EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 22.11.2023
COM(2023) 728 final
2023/0413(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende een monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen
(Voor de EER relevante tekst)
{SEC(2023) 384 final} - {SWD(2023) 372 final} - {SWD(2023) 373 final} - {SWD(2023) 374 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Bossen en andere beboste gebieden in de EU komen steeds meer onder druk te staan door de klimaatverandering en niet-duurzaam direct of indirect menselijk gebruik en menselijke activiteiten, en de daarmee verband houdende veranderingen in landgebruik. Gevaren zoals bosbranden, uitbraken van plagen, droogtes en hittegolven, die elkaar vaak versterken, zullen waarschijnlijk leiden tot frequentere en intensere, veelal grensoverschrijdende rampzalige gebeurtenissen. Deze druk ondermijnt de veerkracht van bossen en vormt een bedreiging voor het vermogen van bossen om hun verschillende ecologische, sociale en economische functies te vervullen. Sommige gevaren, zoals bosbranden, vormen ook een directe bedreiging voor de menselijke gezondheid en veiligheid. Bovendien verhogen zij de kosten voor het beheer van bossen, met inbegrip van de kosten voor de bestrijding van bosbranden.
Een alomvattend en hoogwaardig monitoringsysteem dat alle bossen en andere beboste arealen in de EU bestrijkt, kan helpen om al deze vormen van druk en gevaren beter tegen te gaan. Zo kan de frequente monitoring van boombedekking en de verstoringen ervan met behulp van technologieën voor aardobservatie (EO, Earth Observation), aangevuld met veldwaarnemingen, patronen van kwetsbaarheden in bossen aan het licht brengen en besluitvormers in staat stellen aanpassingsmaatregelen te nemen. Als deze kennis ontbreekt, is dit ook van invloed op de tijdigheid en de kwaliteit van de bosplanning door de lidstaten. Geïntegreerde langetermijnplanning is van groot belang om de grote verscheidenheid aan vraag naar bosdiensten en -hulpbronnen in evenwicht te houden en te zorgen voor rampenbestendigheid overeenkomstig de beleidsdoelstellingen en streefcijfers van de EU voor bosdiensten, -gebruik en -bescherming.
De huidige monitoringinstrumenten zijn niet volledig geschikt voor het beoogde doel. Diensten zoals het Copernicus-gestuurde Europees Bosbrandinformatiesysteem (EFFIS) en de “Forest High Resolution Layer” van de landmonitoringdienst van Copernicus hebben geleid tot een zekere mate van gestandaardiseerde monitoring en gegevens op basis van teledetectie in de EU. De werkzaamheden voor de harmonisatie van grondgegevens, die voornamelijk via nationale bosinventarissen worden verzameld, zijn echter gericht op een aantal kernvariabelen met betrekking tot houtbestanden, zoals bovengrondse biomassa, groeibestanden en aangroei. Zelfs in deze gevallen zijn er lacunes in de tijdigheid en de ruimere beschikbaarheid van gegevens, wat leidt tot onzekerheid over de betrouwbaarheid ervan en beperkingen op het gebruik ervan. Er zijn geen werkzaamheden verricht met betrekking tot de harmonisatie van andere grondgegevens over variabelen, met name met betrekking tot biodiversiteit, waardoor een EU-brede beoordeling van de toestand van het bosecosysteem moeilijk is. Bovendien vertonen de beschikbare gegevens over bossen aanzienlijke lacunes, zoals voor droogte of schade aan bossen door schorskevers. Deze lacunes belemmeren een doeltreffende preventie van, paraatheid voor en respons op bosrampen door grondbeheerders en relevante autoriteiten. Bovendien kunnen verschillende bosparameters, zoals bosbiomassa en -structuur, in de hele EU alleen op betrouwbare wijze in kaart worden gebracht en gemonitord door grondwaarnemingen, teledetectie en modellering te combineren. Deze combinatie is complex en uitdagend, vaak als gevolg van problemen in verband met gegevensuitwisseling en toegang.
Het gebrek aan informatie over de toestand en ontwikkeling van bossen met betrekking tot verstoringen of ecosysteemdynamiek maakt het voor beleidsmakers en bosbeheerders moeilijk om in een vroeg stadium trends te zien en schade of degradatie op te sporen en doeltreffend op te treden. Dit belemmert het vermogen van bossen om voortdurend ecosysteemdiensten, -goederen en -functies aan de samenleving te leveren, met inbegrip van mitigatie van de klimaatverandering, waarbij bossen een sleutelrol spelen.
Over het geheel genomen is de informatie over de toestand van bossen in de EU, hun ecologische, sociale en economische waarde, de druk waarmee zij worden geconfronteerd en de ecosysteemdiensten die zij leveren, versnipperd en fragmentarisch, grotendeels heterogeen en inconsequent, met lacunes in de gegevens en overlappingen, en worden gegevens met aanzienlijke vertraging en vaak alleen op vrijwillige basis verstrekt. Hoewel er rapportageprocessen bestaan waarin gegevens en informatie over bossen en de ontwikkeling ervan worden verzameld, zoals de Europese bosrekeningen van Eurostat, de verslagen van Forest Europe over de toestand van de bossen in Europa of de Global Forest Resources Assessments van de FAO, beschikt de EU niet over een gemeenschappelijk systeem voor de consistente verzameling en uitwisseling van nauwkeurige en vergelijkbare bosgegevens.
De snelle ontwikkelingen op het gebied van monitoringinstrumenten en -technologieën die voor EO worden gebruikt met behulp van satelliet- of luchtmiddelen (waaronder drones) en in diensten van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem (GNSS) zoals Galileo, bieden een unieke gelegenheid om de monitoring van bossen te moderniseren, te digitaliseren en te standaardiseren als dienst voor alle bosgebruikers en -autoriteiten. Dit kan de vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten ten goede komen en de marktgroei van deze technologieën en de daarmee samenhangende nieuwe vaardigheden stimuleren, ook voor kmo’s in de EU. Gegevensbescherming en -eigendom moeten worden geëerbiedigd.
Tegen deze achtergrond beoogt dit voorstel: i) te zorgen voor coherente, hoogwaardige monitoring die het mogelijk maakt de vooruitgang te volgen bij de verwezenlijking van de EU-streefcijfers, beleidsdoelstellingen en -streefcijfers die betrekking hebben op bossen, onder meer op het gebied van biodiversiteit, klimaat en crisisrespons; ii) de risicobeoordeling en paraatheid te verbeteren, en iii) empirisch onderbouwde besluitvorming door grondbeheerders en overheidsinstanties te ondersteunen en onderzoek en innovatie te bevorderen.
De afgelopen jaren hebben de EU-instellingen en deskundigen van de lidstaten — in de desbetreffende deskundigengroepen, waaronder de subgroep van het Permanent Comité voor de bosbouw — herhaaldelijk en duidelijk gewezen op de noodzaak om de EU-bosmonitoring te versterken. In de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 werd dan ook een specifiek wetgevingsvoorstel aangekondigd over de observatie, rapportage en gegevensverzameling van bossen in de EU, dat ook betrekking zou hebben op door de verantwoordelijke nationale autoriteiten opgestelde strategische plannen voor bossen en de bosgebaseerde sector.
De huidige instrumenten van sommige lidstaten voorzien niet in een geïntegreerde aanpak van bossen als multifunctionele ecosystemen, aangezien zij vaak alleen betrekking hebben op bossen vanuit specifieke beleidsperspectieven: nationale energie- en klimaatplannen en -langetermijnstrategieën hebben bijvoorbeeld betrekking op koolstofvastlegging, hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, en nationale en regionale strategieën voor aanpassing aan de klimaatverandering hebben betrekking op de behoeften inzake aanpassing aan de klimaatverandering, maar houden niet noodzakelijk rekening met andere aspecten, zoals biodiversiteit of veerkracht.
De meeste nationale planningsinstrumenten in de EU gaan niet verder dan een bosplanningscyclus van 10 jaar. Bijgevolg houden zij geen rekening met de langetermijneffecten van klimaatverandering, bijvoorbeeld op de verspreiding van soorten of de frequentie en intensiteit van extreme gebeurtenissen. Bovendien volgen zij vaak geen adaptieve aanpak, wat betekent dat zij niet in staat zijn om beleidsontwikkelingen voor bossen en bosbouw op EU- en nationaal niveau weer te geven, hetgeen een gestructureerde respons op strategisch en toekomstgericht niveau zou vereisen.
Het bosgerelateerde EU-beleid is gebaseerd op een langetermijnvisie en vereist strategische prognoses op basis van tijdige en nauwkeurige informatie. Zo moeten de kerndoelstellingen om de EU klimaatneutraal (EU-klimaatwet en verordening inzake landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw — LULUCF-verordening) en klimaatbestendig (Eu-aanpassingsstrategie) te maken, of om de Europese ecosystemen in stand te houden en te herstellen (voorgestelde EU-wet inzake natuurherstel) tegen 2050 worden bereikt. Veel voorspellingen over klimaatverandering hebben betrekking op de periode tot het einde van deze eeuw, waaronder studies over hoe bossen zullen reageren op en gevolgen zullen ondervinden van de klimaatverandering.
Bovendien belemmert de grote verscheidenheid aan nationale planningsbenaderingen of het gebrek aan planning een snelle, coherente en efficiënte respons op rampenrisico’s, met name voor bedreigingen met een grensoverschrijdende dimensie, zoals plantenplagen of bosbranden.
Tegen deze achtergrond heeft het voorstel verder tot doel de lidstaten te ondersteunen bij vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning ter versterking van de consistente uitvoering van de verschillende sectorale beleidsdoelstellingen en streefcijfers om de veerkracht van bossen in een veranderend klimaat te waarborgen.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel heeft tot doel de coherente en doeltreffende uitvoering te ondersteunen van bestaand EU-beleid dat direct of indirect van invloed is op bossen op het gebied van milieu en biodiversiteit, klimaat, rampen- en risicovermindering, energie en bio-economie.
Het voorstel zal met name de volgende beleidsinstrumenten ondersteunen:
•
De nieuwe EU-bosstrategie voor 2030, door het verschaffen van de kennisbasis voor een geïntegreerde aanpak van bossen als multifunctionele ecosystemen en het monitoren van de verwezenlijking van de streefdoelen en doelstellingen ervan.
•
De biodiversiteitsstrategie voor 2030, door indicatoren vast te stellen voor het monitoren van de resultaten op het gebied van: i) de ambitie om de kwantiteit en kwaliteit van bossen en hun weerbaarheid tegen rampen zoals branden, droogtes, plagen en ziekten die door de klimaatverandering waarschijnlijk zullen toenemen, te vergroten; ii) de doelstellingen inzake de strikte bescherming van de resterende oerbossen, en iii) de verdere ontwikkeling van het Europees informatiesysteem voor bossen.
•
De LULUCF-verordening, door de monitoring van indicatoren te verbeteren, wat de rapportage van geografisch expliciete gegevens over bosgrond zal vergemakkelijken.
•
De ontbossingsverordening, door indicatoren te specificeren die relevant zijn voor ontbossing en bosdegradatie aan de hand waarvan de vooruitgang kan worden getoetst aan de doelstelling van niet-degradatie.
•
De strategie voor de bio-economie, door de dekking en monitoring te verbeteren van indicatoren die de vooruitgang op weg naar duurzaamheid in de EU en haar lidstaten volgen en die worden meegenomen in het monitoringsysteem van het Kenniscentrum voor bio-economie van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek.
•
De richtlijn hernieuwbare energie, door de empirische onderbouwing te versterken met betrekking tot duurzaamheidscriteria voor de winning van biomassa om energie te produceren, en met name door te eisen dat de lidstaten beschikken over informatie over de locatie van oerbossen.
•
Het Uniemechanisme voor civiele bescherming (UCPM) en de onlangs vastgestelde EU-doelstellingen inzake rampbestendigheid door de beschikbaarheid van bosgegevens te verbeteren. Dit zal helpen de instrumenten voor vroegtijdige waarschuwing voor bosbranden en andere rampen te verbeteren, nauwkeurigere risicobeoordelingen te ontwikkelen en de algemene paraatheid voor toekomstige rampen te vergroten.
•
De digitale agenda voor Europa en de dronestrategie 2.0, door het gebruik van teledetectietechnologieën bij bosmonitoring te bevorderen.
•
De verordening betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten door de empirische onderbouwing van de dynamiek van plaagorganismen te versterken.
•Samenhang met andere beleidsgebieden van de EU
In de Europese Green Deal werd opgeroepen tot maatregelen om de kwantiteit en kwaliteit van het bosareaal in de EU te verbeteren en de veerkracht van bossen verder te vergroten. Het heeft tot doel klimaatneutraliteit te bereiken, een hogere ambitie op het gebied van biodiversiteit vast te stellen, een gezond milieu te waarborgen, de gezondheid en het welzijn van de mens te verbeteren en een duurzame en circulaire bio-economie te bevorderen. Monitoring van de toestand en trends van bossen en ecosystemen en multifunctionaliteit ter ondersteuning van vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten is van cruciaal belang om dit doeltreffend te doen.
Het voorstel is bedoeld om synergieën tot stand te brengen met ander beleid, onder meer met de regels inzake gegevensverzameling, monitoring en planning die relevant zijn voor bossen. Dit omvat de lucht-, water- en natuurrichtlijnen en de voorstellen van de Commissie over de wet inzake natuurherstel en tot wijziging van de Europese milieu-economische rekeningen. Het voorstel zal ook het klimaatbeleid ondersteunen door het mogelijk te maken de vooruitgang op het gebied van aanpassing aan en mitigatie van klimaatverandering te monitoren en het gebruik van regelingen voor koolstoflandbouw in het kader van het voorgestelde certificeringskader voor koolstofverwijdering mogelijk te maken. Het voorstel is ook volledig in overeenstemming met het eindverslag van de Conferentie over de toekomst van Europa, met name voorstel 2, waarin uitdrukkelijk wordt gepleit voor “herbebossing, bebossing, met inbegrip van bossen die verloren zijn gegaan door brand en handhaving van verantwoord bosbeheer”.
Het voorstel kan de EU ook helpen om mondiaal leiderschap te tonen en de internationale gemeenschap te stimuleren tot empirisch onderbouwde gerichte maatregelen om de veerkracht van bossen in een veranderend klimaat te versterken en het duurzame beheer van bossen als multifunctionele ecosystemen te verbeteren. Het mondiale biodiversiteitskader van Kunming-Montreal omvat een specifieke doelstelling inzake toegankelijke hoogwaardige gegevens, informatie en kennis voor een geïntegreerd en participatief beheer van biodiversiteit.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat de EU het recht geeft op te treden om de doelstellingen van haar milieubeleid te verwezenlijken. De doelstellingen van het milieubeleid van de EU, zoals uiteengezet in artikel 191, lid 1, VWEU, zijn het behoud, de bescherming en de verbetering van de kwaliteit van het milieu; bescherming van de menselijke gezondheid; behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen; bevordering op internationaal vlak van maatregelen om het hoofd te bieden aan regionale of mondiale milieuproblemen, en in het bijzonder de bestrijding van klimaatverandering. De EU streeft er in haar milieubeleid naar een hoog niveau van milieubescherming tot stand te brengen, rekening houdende met de uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de EU. Haar beleid moet berusten op het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen, het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden, en het beginsel dat de vervuiler betaalt.
Dezelfde rechtsgrondslag ligt ten grondslag aan EU-maatregelen ter bescherming van het natuurlijk erfgoed van bosecosystemen. Een kader voor bosmonitoring zal de gegevens opleveren die het mogelijk zullen maken de doelstellingen van de Europese Green Deal met betrekking tot bossen te monitoren en beleid te ontwikkelen om bosecosystemen in stand te houden. Het milieu is een gedeelde bevoegdheid van de EU en de lidstaten, zodat het optreden van de EU in overeenstemming moet zijn met het subsidiariteitsbeginsel.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Actie op EU-niveau is gerechtvaardigd vanwege de omvang en de grensoverschrijdende aard van de markten die afhankelijk zijn van bossen en de toenemende risico’s en onzekerheid in verband met klimaatverandering, waardoor de effecten van het beleid en de wetgeving van de EU moeten worden gemonitord en de noodzaak van beleidswijzigingen met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen nauwkeuriger en tijdiger moeten worden geëvalueerd.
