderen, d.w.z. van [200 000 à 230 000] voertuigen per jaar — op basis van twee ploegen en 250 werkdagen — tot [140 000 à 170 000] per jaar. Sinds 2001 is er weinig gebruikgemaakt van de bestaande capaciteit (minder dan 25 %). De Poolse autoriteiten leggen het break-even-point van FSO na de herstructurering op [100 000 à 150 000] personenauto’s per jaar (10).

    (28)

    In daaropvolgende brieven stellen de Poolse autoriteiten de Commissie op de hoogte van vertragingen bij de implementatie van het oorspronkelijke herstructureringsplan en delen zij mede dat de tussentijdse verkoopdoelstellingen niet zijn gehaald.

    (29)

    In 2005 werd het herstructureringsplan aangepast: FSO was niet langer van plan zijn eigen nieuwe modellen te ontwikkelen, maar wilde een bestaand model van een grote autoproducent (de „licentiegever”), in tegenstelling tot AvtoZAZ (de „investeerder”), gaan produceren. Alle componenten voor de productie daarvan zouden dan al voorhanden zijn en de investeringskosten zouden zich beperken tot technologische aanpassingen aan de bestaande productielijnen van FSO, om de productie van het nieuwe model mogelijk te maken. Om het nieuwe plan uit te voeren moest FSO een licentiegever aantrekken.

    (30)

    De Commissie merkt op dat deze aanpassing van het herstructureringsplan (behalve de investeerder ook een licentiegever aantrekken) nodig was toen FSO er niet in slaagde een grote autoproducent (waarmee FSO een nieuw model had kunnen ontwikkelen) aan te trekken als investeerder, zoals voorzien was in het oorspronkelijke herstructureringsplan. De investeerder (AvtoZAZ) heeft zelf geen modellen ontwikkeld die op de EU-markt kunnen concurreren.

    (31)

    Na aanpassing in reactie op onderhandelingen met de investeerder werd het herstructureringsplan opnieuw aangepast in antwoord op onderhandelingen met potentiële licentiegevers.

    (32)

    In de versie van november 2005 van het herstructureringsplan hebben de Poolse autoriteiten aangegeven dat een nieuwe dochteronderneming van FSO, […], zou worden opgericht.

    (33)

    In […] 2006 tekenden FSO en haar aandeelhouder UkrAvto een Memorandum van Overeenstemming met GM DAT voor de productie van een nieuw model door FSO.

    (34)

    In […] 2006 sloten FSO en UkrAvto een […] overeenkomst met GM DAT voor de productie en […] van het model […] (Chevrolet Aveo). GM was op zoek naar nieuwe productiecapaciteit voor dit model in […]. Volgens de bepalingen van het contract mag FSO dit model produceren en monteren tot […]. Het mag in […] blijven verkopen tot […].

    (35)

    Tegelijkertijd sloot FSO een overeenkomst met GM DAT voor de verlenging van de bestaande licentieovereenkomst voor de productie van de Daewoo Lanos […]. Volgens de bepalingen van de nieuwe overeenkomst mag FSO dit model produceren tot […] en verkopen tot […]. Aangezien de verkoop van Lanos […] in 2005 en 2006 is gestegen, is FSO van plan dit oude model in aanzienlijke hoeveelheden te blijven produceren tot de productie van de […] aanvangt eind […].

    (36)

    In recent door hen verstrekte informatie hebben de Poolse autoriteiten aangegeven dat FSO, in tegenstelling tot hetgeen eerder was aangekondigd, voornemens is [130 000 à 170 000] personenauto’s op de langere termijn te verkopen, met name na 2008. Een deel van deze productie zou in […] worden verkocht en de rest grotendeels in […].

    (37)

    Met betrekking tot de financiële herstructurering, die onderdeel is van het herstructureringsplan, zijn al in 2003 maatregelen aangenomen en geïmplementeerd om de schuld van de onderneming terug te brengen. Op 22 september 2003 is een overeenkomst getekend met de voornaamste schuldeisers van FSO, meer bepaald DMC, de schatkist en enkele financiële instellingen […] (waaronder de Poolse banken […]). De overeenkomst voorzag in omrekening van de vorderingen van DMC en de schatkist in FSO-aandelen tegen dezelfde omrekeningskoers. Deze omrekening heeft inmiddels plaatsgevonden. De financiële instellingen […] zijn ermee akkoord gegaan om hun vorderingen jegens FSO grotendeels kwijt te schelden. Zoals reeds werd aangegeven, hebben de banken […] sedertdien hun resterende vorderingen jegens FSO (met korting) verkocht aan de investeerder. Meer dan PLN […] miljoen […] is reeds kwijtgescholden. Behalve deze overeenkomst met haar voornaamste schuldeisers heeft FSO op 17 september 2003 bij de rechtbank een verzoek ingediend om een regeling te mogen treffen met haar kleinere schuldeisers. De gerechtelijke procedure daarvoor is inmiddels afgerond.

    Tabel 3

    Herstructurering van verplichtingen

    Item

    Verplichtingen

    (in duizend PLN)

    Rente

    (in duizend PLN)

    Totaal

    (in duizend PLN)

    Verplichtingen omgezet in aandelen

    (in duizend PLN)

    Kwijtschelding

    (in duizend PLN)

    DMC

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    Schatkist

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    Regeling met de schuldeisers

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    […] financiële instellingen

    […]

    […]

    […]

    […]

    […]

    Totaal

    4 193 892

    873 849

    5 067 741

    3 547 475

    1 188 500

    Het bedrag van de verplichtingen in het kader van de leningen is gebaseerd op de overeenkomst (rekening houdend met de wisselkoers van de USD op de datum van de regeling, namelijk 3,94 = 1 USD).

    […] PLN

    2.5.   Steunmaatregelen

    (38)

    In haar besluit om de formele onderzoeksprocedure in te leiden concludeerde de Commissie dat diverse maatregelen die herstructureringssteun vormden, voor de toetreding waren goedgekeurd, in het laatste kwartaal van 2003 en de eerste vier maanden van 2004. Deze maatregelen vallen derhalve niet onder deze onderzoeksprocedure, die uitsluitend betrekking heeft op de steunmaatregelen die voor de toetreding zijn goedgekeurd. Met de voor de toetreding goedgekeurde steun moet wel rekening worden gehouden bij de beoordeling van de verenigbaarheid van de steun, met name wanneer wordt bepaald of de steun zich heeft beperkt tot het strikt noodzakelijke minimum.

    (39)

    Het grootste deel van de steun die na de toetreding is verleend, heeft de vorm van een staatsgarantie van […] % op een toekomstige investeringslening aan […]. De banklening van USD […] miljoen (EUR […] miljoen (11)) zal worden uitgedrukt in USD. De garantie houdt derhalve in dat de staat mogelijk geconfronteerd wordt met betalingen tot maximaal USD 83 miljoen (EUR 66 miljoen) (12). De tweede belangrijke maatregel is het kwijtschelden door het ministerie van Financiën van vorderingen jegens FSO van PLN 34 860 000 (EUR 9 miljoen).

    (40)

    De verschillende maatregelen worden vermeld in onderstaande tabel, op basis van de door de Poolse autoriteiten op 3 januari 2006 (13) verstrekte informatie:

    Tabel 4

    Staatssteun na de toetreding

    Nr

    Autoriteit die de staatssteun verleent/

    Type verplichting

    Vorm van de staatssteun

    Nominale waarde van de maatregel

    (in duizend USD)

    1

    Ministerie van Financiën

    Garanties en toezeggingen investeringskrediet

    83 000


    Nr

    Autoriteit die de staatssteun verleent/

    Type verplichting

    Vorm van de staatssteun

    Bedrag kwijtschelding/uitstel Nominale waarde van de maatregel

    (in duizend PLN)

    2

    Belastingkantoor Warschau

    Kwijtschelding

    34 860

    3

    Socialeverzekeringsinstelling

    Kwijtschelding

    1 586

    4

    Staatsfonds voor de reïntegratie van gehandicapten (PFRON)

    Betalingen aan PFRON

    Kwijtschelding, Uitstel middels 5 tranches op kwartaalbasis; Eerste tranche betaalbaar op 30 juni 2005

    467

    382

    5

    Staatsfonds voor de reïntegratie van gehandicapten (PFRON)

    Betalingen aan PFRON

    Kwijtschelding, Uitstel middels 6 tranches op kwartaalbasis; Eerste tranche betaalbaar op 1 januari 2006

