Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Bescherming van legkippen

 

SAMENVATTING VAN:

Richtlijn 1999/74/EG — minimumnormen voor de bescherming van legkippen

WAT IS HET DOEL VAN DE RICHTLIJN?

  • In deze richtlijn worden minimumnormen vastgesteld voor de bescherming van legkippen. De richtlijn is niet van toepassing op kippenhouderijen met minder dan 350 legkippen of kippenhouderijen voor het fokken van legkippen.
  • Houderijen voor legkippen moeten de toepasselijke regels naleven van Richtlijn 98/58/EG inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren alsook die welke zijn vastgesteld in de bijlage bij deze richtlijn.

KERNPUNTEN

Alternatieve systemen

Vanaf 1 januari 2002 moesten alle nieuw gebouwde, verbouwde of voor het eerst in gebruik genomen alternatieve houderijvoorzieningen aan de volgende eisen voldoen:

  • de houderijvoorzieningen beschikken over:

    • langwerpige voederbakken (ten minste 10 cm lengte per kip) of ronde voederbakken (ten minste 4 cm lengte per kip),
    • continu werkende drinkgoten (ten minste 2,5 cm lengte per kip) of ronde drinkbakjes (ten minste 1 cm lengte per kip),
    • ten minste één nest per zeven legkippen,
    • geschikte zitstokken (ten minste 15 cm zitruimte per kip);
    • ten minste 250 cm2 bedekt met strooisel per kip;
  • de bodem van de voorzieningen kan alle naar voren gerichte nagels van beide poten behoorlijk steunen;
  • voor houderijvoorzieningen waarbij de legkippen zich vrij kunnen verplaatsen en/of toegang hebben tot ruimten buiten gelden specifieke regels;
  • de bezetting bedraagt niet meer dan negen legkippen per m2 bruikbare oppervlakte (indien de bruikbare oppervlakte echter gelijk is aan het beschikbare vloeroppervlak, is tot en met 31 december 2011 een bezetting van twaalf kippen per m2 beschikbare oppervlakte toegestaan voor houderijen die dit systeem op 3 augustus 1999 al toepasten).

De EU-landen moesten erop toezien dat deze eisen vanaf 1 januari 2007 van toepassing waren.

Het houden van kippen in niet-aangepaste kooien

  • Vanaf 1 januari 2003 moeten alle niet-aangepaste kooien voldoen aan de volgende eisen:

    • elke kip beschikt over een kooioppervlakte van ten minste 550 cm2;
    • er is een vrij beschikbare voederbak aanwezig (met een lengte van ten minste 10 cm vermenigvuldigd met het aantal kippen);
    • elke kooi is voorzien van een passend watervoorzieningssysteem;
    • de kooien zijn over 65 % van de kooioppervlakte ten minste 40 cm hoog en zijn nergens lager dan 35 cm;
    • de bodem van kooien moet zo geconstrueerd zijn dat daarop de tenen van beide poten kunnen steunen. Indien de bodem afhelt, bedraagt de helling niet meer dan 14 % of 8 graden, tenzij deze uit ander materiaal dan rechthoekig draadgaas bestaat;
    • de kooien zijn uitgerust met passende voorzieningen om het doorgroeien van de nagels tegen te gaan.
  • Met ingang van 1 januari 2003 mochten niet-aangepaste kooien niet langer worden gebouwd of voor het eerst in gebruik worden genomen. Dit type foksysteem is sinds 1 januari 2012 verboden.

Het houden van kippen in aangepaste kooien

Vanaf 1 januari 2002 moeten alle aangepaste kooien ten minste voldoen aan de volgende eisen:

  • elke kip beschikt over:

    • een kooioppervlakte van ten minste 750 cm 2,
    • een nest,
    • een met strooisel bedekte ruimte waar de kippen kunnen scharrelen en bodempikken,
    • een geschikte zitstok met een lengte van ten minste 15 cm;
  • er moet een vrij beschikbare voederbak aanwezig zijn. De lengte daarvan bedraagt ten minste 12 cm vermenigvuldigd met het aantal kippen in de kooi;
  • elke kooi is voorzien van een passend watervoorzieningssysteem;
  • de rijen kooien zijn van elkaar gescheiden door gangen van ten minste 90 cm breed en de onderste kooien zijn ten minste 35 cm boven de vloer van het gebouw geplaatst;
  • de kooien zijn uitgerust met passende voorzieningen om het doorgroeien van de nagels tegen te gaan.

Slotbepalingen

  • De onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallende houderijen worden door de bevoegde autoriteiten van EU-landen geregistreerd met behulp van een afzonderlijk nummer, aan de hand waarvan de voor menselijke consumptie in de handel gebrachte eieren kunnen worden getraceerd.
  • De EU-landen moeten ervoor zorgen dat inspecties worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit om te controleren of de regels van deze richtlijn worden nageleefd. Ze moeten een verslag over de inspecties indienen bij de Europese Commissie, die vervolgens het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders moet informeren.
  • Veterinaire deskundigen van de Commissie kunnen controles ter plaatse uitvoeren in samenwerking met de bevoegde autoriteiten. De resultaten van die controles worden besproken met de bevoegde autoriteiten, die vervolgens de maatregelen treft die door de controles nodig kunnen blijken te zijn.
  • EU-landen kunnen op hun grondgebied regels handhaven of toepassen die strenger zijn dan de regels van deze richtlijn.

Verordening inzake officiële controles

Met Verordening (EU) 2017/625, de nieuwe wetgeving van de EU betreffende officiële controles van levensmiddelen voor mensen en diervoeders, worden enkele kleine technische details van de richtlijn gewijzigd. Deze wijzigingen zijn van toepassing vanaf 14 december 2019.

VANAF WANNEER IS DE RICHTLIJN VAN TOEPASSING?

Deze richtlijn is vanaf 3 augustus 1999 van toepassing. EU-landen moesten de richtlijn voor 1 januari 2002 omzetten in nationale wetgeving.

ACHTERGROND

Voor meer informatie zie:

BELANGRIJKSTE DOCUMENT

Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PB L 203 van 3.8.1999, blz. 53-57)

Achtereenvolgende wijzigingen aan Richtlijn 1999/74/EG werden in de basistekst opgenomen. Deze geconsolideerde versie is enkel van documentaire waarde.

GERELATEERD DOCUMENT

Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1-142)

Zie de geconsolideerde versie.

Richtlijn 2002/4/EG van de Commissie van 30 januari 2002 met betrekking tot de registratie van onder Richtlijn 1999/74/EG van de Raad vallende inrichtingen waar legkippen worden gehouden (PB L 30 van 31.1.2002, blz. 44-46)

Zie de geconsolideerde versie.

Laatste bijwerking 05.09.2017

Top