EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 15.12.2021
COM(2021) 803 final
2021/0425(COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof
{SEC(2021) 431 final} - {SWD(2021) 455 final} - {SWD(2021) 456 final} - {SWD(2021) 457 final} - {SWD(2021) 458 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
1.1 Inleiding
De Europese Unie heeft de ambitieuze doelstelling geformuleerd om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent te zijn. Hiertoe zijn de lidstaten en het Europees Parlement in de Europese klimaatwet overeengekomen om broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 55 % te verlagen. Om die doelstellingen te bereiken en tegelijk bij te dragen tot concurrentievermogen, banen en groei, moet het energiesysteem stelselmatig veranderen: we moeten het gebruik van fossiele brandstoffen, inclusief fossiel gas, verminderen en van hernieuwbare bronnen vergroten. Daarom moeten we vandaag een ambitieuze transitie van de gassector naar hernieuwbare en koolstofarme gassen ontwerpen.
Fossiel gas vertegenwoordigt momenteel ongeveer 95 % van de in de EU verbruikte stookgassen. Stookgassen vormen momenteel ongeveer 22 % van het totale energieverbruik in de EU, waaronder ongeveer 20 % van de elektriciteitsproductie en 39 % van de warmteproductie in de EU. Volgens de relevante scenario’s uit de effectbeoordeling van het klimaatdoelstellingsplan vormt het aandeel stookgassen in het totale EU-energieverbruik in 2050 ongeveer 20 %. Stookgassen spelen een belangrijke rol in de energiemix in 2050, wat betekent dat de gassector via een toekomstgericht ontwerp voor concurrerende, koolstofvrije gasmarkten koolstofvrij moet worden gemaakt. Ofschoon de bijdrage van biogas, biomethaan, hernieuwbare en koolstofarme waterstof en synthetisch methaan (gezamenlijk hernieuwbare en koolstofarme gassen) in de huidige energiemix van de EU beperkt is, vormen ze in de energiemix in 2050 ongeveer twee derde van de stookgassen, en fossiel gas met CCSU (koolstofafvang, -gebruik en -opslag) de rest. Het huidige initiatief is ook onderdeel van het “Fit for 55”-pakket. Het omvat het marktontwerp voor gassen, inclusief waterstof. Het neemt bestaande wettelijke obstakels weg en schept de voorwaarden om dit kosteneffectief te verwezenlijken. Dit is een belangrijk onderdeel van het traject naar een geïntegreerd energiesysteem dat de kosten van de transitie naar klimaatneutraliteit tot een minimum beperkt, met name voor consumenten, en nieuwe kansen schept om de energierekening te verlagen en actief aan de markt deel te nemen.
Waterstof wordt naar verwachting hoofdzakelijk gebruikt op gebieden waar elektrificatie niet mogelijk is, zoals de huidige energie-intensieve industrie (bijvoorbeeld raffinaderijen, productie van meststoffen, staal) en bepaalde sectoren van zwaar vervoer (scheepvaart, luchtvracht, langeafstandsvervoer). Specifieke waterstofinfrastructuur moet worden ontwikkeld om het volledige potentieel van deze energiedrager te benutten, in specifieke eindtoepassingen. Het doel achter het stimuleren van hernieuwbare en koolstofarme gassen is om die sectoren koolstofvrij te maken, de flexibiliteit van het elektriciteitssysteem te verhogen dankzij Power-to-X-technologieën, de leveringszekerheid te vergroten door de afhankelijkheid van aardgasinvoer te verlagen en om elektriciteit te kunnen opslaan (en produceren). Hierdoor kunnen verschillende sectoren van de economie worden verbonden, in samenhang met andere vormen van opslag en flexibiliteit, zoals accu’s en vraagsturing. Dit ondersteunt zelfproductie en het slimme gebruik van gedistribueerde energielevering, en draagt bij tot een grotere empowerment van de consument. Consumenten moeten over duidelijke en gemakkelijk toegankelijke informatie beschikken om hun energieconsumptiepatroon te kunnen aanpassen en te kunnen overschakelen naar hernieuwbare en koolstofarme oplossingen, zoals dat op de elektriciteitsmarkt mogelijk is.
Er wordt vanaf 2030 gemikt op zoveel mogelijk hernieuwbare waterstof, maar op de korte en de middellange termijn kunnen andere vormen van koolstofarme gassen en met name koolstofarme waterstof een rol spelen, vooral om de emissies van de bestaande waterstofproductie snel terug te dringen en de parallelle en toekomstige invoering van hernieuwbare waterstof te ondersteunen. Conform de EU-waterstofstrategie, moet de productie van hernieuwbare waterstof in de EU tegen 2024 1 miljoen ton bereiken, en tot 10 miljoen ton tegen 2030. Daarna moet hernieuwbare waterstof op grote schaal worden uitgerold en koolstofarme waterstof vervangen.
Voor een efficiënte en duurzame ontwikkeling van hernieuwbare en koolstofarme gassen en de waterstofmarkt moet het marktkader worden aangepast, omdat hernieuwbare en koolstofarme gassen momenteel te maken hebben met regulerende obstakels voor markt- en nettoegang, die een comparatief nadeel vormen ten opzichte van aardgas. Om een koolstofvrije gasmarkt op te zetten en te laten bijdragen tot de energietransitie, zijn bovendien aanzienlijk hogere aandelen hernieuwbare energiebronnen in een geïntegreerd energiesysteem vereist, met actieve deelname van de consumenten in concurrerende markten. Dit moet consumenten in staat stellen om te profiteren van betaalbare prijzen, goede dienstverlening en een werkelijke keuze van aanbod, in overeenstemming met de technologische ontwikkelingen.
Er worden in de EU waarschijnlijk verscheidene hernieuwbare en koolstofarme gassoorten naast elkaar ingezet en op verschillende snelheden ontwikkeld:
·een infrastructuur op waterstofbasis zal geleidelijk het aardgasnet aanvullen;
·en een gasinfrastructuur waarin fossiel gas geleidelijk door andere methaanbronnen wordt vervangen.
Verder hebben gebeurtenissen inzake stijgende energieprijzen ons erop gewezen dat de weerbaarheid van het Europese energiesysteem steeds belangrijker wordt, naarmate het EU-energiesysteem meer gedecentraliseerde hernieuwbare energie integreert en fossiele brandstoffen geleidelijk worden uitgefaseerd. De regelingen voor leveringszekerheid en risicoparaatheid van de gassector moeten aangepast zijn aan de transitie naar schone energie. De mededeling van de Commissie: “De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen” benadrukt het verband tussen leveringszekerheid, het optimale gebruik van opslagcapaciteiten en de volatiliteit van energieprijzen.
1.2 Doelstellingen van het voorstel
Dit initiatief beoogt de penetratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen in het energiesysteem te bevorderen en de rol van aardgas te verkleinen, en om die nieuwe gassen hun benodigde rol te laten spelen bij de verwezenlijking van de doelstelling van de EU voor klimaatneutraliteit in 2050.
In deze context komen de volgende gebieden aan bod:
Laag niveau van klantbetrokkenheid en bescherming op de detailhandelsmarkt voor groen gas. Om nieuwe gassen een echte rol te laten spelen bij de energietransitie, moeten de detailhandelsregels klanten in staat stellen om hernieuwbare en koolstofarme keuzen te maken. Dat is momenteel niet het geval. Bovendien is er geen gemeenschappelijke EU-terminologie of EU-certificeringssysteem voor hernieuwbare en koolstofarme gassen. Verder vertonen de kleinhandelsmarkten voor gas marktconcentratie en lage niveaus van nieuwe toetreding en innovatie. Hierdoor kunnen klanten niet profiteren van de mededinging en koolstofarme keuzen maken.
Om duurzame energiekeuzen te kunnen maken, moeten klanten beschikken over voldoende informatie over hun energieverbruik en -oorsprong, en over doeltreffende instrumenten om aan de markt deel te nemen. Voorts moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om kwetsbare klanten en klanten in energiearmoede te beschermen. De koolstofvrije gasmarkt mag niet worden ontwikkeld zonder dat zij daar volledig van kunnen profiteren.
Waterstofinfrastructuur en waterstofmarkten. Het huidige regelgevende kader voor gasvormige energiedragers houdt geen rekening met de inzet van waterstof als onafhankelijke energiedrager via specifieke waterstofnetten. Er bestaan geen voorschriften op EU-niveau voor op tarieven gebaseerde investeringen in netten, of voor het eigendom en de exploitatie van specifieke waterstofnetten. Verder zijn er geen geharmoniseerde regels inzake (zuivere) waterstof. Dientengevolge bestaan er belemmeringen voor de ontwikkeling van een kostenefficiënte, grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur en van een concurrerende waterstofmarkt; noodzakelijke voorwaarden voor de opname van waterstofproductie en -verbruik. Het huidige voorstel beoogt die tekortkomingen aan te pakken. Het omvat een voorstel voor een terminologie- en certificeringsstelsel voor koolstofarme waterstof en koolstofarme brandstoffen.
Hernieuwbare en koolstofarme gassen in de bestaande infrastructuur en markten, en energiezekerheid. Vandaag vormen hernieuwbare en koolstofarme gassen een klein deel in de EU-energiemix. Om hun potentieel te benutten, is toegang tot de groothandelsmarkt voor gas, dat wil zeggen de virtuele handelspunten, een noodzakelijke voorwaarde. Door de kosten voor grensoverschrijdende handel in die gassen af te schaffen en de productiefaciliteiten beter te verbinden, wordt de businesscase interessanter. Verschillen in de gaskwaliteitsparameters en in het volume waterstof dat wordt bijgemengd in het aardgassysteem kunnen van invloed zijn op het ontwerp van de gasinfrastructuur, eindgebruikerstoepassingen en op grensoverschrijdende systeeminteroperabiliteit, wat tot versnippering van de interne markt kan leiden. De huidige voorschriften voor gaskwaliteit zijn echter niet geschikt om toekomstige ontwikkelingen op te vangen. Wat LNG betreft, zou het wegnemen van de obstakels voor toegang tot LNG-terminals de deur kunnen openen voor de invoer van hernieuwbare en koolstofarme gassen uit derde landen, om de decarbonisatie van de gasmarkt van de EU te ondersteunen. Ten slotte zijn passende regelingen voor leveringszekerheid nodig om de weerbaarheid tijdens de transitie te behouden en te versterken.
Netplanning. Zoals uiteengezet in de strategie voor een geïntegreerd energiesysteem van de Commissie zijn een gecoördineerde planning en exploitatie van het hele EU-energiesysteem door verscheidene energiedragers, infrastructuren en verbruikssectoren noodzakelijke voorwaarden om de klimaatdoelstellingen voor 2050 te verwezenlijken. De bestaande netplanningsregelingen en -praktijken schieten tekort omdat er verschillen bestaan tussen het tienjarig netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt en nationale netontwikkelingsplannen. Een betere verbinding hiertussen zou de transnationale uitwisseling van informatie over transmissiesystemen mogelijk maken.
Leveringszekerheid en opslag. In reactie op de aanzienlijke en Uniebrede energieprijsstijgingen van najaar 2021 heeft de Europese Raad de Commissie verzocht spoedig maatregelen op middellange en lange termijn voor te bereiden om de weerbaarheid van het energiesysteem van de EU te verhogen, met inbegrip van maatregelen die de leveringszekerheid vergroten. Om tot een tijdige reactie op deze en mogelijke nieuwe crises op Unieniveau bij te dragen, bevat dit voorstel specifieke voorschriften inzake betere samenwerking en veerkracht, vooral betreffende een doeltreffender en gecoördineerd gebruik van opslag en operationele solidariteitsregels. De maatregelen zijn bedoeld om de veerkracht van het EU-energiesysteem tegen toekomstige schokken tijdig te versterken. Ze omvatten maatregelen in de onderhavige verordening en in Verordening (EU) 2017/1938 betreffende de gasleveringszekerheid. Met het oog op een samenhangende reactie vormen de maatregelen inzake leveringszekerheid een onderdeel van dit wetgevingsvoorstel en zijn niet als afzonderlijk wetsvoorstel ingediend. Zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2021: “De stijgende energieprijzen aanpakken: een toolbox met initiatieven en steunmaatregelen”, is een betere coördinatie van de grensoverschrijdende leveringszekerheid van cruciaal belang voor de weerbaarheid tegen toekomstige schokken.
Conform de voorgestelde maatregelen moeten de lidstaten opslag expliciet onderdeel van hun risico-evaluaties inzake leveringszekerheid op nationaal en regionaal niveau maken, met inbegrip van risico’s in verband met het toezicht op opslag door entiteiten uit derde landen. De lidstaten moeten opslagmaatregelen via regionale samenwerking overwegen om met onvoorziene risico’s om te gaan. Het voorstel bepaalt de randvoorwaarden om over te gaan tot de vrijwillige gezamenlijke aankoop van strategische voorraden voor noodgevallen. Er worden ook maatregelen ingevoerd om de transparantie en de toegang tot opslag te verbeteren, cyberveiligheidsrisico’s van gas aan te pakken en bilaterale solidariteitsovereenkomsten tussen de lidstaten in crisissituaties te stimuleren. De Commissie spoort de lidstaten aan om onverwijld aan solidariteitsovereenkomsten te werken, zodat de huishoudens tijdens een ernstige crisis toch het benodigde gas ontvangen.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorgestelde initiatief is nauw verbonden en complementair aan de wetgevingsvoorstellen die zijn ingediend in het kader van het “Fit for 55”-pakket ter uitvoering van de Europese Green Deal, inclusief:
De herziene richtlijn hernieuwbare energie (“RED II”), het belangrijkste instrument betreffende de bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen. Deze verordening beoogt de penetratie van hernieuwbare energie, inclusief hernieuwbare gassen in het energiesysteem in het energiesysteem, te bevorderen. De voorgestelde wijziging verhoogt het streefcijfer voor hernieuwbare bronnen in de EU-energiemix tot 40 % en bevordert de opname van hernieuwbare brandstoffen, zoals hernieuwbare waterstof in de industrie en vervoerssector, met bijkomende streefcijfers. In verband met dit initiatief definieert RED II hernieuwbare waterstof als “hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong” en “brandstof uit biomassa”, die voldoen aan een broeikasgasemissiereductie van 70 % ten opzichte van fossiele brandstoffen, en worden specifieke streefcijfers voor het verbruik van hernieuwbare waterstof bepaald (50 % van het totale waterstofverbruik voor energie- en grondstofdoeleinden in de industrie tegen 2030 en 2,6 % van de aan de vervoerssector geleverde energie).
De energie-efficiëntierichtlijn richtlijn (“EED”) en de bijbehorende energieprestatie van gebouwen (“EPDB”), inclusief de wijzigingsvoorstellen daarvan, hangen samen met het huidige initiatief, aangezien zij van invloed zijn op het niveau en de structuur van de vraag naar gas. Energie-efficiëntiemaatregelen kunnen energiearmoede verlichten en consumenten minder kwetsbaar maken. Stookgassen zijn momenteel de grootste factor bij de levering van Europese verwarming en koeling en krachtcentrales, en daarom vormt efficiënt gebruik ervan de kern van energie-efficiëntiemaatregelen. De gasrichtlijn en de gasverordening zijn in overeenstemming met het energie-efficiëntie-eerstbeginsel: een open en concurrerende EU-markt met prijzen die de productiekosten, de koolstofkosten en de externe kosten en baten van energiedragers weerspiegelen, zou eindgebruikers, die hier het meest van profiteren, op efficiënte wijze van schone en veilige waterstof voorzien.
De door de Commissie in december 2020 voorgestelde TEN-E-verordening beoogt de modernisering van de Europese grensoverschrijdende energie-infrastructuur beter te ondersteunen met het oog op de Europese Green Deal. Waterstofinfrastructuur wordt ingevoerd als nieuwe infrastructuurcategorie voor Europese netwerkontwikkeling. Het onderhavige voorstel is complementair aan de voorgestelde TEN-E-verordening vanwege de nadruk op de afstemming van de nationale plannen op de eisen van de Uniebrede tienjarige netontwikkelingsplannen.
Zoals aangekondigd in de EU-strategie om methaanemissies terug te dringen, zal de Commissie wetgeving voorstellen om methaanemissies in de energiesector terug te dringen. Het initiatief heeft tot doel de informatie voor alle energiegerelateerde methaanemissies te verbeteren. Dit initiatief is complementair, aangezien wordt beoogd de penetratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen te bevorderen en de rol van aardgas te verkleinen.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het emissiehandelssysteem (“ETS”) verhoogt de prijs van fossiele brandstoffen ten opzichte van hernieuwbare en koolstofarme gassen en stimuleert zodoende de vraag naar die gassen en de investeringen in de betreffende productietechnologie. De Commissie heeft verstevigingen voorgesteld, waaronder versterkingen van en uitbreidingen met de luchtvaartsector, scheepvaart en wegvervoer, en gebouwen. Deze regeling omvat alle waterstofproductiefaciliteiten, en elektrolytische cellen met een productiecapaciteit van meer dan 25 ton per dag. Het bij de richtlijn emissiehandelssysteem (EU-ETS) voor de periode 2021-2030 ingestelde innovatiefonds is een van de financieringsinstrumenten ter ondersteuning van de transitie naar een klimaatneutraal Europa in 2050. Het bij de EU-ETS-richtlijn voor de periode 2021-2030 ingestelde innovatiefonds is een van de financieringsinstrumenten ter ondersteuning van de transitie naar een klimaatneutraal Europa in 2050.
Met de herziening van de energiebelastingrichtlijn wordt beoogd de belasting op energieproducten af te stemmen op het energie- en klimaatbeleid van de EU, waarbij schone technologieën worden bevorderd en achterhaalde vrijstellingen en verlaagde tarieven die momenteel het gebruik van fossiele brandstoffen stimuleren, worden afgeschaft. Krachtens de herziene richtlijn worden de onder de richtlijn vallende producten gegroepeerd en gerangschikt aan de hand van hun milieuprestaties. Op deze basis bepaalt de herziening een preferentieel minimumbelastingniveau van 0,15 EUR/GJ (ten opzichte van 10,75 EUR/GJ voor fossiele brandstoffen) voor als motorbrandstof gebruikte hernieuwbare en koolstofarme waterstofbrandstoffen. Voor als verwarmingsbrandstof gebruikte hernieuwbare en koolstofarme waterstofbrandstoffen wordt een preferentieel minimumbelastingniveau van 0,15 EUR/GJ bepaald (ten opzichte van 0,60 EUR/GJ voor aardgas).
De door de Commissie in juli 2021 voorgestelde herziene verordening infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (“AFIR”), waarbij Richtlijn 2014/94/EU betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen wordt ingetrokken, beoogt de toenemende emissies in het wegvervoer aan te pakken, ter ondersteuning van de overgang naar een nagenoeg emissievrij wagenpark tegen 2050. Krachtens de verordening moeten de lidstaten hun netwerk met oplaad- en tankinfrastructuur uitbreiden om gelijke tred te houden met de verkoop van emissievrije auto’s, en op regelmatige afstanden oplaad- en tankpunten installeren langs de grote snelwegen. Krachtens de herziening van de verordening infrastructuur voor alternatieve brandstoffen moet er tegen 2030 één tankstation (min. 2 t/dag, 700 bar) beschikbaar zijn in elk stedelijk knooppunt en om de 150 km op het TEN-T-kernnetwerk; dit moet leiden tot ongeveer 700 waterstoftankstations langs de vervoersknooppunten en 88 waterstoftankstations in stedelijk knooppunten.
De wijziging van de verordening tot vaststelling van CO2-emissienormen voor auto’s en bestelwagens is gericht op een duidelijk pad om vanaf 2025 op emissievrij vervoer af te stevenen. De verordening definieert emissievrije voertuigen in het bijzonder als elektrische voertuigen op accu’s, brandstofcel- en andere door waterstof aangedreven voertuigen, en stelt een doel van een gemiddeld emissievrij nieuwe wagenpark tegen 2030.
Het voorstel FuelEU Zeevaart beoogt het aandeel duurzame koolstofarme en -vrije alternatieve brandstoffen in de brandstofmix van het internationale zeevervoer te verhogen, met inbegrip van: vloeibare biobrandstoffen, e-vloeistoffen, koolstofvrijgemaakt gas (waaronder bio-LNG en e-gas), koolstofvrijgemaakte waterstof en koolstofvrijgemaakte van waterstof afgeleide brandstoffen (zoals methaan en ammoniak). De nadruk op brandstoffen en energietechnologieën moet leiden tot aanzienlijke en snelle emissiereducties, waarbij de bestaande technologieën en infrastructuur ten volle worden benut, naast prikkels uit andere voor te stellen maatregelen. Het voorstel stimuleert ook dat decarbonisatietrajecten voor de gehele zeevaartsector worden vastgelegd.
Het voorstel ReFuelEU Luchtvaart, dat ten doel heeft het potentieel van duurzame vliegtuigbrandstoffen te bevorderen om de broeikasgasvoetafdruk te verminderen, is nog grotendeels onbenut. Om zijn uitstoot aanzienlijk te verminderen, moet de luchtvaartsector zijn bestaande afhankelijkheid van fossiele vliegtuigbrandstoffen afbouwen en de komende jaren steeds meer gebruik maken van duurzame vliegtuigbrandstoffen. In het voorstel is een minimaal aandeel van 0,7 % “synthetische vliegtuigbrandstoffen” in de aan vliegtuigexploitanten geleverde vliegtuigbrandstoffen opgenomen, waarbij “synthetische vliegtuigbrandstoffen” hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong zijn in de zin van de hernieuwbare energierichtlijn.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De doelstellingen van dit initiatief kunnen niet op nationaal niveau worden verwezenlijkt. De voorgenomen maatregelen van dit initiatief beogen de vier doelstellingen van artikel 194 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VWEU) te bevorderen en tegelijk bij te dragen tot het koolstofvrij maken van de economie van de Europese Unie. De voorgenomen maatregelen moeten worden vastgesteld op basis van artikel 194, lid 2, VWEU, juncto artikel 114, lid 1, VWEU. Op het gebied van energie heeft de EU een gedeelde bevoegdheid overeenkomstig artikel 4, lid 2, punt i), VWEU.
Het onderhavige initiatief bouwt ook voort op een uitgebreide reeks wetgevingshandelingen die de afgelopen twee decennia zijn goedgekeurd en geactualiseerd. Met het oog op de totstandbrenging van een interne energiemarkt heeft de EU tussen 1996 en 2019 vier opeenvolgende pakketten wetgevingsmaatregelen goedgekeurd, met als overkoepelende doelstelling om de nationale markten te integreren en de nationale elektriciteits- en gasmarkten te liberaliseren. Deze bepalingen omvatten een brede waaier van aspecten, van markttoegang tot transparantie, consumentenrechten, grotere liquiditeit van gasmarkten en de onafhankelijkheid van de regulerende instanties.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Er zijn momenteel geen voorschriften op EU-niveau om specifieke waterstofnetten of -markten en koolstofarme waterstof en koolstofarme brandstoffen te reguleren. In het licht van de huidige inspanningen op EU- en nationaal niveau om het gebruik van hernieuwbare waterstof te bevorderen als vervanging van fossiele brandstoffen, worden de lidstaten gestimuleerd voorschriften inzake specifieke infrastructuur voor het transport van waterstof op nationaal niveau vast te stellen. Hierdoor ontstaat het risico van een versnipperd regelgevend landschap in de EU, waardoor de integratie van nationale waterstofnetten en -markten kan worden belemmerd, en de grensoverschrijdende handel in waterstof wordt verhinderd of belet.
De harmonisatie van voorschriften voor waterstofinfrastructuur in een later stadium (dat wil zeggen nadat nationale wetgeving is ingevoerd) zou leiden tot extra administratieve lasten voor de lidstaten en tot hogere nalevingskosten en onzekerheid voor ondernemingen, met name waar het langetermijninvesteringen in waterstofproductie en transportinfrastructuur betreft.
Het opzetten van een regelgevend kader op EU-niveau voor specifieke waterstofnetten- en markten zou de integratie en interconnectie van nationale waterstofnetten en -markten bevorderen. Voorschriften op EU-niveau inzake de planning, financiering en exploitatie van dergelijke specifieke waterstofnetten zou langetermijnvoorspelbaarheid creëren voor potentiële investeerders in dit soort langetermijninfrastructuur, met name voor grensoverschrijdende interconnecties (waarvoor anders verschillende en mogelijk uiteenlopende nationale wetten gelden).
Wat biomethaan betreft is het waarschijnlijk dat er, zonder initiatief op EU-niveau, tegen 2030 nog altijd een regelgevende lappendeken zou bestaan inzake de toegang tot groothandelsmarkten, verbindingsverplichtingen en coördinatiemaatregelen tussen transmissiesysteembeheerders (TSB) distributiesysteembeheerders (DSB). Ook zouden de producenten van hernieuwbare en koolstofarme gassen, zonder enige harmonisatie op EU-niveau, te maken hebben met sterk uiteenlopende connectie- en injectiekosten in de EU, wat in een ongelijk speelveld zou resulteren.
Zonder nadere wetgeving op EU-niveau zouden de lidstaten verschillende gaskwaliteitsnormen en voorschriften voor de waterstofbijmengingsniveaus blijven hanteren, met het risico op grensoverschrijdende flowbeperkingen en marktsegmentatie. Gaskwaliteitsnormen zouden voornamelijk gedefinieerd blijven door de kwaliteitsparameters van aardgas, wat de integratie van hernieuwbare gassen in het net zou beperken.
Al deze aspecten zouden waarschijnlijk leiden tot minder grensoverschrijdende handel in hernieuwbare en koolstofarme gassen, die zouden kunnen worden gecompenseerd door een hogere invoer van aardgas. De benutting van LNG-terminals en -invoer zou beperkt kunnen blijven tot aardgas, hoewel er geen aanpassing van LNG-terminals nodig is indien er concurrerende biomethaan of synthetische methaan uit niet-EU-bronnen beschikbaar zouden zijn.
Nationale netplanning hoeft alleen te worden ontwikkeld in de lidstaten waar gecertificeerde onafhankelijke transmissiesysteembeheerders (ITO) en onafhankelijke systeembeheerders (ISO) actief zijn. De meeste lidstaten hebben een enkel nationaal ontwikkelingsplan voor gas waarin de gasbeheerders samenwerken, maar er is nog altijd beperkte sectoroverstijgende samenwerking.
Door de EU gecoördineerde paraatheid bij noodsituaties is voor de bestaande gassector efficiënter gebleken dan optreden op louter nationaal niveau.
•Evenredigheid
Het initiatief is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. Het valt binnen het toepassingsgebied van artikel 194 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De beleidsinterventie staat in verhouding tot de omvang en de aard van de vastgestelde problemen en de verwezenlijking van de gestelde doelen.
Het voorstel gaat niet verder dan wat nodig is om de algemene doelstelling te verwezenlijken die wordt nagestreefd om het koolstofvrij maken van stookgassen op een concurrerende wijze tegen de laagste economische kosten te bevorderen en tegelijkertijd de energiezekerheid te waarborgen en de consument centraal te plaatsen in de energiemarkten. De voorkeursopties worden evenredig geacht en bouwen zoveel mogelijk voort op bestaande benaderingen. De afweging tussen de verplichtingen en de onderkenning van de verschillende vermogens van de lidstaten en particuliere entiteiten om op te treden, wordt evenredig geacht, gezien de verplichting om tegen 2050 klimaatneutraliteit te behalen.
•Keuze van het instrument
Voortbouwend op de algehele evaluatie van het huidige regelgevingskader voor de gasmarkt, zijn de gekozen instrumenten een richtlijn, om Richtlijn 2009/73/EG te herschikken, en een verordening, om Verordening nr. 715/2009 te herschikken. De keuze voor een herschikking van deze bestaande rechtshandelingen vergroten de juridische duidelijkheid. Een wijzigingshandeling was wellicht niet afdoende geweest met het oog op een brede reeks nieuwe bepalingen. De keuze van de instrumenten noopt derhalve tot een herziening van reeds vastgestelde en uitgevoerde regels, als een natuurlijke evolutie van bestaande wetgeving, in het licht van die wijzigingen. Nadere handelingen zullen middels de gasverordening moeten worden gewijzigd, zoals: Verordening (EU) 2017/1938 (leveringszekerheid), Verordening (EU) 2019/942 (ACER) en Verordening (EU) nr. 1227/2011 (Remit).
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
De inwerkingtreding van het Derde energiepakket heeft positief bijgedragen tot de mededinging en de prestaties van de interne energiemarkten. In het bestaande regelgevende kader voor gas ligt de nadruk evenwel op fossiel aardgas en wordt niet ten volle geanticipeerd op de opkomst van alternatieven voor methaangassen (inclusief aardgas en biomethaan), zoals waterstof.
Het bestaande regelgevende kader voor de gasmarkt moet tegen het licht worden gehouden, zoals reeds aangekondigd in de mededeling van de Commissie inzake een waterstofstrategie voor een klimaatneutraal Europa. In het licht van het uiteenlopende potentieel van de EU-lidstaten voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme waterstof, kan een passend marktkader waterstof een rol laten spelen als energiedrager en als motor van energiesysteemintegratie.
Op deze basis zijn in probleemgebied I van de effectbeoordeling de vier belangrijkste aanjagers aangeduid: i) decarbonisatie leidt tot de opkomst van een Europese waterstofwaardeketen op basis van een grensoverschrijdende waterstofmarkt; ii) een gebrek aan investeringen in waterstofinfrastructuur belemmert de marktontwikkeling; iii) waterstofinfrastructuur vormt waarschijnlijk een natuurlijk monopolie met niet-concurrerende marktstructuren als gevolg; iv) uiteenlopende voorschriften voor waterstofkwaliteit kunnen grensoverschrijdende flows belemmeren en tot bijkomende kosten leiden.
De bestaande gasregels, gericht op fossiel aardgas dat hoofdzakelijk van buiten de EU wordt ingevoerd, houden geen rekening met de specifieke kenmerken van gedecentraliseerde productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen in de EU. Bovendien zijn de toenemende hoeveelheden biomethaan, waterstof, maar ook LNG, van invloed op de gaskwaliteit, en daarmee op het ontwerp van de gasinfrastructuur en eindgebruikerstoepassingen. De effectbeoordeling onderkent met name vijf belangrijke aanjagers met betrekking tot dit probleemgebied: i) beperkte toegang tot de markt en het net voor lokale biomethaanproducenten die met het distributienet verbonden zijn, uiteenlopende regels inzake de verbindingsverplichting en de kosten voor netverbinding voor hernieuwbare en koolstofarme gassen, en intra-EU-entry/exittarieven belemmeren de totstandbrenging van een volledig geïntegreerde, liquide en interoperabele interne gasmarkt; ii) verschillen in gaskwaliteit en niveaus van waterstofbijmenging kunnen negatieve gevolgen hebben voor grensoverschrijdende flows en voor eindgebruikers, en de huidige gaskwaliteitsregels zijn niet geschikt om toekomstige ontwikkelingen op te vangen; iii) LNG-terminals zijn hoofdzakelijk uitgerust voor aardgas, met weinig toegang voor nieuwe gassen tot LNG-terminals; iv) langetermijncontracten voor aardgaslevering zonder afvang kunnen leiden tot lock-in van aardgas en de levering van hernieuwbare gassen op weg naar 2050 belemmeren; v) bestaande regelingen voor energiezekerheid hebben alleen betrekking op risico’s bij de levering van aardgas, en niet van hernieuwbare of koolstofarme gassen.
Wat netplanning betreft, moet de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders en regulatoren verder worden uitgebouwd. Door de toenemende penetratie van variabele hernieuwbare energie moet het hele energiesysteem beter worden geïntegreerd en de infrastructuur beter onderling worden verbonden, op basis van een holistischer en inclusievere aanpak. De effectbeoordeling omschrijft drie belangrijke aanjagers voor dit probleemgebied: i) de netplanning varieert tussen de lidstaten en transmissiesysteembeheerders, afzonderlijke planning voor elektriciteit en gas; ii) geen transparantie inzake het herbestemmings- of ontmantelingspotentieel van de bestaande infrastructuur; iii) distributiesysteembeheerders zijn niet uitdrukkelijk opgenomen in de TSB-planning. Daarnaast zou een meer geharmoniseerde systeemontwikkelingsstrategie de onderlinge verbanden tussen de elektriciteits- en gassystemen, inclusief waterstof, verder versterken.
Uit de evaluatie blijkt dat de mededingingsregels moeten worden verbeterd om te waarborgen dat de voordelen van de marktintegratie ten volle aan de EU-consumenten worden doorgegeven. Voorts wordt consumenten nog altijd het nodige instrumentarium ontzegd om zich actief op de markt te begeven. Regels voor consumentenbescherming in de onderzochte wetgeving zijn maar ten dele doelmatig. De bescherming voor kwetsbare afnemers is met name ongelijk geregeld tussen de lidstaten, en de energiearmoede blijft op een significant niveau in de EU. Dienovereenkomstig zijn in probleemgebied IV de volgende oorzaken van de problemen aangeduid: i) onbenut mededingingspotentieel in de kleinhandelsmarkten; ii) onvoldoende empowerment van klanten om over te stappen, om prijzen te kunnen vergelijken, onvoldoende factureringsinformatie, en te weinig energiegemeenschappen en toegang tot gegevens; iii) ontoereikende consumentenbescherming, met name voor kwetsbare en energiearme klanten.
•Raadpleging van belanghebbenden
Overeenkomstig de richtsnoeren voor betere regelgeving heeft de Commissie een uitgebreide en inclusieve raadpleging van belanghebbenden gehouden op basis van een raadplegingsstrategie die een reeks methoden en instrumenten omvatte. Deze strategie had tot doel te waarborgen dat al het relevante feitenmateriaal in aanmerking werd genomen, met inbegrip van de gegevens over kosten, de maatschappelijke gevolgen en de voordelen van het initiatief. Er zijn verschillende raadplegingsinstrumenten ingezet: een raadpleging inzake de aanvangseffectbeoordeling (roadmap), een online openbare raadpleging middels een vragenlijst, een presentatie door de Commissie, en feedback van belanghebbenden, waaronder het Regelgevend Forum voor gas, debatten met de lidstaten, met leden van het Europees Parlement en met nationale regulerende instanties, en debatten met belanghebbenden in een grote belanghebbendenworkshop.
De Commissie heeft 263 reacties gekregen op de openbare raadpleging. De respondenten bevestigden over het algemeen dat zij menen dat de gasrichtlijn en de gasverordening moeten worden herzien om de decarbonisatiedoelstellingen te verwezenlijken. Verder verwacht 60 % van de respondenten dat de technologische en regelgevende wijzigingen die nodig zijn om de gasmarkt koolstofvrij te maken, tegen 2030 nieuwe banen kunnen helpen scheppen.
Inzake de ontwikkeling van waterstofinfrastructuur en -markten, ondersteunt een meerderheid van de respondenten de invoering van regelgeving in een vroeg stadium ter bevordering van een goed functionerende en concurrerende waterstofmarkt en -infrastructuur. De respondenten pleitten voor een EU-wetgevingskader dat de belangrijkste regelgevende beginselen vastlegt en een stapsgewijze benadering volgt. Een grote meerderheid ondersteunt bijvoorbeeld derdentoegang, voorschriften voor toegang tot waterstofpijpleidingen, invoerterminals en opslag, en pleit ervoor om netactiviteiten te ontvlechten. De meeste respondenten vinden het belangrijk in een vroeg stadium de rol van particuliere partijen te bepalen bij de ontwikkeling van waterstofinfrastructuur. Een grote meerderheid van respondenten vindt ook dat bestaande en toekomstige particuliere netten (tijdelijk) van bepaalde regelgevende vereisten moeten kunnen worden vrijgesteld, maar dat convergentie naar een enig regelgevend kader moet worden verzekerd. De grote meerderheid der respondenten vindt dat de rechten en vergunningsvereisten voor nieuwe waterstofinfrastructuur gelijk moeten zijn aan die van de huidige methaangaspijpleidingen.
Inzake de bevordering van de toegang van hernieuwbare en koolstofarme gassen tot de bestaande gasmarkt en -infrastructuur, zijn de belanghebbenden het erover eens dat het huidige regelgevende kader moet worden herzien om de decarbonisatiedoelstellingen te helpen verwezenlijken. Een meerderheid van belanghebbenden vindt het van belang om volledige markttoegang te waarborgen en de injectie van hernieuwbare en koolstofarme gassen in het gasnet te bevorderen. Veel respondenten pleiten voor een verplichting voor netbeheerders om hernieuwbare en koolstofarme gassen te verbinden en de kosten voor injectie te verlagen. De meerderheid van de respondenten ondersteunt ook een beter transparantiekader voor LNG-terminals. Verder is er grote steun voor de geharmoniseerde toepassing van gaskwaliteitsnormen in de hele EU, versterkte grensoverschrijdende coördinatie en meer transparantie. De respondenten zijn verdeeld over waterstofbijmenging, maar de meerderheid vindt dat dit een kostenefficiënte en snelle eerste stap kan vormen om het systeem koolstofvrij te maken, ondanks de hoge technische kosten. Er is weinig steun voor het wegnemen van intra-EU grensoverschrijdende tarieven. De meeste respondenten vinden gasspecifieke veiligheidsuitdagingen en cyberveiligheidsmaatregelen van belang.