    375

    375

    6

    Stadsbestuur Warschau Onroerendgoedbelasting

    Uitstel middels 12 maandelijkse tranches

    Eerste tranche betaalbaar op 2 januari 2006

    5 836

    7

    Stadsbestuur Warschau Białołęka District

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Uitstel betaling heffing tot 31 december 2005

    376

    8

    Stadsbestuur Warschau

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Uitstel betaling heffing tot 31 december 2005

    2 022

    9

    Bureau van de Starosta van het district Ełk

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Uitstel betaling heffing tot 31 december 2005

    56

    10

    Stadsbestuur Ełk

    Onroerendgoedbelasting

    Uitstel middels 12 maandelijkse tranches van verplichtingen voor april en mei 2004

    Eerste tranche betaalbaar op 31 december 2004

    54

    11

    Stadsbestuur Ełk

    Onroerendgoedbelasting

    Uitstel middels 12 maandelijkse tranches

    Eerste tranche betaalbaar op 30 juni 2005

    323

    12

    Stadsbestuur Kożuchów

    Onroerendgoedbelasting

    Uitstel middels 12 maandelijkse tranches

    Eerste tranche betaalbaar op 1 januari 2005

    458

    13

    Gouverneur van de provincie Mazowsze

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Kwijtschelden van heffing voor 2004

    2 419

    14

    Stadsbestuur Warschau

    Kwijtschelden van heffing voor 2004

    397

    15

    Bureau van de Starosta van het district Opole

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Uitstel betaling heffing tot 31 december 2004

    79

    16

    Bureau van de Starosta van het district Opole

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Uitstel betaling heffing tot 31 december 2005

    79

    17

    Bureau van de Starosta van het district Nysa

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Uitstel betaling heffing tot 31 december 2004

    89

    18

    Bureau van de Starosta van het district Nysa

    Heffing voor eeuwigdurend vruchtgebruik van grond

    Uitstel betaling heffing tot 31 december 2005

    81

    19

    Stadsbestuur Nysa

    Onroerendgoedbelasting

    Kwijtschelding, Uitstel middels 16 tranches, betaalbaar op kwartaalbasis;

    341

    341

    20

    2e belastingkantoor van Mazowsze, Warschau

    Belasting op civielrechtelijke transacties

    Kwijtschelding

    1 103

    21

    2e belastingkantoor van Mazowsze, Warschau

    Belasting op civielrechtelijke transacties

    Kwijtschelding

    671

    22

    IIe belastingkantoor in Warschau

    Douanerechten

    Uitstel van betalingen voor mei en juni 2004 tot december 2004

    1 050

    23

    IIe belastingkantoor in Warschau

    Douanerechten

    Uitstel van betalingen voor juli en augustus 2004 tot januari 2005

    1 000

    24

    Nationaal Fonds voor Milieubescherming en Waterbeheer/Provinciaal Fonds voor Milieubescherming en Waterbeheer

    Schatkist

    Subsidie of preferentiële lening voor het financieren van de kosten voor de tenuitvoerlegging en het functioneren (vóór eind 2008) van een systeem voor het recycleren van voertuigen en de kosten voor de aanpassing aan de wettelijke vereisten op het gebied van milieubescherming.

    7 170

     

     

    TOTAAL in PLN (rijen 2-24)

    61 990

    (41)

    De aangemelde steunmaatregelen vertegenwoordigen een bedrag van USD 83 miljoen (EUR 66 miljoen) en PLN 62 miljoen (EUR 16 miljoen). Gebaseerd op de wisselkoers van 20 oktober 2006 bedroegen de totale steunmaatregelen derhalve EUR 82 miljoen of PLN 318 miljoen.

    (42)

    Een groot gedeelte van de steunmaatregelen heeft de vorm van kwijtschelding of uitstel van betaling voor bestaande vorderingen van de overheid jegens FSO. Aangezien FSO deze vorderingen niet heeft voldaan, althans voor zover de Commissie bekend is, heeft de onderneming reeds het voordeel genoten van opschorting van de betaling van haar verplichtingen. Bijgevolg mag worden gesteld dat deze maatregelen reeds gedeeltelijk ten uitvoer zijn gelegd.

    2.6.   Redenen voor het inleiden van de procedure

    (43)

    In haar besluit om de procedure in te leiden heeft de Commissie aangegeven dat de verenigbaarheid van nieuwe steun beoordeeld werd op basis van de toepasselijke richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun. De huidige communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (14) („de richtsnoeren van 2004”) zijn op 10 oktober 2004 in werking getreden. Voor maatregelen die vóór deze datum zijn aangemeld, gelden de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun uit 1999 (15) („de richtsnoeren”). Aangezien de maatregelen op 29 april 2004 werden aangemeld, zijn de richtsnoeren van 1999 van toepassing. De Commissie heeft haar eerste beoordeling van de (nieuwe) aangemelde steun derhalve gebaseerd op de criteria die in die richtsnoeren zijn vastgelegd.

    (44)

    De Commissie concludeerde eerst dat FSO, gezien de verliezen en de afname van de verkoop waaronder het de afgelopen jaren had geleden, in aanmerking kon worden genomen als onderneming in moeilijkheden overeenkomstig punt 2.1 van de richtsnoeren.

    (45)

    Wat betreft het herstel van de levensvatbaarheid, koesterde de Commissie twijfel over bepaalde aspecten van het plan. Een element van deze twijfel betrof het gebrek aan duidelijkheid omtrent het geplande productieniveau. De Commissie merkte tevens op dat zij niet beschikte over een bijgewerkte versie van het herstructureringsplan, waarover, volgens de Poolse autoriteiten, met de investeerder was onderhandeld. Belangrijk was ook dat de Commissie verklaarde dat zij geen marktonderzoek had ontvangen van de Poolse autoriteiten. Zij wees erop dat het onderzoek een beoordeling moest omvatten van de totale productiecapaciteit en vraag op Gemeenschapsniveau, en een conclusie omtrent de vraag of er sprake was van overcapaciteit op de markt.

    (46)

    Met betrekking tot de voorkoming van ongerechtvaardigde concurrentiedistorsies heeft de Commissie aangegeven dat zij geen definitief standpunt kon innemen, ten eerste omdat de Poolse autoriteiten geen informatie hadden verstrekt over de vraag of er sprake was van overcapaciteit op de markt waarop FSO actief was. Ten tweede omdat Polen niet had aangegeven of FSO en/of de investeerder maatregelen planden die konden worden beschouwd als compenserende maatregelen, naast de capaciteitsvermindering die reeds was opgenomen in het herstructureringsplan als maatregel die noodzakelijk was om de levensvatbaarheid te herstellen.

    (47)

    Wat betreft de beperking van de steun tot het strikt noodzakelijke minimum, heeft de Commissie verzocht om meer details over de bedragen die beschouwd worden als eigen bijdrage en details over de herstructureringskosten. De Commissie uitte ook twijfel over de vraag of de steun beperkt was tot het strikt noodzakelijke minimum, aangezien de voorwaardelijkheid van enkele van de steunmaatregelen erop leek te wijzen dat zij niet absoluut noodzakelijk waren.

    (48)

    Tenslotte merkte de Commissie op dat de overeenkomst inzake herstructurering van de schulden, die op 22 september 2003 met de publieke schuldeisers is gesloten, mogelijk vóór de toetreding verleende steun omvat. Zelfs als de verenigbaarheid van deze mogelijke steun niet beoordeeld en de steun niet teruggevorderd kan worden, moet er toch rekening mee worden gehouden bij de beoordeling van de nieuwe steun.

    3.   OPMERKINGEN VAN POLEN

    (49)

    Wat betreft de tegenstrijdige cijfers over de geplande productie in de jaren 2005 en 2006, hebben de Poolse autoriteiten in hun brief van 13 juni 2005 verklaard dat de cijfers, door de vertraging bij het vinden van een investeerder, naar beneden moesten worden bijgesteld in de opeenvolgende versies van het herstructureringsplan. Zij hebben aangegeven dat het break-even-punt, geschat op [100 000 à 150 000] eenheden, moest worden bereikt in […]. In hun brief van 22 mei 2006 hebben de Poolse autoriteiten verkoopprognoses opgenomen voor de jaren 2008-2010. In de documenten die zijn overgelegd op de bijeenkomst van 31 augustus 2006 hebben zij verkoopprognoses opgenomen voor de jaren 2006-2008, die de bovengenoemde cijfers bevestigden.