Dit betreft met name verstoringen zoals uitbraken van schorskevers, bosbranden of stormen, die allemaal een aanzienlijke grensoverschrijdende dimensie hebben. Deze verstoringen nemen in frequentie en intensiteit toe als gevolg van de klimaatverandering, wat leidt tot hogere kosten voor preventie en bestrijding, alsook tot een toename van broeikasgasemissies, biodiversiteitsverlies en marktverstoringen. Met betrekking tot bijvoorbeeld de schorskever is het van essentieel belang dat de schorskeverhotspots vroegtijdig worden opgespoord om de omvang van de reddingskap en de daarmee samenhangende kosten en inkomstenderving te verminderen. Wanneer reddingskap op grote schaal plaatsvindt, kan deze de houtmarkt verstoren, met een bijzonder negatief effect op kleine en middelgrote ondernemingen die sterk afhankelijk zijn van de houtprijs. Feromoonvallen en andere grondmonitoring in combinatie met EO die hoogwaardige gegevens verstrekken, vergemakkelijken tijdige beleidsinterventie en spelen derhalve een doeltreffende en efficiënte rol bij het verlagen van de kosten. Een ander voorbeeld is dat inzicht in het soort bos en de brandstof in specifieke gebieden belangrijk zal zijn voor bosbrandpreventiemaatregelen en de activiteiten in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming doeltreffender zal maken, aangezien de Europese waarschuwingssystemen voor bosbranden zullen worden verbeterd.
De monitoring van bossen is momenteel fragmentarisch en versnipperd, waardoor de EU niet tijdig kan optreden tegen stressfactoren en bedreigingen (met een grensoverschrijdende dimensie), zoals bepleit in de nieuwe EU-bosstrategie, en niet optimaal gebruik kan maken van kosteneffectieve technologische ontwikkelingen en digitale innovatie, met name met betrekking tot EO. Deze situatie is het gevolg van het feit dat de lidstaten al vele jaren op ongecoördineerde wijze alleen hebben gehandeld. Hoewel bosecosystemen vaak grensoverschrijdend zijn, worden bossen vaak gezien als soevereine entiteiten en is er tot dusver geen consistente, transnationale aanpak van gegevensverzameling ontwikkeld. Gezonde en veerkrachtige bossen zijn van gemeenschappelijk belang en de lidstaten zullen deze gefragmenteerde situatie waarschijnlijk niet oplossen zonder EU-optreden.
Wat de planning betreft, beschikken verschillende lidstaten over planningsinstrumenten, maar het sectorale beleid wordt onvoldoende bestreken, wat van invloed kan zijn op de samenhang van de beleidsvorming, zowel op het niveau van de lidstaten als op EU-niveau. De lidstaten zouden gebruik kunnen maken van het gecoördineerde governancesysteem om te zorgen voor consistente tijdschema’s voor sectorale doelstellingen van het bosbeleid en ervoor te zorgen dat gemeenschappelijke informatie wordt opgenomen.
•Proportionaliteit
De combinatie van de in het voorstel geselecteerde aspecten is proportioneel omdat het beperkt is tot de aspecten die de lidstaten moeten uitvoeren om de doelstellingen van de voorgestelde verordening op bevredigende wijze te verwezenlijken. Daartoe zijn de lidstaten alleen verplicht bosgegevens te verzamelen die verband houden met de wetgeving en beleidsdoelstellingen van de EU. Bovendien zal de voorgestelde verordening gebaseerd zijn op het delen van geharmoniseerde gegevens uit bestaande nationale systemen voor gegevensverzameling, voornamelijk nationale bosinventarissen (NFI’s). Dit zal de mate waarin de lidstaten hun gegevensverzamelingsmethoden moeten aanpassen, tot een minimum beperken. Om de aanpassingskosten laag te houden, zijn de beschrijvingen van de bosgegevens geselecteerd op basis van bestaande harmonisatiewerkzaamheden van de NFI’s. Het voorstel beoogt ook te werken met bestaande gerapporteerde gegevens voor zover dit aan de vereisten voldoet, waardoor overlapping van rapportageverplichtingen wordt voorkomen. Vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten wordt aangemoedigd op basis van respectievelijke bestaande inspanningen.
Gezien de omvang van de kwestie en de grensoverschrijdende dimensie ervan is de EU de enige instantie die kan zorgen voor een consistent monitoringkader en een vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning die de lidstaten samenbrengt. Op het niveau van de lidstaten kunnen geen gemeenschappelijke normen voor gegevensverzameling en -monitoring en minimale gemeenschappelijke planningselementen worden ontwikkeld.
Geen enkele optie houdt in dat bevoegdheden van de lidstaten naar de EU worden overgedragen die verder gaan dan de noodzakelijke harmonisatie en standaardisering van het toezicht (geen overdracht van bevoegdheden met betrekking tot de operationele keuzes in verband met bosbeheer).
•Keuze van het instrument
Een wetgevende aanpak sluit eerder aan bij het onderwerp en de mate van nauwkeurigheid van dit initiatief dan een niet-wetgevende aanpak. De doelstellingen van dit voorstel kunnen het best met een verordening worden nagestreefd. Dit zal ervoor zorgen dat de bepalingen in de EU rechtstreeks en uniform van toepassing zijn en zal derhalve bijdragen tot de harmonisatie en tijdige verstrekking van gegevens. Een verordening zal het mogelijk maken gemeenschappelijke normen vast te stellen die bindend en rechtstreeks toepasselijk zijn in alle lidstaten, zonder de administratieve lasten en de vertraging die het gevolg zijn van de noodzaak om het instrument in nationaal recht om te zetten.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
Niet van toepassing omdat het om een nieuw wetgevingsinitiatief gaat.
•Raadpleging van belanghebbenden
Deze verordening en de bijbehorende effectbeoordeling zijn overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving gebaseerd op een uitgebreid raadplegingsproces. De Commissie heeft de standpunten verzameld van een breed scala aan belanghebbenden, met name vertegenwoordigers van de lidstaten, milieuorganisaties, onderzoeksinstellingen, bosverenigingen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Er hebben raadplegingen plaatsgevonden in het kader van een openbare raadpleging, tijdens drie workshops met deskundigen en tijdens vergaderingen met belanghebbenden en lidstaten. Een speciale subwerkgroep in het kader van het Permanent Comité voor de bosbouw (SFC) heeft vier keer vergaderd en twee workshops, georganiseerd door het Tsjechische en het Zweedse voorzitterschap, hebben verdere inzichten opgeleverd. De verschillende standpunten leverden waardevolle informatie en inzichten op die zijn meegenomen in de voorbereiding van de effectbeoordeling en het voorstel.
Verzoek om input
Het verzoek om input liep van 8 april tot en met 6 mei 2022. Er waren 116 reacties uit 21 landen, voornamelijk van het grote publiek, ngo’s, overheidsinstanties, bedrijfsverenigingen, handelsorganisaties en milieuorganisaties, in afnemende volgorde.
De meeste indieningen steunden het initiatief voor een EU-kader voor bosmonitoring en strategische plannen in verschillende groepen belanghebbenden, met uitzondering van het grote publiek, met minder dan de helft steun. De voornaamste bezorgdheid die werd geuit, was dat een grotere centralisatie door dit initiatief de bestaande nationale bosmonitoring niet onnodig belastend mag maken en dat nieuwe wetgeving de huidige beheerspraktijken van boseigenaren niet mag verstoren. De Commissie heeft met dit advies rekening gehouden bij de effectbeoordeling en bij het opstellen van het voorstel.
Openbare raadpleging
De Commissie heeft van 25 augustus tot en met 17 november 2022 een openbare raadpleging gehouden en heeft 314 uitvoerbare bijdragen ontvangen.
Tijdens de raadpleging werden standpunten verzameld over de noodzaak van bosmonitoring, bijbehorende technologische keuzes, voorkeursbeleids- en financieringsopties en de toegevoegde waarde van strategische plannen voor bossen. Uit de resultaten bleek duidelijk dat er behoefte is aan EU-brede geharmoniseerde en tijdige informatie over diverse bosaspecten, zoals gezondheid, verstoring en klimaatverandering. Monitoringsystemen moeten gebaseerd zijn op veldgegevens in combinatie met teledetectietechnologieën. De meeste respondenten beschouwden de integratie van gegevens van de monitoringsystemen van de lidstaten als de beste beleidsoptie, terwijl één enkel EU-monitoringsysteem in gelijke mate werd gesteund en afgewezen. De financiering van zo'n systeemmoet plaatsvinden met een combinatie van particuliere middelen en middelen van de lidstaten en middelen van de EU. Ongeveer de helft van de respondenten was van mening dat een holistische visie, algemene coördinatie en vergelijkbaarheid en uitwisseling met andere lidstaten waarde toevoegen aan langetermijnplanning. Slechts een onbeduidend aantal respondenten zag geen toegevoegde waarde.
Workshops van deskundigen
De Commissie heeft in oktober-november 2022 drie workshops met technische deskundigen georganiseerd over: 1) strategische plannen voor bossen; 2) huidige en toekomstige mogelijkheden voor aardobservatie voor operationele bosmonitoring, en 3) voordelen en kosten van bosmonitoring. De workshops leverden waardevolle input voor de effectbeoordeling op.
Subwerkgroep van het Permanent Comité voor de bosbouw
Tussen november 2022 en mei 2023 vonden vier vergaderingen met vertegenwoordigers van de lidstaten plaats voor technische besprekingen over beleidsopties. Er werden met name standpunten verzameld over de dekking van indicatoren, het gebruik van EO en mogelijke belangrijke aspecten van geïntegreerde langetermijnplanning. De besprekingen waren gebaseerd op de resultaten van de openbare raadpleging en de ontwerpeffectbeoordeling, en waren gebaseerd op vooraf vastgestelde vragen die voorafgaand aan de vergaderingen met de groepsleden werden gedeeld. De subgroep heeft vervolgens een verslag over het komende initiatief goedgekeurd.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Het voorstel is gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke bevindingen. De effectbeoordeling bij dit voorstel wordt geschraagd door een ondersteunende studie van een team van externe deskundigen die op [...] is gepubliceerd. Het team van externe deskundigen stond gedurende de verschillende fasen van de studie in nauw overleg met de Commissie. De vergaderingen van de subwerkgroep boden de lidstaten de gelegenheid om van gedachten te wisselen over belangrijke aspecten van het initiatief, waaronder een voorlopige lijst van bosindicatoren, de resultaten van de openbare raadpleging en geïntegreerde langetermijnplanning. Met deze input is rekening gehouden bij het opstellen van de effectbeoordeling en deze voorgestelde verordening.
De Commissie heeft ook veel andere informatiebronnen gebruikt om dit voorstel voor te bereiden, met name de resultaten van onderzoeks- en innovatieprojecten van de EU en erkende internationale verslagen.
Het Europees Milieuagentschap heeft specifieke expertise ter beschikking gesteld en is nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van het voorstel en de effectbeoordeling ervan.
•Effectbeoordeling
Het voorstel is gebaseerd op een effectbeoordeling. De effectbeoordeling heeft op 17 februari 2023 van de Raad voor regelgevingstoetsing (Regulatory Scrutiny Board, RSB) een positief advies met voorbehoud gekregen. Tot de belangrijkste punten van de RSB behoorden de meerwaarde van het initiatief, met name wat betreft de langetermijnplanning van bossen en de presentatie van verschillende opties voor het niveau van EU-interventie (
EU-bossen – nieuw EU-kader voor bosmonitoring en strategische plannen (europa.eu)
). In reactie op het advies werd de toegevoegde waarde van het voorstel verduidelijkt en werd in de effectbeoordeling een hybride optie ontwikkeld waarbij verplichte monitoring en gegevensverzameling worden gecombineerd met vrijwillige planning.
In de effectbeoordeling werden vijf beleidsopties onderzocht, waarvan er twee in een vroeg stadium werden afgewezen omdat het hoogst onwaarschijnlijk was dat zij de gewenste resultaten zouden opleveren. De onderstaande beleidsopties zijn volledig beoordeeld.
1) Volledig vrijwillige optie: Met deze optie wordt gestreefd naar een gemeenschappelijke vrijwillige aanpak van bosmonitoring en geïntegreerde planning om te zorgen voor een coherente verwezenlijking van de EU-doelstellingen en -prioriteiten met betrekking tot bossen, terwijl de lidstaten maximale flexibiliteit wordt gelaten om deze in hun nationale context om te zetten.
De Commissie zou vrijwillige richtsnoeren uitvaardigen om de consistentie en vergelijkbaarheid van de gegevensverzameling te verbeteren, EO te bevorderen en de opstelling van empirisch onderbouwde geïntegreerde bosplanning te vergemakkelijken, bijvoorbeeld door een gemeenschappelijke reeks basisvereisten en kernelementen aan te bieden die door de lidstaten in overweging moeten worden genomen.
Een deskundigengroep zou de Commissie ondersteunen bij het opstellen van vrijwillige richtsnoeren en de coördinatie en uitwisseling van goede praktijken vergemakkelijken om geharmoniseerde nationale gegevensverzameling te bevorderen en de kaders en mechanismen voor bosplanning te versterken.
De Commissie zou via de landmonitoringdienst van Copernicus bestaande EO-diensten blijven aanbieden met betrekking tot geselecteerde bosgegevens zoals fenologie en netto primaire productiviteit.
2) Wetgevende optie: Met deze optie wordt beoogd een verplicht EU-kader op te zetten dat betrekking heeft op: i) het opzetten van een bosmonitoringsysteem voor geolokalisatie van bosarealen; ii) het verzamelen en delen van gegevens, met inbegrip van geavanceerd gebruik van EO, en iii) geïntegreerde bosplanning. Deze optie heeft twee subopties met betrekking tot het niveau van de EU-interventie op het gebied van de dekking van bosgegevens, het gebruik van EO-systemen en het ontwerp en de ontwikkeling van strategische planning op het niveau van de lidstaten.
Voor beide subopties zouden verplichte bosgegevens worden onderverdeeld in twee groepen, zoals hieronder uiteengezet.
—
Gestandaardiseerde gegevens, waarvoor de Commissie het voortouw neemt en zorgt voor een uniforme uitwisseling van gegevens in de hele EU. Deze gegevens zouden voornamelijk worden verzameld via EO (bv. Copernicus) en zijn onderworpen aan technische protocollen zoals die welke reeds onder toezicht staan van het directoraat-generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart en het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek.
—
Geharmoniseerde gegevens, waaraan de lidstaten met hun eigen verzamelde gegevens zouden bijdragen door gebruik te maken van hun eigen enquêtes, zoals NFI’s op basis van aardobservatie, maar met behulp van EO-instrumenten, voor zover beschikbaar en van toepassing. Hoewel de lidstaten geharmoniseerde gegevens aan de Commissie zouden moeten verstrekken in overeenstemming met de gemeenschappelijke referentiebeschrijvingen, zouden zij niet verplicht zijn hun methoden voor gegevensverzameling te standaardiseren (bijvoorbeeld steekproefbenaderingen en meetmethoden), maar alleen om de gegevens op geharmoniseerde wijze toegankelijk te maken indien aan de vereisten inzake gegevensnauwkeurigheid is voldaan. Dit betekent dat de lidstaten hun bestaande gegevensverzamelingssystemen — indien beschikbaar — kunnen blijven gebruiken zonder ingrijpende wijzigingen in de instrumenten die momenteel worden toegepast.
Voor de verplichte bosgegevens zouden de beschrijvingen en methoden worden geharmoniseerd op basis van bestaande beschrijvingen en methoden of beschrijvingen en methoden die met de steun van een deskundigengroep zijn ontwikkeld (zie verder). Er zou standaardisering worden voorgesteld voor bosgegevens waarbij de onzekerheid van geharmoniseerde ramingen te groot is.
De tweede suboptie houdt in dat in het bosmonitoringsysteem aanvullende bosgegevens worden opgenomen die verder gaan dan de bestaande EU- en internationale monitoring- en rapportagesystemen. In het kader hiervan zou de Commissie ook aanbevelingen uitbrengen over de door de lidstaten ontwikkelde geïntegreerde langetermijnplannen.
3) Hybride optie: Bij deze optie zouden kernaspecten van de hierboven beschreven vrijwillige en wetgevende opties worden gecombineerd. Monitoringaspecten zouden verplicht zijn om het probleem van de uiteenlopende mate van gegevensdekking en de uiteenlopende benaderingen van gegevensverzameling in de lidstaten aan te pakken (zoals in de tweede suboptie van de wetgevende optie). Geïntegreerde bosplanning zou facultatief zijn voor de lidstaten (zoals in de volledig vrijwillige optie).