Inzake de integratie van netplanning, spreken de meeste respondenten steun uit voor het afstemmen van de timing van het netontwikkelingsplan (NDP) met het tienjarige netontwikkelingsplan, en voor een enkel gasplan, los van het gekozen ontvlechtingsmodel. Een meerderheid van respondenten was zelfs nog sterker geporteerd voor een gezamenlijk elektriciteits- en gasscenario. Een substantieel aantal belanghebbenden verzocht waterstofprojecten in de NDP op te nemen. De meeste belanghebbenden zijn het eens over de rol van de DSB bij de verstrekking en het delen van informatie, en verscheidene respondenten vonden ook dat DSB’s hun eigen plan, inclusief systeemoptimalisatie over verschillende sectoren, moeten verstrekken. De respondenten hadden ook een voorkeur voor een gezamenlijk gas- en elektriciteitsplan, boven gezamenlijke scenario's met afzonderlijke plannen. Verscheidene belanghebbenden wezen erop dat een gezamenlijk methaan- en waterstofplan, met een afzonderlijk elektriciteitsplan, de voorkeursoptie zou zijn.
Inzake het betrekken van klanten en bescherming op de detailhandelsmarkt voor groen gas, pleitten de meeste belanghebbenden voor hogere ambities voor op burgers of consumenten gerichte bepalingen, zoals in de elektriciteitsmarkt. Bepalingen inzake energiearmoede moeten ook helpen garanderen dat de rekening van de omschakeling naar opties op basis van schoon gas niet bij de consument terechtkomt. Vertegenwoordigers van de particuliere sector ondersteunen plannen om de gereguleerde prijzen uit te faseren, terwijl sommige consumentenorganisaties die willen behouden om kwetsbare en energiearme consumenten te beschermen. Bijna de helft van alle respondenten willen sterkere bepalingen inzake het vergelijken van aanbiedingen en de toegankelijkheid van gegevens, slimme meters en overstappen. Er bestond geen steun voor de niet-geregelde benadering.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
Het voorstel en de onderliggende effectbeoordeling zijn gebaseerd op gegevens uit de input die de belanghebbenden in het kader van de uitgebreide raadplegingen hebben geleverd, en uit literatuuronderzoek en modelleringen. Het literatuuronderzoek bestond onder meer uit de resultaten van een reeks actuele studies naar de belangrijkste elementen, zoals de rol van waterstof en de gedecarboniseerde gasinfrastructuur, -markt en -productie, die voor de effectbeoordeling zijn uitgevoerd of tot het toepassingsgebied daarvan hebben bijgedragen, en in het kader van andere initiatieven van de Commissie uitgevoerde beoordelingen. Ook de in het kader van verscheidene belanghebbendenfora vastgestelde conclusies, vooral die inzake gasregulering (het forum van Madrid), en elektriciteitsregulering (het forum van Florence), zijn geanalyseerd. De debatten met de lidstaten, met leden van het Europees Parlement en met nationale regulerende instanties en ACER, en debatten met andere belanghebbenden zijn eveneens meegenomen.
•Effectbeoordeling
In overeenstemming met de richtsnoeren voor betere regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling van verschillende beleidsopties uitgevoerd. Deze werkzaamheden werden ondersteund door overleg binnen de Commissie via een interdepartementale stuurgroep.
De effectbeoordeling is voorgelegd aan en besproken met de Raad voor regelgevingstoetsing (RSB). De Raad voor regelgevingstoetsing heeft een positief advies met voorbehoud uitgebracht. Punten van voorbehoud werden met name aangepakt door: i) de opname van de conclusies van de beoordeling in de probleemomschrijving, ii) het benadrukken van de rol van het initiatief als deel van het faciliterend kader van het “Fit for 55”-pakket, iii) verduidelijken van de baseline van de gevolgen van de beleidsopties, iv) een groter onderscheid tussen de verschillende partijen, met name tussen aardgas- en waterstofproducenten en -afnemers, v) een beoordeling van de manier waarop de gevolgen van het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen kunnen afwijken van die van andere (grotere) ondernemingen, vi) een betere weergave van de afwijkende en minderheidsstandpunten in het verslag, met inbegrip van de probleemdefinitie, de opzet van de opties, gevolgenanalyse en de keuze van de voorkeursoptie, vii) een beter narratief van het verslag, en viii) een voltooiing van de kosten-batentabellen in het juiste formaat.
Bij alle werkzaamheden in het kader van de effectbeoordeling is op de vier probleemgebieden een reeks uiteenlopende maatregelen in overweging genomen voor het aanpakken van de vastgestelde problemen en de oorzaken van deze problemen teneinde de doelstellingen van het initiatief te verwezenlijken. Na uitvoering van een beoordeling van de doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie en evenredigheid is er een pakket van voorkeursopties vastgesteld dat het meest geschikt is om de doelstellingen te helpen verwezenlijken.
Probleemgebied I: Waterstofinfrastructuur en waterstofmarkten
In probleemgebied I worden de volgende beleidsopties beschouwd: de rechten voor waterstofnetbeheer aanbesteden (optie 1); de invoering van de belangrijkste regelgevingsbeginselen, geïnspireerd op de momenteel voor de aardgasmarkt geldende regels, maar aangepast aan de fase van ontwikkeling van de waterstofmarkt (optie 2); en het opzetten van een volledig ontwikkeld regelgevingsstelsel voor waterstof (gelijkaardig aan het stelsel dat momenteel voor de aardgassector geldt), zonder overgang naar een volwassener waterstofmarkt (optie 3). De voorkeursoptie is om de belangrijkste regulerende beginselen vanaf het begin in te voeren, en duidelijkheid te verschaffen over het uiteindelijke (toekomstige) regelgevingsstelsel. (Optie 2b “belangrijkste regelgevende beginselen met een visie”). De grote voordelen van deze optie zijn dat de marktintegratie wordt bevorderd, dat het duidelijkheid biedt aan investeerders, dat het de opkomst van niet-concurrerende marktstructuren en de kosten van aanpassingen van de regels achteraf, als de markt volwassen is, vermijdt, maar de flexibiliteit behoudt om de regelgeving aan te passen aan de stapsgewijze opbouw van de waterstofsector.
Probleemgebied II: Hernieuwbare en koolstofarme gassen in de bestaande infrastructuur en markten, en energiezekerheid
Probleemgebied II bevat opties om de toegang van hernieuwbare en koolstofarme gassen tot de bestaande gasmarkt en -infrastructuur te bevorderen. Alle opties omvatten ook een progressief interventieniveau om energiezekerheidskwesties aan te pakken, met name een uitbreiding van de bestaande instrumenten, normen en procedures voor hernieuwbare en koolstofarme gassen, doeltreffende solidariteit en de aanpak van risico's in verband met cyberveiligheid voor de gassector. Optie 3 “Geef en bevorder volledige markttoegang voor hernieuwbare en koolstofarme gassen” is de voorkeursoptie voor probleemgebied II. Deze optie omvat maatregelen ter ondersteuning van de toegang van hernieuwbare en koolstofarme gassen tot de groothandelsmarkt, LNG-terminals, en transmissienetten (ongeacht de verbindingslocatie), met inbegrip van tariefkortingen voor injectie in het net en grensoverschrijdend transport. Gaskwaliteit valt onder een geharmoniseerde EU-benadering voor grensoverschrijdende interconnectiepunten, maar de lidstaten behouden wel flexibiliteit. Het toegestane plafond voor bijmenging van waterstof wordt gesteld op 5 % voor alle grensoverschrijdende punten, welk niveau kostenefficiënt is wat aanpassings- en beperkingskosten betreft.
Geef en bevorder volledige markttoegang voor hernieuwbare en koolstofarme gassen: de geplande maatregelen zijn in overeenstemming met de inspanningen van de Unie om klimaatverandering te bestrijden, en om de doelstellingen van de Europese Green Deal te verwezenlijken. De belangrijkste voordelen zijn dat de maatregelen de productiekosten voor producenten van hernieuwbare en koolstofarme gassen verlagen, de mededinging in, liquiditeit van en handel in hernieuwbare gassen vergroten, en tegelijk een lagere uitstoot van broeikasgassen bevorderen. Dit komt consumenten en belastingbetalers ten goede, aangezien minder steun nodig is. Deze optie beperkt ook de risico's voor energiezekerheid, en bespaart tijd en middelen, vermindert onzekerheden, verbetert de doeltreffendheid van noodmaatregelen, en versterkt veiligheidsvoorschriften voor gasondernemingen.
Probleemgebied III: Netplanning
Probleemgebied III beschouwt opties inzake geïntegreerd netplanning. De voorkeursoptie voor probleemgebied III is optie 2: “Nationale planning op basis van Europese scenario’s.” In deze optie is nationale planning toegestaan, maar is die gebaseerd op gezamenlijke scenario's voor gas en elektriciteit, afgestemd op het TYNDP en verbonden met het toepasselijke nationale energie- en klimaatplan. Alle betrokkenen partijen (DSB’s) zijn inbegrepen, en pijpleidingen kunnen worden aangeduid voor herbestemming van methaan naar H2, met een niveau van detail dat niet gemakkelijk op Europees niveau zou kunnen worden bereikt.
Stel nationale planning vast op basis van Europese scenario’s: het belangrijkste voordeel is dat hiermee het risico wordt uitgebannen dat transmissiesysteembeheerders van elektriciteit en gas de evolutie van hun systemen plannen op basis van onverenigbare aannames. Sectorintegratie en een conceptueel systeemplan worden mogelijk gemaakt, maar de voordelen van nadere sectorspecifieke netontwikkelingsplannen blijven behouden. Een gemeenschappelijke visie van de verschillende belanghebbenden is gewaarborgd, waardoor de decarbonisatiestrategieën op nationaal en EU-niveau in aanmerking worden genomen bij netplanning, en het risico van potentiële lock-in of gestrande activa wordt verkleind.
Probleemgebied IV: Laag niveau van klantbetrokkenheid en bescherming op de detailhandelsmarkt voor groen gas
Probleemgebied IV bevat opties die een niet-geregelde benadering bij mededinging en klantbetrokkenheid poneren, of juist een aanpak van de oorzaken van de problemen door middel van nieuwe wetgeving vereisen, in grote lijnen gelijk aan de elektriciteitssector. Uit de analyse volgt optie 2 “flexibele wetgeving” als voorkeursoptie, als weerspiegeling van de consumentenbescherming en de empowermentbepalingen van de elektriciteitsmarkt. Deze optie is waarschijnlijk het meest effectief, efficiënt en in lijn met andere probleemgebieden.
De belangrijkste voordelen zijn dat er een significant potentieel voor besparingen is, dat het nieuwe leveranciers en dienstverleners tot de markt laat toetreden, en dat innovatieve producten worden ontwikkeld, wat leidt tot grotere mededinging, klantbetrokkenheid en economische voordelen. Ook stelt het burgers en gemeenschappen in staat om de maatschappelijke aanvaarding van hernieuwbare en koolstofarme gassen te vergroten, particulier kapitaal ervoor te mobiliseren, en de inzet ervan te bevorderen. De verlaging van het risico op overinvestering heeft een positief milieueffect.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
De voorstellen tot wijziging van de bestaande wetgeving zijn ontworpen in overeenstemming met de in de effectbeoordeling onderzochte kosteneffectieve beleidsopties. Naar verwachting zullen enkele van de voorkeursopties de administratieve-, uitvoerings- en nalevingskosten voor regelgevende instanties en marktspelers laten stijgen. Dit betreft bijvoorbeeld meer administratieve uitwisselingen tussen de NRA’s en aardgastransporteurs, meer coördinatie tussen DSB’s en TSB’s, en meer regelgevende en uitvoeringsinspanningen voor de lidstaten en de nationale instanties. Er worden van het gewijzigde kader echter ook lagere en efficiëntere regulerende kosten verwacht.
Verder blijkt uit de effectbeoordeling dat de voorgestelde maatregelen de meest kostenefficiënte regelgevende opties bieden om de overkoepelende doelstelling van het initiatief te verwezenlijken, namelijk het vaststellen van voorschriften voor de transmissie, distributie, levering en opslag van methaan en waterstofgassen ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van het energiesysteem, met inachtneming van het principe van veilige en betaalbare energie.
De in een aantal van de voorkeursopties vervatte regelgevingskosten op korte termijn moeten worden afgewogen tegen de kosten en inspanningen die op de lange termijn vereist zijn voor een latere integratie en decarbonisatie van het energiesysteem. De voordelen die de opties naar verwachting bieden inzake ondersteuning voor hernieuwbare bronnen, de integratie van het energiesysteem, consumentenbescherming en energiezekerheid wegen veel zwaarder dan de onmiddellijke administratieve en uitvoeringskosten.
Het voorstel draagt verder bij tot een vereenvoudiging van het huidige regelgevende kader door de bepalingen inzake de gasinfrastructuur en -markt te harmoniseren met de nieuwe regelgevingsinfrastructuur die uit het pakket schone energie voortvloeit voor de elektriciteitssector. Veel gebieden van regelgeving, met name klantbetrokkenheid en -bescherming, governance en regulerend toezicht, profiteren naar verwachting van een grotere overeenstemming tussen de sectoren. Vergelijkbare bijdragen worden ook verwacht voor de invoering in een vroeg stadium van een regelgevend kader voor waterstofinfrastructuur en -markten. Deze regels zullen naar verwachting de onmiddellijke administratieve kosten en regulerende lasten voor de nationale instanties en marktspelers verhogen, maar een vroege harmonisatie van de regelgevingsbeginselen voor waterstof zullen de toekomstige nalevingskosten naar verwachting aanzienlijk verlagen, en het risico op grote regelgevende verschillen en uitvoeringskosten voorkomen.
•Grondrechten
Het is van essentieel belang om de waarden van de EU hoog te houden, de grondrechten van de burgers te beschermen en de veiligheid in een opkomende groene en digitale energieomgeving te waarborgen. Tegen deze achtergrond zijn de voorgestelde beleidsmaatregelen inzake gegevensbeheer ontwikkeld, gericht op de waarborging van brede toegang en een breed gebruik van digitale technologieën en van door gegevens gestuurde diensten, met tegelijkertijd de garantie van het recht op privéleven en op bescherming van persoonsgegevens, zoals verankerd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in de algemene verordening gegevensbescherming.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De gevolgen voor de EU-begroting in verband met het voorstel op grond van dit pakket betreft de personele middelen van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) en van het directoraat-generaal Energie van de Europese Commissie, zoals beschreven in het financieel memorandum bij het voorstel van de Commissie voor een herschikking van de [gasrichtlijn]. Het komt erop neer dat er voor de nieuwe taken van ACER, met name inzake de regels ter bevordering van de ontwikkeling van een concurrerende waterstofsector, maar ook de toenemende complexiteit van gasmarkten ten gevolge van het stijgende aandeel van andere gassen dan aardgas, vanaf 2023 21 extra VTE’s nodig zullen zijn. Voor de voorgestelde nieuwe voorschriften voor een nieuwe en groeiende sector, de integratie van nieuwe soorten gas in de gasmarkt en -infrastructuur, en de naleving van de versterkte consumentenbepalingen, moeten ook de personele middelen van DG Energie met vijf extra VTE’s worden versterkt.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
De voortgangscontrole bestaat uit een tweeledige aanpak van de jaarlijkse rapportage door ACER en een evaluatie door de Commissie.
ACER behoudt zijn mandaat voor jaarlijkse controle en rapportage van de marktprestaties in zijn jaarlijkse markttoezichtverslag (verplicht krachtens Verordening (EG) nr. 715/2009), en het toepassingsgebied wordt met waterstof uitgebreid. Binnen een jaar na de vaststelling van de voorstellen zal de Commissie ACER verzoeken zijn huidige controle-indicatoren te actualiseren (met medewerking van de belanghebbenden) om te waarborgen dat ze relevant blijven voor de controle van de voortgang richting de aan de voorstellen ten grondslag liggende doelstellingen. ACER blijft bij de opstelling van het markttoezichtverslag gebruikmaken van de reeds opgestelde gegevensbronnen, uitgebreid met de relevante gegevens over waterstof.
ACER’s jaarlijkse rapportage vervangt de momenteel nog op de Commissie rustende rapportageverplichtingen krachtens de gasrichtlijn. De gedetailleerde voorstellen waarborgen dat ACER’s toezicht complementair is aan ander toezicht (met name uit hoofde van de governance van de energie-unie en van de klimaatactie) om dubbel werk te voorkomen.
De Commissie voert een volledige evaluatie uit van de gevolgen van de voorgestelde initiatieven, met inbegrip van de doeltreffendheid, de efficiëntie, de voortdurende samenhang en de relevantie van de voorstellen, binnen een bepaalde termijn na de inwerkingtreding van de vastgestelde maatregelen (ter indicatie: vijf jaar). Uiterlijk op 31 december 2030 evalueert de Commissie deze richtlijn en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.
•Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
Naar aanleiding van het arrest van het Europees Hof van Justitie in de zaak Commissie/België (zaak C-543/17) moeten de lidstaten hun kennisgevingen van nationale omzettingsmaatregelen vergezeld doen gaan van voldoende duidelijke en nauwkeurige informatie, waarbij wordt aangegeven bij welke bepalingen in het nationale recht welke bepalingen van een richtlijn worden omgezet. Dit geldt voor elke verplichting en niet slechts artikelsgewijs. Wanneer de lidstaten aan deze verplichting voldoen, hoeven zij de Commissie in beginsel geen toelichtende stukken over de omzetting te sturen.
De verordening wordt rechtstreeks en op uniforme wijze toegepast in alle lidstaten en vereist derhalve geen toelichtende stukken.
•Artikelsgewijze toelichting
De voorgestelde herziene richtlijn bestaat uit elf hoofdstukken met 90 artikelen.
Hoofdstuk 1 – Werkingssfeer en definities
Dit hoofdstuk beschrijft het onderwerp en het toepassingsgebied van de voorschriften voor de transmissie, distributie, levering en opslag van gassen via het aardgassysteem en de voorschriften voor het transport, de levering en de opslag van waterstof via het waterstofsysteem. Het definieert ook de belangrijkste termen die in de voorgestelde richtlijn worden gebruikt.
Hoofdstuk 2 – Algemene regels voor de organisatie van de markt
Dit hoofdstuk bevat de voorschriften ter waarborging van de concurrerende, consumentgerichte, flexibele en niet-discriminerende markten voor gas. Het bevat regels inzake markttoegang, zoals de vrije leverancierskeuze, marktgebaseerde leveringsprijzen, openbaredienstverplichtingen, duurzaamheid, certificering van hernieuwbare en koolstofarme gassen, bevordering van regionale samenwerking, alsook technische regels.
Hoofdstuk 3 – Empowerment en bescherming van de consument en kleinhandelsmarkten
Dit hoofdstuk schept in het bijzonder rechten voor de consument: het beschrijft de contractuele basisrechten, de overstaprechten en de vergoedingen, en de regels inzake vergelijkingsinstrumenten, actieve klanten en energiegemeenschappen van burgers. Het bevat ook bepalingen inzake facturering, slimme en conventionele meters en gegevensbeheer.
Het bevat verder bepalingen inzake één enkel contactpunt, het recht op buitengerechtelijke geschillenbeslechting, kwetsbare klanten en kleinhandelsmarkten.
Hoofdstuk 4 – Derdentoegang tot infrastructuur
Dit hoofdstuk is onderverdeeld in drie delen: toegang tot de aardgasinfrastructuur, toegang tot de waterstofinfrastructuur en weigering van toegang en verbinding.
Hoofdstuk 5 – Voorschriften voor transmissie-, opslag- en systeembeheerders van aardgas
Dit hoofdstuk beschrijft de taken betreffende transmissie, opslag, LNG-systeembeheerders, vertrouwelijkheid en beslissingsbevoegdheid.
Hoofdstuk 6 – Distributiesysteembeheer van aardgas
Dit hoofdstuk regelt de aanwijzing van distributiesysteembeheerders, hun taken, de beslissingsbevoegdheid betreffende de aansluiting van de nieuwe productiefaciliteiten voor hernieuwbare en koolstofarme gassen op het distributiesysteem, de ontvlechting van distributiesysteembeheerders, de vertrouwelijkheidsverplichtingen van distributiesysteembeheerders, bepalingen inzake een gesloten distributiesysteem en gecombineerd beheer.
Hoofdstuk 7 – Voorschriften voor specifieke waterstofnetten
Dit hoofdstuk verschaft met name taken inzake het waterstofnet, waterstofopslag en waterstofterminalbeheerders, en bepalingen inzake bestaande waterstofnetten, geografisch afgebakende waterstofnetten, interconnectoren met derde landen, en vertrouwelijkheid voor beheerders.
Hoofdstuk 8 – Geïntegreerde netplanning
Dit hoofdstuk beschrijft netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen, rapportage over waterstofnetontwikkeling, en de financiering van grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur.
Hoofdstuk 9 – Ontvlechting van transmissiesysteembeheerders
Dit hoofdstuk is onderverdeeld in zes delen: Ontvlechting van de eigendom, onafhankelijke systeembeheerders, onafhankelijke transmissiesysteembeheerder, de ontvlechting van specifieke waterstofnetbeheerders en de aanwijzing en de certificering van aardgas- en waterstofsysteembeheerders, en de ontvlechting en transparantie van rekeningen.
Hoofdstuk 10 – Regulerende instanties
Dit hoofdstuk benadrukt de aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties, algemene doelstellingen van de regulerende instantie, hun taken en bevoegdheden, het reguleringsstelsel voor grensoverschrijdende kwesties, naleving van de netcodes en richtsnoeren, en het bijhouden van gegevens.
Hoofdstuk 11 - Slotbepalingen
Het laatste hoofdstuk bevat de slotbepalingen en omvat artikelen over met name beschermingsmaatregelen, een gelijk speelveld, technische overeenkomsten, ontheffingen, de machtigingsprocedure, uitoefening van bevoegdheidsdelegatie, de comitéprocedure, rapportage, intrekking, omzetting, inwerkingtreding en adressaten.
Bijlage 1 gaat over de minimumvoorschriften voor facturering en factureringsinformatie.
Bijlage 2 betreft slimme meters voor aardgas.
Bijlage 3 bevat een concordantietabel.
De voorgestelde herziene verordening bestaat uit vijf hoofdstukken met 69 artikelen.
Hoofdstuk 1 – Toepassingsgebied en definities
Dit hoofdstuk beschrijft het onderwerp en het toepassingsgebied van de voorschriften betreffende de doelstellingen van de energie-unie, het kader voor klimaat en energie, en consumenten. Het definieert ook de belangrijkste termen die in de voorgestelde verordening worden gebruikt.
Hoofdstuk 2 – Algemene regels voor de organisatie van de toegang tot markten en infrastructuur
Dit hoofdstuk regelt de algemene beginselen en de afzonderlijk gereguleerde activa, derdentoegangsdiensten, de marktbeoordeling voor hernieuwbare en koolstofarme gassen, beginselen inzake de mechanismen voor capaciteitsallocatie en de procedure voor congestiebeheer, het verhandelen van capaciteitsrechten, balanceringsregels en tarieven voor onbalans, certificering en samenwerking met de transmissiesysteembeheerders.
Hoofdstuk 3 – Nettoegang
Dit hoofdstuk gaat in op de tarieven voor de toegang tot netten, en kortingen.
Hoofdstuk 4 – Transmissie, opslag, LNG- en waterstofterminalsysteemexploitatie
Dit hoofdstuk beschrijft de bepalingen inzake vaste capaciteit voor hernieuwbare en koolstofarme gassen, grensoverschrijdende coördinatie inzake gaskwaliteit, bijmenging van waterstof, het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas, toezicht door ACER, regulerende instanties, raadplegingen, kosten, regionale samenwerking, TYNDP, transparantievereisten en het bijhouden van gegevens.
Hoofdstuk 5 – Distributiesysteembeheer
Dit hoofdstuk regelt de voorschriften inzake vaste capaciteit voor hernieuwbare en koolstofarme gassen, samenwerking tussen DSB’s en TSB’s, transparantievereisten en de Europese entiteit van distributiesysteembeheerders. Het omvat procedures en taken.
Hoofdstuk 6 – Toegang tot specifieke waterstofnetten
Dit hoofdstuk gaat in op grensoverschrijdende coördinatie inzake waterstofkwaliteit, het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor waterstof en zijn taken, TYNDP voor waterstof, kosten, raadplegingen, toezicht door ACER, regionale samenwerking, en transparantievereisten.
Hoofdstuk 7 – Netcodes en richtsnoeren
Dit hoofdstuk beschrijft de bepalingen inzake de vaststelling van netcodes en richtsnoeren, de opstelling van netcodes, wijzigingen van de netcodes, richtsnoeren, het recht van de lidstaten om nadere maatregelen te treffen, informatieverschaffing, vertrouwelijkheid en sancties. Alle drie de regels zijn aangepast aan waterstof.
Hoofdstuk 8 - Slotbepalingen
Dit hoofdstuk bevat slotbepalingen en omvat artikelen over nieuwe aardgas- en waterstofinfrastructuur, de comitéprocedure, uitzonderingen, ontheffingen, de uitoefening van bevoegdheidsdelegatie, wijzigingen van de voorschriften, wijzigingen om de verordening betreffende de veiligstelling van de gasleveringszekerheid uit te breiden tot hernieuwbare en koolstofarme gassen en maatregelen inzake cyberbeveiliging, solidariteit en opslag, intrekking en inwerkingtreding.
Bijlage 1 bevat richtsnoeren.
Bijlage 2 bevat een concordantietabel.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
2021/0425 (COD)
Voorstel voor een
RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor ⌦ hernieuwbare gassen, ⌫ aardgas en ⌦ waterstof ⌫ tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ⌦ betreffende de werking van de Europese Unie ⌫ , en met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95 ⌦ artikel 194, lid 2 ⌫,
Gezien het voorstel van de ⌦ Europese ⌫ Commissie,
⌦ Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, ⌫
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag
⌦ de gewone wetgevingsprocedure ⌫ ,
Overwegende hetgeen volgt:
⇩ nieuw
(1)Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.
🡻 2009/72/EG overweging 1 (aangepast)
(2)De interne markt voor aardgas, die sinds 1999 geleidelijk is ingevoerd in het geheel van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫, heeft tot doel een echte keuzevrijheid te bieden aan alle consumenten in de Europese Unie, zowel particulieren als ondernemingen, nieuwe mogelijkheden voor economische groei te creëren en de grensoverschrijdende handel te bevorderen en zo efficiëntieverbeteringen, concurrerende tarieven en een betere dienstverlening te bewerkstelligen, alsmede bij te dragen tot de leverings- en voorzieningszekerheid en de duurzaamheid van de economie.
🡻 2009/73/EG overweging 2 (aangepast)
⇨ nieuw
(3)Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas
⌦ en Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad ⌫ hebben heeft aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van een dergelijke interne markt voor aardgas.
⇩ nieuw
(4)In het kader van het door de Commissie op 30 november 2016 voorgestelde pakket “Schone energie voor alle Europeanen” is met Verordening (EU) 2019/943 en Richtlijn (EU) 2019/944 een verdere stap gezet in de ontwikkeling van de interne markt voor elektriciteit, waarbij de burgers centraal staan en een bijdrage wordt geleverd aan de doelstellingen van de Unie inzake de overgang naar een schone-energiesysteem en de vermindering van broeikasgasemissies. De interne markt voor aardgas moet op dezelfde beginselen berusten en met name een gelijk niveau van consumentenbescherming waarborgen.
(5)De Unie streeft ernaar de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Daartoe heeft zij een reeks initiatieven aangenomen, waaronder de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem en de waterstofstrategie die de Commissie in juli 2020 heeft gepubliceerd - waarin wordt uiteengezet hoe de energiemarkten kunnen worden gemoderniseerd, onder meer door de gasmarkten de decarboniseren - alsook Verordening (EU) 2018/1999 en Verordening (EU) 2021/1119. Deze richtlijn moet bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstellingen, waarbij de leveringszekerheid en een goed functionerende interne markt voor gassen, met inbegrip van waterstof, worden gewaarborgd.
(6)Deze richtlijn beoogt de penetratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen in het energiesysteem te bevorderen en de rol van fossiel gas te verkleinen, en om die nieuwe gassen een belangrijke rol te laten spelen bij de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen van de EU voor 2030 en klimaatneutraliteit in 2050. De richtlijn beoogt verder een regelgevend kader op te zetten dat alle marktdeelnemers stimuleert en in staat stelt de overgangsrol van fossiel gas in aanmerking te nemen bij de planning van hun activiteiten om lock-in-effecten te vermijden en een geleidelijke en tijdige uitfasering van fossiel gas te waarborgen, met name in alle relevante industriële sectoren en voor verwarmingsdoeleinden.
(7)De waterstofstrategie van de EU onderkent dat, in het licht van het uiteenlopende potentieel van de EU-lidstaten voor de productie van hernieuwbare waterstof, een open en concurrerende EU-markt met onbeperkte grensoverschrijdende handel belangrijke voordelen biedt voor de mededinging, de betaalbaarheid en de leveringszekerheid. Bovendien wordt benadrukt dat het toewerken naar een liquide markt met een op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel de deelname van nieuwe producenten zou vergemakkelijken en gunstig zou zijn voor een verdergaande integratie met andere energiedragers. Het zou realistische prijssignalen geven voor investeringen en operationele beslissingen. De voorschriften moeten dus bevorderlijk zijn voor de opkomst van waterstofmarkten en op grondstoffen gebaseerde waterstofhandel en liquide handelshubs, en de lidstaten moeten onnodige belemmeringen hiervoor wegnemen. De bestaande regels voor de markten van en de handel in elektriciteit en gas die efficiënte commerciële activiteiten mogelijk maken, moeten, rekening houdend met inherente verschillen, voor zover passend en binnen een passend tijdsbestek van toepassing worden op de waterstofmarkten van de Unie.
(8)In overeenstemming met de waterstofstrategie van de EU zal hernieuwbare waterstof naar verwachting vanaf 2030 op grote schaal worden ingezet om bepaalde sectoren koolstofvrij te maken, variërend van luchtvaart en scheepvaart tot moeilijk koolstofvrij te maken industriële sectoren. Alle op waterstofsystemen aangesloten eindafnemers zullen fundamentele consumentenrechten hebben die van toepassing zijn op eindafnemers die zijn aangesloten op het aardgassysteem, zoals het recht om van leverancier te veranderen en nauwkeurige factureringsinformatie te krijgen. In gevallen waarin afnemers op het waterstofnet zijn aangesloten, bijvoorbeeld industriële afnemers, zullen deze van dezelfde rechten inzake consumentenbescherming genieten als aardgasafnemers. Consumentenvoorzieningen die bedoeld zijn om de deelname van huishoudens aan de markt aan te moedigen, zoals prijsvergelijkingstools, actieve afnemers en energiegemeenschappen van burgers, zijn echter niet van toepassing op het waterstofsysteem.
(9)In overeenstemming met de waterstofstrategie is de ontwikkeling van voornamelijk uit zonne- en windenergie geproduceerde hernieuwbare waterstof een prioriteit voor de EU. Hernieuwbare waterstof is de optie die het best verenigbaar is met de doelstelling van de EU op het gebied van klimaatneutraliteit en nul vervuiling op de lange termijn en die het meest coherent is met een geïntegreerd energiesysteem. Koolstofarme brandstoffen, zoals koolstofarme waterstof, kunnen echter een rol spelen in de energietransitie, met name op korte en middellange termijn, om de emissies van bestaande brandstoffen snel te verminderen en het gebruik van hernieuwbare brandstoffen zoals hernieuwbare waterstof te ondersteunen. Om de transitie te ondersteunen, moet een drempel voor broeikasgasemissiereducties voor koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen worden vastgesteld. Deze drempel moet strenger worden voor waterstof die wordt geproduceerd in installaties die vanaf 1 januari 2031 operationeel worden, teneinde rekening te houden met technologische ontwikkelingen en de dynamische vooruitgang op de weg naar broeikasgasemissiereducties door waterstofproductie beter te stimuleren. In de EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem werd benadrukt dat een EU-breed certificeringssysteem moet worden ingevoerd dat ook betrekking heeft op koolstofarme brandstoffen, teneinde de lidstaten in staat te stellen deze te vergelijken met andere opties voor het koolstofarm maken van de economie en deze in hun energiemix als een haalbare oplossing te beschouwen. Om ervoor te zorgen dat koolstofarme brandstoffen dezelfde decarbonisatie-effecten hebben als andere hernieuwbare alternatieven, is het belangrijk dat deze worden gecertificeerd aan de hand van een vergelijkbare methodologische aanpak op basis van een levenscyclusbeoordeling van hun totale broeikasgasemissies. Dit zou het mogelijk maken een alomvattend certificeringssysteem voor de hele EU in te voeren dat de hele energiemix van de Unie bestrijkt. Aangezien koolstofarme brandstoffen en koolstofarme waterstof geen hernieuwbare brandstoffen zijn, kunnen hun terminologie en certificering niet worden opgenomen in het voorstel voor de herziening van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad. Om deze leemte alsnog op te vullen, worden zij in deze richtlijn opgenomen.
🡻 2009/73/EG overweging 3
(10)De vrijheden die de burgers van de Unie in het Verdrag worden gegarandeerd onder meer het vrij verkeer van goederen, de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten kunnen evenwel enkel verwezenlijkt worden in een volledig opengestelde markt waarop alle consumenten hun leveranciers vrijelijk kunnen kiezen en alle aanbieders vrijelijk aan hun afnemers kunnen leveren.
🡻 2009/73/EG overweging 4
(4)Momenteel bestaan er evenwel belemmeringen voor de verkoop van aardgas onder gelijke voorwaarden en zonder discriminatie of achterstelling in de Gemeenschap. Er is met name nog steeds geen sprake van een niet-discriminerende nettoegang en van een gelijk niveau van toezicht door de regelgevende instanties in de lidstaten.
🡻 2009/73/EG overweging 5
(5)In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007„Een energiebeleid voor Europa” wordt het belang onderstreept van de voltooiing van de interne markt voor aardgas en de totstandbrenging van gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle in de Gemeenschap gevestigde aardgasbedrijven. Uit de mededelingen van 10 januari 2007 getiteld „de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt” en over „Onderzoek op grond van artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1/2003 naar de Europese gas- en elektriciteitssectoren (Eindverslag)” blijkt dat de huidige regels en maatregelen niet het vereiste kader leveren om de doelstelling van een goed functionerende interne markt te verwezenlijken.
🡻 2009/73/EG overweging 48 (aangepast)
⇨ nieuw
(11)De consumentenbelangen zouden in deze richtlijn centraal moeten staan, en de kwaliteit van de dienstverlening zou een kerntaak van aardgasbedrijven moeten zijn. Bestaande rechten van consumenten ⇨ en rechten van toegang tot essentiële diensten, waaronder energiediensten, alsook bescherming tegen energiearmoede, zoals vermeld in de mededeling over de Europese pijler van sociale rechten, ⇦ moeten worden versterkt en gewaarborgd, en dienen meer transparantie te omvatten. Consumentenbescherming zou moeten waarborgen dat alle consumenten in de ruimere context van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ profiteren van een concurrerende ⌦ gasmarkt ⌫markt. Consumentrechten dienen door de lidstaten te worden gehandhaafd, of indien een lidstaat hierin voorziet, door de regulerende instanties.
⇩ nieuw
(12)In de Europese pijler van sociale rechten wordt energie beschouwd als een essentiële dienst waartoe iedereen toegang moet hebben en wordt er opgeroepen tot steunmaatregelen voor wie er behoefte aan heeft (beginsel 20). Ook in VN-doelstelling 7 inzake duurzame ontwikkeling wordt gevraagd toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen te verzekeren.
🡻 2009/73/EG overweging 47 (aangepast)
(13)De Eeisen inzake openbaredienstverlening en de gemeenschappelijke minimumnormen die daaruit voortvloeien, moeten verder worden versterkt om te waarborgen dat alle verbruikers, met name de kwetsbaren onder hen, hun voordeel doen bij de vrije mededinging en bij billijke prijzen. De eisen inzake openbaredienstverlening dienen op nationaal niveau te worden gedefinieerd, met inachtneming van nationale omstandigheden; het Gemeenschapsrecht ⌦ Unierecht ⌫ dient echter door de lidstaten te worden nageleefd. De burgers van de Unie en, waar dit door de lidstaten opportuun wordt geacht, kleine ondernemingen, dienen te kunnen profiteren van openbaredienstverplichtingen, vooral waar het gaat om leverings- en voorzieningszekerheid en redelijke tarieven.