    Tabel 5

    Productieprognose

    (× 1 000 auto’s)

    2006

    2007

    2008

    2009

    2010

    Brief van 22 mei 2006 (16)

     

     

    […]

    […]

    [> 200]

    Document van 31 augustus 2006 (productieprognose, m.i.v. montagekits)

    [< 100]

    […]

    […]

     

     

    (50)

    In hun brief van 3 oktober 2006 hebben de Poolse autoriteiten verkoopprognoses opgenomen voor de jaren 2008-2010. Volgens die prognoses zal de jaarlijkse productie zich in die periode ontwikkelen tot het niveau van [ruim 250 000] eenheden.

    (51)

    Zoals gevraagd in het besluit tot inleiding van de procedure, heeft Polen de bijgewerkte versie van het herstructureringsplan op 31 mei 2005 ingediend. Polen heeft ook na die datum nog bijgewerkte versies overgelegd. Het herstructureringsplan omvat beschrijvingen van de markten waarop FSO actief is. Zo blijkt dat er in aanzienlijke mate sprake is van overcapaciteit in de Europese Unie, zoals reeds was aangegeven.

    (52)

    In termen van voorstellen voor compenserende maatregelen heeft Polen ten eerste verklaard dat FSO voornemens is de productie en verkoop tot 2008 doelgericht te beperken tot [140 000 à 170 000] auto’s, ondanks een mogelijk productieniveau van [200 000 à 230 000] auto’s en de haalbaarheid van een verkoopcijfer van meer dan [140 000 à 170 000] auto’s. Ten tweede heeft FSO zijn verkoopnetwerk beperkt door het aantal verkooppunten voor auto’s terug te brengen van […] in 2003 tot […] in 2006. Ook heeft het twee van zijn eigen verkooppunten gesloten. Ten derde wordt het aantal landen waarnaar het bedrijf zijn producten uitvoert, beperkt.

    (53)

    Wat betreft de beperking van de steun tot het strikt noodzakelijke minimum, hebben de Poolse autoriteiten diverse documenten verstrekt die betrekking hebben op de bedragen die beschouwd worden als eigen bijdrage.

    (54)

    Tot slot heeft Polen een kopie verstrekt van de overeenkomst van 22 september 2003 inzake herstructurering van de schuld.

    4.   BEOORDELING VAN DE STEUN

    4.1.   Bestaan van steun

    (55)

    De Poolse autoriteiten bestrijden niet dat de maatregelen genoemd in Tabel 4 staatssteun vormen, zoals in het besluit tot inleiding van de procedure was verklaard.

    (56)

    Naast de in Tabel 4 genoemde maatregelen, vraagt de Commissie zich in het besluit tot inleiding van de procedure af of de overeenkomst van 22 september 2003 met de publieke schuldeisers inzake herschikking van de schulden, eventueel steun kan betreffen die vóór de toetreding is verleend. De Commissie merkt op dat de financiële instellingen slechts akkoord zijn gegaan met het gedeeltelijk kwijtschelden van hun vorderingen jegens FSO op voorwaarde dat de afschrijving als gevolg van deze operatie voor de Poolse belastingdienst aanvaardbaar was als kosten die het belastbaar inkomen naar beneden haalden. De Commissie heeft er derhalve op gewezen dat de overheid mogelijk een aanzienlijkere concessie heeft gedaan dan de particuliere partijen bij de overeenkomst. De Poolse autoriteiten hebben een kopie verstrekt van de overeenkomst van 22 september 2003. De Commissie merkt op dat de voor de schatkist aanvaardbare omzetting van schuld in FSO-aandelen parallel met en op dezelfde voorwaarden geschiedde als de omzetting van schuld door DMC, een onderneming uit de particuliere sector. Voorts is het bedrag dat op deze manier door DMC is omgezet veel groter dan het bedrag dat door de schatkist in aandelen is omgezet. In deze omstandigheden heeft de Commissie geconcludeerd dat deze operatie in overeenstemming is met het beginsel van de schuldeiser in een markteconomie en geen staatssteun vormt.

    (57)

    Hoewel wat dit onderwerp betreft in het besluit tot inleiding van de procedure geen twijfel wordt geuit, aangezien de transactie op een later tijdstip plaatshad, heeft de Commissie gecontroleerd of de verkoop van het overheidsbelang in FSO aan AvtoZAZ voor de […] prijs van PLN 100 op 30 juni 2005 steun omvatte aan de verkoper en, indirect, aan FSO. De Commissie heeft het door KPMG opgestelde taxatieverslag geanalyseerd. Het adviesbureau merkt op dat de onderneming al zware verliezen leed en de vraag naar haar producten gering was. De methode met gedisconteerde kasstromen kan niet worden toegepast. Alleen de kostprijsmethode en de liquidatiemethode kunnen worden toegepast. Beide methoden komen tot de slotsom dat de waarde van FSO […] is. PriceWaterhouseCoopers (hierna „PWC” genoemd) is het tot op grote hoogte eens met de conclusies van KPMG. De Commissie is in deze verslagen niet op overduidelijke fouten gestoten en trekt de conclusie dat de gebeurtenissen die plaatshadden tussen de datum van de schatting door KPMG en de datum van de transactie, er niet in resulteerden dat de prijs van de aandelen […] werd. De Commissie is derhalve van mening dat deze transactie geen element van steun omvat.

    (58)

    Derhalve vormen alleen de in Tabel 4 genoemde maatregelen steun vallend onder het besluit.

    4.2.   Kwantificering van de steun

    (59)

    In het besluit tot inleiding van de procedure is de Commissie tot de bevinding gekomen dat de in Tabel 4 genoemde maatregelen niet werden goedgekeurd vóór de toetreding van Polen tot de Europese Unie op 1 mei 2004. Zij merkt echter op dat het hoofdstuk inzake staatssteun (artikel 9) van de overeenkomst voor de verkoop van FSO-aandelen tussen de regering en AvtoZAZ van 30 juni 2005 bepaalt dat „de relevante overheidsorganen, op voorwaarde dat de Commissie besluit dat de geplande staatssteun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, voornemens zijn de onderneming […] staatssteun te verlenen voor herstructurering. Die bijstand zal worden verleend op de voorwaarden die worden genoemd in het herstructureringsplan van FSO, dat momenteel als zaak nr. C 3/2005 door de Commissie wordt onderzocht. […] De verkoper verklaart dat de verlening van staatssteun aan de in clausule 1 hierboven genoemde onderneming één van de voorwaarden was voor zijn besluit om de aandelen van de onderneming over te nemen. […] De verklaringen van de relevante overheidsorganen over het voornemen om staatssteun te verlenen aan de in clausule 1 hierboven genoemde onderneming, zijn opgenomen in Aanhangsel 6 bij deze overeenkomst”. De Commissie komt tot de bevinding dat er op 30 juni 2005 een juridisch bindende verplichting van de overheid bestond om de aangemelde steun te verlenen, op voorwaarde dat de Commissie de steun zou goedkeuren.

    (60)

    De Commissie heeft opgemerkt dat het herstel van de levensvatbaarheid van FSO op 30 juni 2005 en op de eerdere data absoluut niet zeker was. Dit wordt bevestigd door de hierboven genoemde taxatieverslagen van KPMG en PWC. Met name merkt de Commissie op dat de onderneming geen licentiegever had voor de productie van een nieuw model. De onderneming wist niet wat het in de toekomst zou produceren. De overeenkomst […] werd pas in 2006 getekend. De licentieovereenkomst met GM DAT voor de productie van de Lanos die op dat moment bestond, verstrijkt op […]. Het productievolume van de Lanos was gering en onvoldoende om de kosten te dekken. Met andere woorden de steun werd zonder enige voorwaarde toegezegd op een moment dat het risico van faillissement hoog was.

    (61)

    Wat betreft de precieze omvang van de steun die is vervat in de staatsgarantie op de investeringslening aan […], hebben de Poolse autoriteiten geen berekening overgelegd van de risicofactor op basis waarvan de garantie kan worden gewogen. Tot oktober 2006 hebben de Poolse autoriteiten steeds benadrukt dat deze garantie noodzakelijk was, omdat de onderneming op de markt geen financiering kon krijgen vanwege de slechte ervaring en de verliezen van de banken in verband met eerdere leningen aan FSO. Daarnaast heeft de Commissie opgemerkt dat, zoals hierboven aangegeven, de verbintenis om de garantie te verstrekken was aangegaan op een moment dat het risico van faillissement hoog was. In deze omstandigheden is de Commissie van mening dat de steun die is vervat in de staatsgarantie maximaal 100 % van het bedrag van de garantie mag zijn. Gezien de latere beoordeling van de verenigbaarheid van de steun hoeft de Commissie het exacte bedrag van de steun die is vervat in deze garantie, niet te kwantificeren.