Een volledige wetgevende aanpak werd beoordeeld als de meest doeltreffende, efficiënte en coherente beleidsoptie. Het opzetten van een gemeenschappelijk kader op basis van één eenvoudig instrument zou tegemoet komen aan de noodzaak om een holistische en geïntegreerde benadering van bossen te bevorderen, naar aanleiding van het narratief rond de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030.
De voorkeursoptie omvat een combinatie van aspecten van beide subopties die verband houden met het niveau van het EU-optreden. Monitoring en uitwisseling van bosgegevens zou verplicht zijn op basis van gemeenschappelijke geharmoniseerde of gestandaardiseerde beschrijvingen en methoden voor een reeks bosgegevens die betrekking hebben op alle prioritaire beleidsterreinen, waaronder de veerkracht van de gezondheid van bossen en de biodiversiteit. Dit is van essentieel belang om te voldoen aan de strategische doelstellingen inzake vergelijkbaarheid, kwaliteit en beschikbaarheid van gegevens.
Het verzamelen en delen van bosgegevens zou een stapsgewijze aanpak volgen, waarbij rekening wordt gehouden met de operabiliteit wat betreft de beschikbaarheid van gemeenschappelijke beschrijvingen en methoden, de beschikbaarheid van op EO gebaseerde instrumenten en methoden, en de status van monitoring en gegevensuitwisseling in de lidstaten.
Het Europees informatiesysteem voor bossen zou worden versterkt als een bestaande onestopshop. Dit zou de transparantie vergroten en de toegang tot bosinformatie voor belanghebbenden vergemakkelijken. Het zou bijdragen tot een geïntegreerd inzicht in bossen, hun status en diverse ecosysteemdiensten.
Gezien het uiteenlopende gebruik van EO in de lidstaten, zou de eerste reeks bosgegevens in het kader van het bosmonitoringsysteem op EU-niveau worden gemonitord met behulp van versterkte Copernicus-mogelijkheden, waarbij de lidstaten de mogelijkheid wordt gelaten om met hun gegevensreeksen voor een opt-out te kiezen en bij te dragen aan de werking van het systeem. Dit zou een evenwicht tot stand brengen tussen de standpunten van belanghebbenden die tijdens de openbare raadpleging naar voren zijn gebracht en de noodzaak om te zorgen voor hoogwaardige gegevens en kostenbesparingen mogelijk te maken.
Verplichte langetermijnplannen die een gemeenschappelijke reeks basisaspecten bestrijken, in combinatie met aanbevelingen van de Commissie over de ontwikkeling ervan, zouden de lidstaten helpen verdere contextspecifieke prioriteiten, streefdoelen en maatregelen vast te stellen op een manier die gemakkelijk op EU-niveau kan worden gedeeld, terwijl tegelijkertijd wordt gezorgd voor een geïntegreerde afstemming op het EU-beleid inzake bosbehoud en -gebruik.
De deskundigengroep die wordt opgericht in het kader van de nieuwe EU-governance op het gebied van de bosbouw die is ingesteld in overeenstemming met de bosstrategie [voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad XX tot wijziging van Besluit 89/367/EEG van de Raad tot instelling van een Permanent Comité voor de bosbouw] zal onder meer het kader vormen voor de samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten en zal de Commissie ondersteunen bij de ontwikkeling van gemeenschappelijke beschrijvingen en protocollen voor bosgegevens en gegevensverzameling. Deze deskundigengroep moet ook openstaan voor de deelname van deskundigen uit toetredingslanden.
De voorgestelde combinatie van meer standaardisering en een betere harmonisatie van bosgegevens zou een zeer sterke EU-brede eengemaakte markt voor kmo’s die in deze sector actief zijn, mogelijk maken. Deze bouwt ook rechtstreeks voort op operationele producten die momenteel door het directoraat-generaal Defensie-industrie en Ruimtevaart worden onderhouden. Deze producten bieden een solide platform voor de ontwikkeling van de specifieke lagen voor bosmonitoring in dit voorstel. Voorts zou de voorgestelde combinatie een duidelijk regelgevingskader bieden voor en voortbouwen op de ervaring van de Commissie (Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek) en het Europees Milieuagentschap met het verfijnen en harmoniseren van bestaande kaartlagen, zoals reeds geproduceerd in het kader van het Copernicus-programma.
De markt voor digitale geografische gegevens is een dynamische maar — wat bossen betreft — een gefragmenteerde en zeer technische markt. De voorkeursoptie zou teledetectiebedrijven, enquêtebedrijven en gegevensverwerkende specialisten een middel bieden om producten voor bijna de helft van het landoppervlak van de EU te standaardiseren en te regulariseren. Op die manier zou het ook innovatie in geavanceerde digitale instrumenten in de sector faciliteren, bijvoorbeeld door beter presterende digitale instrumenten om EU-brede indicatoren vast te stellen die nodig zijn voor het klimaat- en biodiversiteitsbeleid (bv. koolstofverwijdering en certificering van maatregelen in bossen).
Het voorstel op basis van de voorkeursoptie houdt sterk verband met belangrijke bestaande wetgeving, zoals de LULUCF-verordening, de ontbossingsverordening en de richtlijn hernieuwbare energie, alsook met voorstellen waarover wordt onderhandeld (certificering van koolstofverwijdering, wetgeving inzake natuurherstel, nieuwe modules voor milieu-economische rekeningen). Het maakt dus gebruik van de synergieën van een gemeenschappelijk monitoringsysteem dat zorgt voor interoperabiliteit tussen de monitoringvereisten in het kader van de verschillende wetgevingskaders, zonder de regeldruk voor de lidstaten te vergroten.
De in het kader van het voorstel vast te stellen bosmonitoring zou leiden tot een kostenefficiënt systeem op basis van schaalvoordelen, waarbij EU-wijde bosgegevensproducten kunnen worden geproduceerd volgens gestandaardiseerde definities en technische specificaties, zonder dat deze afzonderlijk op nationaal niveau moeten worden ontwikkeld. Dit zal een effectievere tenuitvoerlegging van bovengenoemde wetgeving mogelijk maken. Zo blijkt uit geëxtrapoleerde resultaten van een casestudy over de vervanging van één enkele indicator (grondgebonden kartering van kaalslagen) door Copernicus-satellietgegevens, dat er in alle lidstaten samen potentiële cumulatieve voordelen van 28 tot 38 miljoen EUR mogelijk zijn tegen 2035.
Wanneer er al nationale monitoringsystemen bestaan, vereist het voorstel geen aanzienlijke wijzigingen in de werking ervan met betrekking tot de methoden voor gegevensverzameling, maar laat het meer ruimte voor flexibiliteit, waarbij alleen vereist is dat de lidstaten de geraamde geaggregeerde waarden harmoniseren in overeenstemming met gemeenschappelijke definities. Dit zal leiden tot een verbetering van de kostenefficiëntie van het systeem en een vermindering van de administratieve lasten voor de nationale overheid.
Dit doeltreffende en kostenefficiënte bosmonitoringsysteem zou meerdere doelen dienen:
—
het verbeteren van de gegevens voor beleidsvorming en beleidsuitvoering, onder meer door actuelere informatie te verstrekken over natuurlijke verstoringen en bosrampen in de lidstaten, en
—
individuele bosbeheerders in staat stellen hun ecosysteemdiensten, zoals koolstofverwijderingen, op basis van vergelijkbare en geloofwaardige gegevens op de markt te brengen.
De meeste voordelen van het initiatief zijn indirect, zoals de lagere administratieve lasten voor bedrijven, bosbeheerders, overheden en het grote publiek op zoek naar bosgerelateerde informatie, in overeenstemming met de digitale agenda voor Europa. Openbare toegankelijkheid van betrouwbare gegevens kan ook het gebruik van bosgegevens door de wetenschappelijke gemeenschap, beleidsmakers en de bosbouwsector vergemakkelijken en leiden tot de ontwikkeling van nieuwe op gegevens gebaseerde diensten door innovatieve kmo’s.
Tijdige en nauwkeurige informatie over koolstofvoorraden en -stromen in hun bossen kan bosbeheerders de mogelijkheid bieden om met het oog op hun certificering beter vast te stellen waar het potentieel van extra koolstofverwijderingen kan worden vastgesteld en om op de meest efficiënte manier passende duurzame beheerspraktijken te plannen. De economische waarde van de netto koolstofput in het bosareaal van de EU kan worden geraamd op 32.8 miljard euro. Bossen en houtproducten in de EU verwijderen momenteel ongeveer 380 Mt CO2-equivalent per jaar. Het bestaan van een EU-breed kader voor tijdige EO en langetermijnplanning zou de vroegtijdige en snelle opsporing van bosverstoringen en de aanpassing van bossen en de bosgebaseerde sector aan het veranderende klimaat ten goede komen. Tegen 2100 zal de invloed van temperatuurstijgingen op 32 boomsoorten in Europa naar verwachting de waarde van de Europese bosgrond met 27 % verminderen als gevolg van een voorspelde daling van het aantal economisch waardevolle soorten. Strategische en geïnformeerde maatregelen van vandaag zouden deze daling morgen verminderen en de EU helpen haar doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050, zoals vastgelegd in de Europese klimaatwet, te halen.
Wat de kosten van de voorkeursoptie betreft, zullen deze naar verwachting worden gedragen door de lidstaten en de Europese Unie, terwijl kmo’s grotendeels niet zullen worden getroffen. De meeste kosten voor de lidstaten zouden verband houden met de noodzaak van regelmatige, gesystematiseerde verzameling van grondgegevens in een netwerk van monitoringlocaties. Dit gebeurt momenteel in het kader van nationale bosinventarissen in de meeste lidstaten. Indien een lidstaat een nationale bosinventaris moet opstellen, worden de daarmee gepaard gaande kosten geraamd op 42 EUR/km² van het bosareaal (op basis van de kosten die drie lidstaten hebben gemaakt voor het opstellen van nationale bosinventarissen — met een interval van 5 jaar en inclusief het gebruik van EO). De kosten van de harmonisatie van bosgegevens worden geraamd op 10 000 EUR per indicator. Het toevoegen van een nieuwe indicator aan een reeds opgestelde bosinventaris zal waarschijnlijk geen aanzienlijke extra kosten met zich meebrengen. Voor een aantal indicatoren die in het kader van de voorkeursoptie zijn geselecteerd, zoals het in kaart brengen van oerbossen of van boshabitats in het kader van de habitatrichtlijn, kunnen naast de bosinventaris echter veldonderzoeken nodig zijn, wat verdere kosten met zich meebrengt voor lidstaten met grote bosarealen.
De kosten voor het opstellen en bekendmaken van een geïntegreerd langetermijnplan worden geraamd op 600 000 EUR (op basis van de kosten die Duitsland heeft gemaakt in verband met zijn bosstrategie voor 2050).
Aangezien betere kennis en betere planning zullen leiden tot betere beslissingen en beleidsvorming op het gebied van bosbeheer, zal het voorstel indirect bijdragen tot de verwezenlijking van verschillende duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), onder meer op het gebied van gezondheid (SDG 3), water (SDG 6), verantwoorde consumptie en productie (SDG 12), klimaatactie (SDG 13) en leven op het land (SDG 15). Met betrekking tot betaalbare en schone energie (SDG 7) kunnen positieve effecten en mogelijke wisselwerkingen worden verwacht. Betere kennis en planning ter bevordering van een duurzamer beheer kunnen leiden tot een grotere of meer langdurige levering van houtachtige biomassa voor hernieuwbare energie, maar brengen ook het risico van overmatige houtkap met zich mee. Een vergelijkbaar effect wordt aangenomen voor waardig werk en economische groei (SDG 8), met betere kennis en planning ter ondersteuning van nieuwe bio-economische activiteiten en werkgelegenheidskansen, maar die leiden tot een achteruitgang in traditionele sectoren.
Het ondersteunen van gerichtere en empirisch onderbouwde maatregelen door beleidsmakers en besluitvormers, met inbegrip van bosbeheerders, zou de duurzame verstrekking van economische, sociale en culturele bosbestanden en -diensten versterken. Zo werd de houtvoorziening geraamd op ongeveer 16 miljard EUR in 2021 en werd de waarde van regelgevende en culturele ecosysteemdiensten (d.w.z. overstromingsbeheersing, waterzuivering en recreatie — bossen hadden het grootste aandeel in de totale waarde van op de natuur gebaseerde recreatie) geschat op ongeveer 57 miljard EUR.
Conclusies
Het voorstel stemt overeen met de voorkeursoptie in de effectbeoordeling wat betreft alle bovengenoemde aspecten, met uitzondering van geïntegreerde langetermijnplanning. Op basis van het overleg met de lidstaten heeft de Commissie besloten het interventieniveau te beperken tot vrijwillige geïntegreerde planning. Dit zal gevolgen hebben voor zowel de daaraan verbonden kosten als de baten van het voorstel in vergelijking met de voorkeursoptie. Bij gebrek aan een verplichting om geïntegreerde langetermijnplannen te ontwikkelen of bij te werken, zullen de administratieve kosten voor de lidstaten niet noodzakelijkerwijs ontstaan. Lidstaten die besluiten voor de geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen te kiezen, zullen echter baat hebben bij een versterkte aanpassing aan de klimaatverandering van bossen, een betere beleidscoherentie en -efficiëntie, en het vermijden van afwegingen en conflicten.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Overeenkomstig het streven van de Commissie naar betere regelgeving is het voorstel op inclusieve wijze opgesteld, op basis van transparantie en voortdurende contacten met de belanghebbenden. In overeenstemming met het “one in, one out”-beginsel zijn de administratieve gevolgen geanalyseerd. De administratieve kosten zullen voornamelijk voor rekening van de EU en van de overheidsdiensten in de lidstaten zijn. De administratieve kosten voor bedrijven, met inbegrip van boseigenaren en mensen, zijn naar schatting onbeduidend, aangezien het initiatief geen nieuwe directe administratieve vereisten voor deze groepen introduceert.
Overheidsinstanties in de lidstaten zullen administratieve kosten moeten maken om ervoor te zorgen dat hun monitoringsystemen voldoen aan de minimumnormen wat betreft de frequentie van de gegevensverzameling en de dekking van indicatoren die in dit voorstel zijn vastgesteld. Indien zij voor de vrijwillige planning kiezen, zullen zij ook administratieve kosten moeten maken voor het opstellen of actualiseren van geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen, het evalueren daarvan en het monitoren van de vooruitgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het plan. De administratieve kosten zullen afhangen van de individuele uitgangsposities van de lidstaten.
Een groter gebruik van geavanceerde bosmonitoringtechnologieën in combinatie met een betere beschikbaarheid en toegankelijkheid van bosgegevens via het centrale digitale platform van het Europees informatiesysteem voor bossen zal de administratieve lasten voor bedrijven, het grote publiek en overheden bij het zoeken naar bosgerelateerde informatie verminderen.
•Grondrechten
Het voorstel eerbiedigt de grondrechten en met name de beginselen die worden erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het draagt bij tot het handhaven van het recht op een hoog niveau van milieubescherming en tot de verbetering van de kwaliteit van het milieu in overeenstemming met het in artikel 37 van het Handvest neergelegde beginsel van duurzame ontwikkeling.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Voor de uitvoering van het voorstel zijn personele middelen voor de Commissie nodig, zoals vermeld in het bijgevoegde financieel memorandum. De gevolgen voor de personele middelen voor de Commissie zullen naar verwachting worden aangepakt door middel van aanvullende toewijzingen, zoals uiteengezet in het financieel memorandum.
Voor de uitvoering is ook steun nodig van het Europees Milieuagentschap, waarvoor extra middelen nodig zullen zijn, zoals uiteengezet in het financieel memorandum.
De kosten die de Commissie maakt voor de ontwikkeling en verstrekking van kerngegevens en -producten op basis van teledetectie, vallen onder het Copernicus-programma. De kosten voor specifieke producten die nog niet beschikbaar zijn, worden gedekt door de extra middelen waarin deze verordening voorziet voor het Europees Milieuagentschap.
Dit voorstel bevat artikelen waarin nader wordt ingegaan op de verdere werkzaamheden die nodig zullen zijn voor de uitvoering van de verordening, met inbegrip van de bevoegdheid om gedelegeerde of uitvoeringshandelingen vast te stellen (bijvoorbeeld om technische specificaties en bepalingen inzake gegevensverzameling te ontwikkelen voor aanvullende indicatoren, met inbegrip van indicatoren die de integratie van teledetectie en gegevens op de grond vereisen).
