Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document L:2007:143:FULL

    Publicatieblad van de Europese Unie, L 143, 06 juni 2007


    Display all documents published in this Official Journal
     

    ISSN 1725-2598

    Publicatieblad

    van de Europese Unie

    L 143

    European flag  

    Uitgave in de Nederlandse taal

    Wetgeving

    50e jaargang
    6 juni 2007


    Inhoud

     

    I   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

    Bladzijde

     

     

    VERORDENINGEN

     

    *

    Verordening (EG) nr. 618/2007 van de Raad van 5 juni 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

    1

     

     

    Verordening (EG) nr. 619/2007 van de Commissie van 5 juni 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    3

     

     

    Verordening (EG) nr. 620/2007 van de Commissie van 5 juni 2007 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

    5

     

    *

    Verordening (EG) nr. 621/2007 van de Commissie van 5 juni 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1483/2006 ten aanzien van de hoeveelheden die vallen onder de permanente openbare inschrijving voor de verkoop op de markt van de Gemeenschap van graan dat in het bezit is van de interventiebureaus van de lidstaten

    9

     

    *

    Verordening (EG) nr. 622/2007 van de Commissie van 5 juni 2007 tot vaststelling, voor 2007, van de voorschriften voor de experimentele visserij op zandspiering in de Noordzee

    14

     

     

    II   Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

     

     

    BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

     

     

    Commissie

     

     

    2007/385/EG

     

    *

    Beschikking van de Commissie van 12 oktober 2006 betreffende steunmaatregel C 11/2005 (ex N 21/2005) die Duitsland voornemens is toe te kennen voor de aanleg van een ethyleenpijpleiding in Beieren (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4836)  ( 1 )

    16

     

     

    2007/386/EG

     

    *

    Beschikking van de Commissie van 5 juni 2007 tot vaststelling van de hoeveelheden methylbromide die krachtens Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen van 1 januari tot en met 31 december 2007 voor kritische toepassingen in de Gemeenschap mogen worden gebruikt (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 2295)

    27

     


     

    (1)   Voor de EER relevante tekst

    NL

    Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

    Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


    I Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie verplicht is

    VERORDENINGEN

    6.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 143/1


    VERORDENING (EG) Nr. 618/2007 VAN DE RAAD

    van 5 juni 2007

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 423/2007 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 60, lid 1, en artikel 301,

    Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2007/246/GBVB van de Raad van 23 april 2007 tot wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (1),

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (2) gewijzigd bij Gemeenschappelijk standpunt 2007/246/GBVB wordt onder meer bepaald dat het verstrekken van technische en financiële bijstand, financiering en investeringen in verband met wapens en aanverwant materieel aan personen, entiteiten of lichamen in Iran, of voor gebruik in Iran, verboden moet worden.

    (2)

    Deze maatregelen vallen binnen het toepassingsgebied van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; derhalve is, om te garanderen dat zij in alle lidstaten door de marktdeelnemers uniform worden toegepast, communautaire wetgeving noodzakelijk voor de uitvoering van de maatregelen voor zover het de Gemeenschap betreft. De zaak is urgent.

    (3)

    Bij Verordening (EG) nr. 423/2007 (3) zijn beperkende maatregelen ten aanzien van Iran opgelegd in overeenstemming met Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB voordat dit werd gewijzigd. Om rekening te houden met Gemeenschappelijk Standpunt 2007/246/GBVB, is het dienstig nieuwe verbodsbepalingen in die Verordening in te voegen. Deze moet dus dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (4)

    Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient zij op de dag van haar bekendmaking in werking te treden,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Verordening (EG) nr. 423/2007 wordt als volgt gewijzigd:

    a)

    in artikel 2 wordt de bestaande tekst genummerd als lid 1 en wordt het volgende lid 2 toegevoegd:

    „2.   Goederen en technologie die zijn opgenomen in de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, worden niet in bijlage I opgenomen (4).

    b)

    in artikel 5 wordt lid 1 vervangen door:

    „1.   Er wordt een verbod ingesteld op:

    a)

    het direct of indirect verlenen van technische bijstand in verband met goederen en technologie genoemd in de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, en in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van goederen genoemd in die lijst, aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Iran of bestemd voor gebruik in Iran;

    b)

    het direct of indirect verlenen van technische bijstand of tussenhandeldiensten in verband met goederen en technologie genoemd in bijlage I, en in verband met het leveren, vervaardigen, onderhouden en gebruiken van goederen genoemd in bijlage I, aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Iran of bestemd voor gebruik in Iran;

    c)

    investeringen in ondernemingen in Iran die betrokken zijn bij de vervaardiging van goederen en technologie genoemd in de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of in bijlage I;

    d)

    het direct of indirect verlenen van financiering of financiële bijstand in verband met goederen en technologie genoemd in de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen of in bijlage I, met inbegrip van subsidies, leningen en exportkredietverzekering, voor de verkoop, levering, overdracht of uitvoer van deze goederen, of voor de verlening van daarmee verband houdende technische bijstand, ten behoeve van natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Iran of bestemd voor gebruik in Iran;

    e)

    het bewust en opzettelijk deelnemen aan activiteiten die ertoe strekken of die tot gevolg hebben dat de onder a), b), c) of d) bedoelde verbodsbepalingen worden omzeild.

    De verbodsbepalingen van dit lid gelden niet voor andere voertuigen dan gevechtsvoertuigen die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Iran.”;

    c)

    in artikel 8 wordt punt a) vervangen door:

    „a)

    de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een justitieel, administratief of arbitrair retentierecht dat is vastgesteld voor de datum waarop de in artikel 7 bedoelde persoon, entiteit of groep door het Sanctiecomité, de VN-Veiligheidsraad of de Raad van de Europese Unie is aangewezen, of van een justitieel, administratief of arbitrair vonnis dat van vóór die datum dateert.”;

    d)

    in artikel 11 wordt lid 2, onder b), vervangen door:

    „b)

    betalingen die verschuldigd zijn op grond van contracten of overeenkomsten die zijn gesloten of verplichtingen die zijn ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 7 bedoelde persoon, entiteit of groep door het Sanctiecomité, de VN-Veiligheidsraad of de Raad van de Europese Unie is aangewezen.”.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Luxemburg, 5 juni 2007.

    Voor de Raad

    De voorzitter

    P. STEINBRÜCK


    (1)  PB L 106 van 24.4.2007, blz. 67.

    (2)  PB L 61 van 28.2.2007, blz. 49.

    (3)  PB L 103 van 20.4.2007, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2007/242/EG (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 51).

    (4)  PB L 88 van 29.3.2007, blz. 58.”;


    6.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 143/3


    VERORDENING (EG) Nr. 619/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 5 juni 2007

    tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 3223/94 van de Commissie van 21 december 1994 houdende uitvoeringsbepalingen van de invoerregeling voor groenten en fruit (1), en met name op artikel 4, lid 1,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In Verordening (EG) nr. 3223/94 zijn op grond van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguayronde de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de periodes die in de bijlage bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

    (2)

    Op grond van de bovenvermelde criteria moeten de forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld op de in de bijlage bij deze verordening vermelde niveaus,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3223/94 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld zoals aangegeven in de tabel in de bijlage bij deze verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op 6 juni 2007.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 5 juni 2007.

    Voor de Commissie

    Jean-Luc DEMARTY

    Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


    (1)  PB L 337 van 24.12.1994, blz. 66. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 386/2005 (PB L 62 van 9.3.2005, blz. 3).


    BIJLAGE

    bij de verordening van de Commissie van 5 juni 2007 tot vaststelling van forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijzen van bepaalde soorten groenten en fruit

    (EUR/100 kg)

    GN-code

    Code derde landen (1)

    Forfaitaire invoerwaarde

    0702 00 00

    MA

    28,8

    TR

    120,2

    ZZ

    74,5

    0707 00 05

    JO

    167,1

    TR

    131,2

    ZZ

    149,2

    0709 90 70

    TR

    91,9

    ZZ

    91,9

    0805 50 10

    AR

    44,2

    ZA

    55,7

    ZZ

    50,0

    0808 10 80

    AR

    96,1

    BR

    73,7

    CL

    83,6

    CN

    69,1

    NZ

    111,2

    US

    99,0

    UY

    72,8

    ZA

    99,1

    ZZ

    88,1

    0809 10 00

    IL

    195,9

    TR

    221,4

    ZZ

    208,7

    0809 20 95

    TR

    357,3

    US

    284,2

    ZZ

    320,8


    (1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1833/2006 van de Commissie (PB L 354 van 14.12.2006, blz. 19). De code „ZZ” staat voor „andere oorsprong”.


    6.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 143/5


    VERORDENING (EG) Nr. 620/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 5 juni 2007

    tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt voor de afgifte van in de periode van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde certificaten voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van de tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (1),

    Gelet op Verordening (EG) nr. 950/2006 van de Commissie van 28 juni 2006 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2006/2007, 2007/2008 en 2008/2009, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer van producten van de sector suiker in het kader van bepaalde tariefcontingenten en preferentiële overeenkomsten (2), en met name op artikel 5, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    In de week van 28 mei tot 1 juni 2007 zijn bij de bevoegde autoriteiten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 950/2006 of Verordening (EG) nr. 1832/2006 van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van overgangsbepalingen in de sector suiker in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië (3), invoercertificaataanvragen ingediend voor een totale hoeveelheid die gelijk is aan of groter is dan de voor volgnummers 09.4366 (2006-2007) en 09.4337 (2007-2008) beschikbare hoeveelheid.

    (2)

    In dergelijke omstandigheden dient de Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast te stellen aan de hand waarvan naar rata van de beschikbare hoeveelheid certificaten kunnen worden afgegeven, en dient zij aan de lidstaten te melden dat de betrokken maximumhoeveelheid is bereikt,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    De certificaten met betrekking tot de invoercertificaataanvragen die in de periode van 28 mei tot 1 juni 2007 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 950/2006 of artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1832/2006 zijn ingediend, worden afgegeven met inachtneming van de in de bijlage bij de onderhavige verordening aangegeven maximumhoeveelheden.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 5 juni 2007.

    Voor de Commissie

    Jean-Luc DEMARTY

    Directeur-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling


    (1)  PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1.

    (2)  PB L 178 van 1.7.2006, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2006/2006 (PB L 379 van 28.12.2006, blz. 95).

    (3)  PB L 354 van 14.12.2006, blz. 8.