⇩ nieuw
(14)De lidstaten moeten over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikken om aan elektriciteitsbedrijven openbaredienstverplichtingen op te leggen bij het nastreven van doelstellingen van algemeen economisch belang. Openbaredienstverplichtingen die de vorm aannemen van prijsstelling voor de aardgaslevering, vormen evenwel fundamenteel een verstorende maatregel die vaak leidt tot de accumulatie van tarieftekorten, de beperking van de keuze van de consument, minder stimulansen voor investeringen in energiebesparing en energie-efficiëntie, lagere dienstverleningsnormen, een lager niveau van betrokkenheid en tevredenheid van consumenten, en de beperking van de mededinging, alsook tot minder aanbod van innovatieve producten en diensten op de markt. De lidstaten moeten derhalve andere beleidsinstrumenten toepassen, en dan met name gerichte sociale beleidsmaatregelen, om de betaalbare levering van aardgas aan hun burgers te vrijwaren. Overheidsoptreden in de prijsstelling voor de levering van aardgas zou alleen als openbaredienstverplichting mogen worden toegepast en zou aan specifieke voorwaarden onderworpen moeten zijn. Een volledig geliberaliseerde, goed functionerende retailmarkt voor aardgas zou de concurrentie op prijs en op andere punten dan prijs onder bestaande leveranciers stimuleren en zou stimulansen moeten bieden aan nieuwe deelnemers op de markt, waardoor de keuze en de tevredenheid van de consument verbetert.
(15)Openbaredienstverplichtingen die de vorm van prijsstelling voor de aardgasvoorziening aannemen, moeten worden gebruikt zonder afbreuk te doen aan het beginsel van open markten, in duidelijk omschreven omstandigheden, ten aanzien van duidelijk omschreven begunstigden, en moeten beperkt zijn in duur. Om de verstorende effecten van openbaredienstverplichtingen bij de prijsstelling voor de aardgasvoorziening te beperken, moeten de lidstaten die op deze manier ingrijpen aanvullende maatregelen treffen, waaronder maatregelen om te voorkomen dat de prijsstelling voor groothandelsmarkten wordt verstoord. De lidstaten moeten er tevens voor zorgen dat alle begunstigden van gereguleerde prijzen, indien zij dit wensen, ten volle profijt kunnen trekken van de aanbiedingen op de concurrerende markt. Daarom moeten zij rechtstreeks en op gezette tijden worden geïnformeerd over de beschikbare aanbiedingen en besparingsmogelijkheden op de concurrerende markt en hulp krijgen om in te spelen op en te profiteren van marktgebaseerde aanbiedingen.
(16)Overheidsingrijpen in de prijsstelling van de aardgasvoorziening mogen niet leiden tot directe kruissubsidiëring tussen verschillende categorieën afnemers. Volgens dit beginsel mogen prijssystemen bepaalde categorieën afnemers niet expliciet verplichten de kosten te dragen van prijsingrepen die andere categorieën afnemers beïnvloeden.
🡻 2009/73/EG overweging 49 (aangepast)
⇨ nieuw
(17)De consumenten moeten kunnen beschikken over duidelijke en begrijpelijke informatie over hun rechten ten aanzien van de energiesector. De Commissie dient ⌦ heeft ⌫ na raadpleging van de relevante belanghebbenden, waaronder lidstaten, nationale regulerende instanties, consumentenorganisaties en aardgasbedrijven, een toegankelijke, gebruikersvriendelijke checklist voor energieconsumenten op te stellen ⌦ opgesteld ⌫ met praktische informatie voor de consument over zijn rechten. Deze checklist dient ⇨ up-to-date te worden gehouden, ⇦ aan alle consumenten te worden uitgereikt en algemeen beschikbaar te zijn.
⇩ nieuw
(18)De lidstaten moeten er rekening mee houden dat voor een succesvolle transitie meer moet worden geïnvesteerd in onderwijs en vaardigheden voor werknemers in de gassector, onder meer met betrekking tot de ontwikkeling van infrastructuur. Een dergelijke vermelding zou in overeenstemming zijn met het voorstel voor een herziening van de EED (2021/0203 (COD)).
(19)Marktregels moeten afnemers beschermen en hun de mogelijkheid bieden koolstofarme keuzes te maken, zodat nieuwe hernieuwbare en koolstofarme gassen volledig kunnen worden geïntegreerd in de energietransitie.
(20)Aardgas speelt nog steeds een belangrijke rol in de energievoorziening, aangezien huishoudens nog steeds meer energie uit aardgas dan uit elektriciteit verbruiken. Hoewel elektrificatie een essentieel element van de groene transitie is, zullen huishoudens in de toekomst nog steeds aardgas verbruiken, waaronder grotere volumes hernieuwbaar gas.
(21)Aangezien de aardgassector, met inbegrip van de kleinhandelsmarkt voor aardgas, geen deel uitmaakte van het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”, zijn de desbetreffende bepalingen inzake consumentenbetrokkenheid en -bescherming niet afgestemd op de behoeften van de energietransitie, maar op de situatie van meer dan tien jaar geleden toen het derde energiepakket werd aangenomen.
(22)Op de aardgasmarkt is er sprake van slechte klanttevredenheid en -betrokkenheid en van een traag gebruik van nieuwe hernieuwbare en koolstofarme gassen, allemaal tekenen van beperkte mededinging in veel lidstaten. In tegenstelling tot de dalende prijzen op de groothandelsmarkten zijn de aardgasprijzen voor huishoudelijke afnemers de afgelopen tien jaar gestegen, waardoor huishoudelijke afnemers twee tot drie keer meer betalen voor hun aardgasverbruik dan industriële afnemers.
(23)Net als in de elektriciteitssector zijn marktflexibiliteit en een adequaat rechtskader voor consumentenrechten in de aardgassector essentieel om ervoor te zorgen dat consumenten kunnen deelnemen aan de energietransitie en kunnen profiteren van betaalbare prijzen, goede dienstverleningsnormen en daadwerkelijke keuzemogelijkheden die de technologische ontwikkelingen weerspiegelen.
(24)De overschakeling van fossiel gas op hernieuwbare alternatieven zal verwerkelijken als energie uit hernieuwbare bronnen een aantrekkelijke, niet-discriminerende keuze wordt voor consumenten op basis van echt transparante informatie, waarbij de transitiekosten eerlijk worden verdeeld over verschillende groepen consumenten en marktdeelnemers.
(25)Om de huidige lacunes op de kleinhandelsmarkt voor gas aan te pakken, moeten de bestaande mededingingsbelemmeringen en technische obstakels voor de opkomst van nieuwe diensten, betere dienstverleningsniveaus en lagere consumentenprijzen worden aangepakt, en moet tegelijk de bescherming van arme en kwetsbare afnemers worden gewaarborgd.
(26)Om een hoog niveau van consumentenbescherming en -empowerment in alle energiesectoren te waarborgen, moet het rechtskader voor de wetgeving inzake de koolstofvrije gasmarkt een weerspiegeling zijn van de bescherming, en waar relevant de empowerment, die de consument op de elektriciteitsmarkt geniet.
(27)Met het oog op een coherente en doeltreffende benadering moet deze weerspiegeling alle bepalingen inzake consumentenbescherming en empowerment omvatten, waar mogelijk en indien aanpasbaar aan de gasmarkt. Dit moet gaan van contractuele basisrechten tot regels voor factureringsinformatie, het overstappen naar een andere energieleverancier, de beschikbaarheid van betrouwbare vergelijkingsinstrumenten, de bescherming van kwetsbare en energiearme afnemers, adequate gegevensbescherming voor slimme meters en gegevensbeheer, en regels voor efficiënte alternatieve geschillenbeslechting.
(28)Bij het streven naar consistente bepalingen voor alle sectoren moeten de lasten voor nationale overheden en bedrijven worden beperkt en evenredig zijn door tevens voort te bouwen op de ervaring met het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”.
(29)De modernisering van de gassector zal naar verwachting aanzienlijke economische voordelen opleveren, zowel in de vorm van verbeterde mededinging op detailhandelsniveau als in de vorm van sociale en verdelingsvoordelen en empowerment van de afnemer, met inbegrip van versterkte contractuele rechten en betere informatie over het verbruik en over de energiebronnen die tot groenere keuzes leiden. De betrokken energiegemeenschappen moeten bijdragen tot de ingebruikname van hernieuwbaar gas.
(30)Overstappen naar een andere leverancier is een belangrijke indicator die wijst op betrokkenheid van de consument, en is een belangrijk instrument om de concurrentie op de aardgasmarkt te stimuleren. Het percentage afnemers dat overstapt op een andere leverancier verschilt van lidstaat tot lidstaat en door uitstap- en beëindigingsvergoedingen worden afnemers ontmoedigd om over te stappen. Hoewel het afschaffen van dergelijke vergoedingen de keuze van de consument zou kunnen beperken doordat producten die gebaseerd zijn op het belonen van consumententrouw niet langer worden aangeboden, zou het beperken van het verdere gebruik ervan het welzijn en de betrokkenheid van de consument en de concurrentie op de markt verbeteren.
(31)Kortere overstaptijden zetten afnemers er waarschijnlijk toe aan om te zoeken naar betere energiecontracten en over te stappen op een andere leverancier. Het toegenomen gebruik van informatietechnologie moet het mogelijk maken dat uiterlijk in 2026 het technische overstapproces waarbij een nieuwe leverancier op een meetpunt bij de marktdeelnemer wordt geregistreerd, op werkdagen normaliter binnen 24 uur wordt afgerond. De garantie dat dit technische overstapproces uiterlijk op die datum binnen 24 uur kan plaatsvinden, zou ertoe bijdragen dat de overstaptijd tot een minimum wordt beperkt, hetgeen mede leidt tot een grotere betrokkenheid van de consument en tot concurrentie op detailhandelsniveau.
(32)Verschillende factoren verhinderen dat consumenten toegang hebben tot de verschillende bronnen van marktinformatie die hun ter beschikking staan, en dat zij deze informatie begrijpen en ernaar handelen. Daaruit volgt dat de vergelijkbaarheid van het aanbod moet worden verbeterd en de factoren die overstappen bemoeilijken zoveel mogelijk moeten worden beperkt zonder de keuze van de consument onnodig te beperken.
(33)Met behulp van onafhankelijke vergelijkingsinstrumenten, waaronder websites, kunnen kleinere afnemers op een doeltreffende manier de verdiensten van de verschillende op de markt beschikbare energieaanbiedingen beoordelen. Zij moeten trachten een zo breed mogelijk scala aan op de markt beschikbaar aanbod te tonen en de markt zo volledig mogelijk te dekken, zodat de afnemer een representatief overzicht krijgt. Het is van wezenlijk belang dat kleine afnemers toegang hebben tot ten minste één vergelijkingsinstrument en dat de informatie die via dergelijke instrumenten wordt verstrekt, betrouwbaar, onpartijdig en transparant is. De lidstaten kunnen hiertoe voorzien in een vergelijkingsinstrument dat wordt beheerd door een nationale instantie of een particuliere onderneming.
(34)Eindafnemers moeten ook zelf geproduceerd hernieuwbaar gas kunnen verbruiken, opslaan en verkopen en aan alle aardgasmarkten kunnen deelnemen door ondersteunende diensten aan het systeem te verlenen, bijvoorbeeld door energie op te slaan. De lidstaten moeten in hun nationale recht kunnen beschikken over verschillende bepalingen met betrekking tot belastingen en heffingen voor individuele en gezamenlijk optredende actieve afnemers.
(35)Gezien de rol die zij kunnen spelen bij het koolstofvrij maken van het energiesysteem, moeten bepaalde categorieën energie-initiatieven van burgers op de aardgasmarkt op het niveau van de Unie worden erkend als “energiegemeenschappen van burgers”. Deze gemeenschappen moeten het gebruik van hernieuwbaar gas in het aardgassysteem vergemakkelijken. Om hun een billijke behandeling en gelijke mededingingsvoorwaarden te bieden, moeten een ondersteunend kader en een welomschreven lijst van rechten en verplichtingen worden vastgesteld die een algemene weerspiegeling zijn van de deelnamestructuur, de governancevoorschriften en het doel van energiegemeenschappen van burgers in Richtlijn (EU) 2019/944.
(36)De bepalingen betreffende energiegemeenschappen van burgers laten andere burgerinitiatieven, zoals hernieuwbare-energiegemeenschappen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 of burgerinitiatieven die voortkomen uit privaatrechtelijke overeenkomsten, onverlet. Lidmaatschap van een energiegemeenschap van burgers moet open staan voor alle categorieën entiteiten. De beslissingsbevoegdheden binnen een energiegemeenschap van burgers moeten echter beperkt blijven tot de leden of aandeelhouders die niet betrokken zijn bij grootschalige commerciële activiteiten en voor wie de energiesector niet de voornaamste economische activiteit vormt. Dit betekent dat energiegemeenschappen van burgers en individuele leden of aandeelhouders financieel en economisch onafhankelijk moeten zijn van entiteiten die bij dergelijke activiteiten betrokken zijn, onverminderd de mogelijkheid voor energiegemeenschappen van burgers om het beheer van de installaties die nodig zijn voor hun activiteiten, met inbegrip van installatie, exploitatie, gegevensverwerking en onderhoud, uit te besteden.
(37)Facturen en factureringsinformatie zijn een belangrijk middel om eindafnemers te informeren en slagvaardiger te maken. Energiefacturen zijn nog steeds het grootste punt van zorg en een bron van klachten van consumenten, en dus een factor die bijdraagt tot de permanent lage percentages consumententevredenheid en betrokkenheid bij de gassector. De bepalingen inzake factureringsinformatie in de gassector lopen ook achter op de rechten die aan consumenten in de elektriciteitssector worden toegekend. Het is daarom noodzakelijk deze in overeenstemming te brengen en minimumeisen vast te stellen voor facturen en factureringsinformatie in de gassector, zodat consumenten toegang hebben tot transparante en gemakkelijk te begrijpen informatie. Facturen moeten de eindafnemers informatie bieden over hun verbruik en kosten, zodat deze de aanbiedingen gemakkelijker kunnen vergelijken en gemakkelijker op een andere leverancier kunnen overstappen, en moeten ook informatie bieden over hun consumentenrechten (bijvoorbeeld inzake alternatieve geschillenbeslechting). Bovendien moeten facturen een instrument zijn om consumenten actief bij de markt te betrekken, zodat zij hun consumptiepatronen kunnen beheren en groenere keuzes kunnen maken.
(38)De regelmatige verstrekking van accurate factureringsinformatie op basis van het feitelijke gasverbruik, vergemakkelijkt door slimme-metersystemen, is belangrijk om afnemers te helpen hun gasverbruik en de bijbehorende kosten te reguleren. Afnemers, met name huishoudelijke afnemers, moeten niettemin toegang hebben tot flexibele regelingen voor het betalen van hun facturen.
🡻 2009/73/EG overweging 47 (aangepast)
⇨ nieuw
(39)Toegang tot objectieve en transparante verbruiksgegevens is bij de levering aan afnemers een belangrijk aspect. De consumenten moeten dan ook over hun verbruiksgegevens en de bijbehorende prijzen en servicekosten kunnen beschikken, zodat zij concurrenten kunnen uitnodigen een op deze gegevens ⌦ informatie ⌫ gebaseerd aanbod te doen. De consument moet ook het recht hebben om naar behoren te worden geïnformeerd over zijn energieverbruik. Bij vooruitbetaling ⇨ mogen de gebruikers daarvan niet buitenproportioneel worden benadeeld en ⇦ dient te worden uitgegaan van het verwachte aardgasverbruik, en uiteenlopende betalingssystemen mogen klanten niet discrimineren. Voldoende regelmatig aan de consument verstrekte informatie over de energiekosten zal ⌦ moet ⌫ een stimulans zijn voor energiebesparing aangezien de consument afnemer hierdoor feedback krijgt over het effect van investeringen in energie-efficiëntie en het effect van gedragswijziging.
🡻 2009/73/EG overweging 52 (aangepast)
⇨ nieuw
(40)⇨ Wanneer op nationaal niveau een beslissing wordt genomen omtrent de uitrol van slimme-metersystemen voor aardgas, ⇦ De invoering van intelligente meetsystemen moet ⌦ die beslissing ⌫ gebaseerd kunnen worden op een economische evaluatie. ⇨ In die economische evaluatie moet rekening worden gehouden met de langetermijnvoordelen van de uitrol van slimme-metersystemen voor consumenten en de hele waardeketen. ⇦ Indien uit die evaluatie blijkt dat de invoering van dergelijke meetsystemen alleen economisch haalbaar en kosteneffectief is voor afnemers met een zeker ⇨ aardgasverbruik ⇦ gasverbruik, moeten de lidstaten hier rekening mee kunnen houden bij de invoering van intelligente meetsystemen ⌦ uitrol ⌫. ⇨ Dergelijke evaluaties dienen echter op regelmatige basis te worden herzien om ze aan te passen aan grote veranderingen in de onderliggende veronderstellingen, of ten minste om de vier jaar, gezien de snelle technologische ontwikkelingen. ⇦
⇩ nieuw
(41)Om de actieve marktdeelname van eindafnemers te ondersteunen, moeten bij de in te voeren slimme-metersystemen terdege rekening worden gehouden met het gebruik van relevante beschikbare normen, waaronder normen die interoperabiliteit op het niveau van het datamodel en de applicatielaag mogelijk maken, met beste praktijken en met het belang van de ontwikkeling van gegevensuitwisseling, voor toekomstige en innovatieve energiediensten. Bovendien mogen de slimme-metersystemen die worden ingevoerd geen belemmering vormen voor het overstappen naar een andere leverancier in het geval van aardgasverbruikers, en moeten zij zijn uitgerust met functionaliteiten die geschikt zijn voor het beoogde doel en de eindafnemers in staat stellen tijdig toegang te krijgen tot hun verbruiksgegevens, hun energiegedrag aan te passen, daarvoor beloond te worden en op hun factuur te besparen.
(42)De lidstaten die niet systematisch slimme-metersystemen invoeren in het aardgassysteem, moeten het de afnemers mogelijk maken, op hun verzoek en onder eerlijke en redelijke voorwaarden, van de installatie van een slimme meter te profiteren, en moeten hun alle relevante informatie verstrekken.
(43)In de lidstaten zijn, of worden momenteel, verschillende modellen voor het beheer van gegevens ontwikkeld in verband met de invoering van slimme-metersystemen. Onafhankelijk van het gegevensbeheermodel is het belangrijk dat lidstaten transparante regels instellen voor de toegang tot gegevens onder niet-discriminerende voorwaarden, en het hoogste niveau van cyberbeveiliging en gegevensbescherming garanderen, alsmede de onpartijdigheid van de entiteiten die gegevens verwerken.
🡻 2009/73/EG overweging 51
(44)Efficiënte en voor alle consumenten toegankelijke middelen van geschillenbeslechting zijn een garantie voor betere consumentenbescherming. De lidstaten moeten voorzien in procedures voor een snelle en doeltreffende afhandeling van klachten.
🡻 2009/73/EG overweging 50 (aangepast)
(50)Energiearmoede wordt in de Gemeenschap een steeds groter probleem. De lidstaten die hierdoor getroffen zijn en die zulks nog niet hebben gedaan, moeten dan ook nationale actieplannen ontwikkelen of andere adequate maatregelen treffen om energiearmoede aan te pakken en te zorgen voor een vermindering van het aantal personen dat onder een dergelijke situatie lijdt. De lidstaten dienen er in ieder geval voor te zorgen dat kwetsbare afnemers van energie voorzien blijven. Hierbij zou gebruik kunnen worden gemaakt van een geïntegreerde aanpak, bijvoorbeeld in het kader van het sociaal beleid, en de maatregelen zouden sociale beleidsmaatregelen of verbeteringen van de energie-efficiëntie van huizen kunnen omvatten. Op zijn minst zou deze richtlijn nationale beleidsmaatregelen ten gunste van kwetsbare afnemers moeten toestaan.
⇩ nieuw
(45)De lidstaten moeten passende maatregelen nemen, zoals het voorzien van steun door middel van hun socialezekerheidsstelsel om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van voorzien zijn, of het voorzien van steun voor verbetering van de energie-efficiëntie, teneinde energiearmoede waar deze wordt vastgesteld op grond van artikel 3, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad, aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Die maatregelen zouden kunnen verschillen naar gelang van de bijzondere omstandigheden in de betrokken lidstaat, en zouden maatregelen op het gebied van sociaal en energiebeleid kunnen omvatten in verband met de betaling van gasfacturen, investeringen in de energie-efficiëntie van woongebouwen of consumentenbescherming, zoals waarborgen tegen afsluiting.
(46)Overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 en Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad heeft de Commissie indicatieve richtsnoeren verstrekt inzake passende indicatoren voor het meten van energiearmoede en het definiëren van een “aanzienlijk aantal huishoudens dat kampt met energiearmoede”.
(47)Door de administratieve vergunningsprocedures te vereenvoudigen en te stroomlijnen en duidelijke termijnen vast te leggen voor besluiten die moeten worden genomen door de autoriteiten die bevoegd zijn voor het afgeven van vergunningen, zouden waterstofproductiefaciliteiten en infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen in een passend tempo moeten kunnen worden uitgerold. De lidstaten moet worden verzocht verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang. Grandfathering van toestemmingen (zoals vergunningen, machtigingen, concessies of goedkeuringen) die krachtens nationaal recht worden verleend voor de aanleg en exploitatie van bestaande aardgaspijpleidingen en andere netwerkactiva, is nodig zodra de getransporteerde gasvormige energiedrager in een gaspijpleiding verandert van aardgas in (zuivere) waterstof. Dit moet onnodige vertraging bij het herbestemmen van bestaande aardgaspijpleidingen en andere netwerkactiva voor waterstoftransport voorkomen. Er moet worden vermeden dat de voorwaarden voor het verlenen van vergunningen voor infrastructuurvoorzieningen van waterstofsystemen wezenlijk verschillen, tenzij dit voldoende wordt gemotiveerd. Technische veiligheidsoverwegingen kunnen een gedifferentieerde aanpak bij de grandfathering van bestaande vergunningen of de afgifte van nieuwe vergunningen rechtvaardigen. De bepalingen inzake toestemmingsprocedures moeten van toepassing zijn onverminderd het internationaal recht en het recht van de Unie, met inbegrip van bepalingen ter bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid. In naar behoren gerechtvaardigde buitengewone omstandigheden moet het mogelijk zijn de termijnen voor toestemmingsprocedures met maximaal een jaar te verlengen.
(48)Door aanvragers gedurende de procedures voor het aanvragen en verlenen van vergunningen via een administratief contactpunt advies te geven, wordt getracht de complexiteit voor projectontwikkelaars te reduceren en de efficiëntie en transparantie te vergroten. De efficiëntie kan ook worden vergroot door aanvragers de mogelijkheid te bieden relevante documenten in digitale vorm in te dienen en hun een procedurehandboek ter beschikking te stellen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de autoriteiten die de toestemmingsprocedures toepassen, actief betrokken worden bij het aanpakken van resterende belemmeringen, met inbegrip van niet-financiële belemmeringen zoals een gebrek aan kennis, digitale en personele middelen die de verwerking van een toenemend aantal toestemmingsprocedures in de weg staan.
🡻 2009/73/EG overweging 6
(49)Zonder een effectieve scheiding van netten en productie- en leveringsactiviteiten („effectieve ontvlechting”) bestaat er een risico op discriminatie, niet alleen bij de exploitatie van de netten, maar ook wat betreft de stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om in toereikende mate in hun netten te investeren.
🡻 2009/73/EG overweging 7
(50)De juridische en functionele ontvlechtingsregels als bepaald in Richtlijn 2003/55/EG hebben evenwel niet geleid tot een effectieve ontvlechting van de transmissiesysteembeheerders. Derhalve heeft de Europese Raad in zijn zitting van 8 en 9 maart 2007 de Commissie verzocht om wetgevingsvoorstellen uit te werken voor een daadwerkelijke scheiding tussen leverings- en productiediensten, enerzijds, en netexploitatie, anderzijds.
🡻 2009/73/EG overweging 8 (aangepast)
(51)Uitsluitend het wegwerken van stimulansen voor verticaal geïntegreerde bedrijven om hun concurrenten met betrekking tot nettoegang en netinvesteringen te discrimineren, kan een effectieve ontvlechting waarborgen. Ontvlechting van de eigendom, hetgeen met zich brengt dat de neteigenaar wordt aangewezen als de systeembeheerder en onafhankelijk is van belangen bij de productie en levering, is duidelijk een effectieve en stabiele manier om het inherente belangenconflict op te lossen en de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid te waarborgen. Om deze reden heeft het Europees Parlement in zijn resolutie van 10 juli 2007 inzake de vooruitzichten voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt
gesteld dat het ontvlechting van de eigendom op het niveau van de transmissie ziet als het efficiëntste middel om investeringen in infrastructuur op niet-discriminerende wijze te bevorderen en te zorgen voor eerlijke toegang tot het net voor nieuwkomers en transparantie op de markt. In het kader van ontvlechting van de eigendom moet van de lidstaten worden geëist dat zij ervoor waken dat dezelfde persoon of personen zeggenschap kan dan wel kunnen uitoefenen over een productie- of leveringsbedrijf en tegelijk zeggenschap of rechten kan dan wel kunnen uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem. Omgekeerd moet zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder de mogelijkheid uitsluiten zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf. Binnen deze grenzen mogen productie- of leveringsbedrijven minderheidsbelangen hebben in transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen.
🡻 2009/73/EG overweging 9
(52)Eventuele systemen voor ontvlechting moeten doeltreffend zijn bij het wegnemen van eventuele belangenconflicten tussen producenten, leveranciers en transmissiesysteembeheerders, teneinde prikkels te creëren voor de nodige investeringen en de toegang van nieuwkomers op de markt met een transparant, efficiënt reguleringsstelsel te waarborgen, en zij mogen voor nationale regulerende instanties geen te bezwaarlijk reguleringsstelsel opleveren.
🡻 2009/73/EG overweging 10
(53)De definitie van de term „zeggenschap” is overgenomen uit Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen.
🡻 2009/73/EG overweging 11
(54)Aangezien ontvlechting van de eigendom in sommige gevallen een herstructurering van de bedrijven vergt, moeten de lidstaten die besluiten tot ontvlechting van de eigendom over te gaan, extra tijd krijgen om de relevante bepalingen toe te passen. Gezien de verticale kruisverbanden tussen de elektriciteits- en de gassector moeten de ontvlechtingsbepalingen gelden voor beide sectoren samen.
⇩ nieuw
(55)Wat daarentegen de waterstofsector betreft, kan de opkomst van verticaal geïntegreerde bedrijven in de eerste plaats worden vermeden door vooraf duidelijke regels vast te stellen. Dit verdient de voorkeur boven dure vereisten voor ontvlechting achteraf, waarvan de uitvoering tijd vergt.
🡻 2009/73/EG overweging 12
(56)Om in het kader van de ontvlechting van de eigendom volledige onafhankelijkheid van de netexploitatie ten aanzien van productie- en leveringsbelangen te waarborgen en de uitwisseling van vertrouwelijke informatie te voorkomen, mag eenzelfde persoon geen lid zijn van de raad van bestuur van zowel een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem als een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht. Om dezelfde reden mag eenzelfde persoon niet over de bevoegdheid beschikken om leden van de raad van bestuur van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem aan te wijzen, én zeggenschap of rechten uit te oefenen over een productie- of leveringsbedrijf.
🡻 2009/73/EG overweging 13
(57)De aanwijzing van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen, dient het voor een verticaal geïntegreerde bedrijf mogelijk te maken om zijn netactiva in eigendom te handhaven en toch een effectieve scheiding van belangen te bewerkstelligen, op voorwaarde dat deze onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiebeheerder alle functies van een systeembeheerder vervult en er is voorzien in gedetailleerde regulerings- en toezichtsmechanismen.
🡻 2009/73/EG overweging 14 (aangepast)
(58)Wanneer op 3 september 2009 een bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, deel uitmaakt ⌦ uitmaakte ⌫ van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moeten de lidstaten daarom de keuze krijgen tussen, hetzij ontvlechting van de eigendom, hetzij het aanwijzen van een systeem- of transmissiebeheerder die onafhankelijk is van productie- en leveringsbelangen.
🡻 2009/73/EG overweging 15 (aangepast)
(59)Teneinde de belangen van de aandeelhouders van verticaal geïntegreerde bedrijven ⌦ volledig ⌫ te vrijwaren, moeten de lidstaten de keuze hebben ontvlechting van de eigendom in te voeren, hetzij via directe desinvestering, hetzij via splitsing van de aandelen van het geïntegreerde bedrijf in aandelen in het netbedrijf en aandelen in het resterende productie- en leveringsbedrijf, mits wordt voldaan aan de eisen ten gevolge van ontvlechting van de eigendom.
🡻 2009/73/EG overweging 16 (aangepast)
(60)De volledige doeltreffendheid van de oplossingen van een onafhankelijke systeem- of transmissiebeheerder moet worden gewaarborgd met behulp van specifieke aanvullende regels. De regels van de onafhankelijke transmissiebeheerder verschaffen een geschikt regelgevingskader voor de waarborging van eerlijke mededinging, voldoende investeringen, toegang voor nieuwkomers op de markt en integratie van de markten voor gas. Effectieve ontvlechting door middel van de onafhankelijke transmissiebeheerder moet berusten op een pijler met organisatorische maatregelen en maatregelen inzake het bestuur van transmissiesysteembeheerders en op een pijler met maatregelen op het gebied van investeringen, de aansluiting van nieuwe productiecapaciteiten op het net en marktintegratie door middel van regionale samenwerking. De onafhankelijkheid van de transmissiebeheerder moet tevens onder meer gewaarborgd worden door bepaalde afkoelingsperiodes tijdens welke in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen bestuurs- of andere toepasselijke activiteiten worden uitgeoefend die toegang geven tot dezelfde informatie als die welke kon worden verkregen in een bestuursfunctie. Het model van effectieve ontvlechting door middel van een onafhankelijke transportbeheerder sluit aan bij de voorwaarden die de Europese Raad op 8 en 9 maart 2007 gesteld heeft.
🡻 2009/73/EG overweging 17
⇨ nieuw
(61)Om de mededinging op de interne markt voor gas verder uit te breiden, moeten grote niet-huishoudelijke klanten afnemers ⇨ die grootschalige commerciële activiteiten uitoefenen, ⇦ hun leveranciers kunnen kiezen alsmede, teneinde hun gasbehoeften veilig te stellen, contracten met diverse leveranciers kunnen afsluiten. Zulke afnemers moeten worden beschermd tegen exclusiviteitsbepalingen die tot gevolg hebben dat concurrerende of aanvullende aanbiedingen worden uitgesloten.
🡻 2009/73/EG overweging 18 (aangepast)
(62)Een lidstaat ⌦ moet kunnen ⌫ mag kiezen voor volledige ontvlechting van de eigendom op zijn grondgebied. Indien een lidstaat dat recht heeft uitgeoefend, heeft ⌦ mag ⌫ een bedrijf niet het recht hebben een onafhankelijke systeem- of transmissiesysteembeheerder aan te wijzen. Bovendien kan ⌦ mag ⌫ een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, geen direct of indirect zeggenschap, noch rechten uitoefenen over een transmissiesysteembeheerder uit een lidstaat die wel voor volledige ontvlechting van de eigendom heeft gekozen.
🡻 2009/73/EG overweging 19 (aangepast)
(63)Krachtens deze richtlijn Er zullen er op de interne markt voor aardgas verschillende types van marktorganisatie bestaan., Dde maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten gebaseerd zijn op dwingende redenen van algemeen belang. Over de vraag of maatregelen verenigbaar zijn met het Verdrag ⌦ VWEU ⌫ en de Gemeenschapswetgeving ⌦ het Unierecht ⌫ moet de Commissie worden geraadpleegd.
🡻 2009/73/EG overweging 20
(64)Bij de toepassing van effectieve ontvlechting moet het beginsel van niet-discriminatie tussen de openbare en de particuliere sector in acht worden genomen. Daartoe mag eenzelfde persoon niet over de mogelijkheid beschikken om, in strijd met de regels van de ontvlechting van de eigendom of met de optie van de onafhankelijke systeembeheerder enige zeggenschap of recht uit te oefenen, alleen dan wel gezamenlijk, ten aanzien van de samenstelling, stemming of besluitvorming in de organen van zowel de transmissiesysteembeheerders of transmissiesystemen als de productie- of leveringsbedrijven. Wat betreft de ontvlechting van de eigendom en de oplossing van de onafhankelijke systeembeheerder, moeten, mits de lidstaten in kwestie kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, twee afzonderlijke overheidsinstanties zeggenschap kunnen hebben over enerzijds productie- en leveringsactiviteiten en anderzijds transmissieactiviteiten.
🡻 2009/73/EG overweging 21 (aangepast)
(65)De volledige effectieve scheiding van, enerzijds, netwerkactiviteiten en, anderzijds, leverings- en productieactiviteiten moet in de gehele Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ toegepast worden op zowel Gemeenschaps- ⌦ bedrijven van de Unie ⌫ als niet-Gemeenschapsbedrijven ⌦ andere bedrijven ⌫. Om te waarborgen dat netactiviteiten en leverings- en productieactiviteiten overal in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ onafhankelijk van elkaar worden gehouden, moeten de regulerende instanties de bevoegdheid krijgen de certificering te weigeren van transmissiesysteembeheerders die de ontvlechtingsregels niet naleven. Om overal in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ een samenhangende toepassing van die regels te waarborgen, moeten de regulerende instanties ten volle rekening houden met het advies van de Commissie wanneer zij certificeringsbesluiten nemen. Om tevens de naleving van de internationale verplichtingen van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en de solidariteit en de energiezekerheid in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ te waarborgen, moet de Commissie gerechtigd zijn een advies te geven betreffende de certificering in verband met een transmissiesysteembeheerder of een eigenaar van een transmissiesysteem waarover één of meer personen uit één of meer derde landen zeggenschap heeft.
⇩ nieuw
(66)Pijpleidingnetten voor waterstof moeten een belangrijk middel zijn voor efficiënt en duurzaam transport van waterstof, zowel onshore als offshore. Alangezien de kapitaaluitgaven voor de aanleg ervan hoog zijn, kunnen dergelijke netten natuurlijke monopolies vormen. De ervaring met de regulering van de aardgasmarkten heeft aangetoond hoe belangrijk het is om voor een open en niet-discriminerende toegang tot pijpleidingnetten te zorgen teneinde de mededinging op de grondstoffenmarkten veilig te stellen. Daarom moeten beproefde beginselen inzake netbeheer, zoals derdentoegang, van toepassing zijn op onshore- en offshorewaterstofnetten in de Unie.
(67)Het beheer van waterstofnetten moet worden gescheiden van activiteiten op het gebied van energieproductie en -levering om het risico van belangenconflicten vanwege de netbeheerders te voorkomen. De structurele scheiding tussen eigendom van waterstofnetten enerzijds en deelnemingen in energieproductie en -levering anderzijds garandeert dat er geen dergelijke belangenconflicten ontstaan. De lidstaten moeten tot 2030 kunnen gebruikmaken van het alternatieve ontvlechtingsmodel van de “geïntegreerde waterstofnetbeheerder” om een overgangsperiode voor bestaande verticaal geïntegreerde waterstofnetten te bieden. De lidstaten moeten ook kunnen toestaan dat het model van de “onafhankelijke waterstofnetbeheerder” wordt gebruikt zodat verticaal geïntegreerde eigenaren van waterstofnetten de eigendom van hun netten kunnen behouden, en tegelijkertijd de niet-discriminerende exploitatie van dergelijke netten na 2030 wordt gewaarborgd.
(68)Hoewel de gezamenlijke exploitatie van waterstofnetten en gas- of elektriciteitsnetten synergieën kan creëren en derhalve moet worden toegestaan, moeten de activiteiten inzake waterstofnetbeheer in een afzonderlijke juridische entiteit worden georganiseerd om transparantie met betrekking tot de financiering en het gebruik van toegangstarieven te waarborgen.
(69)Het beheer van waterstofnetten moet worden gescheiden van activiteiten op het gebied van energieproductie en -levering om het risico van belangenconflicten vanwege de netbeheerders te voorkomen. De structurele scheiding tussen eigendom van waterstofnetten enerzijds en deelneming in energieproductie en -levering anderzijds moet garanderen dat er geen dergelijke belangenconflicten ontstaan. De lidstaten moeten tot 2030 kunnen gebruikmaken van het alternatieve ontvlechtingsmodel van de geïntegreerde waterstofnetbeheerder om een overgangsperiode voor bestaande verticaal geïntegreerde waterstofnetten te bieden. De lidstaten moeten ook kunnen toestaan dat een onafhankelijke waterstofnetbeheerder wordt gebruikt zodat verticaal geïntegreerde eigenaren van waterstofnetten de eigendom van hun netten kunnen behouden, en tegelijkertijd de niet-discriminerende exploitatie van dergelijke netten na 2030 wordt gewaarborgd.