Het financieel memorandum bij dit voorstel toont de gedetailleerde gevolgen voor de begroting en de benodigde personele en administratieve middelen. De kosten voor de extra taken die de Commissie op zich moet nemen, komen ten laste van het LIFE-programma. De aan het Europees Milieuagentschap toevertrouwde taken zullen worden gefinancierd via een herschikking in het kader van het LIFE-programma. De mogelijkheden in het kader van het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, zoals het komende partnerschap „Bossen en bosbouw voor een duurzame toekomst”, moeten verder bijdragen tot de ontwikkeling van betere, consistente en actuele bosgegevens in de lidstaten.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Uiterlijk bij de inwerkingtreding van deze verordening zal de Commissie op basis van een reeks mijlpalen een plan opstellen om de uitvoering te volgen van de maatregelen die nodig zijn om de specifieke doelstellingen te verwezenlijken (bv. de vaststelling van technische uitvoeringsmaatregelen inzake harmonisatie en normalisatie van gegevens en het governancekader) volgens een specifiek tijdschema.
Daarnaast zal de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, regelmatig (om de twee jaar) toezicht houden op de uitrol en het effect van de maatregelen op basis van de volgende aspecten:
·aantal bosgegevens met een gemeenschappelijke definitie;
·aantal bosgegevens met geharmoniseerde of gestandaardiseerde methoden voor gegevensverzameling;
·verstrekking van gegevens door de lidstaten aan het Europees informatiesysteem voor bossen;
·toegang tot gegevens via het Europees informatiesysteem voor bossen (gemiddeld aantal klikken/maand);
·nationale aanpassingsstrategieën en risicobeoordelings- en risicobeheerstrategieën op basis van gemeenschappelijke indicatoren;
·ontwikkeling van de markt voor digitale diensten voor bossen (met name het aantal kmo’s);
·aantal door de lidstaten goedgekeurde vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen;
·mate van afstemming van vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen op de gemeenschappelijke reeks te overwegen basisaspecten, en
·gebruik van EU-middelen ter ondersteuning van monitoringactiviteiten.
De Commissie zal ook een evaluatie uitvoeren op basis van bovengenoemde aspecten en 5 jaar na de inwerkingtreding van de verordening verslag uitbrengen aan de Raad en het Parlement over de uitvoering ervan.
•Artikelsgewijze toelichting
De belangrijkste bepalingen van de voorgestelde verordening worden hieronder uiteengezet.
Artikel 1 beschrijft het onderwerp van deze verordening om een kader voor bosmonitoring op te zetten. Daarin worden de leidende beginselen en overkoepelende doelstellingen van de verordening vastgesteld, ook met betrekking tot vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning op het niveau van de lidstaten en versterkte governance tussen de Commissie en de lidstaten.
Artikel 3 beschrijft het bosmonitoringsysteem dat door de Commissie in samenwerking met de lidstaten moet worden opgezet en beheerd, met vermelding van de elementen ervan. De verordening bevat regels en verantwoordelijkheden van de Commissie en machtigt het Europees Milieuagentschap om de Commissie bij te staan bij de uitvoering van het monitoringsysteem, met inbegrip van het Europees informatiesysteem voor bossen.
Artikel 4 bevat de regels die van toepassing zijn op het eerste element van het bosmonitoringsysteem, namelijk het geografisch expliciete identificatiesysteem voor het in kaart brengen en lokaliseren van boseenheden.
Artikel 5 bevat de regels voor het monitoringkader voor de verzameling van bosgegevens (tweede element van het bosmonitoringsysteem), en specificeert de vereisten inzake timing en gegevensverzameling voor de Commissie met betrekking tot gestandaardiseerde bosgegevens en de frequentievereisten voor de lidstaten met betrekking tot geharmoniseerde bosgegevens. Voorts wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van specificaties voor de gestandaardiseerde bosgegevens die zijn opgenomen in bijlage I.
Artikel 6 biedt de lidstaten de mogelijkheid om af te zien van de gestandaardiseerde verzameling van bosgegevens door de Commissie, door nationale gegevens te verstrekken die in overeenstemming zijn met gestandaardiseerde specificaties en kwaliteitsbeoordeling te waarborgen.
Artikel 7 bevat de regels die van toepassing zijn op het derde element van het bosmonitoringsysteem, namelijk het kader voor het delen van bosgegevens, en specificeert de vereisten inzake timing en harmonisatie voor de lidstaten en voorziet in de relevante bevoegdheid van de Commissie om verdere technische voorschriften te ontwikkelen. Het specificeert de vereisten voor de lidstaten en de Commissie om de gegevens openbaar toegankelijk te maken, ook in het Europees informatiesysteem voor bossen. Voorts wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de specificaties voor de geharmoniseerde gegevens in bijlage II.
Artikel 8 verplicht de Commissie en de lidstaten aanvullende bosgegevens te verzamelen op basis van passende methoden en verleent de Commissie de bevoegdheid om dergelijke methoden vast te stellen.
Artikel 9 specificeert de verantwoordelijkheid van de Commissie en de lidstaten om compatibele systemen voor gegevensuitwisseling te ontwikkelen, machtigt de Commissie om regels vast te stellen om de compatibiliteit van systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te waarborgen, en om waarborgen vast te stellen met betrekking tot de geografisch expliciete locatie van monitoringlocaties.
Artikel 10 beschrijft de taken en verantwoordelijkheden van de Commissie en de lidstaten om de controle van de gegevenskwaliteit te waarborgen, waarbij de Commissie de bevoegdheid krijgt om via gedelegeerde handelingen nauwkeurigheidsnormen en regels inzake kwaliteitsbeoordeling vast te stellen en specifieke regels inzake beoordelingsverslagen en corrigerende maatregelen via uitvoeringshandelingen vast te stellen.
De artikelen 11 en 12 voorzien in een governancekader met regels en beginselen voor coördinatie en samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en relevante regionale belanghebbenden, en de rol van de nationale correspondenten.
Artikel 13 voorziet in de mogelijkheid voor de lidstaten om bestaande geïntegreerde langetermijnbosplannen te ontwikkelen of aan te passen, waarbij de aspecten die in de plannen in aanmerking moeten worden genomen en de verplichting om deze plannen openbaar te maken, nader worden gespecificeerd.
Artikel 16 bepaalt dat de verordening voortdurend wordt geëvalueerd en dat de Commissie binnen 5 jaar na de inwerkingtreding verslag uitbrengt over de uitvoering ervan.
2023/0413 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende een monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
1)Bossen en andere beboste gebieden beslaan bijna de helft van de landoppervlakte van de Unie en spelen een sleutelrol bij de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, het behoud en het herstel van de biodiversiteit, het waarborgen van een sterke bosgebaseerde bio-economie en welvarende plattelandsgebieden, het behoud van cultureel erfgoed en het bieden van recreatieve en educatieve mogelijkheden voor het welzijn van de burgers van de Unie. Bossen leveren essentiële ecosysteemdiensten zoals klimaatregulering, luchtzuivering, watervoorziening en -regulering, bestrijding van overstromingen en erosie, habitats voor biodiversiteit en genetische hulpbronnen. Gezonde bosecosystemen ondersteunen een aanzienlijk deel van de bio-economie in de Unie en leveren de grondstoffen (hout en niet-hout, zoals voedsel- en medische planten) voor diverse sectoren, waarbij de uitgebreide houtwaardeketens momenteel 4,5 miljoen banen in de Unie ondersteunen. Bebost land levert de belangrijkste bijdrage aan de koolstofput van de Unie en moet een essentiële rol spelen bij het nakomen van de verbintenissen van Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad (“Europese klimaatwet”), met inbegrip van de doelstelling van de Unie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, en van het “Fit for 55”-wetgevingspakket, met name de nieuwe monitoringverplichtingen die zijn ingevoerd bij de herziene Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad (“LULUCF-verordening”). Bebost land is ook onderworpen aan andere verplichtingen, zoals die met betrekking tot de bescherming van soorten en habitats uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, met betrekking tot ontbossing uit hoofde van Verordening (EU) 2023/1115 van het Europees Parlement en de Raad (“ontbossingsverordening”), [met betrekking tot natuurherstel uit hoofde van Verordening (EU) [X/X] van het Europees Parlement en de Raad] en met betrekking tot hernieuwbare energie uit hoofde van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (“richtlijn hernieuwbare energie”). Bossen en bosbouw zijn ook van cruciaal belang voor de verwezenlijking van belangrijke prioriteiten zoals het Nieuw Europees Bauhaus of de EU-strategie voor de bio-economie.
2)Nooit eerder geziene droogtes, uitbraken van schorskevers en bosbranden als gevolg van de klimaatverandering hebben de afgelopen jaren in veel lidstaten echter al aanzienlijke boomsterfte en tijdelijk bosverlies veroorzaakt. De frequentie en ernst van extreme klimaat- en weersomstandigheden zullen naar verwachting verder toenemen. Een groot deel van de bossen in de Unie is kwetsbaar voor de gevolgen ervan, met negatieve gevolgen voor boseigenaren, houtindustrieën en waardeketens, voor de bestaansmiddelen op het platteland en voor de biodiversiteit van bossen, alsook voor het vermogen van bossen om vitale ecosysteemdiensten te leveren waarvan het welzijn van de burgers van de Unie en de bio-economie in de Unie afhankelijk zijn. Risico’s zoals bosbranden en uitbraken van plagen zijn grensoverschrijdend van aard en nemen met de klimaatverandering toe. Dit leidt tot hogere kosten voor de bestrijding ervan en draagt bij tot de volatiliteit van de houtmarkt. De Europese bossen ondervinden al economische gevolgen van bosbranden ten belope van ongeveer 1,5 miljard euro per jaar, terwijl de stijging van de temperatuur naar verwachting de waarde van bosgrond tegen het einde van de eeuw met honderden miljarden euro zal verminderen als gevolg van veranderingen in de soortensamenstelling.
3)Het aanpakken van die negatieve trends en bedreigingen, het waarborgen dat bossen in de Unie hun meervoudige functies kunnen blijven vervullen in een veranderend klimaat, en het behouden van bosecosystemen als natuurlijk erfgoed vereist een betere preventie van bosrampen, paraatheid, respons en herstel na rampen, verbetering van de biodiversiteit om de weerbaarheid van bossen tegen door het klimaat veroorzaakte effecten te verbeteren, een groter vermogen om risico’s te beheren en adaptieve benaderingen van bosbeheer.
4)De lidstaten, boseigenaren en de Unie kunnen alleen passende maatregelen nemen als zij over coherente, betrouwbare, tijdige en vergelijkbare gegevens beschikken en daarbij optimaal gebruikmaken van de mogelijkheden van de digitale transitie, met inbegrip van aardobservatietechnologie. Daartoe moet een Europees bosmonitoringsysteem worden opgezet om bosgegevens te verzamelen en te delen ter ondersteuning van geïnformeerde besluitvorming, bijvoorbeeld door bosgevaren, -risico’s en -schade tijdig op te sporen, te beoordelen en aan te pakken. Tegen die achtergrond werd in de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030 een wetgevingsvoorstel aangekondigd inzake EU-bosobservatie, -rapportage en -gegevensverzameling, met inbegrip van strategische plannen voor bossen en de bosgebaseerde sector.
5)Dankzij de constellatie van Copernicus-satellieten en andere ruimtesystemen, aangevuld met periodieke beeldvormingscampagnes in de lucht, is de Unie uitgerust met betrouwbare, kostenefficiënte en gemakkelijk operationele aardobservatietechnologieën. Deze maken het mogelijk om door klimaatverandering veroorzaakte verstoringen van bossen, zoals bosbranden, droogtes, stormen en uitbraken van plagen, op te sporen en te monitoren.
6)Voorts is het noodzakelijk een nauwkeurig en volledig beeld te krijgen van de Europese bossen in de Unie om hun kwetsbaarheid en veerkracht ten aanzien van klimaatverandering te beoordelen, alsook de doeltreffendheid van de maatregelen om hen te helpen zich aan de klimaatverandering aan te passen. Daartoe moeten relevante gegevens over de gezondheid van de bossen, de biodiversiteit en de bosstructuren worden verzameld.
7)De meeste gegevens over bossen op nationaal niveau zijn verzameld via nationale bosinventarissen. De nadruk ligt vooral op de monitoring van de houtbestanden, ook al hebben sommige verzamelde gegevens ook betrekking op andere bosfuncties. Bovendien bestaat er momenteel geen alomvattend systeem op het niveau van de Unie dat kan zorgen voor de beschikbaarheid van vergelijkbare hoogwaardige gegevens over alle relevante beleidsterreinen, met inbegrip van de veerkracht van bossen en biodiversiteit. Daarnaast zijn er nog steeds uitdagingen in verband met de integratie van teledetectiegegevens en grondgegevens als gevolg van een gebrek aan interoperabiliteit en toegankelijkheid van gegevens op de grond, vaak in verband met bezorgdheid over de vertrouwelijkheid van gegevens. In het algemeen moet de huidige bosmonitoring in de Unie verder werken aan een systematische verzameling en uitwisseling van gegevens in overeenstemming met gemeenschappelijke beschrijvingen en lange en vergelijkbare tijdreeksen met hoge resolutie.
8)De snelle ontwikkelingen op het gebied van monitoringinstrumenten en -technologieën, met name op het gebied van aardobservatie via de ruimte of vanuit de lucht, en in wereldwijde satellietnavigatiesystemen bieden een unieke gelegenheid om de monitoring van bossen te moderniseren, te digitaliseren en te standaardiseren, diensten te verlenen aan bosgebruikers en autoriteiten, en vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning te ondersteunen, en tegelijkertijd de marktgroei van de Unie met betrekking tot die technologieën en de daarmee verband houdende nieuwe vaardigheden te stimuleren, ook voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Tot op heden kunnen snelle veranderingen in de bosbedekking, bijvoorbeeld als gevolg van bosverstoringen, worden opgespoord door aardobservatie en kunnen deze veranderingen de doeltreffendheid van de bosmonitoring verbeteren. Er zijn echter grondmetingen nodig om producten van aardobservatiegegevens te ontwikkelen, te verifiëren en te kalibreren. Bovendien zijn veel kenmerken die verband houden met bosverstoringen of biodiversiteit (bv. toewijzing van de oorzaken van de verstoring van het bos, hoeveelheid dood hout, natuurlijke bosnatuur of de aanwezigheid van oerbossen) moeilijk te voorspellen voor grote gebieden, waarbij alleen gebruik wordt gemaakt van aardobservatie.
9)Er zijn verschillende beleidsinstrumenten van de Unie die direct of indirect van invloed zijn op bossen op het gebied van milieu en biodiversiteit, klimaat, energie, bio-economie en civiele bescherming. Een hoogwaardig bosmonitoringsysteem waarin waarnemingen op de grond worden gecombineerd met gegevens en producten van aardobservatie, zal het mogelijk maken de vooruitgang in de richting van de beleidsdoelstellingen en -streefdoelen van de Unie te volgen en de succesvolle uitvoering en evaluatie ervan mogelijk te maken. Voor de uitvoering van de herziene richtlijn hernieuwbare energie moeten de lidstaten bijvoorbeeld beschikken over informatie over de locatie van oerbossen. Bovendien kunnen de lidstaten met het oog op de toepassing van de LULUCF-verordening toegang hebben tot jaarlijkse gegevens over veranderingen in de boombedekking en de omvang van verstoringen van de bossen, de monitoring en rapportage van veranderingen in koolstofvoorraden ondersteunen. Deze aanpak is in overeenstemming met andere instrumenten van de Unie, zoals het EU-waarnemingscentrum voor ontbossing, bosdegradatie, veranderingen in de wereldwijde bosvegetatie en de daaraan ten grondslag liggende factoren, zoals verankerd in de mededeling van 2019 getiteld “Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren”, die tot doel heeft de veranderingen in het bos en de aanjagers daarvan te monitoren door mondiale boskaarten, informatie over toeleveringsketens en aardobservatie-instrumenten voor regionale en mondiale analyses te verstrekken.
10)Bovendien moet de beschikbaarheid van hoogwaardige bosgegevens de toepassing ondersteunen van duurzame bedrijfsmodellen, zoals technologieën voor koolstofverwijdering en koolstoflandbouwoplossingen in het kader van het certificeringskader voor koolstofverwijdering van de Unie overeenkomstig Verordening [X/X] van het Europees Parlement en de Raad, en de vaststelling en grootschalige toepassing van duurzame koolstoflandbouw en koolstofopslagpraktijken in de hele Unie stimuleren door de kosten te verlagen voor bosbeheerders die besluiten aan dergelijke regelingen deel te nemen.