    BIJLAGE

    ACS-Indiase suiker

    Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

    Verkoopseizoen 2006/2007

    Volgnummer

    Betrokken land

    Te leveren percentage van de voor de week van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde hoeveelheden

    Maximumhoeveelheid

    09.4331

    Barbados

    100

     

    09.4332

    Belize

    0

    bereikt

    09.4333

    Ivoorkust

    100

     

    09.4334

    Republiek Congo

    100

     

    09.4335

    Fidji

    0

    bereikt

    09.4336

    Guyana

    0

    bereikt

    09.4337

    India

    0

    bereikt

    09.4338

    Jamaica

    100

     

    09.4339

    Kenia

    100

     

    09.4340

    Madagaskar

    100

     

    09.4341

    Malawi

    100

     

    09.4342

    Mauritius

    100

     

    09.4343

    Mozambique

    0

    bereikt

    09.4344

    Saint Kitts en Nevis

     

    09.4345

    Suriname

     

    09.4346

    Swaziland

    0

    bereikt

    09.4347

    Tanzania

    0

    bereikt

    09.4348

    Trinidad en Tobago

    100

     

    09.4349

    Oeganda

     

    09.4350

    Zambia

    100

     

    09.4351

    Zimbabwe

    100

     


    ACS-Indiase suiker

    Titel IV van Verordening (EG) nr. 950/2006

    Verkoopseizoen 2007/2008

    Volgnummer

    Betrokken land

    Te leveren percentage van de voor de week van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde hoeveelheden

    Maximumhoeveelheid

    09.4331

    Barbados

     

    09.4332

    Belize

    100

     

    09.4333

    Ivoorkust

     

    09.4334

    Republiek Congo

     

    09.4335

    Fidji

    100

     

    09.4336

    Guyana

    100

     

    09.4337

    India

    100

    bereikt

    09.4338

    Jamaica

     

    09.4339

    Kenia

     

    09.4340

    Madagaskar

     

    09.4341

    Malawi

     

    09.4342

    Mauritius

     

    09.4343

    Mozambique

    100

     

    09.4344

    Saint Kitts en Nevis

     

    09.4345

    Suriname

     

    09.4346

    Swaziland

     

    09.4347

    Tanzania

    100

     

    09.4348

    Trinidad en Tobago

     

    09.4349

    Oeganda

     

    09.4350

    Zambia

     

    09.4351

    Zimbabwe

     


    Aanvullende suiker

    Titel V van Verordening (EG) nr. 950/2006

    Verkoopseizoen 2006/2007

    Volgnummer

    Betrokken land

    Te leveren percentage van de voor de week van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde hoeveelheden

    Maximumhoeveelheid

    09.4315

    India

    100

     

    09.4316

    Ondertekenaars van het ACS-protocol

    100

     


    Suiker CXL-concessies

    Titel VI van Verordening (EG) nr. 950/2006

    Verkoopseizoen 2006/2007

    Volgnummer

    Betrokken land

    Te leveren percentage van de voor de week van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde hoeveelheden

    Maximumhoeveelheid

    09.4317

    Australië

    0

    bereikt

    09.4318

    Brazilië

    0

    bereikt

    09.4319

    Cuba

    0

    bereikt

    09.4320

    Andere derde landen

    0

    bereikt


    Balkansuiker

    Titel VII van Verordening (EG) nr. 950/2006

    Verkoopseizoen 2006/2007

    Volgnummer

    Betrokken land

    Te leveren percentage van de voor de week van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde hoeveelheden

    Maximumhoeveelheid

    09.4324

    Albanië

    100

     

    09.4325

    Bosnië en Herzegovina

    0

    bereikt

    09.4326

    Servië, Montenegro en Kosovo

    100

     

    09.4327

    voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

    100

     

    09.4328

    Kroatië

    100

     


    Suiker voor uitzonderlijke en voor industriële invoer

    Titel VIII van Verordening (EG) nr. 950/2006

    Verkoopseizoen 2006/2007

    Volgnummer

    Type invoer

    Te leveren percentage van de voor de week van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde hoeveelheden

    Maximumhoeveelheid

    09.4380

    Uitzonderlijke invoer

     

    09.4390

    Industriële invoer

    100

     


    Invoer van suiker in het kader van de voor Bulgarije en Roemenië geopende overgangstariefcontingenten

    Hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 1832/2006

    Verkoopseizoen 2006/2007

    Volgnummer

    Type invoer

    Te leveren percentage van de voor de week van 28 mei tot en met 1 juni 2007 aangevraagde hoeveelheden

    Maximumhoeveelheid

    09.4365

    Bulgarije

    0

    bereikt

    09.4366

    Roemenië

    100

    bereikt


    6.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 143/9


    VERORDENING (EG) Nr. 621/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 5 juni 2007

    tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1483/2006 ten aanzien van de hoeveelheden die vallen onder de permanente openbare inschrijving voor de verkoop op de markt van de Gemeenschap van graan dat in het bezit is van de interventiebureaus van de lidstaten

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 1784/2003 van de Raad van 29 september 2003 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (1), en met name op artikel 6,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij Verordening (EG) nr. 1483/2006 van de Commissie (2) zijn permanente openbare inschrijvingen geopend voor de verkoop op de markt van de Gemeenschap van graan dat in het bezit is van de interventiebureaus van de lidstaten.

    (2)

    Gezien de situatie op de markt voor maïs in de Gemeenschap en de ontwikkeling van de vraag naar graan die de laatste weken in de verschillende regio’s is geconstateerd, moeten in bepaalde lidstaten nieuwe hoeveelheden graan uit de interventievoorraden ter beschikking worden gesteld. Derhalve moet de desbetreffende interventiebureaus toestemming worden gegeven om de hoeveelheden waarvoor de respectievelijke inschrijvingen worden gehouden, te verhogen met 500 000 ton in Hongarije, wat maïs betreft.

    (3)

    Verordening (EG) nr. 1483/2006 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (4)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor granen,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1483/2006 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij de onderhavige verordening.

    Artikel 2

    Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 5 juni 2007.

    Voor de Commissie

    Mariann FISCHER BOEL

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 270 van 21.10.2003, blz. 78. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1154/2005 van de Commissie (PB L 187 van 19.7.2005, blz. 11).

    (2)  PB L 276 van 7.10.2006, blz. 58. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 540/2007 (PB L 128 van 16.5.2007, blz. 26).


    BIJLAGE

    „BIJLAGE I

    LIJST VAN DE OPENBARE INSCHRIJVINGEN

    Lidstaat

    Voor de verkoop op de markt van de Gemeenschap beschikbare hoeveelheden

    (in ton)

    Interventiebureau

    Naam, adres en contactgegevens

    Zachte tarwe

    Gerst

    Maïs

    Rogge

    België

    51 859

    6 340

    Bureau d'intervention et de restitution belge

    Rue de Trèves, 82

    B-1040 Bruxelles

    Tel.: (32-2) 287 24 78

    Fax: (32-2) 287 25 24

    e-mail: webmaster@birb.be

    website: www.birb.be

    БЪЛГАРИЯ

    State Fund Agriculture

    136, Tzar Boris III Blvd.

    1618, Sofia, Bulgaria

    Tel.: (+359 2) 81 87 202

    Fax: (+359 2) 81 87 267

    e-mail: dfz@dfz.bg

    website: www.mzgar.government.bg

    Česká republika

    0

    0

    0

    Statní zemědělsky intervenční fond

    Odbor rostlinných komodit

    Ve Smečkách 33

    CZ-110 00, Praha 1

    Tel. (420) 222 871 667 – 222 871 403

    Fax: (420) 296 806 404

    e-mail: dagmar.hejrovska@szif.cz

    website: www.szif.cz

    Danmark

    174 021

    28 830

    Direktoratet for FødevareErhverv

    Nyropsgade 30

    DK-1780 København

    Tel.: (45) 33 95 88 07

    Fax: (45) 33 95 80 34

    e-mail: mij@dffe.dk and pah@dffe.dk

    website: www.dffe.dk

    Deutschland

    1 948 269

    767 343

    432 715

    Bundesanstalt für Landwirtschaft und Ernährung

    Deichmanns Aue 29

    D-53179 Bonn

    Tel.: (49-228) 6845 — 3704

    Fax 1: (49-228) 6845 — 3985

    Fax 2: (49-228) 6845 — 3276

    e-mail: pflanzlErzeugnisse@ble.de

    website: www.ble.de

    Eesti

    0

    0

    Pŏllumajanduse Registrite ja Informatsiooni Amet

    Narva mnt. 3, 51009 Tartu

    Tel.: (372) 7371 200

    Fax: (372) 7371 201

    e-mail: pria@pria.ee

    website: www.pria.ee

    Eire/Ireland

    0

    Intervention Operations, OFI, Subsidies & Storage Division,

    Department of Agriculture & Food

    Johnstown Castle Estate, County Wexford

    Tel.: 353 53 91 63400

    Fax: 353 53 91 42843

    website: www.agriculture.gov.ie

    Elláda

    Payment and Control Agency for Guidance and Guarantee Community Aids (O.P.E.K.E.P.E)

    241, Archarnon str., GR-104 46 Athens

    Tel.: (30-210) 212.4787 & 4754

    Fax: (30-210) 212.4791

    e-mail: ax17u073@minagric.gr

    website: www.opekepe.gr

    España

    S. Gral. Intervención de Mercados (FEGA)

    C/Almagro 33 — 28010 Madrid — España

    Tel.: (34-91) 3474765

    Fax: (34-91) 3474838

    e-mail: sgintervencion@fega.mapa.es

    website: www.fega.es

    France

    28 724

    318 778

    Office national interprofessionnel des grandes cultures (ONIGC)

    21, avenue Bosquet

    F-75326 Paris Cedex 07

    Tel.: (33-1) 44 18 22 29 et 23 37

    Fax: (33-1) 44 18 20 08/80

    e-mail: f.abeasis@onigc.fr

    website: www.onigc.fr

    Italia

    Agenzia per le Erogazioni in Agricoltura — AGEA

    Via Torino, 45, 00184 Roma

    Tel.: (39) 0649499755

    Fax: (39) 0649499761

    e-mail: d.spampinato@agea.gov.it

    website: www.enterisi.it

    Kypros/Kibris

     

    Latvija

    27 020

    0

    Lauku atbalsta dienests

    Republikas laukums 2,

    Rīga, LV – 1981

    Tel.: (371) 702 7893

    Fax: (371) 702 7892

    e-mail: lad@lad.gov.lv

    website: www.lad.gov.lv

    Lietuva

    0

    35 492

    The Lithuanian Agricultural and Food Products Market regulation Agency

    L. Stuokos-Guceviciaus Str. 9–12,

    Vilnius, Lithuania

    Tel.: (370-5) 268 5049

    Fax: (370-5) 268 5061

    e-mail: info@litfood.lt

    website: www.litfood.lt

    Luxembourg

    Office des licences

    21, rue Philippe II

    Boîte postale 113

    L-2011 Luxembourg

    Tel. (352) 478 23 70

    Fax (352) 46 61 38

    télex: 2 537 AGRIM LU

    Magyarország

    450 000

    19 011

    2 900 000

    Mezőgazdasági és Vidékfejlesztési Hivatal

    Soroksári út. 22–24

    H-1095 Budapest

    Tel. (36) 1 219 45 76

    Fax: (36) 1 219 89 05

    e-mail: ertekesites@mvh.gov.hu

    website: www.mvh.gov.hu

    Malta

     

    Nederland

    Dienst Regelingen Roermond

    Postbus 965, NL-6040 AZ Roermond

    Tel.: (31) 475 355 486

    Fax: (31) 475 318939

    e-mail: p.a.c.m.van.de.lindeloof@minlnv.nl

    website: www9.minlnv.nl

    Österreich

    0

    22 461

    0

    AMA (Agrarmarkt Austria)

    Dresdnerstraße 70

    A-1200 Wien

    Tel.:

    (43-1) 33151 258

    (43-1) 33151 328

    Fax:

    (43-1) 33151 4624

    (43-1) 33151 4469

    e-mail: referat10@ama.gv.at

    website: www.ama.at/intervention

    Polska

    44 440

    41 927

    0

    Agencja Rynku Rolnego

    Biuro Produktów Roślinnych

    Nowy Świat 6/12

    PL-00-400 Warszawa

    Tel.: (48) 22 661 78 10

    Fax: (48) 22 661 78 26

    e-mail: cereals-intervention@arr.gov.pl

    website: www.arr.gov.pl

    Portugal

    Instituto Nacional de Intervenção e Garantia Agrícola (INGA)

    R. Castilho, n.o 45-51,

    1269-163 Lisboa

    Tel.:

    (351) 21 751 85 00

    (351) 21 384 60 00

    Fax:

    (351) 21 384 61 70

    e-mail:

    inga@inga.min-agricultura.pt

    edalberto.santana@inga.min-agricultura.pt

    website: www.inga.min-agricultura.pt

    România

    Agenția de Plați și Intervenție pentru Agricultura

    B-dul Carol I, nr. 17, sector 2

    București 030161

    România

    tel. 40 21 3054802 + 40 21 3054842

    Fax 40 21 3054803

    website: www.apia.org.ro

    Slovenija

    Agencija Republike Slovenije za kmetijske trge in razvoj podeželja

    Dunajska 160, 1000 Ljubjana

    Tel.: (386) 1 580 76 52

    Fax: (386) 1 478 92 00

    e-mail: aktrp@gov.si

    website: www.arsktrp.gov.si

    Slovensko

    0

    0

    227 699

    Pôdohospodárska platobná agentúra

    Oddelenie obilnín a škrobu

    Dobrovičova 12

    SK-815 26 Bratislava

    Tel.: (421-2) 58 243 271

    Fax: (421-2) 53 412 665

    e-mail: jvargova@apa.sk

    website: www.apa.sk

    Suomi/Finland

    30 000

    95 332

    Maa- ja metsätalousministeriö (MMM)

    Interventioyksikkö – Intervention Unit

    Malminkatu 16, Helsinki

    PL 30

    FIN-00023 Valtioneuvosto

    Tel.: (358-9) 16001

    Fax:

    (358-9) 1605 2772

    (358-9) 1605 2778

    e-mail: intervention.unit@mmm.fi

    website: www.mmm.fi

    Sverige

    172 272

    58 004

    Statens Jordbruksverk

    SE-55182 Jönköping

    Tel.: (46) 36 15 50 00

    Fax: (46) 36 19 05 46

    e-mail: jordbruksverket@sjv.se

    website: www.sjv.se

    United Kingdom

    24 825

    Rural Payments Agency

    Lancaster House

    Hampshire Court

    Newcastle upon Tyne

    NE4 7YH

    Tel.: (44) 191 226 5882

    Fax: (44) 191 226 5824

    e-mail: cerealsintervention@rpa.gsi.gov.uk

    website: www.rpa.gov.uk

    „—”: voor dat graan is er geen interventievoorraden in de betrokken lidstaat.”.