(70)Met het oog op transparantie met betrekking tot de kosten en de financiering van gereglementeerde activiteiten moeten activiteiten in verband met waterstofnetbeheer worden gescheiden van andere netbeheersactiviteiten voor andere energiedragers, ten minste met betrekking tot de rechtsvorm en de rekeningen van de netbeheerders.
(71)Derden moet toegang krijgen tot waterstofnetten om concurrentie en een gelijk speelveld op de markt voor waterstoflevering te waarborgen. Gereguleerde derdentoegang op basis van gereguleerde toegangstarieven moet op lange termijn de standaardregel worden. Om de beheerders de nodige flexibiliteit te bieden en de administratieve kosten tijdens de opstartfase van de waterstofmarkt te verminderen, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om het gebruik van via onderhandelingen tot stand gekomen derdentoegang tot 2030 toe te staan.
(72)Grootschalige ondergrondse opslaginstallaties voor waterstof zijn slechts in beperkte mate beschikbaar en zijn ongelijk verdeeld over de lidstaten. Gezien de potentieel gunstige rol voor waterstoftransport en de werking van waterstofmarkten, moeten derden gereguleerde toegang krijgen tot dergelijke grootschalige ondergrondse opslagplaatsen, teneinde een gelijk speelveld voor marktdeelnemers te waarborgen.
(73)Terminals voor de omzetting van vloeibare waterstof of vloeibare ammoniak in gasvormige waterstof zijn een middel om waterstof in te voeren, maar concurreren met andere wijzen van waterstoftransport. Hoewel de derdentoegang tot dergelijke terminals moet worden gewaarborgd, moeten de lidstaten ervoor kunnen kiezen een systeem van onderhandelde derdentoegang op te leggen teneinde de administratieve kosten voor beheerders en regelgevende instanties te verminderen.
(74)Bestaande verticaal geïntegreerde waterstofnetten moeten na een overgangsperiode in het regelgevingskader worden geïntegreerd.
(75)Lokale waterstofclusters moeten een belangrijke bouwsteen van de Europese waterstofeconomie zijn. Dergelijke clusters zouden kunnen profiteren van vereenvoudigde regelgevingsvereisten in de opstartfase van de waterstofmarkt.
(76)Interconnectoren voor pijpleidingen met derde landen kunnen dienen als een transportmiddel voor de in- of uitvoer van waterstof. De exploitatievoorschriften voor dergelijke waterstofinterconnectoren met derde landen en de regels inzake de certificering van hernieuwbare en koolstofarme waterstof moeten worden vastgelegd in een intergouvernementele overeenkomst om te zorgen voor een samenhangend regelgevingskader en de consistente toepassing ervan voor de gehele infrastructuur.
(77)Om het efficiënte beheer van de Europese waterstofnetten te waarborgen, moeten de waterstofnetbeheerders verantwoordelijk zijn voor de werking, het onderhoud en de ontwikkeling van het waterstoftransportnet, in nauwe samenwerking met andere waterstofnetbeheerders en andere systeembeheerders waarmee hun netten verbonden zijn of verbonden kunnen worden; onder meer om energiesysteemintegratie te bevorderen.
(78)Waterstofnetbeheerders moeten de opdracht krijgen voldoende grensoverschrijdende capaciteit voor het transport van waterstof op te bouwen om aan elke economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit te voldoen, en marktintegratie mogelijk te maken.
(79)In sommige gevallen kan, afhankelijk van onder meer de topografie van waterstofnetten en de populatie van eindgebruikers die met de waterstofnetten zijn verbonden, waterstofkwaliteitsbeheer door waterstofnetbeheerders noodzakelijk worden (bv. zuivering). Daarom kunnen de regulerende instanties de waterstofnetbeheerders opdragen een efficiënt beheer van de waterstofkwaliteit in hun netten te waarborgen wanneer dat nodig is voor het systeembeheer. Bij het uitvoeren van dergelijke activiteiten moeten de waterstofnetbeheerders voldoen aan de toepasselijke kwaliteitsnormen voor waterstof.
(80)Wanneer aardgassysteembeheerders of waterstofnetbeheerders verzoeken om toegang of aansluiting weigeren wegens een gebrek aan capaciteit, dan moeten deze weigeringen naar behoren worden gemotiveerd en moeten de beheerders worden verplicht hun systeem te verbeteren om de gevraagde aansluitingen of toegang mogelijk te maken wanneer dat economisch efficiënt is.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 3 (aangepast)
(81)Deze richtlijn heeft tot doel Oobstakels voor de voltooiing van de interne markt voor aardgas, die het gevolg zijn van de niet-toepassing van de marktregels van de Unie op gastransmissieleidingen van en naar derde landen, weg te nemen ⌦ moeten ook worden aangepakt ⌫ . De bij deze richtlijn ingevoerde wijzigingen beogen ⌦ Het is noodzakelijk ⌫ ervoor te zorgen dat de regels die gelden voor gastransmissieleidingen tussen twee of meer lidstaten, binnen de Unie ook gelden voor gastransmissieleidingen van en naar derde landen. Dit zal ⌦ moet ⌫ zorgen voor de samenhang van het rechtskader binnen de Unie, terwijl concurrentieverstoringen op de interne energiemarkt van de Unie en negatieve effecten op de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid worden voorkomen. Dit zal ⌦ moet ⌫ ook meer transparantie en rechtszekerheid bieden aan marktdeelnemers, in het bijzonder aan investeerders in gasinfrastructuur en systeemgebruikers, met betrekking tot de toepasselijke wettelijke regeling.
⇩ nieuw
(82)De lidstaten en de overeenkomstsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap moeten nauw samenwerken wat betreft alle aangelegenheden die verband houden met de ontwikkeling van een geïntegreerde gasmarkt en de decarbonisatie ervan, en zij mogen geen maatregelen treffen die verdere integratie van de gasmarkten of de leveringszekerheid van de lidstaten en de verdragsluitende partijen in het gedrang brengen. Hierbij kan het gaan om samenwerking op het gebied van opslagcapaciteit en het uitnodigen van deskundigen voor relevante regionale gasrisicogroepen.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 5
(83)Pijpleidingen die een olie- of gasproductieproject van een derde land verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een lidstaat, dienen als upstreampijpleidingnetten te worden beschouwd. Pijpleidingen die een olie- of gasproductieproject in een lidstaat verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een derde land, dienen voor de toepassing van deze richtlijn niet als upstreampijpleidingnetten te worden beschouwd, aangezien zulke pijpleidingen normaliter geen groot effect hebben op de interne energiemarkt.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 6
(84)Transmissiesysteembeheerders dienen de vrijheid te hebben technische overeenkomsten met transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten in derde landen te sluiten over kwesties in verband met de exploitatie en de interconnectie van transmissiesystemen, mits de inhoud van die overeenkomsten verenigbaar is met het Unierecht.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 7
(85)Bestaande technische overeenkomsten tussen transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten over de exploitatie van transmissieleidingen dienen van kracht te blijven, mits zij stroken met het Unierecht en de relevante besluiten van de nationale regulerende instantie.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 8
(86)Indien dergelijke technische overeenkomsten bestaan, is het krachtens deze richtlijn niet noodzakelijk dat een internationale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde land of een overeenkomst tussen de Unie en een derde land wordt gesloten met betrekking tot de exploitatie van de betrokken gastransmissieleiding.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 9 (aangepast)
(87)De toepasselijkheid van Richtlijn 2009/73/EG ⌦ deze richtlijn ⌫ op gastransmissieleidingen van en naar derde landen blijft ⌦ moet worden ⌫ beperkt tot het grondgebied van de lidstaten. Wat offshoregastransmissieleidingen betreft, dient Richtlijn 2009/73/EG ⌦ deze richtlijn ⌫ van toepassing te zijn in de territoriale wateren van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 10
(88)Bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van transmissieleidingen moeten van kracht kunnen blijven, overeenkomstig deze richtlijn.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 11
(89)Wat overeenkomsten of gedeelten van overeenkomsten met derde landen betreft die gevolgen kunnen hebben voor de gemeenschappelijke regels van de Unie, moet een coherente en transparante procedure worden ingesteld waarbij een lidstaat op eigen verzoek kan worden gemachtigd tot wijziging, verlenging, aanpassing, vernieuwing of sluiting van een overeenkomst met een derde land over de exploitatie van een transmissieleiding of een upstreampijpleidingnet tussen de lidstaat en een derde land. De procedure mag de uitvoering van deze richtlijn niet vertragen, dient de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten onverlet te laten, en dient van toepassing te zijn op zowel bestaande als nieuwe overeenkomsten.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 12
(90)Indien duidelijk is dat het voorwerp van een overeenkomst deels een bevoegdheid van de Unie is en deels van een lidstaat, is het van wezenlijk belang dat er nauwe samenwerking is tussen die lidstaat en de instellingen van de Unie.
🡻 (EU) 2019/692 overweging 14 (aangepast)
(91)⌦ Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen zodat zij kan ⌫ Teneinde besluiten te nemen om een lidstaat te machtigen een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, of besluiten om die machtiging te weigeren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
🡻 2009/73/EG overweging 22 (aangepast)
⇨ nieuw
(92)De zekerheid van de energievoorziening is een essentieel element voor de openbare veiligheid en is daarom inherent verbonden met de efficiënte functionering van de markt voor gas en met de integratie van de geïsoleerde gasmarkten van de lidstaten. Gas kan de burgers van de Unie slechts bereiken via het net. Functionerende open gasmarkten en met name de netten en andere activa die met de levering van gas verbonden zijn, zijn essentieel voor de openbare veiligheid, het concurrentievermogen van de economie en het welzijn van de burgers van de Unie. Personen uit derde landen mogen bijgevolg alleen zeggenschap over een transmissiesysteem of een transmissiesysteembeheerder krijgen, indien zij voldoen aan de eisen van daadwerkelijke scheiding die binnen de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ van toepassing zijn. Onverlet haar internationale verplichtingen is de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ van oordeel dat de sector van de gastransmissiesystemen van groot belang is voor de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en dat dus extra beschermingsmaatregelen vereist zijn met betrekking tot het in stand houden van de energieleverings- en voorzieningszekerheid energieleveringszekerheid van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ , teneinde bedreigingen voor de openbare orde en de openbare veiligheid in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en het welzijn van de burgers van de Unie te voorkomen. De leverings- en voorzieningszekerheid voor energie energieleveringszekerheid in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ noopt met name tot een beoordeling van de onafhankelijkheid van het netbeheer, van de mate waarin de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en de afzonderlijke lidstaten afhankelijk zijn van de levering van energie uit derde landen, alsmede van de behandeling van binnenlandse en buitenlandse handel en investeringen in energie in een bepaald derde land. De leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid moet derhalve worden beoordeeld in het licht van de feitelijke omstandigheden van elk geval, alsmede in het licht van de rechten en verplichtingen uit hoofde van het internationaal recht, in het bijzonder de internationale overeenkomsten tussen de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en het betrokken derde land. De Commissie wordt aangemoedigd om ⇨moet⇦ in voorkomend geval aanbevelingen te doen om te onderhandelen over toepasselijke overeenkomsten met derde landen waarin de leverings- en voorzieningszekerheid van energie energieleveringszekerheid in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ aan bod komt of om daartoe de nodige elementen op te nemen in andere onderhandelingen met deze derde landen.
🡻 2009/73/EG overweging 23
(93)Er moeten verdere maatregelen worden getroffen om te zorgen voor transparante en niet-discriminerende tarieven voor de toegang tot transmissie transport. Deze tarieven moeten op een niet-discriminerende basis voor alle gebruikers gelden. Indien de opslaginstallaties, de leidingbuffer of ondersteunende diensten op een voldoende concurrerende markt functioneren, kan toegang worden verleend op basis van transparante en niet-discriminerende, op de markt gebaseerde mechanismen.
🡻 2009/73/EG overweging 24 (aangepast)
(94)De onafhankelijkheid van de opslagsysteembeheerders moet worden gewaarborgd teneinde derden een betere toegang te geven tot opslaginstallaties die in technische en/of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang tot het systeem voor levering aan de klanten afnemers. Het is daarom passend dat opslaginstallaties worden beheerd door juridisch gescheiden entiteiten die over effectieve beslissingsbevoegdheid beschikken met betrekking tot de activa die noodzakelijk zijn voor het onderhoud, de exploitatie en de ontwikkeling van opslaginstallaties. Ook moet de transparantie worden verhoogd inzake de opslagcapaciteit die aan derden ter beschikking wordt gesteld, meer bepaald door de lidstaten te verplichten een duidelijk, niet-discriminerend kader vast te stellen en bekend te maken waarin het voor opslaginstallaties geldende reguleringsstelsel omschreven staat. Deze verplichting mag geen nieuw besluit over toegangsregelingen vereisen, maar zou de transparantie met betrekking tot de regeling inzake toegang tot opslag moeten verbeteren. Vertrouwelijkheidsvoorschriften voor commercieel gevoelige informatie zijn van groot belang als het gegevens met een strategisch karakter betreft of als een opslaginstallatie slechts één gebruiker heeft.
🡻 2009/73/EG overweging 25 (aangepast)
(95)Niet-discriminerende toegang tot het distributienet is bepalend voor de toegang tot afnemers op kleinhandelsniveau. De ruimte voor discriminatie wat toegang voor derden en investeringen betreft, is echter kleiner op distributieniveau dan op transmissieniveau omdat congestie en de invloed van de productiebelangen op het distributieniveau doorgaans minder groot zijn dan op transmissieniveau. Bovendien is de wettelijke en functionele ontvlechting van de distributiesysteembeheerders overeenkomstig Richtlijn 2003/55/EG pas verplicht sinds 1 juli 2007 en moeten de effecten daarvan op de interne markt voor aardgas nog worden geëvalueerd. De momenteel geldende regels voor juridische en functionele ontvlechting kunnen resulteren in effectieve ontvlechting op voorwaarde dat zij duidelijker worden geformuleerd, goed ten uitvoer worden gelegd en nauwlettend worden gemonitord. Om gelijke mededingingsvoorwaarden op kleinhandelsniveau te creëren ⌦ vast te stellen ⌫ , moeten de activiteiten van de distributiesysteembeheerders daarom worden gemonitord om te voorkomen dat zij profiteren van hun verticale integratie ten gunste van hun concurrentiepositie op de markt, met name ten aanzien van huishoudelijke en kleine niet-huishoudelijke afnemers.
🡻 2009/73/EG overweging 26
(96)De lidstaten dienen concrete maatregelen te nemen ter ondersteuning van een breder gebruik van biogas en uit biomassa verkregen gas, aan de producenten waarvan zonder discriminatie toegang tot het gasnet moet worden verleend, mits die toegang permanent verenigbaar is met de relevante technische voorschriften en veiligheidsnormen.
⇩ nieuw
(97)Producenten van hernieuwbare en koolstofarme gassen zijn vaak aangesloten op het distributienet. Om hun acceptatie en marktintegratie te vergemakkelijken, is het van essentieel belang dat zij ongehinderd toegang krijgen tot de wholesalemarkt en de relevante virtuele handelspunten. De deelname aan de wholesalemarkt wordt bepaald door de wijze waarop de entry-exitsystemen worden gedefinieerd. In verschillende lidstaten maken producenten die zijn aangesloten op het distributienet geen deel uit van het entry-exitsysteem. Daarom moet de toegang van hernieuwbare en koolstofarme gassen tot de groothandelsmarkt worden vergemakkelijkt door een definitie van een entry-exitsysteem vast te stellen en er uiteindelijk voor te zorgen dat op het distributiesysteem aangesloten productiefaciliteiten deel uitmaken van dat systeem. Bovendien bepaalt [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx] dat distributiesysteem- en transmissiesysteembeheerders moeten samenwerken om bidirectionele flows van het distributienet naar het transmissienet of alternatieve middelen voor gemakkelijkere marktintegratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen mogelijk te maken.
🡻 2009/73/EG overweging 27 (aangepast)
(98)Teneinde kleine distributiesysteembeheerders geen onevenredige financiële en administratieve lasten op te leggen, moeten de lidstaten, waar nodig, in staat zijn de betrokken bedrijven te ontheffen van de voorschriften inzake juridische ontvlechting wat inzake distributie.
🡻 2009/73/EG overweging 28 (aangepast)
(99)Waar gebruikgemaakt wordt van een gesloten distributiesysteem om optimale efficiëntie van een geïntegreerde energievoorziening te waarborgen waarbij specifieke exploitatienormen nodig zijn, of waar een gesloten distributiesysteem primair ten behoeve van de eigenaar van het systeem wordt gehandhaafd, moet de distributiesysteembeheerder kunnen worden vrijgesteld van verplichtingen die een onnodige administratieve belasting zouden vormen gezien de bijzondere aard van de betrekking tussen de distributiesysteembeheerder en de gebruikers van het systeem. Industrie- of commerciële locaties of locaties met gedeelde diensten, zoals spoorwegstations, luchthavens, ziekenhuizen, grote campings met geïntegreerde faciliteiten of chemische-industrielocaties kunnen ⌦ zouden ⌫ een gesloten distributiesysteem ⌦ kunnen ⌫ hebben wegens de specifieke aard van hun activiteiten.
(100)Door de integratie van toenemende volumes hernieuwbare en koolstofarme gassen in het aardgassysteem zal de kwaliteit van in Europa getransporteerde en verbruikte gassen veranderen. Met het oog op het efficiënte beheer van het aardgassysteem moeten transmissiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het beheer van de gaskwaliteit in hun faciliteiten. Indien hernieuwbare en koolstofarme gassen worden geïnjecteerd op distributieniveau, en wanneer het nodig is om hun impact op de gaskwaliteit te beheren, kunnen regelgevende instanties de distributiesysteembeheerders opdragen het efficiënte beheer van de gaskwaliteit in hun faciliteiten te waarborgen. Bij het uitvoeren van taken inzake gaskwaliteitsbeheer moeten transmissie- en distributiesysteembeheerders voldoen aan alle toepasselijke gaskwaliteitsnormen.
🡻 2009/73/EG overweging 29 (nieuw)
(29)Bij Richtlijn 2003/55/EG is voor de lidstaten de eis ingevoerd om regulators met specifieke bevoegdheden in te stellen. De ervaring heeft echter uitgewezen dat de doeltreffendheid van regulering vaak wordt belemmerd door het gebrek aan onafhankelijkheid van de regulators van hun regeringen en door de ontoereikendheid van hun bevoegdheden en beslissingsmacht. Om deze reden heeft de Europese Raad in zijn bijeenkomst van 8 en 9 maart 2007 de Commissie verzocht wetgevingsvoorstellen uit te werken om te zorgen voor een verdere harmonisering van de bevoegdheden en een grotere onafhankelijkheid van de nationale energieregulators. Deze nationale regulerende instanties kunnen bevoegd zijn voor zowel elektriciteit als gas.
🡻 2009/73/EG overweging 30 (aangepast)
(101)Om de interne markt voor aardgas goed te laten functioneren, moeten de energieregulators besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties en moeten zij volledig onafhankelijk zijn van alle andere publieke of particuliere belangen. Dit sluit rechterlijke toetsing en parlementair toezicht overeenkomstig het constitutionele recht van de lidstaten niet uit. Voorts is de goedkeuring van de begroting van de regulator door de nationale wetgever niet op te vatten als een belemmering van de begrotingsautonomie. De bepalingen met betrekking tot de autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting van de regulerende instantie dienen te worden toegepast in het kader dat door de nationale wet- en regelgeving inzake begrotingszaken is vastgesteld. Bij het bijdragen aan de onafhankelijkheid van de nationale regulerende instantie van politieke of economische belangen via een adequaat rouleringsschema, moeten de lidstaten kunnen rekening houden met de beschikbaarheid van personeel en de omvang van het bestuur.
🡻 2009/73/EG overweging 31
(102)Om ervoor te zorgen dat alle marktspelers, waaronder nieuwe deelnemers, daadwerkelijk toegang tot de markt hebben, zijn niet-discriminerende balanceringsmechanismen nodig die de kosten weerspiegelen. Dit moet worden verwezenlijkt door de invoering van transparante, op de markt gebaseerde mechanismen voor de levering en aankoop van de hoeveelheden gas die nodig zijn in het kader van de balanceringsbehoeften. De nationale regulerende instanties moeten een actieve rol spelen om te garanderen dat de balanceringstarieven balanceringsprijzen niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen. Tegelijkertijd moeten passende stimuleringsmaatregelen worden vastgesteld om de input en output van gas op elkaar af te stemmen en het systeem niet in gevaar te brengen.
🡻 2009/73/EG overweging 32 (aangepast)
(103)De nationale regulerende instanties moeten in staat zijn de tarieven of de methoden voor de berekening van de tarieven vast te stellen of goed te keuren op basis van een voorstel van de transmissiesysteembeheerder(s), van de distributiesysteembeheerder(s) of van de LNG-systeembeheerders, dan wel op basis van een voorstel dat is overeengekomen tussen deze systeembeheerder(s) en de gebruikers van het net. Bij de uitvoering van deze taken moeten de nationale regulerende instanties ervoor zorgen dat de transmissie- en distributietarieven niet-discriminerend zijn en een weerspiegeling van de kosten vormen, en rekening houden met de op lange termijn, marginale, vermeden netkosten van vraagzijdebeheersmaatregelen.
⇩ nieuw
(104)De regulerende instanties moeten, in nauwe samenwerking met het bij Verordening (EG) nr. 713/2009 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER), een open, concurrerende, veilige en ecologisch duurzame interne markt voor waterstof met ongehinderde grensoverschrijdende flows bevorderen. Om de interne markt voor waterstof goed te laten functioneren, moeten de regulerende instanties besluiten kunnen nemen over alle relevante reguleringskwesties.
🡻 2009/73/EG overweging 33
⇨ nieuw
(105)Energieregulators moeten de bevoegdheid krijgen om bindende besluiten in verband met aardgasbedrijven- ⇨ of waterstofbedrijven ⇦ vast te stellen en doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen aan aardgasbedrijven- ⇨ of waterstofbedrijven ⇦ die hun verplichtingen niet nakomen of een bevoegde rechterlijke instantie daartoe voorstellen te doen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om, ongeacht de toepassing van de concurrentieregels, een besluit te nemen over passende maatregelen om voordelen voor de afnemers te waarborgen door middel van bevordering van daadwerkelijke mededinging die noodzakelijk is voor de goede werking van de interne markt voor aardgas ⇨ en voor waterstof ⇦. Het opzetten van gasafzetprogramma’s is één van de mogelijke maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en een goede werking van de markt te garanderen. Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor wat betreft de openstelling van de markt, van de bescherming van kwetsbare afnemers, en van de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet. De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een nationale regulator getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of een andere rechterlijke instantie kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.
🡻 2009/73/EG overweging 33 (aangepast)
(106)Energieregulators moeten ook de bevoegdheid krijgen om bij te dragen tot het waarborgen van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor wat betreft de openstelling van de markt, van de bescherming van kwetsbare afnemers, en van de effectiviteit van de maatregelen ter bescherming van de consument. Deze bepalingen laten de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de toepassing van de mededingingsregels, inclusief het onderzoek naar fusies met een communautaire ⌦ EU- ⌫ dimensie, en de regels betreffende de interne markt, zoals het vrije verkeer van kapitaal, onverlet. De onafhankelijke instantie waarbij een door de beslissing van een nationale regulator regulerende instantie getroffen partij beroep kan aantekenen, zou een rechtbank of een andere rechterlijke instantie kunnen zijn met de bevoegdheid om een rechterlijke toetsing uit te voeren.
🡻 2009/73/EG overweging 34
(107)Het harmoniseren van de bevoegdheden van nationale regulerende instanties moeten de bevoegdheden omvatten om stimulansen te bieden aan aardgasbedrijven, en effectieve, evenredige en afschrikkende sancties op te leggen aan die bedrijven of een bevoegde rechtbank voor te stellen dergelijke sancties op te leggen. Bovendien moeten regulerende instanties gemachtigd zijn relevante informatie van de aardgasbedrijven te verkrijgen, moeten zij aangewezen en toereikend onderzoek kunnen verrichten en geschillen kunnen beslechten.
⇩ nieuw
(108)De regulerende instanties en ACER moeten informatie over de waterstofmarkt verstrekken om transparantie te waarborgen, onder meer over aspecten als vraag en aanbod, transportinfrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, investeringen, consumentenprijzen en marktliquiditeit.
(109)Transmissiesysteembeheerders spelen een belangrijke rol bij het waarborgen van kosteneffectieve investeringen in gasnetten. Er worden aanvullende vereisten voor consistente planning ingevoerd zodat de planning optimaal verloopt voor alle energiedragers en de kloof de kloof tussen de diverse nationale en EU-brede netplanningsbenaderingen wordt overbrugd. Bij de netplanning moet ook rekening worden gehouden met de sterkere onderlinge verbanden tussen aardgas, elektriciteit en waterstof.
(110)Bij de ontwikkeling van het netontwikkelingsplan is het belangrijk dat de infrastructuurbeheerders rekening houden met het beginsel “energie-efficiëntie eerst”, met name met het verwachte verbruik voor de ontwikkeling van het gezamenlijke scenario.
(111)In de strategie voor een geïntegreerd energiesysteem wordt gewezen op het belang van de gecoördineerde planning en werking van het energiesysteem voor de verwezenlijking van de decarbonisatiedoelstellingen. Daarom moet een netontwikkelingsplan worden opgesteld op basis van een gezamenlijk scenario dat sectoroverschrijdend wordt ontwikkeld. Zonder afbreuk te doen aan afzonderlijke sectorale plannen, moeten de infrastructuurbeheerders streven naar een hogere mate van integratie, rekening houdend met systeembehoeften die verder gaan dan specifieke energiedragers.
(112)Netontwikkelingsplannen zijn een belangrijk element om tekorten in de infrastructuurvoorzieningen op te sporen en informatie te geven over infrastructuurvoorzieningen die moeten worden gebouwd of worden ontmanteld en voor andere doeleinden, zoals waterstoftransport, kunnen worden gebruikt. Dit geldt ongeacht welk ontvlechtingsmodel is gekozen voor de netbeheerders.
(113)Wanneer in het kader van het netontwikkelingsplan informatie wordt gegeven over infrastructuurvoorzieningen die kunnen worden ontmanteld, kan dit betekenen dat de infrastructuur ongebruikt blijft, wordt ontmanteld of voor andere doeleinden wordt gebruikt, zoals waterstoftransport. De achterliggende reden van deze grotere transparantie inzake infrastructuur is dat herbestemde infrastructuur relatief goedkoper is dan nieuw aangelegde infrastructuur en derhalve een kosteneffectieve transitie mogelijk moet maken.
(114)In lidstaten waar een waterstofnet zal worden ontwikkeld, moet verslaglegging over de ontwikkeling van de waterstofinfrastructuur ervoor zorgen dat de bouw van een waterstofsysteem gebaseerd is op realistische en toekomstgerichte vraagprognoses, ook rekening houdend met potentiële behoeften vanuit het oogpunt van het elektriciteitssysteem. Indien de lidstaten besluiten specifieke heffingen toe te staan om nieuwe waterstofinfrastructuur mee te financieren, moet de beoordeling van deze heffingen door de regelgevende instantie worden bijgetreden in het verslag. Het verslag moet bij de regulerende instantie worden ingediend met regelmatige intervallen die door de regulerende instantie worden bepaald. Aangezien de waterstofmarkt zich in een opstartfase bevindt, moet onevenredige en al te frequente rapportage evenwel worden vermeden.
(115)De informatie in het netontwikkelingsplan over de planning en ontmanteling die van invloed zijn op de gereguleerde activa als bedoeld in artikel 51 van deze richtlijn, moet een raming van de gevolgen voor de tarieven mogelijk maken.
(116)In plaats van een nationaal netontwikkelingsplan op lidstaatniveau te verstrekken, moeten de lidstaten ervoor kunnen kiezen een netontwikkelingsplan op regionaal niveau op te stellen dat meer dan één lidstaat omvat en in overeenstemming is met de vrijwillige regionale integratie van de gasmarkt.
(117)In tegenstelling tot elektriciteit zal de rol van aardgas naar verwachting afnemen, wat ook van invloed is op de vraag naar investeringen in infrastructuur. In het netontwikkelingsplan moet daarom op een evenwichtige manier rekening worden gehouden met mededingingsbezwaren en moeten gestrande activa worden vermeden. Bijgevolg dienen transmissiesysteembeheerders met ontvlechting van eigendom niet onder artikel 51, lid 7, te vallen.
🡻 2009/73/EG overweging 35 (aangepast)
⇨ nieuw
(118)Investeringen in belangrijke nieuwe infrastructuur moeten sterk worden bevorderd om het goed functioneren van de interne markt voor aardgas ⇨ gassen ⇦ te waarborgen. Teneinde het positieve effect van grote infrastructuurprojecten waarvoor ontheffing is verleend op de mededinging en de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid te versterken, moet de marktbelangstelling gedurende de projectplanningsfase worden getest en moeten congestiebeheersregels ten uitvoer worden gelegd. Wanneer een bepaalde infrastructuur gelegen is op het grondgebied van meer dan één lidstaat, is het aangewezen dat het ACER als laatste instantie de ontheffingsaanvraag behandelt zodat beter rekening wordt gehouden met grensoverschrijdende gevolgen en de administratieve verwerking ervan vlotter verloopt. Voorts moet het, gezien het uitzonderlijke risicoprofiel van de uitvoering van dergelijke grootschalige infrastructuurprojecten, mogelijk zijn om aan bedrijven met leverings- en productiebelangen voor de desbetreffende projecten tijdelijke partiële ⇨ of volledige ⇦ ontheffingen met betrekking tot de ontvlechtingsregels toe te staan. De mogelijkheid van tijdelijke ontheffingen moet met name gelden, om redenen van leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid, voor nieuwe pijpleidingen binnen de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ die gas transporteren vanuit derde landen naar de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ . Ontheffingen die uit hoofde van Richtlijn 2003/55/EG en Richtlijn 2009/73/EG met wijzigingen zijn toegestaan, ⌦ moeten ⌫ blijven van toepassing blijven tot de geplande einddatum die in het ontheffingsbesluit is vastgesteld.
⇩ nieuw
(119)Er moet vooruitgang worden boeken in de richting van onderling verbonden waterstofmarkten in de Unie en daartoe moeten investeringen in grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur worden bevorderd. In het kader van het gereguleerde stelsel van derdentoegang moet, bij ontstentenis van tarieven voor grensoverschrijdend transport na 31 december 2030, een systeem van financiële compensatie marktdeelnemers financiële stimulansen bieden om grensoverschrijdende interconnectoren te ontwikkelen.
🡻 2009/73/EG overweging 36 (aangepast)
(120)De interne markt voor aardgas lijdt onder een gebrek aan liquiditeit en transparantie, wat de efficiënte toewijzing van middelen, indekking van risico’s en toetreding van nieuwkomers belemmert. Het marktvertrouwen, de liquiditeit van de markt en het aantal marktdeelnemers moeten worden opgetrokken en daarvoor moet het regulerend toezicht op bedrijven die actief zijn in de gaslevering worden versterkt. Dergelijke eisen moeten verenigbaar zijn met het bestaande communautaire recht ⌦ Unierecht ⌫ betreffende de financiële markten en laten bedoelde wetgeving onverlet. De energieregulators en de regulators voor de financiële markten moeten samenwerken teneinde het voor elkaar mogelijk te maken een overzicht over de betrokken markten te krijgen.
🡻 2009/73/EG overweging 37 (aangepast)
(121)Aardgas wordt voornamelijk, en in toenemende mate, uit derde landen in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ ingevoerd. De Gemeenschapswetgeving ⌦ Uniewetgeving ⌫ dient rekening te houden met de kenmerken van aardgas, zoals een bepaalde structurele starheid als gevolg van de concentratie van leveranciers, langetermijncontracten of het gebrek aan liquiditeit in de loop van de ketendownstream. Daarom is meer transparantie nodig, onder meer bij de totstandkoming van de prijs.
🡻 2009/73/EG overweging 38
(122)Voordat de Commissie richtsnoeren aanneemt waarin voorts de eisen met betrekking tot het bijhouden van gegevens worden omschreven, moeten hetACER en het Comité van Europese effectenregelgevers (“CESR”), opgericht bij Besluit 2009/77/EG van de Commissie, gezamenlijk de kwestie bestuderen en de Commissie van advies dienen over de inhoud van die richtsnoeren. HetACER en het CESR moeten ook samenwerken om verder onderzoek te verrichten en advies te verlenen over de vraag of transacties in gasleveringscontracten en gasderivaten vóór en/of na de transactie moeten worden onderworpen aan transparantie-eisen en, indien dat het geval is, wat dan de inhoud van die eisen moet zijn.
🡻 2009/73/EG overweging 39
(123)De lidstaten, of, indien een lidstaat hierin voorziet, de regulerende instantie, dienen de ontwikkeling van afschakelbare leveringscontracten te stimuleren.
🡻 2009/73/EG overweging 40 (aangepast)
(40)In het belang van de leverings- en voorzieningszekerheid moet het evenwicht tussen vraag en aanbod in de afzonderlijke lidstaten worden gemonitord en in vervolg op zulk monitoren moet een verslag worden uitgebracht over de situatie op het niveau van de Gemeenschap, met inachtneming van de interconnectiecapaciteit tussen de verschillende regio’s. Met dergelijke monitoring moet tijdig genoeg een begin worden gemaakt, zodat passende maatregelen kunnen worden genomen indien de leverings- en voorzieningszekerheid in gevaar komt. De bouw en het onderhoud van de noodzakelijke netinfrastructuur, met inbegrip van interconnectiecapaciteit, moeten bijdragen aan een stabiele gasvoorziening.
🡻 2009/73/EG overweging 41 (aangepast)
(124)De lidstaten moeten waarborgen dat, rekening houdend met de nodige kwaliteitsvoorschriften, biogas en/of gas uit biomassa ⌦, met name biomethaan, ⌫ en andere soorten gas een niet-discriminerende toegang tot het gasnet krijgen, op voorwaarde dat deze toegang permanent verenigbaar is met de desbetreffende technische regels en veiligheidsnormen. Deze regels en normen moeten het technisch mogelijk en veilig maken dat deze gassen worden ingevoerd in en getransporteerd via het aardgasnet, en moeten ook rekening houden met de chemische kenmerken van deze gassen.
🡻 2009/73/EG overweging 42 (aangepast)
⇨ nieuw
(125)Langetermijncontracten zullen ⌦ maken ⌫ een belangrijk deel van de gasvoorziening van de lidstaten blijven uitmaken ⇨ . Omdat zij evenwel geen belemmering mogen zijn voor de toetreding van hernieuwbare en koolstofarme gassen, mag de looptijd van contracten voor de levering van fossiel gas niet eindigen na 2049. Dergelijke contracten moeten dus altijd in overeenstemming zijn met ⇦ en moeten worden gehandhaafd als optie voor de gasleverende bedrijven voor zover zij de doelstelling van deze richtlijn niet ondermijnen en verenigbaar zijn met het Verdrag ⌦ VWEU ⌫, met inbegrip van de mededingingsregels. Daarom Er moet met deze contracten rekening worden gehouden bij de planning van de leverings- en transportcapaciteit van de aardgasbedrijven.
🡻 2009/73/EG overweging 43 (aangepast)
(126)Teneinde de handhaving van hoge normen van de openbare dienstverlening in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ te waarborgen, moet de Commissie op gezette tijden in kennis worden gesteld van alle door de lidstaten genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. De Commissie moet op gezette tijden een verslag publiceren waarin de op nationaal niveau genomen maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen van openbare dienstverlening worden geanalyseerd en de doelmatigheid ervan wordt vergeleken, teneinde aanbevelingen te kunnen doen betreffende maatregelen die op nationaal niveau moeten worden genomen om een hoog peil van openbare dienstverlening te bereiken.
🡻 2009/73/EG overweging 44 (aangepast)
(127)Naleving van de eisen inzake openbaredienstverlening is een fundamentele eis van deze richtlijn, en het is belangrijk dat in deze richtlijn gemeenschappelijke, door alle lidstaten nageleefde minimumnormen worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de doelstellingen op het gebied van algemene bescherming, leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid, milieubescherming en gelijkwaardige mededingingsniveaus in alle lidstaten. Het is belangrijk dat de eisen inzake openbaredienstverlening op nationale basis kunnen worden geïnterpreteerd, rekening houdend met de nationale omstandigheden en met inachtneming van de Gemeenschapswetgeving ⌦ het Unierecht ⌫.
🡻 2009/73/EG overweging 45 (aangepast)
(128)De maatregelen van de lidstaten om de doelstellingen inzake sociale en economische cohesie te verwezenlijken moeten met name adequate economische stimulansen kunnen behelzen, waarbij, indien nodig, alle bestaande nationale en communautaire instrumenten ⌦ en instrumenten van de Unie ⌫ worden gebruikt. Tot die instrumenten kunnen ook aansprakelijkheidsmechanismen, die de nodige investeringen moeten garanderen, behoren.