    (62)

    De Commissie merkt op dat de Poolse autoriteiten, in hun brief van 17 oktober 2006, verklaren dat de onderneming op dat moment leningen kan krijgen op de markt. Bijgevolg heeft Polen erop aangedrongen dat de steun die is vervat in de garantie, wordt gekwantificeerd op basis van de verlaging van de rente die wordt verkregen dankzij de garantie. De Commissie kan niet instemmen met dit verzoek. De staat heeft zich ertoe verbonden de garantie (en andere steunmaatregelen) te verstrekken, en het bedrag van de steun moet worden beoordeeld onder verwijzing naar het tijdstip van de onomkeerbare verbintenis van de staat om de steunmaatregelen te verlenen, dus niet een later tijdstip. Alle door de markt na die datum aangeboden leningen zijn „besmet” door de steun die de staat heeft toegezegd te verlenen. De markt heeft rekening gehouden met de positieve directe impact van de steun op de onderneming (alsmede met de indirecte impact, zoals het vinden van een investeerder, want dat was weer mogelijk omdat de steun werd toegezegd). Bijgevolg kan de prijs van de later aangeboden financiering niet worden gebruikt als basis voor de beoordeling van de kwantiteit van de steun in de eerder contractrueel toegezegde maatregelen. Voorts is de door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie over de bereidheid van de banken om leningen te verstrekken, niet overtuigend en geen bewijs dat een bank ook daadwerkelijk bereid is het bedrag in kwestie zonder staatssteun te lenen aan FSO. De Poolse autoriteiten hebben […] bevestigd in hun brief 17 november 2006.

    (63)

    Wat betreft de steun door middel van het uitstellen van de betaling van de fiscale en socialezekerheidsverplichtingen van FSO, dit komt overeen met het verstrekken van leningen aan de onderneming. Zoals reeds werd aangegeven, werd dit uitstel van betaling toegestaan terwijl het risico van faillissement hoog was. In deze omstandigheden is de Commissie van oordeel dat het bedrag van de steun in die situaties kan oplopen tot het volledige bedrag waarvan de betaling wordt uitgesteld. Gezien de latere beoordeling van de verenigbaarheid van de steun hoeft de Commissie het exacte bedrag van de steun in het kader van dat uitstellen van betaling, niet te kwantificeren.

    (64)

    Het maximale bedrag aan steun die na de toetreding is verleend en in deze beschikking moet worden beoordeeld, bedraagt derhalve USD 83 miljoen (EUR 66 miljoen) en PLN 62 miljoen (EUR 16 miljoen). Gebaseerd op de wisselkoers van 20 oktober 2006 bedraagt het totale bedrag van de steun derhalve EUR 82 miljoen, oftewel PLN 318 miljoen.

    (65)

    Wat betreft het bedrag van de steun die is vervat in de maatregelen die voor de toetreding zijn goedgekeurd, merkt de Commissie op dat enkele van de maatregelen eveneens betrekking hadden op het uitstellen van de betaling van fiscale en socialezekerheidsschulden. Op basis van dezelfde, hierboven toegelichte, redenering is de Commissie tot de bevinding gekomen dat het maximumbedrag van de steun die vóór de toetreding is verleend, overeenkomt met het totaal van de nominale waarde van de maatregelen, oftewel PLN 201 miljoen (EUR 51 miljoen). De Commissie hoeft het bedrag van de steun dat is vervat in de maatregelen, niet precies te kwantificeren.

    4.3.   Juridische grondslag voor de beoordeling

    (66)

    Zoals reeds werd aangegeven in het besluit tot inleiding van de procedure, is de betreffende steun beoordeeld op basis van de communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden van 1999 (dus niet die van 2004). De Commissie acht de herstructureringssteun verenigbaar met alle voorwaarden die zijn vastgesteld in de richtsnoeren (17).

    4.4.   De vraag of de onderneming voor steun in aanmerking komt

    (67)

    Zoals aangegeven in het besluit tot inleiding van de procedure, is de Commissie van mening dat FSO in moeilijkheden verkeert en in aanmerking komt voor herstructureringssteun. Zoals wordt bevestigd door de informatie die door de Poolse autoriteiten is overgelegd, had de onderneming zonder de steun geen nieuwe aandeelhouder en licentiegever kunnen aantrekken, en die waren onontbeerlijk voor haar overleven. Voorts zouden de banken zonder staatsgarantie FSO zelfs vandaag nog geen investeringslening verstrekken, en die was absoluut noodzakelijk voor de productie van een nieuw model en bijgevolg ook voor het overleven van de onderneming.

    (68)

    De Commissie moet ook nagaan of […], dat de begunstigde van de gewaarborgde investeringslening kan zijn, daarvoor al dan niet in aanmerking komt. De Poolse autoriteiten hebben de Commissie verzekerd dat […] — of welke andere naam het ook mag krijgen — een dochteronderneming van FSO zou zijn en in het geconsolideerd financieel overzicht van de FSO-groep zou worden opgenomen. Op basis van de door Polen verstrekte informatie kan worden geconcludeerd dat de oprichting van […] niet zou kunnen worden gelijkgesteld met de oprichting van een nieuwe onderneming in de zin van de richtsnoeren. Als centraal onderdeel van een economische eenheid in moeilijkheden komt […] in aanmerking voor herstructureringssteun.

    4.5.   Herstel van de levensvatbaarheid

    (69)

    De richtsnoeren bepalen dat „het herstructureringsplan, waarvan de looptijd zo kort mogelijk moet zijn, binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid op lange termijn van de onderneming dient te herstellen en gebaseerd dient te zijn op realistische veronderstellingen betreffende de toekomstige bedrijfsomstandigheden. […] De verbetering van de levensvatbaarheid komt voornamelijk tot stand door middel van interne maatregelen […].”.

    (70)

    Zoals reeds gezegd, zal FSO in de toekomst opereren als onafhankelijk producent van personenauto’s, in die zin dat de door de onderneming geproduceerde, gemonteerde en verkochte modellen niet worden ontwikkeld binnen de groep waartoe de onderneming behoort (18). De onderneming moet derhalve een licentieovereenkomst sluiten met een van de grote autoproducenten die hun eigen modellen ontwikkelen. Deze kunnen de productie van hun modellen in hun eigen fabrieken lokaliseren of in onafhankelijke ondernemingen zoals FSO. Hieruit volgt dat FSO, wanneer het een licentieovereenkomst wil sluiten, concurreert met de bestaande productievestigingen van de betrokken autoproducent, maar ook met andere onafhankelijke producenten. FSO kan regelmatig licentieovereenkomsten sluiten, maar alleen winst maken met de productie van de betrokken modellen als het een betrouwbare en efficiënte producent is met lage kosten.

    (71)

    De Commissie merkt op dat het herstructureringsplan erop gericht is dat aan die laatste voorwaarde wordt voldaan.

    (72)

    Wat de operationele aspecten betreft, heeft de onderneming een verreikend herstructureringsplan ten uitvoer gelegd, dat zowel FSO SA als de dochteronderneming betrof. Enkele van de bij FSO geïdentificeerde problemen waren het excessieve aantal divisies en managementniveaus, en ook de inadequate organisatorische structuur. FSO heeft besloten het aantal divisies terug te brengen en enkele ervan samen te voegen, en het aantal managementniveaus en managementfuncties te verminderen. Ook heeft FSO de functieverdeling veranderd door bepaalde functies te concentreren en overbodige functies af te schaffen. Meer in het algemeen is het aantal personeelsleden aanzienlijk teruggebracht, zoals wordt geïllustreerd in Tabel 2. Dit was nodig omdat het personeelsbestand en de werkgelegenheidsstructuur niet overeenstemden met de activiteiten en de omvang van de productie. De onderneming heeft haar dochterondernemingen die diensten verlenen, componenten produceren en verkoopactiviteiten ontplooien, geherstructureerd.