    6.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 143/14


    VERORDENING (EG) Nr. 622/2007 VAN DE COMMISSIE

    van 5 juni 2007

    tot vaststelling, voor 2007, van de voorschriften voor de experimentele visserij op zandspiering in de Noordzee

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (1), en met name op bijlage IA,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    De vangstbeperkingen voor de experimentele visserij op zandspiering in ICES-zone IV zijn vastgesteld in bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 41/2007. Overeenkomstig de voetnoten bij de desbetreffende in die bijlage vastgestelde vangstbeperkingen, kan de Commissie bepalen welke voorschriften gelden voor het vangen van de quota voor de experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering.

    (2)

    Volgens punt 1 van bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 41/2007 zijn de in die bijlage vastgestelde voorwaarden van toepassing op de vissersvaartuigen van de Gemeenschap die in ICES-zones III a en IV en in de EG-wateren van ICES-zone II a vissen met bodemtrawls, zegennetten of soortgelijk gesleept vistuig met een maaswijdte van minder dan 16 mm. Dezelfde voorwaarden gelden voor vaartuigen van derde landen die vergunning hebben om te vissen op zandspiering in de EG-wateren van ICES-zone IV, tenzij anders is bepaald, of als gevolg van overleg tussen de Gemeenschap en Noorwegen.

    (3)

    De Gemeenschap en Noorwegen delen het zandspieringbestand in de Noordzee, maar beheren het niet gezamenlijk. Naar aanleiding van overleg tussen de Gemeenschap en Noorwegen op 30 maart 2007 is een overeenkomst bereikt over voorschriften voor de experimentele visserij op zandspiering in de Noordzee. Die overeenkomst dient in gemeenschapsrecht te worden omgezet.

    (4)

    Om de vangstmogelijkheden voor zandspiering zo spoedig mogelijk overeenkomstig punt 8 van bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 41/2007 vast te stellen en om rekening te houden met het feit dat de experimentele visserij plaatsvindt in april en de eerste helft van mei, dienen de voorwaarden voor de experimentele visserij op zandspiering in de Noordzee op zo kort mogelijke termijn ten uitvoer te worden gelegd,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Onderwerp en toepassingsgebied

    1.   In deze verordening wordt vastgesteld welke voorschriften in 2007 in ICES-zone IV gelden voor het vangen van de quota die in bijlage IA bij Verordening (EG) nr. 41/2007 zijn vastgesteld voor de experimentele visserij in verband met de dichtheid van zandspiering.

    2.   De in de onderhavige verordening vastgestelde voorschriften gelden bovenop de voorschriften in bijlage IID bij Verordening (EG) nr. 41/2007.

    Artikel 2

    Lijsten van vissersvaartuigen van de Gemeenschap

    1.   Na de inwerkingtreding van deze verordening zenden de betrokken lidstaten de Commissie onverwijld een lijst toe van de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die van plan zijn deel te nemen aan de experimentele visserij op zandspiering in de Noorse wateren van ICES-zone IV, met vermelding van de naam, het registratienummer en de internationale radioroepnaam van elk vaartuig.

    2.   Op basis van de in lid 1 bedoelde gegevens stelt de Commissie een lijst op van alle vissersvaartuigen van de Gemeenschap die van plan zijn deel te nemen aan de experimentele visserij op zandspiering in de Noorse wateren, en stuurt deze door aan Noorwegen.

    Artikel 3

    Vangstmeldingen door vissersvaartuigen van de Gemeenschap en van Noorwegen

    1.   Telkens wanneer vissersvaartuigen van de Gemeenschap van plan zijn op zandspiering te vissen of sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 16 mm aan boord hebben, zenden zij de vangstmeldingen op de derde dag na elke binnenkomst in de Noorse wateren toe aan het directoraat Visserij in Noorwegen.

    2.   Telkens waneer de vissersvaartuigen van Noorwegen van plan zijn op zandspiering te vissen of sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 16 mm aan boord hebben, zenden zij, naast de in bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 41/2007 bedoelde meldingen over de vangsten bij het binnenvaren en verlaten van de betrokken wateren (catch-on-entry and catch-on-exit), de vangstmeldingen op de derde dag na elke binnenkomst in de wateren van de Gemeenschap toe aan de Commissie.

    Artikel 4

    Toegang tot VMS-informatie over visservaartuigen van de Gemeenschap

    De lidstaten stellen VMS-gegevens over de onder hun vlag varende vissersvaartuigen die aan de experimentele visserij op zandspiering deelnemen, ter beschikking van de onderzoekers die namens hen zitting hebben in de betrokken ICES-werkgroep, of stellen deze gegevens rechtstreeks ter beschikking van die werkgroep wanneer zij daarin geen eigen onderzoeker hebben.

    Artikel 5

    Sluiting van de experimentele visserij voor Noorse vissersvaartuigen

    1.   De experimentele visserij op zandspiering in de wateren van de Gemeenschap van ICES-zone IV na 6 mei 2007 is voor Noorse visservaartuigen slechts toegestaan, indien:

    a)

    30 % van de totale inspanning die Noorwegen in 2005 heeft geleverd, niet volledig is benut, en

    b)

    de vangstbeperking van 20 000 ton niet is bereikt.

    2.   De Noorse visserijinspanning wordt geleverd door ten hoogste 25 vissersvaartuigen die elk niet meer dan 1 meerdaagse reis ondernemen.

    Artikel 6

    Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 5 juni 2007.

    Voor de Commissie

    Joe BORG

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 444/2007 van de Commissie (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 22).


    II Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is

    BESLUITEN/BESCHIKKINGEN

    Commissie

    6.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 143/16


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 12 oktober 2006

    betreffende steunmaatregel C 11/2005 (ex N 21/2005) die Duitsland voornemens is toe te kennen voor de aanleg van een ethyleenpijpleiding in Beieren

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2006) 4836)

    (Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

    (Voor de EER relevante tekst)

    (2007/385/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 88, lid 2, eerste alinea,

    Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 62, lid 1, onder a),

    Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen (1) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Op 2 december 2003 heeft Duitsland de Commissie in kennis gesteld van zijn voornemen de geplande steun voor een pijpleidingproject tussen Ludwigshafen (Baden-Württemberg) en Münchsmünster (Beieren) formeel aan te melden.

    (2)

    Op 12 januari 2005 heeft Duitsland deze maatregel, die het beschouwt als algemene infrastructuurmaatregel en niet als staatssteun, om redenen van rechtszekerheid formeel aangemeld.

    (3)

    Op 16 maart 2005 heeft de Commissie de formele onderzoeksprocedure ten aanzien van de vermeende staatssteun ingeleid. Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt (2). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken steun te maken.

    (4)

    Duitsland heeft op 19 april 2005 opmerkingen ingediend als antwoord op de inleiding van de formele onderzoeksprocedure (zie paragraaf 5).

    (5)

    Er werden van meerdere belanghebbenden opmerkingen ontvangen. De Association of Petrochemicals Producers in Europe — APPE (organisatie van de petrochemische industrie in Europa), enkele niet onmiddellijk bij het project betrokken Beierse ondernemingen (Mineraloelraffinerie Oberrhein GmbH & Co. KG (Miro), Bayernoil Raffineriegesellschaft GmbH, Industriepark Gersthofen Service GmbH & Co. KG — IGS) en Oostenrijk hebben bij schrijven van resp. 2 mei, 12 mei, 17 mei, 3 juni en 8 juni 2005 gunstige opmerkingen gemaakt. Een petrochemische onderneming, die niet bij naam wenst te worden genoemd, heeft daarentegen op 24 mei 2005 kritische opmerkingen gemaakt. Met de opmerkingen van Oostenrijk werd rekening gehouden, hoewel zij pas na het verstrijken van de in het Publicatieblad vastgelegde termijn van 30 dagen werden gemaakt.

    (6)

    De ontvangen opmerkingen werden op 16 en 20 juni 2005 aan Duitsland doorgezonden met het verzoek om daarover een standpunt in te nemen.

    (7)

    Duitsland heeft zich op 14 juli 2005 over de opmerkingen van de belanghebbenden uitgesproken.

    (8)

    Op 28 oktober 2005 heeft de Commissie om aanvullende inlichtingen verzocht, die Duitsland bij schrijven van 24 november 2005 heeft verstrekt.

    (9)

    Sinds eind 2005 zijn er veel contacten geweest en is er een uitvoerige briefwisseling gevoerd tussen de Duitse en de Beierse autoriteiten, vertegenwoordigers van de Beierse industrie en de Commissie.

    (10)

    Zo heeft Duitsland op 8 februari 2006 een brief gestuurd waarbij andere brieven van de ondernemingen BASF, Borealis, Clariant, Infraserv Gendorf, Infraserv Hoechst, MOL Group, OMV (Österreichische Mineralölverwaltung Aktiengesellschaft) Austria, OMV Germany, Ruhr Oel GmbH (ROG) alsook brieven van het consortium Aethylen-Rohrleitungs-Gesellschaft (ARG) en het consortium Ethylen-Pipeline Süd GmbH & Co. KG (EPS) als mogelijke ontvangers van de voorgenomen steun waren gevoegd. Op 21 februari 2006 heeft Beieren aanvullende opmerkingen en een herziene versie van het schrijven van Infraserv Hoechst ingediend. Op 5 februari 2006 heeft de petrochemische onderneming die op 24 mei 2005 reeds had gereageerd aanvullende opmerkingen gemaakt, waarin zij de geplande steun positiever beoordeelde op voorwaarde dat de open toegang tussen Rotterdam en Beieren wordt gewaarborgd.

    (11)

    Bij schrijven van 24 juli 2006 heeft Duitsland een gewijzigd voorstel voor steunverlening aan het pijpleidingproject ingediend onder toevoeging van een groot aantal andere documenten. Deze brief werd op 14 augustus en 7 september 2006 aangevuld, vooral met opmerkingen over de deelname van het Landesanstalt für Aufbaufinanzierung Förderbank Bayern (hierna „LfA”), een kredietinstelling die volledig eigendom van de deelstaat Beieren is, aan het project.