🡻 2009/73/EG overweging 46 (aangepast)
(129)Voor zover de door de lidstaten genomen maatregelen ter vervulling van openbaredienstverplichtingen, steunmaatregelen van de staten, in de zin van artikel 87 ⌦ 107 ⌫, lid 1, van het EG-verdrag Verdrag vormen, moeten zij overeenkomstig artikel 88 ⌦ 108 ⌫, lid 3, van het EG-verdrag Verdrag ter kennis van de Commissie worden gebracht.
🡻 2009/73/EG overweging 53
(130)De marktprijzen dienen de juiste stimulansen te bieden voor ontwikkeling van het netwerk.
🡻 2009/73/EG overweging 54
(131)De bevordering van eerlijke concurrentie en gemakkelijke toegang voor verschillende leveranciers zouden voor de lidstaten zaken van het grootste belang moeten zijn, willen de consumenten ten volle kunnen profiteren van de voordelen van een geliberaliseerde interne markt voor aardgassen.
🡻 2009/73/EG overweging 55
(132)Teneinde bij te dragen tot leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid en een geest van solidariteit tussen de lidstaten te handhaven, met name in gevallen van een crisis met betrekking tot de energievoorziening energielevering, is het belangrijk te voorzien in een kader voor regionale samenwerking in een geest van solidariteit. Dergelijke samenwerking kan, indien de lidstaten daartoe besluiten, eerst en vooral op marktgebaseerde mechanismen berusten. Samenwerking ter bevordering van regionale en bilaterale solidariteit mag geen buitensporige belasting vormen voor marktdeelnemers of deze discrimineren.
🡻 2009/73/EG overweging 56 (aangepast)
(133)Met het oog op de totstandbrenging van een interne markt voor aardgas moeten de lidstaten de integratie van hun nationale markten en de samenwerking van de systeembeheerders op communautair ⌦ EU- ⌫ en regionaal niveau bevorderen, waarbij de geïsoleerde systemen die gaseilanden in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ blijven vormen, ook worden geïntegreerd.
⇩ nieuw
(134)Vrijwillige regionale marktintegratie, met name marktsamenvoegingen, kan verschillende voordelen opleveren, afhankelijk van de specifieke kenmerken van de markten. Marktintegratie kan een kans zijn om het gebruik van infrastructuur te optimaliseren, mits dit geen negatieve gevolgen heeft voor naburige markten, bijvoorbeeld door hogere grensoverschrijdende tarieven. Het is ook een kans om de mededinging, de liquiditeit en de handel te versterken ten voordele van de eindafnemers in de regio, door leveranciers aan te trekken die anders niet zouden komen door de kleine omvang van de markt. Door marktintegratie kunnen ook grotere zones worden gecreëerd die toegang hebben tot meer bevoorradingsbronnen. Een dergelijke diversificatie kan gevolgen hebben voor de groothandelsprijzen, dankzij een betere concurrentie tussen de bronnen, maar kan ook de leveringszekerheid ten goede komen als er in de nieuwe samengevoegde zone geen interne congestie overblijft. Marktintegratie kan een basis vormen voor de verdere ondersteuning van de transformatie van de aardgasmarkt, onder meer voor het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme gassen. De lidstaten, de regelgevende instanties en de transmissiesysteembeheerders moeten samenwerken om de regionale integratie te bevorderen.
🡻 2009/73/EG overweging 57 (aangepast)
(135)De ontwikkeling van een daadwerkelijke interne markt voor aardgas via een heel de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ bestrijkend onderling gekoppeld netwerk dient een van de voornaamste doelstellingen van deze richtlijn te zijn en reguleringsvraagstukken met betrekking tot grensoverschrijdende koppelingen en regionale markten moeten daarom één van de belangrijkste taken van de regulerende instanties zijn, die waar nodig in nauwe samenwerking met het Agentschap ⌦ ACER ⌫ verricht worden.
🡻 2009/73/EG overweging 58
⇨ nieuw
(136)Tot gemeenschappelijke regels komen voor een werkelijke interne markt en een ruime gasvoorziening moet ook een van de belangrijkste doelstellingen van deze richtlijn uitmaken. Hiertoe zouden onvervalste marktprijzen een prikkel voor grensoverschrijdende ⇨ handel ⇦ interconnecties bieden, terwijl ze op langere termijn tot prijsconvergentie leiden.
🡻 2009/73/EG overweging 59
(137)De regulerende instanties moeten informatie over de markt verstrekken ook om het voor de Commissie mogelijk te maken zich te kwijten van haar taak inzake observatie en monitoring van de interne markt voor aardgas en de ontwikkeling daarvan op korte, middellange en lange termijn, met inbegrip van aspecten zoals vraag en aanbod, transmissie- en distributie-infrastructuur, kwaliteit van de dienstverlening, grensoverschrijdende handel, congestiebeheer, investeringen, groothandels- en verbruikerstarieven, marktliquiditeit, milieueffecten en efficiëntieverbeteringen. De nationale regulerende instanties moeten de mededingingsautoriteiten en de Commissie meedelen in welke lidstaten de mededinging en een goede werking van de markt worden belemmerd door de prijzen.
🡻 2009/73/EG overweging 60 (aangepast)
⇨ nieuw
(138)Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor aardgas ⇨ en waterstof ⇦, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve ⌦ , maar ⌫ beter door de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ kan worden bereikt, kan de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ maatregelen vaststellen, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als uiteengezet in artikel 5 van het EG-verdrag ⌦ Verdrag betreffende de Europese Unie ⌫ . Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals vervat in dat artikel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
🡻 2009/73/EG overweging 61 (aangepast)
⇨ nieuw
(139)Krachtens Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad
van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten
, kan de Commissie richtsnoeren ⌦ of netcodes ⌫ vaststellen om het vereiste niveau van harmonisatie te bewerkstelligen. Dergelijke richtsnoeren ⌦ of netcodes ⌫ , die bijgevolg bindende uitvoeringsmaatregelen ⇨ , als Commissieverordeningen vastgestelde regels ⇦ zijn, vormen, ook ten aanzien van sommige bepalingen van deze richtlijn, een nuttig instrument dat wanneer nodig snel kan worden aangepast.
🡻 2009/73/EG overweging 62
De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.
🡻 2009/73/EG overweging 63
(140)In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om de richtsnoeren vast te stellen die nodig zijn voor het bewerkstelligen van de minimale harmonisatie om het met deze richtlijn beoogde doel te kunnen bereiken. Aangezien het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten deze maatregelen worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
🡻 2009/73/EG overweging 64 (aangepast)
Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord „Beter wetgeven” worden de lidstaten aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen de richtlijnen en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
(141)Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd, in het bijzonder naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Commissie/België (zaak C-543/17).
🡻 2009/73/EG overweging 65 (aangepast)
(65)Gezien de omvang van de hierin gedane wijzigingen van Richtlijn 2003/55/EG is het ter wille van de duidelijkheid en de logica wenselijk de betrokken bepalingen te herschikken door hen samen te brengen in één tekst in een nieuwe richtlijn.
🡻 2009/73/EG overweging
⇨ nieuw
(142)Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend,. ⇨ Deze richtlijn moet bijgevolg worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, met name het recht op bescherming van persoonsgegevens dat door artikel 8 van het Handvest wordt gewaarborgd. Het is van essentieel belang dat elke verwerking van persoonsgegevens uit hoofde van deze richtlijn in overeenstemming is met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad. ⇦
⇩ nieuw
(143)Teneinde de mate van harmonisatie te waarborgen die minimaal vereist is om de doelstelling van deze richtlijn te verwezenlijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van niet-essentiële onderdelen van bepaalde specifieke gebieden die van essentieel belang zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze richtlijn. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(144)Teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van interoperabiliteitsvoorschriften en niet-discriminerende en transparante procedures voor gegevenstoegang. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011.
(145)De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.
(146)Met het oog op een soepele en doeltreffende uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn ondersteunt de Commissie de lidstaten door middel van het instrument voor technische ondersteuning waarmee technische expertise op maat wordt geboden voor het ontwerpen en uitvoeren van hervormingen, met inbegrip van hervormingen die een concurrerende interne markt voor aardgas en waterstof bevorderen, de integratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen mogelijk maken en de samenwerking en coördinatie tussen transmissie- en distributiesysteembeheerders verbeteren. De technische ondersteuning betreft bijvoorbeeld de versterking van de bestuurlijke capaciteit, de harmonisatie van de wetgevingskaders en de uitwisseling van beste praktijken op dit gebied.
(147)Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage III, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in intern recht en toepassingsdatum van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Hoofdstuk I
Werkingssfeer en definities
Artikel 1
Toepassingsgebied
1.
Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas ⇨ gassen in de zin van artikel 2, punt 2, met gebruikmaking van het aardgassysteem in de zin van punt 3 van dat artikel ⇦ . De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van de aardgassector ⌦ die sector ⌫ , de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor de transmissie, de distributie, de levering en de opslag van aardgas ⇨ gassen met gebruikmaking van het aardgassysteem ⇦ en het beheer van systemen.
2.De bij deze richtlijn vastgestelde voorschriften voor aardgas, waartoe ook LNG behoort, zijn tevens op niet-discriminerende wijze van toepassing op biogas en uit biomassa verkregen gas, voor zover het technisch mogelijk en veilig is dergelijke gassen te injecteren in en te transporteren via het aardgassysteem.
⇩ nieuw
2.Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld voor het transport, de levering en de opslag van aardgas, alsook voor de overgang van het aardgassysteem naar een systeem op basis van hernieuwbare en koolstofarme gassen.
3.Bij deze richtlijn worden gemeenschappelijke regels vastgesteld voor het transport, de levering en de opslag van waterstof met gebruikmaking van het waterstofsysteem. De richtlijn stelt de regels vast met betrekking tot de organisatie en de werking van deze sector, de toegang tot de markt, de criteria en procedures voor de verlening van vergunningen voor netten, de levering en de opslag van waterstof en de exploitatie van systemen.
4.Bij deze richtlijn worden regels vastgesteld voor de geleidelijke totstandbrenging van een Uniebreed stelsel van waterstofsystemen dat bijdraagt tot de vermindering van de nettobroeikasgasemissies van moeilijk koolstofvrij te maken sectoren en dat zo de decarbonisatie van het energiesysteem van de EU ondersteunt.
🡻 2009/73/EG
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:
⇩ nieuw
(1)“aardgas”: alle gassen die voornamelijk bestaan uit methaan, met inbegrip van biogas en gas uit biomassa, in het bijzonder biomethaan, of andere types gas die technisch gezien veilig kunnen worden geïnjecteerd in en getransporteerd via het aardgassysteem;
(2)“hernieuwbaar gas”: biogas als gedefinieerd in artikel 2, punt 28, van Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van biomethaan, en hernieuwbare gasvormige brandstoffen van niet-biologische oorsprong als gedefinieerd in artikel 2, punt 36, van diezelfde richtlijn;
(3)“gassen”: aardgas en waterstof;
(4)“aardgassysteem”: een systeem van infrastructuurvoorzieningen, waaronder pijpleidingen, LNG-terminals en opslaginstallaties, dat gassen transporteert die voornamelijk bestaan uit methaan, met inbegrip van biogas en gas uit biomassa, in het bijzonder biomethaan, of andere types gas die technisch gezien veilig kunnen worden geïnjecteerd in en getransporteerd via het systeem van pijpleidingen voor aardgas;
(5)“waterstofsysteem”: een systeem van infrastructuurvoorzieningen, waaronder waterstofnetten, waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals, dat waterstof met een hoge zuiverheidsgraad bevat;
(6)“waterstofopslaginstallatie”: een installatie die wordt gebruikt voor de opslag van waterstof met een hoge zuiverheidsgraad:
a)inclusief het deel van een waterstofterminal dat wordt gebruikt voor opslag, maar exclusief het deel dat wordt gebruikt voor productiehandelingen, en faciliteiten die exclusief bestemd zijn voor waterstofnetbeheerders in het kader van de uitoefening van hun functies;
b)inclusief grote, met name ondergrondse, waterstofopslag, maar exclusief kleinere, eenvoudig repliceerbare waterstofopslaginstallaties;
(7)“waterstofleidingbuffer”: de opslag van waterstof met een hoge zuiverheidsgraad door middel van compressie in waterstofnetten, met uitzondering van voorzieningen die bestemd zijn voor waterstofnetbeheerders in het kader van de uitoefening van hun functies;
(8)“waterstofterminal”: een installatie die wordt gebruikt voor de transformatie van vloeibare waterstof of vloeibare ammoniak in gasvormige waterstof voor injectie in het waterstofnet of voor de liquefactie van gasvormige waterstof, met inbegrip van ondersteunende diensten en tijdelijke opslag noodzakelijk voor het transformatieproces en de daaropvolgende injectie in het waterstofnet, maar geen enkel onderdeel van de waterstofterminal die voor opslag wordt gebruikt;
(9)“waterstofkwaliteit”: de zuiverheid van de waterstof en de verontreinigende stoffen in waterstof in overeenstemming met de toepasselijke normen inzake waterstofkwaliteit voor het waterstofsysteem;
(10)“koolstofarme waterstof”: waterstof waarvan het energiegehalte afkomstig is uit niet-hernieuwbare bronnen, dat voldoet aan een minimumdrempel voor broeikasgasemissiereductie van 70 %;
(11)“koolstofarm gas”: het deel gasvormige brandstoffen in brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof als gedefinieerd in artikel 2, punt 35, van Richtlijn (EU) 2018/2001, koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen waarvan het energiegehalte afkomstig is uit koolstofarme waterstof, die voldoen aan een minimumdrempel voor broeikasgasemissiereductie van 70 %;
(12)“koolstofarme brandstoffen”: brandstoffen op basis van hergebruikte koolstof als gedefinieerd in artikel 2 van Richtlijn (EU) 2018/2001, koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige en vloeibare brandstoffen waarvan het energiegehalte afkomstig is uit koolstofarme waterstof, die voldoen aan een minimumdrempel voor broeikasgasemissiereductie van 70 %;
(13)"waterstofbedrijf": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: waterstofproductie, waterstoftransport, levering, aankoop of opslag van waterstof, of de exploitatie van een waterstofterminal, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
(141)“aardgasbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult: zorgt voor de productie, transmissie, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas, met inbegrip van LNG, en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is;
(152)“upstreampijpleidingnet”: pijpleiding of pijpleidingnet gebruikt en/of gebouwd als onderdeel van een olie- of ⇨ aardgasproductieproject ⇦ gasproductieproject, of gebruikt om aardgas afkomstig van een of meer van dergelijke projecten te transporteren naar een verwerkingsinstallatie, terminal of aanlandingsterminal;
(163)„transmissie”: transport van aardgas door een net dat vooral bestaat uit hogedrukpijpleidingen, anders dan een upstreampijpleidingnet en dan het gedeelte van hogedrukpijpleidingen dat in de eerste plaats voor lokale aardgasdistributie wordt gebruikt, met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
(174)“transmissiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de transmissiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het transmissiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transmissie transport van gas ⇨ aardgas ⇦;
(185)„distributie”: transport van aardgas langs lokale of regionale pijpleidingnetten met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
(196)„distributiesysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de distributiefunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het distributiesysteem alsook, indien van toepassing, de interconnecties met andere systemen, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar distributie van gas ⇨ aardgas ⇦ ;
⇩ nieuw
(20)“waterstofnet”: een netwerk van pijpleidingen dat wordt gebruikt om waterstof met een hoge zuiverheidsgraad te transporteren met het oog op de belevering van afnemers, de levering zelf niet inbegrepen;
(21)“waterstoftransport”: het transport van waterstof via een waterstofnet voor de belevering van afnemers, maar niet voor de levering ervan, ongeacht de druk, de geografische dekking of de aangesloten groep afnemers van het net;
(22)“waterstofnetbeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de waterstoftransportfunctie verricht en in een bepaald gebied verantwoordelijk is voor de exploitatie, het onderhoud en zo nodig de ontwikkeling van het waterstofnet alsook, indien van toepassing, de interconnecties ervan met andere waterstofnetten, en die ervoor moet zorgen dat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport van waterstof;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
(237)„levering”: verkoop, wederverkoop daaronder begrepen, van aardgas, met inbegrip van LNG, ⇨ of waterstof, met inbegrip van vloeibare waterstof, ⇦ aan afnemers;
(248)„leveringsbedrijf”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de leveringsfunctie verricht;
(259)“opslaginstallatie”: installatie die wordt gebruikt voor de opslag van aardgas en die eigendom is van of geëxploiteerd wordt door een aardgasbedrijf, met inbegrip van het gedeelte van LNG-installaties dat voor opslag gebruikt wordt, maar met uitzondering van het gedeelte dat in gebruik is voor productiedoeleinden en met uitzondering van installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;
(2610)„opslagsysteembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de opslagfunctie ⇨ voor aardgas ⇦ verricht en verantwoordelijk is voor het beheer van een opslaginstallatie;
(2711)„LNG-installatie”: terminal die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende doorlevering aan het transmissiesysteem met uitsluiting van alle gedeelten van LNG-terminals die voor opslag gebruikt worden;
(2812)„LNG-systeembeheerder”: natuurlijke persoon of rechtspersoon die de functie van het vloeibaar maken van aardgas of de invoer, de verlading en de hervergassing van LNG verricht en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een LNG-installatie;
(2913)„systeem”: alle transmissienetten of distributienetten, LNG-installaties en/of opslaginstallaties die eigendom zijn van en/of geëxploiteerd worden door een aardgasbedrijf, met inbegrip van de leidingbuffer en de installaties die ondersteunende diensten verlenen, alsmede die van verwante bedrijven die nodig zijn voor de toegang tot transmissie, distributie en LNG;
(3014)„ondersteunende diensten”: een dienst die nodig is voor de toegang tot en de exploitatie van transmissienetten, distributienetten, of LNG-installaties en/of opslaginstallaties, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting, menging en injecteren van inerte gassen maar niet inbegrepen installaties die uitsluitend ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;
(3115)„leidingbuffer aardgasleidingbuffer”: gasopslag ⇨ van aardgas ⇦door middel van compressie in gastransmissie- en gasdistributiesystemen, uitgezonderd installaties die ten dienste staan van transmissiesysteembeheerders bij de uitoefening van hun functies;
(3216)„stelsel van systemen”: een aantal systemen die met elkaar verbonden zijn;
🡻 2019/692 artikel 1, lid 1
(3317)„interconnector”: transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met de bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten aan elkaar te koppelen, of een transmissieleiding tussen een lidstaat en een derde land tot aan het grondgebied van de lidstaten of tot aan de territoriale wateren van die lidstaat;
⇩ nieuw
(34)“waterstofinterconnector”: waterstofnet dat een grens tussen lidstaten of tussen een lidstaat en een derde land tot aan het grondgebied van de lidstaten of tot aan de territoriale wateren van die lidstaat overschrijdt of overspant;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
(3518)„directe leiding”: aardgaspijpleiding ter aanvulling van het stelsel van systemen;
(3619)„geïntegreerd aardgasbedrijf”: verticaal of horizontaal geïntegreerd bedrijf;
(3720)„verticaal geïntegreerde bedrijf”: aardgasbedrijf, of groep van aardgasbedrijven ⇨ , waterstofbedrijf of groep van waterstofbedrijven, ⇦ waarin dezelfde persoon of dezelfde personen, direct of indirect, het recht hebben zeggenschap uit te oefenen en waarbij het bedrijf of de groep van bedrijven ten minste één van de functies van transmissie, distributie, ⇨ waterstoftransport, exploitatie van een waterstofterminal, ⇦ LNG of opslag ⇨ van aardgas of waterstof ⇦ en ten minste één van de functies van productie of levering van aardgas ⇨ of waterstof ⇦ verricht.
(3821)„horizontaal geïntegreerd bedrijf”: bedrijf dat ten minste één van de functies van productie, transmissie, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast een niet op het gebied van ⇨ aardgas ⇦gas liggende activiteit verricht;
(3922)„verwant bedrijf”: een verbonden onderneming, in de zin van artikel 41 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g)
, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening
, en/of een geassocieerde onderneming in de zin van artikel 33, lid 1, van die richtlijn ⌦ zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 12, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad, ⌫ en/of een onderneming die aan dezelfde aandeelhouders toebehoort;
(4023)„systeemgebruiker”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die levert aan of afneemt van het systeem;
(4124)„afnemer”: een grootafnemer of een eindafnemer van aardgas ⇨ gassen ⇦ of een ⇨ waterstof- of ⇦ aardgasbedrijf dat aardgas ⇨ gassen ⇦ koopt;
(4225)„huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas ⇨ gassen ⇦ koopt voor eigen huishoudelijk gebruik;
(4326)„niet-huishoudelijke afnemer”: een afnemer die aardgas ⇨ gassen ⇦ koopt dat die niet bestemd is zijn voor eigen huishoudelijk verbruik;
(4427)„eindafnemer”: een afnemer die aardgas ⇨ gassen ⇦ koopt voor eigen gebruik;
(28)„in aanmerking komende afnemer”: een afnemer die vrij is om gas te kopen bij de leverancier van zijn keuze, in de zin van artikel 37;
(4529)„grootafnemer”: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die geen transmissiesysteembeheerder of distributiesysteembeheerder is en die aardgas ⇨ gassen ⇦ koopt voor wederverkoop binnen of buiten het systeem waarop hij aangesloten is;
⇩ nieuw
(46)“micro-onderneming”: onderneming met minder dan tien werknemers en een jaaromzet en/of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 2 miljoen EUR;
(47)“kleine onderneming”: onderneming met minder dan 50 werknemers en een jaaromzet en/of een jaarlijks balanstotaal van ten hoogste 10 miljoen EUR;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
(30)„planning op lange termijn”: planning op lange termijn van leverings- en transportcapaciteit van aardgasbedrijven om aan de vraag naar aardgas van het systeem te voldoen, de bronnen te diversifiëren en de levering aan de afnemers zeker te stellen;
(31)„opkomende markt”: lidstaat waar de eerste commerciële levering in het kader van het eerste langlopende aardgasleveringscontract hoogstens tien jaar tevoren heeft plaatsgevonden;
(4832)„zekerheid”: zowel de zekerheid van de levering en voorziening van aardgas als de technische beveiliging;
(33)„nieuwe infrastructuur”: infrastructuur die op 4 augustus 2003 niet voltooid is;
(4934)„aardgasleveringscontract”: een contract voor de levering van aardgas gassen, een aardgasderivaat niet inbegrepen;
(5035)„aardgasderivaat”: een financieel instrument, als omschreven in de delen deel 5, 6 en 7 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten ⌦ 2014/65/EU betreffende markten voor financiële instrumenten ⌫ , en dat betrekking heeft op aardgas;
(5136)“zeggenschap”: rechten, overeenkomsten of andere middelen die, afzonderlijk of tezamen, met inachtneming van alle feitelijke of juridische omstandigheden, het mogelijk maken een beslissende invloed uit te oefenen op de activiteiten van een onderneming, met name:
a)eigendoms- of gebruiksrechten op alle vermogensbestanddelen van een bedrijf of delen daarvan;
b)rechten of overeenkomsten die een beslissende invloed verschaffen op de samenstelling, het stemgedrag of de besluiten van de organen van een onderneming;.
⇩ nieuw
(52)“langetermijncontract”: een contract dat langer dan één jaar loopt;
(53)“entry-exitsysteem”: de aggregatie van alle transmissie- en distributiesystemen waarop een specifieke balanceringsregeling van toepassing is;
(54)“balanceringszone”: een entry-exitsysteem waarop een specifieke balanceringsregeling van toepassing is;
(55)“virtueel handelspunt”: een niet-fysiek commercieel punt in een entry-exitsysteem waar gassen worden uitgewisseld tussen een verkoper en een koper zonder dat hiervoor transmissie- of distributiecapaciteit moet worden geboekt;
(56)“entrypunt”: een punt waarvoor boekingsprocedures voor netgebruikers of producenten gelden en dat toegang biedt tot een entry-exitsysteem;
(57)“exitpunt”: een punt waarvoor boekingsprocedures voor netgebruikers of eindafnemers gelden en dat gasflows uit het entry-exitsysteem mogelijk maakt;
(58)“interconnectiepunt”: fysiek of virtueel punt dat aangrenzende entry-exitsystemen met elkaar verbindt of dat een entry-exitsysteem verbindt met een interconnector, voor zover voor deze punten boekingsprocedures voor netgebruikers gelden;
(59)“virtueel interconnectiepunt”: twee of meer interconnectiepunten die dezelfde twee aangrenzende entry-exitsystemen verbinden en die zijn geïntegreerd met het doel één enkele capaciteitsdienst te leveren;
(60)“marktdeelnemer”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die gassen aankoopt, verkoopt of produceert, of die opslagdiensten verstrekt, onder meer door het plaatsen van handelsorders op een of meerdere gasmarkten, waaronder op balanceringsmarkten;
(61)“opzegvergoeding”: een heffing of boete die wordt opgelegd aan afnemers door leveranciers of marktdeelnemers voor opzegging van een contract voor gaslevering of -diensten;
(62)"overstapgerelateerde vergoeding": iedere heffing of boete die direct of indirect door leveranciers, marktdeelnemers of systeembeheerders aan afnemers wordt opgelegd vanwege het overstappen op een andere leverancier of op een andere marktdeelnemer, waaronder opzegvergoedingen;
(63)"factureringsinformatie": informatie die wordt verstrekt op een factuur van een eindafnemer, afgezien van een betalingsverzoek;
(64)"conventionele meter": een analoge meter of een elektronische meter zonder capaciteit om gegevens zowel te verzenden als te ontvangen;
(65)"slimme-metersysteem": een elektronisch systeem dat het gas dat in het net wordt ingevoed of dat uit het net wordt verbruikt kan meten, dat meer informatie verstrekt dan een conventionele meter, en dat data kan verzenden en ontvangen voor informatie-, monitoring- en controledoeleinden door middel van een vorm van elektronische communicatie;
(66)"interoperabiliteit": in de context van slimme-metersystemen, de mogelijkheid van twee of meer energie- of communicatienetwerken, -systemen, -apparaten, -toepassingen of -componenten om samen te werken om informatie uit te wisselen en te gebruiken om bepaalde vereiste functies uit te oefenen;
(67)“meest recent beschikbaar”: in de context van slimmemetergegevens, dat het wordt verstrekt binnen een periode die overeenkomt met de kortste vereffeningsperiode op de nationale markt;
(68)"beste beschikbare technieken": in de context van gegevensbescherming en -beveiliging in een omgeving van slimme-metersystemen, de meest doeltreffende, geavanceerde en praktisch bruikbare technieken, waarmee in principe de basis wordt gelegd voor de naleving van de gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie;
(69)“energiearmoede”: energiearmoede zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 49, van Richtlijn (EU) 2021/0203 COD van het Europees Parlement en de Raad;
(70)"energiegemeenschap van burgers": een juridische entiteit:
a)die gebaseerd is op vrijwillige en open deelname en waarover leden of aandeelhouders, die natuurlijke personen, lokale autoriteiten, waaronder gemeenten, of kleine ondernemingen zijn, feitelijke zeggenschap hebben;
b)waarvan de voornaamste doelstelling bestaat uit het genereren van milieu-, economische of sociale gemeenschapsvoordelen voor haar leden of aandeelhouders of voor de plaatselijke gebieden waar zij actief is, en niet het realiseren van winst; en
c)die zich bezighoudt met de productie, distributie, levering, consumptie of opslag van hernieuwbaar gas in het aardgassysteem, of die energie-efficiëntiediensten of onderhoudsdiensten aanbiedt aan haar leden of aandeelhouders;
(71) “actieve afnemer”: een eindafnemer van aardgas, of een groep gezamenlijk optredende eindafnemers van aardgas, die op eigen terrein binnen afgebakende grenzen of, indien toegestaan door een lidstaat, op andere terreinen hernieuwbaar gas verbruiken of opslaan, die door henzelf geproduceerde hernieuwbaar gas verkopen door middel van het aardgassysteem, of die deelnemen aan energie-efficiëntieregelingen, mits die activiteiten niet hun belangrijkste commerciële of professionele activiteit vormen;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Hoofdstuk II
Algemene regels voor de organisatie van de sector ⌦ markt ⌫
Artikel 337
Openstelling van de markt en wederkerigheid ⌦ Concurrerende, consumentgerichte, flexibele en niet-discriminerende gasmarkten ⌫
1.De lidstaten zien erop toe dat de in aanmerking komende afnemers zijn: ⇨ alle afnemers vrij zijn om gas te kopen bij de leverancier van hun keuze en dat alle afnemers vrij zijn om op hetzelfde moment over meer dan één leveringscontract voor aardgas of waterstof te beschikken, mits de vereiste aansluit- en meetpunten zijn aangelegd. ⇦
⇩ nieuw
2.De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale recht geen onnodige belemmering vormt voor grensoverschrijdende handel in gassen, de werking en het ontstaan van liquide verhandeling voor gassen, deelname van de consument, investeringen in, met name, hernieuwbare en koolstofarme gassen, of energieopslag tussen lidstaten, en zorgen ervoor dat de gasprijzen in overeenstemming zijn met de feitelijke vraag en het feitelijke aanbod.
3.De lidstaten zien erop toe dat er op de interne markt voor gassen geen onnodige belemmeringen bestaan voor de toetreding tot, de handel op, de werking van en het verlaten van de markt.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat energiebedrijven worden onderworpen aan transparante, evenredige en niet-discriminerende regels en vergoedingen, en aan een transparante, evenredige en niet-discriminerende behandeling, in het bijzonder wat betreft toegang tot groothandelsmarkten, toegang tot gegevens, het overstapproces en factureringsstelsels en, indien van toepassing, vergunningverlening.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat marktdeelnemers uit derde landen wanneer die actief zijn binnen de interne markt voor gassen, het toepasselijke Unierecht en nationale recht naleven.
🡻 2009/73/EG artikel 37
a)tot 1 juli 2004: de in aanmerking komende afnemers zoals vermeld in artikel 18 van Richtlijn 98/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas
. De lidstaten maken elk jaar per 31 januari de criteria bekend voor de definitie van deze in aanmerking komende afnemers;
b)uiterlijk vanaf 1 juli 2004: alle niet-huishoudelijke afnemers;
c)vanaf 1 juli 2007: alle afnemers.
2.
Teneinde een onevenwichtigheid bij het openstellen van de gasmarkten te voorkomen:
a)mogen leveringscontracten met een in aanmerking komende afnemer in het systeem van een andere lidstaat niet worden verboden, indien de afnemer in beide systemen een in aanmerking komende afnemer is, en
b)kan de Commissie in gevallen waarin transacties als bedoeld onder a) worden geweigerd omdat de afnemer slechts in een van beide systemen een in aanmerking komende afnemer is, rekening houdend met de marktsituatie en het algemeen belang, de partij die tot de weigering heeft besloten ertoe verplichten de gevraagde levering uit te voeren op verzoek van één van de lidstaten van beide systemen.
⇩ nieuw
Artikel 4
Marktgebaseerde leveringsprijzen
1.Leveranciers zijn vrij de prijs waarvoor zij gassen aan afnemers leveren, vast te stellen. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er sprake is van daadwerkelijke concurrentie tussen leveranciers.
2.De lidstaten zorgen op grond van artikel 25 voor de bescherming van energiearme en kwetsbare huishoudelijke afnemers, met sociaal beleid of op andere manieren dan via overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van gassen.
3.In afwijking van de leden 1 en 2 kunnen de lidstaten overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas aan energiearme of kwetsbare huishoudelijke afnemers toepassen. Op dergelijk overheidsingrijpen zijn de omstandigheden in de leden 4 en 5 van toepassing.
4.Overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas:
a)streeft een algemeen economisch belang na en gaat niet verder dan wat nodig is voor het algemene economische belang dat zij nastreven;
b)is duidelijk omschreven, transparant, niet-discriminerend en verifieerbaar;
c)garandeert aardgasbedrijven in de Unie gelijke toegang tot afnemers;
d)is van beperkte duur en is proportioneel wat betreft de begunstigden ervan;
e)leidt niet op discriminerende wijze tot extra kosten voor marktdeelnemers.
5.Lidstaten die overheidsingrijpen in de prijsstelling voor de levering van aardgas toepassen overeenkomstig lid 3 van dit artikel, leven ook artikel 3, lid 3, punt d), en artikel 24 van Verordening (EU) 2018/1999 na, ongeacht of de lidstaat in kwestie een aanzienlijk aantal huishoudens heeft dat kampt met energiearmoede.
6.Met het oog op een overgangsperiode om doeltreffende mededinging tot stand te brengen voor aardgasleveringscontracten tussen leveranciers en om een doeltreffende, marktgebaseerde detailhandelsprijs voor aardgas tot stand te brengen overeenkomstig lid 1, mogen de lidstaten overheidsingrijpen toepassen in de prijsstelling voor de levering van aardgas aan huishoudelijke afnemers en aan micro-ondernemingen die niet profiteren van overheidsingrijpen op grond van lid 3.
7.Overheidsingrijpen op grond van lid 6 voldoet aan de criteria van lid 4 en:
a)gaat vergezeld van een reeks maatregelen om doeltreffende mededinging tot stand te brengen en van een methode om de geboekte vooruitgang ten aanzien van deze maatregelen te beoordelen;
b)wordt vastgesteld door gebruik van een methode waarmee de niet-discriminerende behandeling van leveranciers wordt gewaarborgd;
c)wordt vastgesteld op een prijs boven de kostprijs, op een niveau waarbij doeltreffende prijsconcurrentie mogelijk is;
d)wordt zodanig ingericht dat eventuele negatieve gevolgen voor de groothandelsmarkt voor aardgas tot een minimum beperkt blijven;
e)waarborgt dat alle begunstigden van dergelijk overheidsingrijpen een concurrerend marktaanbod kunnen kiezen en rechtstreeks ten minste elk kwartaal worden geïnformeerd over de beschikbaarheid van aanbiedingen en besparingsmogelijkheden op de concurrerende markt en waarborgt dat zij hulp krijgen om over te stappen op een marktgebaseerd aanbod;
f)waarborgt dat, op grond van de artikelen 18 en 19, alle begunstigden van dergelijk overheidsingrijpen het recht hebben en het aanbod krijgen om zonder extra kosten slimme meters te laten installeren, rechtstreeks worden geïnformeerd over de mogelijkheid slimme meters te installeren en hierbij de nodige hulp krijgen;
g)leidt niet tot directe kruissubsidiëring tussen afnemers die worden bevoorraad tegen vrijemarktprijzen en afnemers die worden bevoorraad tegen gereguleerde leverprijzen.
8.De lidstaten stellen de Commissie binnen één maand na goedkeuring ervan in kennis van de overeenkomstig de leden 3 en 6 genomen maatregelen en mogen deze onmiddellijk toepassen. De kennisgeving gaat vergezeld van een uitleg waarom andere instrumenten de beoogde doelstelling in onvoldoende mate konden verwezenlijken, hoe de vereisten in de leden 4 en 7 worden vervuld en wat de effecten op de mededinging zijn van de maatregelen waarvan kennis is gegeven. In de kennisgeving wordt het toepassingsgebied van begunstigden, de duur van de maatregelen en het aantal huishoudelijke afnemers dat te maken heeft met de maatregelen omschreven, en wordt uitgelegd hoe de gereguleerde prijzen zijn bepaald.
9.Uiterlijk op 15 maart 2025, en vervolgens om de twee jaar, dienen de lidstaten in het kader van de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen verslagen in bij de Commissie over de tenuitvoerlegging van dit artikel, de noodzaak en de evenredigheid van het overheidsingrijpen op grond van dit artikel, en een beoordeling van de vooruitgang die is geboekt op weg naar doeltreffende mededinging tussen leveranciers en de overgang naar marktgebaseerde prijzen. Lidstaten die in overeenstemming met lid 6 gereguleerde prijzen hanteren, brengen verslag uit over de naleving van de voorwaarden in lid 7, waaronder naleving door leveranciers die dergelijk ingrijpen moeten doorvoeren, en over de impact van gereguleerde prijzen op de financiën van die leveranciers.
10.De Commissie voert een evaluatie uit en dient een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van dit artikel teneinde een marktgebaseerde detailhandelsprijs voor aardgas tot stand te brengen, in voorkomend geval samen met of gevolgd door een wetgevingsvoorstel. Dat verslag kan worden gecombineerd met het verslag over de uitvoering van artikel 5 van Richtlijn (EU) 2019/944. In dat wetgevingsvoorstel kan een einddatum voor gereguleerde prijzen worden opgenomen.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 53
Openbaredienstverplichtingen en bescherming van de afnemer
1.De lidstaten waarborgen op basis van hun institutionele organisatie en met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel dat ⇨ aardgas en waterstofbedrijven ⇦ aardgasbedrijven, onverminderd lid 2, volgens de beginselen van deze richtlijn worden geëxploiteerd met het oog op de totstandbrenging van een door concurrentie gekenmerkte, zekere en in milieuopzicht duurzame aardgasmarkt; wat hun rechten en plichten betreft, mogen zij deze bedrijven niet verschillend behandelen.