    (73)

    Financieel gezien had de onderneming aanzienlijke schulden, die zij niet kon terugbetalen vanwege de grote verliezen die zij sinds 2000 had geleden. Zoals in Tabel 3 te zien is, heeft de onderneming echter met haar schuldeisers overlegd, en deze stemden ermee in om de vorderingen om te zetten in aandelen of een groot deel ervan kwijt te schelden.

    (74)

    Uit de bovenstaande beschrijving blijkt dat de onderneming, zoals volgens de richtsnoeren vereist is, reeds belangrijke interne maatregelen heeft genomen wat de operationele aspecten en de financiën betreft om haar concurrentiepositie te herstellen. De herstructureringsperiode zal echter pas worden afgerond wanneer FSO alle nodige investeringen heeft gedaan voor de productie van het nieuwe model en haar productie opnieuw voldoende is om een redelijke winst te genereren. Bijgevolg moet er, op basis van de huidige planning, vanuit worden gegaan dat de herstructureringsperiode eindigt in de loop van […].

    (75)

    Naast de interne herstructurering, die van FSO een efficiëntere producent maakt, profiteert de onderneming ook van het feit dat het sinds 2005 een nieuwe aandeelhouder heeft: AvtoZAZ. Hierdoor heeft FSO voor de verkoop van zijn producten geprivilegieerde toegang tot het distributienetwerk van UkrAvto.

    (76)

    De Commissie merkt op dat het herstructureringsplan niet vrij is van risico’s en onzekerheden. Ten eerste moet FSO regelmatig licentieovereenkomsten sluiten om aan modellen te komen voor haar productie. Ten tweede is FSO afhankelijk van het commerciële succes van de geproduceerde automodellen (een of mogelijk twee), hetgeen niet kan worden gegarandeerd. Ten derde moet FSO een toereikende winstmarge hebben met de productie van de betreffende modellen. Gezien de intensiteit van de concurrentie op de automarkt, zoals blijkt uit de geringe winst van producenten van voertuigen voor de grote markt, zijn voor een goede winstgevendheid constante verbeteringen nodig op het gebied van efficiency en kostenbeheersing. Al deze risico’s zijn inherent aan het herstructureringsplan en kunnen, indien zij zich voordoen, niet worden beschouwd als „onvoorziene omstandigheden” in de zin van punt 48 van de richtsnoeren.

    (77)

    Gezien de reeds verwezenlijkte operationele en financiële herstructurering, de steun van de nieuwe aandeelhouder en de in […] 2006 met GM DAT getekende […] overeenkomst voor de productie van de […], is de Commissie van mening dat voldoende aannemelijk is dat het herstructureringsplan FSO in staat zal stellen zijn levensvatbaarheid op lange termijn te herstellen.

    4.6.   Voorkoming van ongerechtvaardigde concurrentiedistorsies

    (78)

    Zoals reeds is gezegd, kampt de automobielindustrie in de Europese Unie met overcapaciteit en kondigen autoproducenten regelmatig inkrimpingen aan van hun personeelsbestand. Dat ondernemingen de markt verlaten is in deze context een normaal gevolg van de werking van marktmechanismen. De hier onderzochte steun blokkeert de werking van deze mechanismen en verplaatst de aanpassingslast naar andere producenten. Deze worden geconfronteerd met een extra concurrent, een situatie waarmee zij niet te maken hadden gekregen als de overheid niet te hulp was geschoten om FSO van faillissement te redden. Om de omvang van de verstoring die door deze steun ontstaat te meten, moet worden bepaald op welke markten FSO opereert en wie haar concurrenten zijn.

    (79)

    De Commissie merkt op dat FSO op twee markten actief is. Ten eerste concurreert het bij het verwerven van licenties en orders van bestaande grote autoproducenten voor de productie van auto’s. In deze context is FSO concurrent van bestaande fabrieken, in eigendom van de betrokken grote producent of onafhankelijk, die de auto’s zouden kunnen produceren of belangstelling zouden kunnen hebben voor het monteren ervan. De Commissie merkt op dat de grote autoproducenten die in de Europese Unie actief zijn, de afgelopen jaren fabrieken die in een bepaald geografisch gebied, meer in het algemeen Europa (19), gevestigd zijn, regelmatig verplichten met elkaar te concurreren voor de productie van een bepaald model. Dankzij de steun kan FSO overleven en de concurrentie aangaan voor die productie, dit ten koste van andere fabrieken die in het gebied gevestigd zijn. Dit soort verstoring had misschien reeds plaatsgevonden toen FSO van GM DAT de licentieovereenkomst […] kreeg toegewezen. Het model […] zou theoretisch kunnen zijn geproduceerd in een andere Europese fabriek. Aangezien FSO in de toekomst bij andere licentieovereenkomsten zal concurreren, kan de Commissie redelijkerwijs aannemen dat, afgezien van dit specifieke contract, de hierboven beschreven verstoring ook in de toekomst zal plaatsvinden, ten koste van andere in de Europese Unie gevestigde fabrieken. In dit verband merkt de Commissie op dat diverse fabrieken in de Europese Unie momenteel het type auto produceren dat FSO voornemens is te produceren. Deze verstoring kan de fabriek ernstige schade berokkenen die de licentieovereenkomst zou hebben gekregen als FSO de markt had verlaten. Bij de productie van een automodel zijn vaak gedurende meerdere jaren honderden (of zelfs duizenden) werknemers betrokken. De welvaart van de lidstaat waar de onderneming is gevestigd die de opdracht niet heeft gekregen, is derhalve ernstig aangetast door de aanwezigheid van FSO op de markt.

    (80)

    Ten tweede concurreert het door FSO geproduceerde model met andere modellen en neemt het een deel van hun marktaandeel af. De verkoop van de concurrerende modellen is lager dan wanneer FSO niet actief was geweest op de markt. Dit type verstoring heeft negatieve gevolgen voor de autoproducenten en hun fabrieken die de concurrerende modellen produceren. Als FSO de markt had verlaten, was de productie van de modellen die FSO gaat produceren, waarschijnlijk aan een andere fabriek toegewezen. De Commissie merkt wel op dat het feit dat FSO het contract in de wacht heeft gesleept, betekent dat haar productie goedkoper is. Dit betekent dat goedkopere auto’s op de markt zullen worden aangeboden dan het geval was geweest als FSO de markt had verlaten (20). Verder wordt algemeen erkend dat de toename van de productiecapaciteit die op een bepaalde markt beschikbaar is, de prijs van het betrokken product drukt. De lagere autoprijzen zijn derhalve schadelijk voor de concurrenten. De Commissie merkt op dat de productie van FSO, volgens de prognose die in het herstructureringsplan is opgenomen, op de lange termijn 1 tot 2 % van de autoproductie in de Europese Unie vertegenwoordigt. Zoals de Poolse autoriteiten echter erkennen, concurreren de door FSO geproduceerde auto’s voornamelijk met automodellen van dezelfde grootte en in dezelfde prijsklasse. Het marktaandeel in dat specifieke segment kan niet worden beschouwd als „verwaarloosbaar” in de zin van punt 36 van de richtsnoeren.

    (81)

    De Commissie concludeert uit bovenstaande analyse dat de steun die FSO in leven houdt op een markt die met overcapaciteit kampt, een negatief effect heeft op de concurrenten van FSO: fabrieken die een offerte doen voor de bouw van hetzelfde model, fabrieken die concurrerende modellen bouwen en autoproducenten die concurrerende modellen bouwen. De Commissie is derhalve van mening dat er maatregelen moeten worden genomen om de verstoring als gevolg van de steun te beperken. Bij het nemen van een besluit over de omvang van die maatregelen houdt de Commissie rekening met de volgende verzachtende omstandigheden: de onderneming is gevestigd in een steungebied en het marktaandeel van de onderneming is gering.

    (82)

    In de loop van de procedure hebben de Poolse autoriteiten diverse compenserende maatregelen voorgesteld. Ten eerste hebben de Poolse autoriteiten verklaard dat FSO zijn verkoopnetwerk heeft gereduceerd door het aantal verkooppunten terug te brengen. De Commissie merkt echter op dat deze rationalisatie noodzakelijk was met het oog op de levensvatbaarheid van FSO en om de verkoopkosten te verlagen. De verkoop in Polen is namelijk sterk gedaald en sommige verkooppunten hebben achterstallige verplichtingen jegens FSO of zijn zelfs failliet gegaan. Voorts had FSO over enkele van deze verkooppunten geen zeggenschap, en hadden de eigenaars besloten geen auto’s van FSO meer te verkopen, maar op andere automerken over te schakelen. Deze maatregel is derhalve geen extra inspanning van FSO en brengt ook de aanwezigheid van de onderneming op de markten niet verder terug dan nodig is gezien de behoefte om de levensvatbaarheid te herstellen. Het is derhalve niet aanvaardbaar als compenserende maatregel.