    2.   BESCHRIJVING

    2.1.   Het project

    (12)

    Het project bestaat uit de bouw van een 357 km lange pijpleiding van Ludwigshafen naar Münchsmünster met een jaarlijkse doorvoercapaciteit van 400 000 t. Momenteel wordt tussen Ludwigshafen en Münchsmünster geen ethyleen getransporteerd. In tabel 1 wordt een schatting van de getransporteerde hoeveelheden weergegeven. Aangezien de ontwikkeling van de productie en het verbruik van ethyleen van elkaar verschillen, wordt voor de eerste jaren een nettostroom in de richting van Ludwigshafen verwacht, terwijl dit in latere jaren mogelijk omgekeerd zal zijn. In de tabel wordt nog geen rekening gehouden met de explosie in de polyethyleenfabriek van Basell (zie overweging 24). Als deze installatie met een vergelijkbare capaciteit wordt heropgebouwd, wordt de sluiting ervan in 2015 minder waarschijnlijk, zodat de nettostroom vanaf 2015 aanzienlijk zal afnemen. Als de capaciteit wordt uitgebreid, zal dit voor de hele periode waarvoor de prognose wordt gemaakt leiden tot lagere totale transportvolumes.

    Tabel 1

    Prognose van de getransporteerde volumes (in 1 000 t/jaar)

     

    2008-2009

    2010-2014

    Vanaf 2015

    Fabrikant

    OMV

    […] (3)

    […]

    […]

    Ruhr Oel

    […]

    […]

    […]

    Afnemer

    Wacker

    […]

    […]

    […]

    Borealis

    […]

    […]

    […]

    Clariant

    […]

    […]

    […]

    Vinnolit

    […]

    […]

    […]

    Basell

    […]

    […]

    […]

    Nieuwe investeerders

    […]

    […]

    […]

    Nettotransport

    140

    80

    200

    (13)

    De doorvoervergoeding wordt aan de hand van de tarieven van Aethylen-Rohrleitungs-Gesellschaft vastgelegd, bv. 34,21 EUR per ton voor de volledige afstand of 0,0957 EUR per metrieke ton en kilometer. Deze tarieven gelden in gelijke mate voor leden van het consortium en andere gebruikers van de pijpleiding en worden jaarlijks op basis van een onafhankelijke berekening aangepast.

    (14)

    De aanleg van de geplande pijpleiding zal naar schatting 154 miljoen EUR kosten, 14 miljoen EUR meer dan Duitsland oorspronkelijk had voorzien. Oorzaak van de verwachte hogere kostprijs zijn de hogere kosten voor de aanleg (inclusief het verwerven van rechten en milieubeschermingsmaatregelen) en de hogere bedrijfskosten (elektriciteit, verzekering). Na de voorbereidende juridische stappen zouden in 2006 de nodige studies moeten zijn uitgevoerd; in 2007 zou de pijpleiding moeten worden aangelegd en — volgens het oorspronkelijke project — in september 2007 in gebruik worden genomen. In het kader van de procedure voor het toekennen van de nodige vergunningen werd overeenkomstig Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (4) een milieu-effectbeoordeling uitgevoerd.

    (15)

    De geplande pijpleiding wordt geëxploiteerd volgens het „common-carrierprincipe” en het beginsel van open toegang („common carrier/open access”), het principe van de niet-discriminerende doorvoervergoeding („non-discriminatory fees”) en het principe van de minimumwinst („minimum profit”). Alle ethyleenproducenten en -afnemers zullen onder gelijke voorwaarden van de pijpleiding gebruik kunnen maken. De reservecapaciteit van de pijpleiding is voldoende om de inachtneming van deze beginselen te kunnen garanderen. Deze beginselen moeten gedurende ten minste 25 jaar in acht worden genomen.

    2.2.   De steun

    (16)

    De deelstaat Beieren is van plan een subsidie van 44,85 miljoen EUR toe te kennen, wat bij een investering van 150 miljoen EUR overeenkomt met 29,9 % van de kosten of met 29,1 % van de maximale kosten van 154 miljoen EUR. De geplande investering wordt als volgt verdeeld over de jaren 2004-2008: 4,5 miljoen EUR in 2004, 7,8 miljoen EUR in 2005, 54,2 miljoen EUR in 2006, 86 miljoen EUR in 2007 en 1,5 miljoen EUR in 2008. De steun mag niet meer dan 29,9 % van de kosten bedragen en wordt dienovereenkomstig verlaagd indien de totale kosten minder dan 150 miljoen EUR bedragen.

    (17)

    Volgens Duitsland zou het project zonder de subsidie van de deelstaat Beieren economisch niet rendabel zijn, aangezien de transportkosten veel hoger (54,6 EUR per ton) en bijgevolg niet meer concurrerend zouden zijn. Voorts zou het verwachte interne rendement zelfs met de geplande steun van 44,85 miljoen EUR en rekening houdend met indirecte voordelen voor de deelnemers aan het consortium slechts rond de 1,2 % bedragen. Bovendien mag niet uit het oog worden verloren dat indien de installatie van Basell met uitgebreide capaciteit wordt heropgebouwd, de getransporteerde hoeveelheden en daardoor ook het rendement op het geïnvesteerd kapitaal kleiner zullen zijn (zie overweging 24).

    2.3.   De begunstigde

    (18)

    De begunstigde van de steun is Ethylen-Pipeline Süd GmbH & Co. KG („EPS”) (5), een consortium waartoe de petrochemische bedrijven (6) BASF AG, Borealis Polymere GmbH, Clariant GmbH, OMV Deutschland GmbH, ROG, Vinnolit GmbH & Co. KG en Wacker Chemie GmbH en de LfA Förderbank Bayern (7) behoren.

    2.4.   De ethyleenindustrie

    (19)

    Ethyleen is een kleurloos gas en de eenvoudigste onverzadigde koolwaterstof (alkeen). Deze olefine wordt gewoonlijk in petrochemische installaties (stoomkrakers) uit petroleum (ofwel in de vorm van nafta, zoals gewoonlijk in Europa, ofwel in de vorm van gas) verkregen; daarbij ontstaan ethyleen en propyleen in een vaste verhouding. Ethyleen vormt de basis voor een groot aantal polymeren (bv. polyethyleen, PVC en polystyreen), die vervolgens voor de productie van kunststoffen voor vele toepassingen worden gebruikt.

    (20)

    Ethyleen is een verdovend, verstikkend, zeer licht ontvlambaar gas, dat in combinatie met lucht explosieve mengsels vormt en tot de gevaarlijkste klasse stoffen behoort. Op zeer weinig uitzonderingen na, waarbij — duurder — transport over zee gebeurt, wordt het gas daarom uitsluitend via pijpleidingen vervoerd die producenten en afnemers rechtstreeks met elkaar verbinden. Sinds de jaren 60 hebben ondernemingen en consortia als ARG een aantal ethyleenpijpleidingsystemen, van verschillende omvang en vaak lokaal begrensd, voor het transport van ethyleen aangelegd. Het transport van de meeste ethyleenderivaten is daarentegen veel eenvoudiger.

    (21)

    Volgens de cijfers van Duitsland had West-Europa eind 2002 een productiecapaciteit van 23,2 miljoen ton, waarvan Duitsland en de Benelux-landen verantwoordelijk waren voor meer dan 10 miljoen ton. Tussen 2002 en 2003 is de productie met circa 2,6 % tot 20,7 miljoen ton gestegen. Aangezien het verbruik in West-Europa hoger ligt dan de productie, moest in 2002 in totaal 0,24 miljoen ton worden geïmporteerd. Eind 2002 bedroeg de productiecapaciteit in Midden- en Oost-Europa (met inbegrip van de tien nieuwe lidstaten) 2,24 miljoen ton, terwijl het verbruik rond de 2 miljoen ton lag.

    (22)

    Er bestaat een correlatie tussen de vraag naar ethyleen en de vraag naar kunststof, welke laatste weer verband houdt met de bbp-groei. Hieruit kan afgeleid worden dat er voor de volgende jaren een toename in het ethyleenverbruik met circa 2 % in West-Europa en met circa 5,5 % in Midden- en Oost-Europa mag worden verwacht. Ethyleenproducenten die niet op pijpleidingen zijn aangesloten, beconcurreren elkaar indirect op de markt van ethyleenderivaten.

    (23)

    De petrochemische industrie in Europa is vele jaren zeer succesvol geweest, maar de concurrentiedruk is toegenomen door een strenger milieubeleid en door zware concurrentie van polyethyleen uit het Midden Oosten, waar gas als goedkope grondstof beschikbaar is. Aangezien bij het gebruik van gas echter minder bijproducten vrijkomen, heeft Europa in dit opzicht een technisch concurrentievoordeel. Bovendien spelen de transportkosten een grote rol, in het bijzonder voor de leveringen in het centrale deel van Europa. Er wordt geïnvesteerd om de productiecapaciteit in het Midden Oosten uit te breiden met name om in te spelen op de snel groeiende vraag in China en andere landen in Zuid-Oost-Azië. Indien de groei op deze markten om welke reden ook zou vertragen, zal de Europese chemische industrie met een sterkere concurrentie uit het Midden Oosten worden geconfronteerd.

    (24)

    De ethyleenindustrie in Beieren bestaat uit twee ethyleeninstallaties in Münchsmünster-Gendorf-Burghausen die eigendom zijn van OMV en Ruhr-Öl Germany en een aantal ethyleenafnemers die polyethyleen en andere producten uit ethyleen produceren: Basell GmbH (Münchsmünster), Clariant GmbH, Vinnolit GmbH & Co. KG (Gendorf), Borealis Polymere GmbH, Wacker-Chemie (Burghausen). In de installatie van Basell heeft op 12 december 2005 een ernstig incident plaatsgevonden; om de polyethyleenproductie opnieuw op te starten, zijn grote investeringen nodig. Tot nog toe is er nog geen beslissing genomen over de heropbouw; volgens Basell is de aanleg van de pijpleiding van Ludwigshafen naar Münchsmünster bij deze beslissing van belang.

    (25)

    In tabel 2 worden de ethyleenproductie en de leveringen tussen de betrokken ondernemingen weergegeven.

    Tabel 2

    Huidige productie en leveringen

    In ton (cijfers voor 2003)

     

    OMV Deutschland GmbH, Burghausen

    Ruhr Oel GmbH, Münchsmünster

    Basell GmbH, Münchsmünster (vóór de explosie)

    […]

    […]

    Clariant GmbH, Gendorf

    […]

    […]

    Vinnolit GmbH & Co. KG, Gendorf

    […]

    […]

    Borealis Polymere GmbH, Burghausen

    […]

    […]

    Wacker-Chemie, Burghausen

    […]

    […]

    Totale productie

    350 000

    320 000

    2.5.   Pan-Europees pijpleidingennet voor olefinen

    (26)

    Volgens Duitsland is het de bedoeling dat de geplande pijpleiding deel gaat uitmaken van een pan-Europees pijpleidingennet voor olefinen. De bestaande ethyleenpijpleidingen hebben samen een lengte van ongeveer 2 500-3 000 km, waarop circa 50 % van de industrie is aangesloten (in vergelijking met 100 % in de Verenigde Staten). Deze bestaande en onderling niet verbonden regionale pijpleidingsystemen zijn de volgende:

    Noord-West-Europa (Rotterdam-Ludwigshafen), incl. de gebundelde chemiepijpleidingen (met een pijpleiding voor ethyleen) Haven Rotterdam-Maasvlakte; pijpleiding Rotterdam-Moerdijk-Antwerpen; pijpleiding van Aethylen-Rohrleitungs-Gesellschaft ARG, pijpleiding Wesseling (Keulen)-Frankfurt (156 km); pijpleiding Frankfurt-Ludwigshafen (68 km);

    Ethyleen- en propyleenpijpleiding Antwerpen-Feluy (Wallonië);

    Midden-Europa (Stade-Leuna-Neratovice);

    Frankrijk (Marseille/Berre-Feyzin-Carling); het gedeelte Middellandse Zee-Viriat (Bourg-en-Bresse) werd in de jaren 70 aangelegd, het gedeelte Viriat-Carline (396 km) in 2001;

    Verenigd Koninkrijk: Grangemouth-Wilton, Grangemouth-Stanlow, Stanlow-Wilton; de nieuwe ethyleenpijpleiding Teesside-Saltend (150 km) werd in 2001 aangelegd;

    Noord-Italië (Ravenna-Porto Marghera-Mantua);

    Beieren: pijpleiding Münchsmünster-Gendorf (112 km), Gendorf-Burghausen;

    Oost-Europa (Slowakije-Oekraïne).