11)Tegen die achtergrond moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten een bosmonitoringsysteem opzetten op basis van drie elementen die geleidelijk operationeel moeten worden gemaakt: een geografisch expliciet identificatiesysteem voor boseenheden, een kader voor het verzamelen van bosgegevens en een kader voor het delen van gegevens. Het bosmonitoringsysteem moet het mogelijk maken gegevens te verzamelen op basis van aardobservatie en aardobservatie met geografische referenties en moet zorgen voor interoperabiliteit met andere bestaande elektronische databanken en geografische informatiesystemen, met inbegrip van die welke relevant zijn voor de monitoring van LULUCF-activiteiten en voor het traceren van ontbossingsvrije grondstoffen overeenkomstig de ontbossingsverordening. Het bosmonitoringsysteem moet voldoen aan de beginselen van het meest recente Europese interoperabiliteitskader.
12)Om ervoor te zorgen dat bosgegevens op coherente wijze kunnen worden gemonitord, is het in de eerste plaats noodzakelijk boseenheden met vergelijkbare kernkenmerken, zoals minimumoppervlakte, boombedekkingsdichtheid en belangrijkste type bos, te identificeren en te lokaliseren. Daartoe moet het geografisch expliciete identificatiesysteem het mogelijk maken gebieden met bos correct in kaart te brengen en te lokaliseren, zodat veranderingen in de bosbedekking en kenmerken in de loop der tijd kunnen worden gevolgd. Om een voldoende mate van nauwkeurigheid te waarborgen, moet het systeem voldoen aan een minimumnorm qua omvang en worden ontwikkeld volgens een gestandaardiseerde benadering.
13)De in het kader van deze verordening te verzamelen bosgegevens weerspiegelen de gegevensbehoeften ter onderbouwing van het beleid van de Unie op het gebied van mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering, rampenpreventie en -beheer, biodiversiteit en bio-economie. Het systeem voor de verzameling van bosgegevens moet gebaseerd zijn op verschillende gegevensreeksen: gestandaardiseerde gegevens, die door de Commissie moeten worden beheerd en voornamelijk worden verzameld via aardobservatie via Copernicus-satellieten en onderworpen zijn aan technische protocollen, en geharmoniseerde gegevens, waaraan de lidstaten moeten bijdragen door systematisch gegevens te verzamelen aan de hand van hun eigen enquêtes op basis van een raster van bemonsteringspunten, zoals nationale bosinventarissen of andere netwerken van monitoringlocaties, en deze aan te vullen met aardobservatie-instrumenten, indien beschikbaar en van toepassing.
14)Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de toestand en toestand van de bossen in de Unie, moeten de lidstaten ervoor kunnen kiezen geen gebruik te maken van de door de Commissie verleende dienst en met hun bronnen bij te dragen aan de gestandaardiseerde verzameling van gegevens die door de Commissie wordt beheerd. Dat moet de lidstaten die beschikken over monitoringsystemen in staat stellen bij te dragen met hun nationaal toepasselijke datasets, zoals in-situgegevens of campagnes in de lucht die niet in de hele Unie beschikbaar zijn, zonder dat dit extra middelen vereist, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Bovendien moet het complementaire gebruik van monitoringsystemen in de lucht bijdragen tot het kwantificeren van de impact van bosbranden, teneinde het herstel van het verbrande gebied te plannen en daardoor de kosten voor de lidstaten en boseigenaren te verminderen door middel van een efficiënter beheer na de brand. Indien de lidstaten ervoor kiezen geen gebruik te maken van de door de Commissie verleende diensten, moeten zij de gegevens verzamelen overeenkomstig de technische specificaties in deze verordening en moeten zij jaarlijks de kwaliteit van deze gegevens beoordelen.
15)Om de kosten te verlagen en de toegang tot bosgegevens te vergemakkelijken, moet het kader voor het delen van bosgegevens ervoor zorgen dat dergelijke gegevens door de lidstaten en de Commissie openbaar toegankelijk worden gemaakt, onder meer in het Europees informatiesysteem voor bossen. De lidstaten moeten hun bestaande gegevensverzamelingssystemen kunnen blijven gebruiken. Met het oog op harmonisatie moeten zij de gegevens delen overeenkomstig de technische specificaties in de verordening, die gebaseerd zijn op bestaande referentiebeschrijvingen en methoden. Met betrekking tot gegevens over de locatie van monitoringlocaties, die momenteel door de meeste nationale bosinventarissen als vertrouwelijk worden behandeld, moet het delen ervan afhankelijk worden gesteld van de ontwikkeling van waarborgen, in overeenstemming met de desbetreffende EU-voorschriften, die ervoor zorgen dat de vertrouwelijkheid van die gegevens niet in het gedrang komt. Het kader voor het delen van bosgegevens moet, door de geografische locatie van de gedeelde gegevens van de lidstaten, de toewijzing van die informatie aan elke boseenheid vergemakkelijken.
16)Momenteel worden niet alle voor bossen relevante gegevens in de Unie gemonitord en gerapporteerd in het kader van bestaande Unie- en internationale kaders vanwege een gebrek aan systemen voor gegevensverzameling en geharmoniseerde methoden, bijvoorbeeld gegevens die relevant zijn voor het volgen van de vooruitgang op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering, zoals vereist overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van de Europese klimaatwet. Daarom moet deze verordening voorzien in de opname van dergelijke aanvullende bosgegevens in het bosmonitoringsysteem, afhankelijk van de ontwikkeling van de relevante methodologieën door de Commissie, met steun van het Europees partnerschap voor boswetenschap dat is ontwikkeld via het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. De technische specificaties voor deze aanvullende bosgegevens moeten stapsgewijs worden ontwikkeld door middel van uitvoeringshandelingen in nauwe samenwerking met de lidstaten, op basis van de hoogste beleidsprioriteit en rekening houdend met de financiële en technische haalbaarheid en de mogelijke administratieve lasten voor de lidstaten.
17)Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie verplicht de vrijgave van overheidsgegevens in vrije en open formaten. De algemene doelstelling van die richtlijn is de dataeconomie van de Unie verder te helpen versterken door meer overheidsgegevens beschikbaar te stellen voor hergebruik, eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang tot overheidsinformatie te waarborgen, en grensoverschrijdende innovatie op basis van gegevens te bevorderen. Het belangrijkste beginsel van die richtlijn is dat overheidsgegevens “open door ontwerp en door standaardinstellingen” (“open by design and by default”) moeten zijn. Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad heeft tot doel het recht op toegang tot milieu-informatie in de lidstaten te waarborgen, overeenkomstig het Verdrag van Aarhus van 1998 betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (“Verdrag van Aarhus”). Het Verdrag van Aarhus omvat ruime verplichtingen met betrekking tot zowel de terbeschikkingstelling van milieu-informatie op verzoek als de actieve verspreiding van dergelijke informatie. Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreft ook het uitwisselen van ruimtelijke informatie, waaronder verzamelingen gegevens in verband met verschillende milieugerelateerde thema’s. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot toegang tot informatie en regelingen voor het delen van gegevens moeten deze richtlijnen aanvullen om geen afzonderlijke wettelijke regeling in het leven te roepen en mogen derhalve geen afbreuk doen aan de Richtlijnen (EU) 2019/1024, 2003/4/EG en 2007/2/EG. Overeenkomstig die richtlijnen mag het delen van bosgegevens in het kader van deze verordening geen negatieve gevolgen hebben voor de nationale veiligheid en defensie.
18)Om de compatibiliteit van systemen voor de opslag en uitwisseling van gegevens voor het verzamelen en delen van bosgegevens in het kader van het bosmonitoringsysteem te waarborgen, moeten de Commissie en de lidstaten samenwerken, waarbij ook gespecialiseerde instanties worden betrokken.
19)Het bosmonitoringsysteem moet ervoor zorgen dat de gedeelde gegevens betrouwbaar en verifieerbaar zijn. De Commissie en de lidstaten moeten daarom de kwaliteit en volledigheid van de in het kader van het bosmonitoringsysteem verzamelde bosgegevens controleren. Wanneer de kwaliteitsbeoordeling tekortkomingen van het systeem aan het licht brengt, moeten de lidstaten deze aanpakken en de Commissie de beoordeling en de corrigerende maatregelen verstrekken. In het licht daarvan moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om regels en procedures te ontwikkelen om de kwaliteit van het bosmonitoringsysteem te waarborgen, rekening houdend met de noodzaak om de extra administratieve lasten voor kmo’s tot een minimum te beperken.
20)Om de lidstaten te ondersteunen bij bosmonitoring en vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning, moet in deze verordening een governancekader worden vastgesteld voor coördinatie en samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten en tussen de lidstaten onderling, teneinde de kwaliteit, tijdigheid en dekking van bosgegevens te verbeteren. Het governancekader moet inclusief en wetenschappelijk onderbouwd zijn en gericht zijn op het verder verbeteren van de betrouwbaarheid van wetenschappelijk advies en de kwaliteit van de geïntegreerde langetermijnplannen, waardoor de uitwisseling van kennis en goede praktijken wordt vergemakkelijkt. Dat governancekader moet de deelname waarborgen van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de verschillende beleidsdoelstellingen die de multifunctionaliteit van bossen weerspiegelen, alsook van onafhankelijke deskundigen overeenkomstig Besluit [X/X] van het Europees Parlement en de Raad. Voor de uitvoering van dit governancekader moet elke lidstaat een nationale correspondent aanwijzen en de Commissie daarvan in kennis stellen; de nationale correspondent moet het belangrijkste contactpunt zijn voor alle activiteiten in verband met het bosmonitoringsysteem en vrijwillige geïntegreerde langetermijnplanning. De lidstaten en de Commissie moeten ook gebruikmaken van bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren, met inbegrip van de structuren in het kader van regionale verdragen en andere fora en processen die relevant zijn voor de bossen.
21)Evenzo moet deze verordening, om een geïntegreerde aanpak op alle relevante beleidsterreinen te ondersteunen en de veerkracht van de bossen in de Unie te waarborgen, voorzien in de mogelijkheid voor de lidstaten om vrijwillige geïntegreerde langetermijnbosplannen op te stellen of, indien nodig, hun bestaande langetermijnbosstrategieën of -plannen aan te passen in het licht van de in deze verordening gespecificeerde aspecten, ook rekening houdend met sociaal-economische overwegingen. De ontwikkeling van een dergelijke geïntegreerde aanpak zou de samenhang in de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie vergroten door de opname van gemeenschappelijke aspecten in de plannen, die ook betrekking hebben op faciliterende elementen zoals de noodzakelijke investeringen en opleiding en capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de bijscholing van bosbeheerders. De plannen moeten openbaar worden gemaakt en een middellange- tot langetermijnperspectief weerspiegelen, met inbegrip van maar niet beperkt tot 2040 en 2050.
22)Teneinde de goede werking van het bosmonitoringsysteem te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen tot wijziging en aanvulling van deze verordening om de technische specificaties van bosgegevens aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang en om nauwkeurigheidsnormen voor gegevens en regels inzake kwaliteitsbeoordeling vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
23) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot technische voorschriften en procedures voor het delen en harmoniseren van bosgegevens; methoden voor het verzamelen van bepaalde bosgegevens en nadere specificatie van de beschrijvingen ervan; de procedures en formaten die moeten worden gebruikt om de compatibiliteit van systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te waarborgen en waarborgen vast te stellen voor het opnemen in die systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling van informatie met betrekking tot de geografisch expliciete locatie van monitoringlocaties; de inhoud van de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van de gegevens en de regelingen voor de indiening ervan bij de Commissie, alsmede de beschrijving van corrigerende maatregelen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
24)De Commissie moet deze verordening blijven evalueren, rekening houdend met de relevante ontwikkelingen met betrekking tot de wetgeving van de Unie, internationale kaders en technologische en wetenschappelijke vooruitgang en aanvullende monitoringbehoeften. Bij de evaluatie moet ook de kwaliteit van de gegevensharmonisatie worden beoordeeld, met name of de harmonisatie leidt tot buitensporige onzekerheden met betrekking tot ramingen die de noodzaak van een gestandaardiseerde gegevensverzameling rechtvaardigen. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet de Commissie verslag uitbrengen over de uitvoering ervan.
25)De bossen in de Unie en duurzaam bosbeheer zijn van cruciaal belang voor de Europese Green Deal en de doelstellingen ervan. De Unie beschikt over een reeks bevoegdheden die ook betrekking kunnen hebben op bossen, zoals klimaat, milieu, plattelandsontwikkeling en rampenpreventie. Binnen deze gebieden waarop de Unie gedeelde bevoegdheid heeft, zijn bossen en bosbouw niet de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten. De doelstellingen van deze verordening, namelijk het waarborgen van een hoge kwaliteit en vergelijkbaarheid van de in de Unie verzamelde bosgegevens en het bevorderen van de vrijwillige ontwikkeling van geïntegreerde langetermijnplanning op het niveau van de lidstaten ter ondersteuning van de veerkracht van de bossen in de Unie, kunnen niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt en vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden kunnen deze doelstellingen beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan derhalve maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Voorwerp
1.Bij deze verordening wordt een kader voor bosmonitoring voor de Unie vastgesteld door regels vast te stellen ter:
a)waarborging van tijdigheid, nauwkeurigheid, consistentie, transparantie, vergelijkbaarheid en volledigheid van bosgegevens binnen de Unie en de toegankelijkheid ervan voor het publiek;
b)ondersteuning van de vrijwillige ontwikkeling van geïntegreerde langetermijnplannen op het niveau van de lidstaten door middel van een empirisch onderbouwde, inclusieve, sectoroverschrijdende en adaptieve aanpak;
c)instelling van versterkte governance tussen de Commissie en de lidstaten.
2.Bij deze verordening worden regels vastgesteld voor het verzamelen en toegankelijk maken van informatie ter ondersteuning van:
d)de uitvoering van de wetgeving en het beleid van de Unie met betrekking tot de instandhouding, het herstel en het duurzame gebruik van bosecosystemen en hun diensten, met bijzondere aandacht voor de doelstelling om de veerkracht van bossen te vergroten en de multifunctionaliteit van bossen te waarborgen, onder meer met betrekking tot:
a)aanpassing aan en mitigatie van klimaatverandering;
b)de biodiversiteit;
c)rampenrisicopreventie en -beheer;
d)de gezondheid van bossen;
e)gebruik van bosbiomassa voor verschillende sociaal-economische doeleinden;
f)invasieve exoten;
(e)nationaal bosbeheer en geïntegreerde langetermijnplanning door de lidstaten, onder meer om de weerbaarheid van bossen tegen bosbranden, plagen, droogtes en andere verstoringen te vergroten.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1)“geografisch expliciete informatie”: informatie waarnaar wordt verwezen en die wordt opgeslagen op een wijze die het mogelijk maakt deze met specifieke precisie en nauwkeurigheid in kaart te brengen en te lokaliseren;
2)“geografisch informatiesysteem”: een computersysteem dat geografisch expliciete informatie kan vastleggen, opslaan, analyseren en weergeven;
3)“boseenheid”: een geografisch expliciet gebied dat een voldoende homogeen bosareaal vertegenwoordigt zoals bepaald door aardobservatie en elke andere geschikte aanvullende laag van geografisch expliciete informatie, zoals dichtheid van de boombedekking, administratieve grens of topografische grens in een nationaal kaartsysteem;
4)“bosgegevens”: informatie over de staat en toestand van bosecosystemen en het gebruik ervan, met inbegrip van primaire gegevens en van dergelijke informatie afgeleide geaggregeerde gegevens;
5)“aardobservatie”: het verzamelen van gegevens over de fysische, chemische en biologische systemen van de aarde door middel van teledetectietechnologieën zoals satellieten of platforms voor beeldvorming of andere sensoren, in voorkomend geval in combinatie met in-situgegevens;
6)“bos”: gebieden van meer dan 0,5 hectare met bomen met een hoogte van meer dan vijf meter en een kroonbedekking van meer dan 10 %, of bomen die deze drempels op de groeiplaats kunnen bereiken, met uitzondering van gebieden die hoofdzakelijk voor agrarisch of stedelijk grondgebruik dienen. Het omvat gebieden met bomen, inclusief groepen groeiende jonge natuurlijke bomen, of aanplanten die nog de minimumwaarden voor kroonbedekking of gelijkwaardige staande voorraad of de minimumboomhoogte moeten bereiken, inclusief elk gebied dat normaal gesproken deel uitmaakt van het bosareaal maar waarop tijdelijk geen bomen staan als gevolg van menselijk ingrijpen, zoals kap, of als gevolg van natuurlijke oorzaken, maar waarvan verwacht kan worden dat het weer bos zal worden;
7)“andere beboste grond”: andere grond dan bos, van meer dan 0,5 hectare; met bomen van meer dan vijf meter en een kroonbedekking van 5 tot 10 %, of bomen die deze drempels ter plaatse kunnen bereiken, of met een gecombineerde bedekking van ondergroei, struiken en bomen van meer dan 10 %. Grond die hoofdzakelijk voor landbouw- of stedelijke doeleinden wordt gebruikt, valt hier niet onder;
8)“harmonisatie van gegevens”: een proces waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare gegevens die via verschillende monitoringsystemen zijn verzameld om vergelijkbare ramingen af te leiden die overeenstemmen met een overeengekomen referentiebeschrijving;
9)“normalisatie”: het resultaat van een proces tot vaststelling en toepassing van gemeenschappelijke normen voor gegevens, om ervoor te zorgen dat gegevens in de hele Unie op consistente en nauwkeurige wijze worden verzameld, opgeslagen en gebruikt;
10)“in-situgegevens”: gegevens die in het veld worden verzameld via een netwerk van monitoringlocaties volgens gestandaardiseerde protocollen. Het omvat de geografisch expliciete locatie van de meting, onder meer gegeorefereerd aan diensten van het wereldwijde satellietnavigatiesysteem.