2.Met volledige inachtneming van de toepasselijke bepalingen van het ⌦ VWEU ⌫ Verdrag, met name artikel 86 ⌦ artikel 106 ⌫, mogen de lidstaten in het algemeen economisch belang aan ⇨ aardgas- en waterstofbedrijven ⇦ bedrijven die in de gassector actief zijn openbaredienstverplichtingen opleggen, die betrekking kunnen hebben op de zekerheid, met inbegrip van leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid, regelmaat, ⇨ en ⇦ kwaliteit en prijs van de leveringen, en milieubescherming, waaronder energie-efficiëntie, energie uit hernieuwbare bronnen en klimaatbescherming. Deze verplichtingen zijn duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend en controleerbaar en waarborgen de gelijke toegang van communautaire aardgas-bedrijven ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ ⌦ van de Unie ⌫ tot nationale consumenten waarborgen. Met betrekking tot leverings- en voorzieningszekerheid en energie-efficiëntie/vraagzijdebeheer, alsmede ter verwezenlijking van milieudoelstellingen en doelstellingen voor energie uit hernieuwbare bronnen in de zin van dit lid, kunnen de lidstaten gebruikmaken van planning op lange termijn, daarbij rekening houdend met de mogelijkheid dat derden toegang tot het systeem wensen.
⇩ nieuw
3.Openbaredienstverplichtingen met betrekking tot de veiligstelling van de gasleveringszekerheid gaan niet verder dan nodig is om de naleving van de gasleveringsnormen overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) 2017/1938 te garanderen, en stroken met de resultaten van de overeenkomstig artikel 7, lid 3, nationale risicobeoordelingen, zoals nader uiteengezet in de preventieve actieplannen die worden opgesteld overeenkomstig artikel 9, lid 1, punten c), d) en k), van diezelfde verordening.
4.Indien een lidstaat financiële compensatie of andere vormen van compensatie voor het nakomen van de in dit artikel bedoelde verplichtingen verleent, gebeurt dat op een niet-discriminerende en transparante wijze.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
3.De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. In dit verband definieert elke lidstaat het begrip kwetsbare afnemers, dat kan verwijzen naar energiearmoede en onder meer naar het verbod op afsluiting van de gastoevoer van dergelijke afnemers in moeilijke tijden. De lidstaten waarborgen dat de rechten en verplichtingen met betrekking tot kwetsbare afnemers worden toegepast. Met name nemen zij passende maatregelen nemen ter bescherming van op het gassysteem aangesloten eindafnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen voor op het gassysteem aangesloten afnemers. Zij zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting. De lidstaten zorgen ervoor dat een in aanmerking komende afnemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gemakkelijk op een nieuwe leverancier over te stappen. Wat ten minste de huishoudelijke afnemers betreft, omvatten deze maatregelen de in bijlage A beschreven maatregelen.
4.De lidstaten nemen passende maatregelen, zoals het opstellen van nationale energieactieplannen, het voorzien van steun in het kader van socialezekerheidsstelsels om te waarborgen dat kwetsbare afnemers van gas voorzien blijven, of het voorzien van steun voor verbetering van de energie-efficiëntie, teneinde energiearmoede waar deze wordt vastgesteld aan te pakken, ook in de bredere context van armoedebestrijding. Dergelijke maatregelen mogen de daadwerkelijke openstelling van de markt zoals beschreven in artikel 37 en de werking van de markt niet in de weg staan, en worden waar nodig aan de Commissie meegedeeld, overeenkomstig lid 11 van dit artikel. Deze mededeling heeft geen betrekking op maatregelen die in het kader van het algemene socialezekerheidsstelsel worden genomen.
5.De lidstaten zorgen ervoor dat alle afnemers die aangesloten zijn op het gasnet, aanspraak hebben op gasvoorziening door een leverancier, behoudens de toestemming van de leverancier, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, zolang als de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels toepast en onder voorbehoud van de eisen inzake leverings- en voorzieningszekerheid. In dit verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat administratieve procedures geen belemmering vormen voor leveranciers die reeds in een andere lidstaat zijn geregistreerd.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat:
a)wanneer een afnemer met inachtneming van de contractuele voorwaarden van leverancier wenst te veranderen, dit binnen een termijn van drie weken wordt geregeld door de betrokken beheerder(s), en
b)de afnemers gerechtigd zijn alle relevante verbruiksgegevens te ontvangen.
De lidstaten zorgen ervoor dat de rechten vermeld in de eerste alinea, onder a) en b), gelden voor alle afnemers, zonder discriminatie wat betreft kosten, moeite of tijd.
7.De lidstaten nemen passende maatregelen ter verwezenlijking van de doelstellingen inzake sociale en economische samenhang, milieubescherming, waaronder in voorkomend geval middelen ter bestrijding van klimaatverandering en de leverings- en voorzieningszekerheid. Bij deze maatregelen kan het met name gaan om het verstrekken van toereikende economische stimulansen, in voorkomend geval met gebruikmaking van alle bestaande nationale en communautaire instrumenten, voor onderhoud en aanleg van de noodzakelijke netinfrastructuur, inclusief interconnectiecapaciteit.
8.Teneinde energie-efficiëntie te bevorderen bevelen de lidstaten, of indien de lidstaat hierin voorziet, de regulerende instantie, ten sterkste aan dat aardgasbedrijven het gebruik van gas optimaliseren, bijvoorbeeld door het aanbieden van diensten op het gebied van energiebeheer of het ontwikkelen van innovatieve prijsformules, dan wel in voorkomend geval door de invoering van slimme metersystemen of slimme netwerken (smart grids).
9.Elke lidstaat voorziet in één enkel contactpunt waar de consumenten alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, de vigerende wetgeving en de middelen van geschillenbeslechting in geval van een geschil. Dergelijke contactpunten kunnen deel uitmaken van de algemene consumentenvoorlichtingsloketten.
De lidstaten waarborgen dat er een onafhankelijk mechanisme is, zoals een energieombudsman of een consumentenorgaan, voor de efficiënte afhandeling van klachten en buitengerechtelijke geschillenbeslechting.
10.De lidstaten kunnen besluiten artikel 4 niet toe te passen op de distributie, voor zover de toepassing daarvan de aardgasbedrijven in feite of in rechte verhindert zich van de in het algemeen economisch belang aan hen opgelegde verplichtingen te kwijten en mits de ontwikkeling van de handel niet wordt beïnvloed in een mate die strijdig is met de belangen van de Gemeenschap. De belangen van de Gemeenschap omvatten onder meer mededinging met betrekking tot de in aanmerking komende afnemers overeenkomstig deze richtlijn en artikel 86 van het Verdrag.
511.De lidstaten delen de Commissie na de implementatie van deze richtlijn alle maatregelen mede die zijn vastgesteld om openbaredienstverplichtingen in het leven te roepen, met inbegrip van consumenten- en milieubescherming en van de mogelijke gevolgen van deze maatregelen voor de nationale en internationale concurrentie, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen. Zij stellen de Commissie vervolgens om de twee jaar in kennis van alle wijzigingen van deze maatregelen, ongeacht of deze maatregelen een ontheffing van deze richtlijn vereisen.
12.De Commissie stelt in overleg met de relevante belanghebbenden, waaronder de lidstaten, de nationale regulerende instanties, consumentenorganisaties en aardgasbedrijven, een duidelijke en beknopte checklist voor energieconsumenten op met praktische informatie inzake de rechten van energieconsumenten. De lidstaten waarborgen dat aardgasleveranciers of distributiesysteembeheerders in samenwerking met de regulerende instanties de nodige maatregelen treffen om al hun gebruikers te voorzien van een kopie van de checklist voor energieconsumenten en dat deze algemeen beschikbaar is.
Artikel 67
Bevordering van regionale samenwerking ⌦ en integratie ⌫
1.De lidstaten en de regulerende instanties werken onderling samen met het doel hun nationale markten op een of meer regionale niveaus te integreren, als eerste stap op weg naar ⇨ de creatie van regionale markten, indien daartoe besloten is door lidstaten en regulerende instanties, en verder op de weg naar ⇦ de creatie van een volledig geliberaliseerde interne markt. Met name moedigen de regulerende instantie, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten de samenwerking van ⇨ beheerders van aardgastransmissiesystemen ⇦ transmissiesysteembeheerders ⇨ en beheerders van waterstofnetten ⇦ op regionaal niveau aan en faciliteren zij deze, ook bij grensoverschrijdende vraagstukken, ten einde een concurrerende interne markt voor aardgas ⇨ gassen ⇦ tot stand te brengen, bevorderen zij de samenhang van hun wettelijk, regelgevings- en technisch kader en vergemakkelijken zij de integratie van de geïsoleerde systemen die nog steeds „gaseilanden” in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ vormen. Het geografische gebied waarop deze regionale samenwerking betrekking heeft, omvat de samenwerking in geografische gebieden als omschreven overeenkomstig artikel 2812, lid 3, van Verordening (EG) nr. 715/2009. Deze samenwerking kan aanvullend ook andere geografische gebieden bestrijken. ⇨ Indien de Commissie van oordeel is dat de regels op Unieniveau relevant zijn voor de regionale integratie van de markten voor gassen, verstrekt zij passende richtsnoeren waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van die markten en de gevolgen voor aangrenzende markten. ⇦
2.Het Agentschap ⌦ voor de samenwerking tussen energieregulators (“ACER”) ⌫ werkt samen met de nationale regulerende instanties en transmissiesysteembeheerders ter waarborging van de compatibiliteit van de regelgevingskaders tussen ⇨ en in ⇦ de regio’s met het oog op de totstandbrenging van een concurrerende interne markt voor aardgas ⇨ gassen ⇦. Wanneer het Agentschap ⌦ ACER ⌫ bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, doet het aanbevelingen ter zake.
3.De lidstaten zorgen er bij de uitvoering van deze richtlijn voor dat de transmissiesysteembeheerders een of meer geïntegreerde systemen op regionaal niveau hebben waaraan twee of meer lidstaten meewerken voor de toewijzing van capaciteit en voor de controle op de beveiliging van het net.
34.Ingeval verticaal geïntegreerde transmissiesysteembeheerders deelnemen aan een gemeenschappelijke onderneming die is opgericht ter uitvoering van zulke samenwerking, ontwerpt en implementeert de gemeenschappelijke onderneming een nalevingsprogramma met de maatregelen die moeten worden genomen om discriminerend en concurrentieverstorend gedrag uit te sluiten. Dit programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van de doelstelling van uitsluiting van discriminerend en concurrentieverstorend gedrag. Het wordt door het Agentschap ⌦ ACER ⌫ goedgekeurd. De naleving van het programma wordt op onafhankelijke wijze gemonitord door de nalevingsfunctionarissen van de verticaal geïntegreerde transmissie-systeembeheerders.
Artikel 74
Toestemmingsprocedure
1.In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld een vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de bouw of exploitatie van aardgasinstallaties ⇨, waterstofproductiefaciliteiten en infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen ⇦ , verlenen de lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties overeenkomstig de leden 2 tot en met 114 toestemming voor de bouw of exploitatie van dergelijke installaties, ⇨ infrastructuurvoorzieningen, ⇦ pijpleidingen en bijbehorende uitrusting op hun grondgebied. De lidstaten of de door hen aangewezen bevoegde instanties kunnen op dezelfde basis tevens toestemming verlenen voor de levering van aardgas ⇨ gassen ⇦ , ook aan grootafnemers.
2.Lidstaten met een toestemmingsregeling leggen objectieve en niet-discriminerende criteria vast waaraan moet worden voldaan door een bedrijf dat een aanvraag voor de ⇨ levering van gassen of de ⇦ bouw en/of exploitatie van aardgasinstallaties of een aanvraag voor het leveren van aardgas ⇨ , waterstofproductiefaciliteiten of infrastructuurvoorzieningen voor waterstofsystemen ⇦ indient. De niet-discriminerende criteria en procedures voor het verlenen van toestemming worden gepubliceerd. De lidstaten dragen er zorg voor dat in de toestemmingsprocedures vergunningsprocedures voor ⌦ dergelijke ⌫ installaties, ⇨ infrastructuurvoorzieningen, ⇦ pijpleidingen en aanverwante uitrusting waar nodig rekening wordt gehouden met het belang van het project voor de interne markt voor aardgas ⇨ gassen ⇦.
⇩ nieuw
3.De toestemmingsprocedures voor de in lid 1 bedoelde activiteiten duren niet langer dan twee jaar, met inbegrip van alle relevante procedures van bevoegde autoriteiten. In naar behoren gerechtvaardigde buitengewone omstandigheden kan de termijn van twee jaar met maximaal één jaar worden verlengd.
4.De lidstaten beoordelen welke wetgevende en niet-wetgevende maatregelen nodig zijn om de toestemmingsprocedures, inclusief alle procedurele stappen met betrekking tot milieueffectbeoordelingsprocedures, te stroomlijnen. De lidstaten brengen aan de Commissie verslag uit over de resultaten van een dergelijke beoordeling in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatplannen als bedoeld in en overeenkomstig de procedure van artikel 3 en de artikelen 7 tot en met 12 van Verordening (EU) 2018/1999, en in het kader van hun geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2018/1999.
5.De in lid 3 vastgestelde termijnen gelden onverminderd de verplichtingen krachtens het toepasselijke milieurecht van de Unie, onverminderd beroepsprocedures in rechte en andere procedures voor een rechterlijke instantie, en onverminderd alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen, waaronder klachtprocedures en administratieve beroepsprocedures, en kunnen met de duur van dergelijke procedures worden verlengd.
6.De lidstaten richten een of meer contactpunten op, of wijzen zij deze aan. Op verzoek van de aanvrager bieden deze contactpunten kosteloos begeleiding en steun doorheen de hele toestemmingsprocedure voor de in lid 1 bedoelde activiteiten, tot aan het einde van de procedure wanneer de verantwoordelijke autoriteiten een besluit hebben genomen. De aanvrager dient gedurende de gehele administratieve procedure slechts met één contactpunt contact te hebben.
7.De lidstaten zorgen ervoor dat toestemmingen uit hoofde van de nationale wetgeving voor de bouw en exploitatie van aardgaspijpleidingen en andere netactiva voor het transport van aardgas ook van toepassing zijn voor pijpleidingen en netactiva voor het transport van waterstof.
8.De lidstaten zorgen ervoor dat bestaande contractuele grondgebruiksrechten voor de bouw en exploitatie van aardgaspijpleidingen en andere netactiva zodanig worden begrepen dat deze ook betrekking hebben op pijpleidingen en andere netactiva voor het transport van waterstof.
🡻 2009/73/EG
⇨ nieuw
93.De lidstaten dragen er zorg voor dat de redenen waarom toestemming wordt geweigerd objectief en niet-discriminerend zijn en aan de aanvrager worden meegedeeld. De Commissie wordt ingelicht over de redenen van een dergelijke weigering. De lidstaten stellen een procedure vast die de aanvrager de mogelijkheid biedt om tegen dergelijke weigeringen beroep aan te tekenen.
104.Met het oog op de ontwikkeling van gebieden waar sinds kort geleverd wordt en met het oog op een doelmatige exploitatie in het algemeen, kunnen de lidstaten onverminderd artikel 3038 verdere toestemming voor de bouw en exploitatie van distributiepijpleidingsystemen ⇨ voor aardgas ⇦ in een bepaald gebied weigeren als dergelijke pijpleidingsystemen in dat gebied zijn aangelegd of daartoe voorstellen zijn gedaan ⇨ vergunningen zijn afgegeven ⇦ en de bestaande of geplande capaciteit niet volledig wordt benut.
⇩ nieuw
Artikel 8
Certificering van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen
1.Hernieuwbare gassen worden gecertificeerd overeenkomstig de artikelen 29 en 30 van Richtlijn (EU) 2018/2001.
2.Om ervoor te zorgen dat de broeikasgasemissiereductie door het gebruik van koolstofarme brandstoffen en koolstofarme waterstof ten minste 70 % bedraagt overeenkomstig de definities in artikel 2, punten 10 en 12, verplichten de lidstaten de marktdeelnemers aan te tonen dat deze drempel en de vereisten die zijn vastgesteld in de in lid 5 van dit artikel bedoelde methodologie in acht zijn genomen. Daartoe verplichten zij de marktdeelnemers een massabalanssysteem te gebruiken overeenkomstig artikel 30, leden 1 en 2, van Richtlijn (EU) 2018/2001.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat de marktdeelnemers betrouwbare informatie indienen over de naleving van de in lid 2 vastgestelde drempel van 70 % voor broeikasgasemissiereductie en de in lid 5 bedoelde methodologie voor broeikasgasemissiereductie, en dat de marktdeelnemers de gegevens die zijn gebruikt om die informatie op te stellen, op verzoek ter beschikking stellen van de betrokken lidstaat. De lidstaten verplichten de marktdeelnemers om een passende norm vast te stellen voor onafhankelijke audits van de door hen ingediende informatie, en om aan te tonen dat dit gebeurd is. Tijdens de audits moet worden nagegaan of de door de marktdeelnemers gebruikte systemen nauwkeurig en betrouwbaar zijn en bestand zijn tegen fraude.
4.De in lid 2 vastgestelde verplichtingen zijn van toepassing ongeacht of de koolstofarme brandstoffen in de Unie worden geproduceerd of worden ingevoerd. Informatie per brandstofleverancier over de geografische oorsprong en het soort grondstof van koolstofarme brandstoffen of koolstofarme waterstof wordt aan consumenten beschikbaar gesteld op de websites van de beheerders, de leveranciers of de relevante bevoegde autoriteiten en wordt jaarlijks bijgewerkt.
5.Uiterlijk op 31 december 2024 stelt de Commissie overeenkomstig artikel 83 gedelegeerde handelingen vast om deze richtlijn aan te vullen door de methodologie voor de beoordeling van broeikasgasemissiereducties door gebruikmaking van koolstofarme brandstoffen te specificeren. De methodologie zorgt ervoor dat geen kredieten voor voorkomen emissies worden verstrekt voor het afvangen van koolstofdioxide waarvoor reeds in het kader van andere wettelijke bepalingen emissiekredieten zijn verstrekt.
6.De Commissie kan besluiten dat vrijwillige nationale of internationale regelingen waarbij normen worden vastgesteld voor de productie van koolstofarme brandstoffen of koolstofarme waterstof, accurate gegevens over broeikasgasemissiereducties opleveren voor de toepassing van dit artikel en aantonen dat de in lid 5 van dit artikel bedoelde methodologie wordt nageleefd.
7.Wanneer een marktdeelnemer bewijzen of gegevens verstrekt die zijn verkregen overeenkomstig een regeling die op grond van lid 6 is erkend, verplicht een lidstaat de marktdeelnemer niet nader aan te tonen dat hij voldoet aan de criteria waarvoor de regeling door de Commissie is erkend.
8.De bevoegde instanties van de lidstaten houden toezicht op de werking van de certificeringsorganen die in het kader van een vrijwillige regeling onafhankelijke audits uitvoeren. Op verzoek van de bevoegde instanties leggen de certificeringsorganen alle relevante informatie over die noodzakelijk is voor het toezicht op de audits, met inbegrip van de precieze datum, tijdstip en locatie van de audits. Indien de lidstaten problemen in verband met non-conformiteit constateren, brengen zij de vrijwillige regeling daar onverwijld van op de hoogte.
9.Op verzoek van een lidstaat, dat gebaseerd kan zijn op het verzoek van een marktdeelnemer, onderzoekt de Commissie, op basis van alle beschikbare bewijzen, of de in dit artikel vastgestelde criteria inzake broeikasgasemissiereductie, de overeenkomstig lid 5 van dit artikel ontwikkelde methodologie en de in artikel 2, punten 9 en 10, vastgestelde drempels voor broeikasgasemissiereductie zijn gehaald. Binnen zes maanden na ontvangst van een dergelijk verzoek besluit de Commissie of de betrokken lidstaat:
a)het reeds verstrekte bewijs mag aanvaarden om aan te tonen dat wordt voldaan aan de criteria inzake broeikasgasemissiereductie voor koolstofarme brandstoffen; of
b)in afwijking van lid 7, van leveranciers van koolstofarme brandstoffen mag verlangen dat zij nader aantonen dat zij voldoen aan de criteria inzake broeikasgasemissiereductie en de drempel van 70 % voor broeikasgasemissiereductie.
10.De lidstaten verplichten de betrokken marktdeelnemers ook in de databank van de Unie informatie in te voeren over de verrichte transacties en de duurzaamheidskenmerken van koolstofarme brandstoffen overeenkomstig de vereisten van artikel 28 van Richtlijn (EU) 2018/2001.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 98
Technische voorschriften
De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten zorgen ervoor dat er technische veiligheidscriteria worden opgesteld en dat er technische voorschriften worden opgesteld met de minimumeisen inzake het technisch ontwerp en de exploitatie, waaraan moet worden voldaan voor de aansluiting op het systeem van LNG-installaties, opslaginstallaties, andere transmissie- en distributiesystemen, en directe leidingen ⇨ en op het waterstofsysteem ⇦, en dat deze openbaar worden gemaakt. Die technische voorschriften waarborgen de interoperabiliteit van de systemen en zijn objectief en niet-discriminerend. Het Agentschap ⌦ ACER ⌫ kan waar nodig passende aanbevelingen doen met betrekking tot het bereiken van compatibiliteit van deze voorschriften. Deze regels worden aan de Commissie meegedeeld overeenkomstig artikel 58 van Richtlijn (EU) 2015/1535 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
.
⇩ nieuw
In voorkomend geval verplichten de lidstaten de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders en waterstofnetbeheerders op hun grondgebied om technische voorschriften bekend te maken overeenkomstig artikel 9, met name met betrekking tot netaansluitingsregels die voorschriften voor gaskwaliteit, geurtoevoeging en gasdruk bevatten. De lidstaten verplichten de transmissie- en distributiesysteembeheerders tevens om de aansluitingstarieven voor gas uit hernieuwbare bronnen bekend te maken; die tarieven moeten gebaseerd zijn op transparante en niet-discriminerende criteria.
HOOFDSTUK III
EMPOWERMENT EN BESCHERMING VAN DE CONSUMENT EN KLEINHANDELSMARKTEN
Artikel 10
Contractuele basisrechten
1.De lidstaten zorgen ervoor dat alle eindafnemers aanspraak hebben op gasvoorziening door een leverancier, onder voorbehoud van de toestemming van de leverancier, ongeacht de lidstaat waar de leverancier is geregistreerd, mits de leverancier de geldende handels- en balanceringsregels toepast. In dat verband nemen de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen om te waarborgen dat administratieve procedures geen discriminatie inhouden ten aanzien van leveranciers die reeds in een andere lidstaat zijn geregistreerd.
2.Onverminderd de voorschriften van de Unie inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad, zorgen de lidstaten ervoor dat eindafnemers de in de leden 3 tot en met 12 van dit artikel vastgestelde rechten hebben.
3.Eindafnemers hebben recht op een contract met hun leverancier waarin zijn opgenomen:
a)de identiteit en het adres van de leverancier;
b)de geleverde diensten, de aangeboden kwaliteitsniveaus van de diensten en de benodigde tijd voor de eerste aansluiting;
c)de aangeboden soorten onderhoudsdiensten;
d)de wijze waarop de meest recente informatie over alle geldende tarieven, onderhoudskosten en gebundelde producten of diensten kan worden verkregen;
e)de duur van het contract, de voorwaarden voor verlenging en opzegging van het contract en diensten, met inbegrip van producten of diensten die gebundeld zijn met die diensten, en van het contract, en of kosteloze opzegging van het contract is toegestaan;
f)alle vergoedingen en terugbetalingsregelingen die gelden indien de contractuele kwaliteitsniveaus van de diensten niet worden gehaald, met inbegrip van onnauwkeurige of te late facturering;
g)de methode voor het inleiden van een buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 24;
h)informatie over consumentenrechten, met inbegrip van informatie over klachtenbehandeling en alle in dit lid bedoelde gegevens, welke duidelijk wordt meegedeeld op de factuur of via de website van het waterstof- of aardgasbedrijf.
De contractuele voorwaarden zijn eerlijk en vooraf bekend. In ieder geval wordt de informatie voorafgaand aan de sluiting of bevestiging van het contract verstrekt. Indien contracten door middel van tussenpersonen worden gesloten, wordt de in de punten a) tot en met f) genoemde informatie eveneens voorafgaand aan de sluiting van het contract verstrekt.
Eindafnemers ontvangen een in het oog springende samenvatting van de belangrijkste contractuele voorwaarden in beknopte en eenvoudige taal.
4.Eindafnemers worden op toereikende wijze in kennis gesteld van ieder voornemen de contractuele voorwaarden te wijzigen en op de hoogte worden gesteld van hun recht de overeenkomst op te zeggen wanneer zij van een dergelijk voornemen in kennis worden gesteld. Leveranciers stellen hun eindafnemer op een transparante en begrijpelijke manier rechtstreeks in kennis van aanpassingen van de leveringsprijs, alsmede van de redenen en voorwaarden voor de aanpassing en de reikwijdte ervan, en doen dit uiterlijk twee weken, en voor zover het huishoudelijke afnemers betreft, uiterlijk één maand vóór de aanpassing in werking treedt. De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers de mogelijkheid krijgen contracten op te zeggen indien zij de hun door de leverancier meegedeelde nieuwe contractuele voorwaarden of aanpassingen van de leveringsprijs niet aanvaarden.
5.Eindafnemers ontvangen van leveranciers transparante informatie over geldende prijzen en tarieven en over standaardvoorwaarden met betrekking tot de toegang tot en het gebruik van gasdiensten.
6.Leveranciers bieden eindafnemers een ruime keuze aan betalingswijzen. Dergelijke betalingswijzen houden geen onnodige discriminatie tussen afnemers in. Ieder verschil in tarief in verband met betalingswijzen of vooruitbetalingsregelingen is objectief, niet-discriminerend en evenredig, en bedraagt niet meer dan de directe kosten die door de begunstigde worden gedragen voor het gebruik van een specifieke betalingsmethode of vooruitbetalingsregeling, in overeenstemming met artikel 62 van Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad.
7.Huishoudelijke afnemers die toegang hebben tot vooruitbetalingssystemen ondervinden geen nadeel als gevolg van die systemen.
8.Eindafnemers krijgen van leveranciers eerlijke en transparante algemene voorwaarden aangeboden die gesteld zijn in duidelijke en begrijpelijke taal en die geen niet-contractuele belemmeringen bevatten voor het uitoefenen van de rechten van afnemers, zoals overdreven contractuele documentatie. Afnemers worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende verkoopmethoden.
9.Eindafnemers hebben recht op dienstverlening en klachtenbehandeling door hun leveranciers. Leveranciers handelen klachten eenvoudig, eerlijk en snel af.
10.Huishoudelijke afnemers van aardgas krijgen van de leveranciers ruim op tijd vóór een geplande afsluiting voldoende informatie over alternatieve maatregelen voor afsluiting. Deze alternatieve maatregelen kunnen informatie bevatten over het aanbod van ondersteuning om afsluiting te voorkomen, vooruitbetalingssystemen, energieaudits, energieadviesdiensten, alternatieve betalingsregelingen, schuldbeheeradvies of afsluitingsmoratoria, en brengen geen extra kosten mee voor de afnemer bij wie afsluiting dreigt.
11.Eindafnemers ontvangen van de leveranciers, nadat zij naar een andere leverancier zijn overgestapt, ten laatste zes weken nadat een dergelijke overstap is gebeurd een definitieve afsluitingsrekening.
Artikel 11
Het recht om over te stappen en regels inzake overstapgerelateerde vergoedingen
1.Afnemers hebben het recht om van gasleverancier of marktdeelnemer te veranderen. De lidstaten zorgen ervoor dat een afnemer die wil overstappen op een andere leverancier of marktdeelnemer, wanneer hij zich houdt aan de contractuele voorwaarden, het recht heeft om binnen een termijn van ten hoogste drie weken vanaf de datum van het verzoek over te stappen. Uiterlijk in 2026 neemt het technische proces van het overstappen op een andere leverancier of marktdeelnemer niet langer dan 24 uur in beslag en is overstappen op elke werkdag mogelijk.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat het recht om over te stappen op een andere leverancier of marktdeelnemer voor alle afnemers geldt, zonder discriminatie ten aanzien van kosten, moeite en tijd.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste huishoudelijke afnemers en kleine ondernemingen geen overstapgerelateerde vergoedingen voor gassen hoeven te betalen. De lidstaten kunnen leveranciers of marktdeelnemers evenwel toestaan opzegvergoedingen aan te rekenen aan afnemers die vrijwillig een leveringscontract met een vaste looptijd en een vaste prijs vóór het einde van de looptijd opzeggen, voor zover zulke vergoedingen:
a)deel uitmaken van een contract dat de afnemer vrijwillig is aangegaan, en
b)duidelijk aan de afnemer worden meegedeeld voordat het contract wordt aangegaan.
Dergelijke vergoedingen zijn evenredig en mogen bovendien niet méér bedragen dan het rechtstreekse economische verlies dat de leverancier of marktdeelnemer lijdt als gevolg van het opzeggen van het contract door de afnemer, met inbegrip van de kosten voor gebundelde investeringen of diensten die de afnemer reeds heeft ontvangen als onderdeel van het contract. De bewijslast voor het rechtstreekse economische verlies ligt bij de leverancier of de marktdeelnemer. De toelaatbaarheid van opzegvergoedingen wordt gemonitord door de regulerende instantie of een andere bevoegde nationale instantie.
4.Huishoudelijke afnemers van gassen hebben het recht om deel te nemen aan collectieve overstapregelingen. De lidstaten nemen alle regelgevings- en administratieve belemmeringen voor collectief overstappen weg en zorgen voor een kader dat consumentenbescherming biedt teneinde wanpraktijken te voorkomen.
Artikel 12
Vergelijkingsinstrumenten
1.De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste huishoudelijke afnemers van aardgas en micro-ondernemingen kosteloos toegang hebben tot ten minste één instrument waarmee de aanbiedingen van leveranciers, met inbegrip van gebundelde aanbiedingen, kunnen worden vergeleken. Afnemers worden geïnformeerd over de beschikbaarheid van dergelijke instrumenten, op of bij hun factuur of op een andere manier. De instrumenten voldoen aan ten minste de volgende vereisten:
a)ze zijn onafhankelijk van marktdeelnemers en waarborgen dat gasbedrijven in zoekresultaten gelijk worden behandeld;
b)ze vermelden duidelijk wie de eigenaars zijn en welke natuurlijke of rechtspersoon het instrument beheert en controleert, alsook hoe de instrumenten worden gefinancierd;
c)ze hanteren duidelijke en objectieve criteria als basis voor de vergelijking, waaronder diensten, en vermelden deze;
d)ze maken gebruik van gewone en ondubbelzinnige bewoordingen;
e)ze geven nauwkeurige en geactualiseerde informatie, met vermelding van het tijdstip van de meest recente actualisering van de informatie;
f)ze zijn toegankelijk voor personen met een handicap door waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te zijn;
g)ze bieden een doeltreffende procedure om onjuiste informatie over gepubliceerde aanbiedingen te melden;
h)ze voeren vergelijkingen uit waarbij de opgevraagde persoonlijke gegevens strikt beperkt blijft tot gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de vergelijking.
De lidstaten zorgen ervoor dat ten minste één instrument de gehele aardgasmarkt bestrijkt. Indien de markt door verschillende instrumenten wordt bestreken, omvatten deze instrumenten een zo volledig mogelijke reeks gasaanbiedingen waarmee een significant deel van de markt wordt bestreken, en als de markt met die instrumenten niet volledig wordt bestreken, bevatten deze instrumenten een duidelijke verklaring daarvoor, voordat de zoekresultaten worden getoond;
2.De instrumenten kunnen door om het even welke entiteit worden beheerd, onder meer particuliere ondernemingen en overheidsinstanties of -organen.
3.De lidstaten kunnen eisen dat de in lid 1 bedoelde vergelijkingsinstrumenten vergelijkingscriteria bevatten die verband houden met de aard van de diensten die door de leveranciers worden geboden.
4.De lidstaten benoemen een bevoegde instantie die verantwoordelijk is voor het uitbrengen van vertrouwensmerken voor vergelijkingsinstrumenten die voldoen aan de in lid 1 vastgestelde vereisten, en voor het waarborgen dat vergelijkingsinstrumenten met een vertrouwensmerk blijven voldoen aan die vereisten. Die autoriteit is onafhankelijk van marktdeelnemers en beheerders van vergelijkingsinstrumenten.
5.Ieder instrument dat het aanbod van marktdeelnemers vergelijkt komt op vrijwillige en niet-discriminerende wijze in aanmerking voor een vertrouwensmerk overeenkomstig dit artikel.
6.In afwijking van de leden 4 en 5 kunnen de lidstaten ervoor kiezen niet te voorzien in de afgifte van een vertrouwensmerk bij vergelijkingsinstrumenten, indien een overheidsinstantie of -orgaan een vergelijkingsinstrument ter beschikking stelt dat voldoet aan de in lid 1 vastgestelde vereisten.
Artikel 13
Actieve afnemers
1.De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers het recht hebben om op te treden als actieve afnemers zonder te worden onderworpen aan onevenredige of discriminerende technische vereisten, administratieve voorschriften, procedures en vergoedingen, en aan nettarieven, die de kosten niet weerspiegelen;
2.De lidstaten zorgen ervoor dat actieve afnemers:
a)het recht hebben rechtstreeks te opereren;
b)het recht hebben door henzelf geproduceerde hernieuwbare aardgassen te verkopen met gebruikmaking van het aardgassysteem;
c)het recht hebben deel te nemen aan energie-efficiëntieregelingen;
d)het recht hebben het beheer van de installaties die nodig zijn voor hun activiteiten aan een derde te delegeren, ook wat betreft de installatie, de exploitatie, de verwerking van gegevens en het onderhoud, waarbij de derde niet als actieve afnemer wordt beschouwd;
e)onderwerpen worden aan transparante en niet-discriminerende nettarieven, waarbij ervoor wordt gezorgd dat zij op een passende en evenwichtige wijze bijdragen aan de totale kosten van het systeem;
f)financieel verantwoordelijk zijn voor de onbalansen die zij in het aardgassysteem veroorzaken of dat zij hun balanceringsverantwoordelijkheid delegeren overeenkomstig artikel 3, punt e), van [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx].
3.De lidstaten kunnen in hun nationaal recht voorzien in verschillende bepalingen ten aanzien van individuele en gezamenlijk optredende actieve afnemers, mits alle in dit artikel opgenomen rechten en verplichtingen op alle actieve afnemers worden toegepast. Elk verschil in behandeling van gezamenlijk optredende actieve afnemers is evenredig en wordt terdege gemotiveerd.
4.De lidstaten zorgen ervoor dat actieve afnemers met eigen installaties voor de opslag van hernieuwbaar gas:
a)het recht hebben om binnen een redelijke termijn nadat zijn een aanvraag hebben ingediend, een netaansluiting te krijgen, mits is voldaan aan alle noodzakelijke voorwaarden, bijvoorbeeld inzake balanceringsverantwoordelijkheid;
b)geen dubbele tarieven aangerekend krijgen, waaronder nettarieven, voor opgeslagen hernieuwbaar gas op hun eigen terrein;
c)niet worden onderworpen aan onevenredige vergunningsvereisten of vergoedingen;
d)gelijktijdig verschillende diensten mogen verlenen, indien dit technisch mogelijk is.
Artikel 14
Energiegemeenschappen van burgers
1.De lidstaten voorzien in een ondersteunend regelgevingskader voor energiegemeenschappen van burgers waarbij ervoor wordt gezorgd dat:
a)de deelname aan een energiegemeenschap van burgers open en vrijwillig is;
b)de leden of aandeelhouders van een energiegemeenschap van burgers het recht hebben de gemeenschap te verlaten, in welk geval artikel 11 van toepassing is;
c)de leden of aandeelhouders van een energiegemeenschap van burgers hun rechten en verplichtingen als huishoudelijke afnemers of actieve afnemers niet verliezen;
d)de desbetreffende distributiesysteembeheerder tegen een compensatie die als billijk is beoordeeld door de regulerende instantie, met energiegemeenschappen van burgers samenwerkt om de overdracht van hernieuwbare aardgassen binnen energiegemeenschappen van burgers te faciliteren;
e)energiegemeenschappen van burgers worden onderworpen aan niet-discriminerende, billijke, evenredige en transparante procedures en tarieven, ook wat betreft netaansluiting, registratie en de verlening van vergunningen, en aan transparante en niet-discriminerende nettarieven die de kosten weerspiegelen, waarbij wordt gewaarborgd dat zij op voldoende en evenwichtige wijze bijdragen aan de totale kosten van het aardgassysteem.