    (27)

    De geplande pijpleiding zou op bestaande pijpleidingen tussen Münchsmünster en Gendorf/Burghausen en tussen Ludwigshafen en Wesseling worden aangesloten. Bovendien zouden bijkomende uitbreidingen van het pijpleidingennet mogelijk zijn, zoals

    naar de Tjechische Republiek, bv. Münchsmünster-Litvinov, met inbegrip van de mogelijkheid voor een kringsysteem in Midden-Europa;

    naar Italië en Kroatië, bv. Burghausen-Porto Maghiera;

    naar Oostenrijk, bv. Burghausen-Schwechat, met de optie voor een verdere verbinding via Slowakije naar Hongarije;

    naar Frankrijk, bv. Ludwigshafen-Carling.

    Met deze uitbreidingen brengt de geplande pijpleiding een belangrijke verbinding tussen de petrochemische industrie in West- en Oost-Europa tot stand.

    (28)

    In de brieven die bij het schrijven van Duitsland van 8 februari 2006 waren gevoegd, heeft OMV, dat over vestigingen in Beieren (Burghausen) en Oostenrijk (Schwechat bij Wenen) beschikt en zijn capaciteit in Schwechat onlangs heeft uitgebreid, zijn voornemen kenbaar gemaakt om bij een positieve beslissing in verband met het EPS-project een werkgroep op te richten die zich zal bezighouden met de omvorming van de bestaande pijpleiding van Schwechat (ongeveer 150 km naar het Westen) tot een ethyleenpijpleiding en de verlenging ervan tot Burghausen. OMV verwacht de resultaten van de werkgroep eind 2006. Voorts verklaarde de onderneming dat zij opdracht had gegeven voor een studie naar dit project, dat in 7 tot 14 jaar ten uitvoer zou kunnen worden gelegd. MOL Group (tot dit concern behoren ook het Slowaakse Slovnaft en het Hongaarse TVK), die leider is in Midden-Europa en niet aan het EPS-project deelneemt, ondersteunt het EPS-project ook, maar geeft in een eerste fase voorrang aan een verbinding met de bestaande Oekraïense ethyleenpijpleiding via Slowakije (Pressburg) en Hongarije (Szashalombatta (Boedapest)/Tiszaujvaros). Andere haalbaarheidsstudies zijn aangekondigd tijdens de gesprekken tussen de Commissie en Duitsland, bv. over de pijpleidingen in Tsjechië, tussen Leuna in Oost-Duitsland en Polen (onder beheer van de Poolse onderneming PKN Orlen) en tussen Ludwigshafen en Carling in Frankrijk (onder beheer van BASF en Total).

    (29)

    De aansluiting op een voldoende uitgebreid pijpleidingennet voor olefinen is van belang voor de industrie, aangezien daardoor regionale knelpunten bij de levering van grondstoffen worden beperkt, de flexibiliteit en de zekerheid van de voorziening worden verbeterd en de flexibiliteit bij de keuze van de vestigingsplaats bij nieuwe investeringen wordt vergroot. Om deze redenen pleit ook de brancheorganisatie voor onderlinge verbinding en uitbreiding van de individuele systemen voor ethyleen en/of propyleen tot een meer omvangrijk pijpleidingennet voor olefinen (8).

    (30)

    Duitsland en de eigenaars van de pijpleidingen die met de aan te leggen leiding Ludwigshafen-Münchsmünster zouden worden verbonden, hebben de Commissie in de loop van de procedure toegezegd dat voor deze pijpleidingen het common-carrierprincipe en het beginsel van open toegang zouden gelden. Het gaat om de volgende pijpleidingen:

    pijpleidingen van het ARG-systeem: pijpleiding Wesseling-Keulen-Frankfurt, eigendom van Infraserv Höchst (9), die de pijpleiding ook exploiteert en pijpleiding Frankfurt-Ludwigshafen (68 km), eigendom van BASF, die ze ook exploiteert;

    pijpleidingen die de industrieterreinen in Beieren bevoorraden: pijpleiding Münchsmünster-Gendorf (112 km), eigendom van Infraserv Gendorf (10), die deze ook exploiteert en pijpleiding Gendorf-Burghausen, eigendom van OMV, die deze ook exploiteert.

    (31)

    Volgens Duitsland zou het pan-Europese pijpleidingennet en in het bijzonder dit project de toekomst van de petrochemische industrie in Beieren en de circa 17 700 arbeidsplaatsen in de sector op lange termijn veilig stellen.

    3.   REDENEN VOOR DE INLEIDING VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE

    (32)

    De Commissie heeft de formele onderzoeksprocedure ingeleid omdat zij twijfelde aan de juistheid van de bewering van Duitsland dat de subsidie geen staatssteun zou zijn, maar een algemene infrastructuurmaatregel. De Commissie had ook twijfels omtrent de verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt. Voordelen op het gebied van milieubescherming, verkeersveiligheid en ontlasting van de wegen bleken onbestaand of slechts zeer beperkt te zijn. Zelfs al zou de pijpleiding voor de chemische industrie in Beieren van strategisch belang zijn, ze zou toch tot een ontoelaatbare verstoring van de mededinging kunnen leiden. Hoewel de berekende rentabiliteit van het project laag was, leken belangrijke indirecte voordelen voor de bestaande ethyleen- en propyleenproducenten toch mogelijk. Dankzij de pijpleiding zouden grote volumes tussen ondernemingen kunnen worden getransporteerd en tegelijk ook in andere regio's worden geleverd, waardoor er directe concurrentie zou kunnen ontstaan met het ethyleen van andere producenten buiten Beieren, Baden-Württemberg en Rijnland-Palts. Ook kan niet worden uitgesloten dat de maatregel gevolgen zal hebben voor de propyleenmarkt.

    (33)

    De Commissie heeft voorts vastgesteld dat dit project in zekere mate vergelijkbaar is met de propyleenpijpleiding tussen Rotterdam, Antwerpen en het Roergebied, waarvoor de Commissie op 16 juni 2004 een steunmaatregel had goedgekeurd (11). Er waren toch belangrijke verschillen. Tussen beide uiteinden van de ethyleenpijpleiding worden geen grote hoeveelheden ethyleen getransporteerd terwijl het transport over water of per spoor in het geval van de propyleenpijpleiding wel een redelijk alternatief vormt. Anders dan in het geval van de propyleenpijpleiding werden voor de ethyleenpijpleiding tariefverlagingen voor het transport van grotere hoeveelheden, langlopende contracten en reservaties voorzien, waardoor de Commissie betwijfelde of de voorwaarden voor de partners in het consortium enerzijds en andere gebruikers anderzijds inderdaad gelijk waren. De voorgenomen steunintensiteit voor de ethyleenpijpleiding lag volgens de berekeningen van de Commissie rond de 50 %, in plaats van onder de 30 % in het geval van de propyleenpijpleiding.

    4.   OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN

    (34)

    De in het kader van de formele onderzoeksprocedure ontvangen brieven bevatten gunstige adviezen van de APPE en Oostenrijk, waarin op de voordelen voor Europa en de uitbreiding van het pijpleidingennet voor olefinen wordt gewezen. Ook de niet onmiddellijk bij het project betrokken Beierse ondernemingen Miro, Bayernoil en IGS hebben zich positief uitgelaten, in het bijzonder wegens het belang van het project voor de toekomst van de petrochemische industrie in Beieren. De ethyleenproducent die niet bij naam wenst te worden genoemd, heeft daarentegen op 24 mei verklaard dat de pijpleiding een uitsluitend regionale defensieve investering zou betreffen, met als doel de lokale producenten een marktvoordeel te geven en dat het concurrentievermogen van de olefinenindustrie daardoor niet zou worden vergroot. Hij is echter wel voor een omvattend pijpleidingennet in Europa.

    (35)

    De directe deelnemers aan het EPS-project steunen het project unaniem in hun bij het schrijven van Duitsland van 8 februari 2006 gevoegde brieven; zij beschrijven het als een eerste stap in de richting van een meer omvattend Europees netwerk. OMV en MOL hebben uitvoeriger opmerkingen gemaakt (zie overweging 28). Wat betreft de verbinding tussen de geplande en de bestaande leidingen, hebben BASF, Infraserv Gendorf en Infraserv Hoechst open toegang en niet-discriminerende prijzen beloofd (zie overweging 30).

    (36)

    Op 5 februari 2006 heeft de concurrerende onderneming, die niet bij naam wenst te worden genoemd, bij de Commissie aanvullende opmerkingen ingediend, waarbij hij het project positief beoordeelt, indien beide particuliere pijpleidingen die Beieren met het ARG-systeem verbinden, worden opengesteld.

    5.   OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

    (37)

    In zijn opmerkingen naar aanleiding van de inleiding van de formele onderzoeksprocedure bleef Duitsland erbij dat de maatregel geen staatssteun betrof, aangezien geen selectief voordeel werd toegekend en het een niet-discriminerende, voor alle gebruikers toegankelijke infrastructuur betrof. Voorts benadrukte Duitsland dat, aangezien ethyleen moeilijk te transporteren is, investeringen omvangrijk en langlopend zijn en ethyleen en propyleen onderling afhankelijk zijn, de terugtrekking van één enkele deelnemer van de Beierse ethyleenproducenten of -afnemers een domino-effect zou kunnen hebben met gevolgen voor andere deelnemers in die industrie: door de sluiting van een productie-eenheid zou de rentabiliteit van de overige installaties dalen, wat bij de andere ethyleenproducenten en -afnemers ook tot sluitingen zou kunnen leiden. Op deze manier zou een groot aantal werknemers hun baan kunnen verliezen. De explosie in de installatie van Basell in Münchsmünster zou het begin van een dergelijke kettingreactie kunnen vormen. Duitsland benadrukt de aansluiting van het project op het grotere Europese netwerk, de bijzondere betekenis van de pijpleiding voor een geïsoleerd gebied als Beieren en de gevolgen die een mislukking van het Beierse systeem voor andere Europese regio's zou kunnen hebben, aangezien de Beierse pijpleiding een essentiële verbinding vormt tussen de pijpleidingen in West-Europa en reeds bestaande en geplande pijpleidingen in Oost-Europa. Duitsland wees op de te verwachten positieve gevolgen van het project voor de continuïteit van de voorziening, de flexibiliteit en het concurrentievermogen van de Europese industrie in een globale context. De steun zou een marktfalen corrigeren, aangezien het project zonder overheidssteun niet rendabel zou zijn. Voorts benadrukte Duitsland dat, zelfs met de geplande steun van 70 miljoen EUR, het verwachte interne rendement voor EPS maar rond de 1,3 % zou liggen, wat zou aantonen dat de betrokken ondernemingen in de eerste plaats in de continuïteit van de voorziening op lange termijn en niet in de winsten op korte termijn zijn geïnteresseerd. Duitsland voerde verder aan dat de mededinging door dit project niet zou worden verstoord, aangezien de deelnemers het principe van de minimumwinst aanvaarden en in het kader van de voorwaarden voor toegang tot de pijpleiding geen enkele gebruiker wordt gediscrimineerd.

    (38)

    Duitsland benadrukte de vrijwel unanieme steun voor het project. Wat betreft het kritische standpunt van de concurrent die niet bij naam wenst te worden genoemd, wees Duitsland erop dat hij het Europese netwerk steunt en dat het EPS-project, in tegenstelling tot de mening van deze concurrent, hiervoor noodzakelijk is. Met betrekking tot de aansluiting op de twee particuliere pijpleidingen wees Duitsland enerzijds op het mededingingsrecht, dat discriminatie of misbruik van hun positie door de eigenaars van de pijpleiding voorkomt en anderzijds op de onderhandelingen die tussen EPS en de eigenaars van de particuliere pijpleidingen worden gevoerd om de open toegang te garanderen. Verwijzend naar de kleine winstmarge van het project sprak Duitsland het bezwaar van de Commissie tegen dat de steunintensiteit hoger zou zijn dan nodig. Duitsland heeft uitgebreide inlichtingen verstrekt over de subsidiabele kosten, de berekening van het rendement op het geïnvesteerd kapitaal, de marktsituatie (incl. propylenen en derivaten), de invoer uit derde landen, de raming van de te transporteren volumes, alsook over de productie en het verbruik van de rechtstreeks betrokkenen bij het project en de met de EPS-pijpleiding te verbinden pijpleidingen.