    (83)

    De Poolse autoriteiten hebben ook nog voorgesteld dat FSO het aantal landen waarnaar het zijn producten uitvoert, „vrijwillig” beperkt. De Commissie merkt echter op dat FSO niet zijn eigen modellen gaat produceren, maar gaat werken op basis van een licentieovereenkomst. Dit type contract beperkt het aantal landen waar de producten mogen worden verkocht. Die beperking is derhalve inherent aan het ondernemingsplan en geen concessie van FSO, dat daarover geen controle heeft. Verder worden de verkoopprognoses voor deze landen niet met voldoende informatie onderbouwd.

    (84)

    De Poolse autoriteiten hebben voorgesteld om bepaalde apparatuur op de productielijnen van FSO te ontmantelen. Deze apparatuur moet echter in ieder geval worden vervangen om een nieuw model te produceren.

    (85)

    Tot slot: Polen heeft opgegeven dat de productiecapaciteit van FSO [200 000 à 230 000] eenheden per jaar bedraagt op basis van twee ploegen, en stelt nu voor de productiecapaciteit tot 2008 te verlagen tot [140 000 à 170 000] eenheden per jaar. De Commissie merkt op dat dit overeenkomt met de productieprognose van FSO voor 2008 (zie Tabel 5) (21). Deze maatregel zou derhalve geen beperking vormen voor de onderneming.

    (86)

    Samenvattend, de maatregelen die door de Poolse autoriteiten worden voorgesteld, vormen geen van alle concessies van FSO. Zij beperken de aanwezigheid van FSO op de markt niet meer dan hetgeen reeds wordt bereikt met de maatregelen voor het herstel van de levensvatbaarheid. Zij kunnen dan ook niet de verstoring compenseren die door de steun ontstaat. Ongerechtvaardigde concurrentiedistorsies worden derhalve niet voorkomen. Aangezien de Commissie van mening is dat maatregelen nodig zijn om de verstoring van de concurrentie te beperken, heeft zij besloten om de verenigbaarheid van de steun afhankelijk te maken van de uitvoering van de volgende maatregelen:

    1)

    De jaarlijkse productie van personenauto’s, inclusief alle types montagekits, wordt beperkt tot 150 000 eenheden tot en met eind februari 2011 (22), […].

    2)

    De jaarlijkse verkoop van personenauto’s in de Europese Unie wordt beperkt tot 107 000 eenheden tot en met eind februari 2011 (23).

    3)

    Deze twee voorwaarden gelden voor FSO, alle huidige en toekomstige dochterondernemingen, en alle ondernemingen waarover de aandeelhouders van FSO zeggenschap hebben, voor zover gebruik wordt gemaakt van activa (zoals fabrieken, productielijnen) die op dit moment eigendom zijn van FSO of zijn dochterondernemingen.

    (87)

    De Commissie is van mening dat deze voorwaarde toereikend is om de concurrentiedistorsie als gevolg van de steun te beperken. Gebaseerd op de productieprognoses die door de Poolse autoriteiten zijn overgelegd, vormt deze voorwaarde voor de onderneming slechts gedurende twee — maximaal drie — jaar en twee maanden (24) een beperking. Deze voorwaarde verplicht de onderneming zodoende minder auto’s te produceren en te verkopen. Ook betekenen de beperkingen dat de onderneming geen bod mag doen op eventuele bijkomende licentieovereenkomsten voor productie gedurende deze periode.

    (88)

    Door het productieplafond (duur, omvang) zo vast te stellen dat het afremmende effect beperkt blijft tot twee — maximaal drie — jaar en twee maanden, houdt de Commissie rekening met de status van de regio waar de onderneming is gevestigd en het geringe marktaandeel.

    4.7.   Steun beperkt tot het strikt noodzakelijke minimum

    (89)

    In haar besluit tot inleiding van de onderzoeksprocedure uitte de Commissie twijfel of de steun in zijn geheel noodzakelijk was. Met name merkte de Commissie op dat voor bepaalde maatregelen als voorwaarde was gesteld dat er een investeerder moest worden gevonden. De steun leek derhalve eerder een manier om een investeerder aan te trekken dan strikt beperkt tot hetgeen nodig was om de onderneming te helpen overleven. De onderzoeksprocedure heeft deze twijfel gematigd. Sterker nog, de Commissie is van mening dat de onderneming zonder de steun van een investeerder en een licentiegever niet zou hebben kunnen overleven. FSO had geen eigen model om te produceren en beschikte ook niet over de capaciteit om een volledig nieuw model te ontwikkelen. Verder is de geringe belangstelling van de 29 grootste autoproducenten toen zij in februari 2004 door FSO werden benaderd, ook een teken dat de onderneming zich in een zeer moeilijke situatie bevond en FSO zelfs met steun geen duidelijk levensvatbare en winstgevende onderneming was. Op basis van het bovenstaande komt de Commissie tot de bevinding dat het feit dat voor de steun deels als voorwaarde werd gesteld dat er een investeerder moest worden gevonden, niet betekent dat de steun groter was dan het strikt noodzakelijke om de levensvatbaarheid van FSO te herstellen.

    (90)

    Teneinde te bepalen of de steun zich beperkt tot het noodzakelijke minimum, heeft de Commissie onderzocht welke partijen steun hebben verleend en nog zullen verlenen voor de herstructureringskosten. Deze omvatten hoofdzakelijk de kosten die verband houden met het herstructureren van de verplichtingen van de onderneming. Voor een kleiner bedrag had de onderneming ook een borg nodig om een investeringslening te kunnen krijgen voor het financieren van de modernisering van de productielijn die nodig is om het nieuwe model te produceren.

    (91)

    Zoals eerder al werd aangegeven (zie Tabel 3), heeft FSO een overeenkomst getekend met zijn voornaamste schuldeisers. Op basis van die overeenkomst heeft DMC zijn vorderingen van PLN [2-3] miljoen (25) […] jegens FSO in kapitaal omgezet. De schatkist heeft hetzelfde gedaan voor een bedrag van PLN [400-800] miljoen […]. Als gezegd in overweging 55, is volgens de Commissie bij deze omzetting geen steun verleend. Bij deze overeenkomst van september 2003 verbonden particuliere banken zich ertoe hun vorderingen van PLN [0,7-1,2] miljard […] jegens FSO kwijt te schelden; die verbintenis is al voor meer dan de helft uitgevoerd. Ook kleinere vorderingen jegens FSO werden geherstructureerd, zodat ook nog een bedrag van PLN [120-230] miljoen […] werd kwijtgescholden. Door het omzetten van schuld en kwijtscheldingen wordt het steunbedrag dat nodig is om de onderneming te redden, direct verlaagd. Sterker nog, als de schuldeisers niet akkoord waren gegaan met het omzetten van de schuld en de kwijtscheldingen, hadden de verplichtingen onmiddellijk moeten worden voldaan en was extra steun nodig geweest voor het terugbetalen ervan en om FSO van faillissement te redden. In totaal ligt de bijdrage van de particuliere schuldeisers van FSO, omzetting van schuld door de schatkist niet meegerekend, op PLN [2,8-4,4] miljard […].

    (92)

    Behalve de hierboven beschreven bijdrage, heeft Polen verklaard dat voor AvtoZAZ de afgelopen jaren gold dat er sprake was van voorfinanciering van zijn bestellingen bij FSO, die vrijwel de gehele productie van de Poolse onderneming vertegenwoordigden. Dankzij dit voorfinancieren kon FSO, dat geen liquide middelen had, de productie van de bestelde auto’s financieren (bijvoorbeeld voor de aankoop van materiaal). Deze voorgefinancierde bestellingen hebben de onderneming de afgelopen jaren op de been gehouden. Voorfinanciering is niet gebruikelijk in de auto-industrie, vooral niet bij een onderneming in moeilijkheden. Derhalve mag worden geconcludeerd dat AvtoZAZ, door deze uitzonderlijke voorfinanciering van FSO, heeft bijgedragen tot het financieren van de onderneming tijdens de periode van herstructurering. Deze particuliere bijdrage is een teken dat de markt vertrouwen had in de levensvatbaarheid van de onderneming. Volgens de informatie die is overgelegd door de Poolse autoriteiten, liepen de voorschotten van AvtoZAZ op bepaalde momenten op tot USD [10-50] miljoen […].