HOOFDSTUK 2
BOSMONITORING
Artikel 3
Bosmonitoringsysteem
1.De Commissie zet in samenwerking met de lidstaten overeenkomstig artikel 11 een bosmonitoringsysteem op dat de volgende elementen omvat:
a)een geografisch expliciet identificatiesysteem voor het in kaart brengen en lokaliseren van boseenheden, als bedoeld in artikel 4;
b)een kader voor het verzamelen van bosgegevens, als bedoeld in de artikelen 5 en 8;
c)een kader voor het delen van bosgegevens, zoals uiteengezet in artikel 7.
2.Het bosmonitoringsysteem bestaat uit elektronische databanken en geografische informatiesystemen en maakt de uitwisseling en integratie van bosgegevens met andere elektronische databanken en geografische informatiesystemen mogelijk, met inbegrip van die welke zijn ontwikkeld overeenkomstig deel 3 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad en artikel 33 van Verordening (EU) 2023/1115.
Het bosmonitoringsysteem waarborgt de regelmatige en systematische verzameling van:
a)bosgegevens op basis van orthobeelden vanuit de lucht of in de ruimte, door Sentinel-satellieten van Copernicus of andere gelijkwaardige systemen;
b)in-situgegevens via een netwerk van monitoringlocaties.
3.De Commissie kan de hulp van gespecialiseerde instanties inroepen om het opzetten en functioneren van het bosmonitoringsysteem te vergemakkelijken en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten technisch advies over bosmonitoring te verstrekken.
4.Het Europees Milieuagentschap staat de Commissie bij bij de uitvoering van het bosmonitoringsysteem, met inbegrip van de ontwikkeling en werking van het Europees informatiesysteem voor bossen (FISE).
5.De Commissie deelt de door haar geproduceerde aardobservatiegegevens kosteloos met de autoriteiten van de lidstaten die bevoegd zijn voor het bosmonitoringsysteem of met dienstverleners die door die autoriteiten gemachtigd zijn om hen te vertegenwoordigen.
Artikel 4
Geografisch expliciet identificatiesysteem voor boseenheden
1.De Commissie zet een geografisch expliciet identificatiesysteem op voor het in kaart brengen en lokaliseren van boseenheden (het “identificatiesysteem”) dat operationeel is tegen [PB: gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].
2.Het identificatiesysteem is een geografisch informatiesysteem. De Commissie stelt het identificatiesysteem vast en werkt dit regelmatig bij op basis van orthobeelden vanuit de lucht of in de ruimte, met een uniforme norm die een nauwkeurigheidsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is aan die van cartografie op schaal 1:100 000.
3.Het identificatiesysteem:
a)maakt het nauwkeurig in kaart brengen en lokaliseren van bosarealen en, afhankelijk van de vaststelling van methoden overeenkomstig artikel 8, lid 3, van andere beboste gebieden in de hele Unie mogelijk;
b)identificeert boseenheden op unieke wijze op basis van een combinatie van bosgegevens als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 8, lid 1;
c)vergemakkelijkt de opsporing en lokalisering van veranderingen tussen land dat bos bevat en land dat geen bos bevat.
Artikel 5
Kader voor het verzamelen van bosgegevens
1.Het kader voor het verzamelen van bosgegevens is operationeel uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = 12 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening], met betrekking tot de verzameling van bosgegevens als bedoeld in lid 2, en uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening], met betrekking tot de verzameling van bosgegevens als bedoeld in lid 3.
2.De Commissie verzamelt de volgende bosgegevens overeenkomstig de technische specificaties van bijlage I en waarborgt daarbij de standaardisering van de gegevens:
a)bosareaal,
a)dichtheid van de boombedekking,
b)bostype,
c)bosverbindingen,
d)naald- of bladverlies,
(e)bosbranden,
f)beoordeling van het risico op bosbranden,
g)verstoringen van de boombedekking.
3.De lidstaten verzamelen de volgende bosgegevens, overeenkomstig de in bijlage II gespecificeerde frequentie:
a)bossen die beschikbaar zijn voor houtvoorziening en bossen die niet beschikbaar zijn voor houtvoorziening,
b)volume groeibestanden,
c)jaarlijkse nettotoename,
d)opstandstructuur,
e)samenstelling en rijkdom van boomsoorten,
f)Europese bossoorten,
g)verwijderingen,
h)dood hout,
i)locatie van boshabitats in Natura 2000-gebieden,
j)populatiegrootte van gewone bosvogels,
k)arealen van oerbossen,
l)beschermde bosarealen,
m)productie van en handel in houtproducten,
n)bosbiomassa voor bio-energie.
4.Voor de toepassing van lid 3, punten a) tot en met h), verzamelen de lidstaten in-situgegevens op basis van veldonderzoeken in combinatie met, indien beschikbaar, gegevens uit aardobservatie en gegevens uit andere relevante informatiebronnen. De veldonderzoeken worden gebaseerd op een netwerk van monitoringlocaties die representatief zijn voor en consistent zijn met het in lid 2, punt a), bedoelde bosareaal van de lidstaat.
5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage I opgenomen technische specificaties te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.
Artikel 6
Opt-out
1.Wat de in artikel 5, lid 2, bedoelde verzameling van bosgegevens betreft, kunnen de lidstaten ervoor kiezen geen gebruik te maken van de door de Commissie verleende dienst en met hun eigen gegevens bij te dragen aan de werking van het in artikel 3 bedoelde bosmonitoringsysteem.
2.Wanneer een lidstaat voor de in lid 1 bedoelde mogelijkheid kiest, zal deze:
a)de in artikel 5, lid 2, bedoelde bosgegevens verzamelen overeenkomstig de technische specificaties van bijlage I;
b)de in artikel 5, lid 2, bedoelde bosgegevens delen overeenkomstig artikel 7, lid 2;
c)jaarlijks de kwaliteit van de verzamelde gegevens beoordelen overeenkomstig artikel 10.
Artikel 7
Kader voor het delen van bosgegevens
1.Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = 30 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] delen de lidstaten de meest recente beschikbare bosgegevens als bedoeld in artikel 5, lid 3, overeenkomstig de technische specificaties van bijlage II, door deze openbaar toegankelijk te maken. De lidstaten zorgen voor harmonisatie van de gegevens door geaggregeerde bosgegevens te delen overeenkomstig de beschrijvingen in bijlage II. Het delen van de geografisch expliciete locatie van monitoringsites is afhankelijk van de vaststelling van de in artikel 9, lid 2, bedoelde waarborgen.
2.De lidstaten en de Commissie maken de in artikel 5, leden 2 en 3, en in artikel 8, lid 1, bedoelde gegevens openbaar in een open formaat dat machineleesbaar is en interoperabiliteit en herbruikbaarheid waarborgt overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn (EU) 2019/1024.
3.De Commissie maakt de volgende gegevens openbaar in FISE:
a)de krachtens artikel 5, lid 2, verzamelde gegevens;
b)de gegevens die overeenkomstig lid 1 van dit artikel worden gedeeld, met uitzondering van de geografisch expliciete locatie van monitoringsites;
c)de overeenkomstig artikel 6, lid 2, punt b), gedeelde gegevens;
d)de overeenkomstig artikel 8, lid 1, verzamelde gegevens.
4.De lidstaten kunnen de gegevens die via het kader voor het delen van bosgegevens worden gedeeld, gebruiken voor de ontwikkeling van de vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen als bedoeld in artikel 13 van deze verordening en voor de toepassing van artikel 14 van Verordening (EU) 2018/841.
5.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de technische specificaties in bijlage II te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.
De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met technische voorschriften en procedures voor het delen en harmoniseren van bosgegevens in het kader van deze verordening. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 8
Aanvullende bosgegevens
1.De Commissie en de lidstaten verzamelen de in bijlage III vermelde bosgegevens via een stapsgewijze aanpak, onder voorbehoud van de vaststelling van de in lid 3 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen.
2.Voor de toepassing van lid 1 maken de Commissie en de lidstaten gebruik van de gegevens van aardobservatie- of in-situgegevens en, wat de in bijlage III, punten a), b) en c), vermelde bosgegevens betreft, van een combinatie van gegevens van aardobservatie, in-situgegevens en andere relevante informatiebronnen.
3.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om methoden vast te stellen, met inbegrip van de technische specificaties, voor het verzamelen van de in bijlage III vermelde bosgegevens, en om de beschrijvingen van de daarin opgenomen bosgegevens nader te specificeren. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 9
Compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling
1.De Commissie en de lidstaten werken samen om compatibele systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te ontwikkelen voor het verzamelen en delen van bosgegevens in het kader van het bosmonitoringsysteem, met de hulp van de in artikel 3, lid 3, bedoelde gespecialiseerde instanties.
2.De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen met voorschriften inzake de procedures en formaten die moeten worden gebruikt om de compatibiliteit van de in lid 1 bedoelde systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling te waarborgen, en om waarborgen vast te stellen voor de vertrouwelijkheid van de opname in die systemen voor gegevensopslag en -uitwisseling van informatie met betrekking tot de geografisch expliciete locatie van monitoringsites. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 10
Gegevenskwaliteitsbeheer
1.De Commissie en de lidstaten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en volledigheid van de bosgegevens die zij verzamelen en delen in het kader van het bosmonitoringsysteem.
2.De lidstaten dragen zorg voor de kwaliteit van de overeenkomstig deze verordening verstrekte gegevens.
Indien de beoordeling tekortkomingen in de gegevens aan het licht brengt, nemen de lidstaten passende corrigerende maatregelen. De lidstaten dienen uiterlijk op 1 juli na het kalenderjaar waarin de tekortkoming is vastgesteld, bij de Commissie een beoordelingsverslag in over de kwaliteit van de gegevens en, in voorkomend geval, een beschrijving van de corrigerende maatregelen en het tijdschema voor de uitvoering ervan.
3.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door nauwkeurigheidsnormen vast te stellen voor gegevens die in het kader van deze verordening worden gedeeld en regels voor de in lid 2 van dit artikel en artikel 6, lid 2, punt c), bedoelde kwaliteitsbeoordeling.
4.De Commissie is bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen om de inhoud van de beoordelingsverslagen over de kwaliteit van de gegevens en de regelingen voor de indiening ervan bij de Commissie te specificeren, alsmede de beschrijving van de in lid 2, tweede alinea, bedoelde corrigerende maatregelen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK 3
GEÏNTEGREERD BESTUUR
Artikel 11
Coördinatie en samenwerking
1.De lidstaten en de Commissie coördineren hun inspanningen en werken samen om de kwaliteit, tijdigheid en dekking van bosgegevens te verbeteren.
2.De Commissie ondersteunt de lidstaten op verzoek bij de ontwikkeling of aanpassing van hun vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen als bedoeld in artikel 13, door informatie te verstrekken over de stand van de onderliggende wetenschappelijke kennis en door de uitwisseling van kennis en goede praktijken te vergemakkelijken.
3.De lidstaten werken onderling samen en coördineren hun acties om de kwaliteit, tijdigheid en dekking van bosgegevens te verbeteren. Deze samenwerking en coördinatie zijn gebaseerd op een open wetenschappelijk debat en zijn gericht op het bevorderen van onpartijdig wetenschappelijk advies.
4.De lidstaten en de Commissie kunnen gebruikmaken van bestaande regionale institutionele samenwerkingsstructuren, met inbegrip van structuren in het kader van regionale verdragen en andere voor bossen relevante fora en processen.
Artikel 12
Nationale correspondenten
1.Elke lidstaat wijst een nationale correspondent aan en stelt de Commissie daarvan in kennis.
2.Voorts verricht de nationale correspondent met name de volgende taken:
a)coördineren van de voorbereiding van de bosgegevens die in het kader van deze verordening moeten worden gedeeld, rekening houdend met alle bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor rampenpreventie en -beheer;
b)coördineren van de deelname van relevante deskundigen aan vergaderingen van deskundigengroepen die door de Commissie en andere relevante organen worden georganiseerd.
3.De nationale correspondent fungeert als contactpunt voor de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaat voor de ontwikkeling of aanpassing van de in artikel 13 bedoelde vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen. Indien meerdere autoriteiten in een lidstaat deelnemen aan de ontwikkeling of aanpassing van het vrijwillige geïntegreerde langetermijnplan voor bossen, is de nationale correspondent verantwoordelijk voor de coördinatie van die werkzaamheden.
Artikel 13
Vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen
1.De lidstaten worden aangemoedigd geïntegreerde langetermijnbosplannen te ontwikkelen of hun bestaande geïntegreerde langetermijnbosplannen of -strategieën aan te passen, rekening houdend met een middellange- tot langetermijnperspectief, met inbegrip van maar niet beperkt tot 2040 en 2050.
2.Wanneer de lidstaten de in lid 1 bedoelde plannen ontwikkelen of aanpassen, worden zij aangemoedigd om de in bijlage IV genoemde aspecten te bestrijken.
3.De lidstaten moedigen de actieve betrokkenheid van alle belanghebbende partijen bij de ontwikkeling van hun geïntegreerde langetermijnplannen voor bossen aan. De lidstaten maken de plannen openbaar.
HOOFDSTUK 4
SLOTBEPALINGEN
Artikel 14
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De bevoegdheid voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 5, eerste alinea, en artikel 10, lid 3, wordt aan de Commissie toegekend voor een onbepaalde termijn, te rekenen vanaf [PB: gelieve datum in te voegen = datum van inwerkingtreding van deze verordening].
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 5, eerste alinea, en artikel 10, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.Overeenkomstig artikel 5, lid 5, artikel 7, lid 5, eerste alinea, en artikel 10, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handelingen treden alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 15
Comitéprocedure
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 16
Evaluatie
1.Deze verordening wordt in alle opzichten voortdurend geëvalueerd, rekening houdend met de relevante ontwikkelingen met betrekking tot de wetgeving van de Unie, internationale kaders, technologische en wetenschappelijke vooruitgang, aanvullende monitoringbehoeften en de kwaliteit van de in het kader van deze verordening gedeelde gegevens.
2.Uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te voegen = vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de uitvoering van deze verordening.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
1.3.Het voorstel/initiatief betreft:
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
1.4.4.Prestatie-indicatoren
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de EU (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het systeem/de systemen voor interne controle dat is/die zijn opgezet om die risico’s te beperken
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een monitoringkader voor veerkrachtige Europese bossen
Daarnaast heeft dit financieel memorandum ook betrekking op de middelen van het Europees Milieuagentschap in verband met het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bodemmonitoring en -veerkracht (Wet bodemmonitoring) (COM(2023) 416).