2.De lidstaten mogen in het ondersteunend regelgevingskader bepalen dat energiegemeenschappen van burgers:
a)openstaan voor grensoverschrijdende deelname;
b)het recht hebben distributienetten te bezitten, op te richten, te kopen of te huren en deze op autonome wijze te beheren mits wordt voldaan aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel;
c)onderworpen zijn aan de ontheffingen als bepaald in artikel 28, lid 2;
3.De lidstaten zorgen ervoor dat energiegemeenschappen van burgers:
a)op niet-discriminerende wijze toegang kunnen hebben tot alle aardgasmarkten;
b)worden behandeld op een niet-discriminerende en evenredige wijze ten aanzien van hun activiteiten, rechten en verplichtingen als eindafnemers, producenten, leveranciers, distributiesysteembeheerders of marktdeelnemers;
c)financieel verantwoordelijk zijn voor de onbalansen die zij in het aardgassysteem veroorzaken of dat zij hun balanceringsverantwoordelijkheid delegeren in overeenstemming met artikel 3, punt e), van [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx];
d)worden behandeld als actieve afnemers overeenkomstig artikel 2, punt e), en artikel 13, lid 4, punten a), c) en d);
e)het recht hebben binnen de energiegemeenschap van burgers een regeling te treffen voor het delen van hernieuwbaar gas dat is geproduceerd door de productie-eenheden in bezit van de gemeenschap, mits aan de andere in dit artikel vastgelegde vereisten wordt voldaan en de rechten en verplichtingen van de leden van de gemeenschap als eindafnemers worden gehandhaafd.
Als hernieuwbare aardgassen worden gedeeld, gebeurt dat, voor de toepassing van de eerste alinea, punt e), zonder afbreuk te doen aan geldende nettarieven, heffingen en vergoedingen, in overeenstemming met een transparante kosten-batenanalyse van gedistribueerde energiebronnen, uitgevoerd door de bevoegde nationale instantie.
4.De lidstaten kunnen besluiten om energiegemeenschappen van burgers het recht toe te kennen een distributienetten in hun dekkingsgebied te beheren en om de desbetreffende procedures vast te stellen, onverminderd hoofdstuk VI of andere regels en bepalingen die van toepassing zijn op distributiesysteembeheerders.
Indien dat recht wordt toegekend, zorgen de lidstaten ervoor dat energiegemeenschappen van burgers:
a)niet-hernieuwbaar gas mogen transporteren indien dat gas bestemd is voor een aardgasafnemer die geen lid is van de energiegemeenschap van burgers of indien dat noodzakelijk is voor een veilige werking van het systeem;
b)het recht hebben een overeenkomst af te sluiten met de distributiesysteembeheerder of transmissiesysteembeheerder waarop hun net is aangesloten, over het beheer van hun net;
c)worden onderworpen aan passende nettarieven bij de connectiepunten tussen hun net en het distributienet buiten de energiegemeenschap van burgers;
d)afnemers die aangesloten blijven op het distributiesysteem niet discrimineren of schaden.
Artikel 15
Facturen en factureringsinformatie
1.De lidstaten zorgen ervoor dat facturen en factureringsinformatie correct, gemakkelijk te begrijpen, duidelijk, beknopt en gebruiksvriendelijk zijn, zodanig worden gepresenteerd dat vergelijking door de eindafnemer wordt vergemakkelijkt, en voldoen aan de minimumvereisten van bijlage I. Op verzoek ontvangen de eindafnemers duidelijke en begrijpelijke uitleg over hoe hun factuur tot stand is gekomen, zeker als de factuur niet gebaseerd is op het daadwerkelijke verbruik.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de eindafnemers al hun facturen en factureringsinformatie gratis ontvangen.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat eindafnemers kunnen kiezen voor elektronische facturen en factureringsinformatie, en voor flexibele regelingen voor de feitelijke betaling van de facturen.
4.Indien het contract in een toekomstige wijziging van het product of de prijs, of in een korting, voorziet, wordt dit samen met de datum waarop de wijziging in werking treedt op de factuur vermeld.
5.De lidstaten raadplegen consumentenorganisaties wanneer zij wijzigingen van de voorschriften voor de inhoud van facturen overwegen.
Artikel 16
Slimme-metersystemen in het aardgassysteem
1.Teneinde energie-efficiëntie te bevorderen en eindafnemers meer zeggenschap te geven, bevelen de lidstaten, of, indien zo bepaald door de lidstaat, de regulerende instanties ten sterkste aan dat aardgasbedrijven en andere marktdeelnemers het gebruik van aardgas optimaliseren, onder meer door het aanbieden van diensten op het gebied van energiebeheer en door het invoeren van interoperabele slimme-metersystemen, met name met energiebeheersystemen voor de consument en met slimme netwerken (smart grids), overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de Unie.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat op hun grondgebied slimme-metersystemen worden ingevoerd. Voor de invoering van die systemen kan een kostenbatenbeoordeling worden gevraagd die overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde beginselen wordt uitgevoerd.
3.De lidstaten die slimme-metersystemen daadwerkelijk invoeren stellen de minimale functionele en technische eisen vast voor de slimme-metersystemen die op hun grondgebied zullen worden ingevoerd, en publiceren deze, overeenkomstig artikel 18 en bijlage II. De lidstaten zorgen voor de interoperabiliteit van die slimme-metersystemen en de mogelijkheid daarvan om output te leveren voor energiebeheersystemen voor consumenten. In dat verband houden de lidstaten terdege rekening met het gebruik van de desbetreffende beschikbare normen, waaronder die op het gebied van interoperabiliteit, alsook met beste praktijken en met het belang van de ontwikkeling van smart grids en van de ontwikkeling van de interne markt voor aardgas.
4.De lidstaten die daadwerkelijk slimme-metersystemen invoeren, zorgen ervoor dat de eindafnemers op een transparante en niet-discriminerende wijze bijdragen aan de met de invoering verbonden kosten, en houden daarbij rekening met de baten die de invoering op lange termijn voor de gehele waardeketen oplevert. De lidstaten, of, indien een lidstaat dat zo heeft bepaald, de aangewezen regulerende instanties, monitoren de invoering op hun grondgebied regelmatig om de verwezenlijkte voordelen voor de consument te volgen.
5.Wanneer de invoering van slimme-metersystemen negatief wordt beoordeeld als gevolg van de in lid 2 bedoelde kosten-batenanalyse, zorgen de lidstaten ervoor dat de beoordeling ten minste om de vier jaar wordt herzien in respons op wezenlijke veranderingen in de onderliggende aannames en op de technologische en de marktontwikkelingen. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de uitkomst van hun geactualiseerde kosten-batenbeoordeling, wanneer die beschikbaar is.
6.De bepalingen van deze richtlijn op het gebied van slimme-metersystemen zijn van toepassing op toekomstige installaties en op installaties die oudere slimme meters vervangen. Slimme-metersystemen die reeds vóór [datum van inwerkingtreding] zijn geïnstalleerd of waarvoor de “aanvang van de werkzaamheden” vóór die datum viel, kunnen gedurende hun levensduur in bedrijf blijven. Slimme-metersystemen die niet aan de eisen van artikel 20 en bijlage II voldoen, mogen echter niet meer in bedrijf zijn na [12 jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn].
7.Voor de toepassing van lid 6 betekent “aanvang van de werkzaamheden” hetzij de start van de bouwwerkzaamheden, hetzij de eerste vaste toezegging om uitrusting te bestellen, hetzij een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt, naargelang wat als eerste plaatsvindt. De aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies worden niet als aanvang van de werkzaamheden beschouwd. Bij overnames is de aanvang van de werkzaamheden het tijdstip van de verwerving van de activa die rechtstreeks met de overgenomen vestiging verband houden.
Artikel 17
Slimme-metersystemen in het waterstofsysteem
1.De lidstaten zorgen voor de invoering van slimme-metersystemen die het verbruik nauwkeurig kunnen meten, informatie kunnen verstrekken over het werkelijke tijdstip van het verbruik en gegevens kunnen verzenden en ontvangen voor informatie-, monitoring- en controledoeleinden, door middel van een vorm van elektronische communicatie.
2.De lidstaten zorgen voor de beveiliging van de metersystemen en de respectieve datacommunicatie, voor de privacy van de eindafnemers, in overeenstemming met de relevante wetgeving van de Unie inzake gegevensbescherming en privacy, alsook voor de interoperabiliteit ervan en met inachtneming van passende normen.
3.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen interoperabiliteitseisen voor slimme-metersystemen vast en procedures om ervoor te zorgen dat degenen die daarvoor in aanmerking komen, toegang hebben tot gegevens die afkomstig zijn van die metersystemen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde raadplegingsprocedure.
Artikel 18
Functionaliteiten van slimme-metersystemen in het aardgassysteem
Wanneer de invoering van slimme-metersystemen positief worden beoordeeld op basis van een kostenbatenanalyse als bedoeld in artikel 16, lid 2, of systematisch worden ingevoerd na [datum van inwerkingtreding], voeren de lidstaten die systemen in overeenkomstig de Europese normen, bijlage II, en de volgende vereisten:
a)de slimme-metersystemen meten het werkelijke aardgasverbruik nauwkeurig en zijn in staat de eindafnemer informatie te verstrekken over het werkelijke tijdstip van het verbruik, met inbegrip van gevalideerde historische verbruiksgegevens die gemakkelijk, veilig en zonder extra kosten op verzoek ter beschikking van de eindafnemers worden gesteld en worden gevisualiseerd, alsmede niet-gevalideerde meest recent beschikbare verbruiksgegevens die ook gemakkelijk, veilig en zonder extra kosten ter beschikking van de eindafnemers worden gesteld, via een gestandaardiseerde interface of via toegang op afstand, ter ondersteuning van geautomatiseerde energie-efficiëntieprogramma’s en andere diensten;
b)de beveiliging van slimme-metersystemen en datacommunicatie voldoet de relevante beveiligingsregels van de Unie, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de beste beschikbare technieken om te zorgen voor het hoogste niveau van bescherming van de cyberveiligheid en rekening houdend met de kosten en het evenredigheidsbeginsel;
c)de persoonlijke levenssfeer van eindafnemers en de bescherming van hun gegevens voldoen aan de relevante regels van de Unie inzake gegevensbescherming en persoonlijke levenssfeer;
d)op verzoek van de eindafnemers worden hun de gegevens omtrent hun aardgasverbruik ter beschikking gesteld, overeenkomstig de op grond van artikel 23 vastgestelde uitvoeringshandeling, door middel van een gestandaardiseerde communicatie-interface of door toegang op afstand, of aan een derde partij die namens hen optreedt, in een gemakkelijk te begrijpen formaat, waardoor zij aanbiedingen kunnen vergelijken op basis van gelijke criteria;
e)de eindafnemer krijgt passend advies en informatie voorafgaand aan of op het moment dat de slimme meters worden geïnstalleerd, met name over hun volle potentieel ten aanzien van het meterstandbeheer en de monitoring van het energieverbruik, en over de verzameling en verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de geldende gegevensbeschermingsvoorschriften van de Unie;
f)slimme-metersystemen maken het de eindafnemers mogelijk dat hun meter wordt afgelezen en hun rekening wordt vereffend binnen dezelfde tijdresolutie als de kortste vereffeningsperiode op de nationale markt.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt e), worden eindafnemers in de gelegenheid gesteld hun meetgegevens op te zoeken of zonder extra kosten door te sturen naar derden en in overeenstemming met hun bij de gegevensbeschermingsregels van de Unie verleende recht op gegevensoverdraagbaarheid.
Artikel 19
Recht op een slimme meter voor aardgas
1.Indien de invoering van slimme-metersystemen negatief is beoordeeld als gevolg van de in artikel 16, lid 2, bedoelde kostenbatenanalyse, en indien slimme-metersystemen niet systematisch worden ingevoerd, zorgen de lidstaten ervoor dat elke eindafnemer op verzoek en onder eerlijke, redelijke en kostenefficiënte voorwaarden het recht heeft op de installatie, of, in voorkomend geval, de upgrade, van een slimme meter — waarvan de extra kosten voor zijn rekening komen — die:
a)indien technisch mogelijk, uitgerust is met functionaliteiten als bedoeld in artikel 18, of met een minimumreeks functionaliteiten die door de lidstaten op nationaal niveau en overeenkomstig bijlage II moet worden vastgesteld en gepubliceerd;
b)interoperabel is en in staat is de gewenste connectiviteit van de meterinfrastructuur met energiebeheersystemen voor afnemers te leveren.
2.Wanneer een afnemer op grond van lid 1 om een slimme meter verzoekt, zorgen de lidstaten, of, indien zo bepaald door de lidstaat, de aangewezen bevoegde instanties ervoor:
a)dat het aanbod aan de eindafnemer die om installatie van een slimme meter vraagt, expliciet vermeldt en duidelijk beschrijft:
i)welke functies en interoperabiliteit door de slimme meter kunnen worden ondersteund en welke diensten kunnen worden aangeboden, alsmede welke voordelen, realistisch beschouwd, kunnen worden bereikt door die slimme meter op dat moment in de tijd te hebben;
ii)of installatie gepaard gaat met door de eindafnemer te dragen kosten;
b)dat de slimme meter binnen een redelijke termijn en in ieder geval niet meer dan vier maanden na het verzoek van de afnemer wordt geïnstalleerd;
c)dat zij regelmatig, en ten minste elke twee jaar, de daarmee samenhangende kosten opnieuw bekijken en openbaar toegankelijk maken, en dat zij de ontwikkeling van die kosten als gevolg van technologische ontwikkelingen en mogelijke metersysteemupgrades volgen.
Artikel 20
Conventionele meters voor aardgas
1.Wanneer eindafnemers van aardgas geen slimme meters hebben, zorgen de lidstaten ervoor dat eindafnemers individuele conventionele meters krijgen die hun feitelijke verbruik nauwkeurig meten.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat de eindafnemers van aardgas hun conventionele meter gemakkelijk kunnen aflezen, hetzij rechtstreeks hetzij indirect via een online interface of via een andere passende interface.
Artikel 21
Gegevensbeheer
1.Bij het opzetten van de regels betreffende het beheer en de uitwisseling van gegevens, specificeren de lidstaten, of, wanneer een lidstaat dat heeft bepaald, de aangewezen bevoegde instanties, de regels over de toegang tot gegevens van de eindafnemer voor in aanmerking komende partijen in overeenstemming met dit artikel en het toepasselijke rechtskader van de Unie. Voor de doeleinden van deze richtlijn omvatten gegevens meter- en verbruiksgegevens, alsmede gegevens die nodig zijn voor het overstappen van de afnemer naar een andere leverancier en gegevens voor andere diensten.
2.De lidstaten organiseren het beheer van gegevens en zorgen daarmee voor efficiënte en beveiligde toegang tot en uitwisseling van gegevens evenals gegevensbescherming en gegevensbeveiliging.
Ongeacht het gegevensbeheermodel dat in elke lidstaat wordt toegepast, verstrekken de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer aan elke in aanmerking komende partij toegang tot de gegevens van de eindafnemer in overeenstemming met lid 1. In aanmerking komende partijen kunnen op niet-discriminerende wijze en op hetzelfde moment beschikken over de gevraagde gegevens. De toegang tot gegevens is gemakkelijk en de betrokken procedures toegang tot gegevens te verkrijgen, worden openbaar gemaakt.
3.De regels over toegang tot en opslag van gegevens voor de toepassing van deze richtlijn zijn in overeenstemming met het desbetreffende recht van de Unie.
De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze richtlijn, geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.
4.De lidstaten of, wanneer een lidstaat dat heeft bepaald, de aangewezen bevoegde instanties, machtigen en certificeren de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer, of houden daar in voorkomend geval toezicht op, om ervoor te zorgen dat deze partijen aan de eisen van deze richtlijn voldoen.
Onverminderd de taken van de functionarissen voor gegevensbescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, kunnen de lidstaten besluiten om van de partijen die verantwoordelijk zijn voor het gegevensbeheer te eisen dat nalevingsfunctionarissen worden benoemd die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering van de maatregelen die door de betrokken partijen zijn genomen om te zorgen voor niet-discriminerende toegang tot gegevens en de naleving van de eisen van deze richtlijn.
De lidstaten kunnen de in artikel 44, lid 2, punt d), van deze richtlijn bedoelde nalevingsfunctionarissen of -instanties benoemen om aan de verplichtingen uit hoofde van dit lid te voldoen.
5.De eindafnemers wordt geen extra kosten in rekening gebracht voor de toegang tot hun gegevens of voor het verzoek om hun gegevens beschikbaar te stellen.
De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de vaststelling van de betrokken tarieven voor de toegang tot gegevens door de in aanmerking komende partijen.
De lidstaten of, indien een lidstaat dat zo heeft bepaald, de aangewezen regulerende instanties zorgen ervoor dat door gereguleerde entiteiten die gegevensdiensten verstrekken opgelegde tarieven redelijk en naar behoren verantwoord zijn.
Artikel 22
Interoperabiliteitsvoorschriften en procedures voor toegang tot gegevens
1.Teneinde concurrentie op de detailhandelsmarkt voor aardgas te bevorderen en buitensporige administratieve kosten voor de in aanmerking komende partijen te voorkomen, faciliteren de lidstaten de volledige interoperabiliteit van energiediensten binnen de Unie.
2.De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen interoperabiliteitsvoorschriften en niet-discriminerende en transparante procedures voor toegang tot de in artikel 21, lid 1, bedoelde gegevens vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 bedoelde raadplegingsprocedure.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat aardgasbedrijven de in lid 2 bedoelde interoperabiliteitsvoorschriften en procedures voor toegang tot gegevens toepassen. Die voorschriften en procedures zijn op bestaande nationale praktijken gebaseerd.
Artikel 23
Eén enkel contactpunt
Elke lidstaat voorziet in één enkel contactpunt waar de afnemers alle nodige informatie kunnen krijgen over hun rechten, het toepasselijk recht en de geschillenbeslechtingsmechanismen in geval van een geschil. Dit één enkele contactpunt kan deel uitmaken van een algemeen consumentenvoorlichtingsloket en kan dezelfde entiteit zijn als het één enkele contactpunt voor elektriciteit als bedoeld in artikel 26 van Richtlijn (EU) 2019/944 [betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit].
Artikel 24
Recht op buitengerechtelijke geschillenbeslechting
1.De lidstaten waarborgen dat de eindafnemers toegang hebben tot een eenvoudige, eerlijke, transparante, onafhankelijke, doeltreffende en efficiënte buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen over de bij deze richtlijn vastgestelde rechten en plichten, en wel via een onafhankelijk mechanisme zoals een energie-ombudsman of consumentenorganisatie, of via een nationale regulerende instantie. Indien de eindafnemer een consument is in de zin van Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad(23), voldoen dergelijke buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen aan de kwaliteitseisen van die richtlijn en voorzien deze zo nodig in systemen van terugbetaling of vergoeding.
2.Indien nodig waarborgen de lidstaten dat entiteiten voor alternatieve geschillenbeslechting samenwerken om een eenvoudige, eerlijke, transparante, onafhankelijke, doeltreffende en efficiënte buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen te bieden voor elk geschil dat voortkomt uit producten of diensten die gekoppeld zijn aan, of gebundeld zijn met, een product dat, of een dienst die, onder het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.
3.De deelname van gasbedrijven aan buitengerechtelijke geschillenbeslechtingsmechanismen voor huishoudelijke afnemers is verplicht tenzij de betrokken lidstaat aan de Commissie aantoont dat andere mechanismen even doeltreffend zijn.
Artikel 25
Kwetsbare afnemers
De lidstaten nemen passende maatregelen om eindafnemers te beschermen en voorzien met name in adequate waarborgen voor de bescherming van kwetsbare afnemers. In dit verband definieert elke lidstaat het begrip kwetsbare afnemers, dat kan verwijzen naar energiearmoede. Maatregelen ter bescherming van kwetsbare afnemers kunnen onder meer een verbod inhouden op afsluiting van dergelijke afnemers in moeilijke tijden.
De lidstaten nemen met name passende maatregelen ter bescherming van op het aardgas- of waterstofsysteem aangesloten eindafnemers in afgelegen gebieden. De lidstaten kunnen een noodleverancier aanwijzen voor op het gassysteem aangesloten huishoudelijke afnemers en, indien de lidstaten dat passend achten, kleine ondernemingen die worden beschouwd als kwetsbare afnemers. Zij zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming, met name met betrekking tot de transparantie van contractvoorwaarden, algemene informatie en mechanismen voor geschillenbeslechting.
🡻 2009/73/EG
Artikel 45
Kleinhandelsmarkten
Teneinde het ontstaan van goed functionerende en transparante kleinhandelsmarkten in de Gemeenschap te bevorderen, zien de lidstaten erop toe dat de taken en verantwoordelijkheden van transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, leveranciers en afnemers, alsmede, indien nodig, andere marktspelers, nauwkeurig zijn omschreven wat contractuele regelingen, klantgerichtheid, gegevensuitwisseling en geschillenbeslechting, gegevenseigendom en meteropneming betreft.
Deze voorschriften worden openbaar gemaakt, zijn erop gericht de toegang van afnemers en leveranciers tot de netten te vergemakkelijken, en worden aan het oordeel van de regulerende instanties of andere betrokken nationale instanties onderworpen.
⇩ nieuw
Hoofdstuk IV
Derdentoegang tot infrastructuur
Deel I
Toegang tot aardgasinfrastructuur
Artikel 26
Markttoegang voor hernieuwbare en koolstofarme gassen
De lidstaten maken de toegang van hernieuwbare en koolstofarme gassen tot de markt en infrastructuurvoorzieningen mogelijk, ongeacht of de installaties voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen zijn aangesloten op distributie- of transmissienetten.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 2732
Toegang van derdenDerdentoegang ⌦ tot aardgasdistributie en -transmissie en LNG-terminals ⌫
1.De lidstaten dragen zorg voor de invoering van een systeem voor toegang van derden derdentoegang tot het transmissie- en distributiesysteem en LNG-installaties, gebaseerd op bekendgemaakte tarieven die gelden voor alle in aanmerking komende afnemers, inclusief leveringsbedrijven, en die objectief worden toegepast zonder onderscheid te maken tussen systeemgebruikers. De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 7241 worden goedgekeurd door een in artikel 7039, lid 1, bedoelde regulerende instantie, en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden. ⇨ Kortingen kunnen alleen worden toegekend indien de wetgeving van de Unie daarin voorziet. ⇦
2. Transmissiesysteembeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdende transmissie, toegang tot het net van andere transmissiesysteembeheerders.
23De bepalingen van deze richtlijn laten de sluiting van langlopende contracten ⇨ inzake hernieuwbare en koolstofarme gassen ⇦ onverlet, voor zover die in overeenstemming zijn met de communautaire mededingingsregels ⌦ van de Unie ⌫ ⇨ en bijdragen tot decarbonisatie. Er worden geen langetermijncontracten voor de levering van onbehandelde fossiele gassen gesloten die doorlopen na 2049 ⇦.
⇩ nieuw
3.Dit artikel geldt ook voor energiegemeenschappen van burgers die distributienetten beheren.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 2834
Toegang tot upstreampijpleidingnetten ⌦ voor aardgas ⌫
1.De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers, ongeacht hun locatie, overeenkomstig dit artikel toegang kunnen krijgen tot upstreampijpleidingnetten, met inbegrip van installaties voor technische diensten in verband met die toegang, maar niet tot delen van dergelijke netten en installaties die gebruikt worden voor plaatselijke productieactiviteiten op de plaats binnen een veld waar de aardgasproductie plaatsvindt. Overeenkomstig artikel 8854 stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
2.De in lid 1 bedoelde toegang wordt verschaft op een wijze die door de lidstaat wordt vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke rechtsinstrumenten. De lidstaten passen de doelstellingen inzake eerlijke en vrije toegang, de totstandbrenging van een competitieve aardgasmarkt en het vermijden van misbruik van dominante marktposities toe en houden daarbij rekening met de zekerheid en de regelmaat van de leveringen, de beschikbare of redelijkerwijs beschikbaar te maken capaciteit en de bescherming van het milieu. Zij kunnen tevens rekening houden met:
a)de noodzaak om toegang te weigeren vanwege een redelijkerwijs niet te verhelpen onverenigbaarheid van technische specificaties;
b)de noodzaak om problemen te vermijden die redelijkerwijs niet op te lossen zijn en die de doelmatige productie van koolwaterstoffen nu en in de toekomst in de weg zouden kunnen staan, met inbegrip van de productie in winningsgebieden met een marginale economische levensvatbaarheid;
c)de noodzaak om rekening te houden met de naar behoren gemotiveerde redelijke behoeften van de eigenaar of exploitant van het upstreampijpleidingnet met betrekking tot het transport vervoer en de verwerking van aardgas, alsook met de belangen van alle andere gebruikers van het upstreampijpleidingnet of de bijbehorende verwerkings- of behandelingsinstallatie, en
d)de noodzaak om, overeenkomstig ⌦ het Unierecht ⌫ de Gemeenschapswetgeving, hun wettelijke en bestuursrechtelijke procedures toe te passen voor het verlenen van toestemming voor productie of upstreamontwikkeling.
3.De lidstaten zorgen ervoor dat zij over regelingen voor geschillenbeslechting beschikken, met inbegrip van een instantie die onafhankelijk van de partijen opereert en toegang heeft tot alle relevante informatie, zodat geschillen over de toegang tot upstreampijpleidingnetten met bekwame spoed beslecht kunnen worden, met inachtneming van de in lid 2 genoemde criteria en rekening houdend met het aantal partijen dat betrokken kan zijn bij de onderhandelingen over de toegang tot dergelijke netten.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 4
4.In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt de regeling voor geschillenbeslechting toegepast van de lidstaat die rechtsmacht heeft over het upstreampijpleidingnet waartoe de toegang wordt geweigerd. Wanneer bij grensoverschrijdende geschillen meer dan één lidstaat bevoegd is voor het betrokken net, plegen de betrokken lidstaten overleg met elkaar om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn consequent worden toegepast. Indien het upstreampijpleidingnet begint in een derde land en ten minste met één lidstaat verbonden is, overleggen de betrokken lidstaten met elkaar, en raadpleegt de lidstaat waar zich het eerste connectiepunt entrypunt met het net van de lidstaten bevindt, het betrokken derde land waar het upstreampijpleidingnet begint, teneinde ervoor te zorgen dat, wat het betrokken net betreft, deze richtlijn consequent wordt toegepast op het grondgebied van de lidstaten.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
Artikel 2933
Toegang tot opslag ⌦ van aardgas ⌫
1.Met het oog op de organisatie van de toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot ondersteunende diensten, kunnen de lidstaten een of beide van de in de leden 3 en 4 bedoelde procedures kiezen. Bij deze procedures worden objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria gehanteerd.
⇩ nieuw
Bij de keuze van de procedure voor toegang tot opslaginstallaties overeenkomstig dit artikel, houden de lidstaten rekening met de resultaten van de gemeenschappelijke en nationale risicobeoordelingen die overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938 zijn uitgevoerd.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten stellen criteria vast op basis waarvan de toegangsregeling kan worden bepaald die van toepassing is op opslaginstallaties en leidingbuffer, en maakt die bekend. Zij maken bekend, of verplichten de beheerders van opslag- en transmissiesystemen daartoe, welke opslaginstallaties, of welke onderdelen daarvan, en welke leidingbuffer wordt aangeboden overeenkomstig de verschillende procedures van de leden 3 en 4.
De in de tweede zin van de tweede alinea bedoelde verplichting laat het in de eerste alinea genoemde recht op vrije keuze van de lidstaten onverlet.
2.Lid 1 is niet van toepassing op ondersteunende diensten en tijdelijke opslag die gerelateerd zijn aan een LNG-installatie en die nodig zijn voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.
3.Bij toegang via onderhandelingen nemen de lidstaten of, indien de lidstaten hierin voorzien, de regulerende instanties de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied kunnen onderhandelen over toegang tot opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch en/of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten te onderhandelen.
Over contracten voor toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten wordt met de betrokken opslagsysteembeheerder of aardgasbedrijven onderhandeld. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten schrijven de opslagsysteembeheerders en de aardgasbedrijven voor dat zij hun belangrijkste commerciële voorwaarden voor het gebruik van opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten uiterlijk op 1 januari 2005 en vervolgens elk jaar publiceren.
Bij het opstellen van de in de tweede alinea vermelde ⌦ die ⌫ voorwaarden raadplegen de opslagbeheerders en aardgasbedrijven de systeemgebruikers.
4.Bij gereguleerde toegang nemen de regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aardgasbedrijven en in aanmerking komende afnemers binnen en buiten het door het stelsel van systemen bestreken grondgebied een recht van toegang tot opslaginstallaties, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten krijgen op basis van gepubliceerde tarieven of andere voorwaarden en verplichtingen voor het gebruik van die opslaginstallaties en leidingbuffer, wanneer dit technisch of economisch noodzakelijk is voor een efficiënte toegang tot het systeem, alsmede met het oog op de organisatie van de toegang tot andere ondersteunende diensten. De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten raadplegen de systeemsgebruikers bij het opstellen van de tarieven of de methodes voor de berekening hiervan. Dit recht van toegang voor in aanmerking komende afnemers kan worden verleend door hen in staat te stellen leveringscontracten te sluiten met andere concurrerende aardgasbedrijven dan de eigenaar en/of beheerder van het systeem of een verwant bedrijf.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 3038
Directe leidingen ⌦ voor aardgas ⌫
1.De lidstaten nemen maatregelen om het mogelijk te maken dat:
a)de op hun grondgebied gevestigde aardgasbedrijven via een directe leiding kunnen leveren aan de in aanmerking komende afnemers, en
b)elke in aanmerking komende dergelijke afnemer die op hun grondgebied gevestigd is, via een directe leiding kan worden bevoorraad door een producent en door een aardgasbedrijf.
2.In gevallen waarin toestemming (bijvoorbeeld vergunning, toelating, concessie, instemming of goedkeuring) vereist is voor de aanleg of exploitatie van directe leidingen, stellen de lidstaten of een door hen aangewezen bevoegde instantie criteria vast voor het verlenen van toestemming voor de aanleg of exploitatie van die directe leidingen op hun grondgebied. De criteria moeten zijn objectief, transparant en niet-discriminerend zijn.
3.De lidstaten kunnen de toestemming voor de aanleg van een directe leiding afhankelijk stellen van de weigering van toegang tot het systeem op basis van artikel 3435, dan wel van de start van een geschillenbeslechtingsprocedure overeenkomstig artikel 7341.
⇩ nieuw
DEEL II
Toegang tot waterstofinfrastructuur
Artikel 31
Derdentoegang tot waterstofnetten
1.De lidstaten zorgen voor de invoering van een systeem voor gereguleerde derdentoegang tot waterstofnetten op basis van gepubliceerde tarieven die objectief en zonder onderscheid tussen waterstofnetgebruikers worden toegepast.
2.De lidstaten zorgen ervoor dat deze tarieven of de aan de berekening daarvan ten grondslag liggende methoden voorafgaand aan hun toepassing overeenkomstig artikel 72 worden goedgekeurd door een in artikel 70, bedoelde regulerende instantie, en dat deze tarieven en, wanneer alleen de methoden zijn goedgekeurd, de methoden worden bekendgemaakt voordat zij in werking treden.
3.Waterstofnetbeheerders hebben, indien nodig ten behoeve van de uitvoering van hun functies, waaronder die met betrekking tot grensoverschrijdend transport van waterstof in een waterstofnet, toegang tot het net van andere waterstofnetbeheerders.
4.Tot en met 31 december 2030 kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen. In dat geval zorgt de lidstaat voor de invoering van een systeem van onderhandelde derdentoegang tot waterstofnetten op basis van objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria. De regulerende instanties nemen de nodige maatregelen opdat gebruikers van waterstofnetten kunnen onderhandelen over toegang tot waterstofnetten. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang tot waterstofnetten te onderhandelen.
5.Wanneer gebruik wordt gemaakt van onderhandelde toegang, geven de regulerende instanties de gebruikers van waterstofnetten richtsnoeren over de wijze waarop de overeengekomen tarieven zullen worden beïnvloed wanneer gereguleerde derdentoegang wordt ingevoerd.
Artikel 32
Derdentoegang tot waterstofterminals
1.De lidstaten zorgen voor de invoering van een systeem voor derdentoegang tot waterstofterminals op basis van objectieve, transparante en niet-discriminerende onderhandelde toegang, waarbij de regulerende instanties de nodige maatregelen nemen om waterstofterminalgebruikers in staat te stellen te onderhandelen over toegang tot dergelijke terminals. De partijen zijn verplicht te goeder trouw over toegang te onderhandelen.
2.De regulerende instanties houden toezicht op de voorwaarden voor de derdentoegang tot waterstofterminals en de gevolgen daarvan voor de waterstofmarkten en nemen, indien nodig om de mededinging te waarborgen, maatregelen om de toegang te verbeteren overeenkomstig de criteria van lid 1.
Artikel 33
Toegang tot waterstofopslag
De lidstaten zorgen voor de invoering van een systeem voor gereguleerde derdentoegang tot waterstofopslag en waterstofleidingbuffer wanneer dat technisch en/of economisch noodzakelijk is voor het verlenen van efficiënte toegang tot het systeem voor de levering aan afnemers en voor de organisatie van toegang tot ondersteunende diensten, op basis van gepubliceerde tarieven en objectief en zonder discriminatie tussen gebruikers van waterstofsystemen. De lidstaten zorgen ervoor dat die tarieven of de methodologieën voor de berekening ervan worden goedgekeurd door de regulerende instanties overeenkomstig artikel 72 alvorens zij van kracht worden.
DEEL III
WEIGERING VAN TOEGANG EN AANSLUITING
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 3435
Weigering van toegang⌦ en aansluiting ⌫
1.Aardgasbedrijven ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ kunnen toegang tot ⇨ of aansluiting op ⇦ het systeem ⇨ aardgas- of waterstofsysteem ⇦ weigeren op grond van een gebrek aan capaciteit of indien de toegang tot het systeem hen zou verhinderen om de zoals in artikel 3, lid 2, bedoelde aan hen opgelegde openbaredienstverplichtingen na te komen, of op grond van ernstige economische en financiële moeilijkheden met take-or-pay-contracten, zulks met inachtneming van de criteria en procedures van artikel 48 en het door de lidstaat overeenkomstig lid 1 van dat artikel gekozen alternatief. Een dergelijke weigering wordt naar behoren gemotiveerd.
2.⇨ Rekening houdend met de decarbonisatiedoelstellingen op nationaal en EU-niveau, ⇦ ⇨ nemen ⇦ de De lidstaten kunnen de nodige ⇨ passende ⇦ maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het aardgasbedrijf- ⇨ of waterstofbedrijf ⇦ dat de toegang tot ⇨ of de aansluiting op ⇦ het ⇨ aardgas- of waterstofsysteem ⇦systeem op grond van een gebrek aan capaciteit of het ontbreken van een verbinding weigert, de nodige uitbreidingswerkzaamheden verricht voor zover dat economisch verantwoord is of wanneer een potentiële afnemer bereid is daarvoor te betalen. In de lidstaten die artikel 4, lid 4, toepassen, nemen de lidstaten de maatregelen in kwestie.
⇩ nieuw
3.De toegang tot het systeem kan voor hernieuwbare en koolstofarme gassen uitsluitend worden geweigerd behoudens de bepalingen van de artikelen 18 en 33 van [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx].
🡻 2009/73/EG
Artikel 36
Nieuwe infrastructuur
1.
Grote nieuwe gasinfrastructuurprojecten, dat wil zeggen interconnectoren, LNG- en opslaginstallaties, kunnen op verzoek voor een vastgestelde periode worden ontheven van het bepaalde in de artikelen 9, 32, 33 en 34, en artikel 41, leden 6, 8 en 10, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a)de investering versterkt de mededinging bij de levering van gas en versterkt de leverings- en voorzieningszekerheid;
b)het investeringsrisico is zo groot dat de investering niet wordt gedaan als er geen ontheffing wordt verleend;
c)de infrastructuur is eigendom van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de systeembeheerders in wier systemen die infrastructuur wordt gebouwd;
d)er worden tarieven in rekening gebracht bij de gebruikers van die infrastructuur, en
🡻 2019/692 artikel 1, lid 5, punt a)
e)de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging op de relevante markten waarop de investering waarschijnlijk een effect zal hebben, van het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas, van het efficiënte functioneren van de betrokken gereguleerde systemen of van de leverings- en voorzieningszekerheid inzake aardgas in de Unie.
🡻 2009/73/EG
2.
Het bepaalde in lid 1 is ook van toepassing op een aanzienlijke capaciteitsverhoging van bestaande infrastructuur en op wijzigingen van die infrastructuur die het mogelijk maken nieuwe bronnen voor de levering van gas te ontwikkelen.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 5, punt b)
3.
De in hoofdstuk VIII bedoelde regulerende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffing.
Voordat een besluit over de ontheffing wordt genomen, gaat de nationale regulerende instantie, of in voorkomend geval een andere bevoegde instantie van die lidstaat, over tot raadpleging van:
a)de nationale regulerende instanties van de lidstaten wier markten waarschijnlijk een effect zullen ondervinden van de nieuwe infrastructuur, en
b)de nationale regulerende instanties van de derde landen wier betrokken infrastructuur verbonden is met het Unienet dat onder het rechtsgebied van een lidstaat valt en begint of eindigt in een of meer derde landen.