    (93)

    Zoals aangegeven bedraagt het maximumbedrag van de steun na de toetreding, op basis van de wisselkoers van 20 oktober 2006, EUR 82 miljoen, oftewel PLN 318 miljoen. Om te bepalen of de steun zich beperkt tot het strikt noodzakelijke minimum, heeft de Commissie verder rekening gehouden met de steun die voor de toetreding van Polen is verleend in het kader van dezelfde herstructurering. Als gezegd is de Commissie van mening dat de steun in de kwartalen voor de toetreding maximaal PLN 201 miljoen (EUR 51 miljoen) bedroeg. De totale herstructureringssteun bedraagt derhalve maximaal PLN 519 miljoen (EUR 133 miljoen). Uit het bovenstaande blijkt dat de bijdrage van de particuliere sector meer dan 85 % van de herstructureringskosten dekt, en de steun minder dan 15 % bedraagt. Zelfs als het (zonder steunverlening) omzetten van schuld door de staat beschouwd wordt als herstructureringskosten, is de bijdrage van de particuliere sector meer dan driekwart van de herstructureringskosten. De Commissie beschouwt de bijdrage van de particuliere schuldeisers derhalve als aanzienlijk.

    (94)

    Op basis van het bovenstaande komt de Commissie tot de bevinding dat de steun zich beperkt tot het strikt noodzakelijke minimum.

    4.8.   Beginsel van de eenmalige steun

    (95)

    Op basis van de informatie die door de Poolse autoriteiten is overgelegd, is de Commissie tot de bevinding gekomen dat de onderneming de afgelopen tien jaar geen herstructureringssteun heeft ontvangen. Gedurende de huidige herstructurering werden de eerste steunmaatregelen in het laatste kwartaal van 2003 verleend. Aan de bovengenoemde voorwaarden is derhalve voldaan.

    5.   CONCLUSIE

    (96)

    De conclusie van de Commissie luidt dat de aangemelde steun verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, mits bepaalde voorwaarden worden vervuld,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De in Tabel 4 genoemde steunmaatregelen ten gunste van Fabryka Samochodów Osobowych, waarvan een deel reeds gedeeltelijk of volledig door Polen ten uitvoer is gebracht en een ander deel nog door Polen ten uitvoer moet worden gebracht, zijn onder voorbehoud van de in artikel 2 genoemde verplichtingen en voorwaarden verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    Artikel 2

    1.   Het plan voor de herstructurering van FSO, met inbegrip van de herstructurering van de verplichtingen van FSO, moet volledig ten uitvoer worden gebracht.

    2.   De jaarlijkse productie van personenauto’s, inclusief alle types montagekits, moet tot februari 2011 worden beperkt tot 150 000 eenheden. Deze beperking geldt voor elk kalenderjaar. De productie in de eerste twee maanden van 2011 moet worden beperkt tot 25 000 eenheden.

    3.   De jaarlijkse verkoop van personenauto’s in de Europese Unie (met inbegrip van nieuwe lidstaten wanneer die tot de Europese Unie toetreden) moet tot februari 2011 worden beperkt tot 107 000 eenheden. Deze beperking geldt voor elk kalenderjaar. In de eerste twee maanden van 2011 moet de verkoop in de Europese Unie worden beperkt tot 17 833 eenheden.

    4.   De twee hierboven genoemde voorwaarden gelden voor FSO, alle huidige en toekomstige dochterondernemingen, en alle ondernemingen waarover de aandeelhouders van FSO zeggenschap hebben, voor zover gebruik wordt gemaakt van activa (zoals fabrieken, productielijnen) die op dit moment eigendom zijn van FSO of zijn dochterondernemingen.

    5.   Polen doet de Commissie halfjaarlijks rapporten toekomen over de vorderingen met de herstructurering van FSO, zodat de Commissie toezicht kan uitoefenen op de naleving van de voorwaarden. Wat de beperkingen op het gebied van productie en verkoop betreft doet Polen de Commissie jaarlijks rapporten toekomen over de productie- en verkoopcijfers in het voorgaande kalenderjaar; deze moeten uiterlijk eind januari worden verzonden. Het laatste rapport moet worden verzonden voor eind maart 2011 en heeft betrekking op de productie- en verkoopcijfers in de eerste twee maanden van 2011.

    Artikel 3

    Polen deelt de Commissie binnen twee maanden vanaf de kennisgeving van deze beschikking mede welke maatregelen het heeft genomen om aan de beschikking te voldoen.

    Artikel 4

    Deze beschikking is gericht tot de Republiek Polen.

    Gedaan te Brussel, 20 december 2006.

    Voor de Commissie

    Neelie KROES

    Lid van de Commissie


    (1)  PB C 100 van 26.4.2005, blz. 2.

    (2)  Zie voetnoot 1.

    (3)  Vertrouwelijke informatie.

    (4)  Alle door de Poolse autoriteiten genoemde bedragen in złoty (hierna „PLN”) zijn ter informatie omgerekend in euro (hierna „EUR”), op basis van de wisselkoers van 20 oktober 2006: 1 EUR = 3,89 PLN.

    (5)  

    Bron:

    „Company Presentation, Fabryka Samochodów Osobowych SA, Warsaw 2006”, overgelegd door de Poolse autoriteiten op 31 augustus 2006.

    (6)  Volgens een persbericht met als datum 10 januari 2006, gepubliceerd op haar website (www.ukravto.ua), heeft ZAZ in 2005 148 163 voertuigen geproduceerd, onder meer 10 190„Travria”, 6 224„Travria Pick-Up”, 20 864„Slavuta”, 21 379„Sens”, 9 107„Lanos T-150”, 697 „Opel Astra-H”, 1 915„Opel CKD”, 6 179„VAZ-21093”, 14 459„VAZ-21099”, en 57 149 andere voertuigen.

    (7)  Formeel is de overeenkomst tussen de schatkist van de Republiek Polen en Zakrytoje Akcjonernoje Obszczestwo z Inostrannoj Inwesticjej „Zaporozskij Awtomobilestroitelnyj Zawod” gesloten met het hoofdkantoor in Zaporozhye (Oekraïne).

    (8)  De in dit deel genoemde cijfers zijn afkomstig uit informatie die is verstrekt door de Poolse autoriteiten.

    (9)  Bron: antwoord van de Poolse autoriteiten van 30 augustus 2006.

    (10)  Brief van de Poolse autoriteiten van 13 juni 2005.

    (11)  Alle bedragen die door de Poolse autoriteiten in USD worden genoemd, zijn omgerekend in EUR, op basis van de wisselkoers van 20 oktober 2006: 1,26 USD = 1 EUR.

    (12)  De Poolse autoriteiten hebben de Commissie bij brief van 3 januari 2006 medegedeeld dat de oorspronkelijk geplande garantie naar beneden was bijgesteld. De steunmaatregelen die worden genoemd in het besluit tot inleiding van de onderzoeksprocedure waren gebaseerd op de aanmelding van 30 april 2004. De aanmelding bevatte een plan voor een garantie van 162,5 miljoen USD.

    (13)  De maatregelen 22 en 23 werden niet opgenomen in de informatie die op 3 januari 2006 is verstrekt. Zij worden echter wel genoemd in het besluit van 19 januari 2005 om de procedure van artikel 88, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden. Aangezien de Commissie geen details heeft ontvangen over hun terugtrekking, heeft zij besloten toch met deze maatregelen rekening te houden.

    (14)  PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2.

    (15)  PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

    (16)  Deze prognose betrof het model […]*, waarvoor de overeenkomst […] uitsluitend […] was gesloten.

    (17)  Dit wordt bevestigd door het arrest van het Gerecht van eerste aanleg in zaak T-17/03, Schmitz-Gotha Fahrzeugwerke GmbH, Jurispr. 2006, blz. II-1139, punten 44 en 45:

    (44)

    Punt 3.2.2 van de kaderregeling, dat dit vereiste preciseert, schrijft met name voor dat het herstructureringsplan drie materiële voorwaarden dient te eerbiedigen. Ten eerste dient het de levensvatbaarheid van de begunstigde onderneming binnen een redelijk tijdsbestek te herstellen op grond van realistische veronderstellingen (punt 3.2.2, sub i), ten tweede dient het buitensporige vervalsing van de mededinging door de steun te vermijden (punt 3.2.2, sub ii) en ten derde dient het in verhouding te staan tot de kosten en baten van de herstructurering (punt 3.2.2, sub iii).