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
09 — Milieu en klimaatactie
Activiteiten:
09 02 — Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE)
09 10 – Europees Milieuagentschap (EEA)
1.3.Het voorstel/initiatief betreft:
een nieuwe actie
een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie
de verlenging van een bestaande actie
de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
Het doel van de voorgestelde verordening is bij te dragen tot het aanpakken van de volgende grote maatschappelijke uitdagingen:
– klimaatneutraliteit bewerkstelligen en klimaatbestendig worden
– biodiversiteitsverlies terugdraaien en internationale verbintenissen op het gebied van biodiversiteit nakomen
– risico’s in verband met de gezondheid en veerkracht van bossen aanpakken
– internationale verbintenissen op het gebied van biodiversiteitsbehoud en klimaatverandering nakomen
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
In navolging van de algemene doelstelling zijn de specifieke doelstellingen van deze voorgestelde verordening:
Specifieke doelstelling 1:
Zorgen voor nauwkeurige, gedigitaliseerde, consistente, vergelijkbare, tijdige en toegankelijke gegevens over de toestand van de bossen in de EU, door een bosmonitoringsysteem op te zetten dat door de Commissie en de lidstaten wordt beheerd. Het nieuwe systeem zal de geolokalisatie van boseenheden, de gestandaardiseerde verzameling van bosgegevens via verbeterde aardobservatie- en navigatie-/positioneringsmogelijkheden en geharmoniseerde of, indien dat niet mogelijk is, gestandaardiseerde gegevensuitwisseling mogelijk maken.
Specifieke doelstelling 2: De lidstaten aanmoedigen hun geïntegreerde langetermijnbosplannen te ontwikkelen of aan te passen op basis van hoogwaardige monitoringinformatie met betrekking tot de relevante beleidsdoelstellingen van de EU en rekening houdend met minimale gemeenschappelijke aspecten zoals gespecificeerd.
In navolging van de specifieke doelstelling zijn de operationele doelstellingen:
een doeltreffend kader tot stand brengen om te zorgen voor de verzameling en rapportage van bosgegevens, waarbij aardobservatie en in-situmonitoring met geografische referentie worden geïntegreerd, en consistente geïntegreerde bosplanning op lange termijn door de lidstaten aanmoedigen.
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Het voorgestelde initiatief zal aanzienlijke voordelen opleveren voor het milieu, met inbegrip van mitigatie van en aanpassing aan de klimaatverandering, biodiversiteit en de gezondheid van bossen verbeteren door de paraatheid voor en de respons op verstoringen te verbeteren.
Klimaatneutraliteit en een duurzame circulaire bio-economie met een grote biodiversiteit zijn sterk afhankelijk van de staat en veerkracht van de bossen in de EU.
De uitvoering van het voorstel zal naar verwachting nieuwe kansen voor kmo’s creëren, zowel in verband met de groei van de markt voor digitale diensten op het gebied van bosmonitoring als met innovatie bij de ontwikkeling en toepassing van monitoringtechnologieën. Daarnaast zullen actoren in de bos- en de bosbouwsector profiteren van potentiële inkomensmogelijkheden door middel van certificeringsregelingen die gebaseerd zijn op robuuste monitoring.
De uitvoering van bosmonitoring zal naar verwachting ook kansen creëren voor onderzoek en ontwikkeling.
1.4.4.Prestatie-indicatoren
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten
De Commissie zal de uitrol en de effecten van het initiatief regelmatig (halfjaarlijks) monitoren op basis van de volgende aspecten:
•
aantal indicatoren met een gemeenschappelijke definitie;
•
aantal indicatoren met geharmoniseerde of gestandaardiseerde methoden voor gegevensverzameling;
•
verstrekking van gegevens door de lidstaten aan FISE;
•
toegang tot gegevens via FISE (gemiddeld aantal klikken/maand);
•
nationale aanpassingsstrategieën en risicobeoordeling- en
risicobeheerstrategieën op basis van gemeenschappelijke indicatoren;
•
ontwikkeling van de markt voor digitale diensten in de bosbouw (met name het aantal kmo’s);
•
aantal door de lidstaten aangenomen vrijwillige geïntegreerde langetermijnplannen;
•
mate van afstemming van geïntegreerde langetermijnplannen met gemeenschappelijke set
basisaspecten;
•
gebruik van EU-middelen ter ondersteuning van monitoringacties.
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
De lidstaten moeten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om aan deze verordening te voldoen en de Commissie moet de relevante uitvoeringsmaatregelen opstellen. De lidstaten moeten daarom het beleid voeren, de maatregelen treffen en de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen die op nationaal niveau nodig zijn om aan de vereisten van het voorstel te voldoen.
Uiterlijk in juli 2026 (een jaar na de veronderstelde inwerkingtreding van de verordening) zullen de Commissie en de lidstaten het identificatiesysteem voor de boseenheden en het monitoringsysteem opzetten, terwijl het kader voor het delen van gegevens vanaf 1 januari 2028 operationeel zal moeten zijn. De Commissie zal de lidstaten kosteloos via aardobservatie verzamelde gegevens verstrekken aan lidstaten die ervoor kiezen om met eigen gegevens via opt-out bij te dragen aan de gestandaardiseerde werking van het nieuwe monitoringsysteem.
Het initiatief voorziet ook in de vaststelling van een aantal secundaire wetgevingshandelingen. Met name zal de Commissie, in nauw overleg met de betrokken deskundigengroep en in samenwerking met het JRC en het Europees Milieuagentschap, gedelegeerde handelingen opstellen om de methodologieën en technische specificaties voor het verzamelen en delen van de drie soorten bosgegevens die in het initiatief zijn opgenomen, te ontwikkelen en te wijzigen. Daarnaast zal de Commissie, met het oog op goedkeuring door het betrokken comité, uitvoeringshandelingen moeten opstellen waarin de technische voorschriften voor de verwerving, de verwerking, de opslag en het gebruik van bosgegevens en voor procedures, normen en benchmarking worden vastgesteld om de kwaliteit en de goede werking van het bosmonitoringsysteem te waarborgen.
De uitvoering van het initiatief vereist de totstandbrenging van een kader voor het verzamelen en delen van gegevens en een bijbehorende kennisbasis via de ontwikkeling en exploitatie van het Europees informatiesysteem voor bossen (FISE) en gegevensdiensten in het kader van het Copernicus-programma.
Ten slotte zal de Commissie na de inwerkingtreding van de verordening met de lidstaten samenwerken en coördineren via een governancesysteem dat gebaseerd is op communicatie via nationale correspondenten en het verlenen van technische ondersteuning.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.
Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)
Er is duidelijk nood aan een coherent systeem voor het monitoren en plannen van transformaties in bossen en de bosgebaseerde sector als gevolg van de klimaatverandering. Bovendien vereisen de klimaat- en biodiversiteitscrises een heroverweging van de rol van bossen, met meer aandacht voor hun multifunctionaliteit. In dit verband is het, zonder nauwkeurige en vergelijkbare bosgegevens, die de lidstaten momenteel niet op eigen kracht op de nodige schaal verstrekken, niet mogelijk om de beleidsdoelstellingen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en duurzame en circulaire bio-economie die rechtstreeks voortvloeien uit de Europese Green Deal te verwezenlijken.
Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post)
Gestandaardiseerde, vergelijkbare informatie, waarbij gebruik wordt gemaakt van de innovatieve oplossingen op het gebied van aardobservatie, zou de monitoringvereisten van de lidstaten in het kader van bosrelevante wetgeving (bv. LULUCF) vergemakkelijken en de consistentie en duurzaamheid van de verschillende bosgerelateerde beleidsmaatregelen op EU-niveau op kosteneffectieve wijze kunnen controleren (of afwegingen kunnen vinden), aangevuld met hoogwaardige gegevens over de langetermijnbosplanning door de lidstaten. Harmonisatie of, waar dat niet mogelijk is, het aanbieden van een gestandaardiseerde aanpak ten opzichte van 27 monitoringsystemen zou aanzienlijke kostenbesparingen opleveren. Bovendien fungeert de ontwikkeling van een gemeenschappelijk kader voor de Europese Unie voor het verzamelen en delen van bosgegevens als een sterke facilitator voor Europese kmo’s in verband met de digitale transitie en voor bosactoren met betrekking tot certificeringsregelingen en relevante inkomensmogelijkheden.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
De verordening Forest Focus, die in 2006 afliep, voorzag in een verplichting tot gecoördineerde bosmonitoring op EU-niveau, ondersteund door uitgebreide medefinanciering (65 miljoen EUR over een periode van vier jaar voor de EU-15). Bij die verordening werd de geïntegreerde bosmonitoring versterkt, werd een databank met geaggregeerde gegevens en informatie over de toestand van de bossen in de EU opgezet en werd het toepassingsgebied van bosmonitoring uitgebreid tot bodem en biodiversiteit.
De kostenefficiëntie ervan werd echter beperkt door het ontbreken van gemeenschappelijke beschrijvingen voor indicatoren, gegevensverzameling of monitoringprotocollen. In combinatie met het complexe landschap van de begunstigden van deze fondsen waren er aanzienlijke verschillen in “waar voor het geld” tussen de begunstigden.
In de beoordeling van het rechtsinstrument werd geconcludeerd dat ondanks een strikte controle van het financieel beheer (externe audit) de uitvoering van bosmonitoring in de lidstaten ontoereikend was. Sinds 2006 zijn, zonder specifieke aandacht voor bossen, duidelijke monitoringdoelstellingen of verplichtingen inzake consistentie en harmonisatie, ongecoördineerde activiteiten en beperkte ruimtelijke en temporele dekking opnieuw toegenomen.
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Het initiatief valt onder rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu), titel 9 (Milieu en klimaatactie) van het meerjarige financiële kader 2021-2027.
Het initiatief is een van de vele initiatieven in het kader van de Europese Green Deal. Het vloeit ook voort uit en draagt bij tot de verwezenlijking van de ambities die zijn vastgelegd in de nieuwe EU-bosstrategie voor 2030. De EU-bosstrategie is een belangrijk resultaat van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 en bevat een kader en concrete maatregelen om bossen te beschermen en te herstellen en ervoor te zorgen dat zij gezond en veerkrachtig zijn.
Het voorstel heeft sterke onderlinge verbanden met andere initiatieven van de Commissie ter ondersteuning van het bosbeleid, zoals:
•
de LULUCF-verordening,
•
de ontbossingsverordening,
•
de strategie voor de bio-economie,
•
[de wet inzake natuurherstel],
•
[de verordening Europese milieu-economische rekeningen],
•
[het certificeringskader voor koolstofverwijdering van de Unie],
•
de lucht-, water- en natuurrichtlijnen,
•
de richtlijn hernieuwbare energie (REDIII),
•
het Uniemechanisme voor civiele bescherming.
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
De uitvoering van de nieuwe verordening zal nieuwe taken en activiteiten voor de Commissie met zich meebrengen. Hiervoor zullen personele middelen, steun van het Europees Milieuagentschap, aanbestedingsmiddelen voor externe contractanten en een administratieve regeling met het JRC nodig zijn.
Er bestaat momenteel geen specifiek bindend EU-instrument voor de bossen en de uitvoering en monitoring van de verordening zijn derhalve nieuwe verantwoordelijkheden voor de Commissie en de lidstaten. Momenteel voldoen de door de Copernicus-diensten voor landmonitoring verstrekte lagen bosgegevens en de bijbehorende EEA-middelen niet aan alle behoeften van het toekomstige monitoringsysteem — aanvullende bosgegevensproducten (over bosareaal, naald-/bladverlies en bosconnectiviteit) moeten worden ontwikkeld en onderhouden.
Dit vereist extra middelen met beleidskennis, analytische vaardigheden, onafhankelijkheid en veerkracht tijdens de uitvoering van de wetgeving op lange termijn. Ook zal aanvullende deskundige ondersteuning nodig zijn, waar nodig ook door uitbesteding, maar kerntaken met een hoge mate van politieke gevoeligheid moeten door de Commissie worden uitgevoerd.
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
beperkte geldigheidsduur
–
van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–
financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten
onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode die overeenkomt met de omzettingsperiode van 2 jaar
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting
Direct beheer door de Commissie
– door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
–
door de uitvoerende agentschappen
Gedeeld beheer met de lidstaten
Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
– derde landen of de door hen aangewezen organen;
– internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
– de EIB en het Europees Investeringsfonds;
– de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
– publiekrechtelijke organen;
– organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;
– privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
– organen of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Het initiatief omvat aanbestedingen, administratieve regelingen met het JRC, verhoging van de bijdrage aan het EEA en gevolgen voor de personele middelen van de Commissie. De standaardregels voor dit soort uitgaven zijn van toepassing.
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het systeem/de systemen voor interne controle dat is/die zijn opgezet om die risico’s te beperken
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarig financieel kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgave
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten
|
van andere derde landen
|
andere bestemmingsontvangsten
|
3
|
09 02 01 – Natuur en biodiversiteit
|
|
GK
|
JA
|
NEE
|
JA
|
NEE
|
3
|
09 10 02 – Europees Milieuagentschap
|
|
GK
|
JA
|
JA
|
NEE
|
NEE
|
7
|
20 01 02 01 – Salaris en toelagen
|
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
7
|
20 02 01 03 – Ambtenaren uit de lidstaten die tijdelijk zijn gedetacheerd bij de instelling
|
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
7
|
20 02 06 01 – Dienstreizen en representatie
|
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
7
|
20 02 06 02 – Bijeenkomsten, deskundigengroepen
|
|
NGK
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
NEE
|
·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen: n.v.t.
3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt toegelicht:
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel
kader
|
3
|
Natuurlijke hulpbronnen en milieu
|
DG: ENV
|
|
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
TOTAAL
|
□ Beleidskredieten
|
|
|
|
|
|
|
09 02 01 – Natuur en biodiversiteit
|
Vastleggingen
|
(1a)
|
|
|
0,700
|
0,200
|
0,150
|
1,050
|
|
Betalingen
|
(2a)
|
|
|
0,700
|
0,200
|
0,150
|
1,050
|
TOTAAL kredieten
voor DG ENV
|
Vastleggingen
|
= 1a + 3
|
|
|
0,700
|
0,200
|
0,150
|
1,050
|
|
Betalingen
|
= 2a
+3
|
|
|
0,700
|
0,200
|
0,150
|
1,050
|
Het hierboven vermelde bedrag zal nodig zijn om de diverse uitvoeringstaken in verband met de door DG ENV en JRC uit te voeren wettelijke bepalingen te ondersteunen.
De aanbestede activiteiten omvatten een contract voor algemene ondersteuning van de uitvoering van FML.
Daarnaast is in deze categorie een administratieve regeling met het JRC opgenomen, met name voor het opzetten van het wetenschapspartnerschap waarin de nieuwe bosstrategie voor 2030 voorziet, dat de ontwikkeling van nieuwe indicatoren en methodologieën zal ondersteunen.
|
Alle kosten behalve administratieve kosten en kosten voor personele middelen
|
(in miljoen EUR, tot op drie decimalen)
|
taken
|
hulpmiddelen
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
totaal
|
Algemene steun voor de uitvoering van FML (voor het ontwikkelen van technische richtsnoeren, het verlenen van steun aan de lidstaten)
|
Opdracht voor diensten / Externe deskundigen
|
|
|
0,200
|
0,200
|
0,150
|
0,550
|
Technische ondersteuning voor de uitvoering van FML, met name wat betreft de ontwikkeling van indicatoren, de integratie van monitoringaspecten van de lidstaten en de bevordering van harmonisatie via het Europees partnerschap voor boswetenschap
|
Administratieve regeling tussen ENV - JRC
|
|
|
0,500
|
|
|
0,500
|
Totaal
|
|
|
|
0,700
|
0,200
|
0,150
|
1,050
|
Agentschap: EEA
|
|
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
|
Titel 1: Personeelskosten
|
Vastleggingen
|
(1a)
|
|
|
0,468
|
0,955
|
0,974
|
2,398
|
|
Betalingen
|
(2a)
|
|
|
0,468
|
0,955
|
0,974
|
2,398
|
Titel 2: Infrastructuur
|
Vastleggingen
|
(1b)
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(2b)
|
|
|
|
|
|
|
Titel 3: Beleidsuitgaven
|
Vastleggingen
|
(1c)
|
|
|
0,420
|
0,790
|
0,790
|
2,000
|
|
Betalingen
|
(2c)
|
|
|
0,420
|
0,790
|
0,790
|
2,000
|
TOTAAL kredieten
voor agentschap EEA
|
Vastleggingen
|
=1a+1b +1c
|
|
|
0,888
|
1,745
|
1,764
|
4,398
|
|
Betalingen
|
=2a+2b
+2c
|
|
|
0,888
|
1,745
|
1,764
|
4,398
|
Opmerkingen bij uitgaven van het Europees Milieuagentschap:
om de behoefte aan versterking in de agentschappen in één financieel memorandum op te nemen, omvat het verzoek om middelen van het EEA ook de behoeften in verband met het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende bodemmonitoring en veerkracht (COM(2023) 416).