    6.   BEOORDELING

    6.1.   Aanwezigheid van staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag

    (39)

    Overeenkomstig artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

    (40)

    De steun die Duitsland voornemens is toe te kennen, moet rechtstreeks door een overheidsinstantie worden verleend. Het gaat bijgevolg om staatsmiddelen.

    (41)

    De exploitant van de pijpleiding, EPS, oefent met het verlenen van transportdiensten een economische activiteit uit en moet daarom als onderneming in de zin van artikel 87, lid 1, worden beschouwd.

    (42)

    Dat het consortium dankzij de steun de pijpleiding kan aanleggen en 25 jaar kan exploiteren zonder de totale kosten te moeten dragen, vormt een economisch voordeel. Aangezien de investering in de pijpleiding nauw samenhangt met de huidige en geplande investeringen in de productiecapaciteit voor ethyleen en propyleen alsook voor ethyleenderivaten, ontstaat door de steun niet enkel een voordeel met betrekking tot het transport, maar ook voor de productie van ethyleen en ethyleenderivaten.

    (43)

    Dit voordeel kan als selectief worden aangemerkt en de pijpleiding kan niet als „openbare infrastructuur” worden beschouwd. De financiering van de aanleg of exploitatie van vervoersinfrastructuur door de staat wordt echter niet altijd als staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, beschouwd. Dergelijke infrastructuur wordt meestal door de overheid ter beschikking gesteld, „omdat het prijsstelsel niet in staat is dit op efficiënte wijze te doen. Goederen als infrastructuurvoorzieningen zijn gewoonlijk ondeelbaar en worden collectief gebruikt door alle burgers, of zij hiervoor betalen of niet. Een dergelijk openbaar goed dat door de regering wordt verstrekt komt de samenleving als geheel ten goede en niet alleen een specifieke onderneming of industrie (beginsel van niet-exclusiviteit)” (12). Er zijn dus ook andere criteria van doorslaggevend belang, niet enkel de eigendomssituatie.

    (44)

    De infrastructuur waarover het in dit geval gaat, is — in tegenstelling tot havens, luchthavens en autosnelwegen — niet van algemeen belang, maar dient enkel de economische belangen van de sector. Zij levert slechts voordelen op voor de eigen ondernemingen, in dit geval een zeer beperkt aantal bedrijven in een bepaalde branche van de chemische industrie in een bepaald deel van een bepaalde lidstaat. De pijpleiding is enkel geschikt voor het transporteren van ethyleen en alle deelnemers aan het consortium zijn producenten of afnemers van ethyleen die rechtstreeks belang hebben bij de pijpleiding. De pijpleiding blijft eigendom van het consortium en de gebruiksbeperkingen, die de voorwaarde voor de toekenning van de steun vormen, zijn maar 25 jaar geldig. Voor de aanleg en de exploitatie van de pijpleiding is geen openbare aanbesteding uitgeschreven. Bijgevolg betreft het een selectief project.

    (45)

    Bovendien valt de aanleg van een pijpleiding voor chemicaliën over het algemeen niet binnen de bevoegdheden van de staat als verantwoordelijke instantie. De aanleg van een dergelijke pijpleiding is een economische activiteit die in de regel behoort tot de bevoegdheid en de belangen van de industrie. EPS wil met de aanleg van de pijpleiding en de geplande vervoerdiensten een economische activiteit uitoefenen waarmee zij haar investering — direct en indirect — rendabel kan maken. Beslissingen in verband met investeringen in pijpleidingen voor chemicaliën maken vaak integraal deel uit van beslissingen in verband met investeringen en desinvesteringen in de productiecapaciteit zelf. Van de recentere pijpleidingen werden er een aantal zonder en een aantal met steun aangelegd; deze steun was dan telkens gerechtvaardigd op grond van communautaire voorschriften inzake regionale steun of milieuoverwegingen.

    (46)

    Volgens vaste rechtspraak van de Europese gerechtelijke instanties is de voorwaarde van ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer vervuld zodra de begunstigde onderneming een economische activiteit uitoefent die het voorwerp is van handel tussen lidstaten. Als men niet enkel met ethyleen rekening houdt, maar ook met propyleen en ethyleen- en propyleenderivaten, stelt de Commissie vast dat dit van toepassing is op de economische activiteit van de deelnemers aan het consortium. Het voordeel dat uit de steun voortvloeit, vervalst bijgevolg de mededinging tussen de lidstaten of dreigt deze te vervalsen.

    (47)

    Deze beoordeling vertoont gelijkenissen met steunmaatregelen nrs. C67/03, C68/03 en C69/03; deze zaken betroffen een steunmaatregel van resp. Duitsland, Nederland en België voor de aanleg van een propyleenpijpleiding van Rotterdam over Antwerpen naar het Roergebied. Voor deze steunmaatregelen heeft de Commissie een positieve beschikking gegeven waarbij zij duidelijk te kennen heeft gegeven dat de maatregel staatssteun vormde (13).

    (48)

    Om de bovenstaande redenen betreft de maatregel staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag.

    6.2.   Verenigbaarheid

    (49)

    Artikel 87, leden 2 en 3, van het EG-Verdrag voorziet in een aantal afwijkingen en vrijstellingen op het algemene verbod op steun in lid 1. De Commissie heeft in verschillende richtsnoeren en kaderregelingen vastgesteld onder welke voorwaarden deze afwijkingen en vrijstellingen worden toegepast. De richtsnoeren en kaderregelingen zijn in dit geval echter niet van toepassing. Zo gelden de voorschriften van de communautaire kaderregeling voor steun ten behoeve van het milieu (14) enkel voor staatssteun waarmee de begunstigde de door hemzelf veroorzaakte vervuiling kan verminderen; zij zijn daarentegen niet van toepassing op investeringen die leiden tot een geringere vervuiling door concurrenten van de begunstigde van de steun. Het ethyleentransport via een pijpleiding kan ook niet gezien worden als een aanpassing van het productieproces van ethyleen in de zin van bescherming van het milieu, maar moet als afzonderlijke dienst worden beschouwd. Dit blijkt ook uit het feit dat de pijpleiding door een nieuwe rechtspersoon wordt gebouwd, die enkel en alleen werd opgericht om de pijpleiding aan te leggen en vervoerdiensten voor ethyleen te verrichten. Hoewel de aandeelhouders van EPS in de ethyleenproductie en -verwerking actief zijn, gaat het bij de nieuwe activiteit in de eerste plaats om het transport. Daarenboven is er momenteel geen ethyleentransport tussen Ludwigshafen en Münchsmünster. Het project leidt bijgevolg niet onmiddellijk tot een emissievermindering bij de betrokken ondernemingen. Door het project ontstaat veeleer een nieuwe transportactiviteit, die noodzakelijkerwijs in zekere mate tot emissies leidt en het milieu belast. De communautaire kaderregeling voor steun ten behoeve van het milieu is in dit geval dus niet van toepassing.

    (50)

    Ook de bepalingen met betrekking tot de verenigbaarheid van steunmaatregelen in titel V van het EG-Verdrag (Vervoer) zijn niet van toepassing. Overeenkomstig artikel 73 van het EG-Verdrag zijn steunmaatregelen die beantwoorden aan de behoeften van de coördinatie van het vervoer met het Verdrag verenigbaar. Artikel 80 van het EG-Verdrag beperkt het toepassingsgebied van de bepalingen in het hoofdstuk Vervoer: „De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren.” Artikel 73 is bijgevolg niet van toepassing op het onderhavige geval.

    (51)

    De pijpleiding maakt deel uit van een groter pan-Europees pijpleidingennet voor ethyleen dat in het belang is van de Europese petrochemische industrie, met inbegrip van de ondernemingen die in steungebieden zijn gevestigd. In de verschillende richtsnoeren en kaderregelingen van de Commissie wordt hiermee echter geen rekening gehouden. Daarom moet worden onderzocht of een vrijstelling van de steun rechtstreeks mogelijk is op basis van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. In het kader van deze bepaling moet worden onderzocht in hoeverre de maatregel bijdraagt aan doelstellingen van de Gemeenschap, of hij noodzakelijk en evenredig is en in hoeverre hij de mededinging zou kunnen vervalsen.

    6.2.1.   Bijdrage aan doelstellingen van de Gemeenschap

    (52)

    De geplande pijpleiding speelt een centrale rol in het pan-Europese pijpleidingennet voor ethyleen, dat de huidige netten moet verbinden met de niet-aangesloten „industriële eilanden” die over de gemeenschappelijke markt zijn verspreid. Dit netwerk verbetert het concurrentievermogen van de Europese economie in het algemeen en de petrochemische industrie in het bijzonder — wat in overeenstemming is met de belangen van de Gemeenschap, aangezien het concurrentievermogen een van de centrale doelstellingen van Lissabon is. Zoals Duitsland terecht heeft betoogd, verhoogt de pijpleiding de flexibiliteit en de zekerheid van de voorziening — bv. bij ongevallen of onontbeerlijke onderhoudswerkzaamheden — waardoor de totale kostprijs daalt en de productie- en leveringsvoorwaarden voor ethyleen en ethyleenderivaten beter worden. Het netwerk zal ook regionale knelpunten bij de levering van grondstoffen beperken. Verder zal het bijdragen tot het oplossen van het huidige probleem dat de vraag naar ethyleen en propyleen niet in dezelfde verhouding toeneemt als de vaste verhouding van deze stoffen die resulteert uit het chemische productieproces. Het netwerk zal ook de flexibiliteit bij de keuze van de vestigingsplaats bij nieuwe investeringen vergroten, wat de producenten de mogelijkheid biedt om voor de productie de vestigingsplaats met de laagste kosten te kiezen. Om deze redenen wordt er in het algemeen van uitgegaan dat het netwerk voor de petrochemische industrie van groot belang is (15).

    (53)

    Daarenboven maakt het pijpleidingennet het mogelijk voor alle ethyleenproducenten en -verbruikers langs de pijpleiding of de ermee verbonden netwerken ethyleen te verkopen of te kopen. Daardoor breidt de pijpleiding de relevante geografische markt uit, die voor Beierse producenten momenteel tot Beieren is beperkt. Door de verschillende vormen van marktconforme transacties, zoals „swapping”, zal het voordeel van een grotere relevante geografische markt zich uiteindelijk uitbreiden naar alle marktdeelnemers, zodat ervan kan worden uitgegaan dat het netwerk niet enkel het concurrentievermogen, maar ook de concurrentie tussen de belanghebbenden op de markt versterkt. Dit vormt op zijn beurt een belangrijke stimulans voor een verdere kostenvermindering en een verhoging van het concurrentievermogen in de betrokken industrietakken.

    (54)

    De uitbreiding van het netwerk zal gunstig zijn voor alle ondernemingen die op het netwerk zijn aangesloten, hoewel de Commissie zich ervan bewust is dat bv. de verbinding met het ARG-gebied belangrijker is voor de Beierse industrie dan voor het ARG-gebied zelf.