    (45)

    Aangezien deze voorwaarden cumulatief zijn, is de Commissie verplicht een voorgenomen maatregel voor herstructureringssteun onverenigbaar te verklaren wanneer reeds één van de voorwaarden niet is vervuld (arrest Gerecht van 15 juni 2005, Regione autonoma della Sardegna/Commissie, T-171/02, Jurispr. blz. II-2123, punt 128; zie eveneens in die zin arrest Frankrijk/Commissie, reeds aangehaald, punten 49 en 50).

    (18)  In hun brief van 6 april 2006 schrijven de Poolse autoriteiten: „In de regel houdt het verlenen van een vergunning nauw verband met intensievere samenwerking tussen de licentiegever en de licentiehouder. Dit omvat overdracht van knowhow, productiemethoden, technische steun, ontwikkelen van methoden voor onderzoek en ontwikkeling, kwaliteitscontrole, maar ook gezamenlijke maatregelen met het oog op het lokaliseren van de productie van samenstellingen en onderdelen. Indien de licentiehouder succes boekt met de tenuitvoerlegging van de voorwaarden van de licentieovereenkomst, kunnen aansluitend andere gezamenlijke projecten worden opgezet […].”. Uit het voorafgaande blijkt dat het, wat betreft de langere termijn, duidelijk is dat FSO de verwachting koestert dat het dieper zal worden betrokken bij het ontwikkelen van nieuwe producten. Dit betreft echter de zeer lange termijn en impliceert bepaalde voorwaarden, waarvan de vervulling in dit stadium hypothetisch is. De Commissie zal haar analyse derhalve baseren op de veronderstelling dat FSO een onafhankelijke producent blijft.

    (19)  Door auto’s die voor de EU-markt bestemd zijn, in de Europese Unie te produceren worden de douanerechten omzeild en de vervoerskosten beperkt. Grote autoproducenten beschouwen in de Europese Unie opererende fabrieken als meer vervangbaar, waardoor zij ook sterker met elkaar concurreren, dan fabrieken die zowel binnen als buiten de Europese Unie opereren.

    (20)  Door de sterke concurrentie zal de grote autoproducent die zijn auto’s door FSO laat produceren, de lagere kosten wellicht ook tot uitdrukking moeten brengen in een lagere verkoopprijs.

    (21)  Op basis van de op 3 oktober 2006 ingediende gewijzigde prognoses zou deze maatregel alleen in 2008 een beperking vormen.

    (22)  In de eerste twee maanden van 2011 moet de productie worden beperkt tot 25 000 eenheden.

    (23)  In de eerste twee maanden van 2011 moet de verkoop in de Europese Unie worden beperkt tot 17 833 eenheden.

    (24)  Worden de productieprognoses van tabel 5 gehanteerd, dan is het afremmende effect beperkt tot twee jaar en twee maanden. Worden de hogere prognoses gehanteerd die in de brief van 3 oktober 2006 zijn medegedeeld, dan is het afremmende effect beperkt tot drie jaar en twee maanden.

    (25)  Typefout — lees: „miljard”.


    19.7.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 187/47


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 17 juli 2007

    houdende wijziging van Beschikking 2006/784/EG tot toelating van methoden voor de indeling van geslachte varkens in Frankrijk

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 3419)

    (Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)

    (2007/510/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EEG) nr. 3220/84 van de Raad van 13 november 1984 tot vaststelling van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens (1), en met name op artikel 5, lid 2,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Beschikking 2006/784/EG van de Commissie (2) is het gebruik van drie methoden voor de indeling van geslachte varkens in Frankrijk toegelaten.

    (2)

    De regering van Frankrijk heeft de Commissie verzocht twee nieuwe methoden voor de indeling van geslachte varkens toe te laten en heeft de resultaten van haar versnijdingsproeven meegedeeld door indiening van deel 2 van het in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 2967/85 van de Commissie van 24 oktober 1985 houdende nadere bepalingen voor de toepassing van het communautaire indelingsschema voor geslachte varkens (3) bedoelde protocol.

    (3)

    Uit het onderzoek van dit verzoek is gebleken dat aan de voorwaarden voor toelating van deze indelingsmethoden is voldaan.

    (4)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor varkensvlees,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Aan artikel 1, eerste alinea, van Beschikking 2006/784/EG, worden de volgende punten d) en e) toegevoegd:

    „d)

    het Autofom genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 4 van de bijlage,

    e)

    het UltraFom 300 genaamde apparaat en de bijbehorende schattingsmethoden, die nader zijn beschreven in deel 5 van de bijlage.”.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

    Gedaan te Brussel, 17 juli 2007.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 301 van 20.11.1984, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3513/93 (PB L 320 van 22.12.1993, blz. 5).

    (2)  PB L 318 van 17.11.2006, blz. 27.

    (3)  PB L 285 van 25.10.1985, blz. 39. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1197/2006 (PB L 217 van 8.8.2006, blz. 6).


    BIJLAGE

    De onderstaande delen 4 en 5 worden toegevoegd aan de bijlage bij Beschikking 2006/784/EG:

    „DEEL 4

    AUTOFOM

    1.

    De geslachte varkens worden ingedeeld met het „Autofom” genaamde apparaat.

    2.

    Het apparaat is uitgerust met 16 ultrasone transductoren met een frequentie van 2 MHz (SFK-technologie, K2KG), met een meetbereik van 25 mm tussen de transductoren.

    De ultrasone gegevens omvatten metingen van de rugspek- en de spierdikte.

    De meetwaarden worden door een centrale computer omgezet in een schatting van het aandeel mager vlees.

    3.

    Het aandeel mager vlees van het geslachte varken wordt op basis van 23 meetpunten aan de hand van onderstaande formule berekend:

    Ŷ

    =

    69,4808 – 0,09178*X0 – 0,08778*X7 – 0,02047*X9 – 0,06525*X19 – 0,03135*X21 – 0,01352*X26 – 0,01257*X29 + 0,00660*X31 + 0,00726*X36 – 0,11207*X48 – 0,31733*X60 – 0,12530*X64 – 0,03016*X83 – 0,28903*X88 – 0,15229*X91 – 0,03713*X92 + 0,09666*X100 – 0,08611*X101 + 0,01797*X113 + 0,03736*X115 + 0,03356*X116 + 0,01313*X121 + 0,01547*X123

    waarin

    Ŷ

    =

    het geschatte aandeel mager vlees van het geslachte varken,

    X0, X7 … X123 = de door Autofom gemeten variabelen.

    4.

    De meetpunten en de statistische methode zijn beschreven in deel II van het Franse protocol dat op grond van artikel 3, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 2967/85 bij de Commissie is ingediend.

    De formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 45 en 125 kg.

    DEEL 5

    ULTRAFOM 300

    1.

    De geslachte varkens worden ingedeeld met het „UltraFom 300” genaamde apparaat.

    2.

    Het apparaat is uitgerust met een ultrasone sonde met een frequentie van 3,5 MHz (SFK-technologie 3,5 64LA), met een lengte van 5 cm en uitgerust met 64 ultrasone transductoren. Het ultrageluidsignaal wordt gedigitaliseerd, opgeslagen en verwerkt door een microprocessor.

    De meetwaarden worden door het UltraFomtoestel zelf omgezet in een schatting van het aandeel mager vlees.

    3.

    Het aandeel mager vlees van het geslachte varken wordt berekend aan de hand van de onderstaande formule:

    Ŷ = 66,49 – 0,891 G + 0,104 M

    waarin:

    Ŷ

    =

    het geschatte aandeel mager vlees van het geslachte varken,

    G

    =

    de rugspekdikte (met inbegrip van de zwoerd) in millimeter, tussen de tweede- en de derdelaatste rib, gemeten op 7 cm van de middellijn van het hele geslachte varken, loodrecht op het zwoerd.

    M

    =

    de spierdikte in millimeter, tussen de tweede- en de derdelaatste rib, gemeten op 7 cm van de middellijn van het hele geslachte varken, loodrecht op het zwoerd.

    De formule is geldig voor geslachte varkens met een gewicht tussen 45 en 125 kg.”.


    Top