EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Algemene beginselen inzake verblijfsrecht

Deze richtlijn beoogt de hinderpalen weg te nemen voor het vrije verkeer van personen en alle Europese burgers toe te staan om in een ander dan het eigen land te verblijven.

BESLUIT

Richtlijn 90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht

Vervangen door:

Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG.

SAMENVATTING

De lidstaten kennen het verblijfsrecht toe aan alle onderdanen van de lidstaten die dit recht nog niet bezitten op grond van een andere bepaling van het gemeenschapsrecht, mits zij voor zichzelf en hun familieleden (de echtgenoot en de ten laste komende bloedverwanten in neergaande lijn, alsmede de bloedverwanten in opgaande lijn van de houder van het verblijfsrecht en van zijn echtgenoot, die ten zijne laste zijn) een ziektekostenverzekering hebben die alle risico's in het gastland dekt en over toereikende bestaansmiddelen beschikken om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten laste van de bijstandsregeling van het gastland komen.

De lidstaten geven een verblijfskaart af, waarvan de geldigheidsduur kan worden beperkt tot vijf jaar. Deze geldigheidsduur kan worden verlengd. De lidstaten kunnen echter, wanneer zij dit noodzakelijk achten, verlangen dat de geldigheidsduur van de verblijfskaart aan het eind van het tweede verblijfsjaar wordt bekrachtigd. Het verblijfsrecht blijft anders bestaan zolang degenen die dit recht genieten, voldoen aan de onder punt 1 genoemde voorwaarden. Familieleden die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, ontvangen een verblijfsdocument met dezelfde geldigheidsduur als het document dat is afgegeven aan de onderdaan van wie zij afhankelijk zijn.

De echtgenoot en de ten laste komende kinderen van de onderdaan van een lidstaat die het recht van verblijf op het grondgebied van een lidstaat geniet, hebben het recht (zelfs indien zij niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten) om op het gehele grondgebied van die lidstaat iedere arbeid, al dan niet in loondienst, te verrichten.

De lidstaten mogen uitsluitend om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid van de bepalingen van deze richtlijn afwijken. Deze richtlijn laat de bestaande rechtsbepalingen betreffende de aankoop van een tweede woning onverlet.

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn, en vervolgens om de drie jaar, maakt de Commissie een verslag op over de toepassing van deze richtlijn en legt zij dit verslag aan de Raad en het Europese Parlement voor.

Referenties

Besluit

Datum van inwerkingtreding

Uiterste termijn voor omzetting in de lidstaten

Publicatieblad

Richtlijn 90/364/EEG

-

30.6.1992

L 180 van 13.7.1990

GERELATEERDE BESLUITEN

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, van 18 maart 1999, over de toepassing van de Richtlijnen 90/364, 90/365 en 93/96 (Verblijfsrecht) [COM(99) 127 def.]. Het recht van vrij verkeer, dat oorspronkelijk beperkt was tot degenen die een economische activiteit uitoefenden, is uitgebreid tot alle onderdanen van de lidstaten, ook als ze geen economische activiteit uitoefenen. Deze uitbreiding, onder bepaalde voorwaarden, van het verblijfsrecht is formeel bekrachtigd in het Verdrag van Maastricht, door de invoeging van artikel 8 A in het EG-Verdrag (nieuw artikel 18). Dat artikel kent iedere burger een fundamenteel en persoonlijk recht toe om op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven. De omzetting van de Richtlijnen 90/364, 90/365 en 93/96 heeft ertoe geleid dat tegen bijna alle lidstaten inbreukprocedures werden aangespannen. Slechts drie lidstaten hadden de richtlijnen namelijk op tijd omgezet. De procedures werden echter geseponeerd naarmate de omzettingsmaatregelen werden goedgekeurd. De toepassing van de richtlijnen in de praktijk werd beoordeeld aan de hand van brieven, klachten en petities aan het Europees Parlement, en door middel van een onderzoek onder voormalige ambtenaren van de Commissie die zich na hun pensionering hadden gevestigd in een andere lidstaat dan die waar zij vandaan kwamen of waar zij het laatst hadden gewerkt. Hierbij kwamen nog de opmerkingen vanuit het Eurojus-adviseursnetwerk en de Wegwijzerdienst voor de burgers (Europa binnen bereik / Burgers van Europa). Hieruit bleek dat de volgende gebieden problemen opleverden voor de burgers: onzekerheid over de te volgen procedures, tijdrovende en ingewikkelde formaliteiten bij de aanvraag van een verblijfskaart enz. Ook de overheden hadden te kampen met moeilijkheden, met name bij de beoordeling van de voorwaarden ten aanzien van bestaansmiddelen en ziektekostenverzekering. Uit de eerste conclusies ter zake blijkt dat het noodzakelijk is:

  • de voorlichting aan de burgers te verbeteren;
  • streng te blijven toezien op naleving van het bestaande communautaire recht;
  • het communautaire recht op het gebied van het vrij verkeer van personen duidelijker te formuleren en te ordenen rond het begrip "burgerschap van de Unie";
  • na te denken over fundamentele aanpassingen van het bestaande recht.

Tweede verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van de Richtlijnen 90/364, 90/365 en 93/96 (verblijfsrecht) [COM(2003) 101 def.]. Dit is het tweede verslag over de toepassing van de drie richtlijnen betreffende het verblijfsrecht van de burgers van de Unie en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit, die in de ontvangende lidstaat geen economische activiteit verrichten ("niet-werkenden"). Het heeft betrekking op de periode 1999-2002.

Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement, van 5 april 2006, over de toepassing van de Richtlijnen 90/364, 90/365 en 93/96 (Verblijfsrecht) [COM(2006) 156 def.]. Vijftien jaar na de aanneming van de richtlijnen betreffende het verblijfsrecht van niet-actieve burgers van de Unie, is de toepassing van deze richtlijnen in beginsel bevredigend. Dat blijkt uit de afname van het aantal inbreuken. Ten aanzien van de nationale uitvoeringsmaatregelen van zes lidstaten lopen er echter nog steeds inbreukprocedures wegens niet-inachtneming of onjuiste toepassing van de richtlijnen, hetgeen voornamelijk het gevolg is van een restrictieve uitleg van de richtlijnen.

De Commissie heeft Frankrijk, bijvoorbeeld, op 18 oktober 2004 een aanmaningsbrief gestuurd omdat de Franse autoriteiten de burgers van de Unie ertoe verplichtten ter verkrijging van een verblijfskaart een reeks documenten over te leggen tot staving van hun burgerlijke staat en woonplaats. Een jaar later werd een aanvullende aanmaningsbrief gestuurd omdat de nationale circulaire, ondanks de beëindiging van de bestreden praktijk, nog steeds van kracht was.

De nieuwe Richtlijn 2004/38 verbetert de huidige wetgeving en biedt in vele opzichten een oplossing voor veel van de specifieke problemen in verband met de toepassing van de drie richtlijnen: zij creëert één enkel en eenvoudig rechtsinstrument. De Commissie geeft aan dat ze nauwlettend zal toezien op de correcte omzetting van de richtlijn in nationaal recht.

Laatste wijziging: 09.07.2007

Top