    (55)

    Niettegenstaande de bewijzen en toezeggingen die Duitsland en de deelnemers aan het in overweging 28 beschreven project hebben voorgelegd, mag de Commissie niet uit het oog verliezen dat de aansluiting op de pijpleiding in een aantal gevallen nog niet definitief vaststaat. Dit geldt ook voor de geplande pijpleidingen die Beieren op de Tjechische Republiek en op Oostenrijk en Slowakije moeten aansluiten en die van groot belang voor de verdere ontwikkeling van het netwerk zijn. Het ter beschikking staande bewijsmateriaal, de zakelijke overwegingen waarop het project gebaseerd is en de uitdrukkelijke ondersteuning van het project door alle betrokkenen en belanghebbenden (met inbegrip van de Oostenrijkse overheid) wijzen er echter op dat de verwezenlijking van deze aansluitingen waarschijnlijk is, ook al is de realisatie van dit project niet volledig verzekerd. Gezien de bijzondere omstandigheden van dit project zou het echter weinig realistisch zijn te verwachten dat dergelijke onzekerheden zouden kunnen worden vermeden. De aanleg van deze pijpleiding zal aanzienlijke kosten met zich brengen. Bovendien hangen dergelijke investeringsbesluiten nauw samen met beslissingen over verdere investeringen of desinvesteringen in de productiecapaciteit zelf, waarmee eveneens hoge bijkomende kosten zijn gemoeid. Al deze beslissingen moeten uiteraard zorgvuldig op de verwachte ontwikkeling van de markt worden afgestemd. Om deze reden zal de volledige aanleg van het netwerk enige tijd in beslag nemen. De geplande pijpleiding moet als eerste stap in de oprichting van een totaalnetwerk en ter vermindering van de onzekerheid worden beschouwd. Niet in de geplande pijpleiding investeren, zou daarentegen betekenen dat het geplande totaalnetwerk zeker niet meer tot stand zou komen. De Beierse pijpleiding vormt in dit opzicht een essentiële verbinding tussen West-Europa en andere pijpleidingen in Midden- en Oost-Europa.

    (56)

    Zoals in overweging 30 is aangehaald, hebben de exploitanten van de op de geplande pijpleiding aan te sluiten leidingen met betrekking tot de beoordeling van deze zaak en bovenop de uit het Duitse mededingingsrecht voorvloeiende voorschriften, zich ertoe verbonden open en niet-discriminerende toegang te verlenen. Deze toezeggingen leveren een bijdrage aan de eerlijke concurrentie waar de Gemeenschap naar streeft. Ze vergroten de doorzichtigheid van de markt, doen de concurrentie toenemen en dragen ertoe bij dat verstoringen van de mededinging, die anders voor zouden kunnen komen, worden vermeden. De Commissie hecht veel belang aan het feit dat al deze pijpleidingen onder het „common-carrierprincipe” en het beginsel van open toegang vallen en is van mening dat deze beginselen ook voor toekomstige pijpleidingen van groot belang zijn. Zij stelt vast dat deze beginselen reeds van toepassing zijn op enkele andere pijpleidingen, in het bijzonder diegene die deel uitmaken van het ARG-systeem en dat daar waar de pijpleidingen niet formeel volgens de genoemde beginselen worden geëxploiteerd, de mededingingsregels in de betrokken lidstaten verstoringen van de mededinging zullen beperken.

    (57)

    De pijpleiding kan dankzij lagere vervoerskosten en het gebruik van de efficiëntste vervoermiddelen mogelijk indirect milieuvoordelen met zich brengen. Het transport van grondstoffen zoals ethyleen en olie via pijpleidingen is milieuvriendelijker dan andere vervoermiddelen die voor derivaten en eindproducten worden gebruikt. Het verbruik van kunststoffen hangt grotendeels van het algemene verbruiksniveau en de industriële productie af en er is geen reden te veronderstellen dat dit in Beieren anders zou zijn. Als de pijpleiding wordt weggedacht en in de hypothetische veronderstelling van een algemene achteruitgang van de Beierse petrochemische industrie, zouden ethyleenderivaten en tussen- en eindproducten in grote hoeveelheden naar Beieren moeten worden getransporteerd. Daarenboven maakt de pijpleiding het mogelijk voor de gebruikers langs de volledige leiding om te investeren in productiecapaciteit en zodoende een vestigingsplaats te kiezen die dichter bij de klanten ligt en/of minder belastend voor het milieu is. Een algemene achteruitgang van de Beierse petrochemische industrie is echter vrij onwaarschijnlijk. Om deze reden zijn mogelijke voordelen te onzeker om deze bij de beoordeling van de steun positief aan te merken. Anderzijds lijkt het waarschijnlijk dat de pijpleiding in elk geval geen negatieve invloed op het milieu zal hebben.

    6.2.2.   Noodzakelijkheid en evenredigheid van de steun

    (58)

    Het steunbedrag is beperkt tot het strikt noodzakelijke minimum en het instrument lijkt geschikt te zijn om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. Uit de gegevens die Duitsland heeft aangeleverd, blijkt een intern rendement van ongeveer 1,2 % als rekening gehouden wordt met indirecte voordelen voor de deelnemers aan het consortium, en van duidelijk minder dan 1 % als alleen met de directe voordelen rekening wordt gehouden. Deze cijfers zijn laag in vergelijking met de gewoonlijke rendementen in de sector. Daarom mag ervan worden uitgaan dat het project zonder staatssteun niet zou worden gerealiseerd.

    (59)

    Er moet worden opgemerkt dat de steunintensiteit 29,1 % bedraagt (en in geen geval hoger zal zijn dan 29,9 %); zij ligt dus duidelijk onder de 50 % die in de aanmelding was voorzien en waarop de Commissie haar besluit tot inleiding van een formele onderzoeksprocedure heeft gebaseerd.

    (60)

    De evenredigheid van de steun moet worden bevestigd, aangezien 70 % van de kosten door de begunstigden moet worden gedragen. Een steunintensiteit van 29,1 % is vergelijkbaar met steunintensiteiten die volgens de communautaire kaderregeling voor steun ten behoeve van het milieu of de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen toelaatbaar zijn. Zij ligt onder de voor andere open vervoersinfrastructuren toelaatbare intensiteit. Belangrijker dan de steunintensiteit is echter het verwachte rendement, dat in dit geval om en bij de 1,2 % ligt als rekening wordt gehouden met indirecte voordelen voor de deelnemers aan het consortium, en duidelijk onder de 1 % als alleen met de directe voordelen rekening wordt gehouden.

    6.2.3.   Voorkoming van ontoelaatbare vervalsing van de mededinging

    (61)

    De steun vervalst de mededinging in de eerste plaats op de ethyleenmarkt. Enerzijds zal de steun tot „uitvoer” van het productieoverschot ethyleen naar Ludwigshafen en mogelijks verder naar het ARG-Systeem leiden. Aangezien de steun geen onmiddellijke gevolgen voor de productiekosten heeft en de vervoerskosten erbij komen, zullen de gevolgen voor de prijzen beperkt zijn. OMV en ROG zullen rechtstreeks concurreren met ethyleenproducenten in andere vestigingen langs het netwerk, maar de capaciteitstoename door OMV en Ruhr Oel is gering in verhouding tot de reeds beschikbare capaciteit in het ARG-gebied en de marktaandelen van de begunstigden zijn klein.

    (62)

    Daarenboven vervalst de steun de mededinging op de markten voor ethyleenderivaten en tussen- en eindproducten uit kunststof. Door de steun kunnen de Beierse industriële bedrijven in deze sector efficiënter werken. Deze gevolgen voor het concurrentievermogen en de concurrentie zijn echter van indirecte aard en niet ontoelaatbaar groot.

    (63)

    Gelet op de algemene voorwaarden inzake vraag en aanbod is het onwaarschijnlijk dat een toename van de ethyleenproductie in Beieren tot een noemenswaardige achteruitgang in de ethyleenproductie in andere delen van de Gemeenschap zou leiden. De vraag naar kunststoffen stijgt overwegend parallel met de algemene economische groei. Zo wordt voor West-Europa een toename van 2 % verwacht en voor Oost-Europa een toename van 5,5 %. Bovendien zullen de gevolgen op de ethyleenmarkt zich concentreren in Duitsland, de aanmeldende lidstaat. Gevolgen langs het pijpleidingennet in België en Nederland zullen van indirecte aard zijn en kunnen zich ook laten gelden voor de installaties van de begunstigden, in het bijzonder de BASF-fabriek in Antwerpen.

    (64)

    Ten slotte kunnen de toezeggingen van de exploitanten van de pijpleidingen die met de geplande pijpleiding zouden worden verbonden verdere vervalsing van de mededinging tussen de verschillende gebruikers van deze pijpleiding voorkomen. Zoals reeds in overweging 56 is betoogd, is het van groot belang dat de pijpleidingen volgens het common-carrierprincipe en het beginsel van de open toegang worden geëxploiteerd.

    (65)

    De Commissie heeft in haar besluit tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure bedenkingen geuit met betrekking tot gereduceerde tarieven voor langlopende contracten en grote hoeveelheden. In verband hiermee heeft Duitsland duidelijk gemaakt dat er geen dergelijke kortingen zijn voorzien, wat ook positieve gevolgen heeft voor de mededinging en de belemmeringen voor het betreden van de markt verlaagt.

    6.2.4.   Afwegingen tussen het belang van de Gemeenschap en de vervalsing van de mededinging

    (66)

    Uit het voorgaande volgt dat de steun in het belang van de Gemeenschap is en de geringe te verwachten verstoringen van de mededinging hierdoor worden gecompenseerd. De steun kan daarom als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt worden verklaard.

    7.   CONCLUSIE

    (67)

    De staatssteun van 29,9 % van de subsidiabele investeringskosten die Duitsland voornemens is toe te kennen aan het consortium EPS voor de aanleg van een ethyleenpijpleiding tussen Ludwigshafen en Münchsmünster is tot een maximumbedrag van 44 850 000 EUR verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    De staatssteun van 29,9 % van de subsidiabele investeringskosten die Duitsland voornemens is toe te kennen aan Ethyleen-Pipeline Süd GmbH & Co. KG (EPS) is overeenkomstig artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag tot een maximumbedrag van 44 850 000 EUR verenigbaar met de gemeenschappelijke markt.

    Artikel 2

    Deze beschikking is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

    Gedaan te Brussel, 12 oktober 2006.

    Voor de Commissie

    Neelie KROES

    Lid van de Commissie


    (1)  PB C 100 van 26.4.2005, blz. 18.

    (2)  Zie voetnoot 1.

    (3)  Vertrouwelijke gegevens.

    (4)  PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/35/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 156 van 25.6.2003, blz. 17).

    (5)  EPS bestaat eigenlijk uit twee ondernemingen, met name:

    Ethylen-Pipeline Süd GmbH & Co. KG, die zorgt voor de planning, aanleg en exploitatie van de pijpleiding, met een complementaire vennoot, Ethylen-Pipeline Süd Geschäftsführungs GmbH, zonder aandeel in het kapitaal, en meerdere commanditairen met aandelen in het kapitaal van de vennootschap ter waarde van 700 000 EUR, met name BASF, OMV en Ruhr Oel, die elk 20 % bezitten, en Borealis, Clariant, Vinnolit en Wacker, met elk 10 % (de LfA Förderbank Bayern zal noch als complementaire vennoot, noch als commanditair deelnemen in Ethylen-Pipeline Süd GmbH & Co. KG en ook niet aansprakelijk zijn voor de financiering van het project).

    Ethylen-Pipeline Süd Geschäftsführungs GmbH, die Ethylen-Pipeline Süd GmbH & Co. KG exploiteert en waarvan de LfA 25,1 % van het kapitaal van 28 000 EUR van de vennootschap bezit; het overige kapitaal is verdeeld over de industriële partners van Ethylen-Pipeline Süd GmbH & Co. KG.

    (6)  BASF is zowel producent als afnemer van ethyleen, OMV en Ruhr Oel zijn producenten en Borealis, Clariant, Vinnolit en Wacker zijn afnemers. Een grote afnemer van ethyleen in Beieren, Basell, neemt niet aan het pijpleidingproject deel.

    (7)  Zie overweging 11.

    (8)  Vgl. het standpunt van de „Association of Petrochemicals Producers in Europe” (APPE): „The Development of a European Olefins Pipelines Network and Its Benefits”, mei 2003 (zie http://www.petrochemistry.net/templates/shwPressroom.asp?TID=4&SNID=16.)