Titel 1: deze titel bestaat uit 2 extra TA’s en 1 extra CA voor dit voorstel en 1 TA en 1 CA met betrekking tot COM(2023) 416, allemaal vanaf medio 2025:
TA Senior Forest Monitoring Thematic Expert
Taken:
·De ontwikkeling ondersteunen van periodieke gegevensreeksen en indicatoren voor de bosindicatoren van bijlage II van het bosmonitoringkader zoals verzameld door (één jaarlijks, twee tweejaarlijks, twee om de drie jaar, vijf om de vijf jaar, één om de zes jaar). Dit omvat het beoordelen van de status en trends van de indicatoren en het vaststellen van consistente terminologie voor deze begrippen.
·Richtsnoeren ontwikkelen voor het interpreteren van de gegevens en het afleiden van zinvolle statistieken uit beoordelingen van de toestand en wijzigingen van bosindicatoren.
·De verzamelde gegevens publiceren en verspreiden via gebruiksvriendelijke dashboards en duidelijke onlinevisualisaties in het Europees informatiesysteem voor bossen (FISE).
·Praktische richtsnoeren en oplossingen voor de uitvoering ontwikkelen voor het uitvoeren van beoordelingen van de toestand en trends van bossen.
·Zorgen voor synergieën met gerapporteerde informatie in het kader van de LULUCF-verordeningen.
TA AD 6 Senior Forest Monitoring Data Custodian
Taken:
·Voorzien in IT-technische expertise voor de ontwikkeling van rapportageregelingen.
·De levering van de vermelde rapportagestromen beheren.
·Rapportageformaat, Reportnet 3 dataflow, QC-controles, referentiegegevenssets aanmaken.
·In- en uitvoer van gegevens in Reportnet 3.
·Een productiedatabank opzetten met EU-datasets van geleverde datasets.
·Standaarddiensten creëren bovenop EU-datasets.
·Creëren en beheren van gegevensoutputs, bv. in datahub, discomap enz.
·Opstelling van technische richtsnoeren.
·Helpdeskondersteuning bieden en opleidingswebinars geven.
CA Forest Monitoring Data Analyst
Taken:
·Uitgebreide richtsnoeren en een veldhandboek ontwikkelen met referentiebeschrijvingen van variabelen, methoden voor gegevensverzameling (met inbegrip van maatstaven), richtsnoeren voor harmonisatieprocedures en rapportageformaten.
·Creëren en ontwikkelen van het rapportage-instrument (Reportnet 3) voor het efficiënt verzamelen en beheren van ruimtelijke gegevens en gegevens in tabelvorm.
·Procedures voor gegevenskwaliteit vaststellen om de nauwkeurigheid, nauwkeurigheid, volledigheid en vergelijkbaarheid van de geregistreerde gegevens te waarborgen. Een documentatiesysteem voor kwaliteitsborging/kwaliteitscontrole (QA/QC) opzetten dat een plan, checklists, nota’s, rekenbladen en verslagen voor het documenteren van de QA/QC-activiteiten omvat.
·Opzetten van de Europese bosdatabank, die gegevens op perceelniveau, gegevens in tabelvorm en ruimtelijke gegevens voor afzonderlijke landen en Europese kaarten bevat. De databank integreren in de infrastructuur voor ruimtelijke gegevens van het Europees Milieuagentschap (EEA SDI).
·Valideringsregels voor de databank ontwikkelen, met inbegrip van validering van het gegevenstype, afstandscontroles, restrictievalidatie en controles op ontbrekende gegevens. Richtsnoeren verstrekken voor de doorgifte van gegevens naar de gecentraliseerde databank.
·Zorgen voor synergieën met gerapporteerde informatie in het kader van de LULUCF-verordeningen.
·Voorzien in een helpdesk voor technische ondersteuning in verband met processen voor monitoring in het veld, harmonisatie en gegevensrapportage. Eventuele bugs of technische problemen aanpakken en oplossen.
·Controle en ondersteuning van de gegevensstroom van landen naar Reportnet 3 en de Europese bosdatabank. Toezicht houden op en helpen bij het uploaden van kaarten uit landen naar het Europese register van boskaarten.
·Ontwikkelen en onderhouden van producten op basis van Copernicusgegevens en -informatie, waarbij de vereiste bosindicatoren van bijlage I op basis van aardobservatie worden verstrekt.
CA Soil Data Management and Assessment Expert
Taken:
·In synergie en coördinatie met andere relevante systemen een architectuur opzetten voor de uitwisseling van gegevensstromen via Reportnet en EIONET om om de 6 jaar door de lidstaten gerapporteerde gegevens te verzamelen, te verwerken, te valideren en te analyseren:
·Gegevens en resultaten van de monitoring
·Trendanalyse van bodemgezondheidsdescriptoren en -indicatoren
·Samenvatting en voortgang van de uitvoering van het GTM en het herstel
·Gegevens in nationale registers voor verontreinigde locaties
·De Commissie bijstaan bij de evaluatie van de uitvoering van de bodemgezondheidswet 8 jaar na de inwerkingtreding ervan
TA Senior Soil Monitoring Expert
Taken:
·Ondersteuning van de ontwikkeling op EU-niveau van een overzicht van nationale registers inzake verontreinigde locaties en rapportage door de lidstaten, overzicht van gedefinieerde terminologieën, criteria voor het definiëren van potentieel verontreinigde locaties en lijsten van potentieel vervuilende risicoactiviteiten, nationale triggers en regels voor bodemonderzoek, rapportagespecificaties en -schema
·Een regelmatig bijgewerkt overzicht geven van de risicobeoordelingsmethoden die op nationaal niveau worden toegepast (met inbegrip van screeningwaarden), de ontwikkeling van richtsnoeren voor risicobeoordelingsmethoden ondersteunen en de lidstaten ondersteunen bij de toepassing van de richtsnoeren voor zover relevant
·De ontwikkeling van een overzicht op EU-niveau van de doelstellingen en indicatoren van de lidstaten inzake ruimtebeslag en -verzegeling ondersteunen (om de 2 jaar), en beleidsrelevante gegevens publiceren en verspreiden via dashboards en duidelijke onlinevisualisaties van de gegevens
·Steun verlenen aan de lidstaten om indicatoren toe te passen die in overeenstemming zijn met beschrijvingen en vereisten van de bodemgezondheidswet, om de ruimtelijke-ordehiërarchie toe te passen en de in de lidstaten toegepaste methoden bij te houden
·Richtsnoeren ontwikkelen voor het gebruik en de interpretatie van Copernicusgegevens en voor het afleiden van statistieken van status- en wijzigingsbeoordelingen
·Richtsnoeren ontwikkelen voor praktische oplossingen voor de vaststelling van nettodoelstellingen inzake ruimtebeslag, maatregelen om deze te bereiken en daarmee verband houdende monitoring
Titel 2: Infrastructuur (voornamelijk ontwikkeling van IT-systemen/databanken) — IT-oplossingen die moeten worden ontwikkeld door de extra bodem-TA en -CA van titel 1
De kosten van titel 3 omvatten: IT-ontwikkelingen, lopende kosten van rapportagesystemen, ontwikkeling en productie van nieuwe indicatoren, organisatie en follow-up van technische vergaderingen, ontwikkeling van richtsnoeren en ondersteuningscontracten voor bosindicatoren en -beoordeling en deskundigheid op het gebied van verontreinigde bodem en landgebruik
□ TOTAAL beleidskredieten
|
Vastleggingen
|
(4)
|
|
|
1,588
|
1,945
|
1,914
|
5,447
|
|
Betalingen
|
(5)
|
|
|
1,588
|
1,945
|
1,914
|
5,447
|
□ TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten
|
(6)
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 3 ENV+EEA
van het meerjarige financieel kader
|
Vastleggingen
|
=4+6
|
|
|
1,588
|
1,945
|
1,914
|
5,447
|
|
Betalingen
|
=5+6
|
|
|
1,588
|
1,945
|
1,914
|
5,447
|
□ Totaal beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)
|
Vastleggingen
|
(4)
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(5)
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)
|
(6)
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEKEN 1 tot en met 6
van het meerjarige financieel kader
|
Vastleggingen
|
=4+6
|
|
|
1,588
|
1,945
|
1,914
|
5,447
|
|
Betalingen
|
=5+6
|
|
|
1,588
|
1,945
|
1,914
|
5,447
|
Rubriek van het meerjarige financiële
kader
|
7
|
“Administratieve uitgaven”
|
Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de
bijlage bij het financieel memorandum
(bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
|
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
TOTAAL
|
DG: ENV
|
□ Personele middelen
|
|
0,264
|
0,435
|
0,435
|
0,435
|
1,569
|
□ Andere administratieve uitgaven
|
|
0,037
|
0,064
|
0,064
|
0,064
|
0,229
|
TOTAAL DG ENV
|
Kredieten
|
|
0,301
|
0,499
|
0,499
|
0,499
|
1,798
|
De andere administratieve uitgaven zijn bestemd voor vergaderingen van deskundigengroepen, missies en andere kosten met betrekking tot dit personeel.
|
|
|
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
TOTAAL
|
DG: CLIMA
|
□ Personele middelen
|
|
0,171
|
0,171
|
0,171
|
0,171
|
0,684
|
□ Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG CLIMA
|
Kredieten
|
|
0,171
|
0,171
|
0,171
|
0,171
|
0,684
|
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 7
van het meerjarige financieel kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
|
0,472
|
0,670
|
0,670
|
0,670
|
2,482
|
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
|
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarige financieel kader
|
Vastleggingen
|
|
0,472
|
2,258
|
2,615
|
2,584
|
7,959
|
|
Betalingen
|
|
0,472
|
2,258
|
2,615
|
2,584
|
7,959
|
3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten
Vastleggingskredieten, in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Nee
|
Kosten
|
Nee
|
Kosten
|
Nee
|
Kosten
|
Nee
|
Kosten
|
Nee
|
Kosten
|
Nee
|
Kosten
|
Nee
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1...
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2...
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de personele en administratieve kredieten van het EEA in de Commissie
1.1.1.1.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van het EEA
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
TOTAAL
|
Tijdelijke functionarissen (AD‑rangen)
|
|
|
0,346
|
0,705
|
0,719
|
1,770
|
Tijdelijke functionarissen (AST‑rangen)
|
|
|
|
|
|
|
Arbeidscontractanten
|
|
|
0,123
|
0,250
|
0,255
|
0,628
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
|
0,468
|
0,955
|
0,974
|
2,398
|
Personeelsvereisten (vte):
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
TOTAAL
|
Tijdelijke functionarissen (AD‑rangen)
|
|
|
3
|
3
|
3
|
|
Tijdelijke functionarissen (AST‑rangen)
|
|
|
|
|
|
|
Arbeidscontractanten
|
|
|
2
|
2
|
2
|
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
1.1.1.2.Geraamde behoeften aan administratieve kredieten bij de Commissie
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
RUBRIEK 7
van het meerjarige financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
|
0,435
|
0,606
|
0,606
|
0,606
|
2,253
|
Andere administratieve uitgaven
|
|
0,037
|
0,064
|
0,064
|
0,064
|
0,229
|
Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarige financieel kader
|
|
0,472
|
0,670
|
0,670
|
0,670
|
2,482
|
De kosten per vte (AD/AST) worden berekend op 171 000 EUR/jaar. De “andere administratieve uitgaven” zijn bestemd voor vergaderingen van het comité en de deskundigengroep, missies en andere kosten met betrekking tot dit personeel.
Buiten RUBRIEK 7
van het meerjarige financieel kader
|
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027
|
TOTAAL
|
Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
Andere administratieve
uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal
Buiten RUBRIEK 7
van het meerjarige financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
0,472
|
0,670
|
0,670
|
0,670
|
2,482
|
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.3.3.Geraamde behoefte aan personele middelen voor de Commissie
–
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
|
2023
|
2024
|
2025
|
2026
|
2027 en daarna
|
20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie) – DG ENV
|
|
1
|
2
|
2
|
2
|
20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie) – DG CLIMA
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie) – JRC
|
|
|
|
|
|
20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie) – DG DEFIS
|
|
|
|
|
|
20 01 02 03 (delegaties)
|
|
|
|
|
|
01 01 01 01 (onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
01 01 01 11 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
20 02 01 (AC, END, SNE van de “totale financiële middelen”) – DG ENV
|
|
1
|
1
|
1
|
1
|
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)
|
|
|
|
|
|
XX 01 xx yy zz 9
|
– bij de centrale diensten
|
|
|
|
|
|
|
– in de delegaties
|
|
|
|
|
|
01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)
|
|
|
|
|
|
01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
3
|
4
|
4
|
4
|
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijke functionarissen DG ENV
|
Coördinatie met relevante diensten en ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van het initiatief, met name op het gebied van: bemonstering, gegevens, methodologie, beoordeling, monitoring en analyse
Een dialoog over bosmonitoring met de lidstaten en hun bevoegde autoriteiten voort te zetten, onder meer in het kader van relevante deskundigengroepen en comités; verslag uitbrengen aan het EP en de Raad
Voorbereiden en coördineren van de vaststelling van uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen van de Commissie waarin FML voorziet
Voorbereiden van en leiding geven aan het toezicht op en de verificatie van de uitvoering van de wetgeving door de lidstaten
Beheren van de overeenkomst inzake het partnerschap voor boswetenschap en Copernicusdiensten met het JRC en Copernicusdiensten en FISE met het EEA, opgewaardeerd om in overeenstemming te zijn met de FML-vereiste
|
Extern personeel
|
Algemene steun voor de uitvoering van FML (voor de ontwikkeling van technische richtsnoeren/aanbevelingen van de lidstaten)
|
Ambtenaren en tijdelijke functionarissen CLIMA
|
Coördinatie met relevante diensten en ondersteuning van de lidstaten bij de uitvoering van het initiatief, met name op het gebied van: bemonstering, gegevens, methodologie, beoordeling, monitoring en analyse
Een dialoog over bosmonitoring met de lidstaten en hun bevoegde autoriteiten voortzetten, onder meer in het kader van relevante deskundigengroepen en comités; verslag uitbrengen aan het EP en de Raad
Voorbereiden en coördineren van de vaststelling van uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen van de Commissie waarin FML voorziet
|
Ambtenaren en tijdelijke functionarissen JRC
|
Het Europees partnerschap voor boswetenschap beheren, op aardobservatie gebaseerde monitoringinstrumenten ontwikkelen, de modernisering van FISE ondersteunen en de harmonisatie van methodologieën vergemakkelijken
|
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader
Het voorstel/initiatief:
–
kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarige financieel kader (MFK).
Voor de aanvullende taken die de Commissie op zich moet nemen, zijn aanvullende middelen nodig wat de omvang van de bijdrage van de Unie en de posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten van het Europees Milieuagentschap betreft. De verhoging van de EU-bijdrage aan het EEA in verband met de bosmonitoringtaken zal telkens voor de helft worden gecompenseerd door de begrotingsonderdelen 09.0201 — LIFE Natuur & Biodiversiteit en 09.0203 — LIFE Klimaat. De verhoging van de EU-bijdrage aan het EEA in verband met de bodemmonitoringtaken zal worden gecompenseerd door begrotingsonderdeel 09.0201 — LIFE Natuur & Biodiversiteit.De onder begrotingsonderdeel 09.0201 voorziene kosten zullen worden gedragen door het LIFE-programma en worden ingepland in het kader van de jaarlijkse beheerplannen van DG ENV. De benodigde personele middelen worden bij voorkeur gedekt door een extra toewijzing in het kader van de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van personele middelen.
–
Hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.
–
Hiervoor is een herziening van het MFK nodig.
3.2.5.Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
–
voorziet niet in medefinanciering door derden
–
voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Totaal
|
Medefinancieringsbron
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL medegefinancierde kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
–
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–
voor de eigen middelen
–
voor overige ontvangsten
–Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven
in miljoen EUR (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Artikel ………….
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het betrokken begrotingsonderdeel/de betrokken begrotingsonderdelen voor uitgaven.
Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).