    (9)  De aandelen van Infraserv Höchst zijn in handen van Clariant (32 %), Aventis (30 %), Celanese (27,2 %), Nutrinova (4 %), Lil Europe (3,8 %) en Basell (3 %).

    (10)  De aandelen van Infraserv Gendorf zijn in handen van Clariant (50 %) en Vinnolit (11 %), die beide tot het consortium behoren. De overige 39 % is in handen van Celanese.

    (11)  Zie overweging 47.

    (12)  XXVe Verslag over het mededingingsbeleid 1995, COM(96)126 def., punt 175, blz. 85.

    (13)  Beschikking 2005/170/EG van de Commissie (PB L 56 van 2.3.2005, blz. 15).

    (14)  PB C 37 van 3.2.2001, blz. 3.

    (15)  Beschikking nr. 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken in de energiesector en houdende intrekking van de Beschikkingen 96/391/EG en 1229/2003/EG (PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1).


    6.6.2007   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 143/27


    BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

    van 5 juni 2007

    tot vaststelling van de hoeveelheden methylbromide die krachtens Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen van 1 januari tot en met 31 december 2007 voor kritische toepassingen in de Gemeenschap mogen worden gebruikt

    (Kennisgeving geschied onder nummer C(2007) 2295)

    (Slechts de teksten in de Engelse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Poolse en de Spaanse taal zijn authentiek)

    (2007/386/EG)

    DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

    Gelet op Verordening (EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen (1), en met name op artikel 3, lid 2, punt ii),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Bij artikel 3, lid 2, punt i), onder d), en artikel 4, lid 2, punt i), onder d), van Verordening (EG) nr. 2037/2000 zijn de productie, de invoer en het op de markt brengen van methylbromide voor alle toepassingen na 31 december 2004 verboden, behalve onder meer (2) voor kritische toepassingen die beantwoorden aan artikel 3, lid 2, punt ii), en aan de criteria van Besluit nr. IX/6 van de partijen bij het Protocol van Montreal, alsmede andere relevante criteria die de partijen zijn overeengekomen. Deze uitzonderingen voor kritische toepassingen hebben tot doel gedurende een korte periode een afwijking toe te staan, zodat alternatieven kunnen worden geïntroduceerd.

    (2)

    Bij Besluit nr. IX/6 is vastgesteld dat de toepassing van methylbromide alleen als „kritisch” mag worden beschouwd wanneer de gebruiker aantoont dat het niet beschikbaar zijn van methylbromide voor die toepassing tot een ernstige marktverstoring zou leiden en dat er voor de gebruiker geen technisch en economisch haalbare alternatieven of vervangingsmiddelen beschikbaar zijn die uit milieu- en gezondheidsoverwegingen aanvaardbaar zijn en geschikt zijn voor de gewassen en omstandigheden in kwestie. Bovendien mogen de eventuele productie en het eventuele gebruik van methylbromide voor kritische toepassingen alleen worden toegestaan wanneer alle technisch en economisch haalbare maatregelen zijn genomen om de kritische toepassing en alle daarmee gepaard gaande emissies van methylbromide tot een minimum te beperken. De gebruiker dient ook aan te tonen dat een behoorlijke inspanning wordt geleverd om alternatieven en vervangingsmiddelen te evalueren, in de handel te brengen en volgens de nationale wetgeving te laten goedkeuren en dat onderzoek wordt gedaan naar de ontwikkeling en toepassing van alternatieven en vervangingsmiddelen.

    (3)

    De Commissie heeft 40 voorstellen voor kritische toepassingen van methylbromide ontvangen van zes lidstaten, namelijk Frankrijk (70 900 kg), Italië (640 000 kg), Polen (27 900 kg), Spanje (322 840 kg), Nederland (120 kg) en het Verenigd Koninkrijk (10 049 kg). In totaal is toestemming gevraagd voor het gebruik van 1 071 809 kg.

    (4)

    De Commissie heeft de criteria van Besluit nr. IX/6 en artikel 3, lid 2, punt ii), van Verordening (EG) nr. 2037/2000 toegepast om te bepalen voor welke hoeveelheid methylbromide in 2007 toestemming kan worden verleend voor gebruik in kritische toepassingen. De Commissie is, in overleg met de lidstaten, tot de vaststelling gekomen dat er afdoende alternatieven in de Gemeenschap voorhanden zijn en dat deze alternatieven, sinds het indienen van de voorstellen voor kritische toepassingen door de lidstaten, steeds meer ingang hebben gevonden in veel landen die partij zijn bij het Protocol van Montreal. De Commissie heeft daarom vastgesteld dat in 2007 in totaal 521 836 kg methylbromide mag worden gebruikt voor kritische toepassingen in de lidstaten die om het gebruik van methylbromide hebben gevraagd. Dit stemt overeen met 2,7 % van de hoeveelheid methylbromide die in 1991 in de Europese Gemeenschap werd gebruikt, wat er dus op wijst dat meer dan 97,3 % van het toen gebruikte methylbromide is vervangen door alternatieven. De categorieën kritische toepassingen zijn vergelijkbaar met die welke worden omschreven in tabel A van Besluit nr. XVIII/13 van de achttiende vergadering van de partijen bij het Protocol van Montreal (3).

    (5)

    Krachtens artikel 3, lid 2, punt ii), moet de Commissie tevens bepalen voor welke gebruikers de vrijstelling voor kritische toepassingen geldt. Aangezien de lidstaten krachtens artikel 17, lid 2, de minimale opleidingseisen moeten vaststellen voor het personeel dat bij het gebruik van methylbromide betrokken is en aangezien methylbromide alleen voor fumigatie wordt gebruikt, heeft de Commissie vastgesteld dat fumigatiebedrijven de enige gebruikers zijn die door de lidstaten kunnen worden voorgedragen en van de Commissie toestemming kunnen krijgen voor het gebruik van methylbromide voor kritische toepassingen. Fumigatiebedrijven beschikken over de nodige kwalificaties om methylbromide veilig te gebruiken; de lidstaten hebben procedures ingevoerd om te bepalen welke fumigatiebedrijven op hun grondgebied methylbromide voor kritische toepassingen mogen gebruiken.

    (6)

    Bij Besluit nr. IX/6 is bepaald dat de productie en het gebruik van methylbromide voor kritische toepassingen alleen worden toegestaan als er geen methylbromide uit de bestaande voorraden opgeslagen of gerecycleerd methylbromide beschikbaar is. In artikel 3, lid 2, punt ii), is bepaald dat de productie en de invoer van methylbromide slechts worden toegestaan indien er van geen van de partijen bij het protocol gerecycleerd of geregenereerd methylbromide te verkrijgen is. Overeenkomstig Besluit nr. IX/6 en artikel 3, lid 2, punt ii), heeft de Commissie vastgesteld dat er een voorraad van 31 605 kg beschikbaar is voor kritische toepassingen.

    (7)

    In artikel 4, lid 2, punt ii), wordt bepaald dat het op de markt brengen en het gebruik van methylbromide door anderen dan de producenten of de importeurs onverminderd artikel 4, lid 4, na 31 december 2005 is verboden. In artikel 4, lid 4, wordt bepaald dat artikel 4, lid 2, niet van toepassing is op het op de markt brengen en het gebruik van gereguleerde stoffen, indien die worden gebruikt om te voorzien in de behoeften voor kritische toepassingen waarvoor overeenkomstig artikel 3, lid 2, toestemming is verleend. Dit betekent dat naast producenten en importeurs ook fumigatiebedrijven die in 2007 door de Commissie worden geregistreerd, na 31 december 2006 methylbromide op de markt mogen brengen en voor kritische toepassingen mogen gebruiken. Normaal gesproken vraagt een fumigatiebedrijf een importeur om methylbromide in te voeren en te leveren. Fumigatiebedrijven die in 2006 door de Commissie voor kritische toepassingen zijn geregistreerd, zouden nog resterend methylbromide dat niet in 2006 is gebruikt (zogenaamde „voorraden”), over mogen boeken naar 2007. De Commissie heeft procedures opgesteld om deze voorraden methylbromide in mindering te brengen alvorens aanvullende hoeveelheden methylbromide worden ingevoerd of geproduceerd om aan de ingewilligde verzoeken voor kritische toepassingen in 2007 te voldoen.

    (8)

    Aangezien het gebruik van methylbromide voor kritische toepassingen vanaf 1 januari 2007 is toegestaan en om te garanderen dat belanghebbende bedrijven en exploitanten gebruik kunnen maken van de vergunningsregeling, dient deze beschikking met ingang van 1 januari 2007 van toepassing te zijn.

    (9)

    De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2037/2000 ingestelde comité,

    HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

    Artikel 1

    Het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen krijgen toestemming om van 1 januari tot en met 31 december 2007 in totaal 521 836 kg methylbromide voor kritische toepassingen te gebruiken voor de specifieke hoeveelheden en gebruikscategorieën die zijn beschreven in de bijlagen 1 tot en met 5.

    Artikel 2

    De voorraden die door de bevoegde autoriteit van elke lidstaat als beschikbaar voor kritische toepassingen worden opgegeven, worden in mindering gebracht op de hoeveelheid die mag worden ingevoerd of geproduceerd om in de kritische toepassingen in die lidstaat te voorzien.

    Artikel 3

    Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 januari 2007 en loopt af op 31 december 2007.

    Artikel 4

    Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Polen.

    Gedaan te Brussel, 5 juni 2007.

    Voor de Commissie

    Stavros DIMAS

    Lid van de Commissie


    (1)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).

    (2)  Andere toepassingen zijn voor quarantainedoeleinden en toepassingen voorafgaand aan het vervoer, als grondstof en voor analytische- en laboratoriumtoepassingen.

    (3)  UNEP/OzL.Pro.18/10. Verslag van de achttiende vergadering van de partijen bij het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken, gehouden van 30 oktober tot 3 november 2006 in New Delhi. www.unep.org/ozone/Meeting_Documents/mop/index.asp


    BIJLAGE 1

    Het Koninkrijk Spanje

    Toegestane kritische toepassingen

    Kg

    Aardbeienplanten (op grote hoogte geteeld)

    217 000

    Snijbloemen (Andalusië en Catalonië)

    35 000

    Aardbeien (alleen onderzoek)

    50

    Paprika (alleen onderzoek)

    70

    Totaal

    252 120

    Voor kritische toepassingen in de lidstaat beschikbare voorraad methylbromide = 18 090 kg


    BIJLAGE II

    De Franse Republiek

    Toegestane kritische toepassingen

    Kg

    Snijbloemen: Ranunculus, Anemone, Paeonia en Lelietje-van-dalen in de volle grond

    9 600

    Wortelen

    1 400

    Aardbeienplanten

    25 000

    Bosboomkwekerij

    1 500

    Zaad

    96

    Kastanjes

    1 800

    Totaal

    39 396

    Voor kritische toepassingen in de lidstaat beschikbare voorraad methylbromide = 392 kg


    BIJLAGE 3

    De Italiaanse Republiek

    Toegestane kritische toepassingen

    Kg

    Tomaten (beschermd)

    80 000

    Paprika (beschermd)

    50 000

    Aardbeienplanten

    35 000

    Snijbloemen

    20 000

    Molens

    18 000

    Totaal

    203 000

    Voor kritische toepassingen in de lidstaat beschikbare voorraad methylbromide = 12 893 kg


    BIJLAGE 4

    Het Koninkrijk der Nederlanden

    Toegestane kritische toepassingen

    Kg

    Desinfectie van aardbeienplanten na de oogst

    120

    Totaal

    120

    Voor kritische toepassingen in de lidstaat beschikbare voorraad methylbromide = 25 kg


    BIJLAGE 5

    De Republiek Polen

    Toegestane kritische toepassingen

    Kg

    Geneeskrachtige kruiden en gedroogde paddenstoelen als droge levensmiddelen

    1 500

    Aardbeienplanten

    24 500

    Cacao en koffiebonen

    1 200

    Totaal

    27 200

    Voor kritische toepassingen in de lidstaat beschikbare voorraad methylbromide = 205 kg


    Top