Indien de geraadpleegde autoriteiten van de derde landen niet binnen een redelijke termijn of binnen een vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageren, kan de betrokken nationale regulerende instantie het vereiste besluit nemen.
🡻 2009/73/EG
4.
Wanneer de infrastructuur in kwestie is gelegen op het grondgebied van meer dan één lidstaat, kan het Agentschap een advies aan de regulerende instanties van de lidstaten in kwestie doen toekomen, op basis waarvan zij een besluit kunnen nemen binnen twee maanden vanaf de datum waarop de laatste van de regulerende instanties een verzoek om een ontheffing heeft ontvangen.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 5, punt c)
Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden vanaf de datum waarop de laatste regulerende instantie het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, overeenstemming hebben bereikt over dit verzoek, stellen zij het Agentschap op de hoogte van hun besluit. Indien de betrokken infrastructuur een transmissieleiding is tussen een lidstaat en een derde land kan de nationale regulerende instantie, of in voorkomend geval een andere bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, alvorens een besluit over de ontheffing te nemen, de relevante bevoegde autoriteit van dat derde land raadplegen, teneinde ervoor te zorgen dat, wat de betrokken infrastructuur betreft, deze richtlijn consequent wordt toegepast op het grondgebied en, in voorkomend geval, in de territoriale wateren van die lidstaat. Indien de geraadpleegde autoriteit van het derde land niet binnen een redelijke of vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageert, kan de betrokken nationale regulerende instantie het vereiste besluit nemen.
🡻 2009/73/EG
Het Agentschap voert de taken waarmee de regulerende instanties van de betrokken lidstaten bij dit artikel worden belast, uit:
a)indien alle betrokken regulerende instanties niet in staat zijn gebleken overeenstemming te bereiken binnen zes maanden na de datum waarop de laatste van deze regulerende instanties het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, of
b)naar aanleiding van een gezamenlijk verzoek van de betrokken regulerende instanties.
Alle betrokken regulerende instanties kunnen gezamenlijk verzoeken de in de derde alinea, onder a), bedoelde periode met ten hoogste drie maanden te verlengen.
5.
Alvorens een besluit te nemen raadpleegt het Agentschap de relevante regulerende instanties en de aanvragers.
6.
Een ontheffing kan gelden voor het geheel of voor gedeelten van de capaciteit van de nieuwe infrastructuur, of van de bestaande infrastructuur met aanzienlijk verhoogde capaciteit.
Bij de besluitvorming over de ontheffing wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de ontheffing en de niet-discriminerende toegang tot de infrastructuur. Bij de vaststelling van deze voorwaarden wordt met name rekening gehouden met de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden.
Voordat een ontheffing wordt verleend, besluit de regulerende instantie, over de voorschriften en de mechanismen voor het beheer en/of de toewijzing van de capaciteit. De voorschriften omvatten de eis dat alle potentiële gebruikers van de infrastructuur wordt verzocht hun belangstelling voor het inkopen van capaciteit aan te geven alvorens de toewijzing van capaciteit in de nieuwe infrastructuur, inclusief voor eigen gebruik, plaatsvindt. De regulerende instantie eist dat de voorschriften voor het congestiebeheer de verplichting omvatten om ongebruikte capaciteit op de markt aan te bieden, en eist dat gebruikers van de infrastructuur het recht krijgen de door hen ingekochte capaciteit te verhandelen op de secundaire markt. Bij haar beoordeling van de in lid 1, onder a), b) en e), van dit artikel bedoelde criteria houdt de regulerende instantie rekening met de resultaten van de capaciteitstoewijzingsprocedure.
Het ontheffingsbesluit, met inbegrip van eventuele voorwaarden als bedoeld in de tweede alinea van dit lid, wordt naar behoren met redenen omkleed en wordt gepubliceerd.
7.
Niettegenstaande lid 3 kunnen de lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of het Agentschap, naar gelang van het geval, haar of zijn advies over het verzoek om ontheffing aan het bevoegde orgaan in de lidstaat voorlegt met het oog op een formeel besluit. Dit advies wordt samen met het besluit bekendgemaakt.
8.
De regulerende instantie zendt de Commissie onverwijld na ontvangst een afschrift toe van ieder verzoek om ontheffing. Het besluit wordt door de bevoegde instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit. De informatie kan in geaggregeerde vorm aan de Commissie worden voorgelegd om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Deze informatie omvat in het bijzonder:
a)de gedetailleerde redenen op grond waarvan de regelgevende instantie of de lidstaat de ontheffing heeft verleend of geweigerd, samen met een verwijzing naar lid 1 met inbegrip van de/het relevante punt(en) van dat lid waarop dit besluit is gebaseerd, met inbegrip van de financiële informatie ter staving van de noodzaak van een ontheffing;
b)de analyse van de gevolgen ten aanzien van de mededinging en de efficiënte functionering van de interne markt voor aardgas die het verlenen van de ontheffing met zich brengt;
c)de motivering omtrent de duur en het gedeelte van de totale capaciteit van de betrokken gasinfrastructuur waarvoor de ontheffing is verleend;
d)indien de ontheffing betrekking heeft op een interconnector, het resultaat van het overleg met de betrokken regulerende instanties, en
e)de bijdrage van de infrastructuur aan de diversifiëring van de gasvoorziening.
9.
Binnen twee maanden na ontvangst van een kennisgeving kan de Commissie een besluit nemen waarbij zij de kennisgevende instanties verzoekt het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of in te trekken. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de kennisgeving. Die termijn van twee maanden kan met twee extra maanden worden verlengd indien de Commissie om aanvullende informatie verzoekt. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. De termijn van twee maanden kan ook worden verlengd wanneer zowel de Commissie als de betrokken regulerende instantie daarmee instemt.
Wanneer de opgevraagde informatie niet binnen de in het verzoek om informatie vastgestelde termijn wordt verstrekt, wordt de kennisgeving geacht te zijn ingetrokken tenzij, alvorens die termijn afloopt, de termijn is verlengd met de instemming van zowel de Commissie als de regulerende instantie of tenzij de regulerende instantie in een met redenen omklede verklaring de Commissie ervan op de hoogte heeft gebracht dat zij de kennisgeving als volledig beschouwt.
De regulerende instantie voldoet binnen een termijn van een maand aan het besluit van de Commissie om het ontheffingsbesluit te wijzigen of in te trekken en stelt de Commissie daarvan in kennis.
De Commissie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.
De goedkeuring van een ontheffingsbesluit door de Commissie verliest haar effect twee jaar na de vaststelling daarvan wanneer de bouw van de infrastructuur nog niet van start is gegaan, en na vijf jaar wanneer de infrastructuur nog niet operationeel is geworden, tenzij de Commissie vaststelt dat de vertraging het gevolg is van grote hindernissen die buiten de macht liggen van de persoon aan wie de ontheffing is verleend.
10.
De Commissie kan richtsnoeren aannemen voor de toepassing van de in de lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden en ter omschrijving van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 3, 6, 8 en 9 van dit artikel. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.
⇩ nieuw
Hoofdstuk V
Voorschriften voor transmissie-, opslag- en systeembeheerders van aardgas
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 3513
Taken van transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders
1.Elke transmissie-, opslag- of LNG-systeembeheerder:
a)beheert, onderhoudt en ontwikkelt onder economische voorwaarden veilige, betrouwbare en efficiënte transmissie-, opslag- en/of LNG-installaties om een open markt te waarborgen, met inachtneming van het milieu ⇨ en de in [Verordening (EU) 2022/ … (de methaanverordening)] neergelegde verplichtingen⇦ , en zorgt voor afdoende middelen om aan de dienstverleningsverplichtingen te voldoen;
b)onthoudt zich van discriminatie discrimineert niet tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers, met name in het bijzonder ten gunste van verwante bedrijven;
c)verstrekt elke andere transmissiesysteembeheerder, opslagsysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of elke distributiesysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen, en
d)verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij voor een efficiënte toegang tot het systeem nodig hebben.
2.Elke transmissiesysteembeheerder bouwt voldoende grensoverschrijdende capaciteit op om Europese transmissie-infrastructuur te integreren die voldoet aan alle economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit, rekening houdend met de leverings- en voorzieningszekerheid van gas.
⇩ nieuw
3.Transmissiesysteembeheerders werken samen met distributiesysteembeheerders om de effectieve deelname van met hun net verbonden marktdeelnemers op de detailhandels-, groothandels- en balanceringsmarkt te garanderen.
4.Transmissiesysteembeheerders zorgen voor een efficiënt gaskwaliteitsbeheer in hun installaties in overeenstemming met de toepasselijke gaskwaliteitsnormen.
🡻 2009/73/EG
53.De door transmissiesysteembeheerders vastgestelde regels voor het in evenwicht houden van het gastransmissiesysteem, waaronder de regels voor de tarieven die zij hun systeemgebruikers aanrekenen voor verstoring van de energiebalans, zijn objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, met inbegrip van de regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door transmissiesysteembeheerders worden volgens een methode die in overeenstemming is met artikel 7241, lid 67, vastgesteld op een niet-discriminerende wijze die de kostprijs weerspiegelt;. Dde voorwaarden worden gepubliceerd.
64.De regulerende instanties, indien de lidstaten hierin voorzien, of de lidstaten kunnen verlangen dat transmissiesysteembeheerders voldoen aan minimumnormen voor het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, inclusief interconnectiecapaciteit.
⇩ nieuw
7.De lidstaten mogen bepalen dat één of meer van de in lid 1 vermelde verantwoordelijkheden worden toegewezen aan een andere transmissiesysteembeheerder dan die welke het transmissiesysteem bezit waarop de desbetreffende verantwoordelijkheden van toepassing zijn. De transmissiesysteembeheerder waaraan de taken zijn toegewezen, wordt gecertificeerd in het kader van het model van de ontvlechting van de eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiesysteembeheerder, en voldoet aan de in artikel 54 vastgestelde vereisten, maar wordt niet vereist het onder zijn verantwoordelijkheid vallende transmissiesysteem niet bezitten.
8.De transmissiesysteembeheerder voldoet aan de vereisten van hoofdstuk IX en wordt gecertificeerd overeenkomstig artikel 57. Dit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor transmissiesysteembeheerders die in het kader van het model van de ontvlechting van eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiesysteembeheerders zijn gecertificeerd, om op hun initiatief en onder hun toezicht, bepaalde taken te delegeren aan andere transmissiesysteembeheerders die in het kader van het model van de ontvlechting van eigendom, de onafhankelijke systeembeheerder of de onafhankelijke transmissiesysteembeheerderzijn gecertificeerd, indien de delegatie van taken de effectieve en onafhankelijke besluitvormingsbevoegdheden van de delegerende transmissiesysteembeheerder niet in het gedrang brengt.
9.LNG- en opslagsysteembeheerders werken binnen één lidstaat en op regionaal niveau samen om te zorgen voor een zo efficiënt mogelijk gebruik van de capaciteiten van de installaties en synergieën tussen deze installaties, rekening houdend met de integriteit en de werking van het systeem.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
105.Transmissiesysteembeheerders schaffen de energie die zij ter uitvoering van hun taken gebruiken aan volgens transparante, niet-discriminerende en op de markt gebaseerde procedures.
Artikel 3616
Vertrouwelijkheid voor transmissiesysteembeheerders en eigenaars van transmissiesystemen
1.Onverminderd artikel 6830 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerder en eigenaar van een transmissiesysteem de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name geven zij geen commercieel gevoelige gegevens vrij aan de andere onderdelen van de onderneming, tenzij dat noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie. Om de volledige inachtneming van de regels betreffende de ontvlechting van informatie te verzekeren, zien de lidstaten erop toe dat de eigenaar van een transmissiesysteem alsook, in het geval van een gecombineerde beheerder, de distributiesysteembeheerder, en de overige onderdelen van het bedrijf niet van gezamenlijke diensten gebruikmaken, zoals gezamenlijke juridische diensten, afgezien van zuiver administratieve en IT-functies.
2.Transmissie-, opslag- en/of LNG-systeembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
3.Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van gevoelige handelsinformatie onverlet.
⇩ nieuw
Artikel 37
Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van nieuwe installaties voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen op het transmissiesysteem
1.De transmissiesysteembeheerder stelt transparante en efficiënte procedures op voor de niet-discriminerende aansluiting van nieuwe installaties voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen op het transmissiesysteem en publiceert deze. Die procedures zijn onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instanties.
2.De transmissiesysteembeheerders hebben niet het recht om economisch redelijke en technisch haalbare aansluitingsverzoeken van een nieuwe installatie voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen te weigeren.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 3823
Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van opslaginstallaties, LNG-hervergassingsinstallaties en industriële verbruikers op het transmissiesysteem ⌦ en het waterstofnet ⌫
1.De transmissiesysteembeheerder ⇨ en de waterstofnetbeheerder ⇦ stelt stellen transparante en efficiënte procedures en tarieven op voor de niet-discriminerende aansluiting van opslaginstallaties ⇨ voor aardgas of waterstof ⇦, LNG-hervergassingsinstallaties⇨ , waterstofterminals ⇦ en industriële afnemers op het transmissiesysteem ⇨ en het waterstofnet ⇦, en publiceert deze. Deze procedures worden door de regulerende instantie goedgekeurd.
2.De tTransmissiesysteembeheerders ⇨ en de waterstofnetbeheerder ⇦ hebben niet het recht de aansluiting van een nieuwe opslaginstallatie ⇨ voor aardgas of waterstof ⇦ , LNG-hervergassingsinstallatie ⇨ , waterstofterminal ⇦ of industriële afnemer te weigeren op grond van mogelijke toekomstige beperkingen van de beschikbare netcapaciteiten of het argument dat extra kosten zijn verbonden aan de noodzakelijke capaciteitsvergroting. De transmissiesysteembeheerder ⇨ en de waterstofnetbeheerder ⇦ zorgt zorgen voor voldoende entry- en exitcapaciteit voor de nieuwe aansluiting.
Artikel 6
Regionale solidariteit
1.Teneinde de zekerheid van de voorziening op de interne markt voor aardgas te waarborgen, werken de lidstaten samen om de regionale en bilaterale solidariteit te bevorderen.
2.Deze samenwerking heeft betrekking op situaties die resulteren uit of op korte termijn waarschijnlijk zullen resulteren uit een ernstige onderbreking van de voorziening in een lidstaat. Het rapport dient te bevatten:
a)coördinatie van de nationale noodbepalingen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2004/67/EG van de Raad van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening
;
b)identificatie en, waar nodig, ontwikkeling of modernisering van elektriciteits- en aardgasinterconnecties, en
c)voorwaarden en praktische uitvoeringsbepalingen voor wederzijdse bijstand.
3.De Commissie en de overige lidstaten worden op de hoogte gehouden over deze samenwerking.
4.De Commissie kan richtsnoeren voor regionale solidariteit en samenwerking aannemen. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.
Hoofdstuk VI
Distributie en levering ⌦ Distributiesysteembeheer van aardgas ⌫
Artikel 3924
Aanwijzing van distributiesysteembeheerders
De lidstaten wijzen één of meer distributiesysteembeheerders aan, of verlangen van de bedrijven die eigenaar zijn van of verantwoordelijk zijn voor distributiesystemen, dat zij één of meer distributiesysteembeheerders aanwijzen voor een termijn die door de lidstaten op grond van doelmatigheid en economisch evenwicht wordt vastgesteld. De, en de lidstaten zien erop toe dat deze beheerders de bepalingen van de artikelen 40, 42 en 4325 tot en met 27 naleven.
Artikel 4025
Taken van distributiesysteembeheerders
1.Elke distributiesysteembeheerder is verantwoordelijk voor het waarborgen van het systeem op lange termijn om te voldoen aan een redelijke vraag naar de distributie van aardgas, en voor het beheren, onderhouden en ontwikkelen onder economische voorwaarden in zijn gebied van een veilig, betrouwbaar en efficiënt systeem, met inachtneming van het milieu ⇨ , de in [Verordening (EU) 2022/ … (methaanverordening)] neergelegde verplichtingen ⇦ en energie-efficiëntie.
⇩ nieuw
2.Wanneer de regulerende instanties daartoe besluiten, kunnen distributiesysteembeheerders verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van een efficiënt gaskwaliteitsbeheer in hun installaties, in overeenstemming met de toepasselijke gaskwaliteitsnormen, indien nodig voor systeembeheer als gevolg van de injectie van hernieuwbare en koolstofarme gassen.
🡻 2009/73/EG
32.De distributiesysteembeheerder mag niet tussen systeemgebruikers of categorieën van systeemgebruikers discrimineren, met name niet ten gunste van verwante bedrijven.
43.Elke distributiesysteembeheerder verstrekt elke andere distributiesysteembeheerder, transmissiesysteembeheerder, LNG-systeembeheerder en/of opslagsysteembeheerder voldoende informatie om te waarborgen dat het transport en de opslag van aardgas geschieden op een wijze die verenigbaar is met de zekere en doelmatige exploitatie van het stelsel van systemen.
54.Elke distributiesysteembeheerder verstrekt de systeemgebruikers de informatie die zij nodig hebben voor efficiënte toegang tot het systeem, inclusief het gebruik ervan.
65.Wanneer een distributiesysteembeheerder verantwoordelijk is voor het balanceren van het gasdistributiesysteem, zijn de daartoe door hem vastgestelde regels, waaronder de regels voor de vaststelling van de tarieven die zij systeemgebruikers voor energie-onbalans in rekening brengen, objectief, transparant en niet-discriminerend. De voorwaarden, inclusief regels en tarieven, voor het verlenen van dergelijke diensten door distributiesysteembeheerders worden overeenkomstig een methode die verenigbaar is met artikel 7241, lid 67, bepaald op een niet-discriminerende wijze die de kosten weerspiegelt;. Dde voorwaarden worden gepubliceerd.
⇩ nieuw
7.Distributiesysteembeheerders werken samen met transmissiesysteembeheerders om te zorgen voor de effectieve deelname van met hun net verbonden marktdeelnemers op de detailhandels-, groothandels- en balanceringsmarkt in het entry-exitsysteem waartoe het distributiesysteem behoort.
8.De distributiesysteembeheerders stellen transparante en efficiënte procedures op voor de niet-discriminerende aansluiting van nieuwe installaties voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen op het transmissiesysteem en publiceren deze. Die procedures zijn onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instanties.
9.De distributiesysteembeheerders hebben niet het recht om economisch redelijke en technisch haalbare aansluitingsverzoeken van een nieuwe installatie voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen te weigeren.
Artikel 41
Besluitvormingsbevoegdheden inzake de aansluiting van nieuwe installaties voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen op het distributiesysteem
Regulerende instanties verplichten de distributiesysteembeheerder transparante en efficiënte procedures op te stellen en te publiceren voor de niet-discriminerende aansluiting van nieuwe installaties voor de productie van hernieuwbare en koolstofarme gassen op het transmissiesysteem. Die procedures zijn onder voorbehoud van goedkeuring door de regulerende instanties.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 4226
Ontvlechting van distributiesysteembeheerders
1.Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf, moet hij, althans met betrekking tot zijn rechtsvorm, organisatie en besluitvorming, onafhankelijk van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten zijn. Deze regels houden geen verplichting in om de eigendom van de activa van het distributiesysteem af te scheiden van het verticaal geïntegreerde bedrijf.
2.Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, moet hij, naast de vereisten zoals bedoeld in lid 1, met betrekking tot zijn organisatie en besluitvorming onafhankelijk zijn van andere, niet met distributie samenhangende activiteiten. Om dit te verwezenlijken, gelden de volgende minimumcriteria:
a)⌦ de ⌫ personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de distributiesysteembeheerder mogen ⌦ nemen ⌫ niet deelnemen in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie, de transmissie ⇨, het transport ⇦ of de levering van ⇨ gassen ⇦ aardgas;
b)er worden passende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het bestuur van de distributiesysteembeheerder, dat zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
c)de distributiesysteembeheerder beschikt over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het net;. oOm deze taken te vervullen beschikt de distributiesysteembeheerder over de nodige middelen, inclusief personele, technische, financiële en fysieke middelen;. dDit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moederonderneming op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 7241, lid 7, in een dochteronderneming beschermd worden;. hHierdoor wordt de moederonderneming met name in staat gesteld haar goedkeuring te hechten aan het jaarlijks financieel plan, of elk equivalent instrument, van de transmissiesysteembeheerder, en algemene limieten vast te stellen voor de schuldenlast van haar dochteronderneming;. hHet biedt de moederonderneming echter niet de mogelijkheid instructies te geven met betrekking tot de dagelijkse bedrijfsvoering of individuele besluiten over de aanleg of de verbetering van distributielijnen, die niet verder gaan dan de voorwaarden van het goedgekeurde financiële plan of enig equivalent instrument;, en
d)de distributiesysteembeheerder stelt een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten, en zorgt ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord;. hHet nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling;. dDe persoon of de instantie die belast is met de monitoring van het nalevingsprogramma, de nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder, dient bij de in artikel 7039, lid 1, bedoelde regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. Dit , en dit verslag wordt bekendgemaakt;. dDe nalevingsfunctionaris van de distributiesysteembeheerder is volledig onafhankelijk en heeft toegang tot alle informatie van de distributiesysteembeheerder en eventuele verbonden ondernemingen die hij nodig heeft om zijn taken te vervullen.
3.Wanneer de distributiesysteembeheerder deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf zien de lidstaten erop toe dat de activiteit van de distributiesysteembeheerder wordt gemonitord door de regulerende instanties of andere bevoegde instanties om erover te waken dat hij die verticale integratie niet benut om de mededinging te vervalsen. Met name vermijden verticaal geïntegreerde distributiesysteembeheerders om via communicatie en merknamen verwarring te scheppen wat de afzonderlijke identiteit betreft van de leveringstak van het verticaal geïntegreerde bedrijf.
4.De lidstaten kunnen besluiten de leden 1 tot en met 3 niet toe te passen op geïntegreerde aardgasbedrijven die minder dan 100 000 aangesloten afnemers bedienen.
Artikel 4327
Vertrouwelijkheid voor distributiesysteembeheerders
1.Onverminderd artikel 6830 of enige andere wettelijke verplichting tot het verstrekken van informatie, eerbiedigt elke distributiesysteembeheerder de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven.
2.Distributiesysteembeheerders maken bij de aan- of verkoop van aardgas door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die zij van derden hebben gekregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
Artikel 4428
Gesloten distributiesystemen⌦ voor aardgas ⌫
1.De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties of andere bevoegde organen om een systeem dat ⇨ aardgas ⇦ gas distribueert binnen een geografisch afgebakende industrie- of commerciële locatie of een locatie met gedeelde diensten en dat niet, onder onverminderd lid 4, huishoudelijke afnemers van ⇨ aardgas ⇦ gas voorziet, als gesloten distributiesysteem aan te merken indien:
a)de exploitatie of het productieproces van de gebruikers van dat systeem om specifieke technische of veiligheidsredenen geïntegreerd zijn, of
b)het systeem primair ⇨ aardgas ⇦ gas distribueert aan de eigenaar of beheerder van het systeem of de daarmee verwante bedrijven.
2.De lidstaten kunnen voorzien in nationale regulerende instanties om de beheerder van een gesloten distributiesysteem ⇨ voor aardgas ⇦ te ontheffen van de vereiste krachtens artikel 2732, lid 1, dat tarieven of de methodes voor de berekening hiervan moeten worden goedgekeurd alvorens zij overeenkomstig artikel 7241 van kracht worden.
3.Indien er een ontheffing wordt toegestaan uit hoofde van lid 2, worden de geldende tarieven of de methodes voor de berekening hiervan herzien en goedgekeurd overeenkomstig artikel 7241 op verzoek van een gebruiker van het gesloten distributiesysteem ⇨ voor aardgas ⇦ .
4.Incidenteel gebruik van een klein aantal huishoudens die werkzaam zijn bij of vergelijkbare betrekkingen hebben met de eigenaar van het distributiesysteem en in het gebied dat door een gesloten distributiesysteem bediend wordt, sluit niet uit dat een ontheffing uit hoofde van lid 2 wordt toegestaan.
⇩ nieuw
5.Gesloten distributiesystemen worden als distributiesystemen beschouwd voor de toepassing van deze richtlijn.
🡻 2009/73/EG
⇨ nieuw
Artikel 4529
Gecombineerde beheerder
Artikel 2644, lid 1, vormt geen beletsel voor een gecombineerd beheer van transmissie-, LNG-, opslag- en distributiesystemen door een distributiesysteembeheerder, mits deze beheerder de voorwaarden van de artikel 549, lid 1, of de artikelen 5514 en 5615, of hoofdstuk IXIV naleeft, of onder artikel 4982, lid 6, valt.
⇩ nieuw
Hoofdstuk VII
Voorschriften voor specifieke waterstofnetten
Artikel 46
Taken van waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders
1.Elke waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerder is verantwoordelijk om:
a)veilige en betrouwbare infrastructuurvoorzieningen voor het transport of de opslag van waterstof onder economische voorwaarden te beheren, onderhouden en ontwikkelen, met inachtneming van het milieu, in nauwe samenwerking met beheerders van verbonden en naburige waterstofnetten;
b)ervoor te zorgen dat het waterstofsysteem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag naar transport en opslag van waterstof;
c)te zorgen voor afdoende middelen teneinde te voldoen aan zijn verplichtingen;
d)de beheerder van andere netten of systemen waaraan zijn systeem is gekoppeld, voldoende informatie te verschaffen om het zeker en efficiënt beheer, de gecoördineerde ontwikkeling en de interoperabiliteit van het stelsel van systemen te waarborgen;
e)niet te discrimineren tussen systeemgebruikers of klassen van infrastructuurgebruikers, met name ten gunste van verwante bedrijven;
f)de systeemgebruikers de informatie te verstrekken die zij voor een efficiënte toegang tot de infrastructuur nodig hebben;
g)alle redelijke beschikbare maatregelen te nemen om waterstofemissies tijdens hun activiteiten te voorkomen en tot een minimum te beperken, en op gezette tijden alle relevante onderdelen die onder de verantwoordelijkheid van de beheerder vallen te onderzoeken op waterstoflekken en deze te herstellen;
h)bij de bevoegde autoriteiten een verslag in te dienen over de detectie van waterstoflekken en, indien nodig, een reparatie- of vervangingsprogramma.
2.Elke waterstofnetbeheerder bouwt voldoende grensoverschrijdende capaciteit op om Europese waterstofinfrastructuur te integreren die voldoet aan alle economisch redelijke en technisch haalbare vraag naar capaciteit, rekening houdend met de leverings- en voorzieningszekerheid van waterstof.
3.De waterstofnetbeheerders kunnen verantwoordelijk zijn voor een efficiënt beheer van de waterstofkwaliteit in hun netten, overeenkomstig de toepasselijke kwaliteitsnormen voor waterstof, indien nodig voor het systeembeheer en na goedkeuring door de regulerende instantie.
Artikel 47
Bestaande waterstofnetten
1.De lidstaten kunnen besluiten een afwijking van de eisen van de artikelen 31, 62, 63 en 64 van deze richtlijn en van de artikelen 6 en 47 van [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx] toe te staan aan waterstofnetten die op [datum van inwerkingtreding] eigendom waren van een verticaal geïntegreerd bedrijf. De afwijking is beperkt tot de netwerkcapaciteit die op [datum van inwerkingtreding] in gebruik is.
2.De afwijking is beperkt in de tijd en loopt af:
a)wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf bij de regulerende instantie een verzoek indient om een einde te maken aan de afwijking en een dergelijk verzoek door de regulerende instantie wordt goedgekeurd;
b)wanneer het waterstofnet waarvoor de afwijking geldt, wordt verbonden met een ander waterstofnet;
c)wanneer het waterstofnet waarvoor de afwijking geldt, of de capaciteit ervan, wordt uitgebreid;
d)op uiterlijk 31 december 2030.
Artikel 48
Geografisch afgebakende waterstofnetten
1.De lidstaten kunnen regulerende instanties de mogelijkheid bieden om waterstofnetten die waterstof transporteren van één entrypunt naar een beperkt aantal exitpunten in een geografisch afgebakend, industrieel of commercieel gebied een afwijking van artikel 62 te verlenen.
2.Afwijkingen uit hoofde van lid 1 zijn ten minste van toepassing tot en met 31 december 2030. Met ingang van 1 januari 2031 vervalt de afwijking wanneer aan een van onderstaande voorwaarden is voldaan:
a)wanneer een concurrerende producent van hernieuwbare waterstof toegang tot het net wil krijgen;
b)wanneer het vrijgestelde waterstofnet op een ander waterstofnet wordt aangesloten.
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de in punt a) van dit lid bedoelde verzoeken om toegang ter kennis van de regulerende instantie worden gebracht.
Artikel 49
Waterstofinterconnectoren met derde landen
1.Waterstofinterconnectoren tussen lidstaten en derde landen zijn onderworpen aan de regels die van toepassing zijn op waterstofnetten zoals vastgesteld in deze richtlijn en in [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx]. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de handhaving van deze regels rekening wordt gehouden met de daadwerkelijke toepassing ervan op het grondgebied van de Unie en met het geïntegreerde karakter van de interconnector.
2.Met het oog op de uitvoering van de vereisten van lid 1 sluit de Unie vóór de ingebruikname van elke waterstofinterconnector een intergouvernementele overeenkomst met het verbonden derde land, of met de verbonden derde landen, waarin de exploitatievoorschriften voor de betrokken waterstofinterconnector zijn vastgesteld, indien de Commissie heeft vastgesteld dat een dergelijke overeenkomst noodzakelijk is om de naleving van de in lid 1 bedoelde regels te waarborgen.
3.Een dergelijke intergouvernementele overeenkomst kan in voorkomend geval nadere regels bevatten voor de uitvoering van de vereisten inzake derdentoegang, tariefregulering en de ontvlechting van de beheerder van de waterstofinterconnector, alsmede regels inzake de certificering van hernieuwbare en koolstofarme waterstof, met inbegrip van regels voor het verzamelen van de vereiste gegevens en de toepassing van de criteria om uit elektriciteit geproduceerde waterstof als hernieuwbare waterstof te kunnen beschouwen.
Artikel 50
Vertrouwelijkheid voor beheerders van waterstofnetten, waterstofopslaginstallaties en waterstofterminals
1.Onverminderd de wettelijke verplichtingen om informatie openbaar te maken, eerbiedigt elke beheerder van een waterstofnet, waterstofopslaginstallatie of waterstofterminal en elke eigenaar van een waterstofnet de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens die hem bij zijn bedrijfsvoering ter kennis komen, en voorkomt hij dat informatie over zijn eigen activiteiten die commercieel voordeel kan opleveren, op discriminerende wijze wordt vrijgegeven. Met name indien de beheerder van een waterstofnet, waterstofopslaginstallatie of waterstofterminal, of de eigenaar van een waterstofnet deel uitmaakt van een verticaal geïntegreerd bedrijf, geeft hij geen commercieel gevoelige informatie vrij aan de overige delen van de onderneming, tenzij dit noodzakelijk is voor de uitvoering van een zakelijke transactie.
2.De beheerder van een waterstofnet, waterstofopslaginstallatie of waterstofterminal maakt bij de aan- of verkoop van waterstof door een verwant bedrijf geen misbruik van commercieel gevoelige gegevens die hij van derden heeft verkregen in het kader van de verlening van of onderhandelingen over toegang tot het systeem.
3.Informatie die nodig is voor doeltreffende mededinging en een efficiënte werking van de markt wordt openbaar gemaakt. Deze verplichting laat de bescherming van gevoelige handelsinformatie onverlet.
Hoofdstuk VIII
Geïntegreerde netplanning
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 5122
Netontwikkeling en bevoegdheden om investeringsbeslissingen te nemen
1.⌦ Alle ⌫ De transmissiesysteembeheerders legt leggen, na alle belanghebbenden geraadpleegd te hebben, de ⌦ betrokken ⌫ regulerende instantie elk jaar ⇨ ten minste om de twee jaar ⇦een tienjarig netontwikkelingsplan voor dat gebaseerd is op het bestaande en te verwachten niveau van vraag en aanbod. ⇨ Er is ten minste één enkel netontwikkelingsplan per lidstaat. Infrastructuurbeheerders, met inbegrip van LNG-terminalbeheerders, opslagbeheerders, distributiesysteembeheerders, waterstofbeheerders, infrastructuurbeheerders voor stadsverwarming en elektriciteitsbeheerders zijn verplicht alle relevante informatie die nodig is voor de ontwikkeling van het enkele plan, te verstrekken aan en te delen met de transmissiesysteembeheerders.⇦ Het netwerkontwikkelingsplan bevat efficiënte maatregelen om de toereikendheid van het ⇨ aardgassysteem ⇦ systeem en de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid te garanderen ⇨, in het bijzonder de naleving van de in Verordening (EU) 2017/1938 neergelegde infrastructuurnormen. Het tienjarig netontwikkelingsplan wordt gepubliceerd en is openbaar toegankelijk op een website ⇦.
2.Het tienjarig netontwikkelingsplan voor het netwerk moet met name:
a)de marktspelers meedelen wat de belangrijkste transmissie-infrastructuur is ⇨ bevatten ⇦ die de eerstvolgende tien jaar aangelegd of vernieuwd moet worden;
b)alle investeringen bevatten waartoe reeds besloten is en aangeven welke nieuwe investeringen de eerstkomende drie jaar gedaan moeten worden, en tevens, en
⇩ nieuw
c)informatie bevatten over infrastructuurvoorzieningen die kunnen of zullen worden ontmanteld; en
🡻 2009/73/EG
⇨ nieuw
dc) een tijdschema bevatten voor alle investeringsprojecten- ⇨ en ontmantelingsprojecten ⇦ ;.
⇩ nieuw
e)gebaseerd zijn op een gezamenlijk scenariokader dat is ontwikkeld door de betrokken infrastructuurbeheerders, met inbegrip van betrokken distributiesysteembeheerders, van ten minste gas en elektriciteit;
f)consistent zijn met de resultaten van de gemeenschappelijke en nationale risico-evaluaties uit hoofde van artikel 7 van Verordening (EG) 2017/1938;
g)in overeenstemming zijn met het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en de actualiseringen daarvan, en met de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, en de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit ondersteunen.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
3.Bij de opstelling van het tienjarige netontwikkelingsplan ⇨ houdt de transmissiesysteembeheerder ten volle rekening met het potentieel van alternatieven voor uitbreiding van het systeem, zoals het gebruik van vraagrespons, alsook het verwachte verbruik na toepassing van het energie-efficiëntie-eerstbeginsel, handel met andere landen en het Uniebrede netontwikkelingsplan. De transmissiesysteembeheerder gaat na hoe, waar mogelijk, tegemoet kan worden gekomen aan een behoefte met betrekking tot zowel elektriciteits- als gassystemen en verstrekt daarbij informatie over de optimale locatie en omvang van energieopslag en activa voor de omzetting van elektriciteit in gas⇦ maakt de transmissiesysteembeheerder redelijke inschattingen aangaande de ontwikkeling van de productie, levering, verbruik en uitwisseling met andere landen, rekening houdend met de investeringsplannen voor regionale netten en netten voor de gehele Gemeenschap, en met investeringsplannen voor installaties voor opslag en hervergassing van LNG.
4.De regulerende instantie raadpleegt op een open en transparante wijze alle daadwerkelijke en potentiële systeemgebruikers over het tienjarige netontwikkelingsplan. Personen of bedrijven die beweren potentiële systeemgebruikers te zijn, kan worden verzocht die bewering te onderbouwen. Zij maakt het resultaat van de raadpleging bekend, met name de mogelijke behoeften aan investeringen.
5.De regulerende instantie gaat na of het tienjarige netontwikkelingsplan alle investeringsbehoeften bestrijkt die tijdens de raadpleging zijn opgetekend en of het overeenkomt met ⇨ de meest recente Uniebrede simulatie van scenario's van verstoringen die door het ENTSB-G is uitgevoerd overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) 2017/1938, met de regionale en nationale risico-evaluaties en met ⇦ het in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 715/2009 bedoelde niet-bindende tienjarige ⌦ Uniebrede ⌫ netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap dekt ⌦ als bedoeld in artikel 30, lid 1, punt b), van Verordening (EU) 2019/943 ⌫. Als betwijfeld wordt of het overeenkomt met het tienjarige netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ dekt, raadpleegt de regulerende instantie het Agentschap ⌦ ACER ⌫ . De regulerende instantie kan eisen dat de transmissiesysteembeheerder zijn tienjarige netwerkontwikkelingsplan wijzigt.
⇩ nieuw
De bevoegde nationale instanties onderzoeken de samenhang van het tienjarige netontwikkelingsplan met het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en de actualiseringen daarvan, en met de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999.
🡻 2009/73/EG
⇨ nieuw
6.De regulerende instantie houdt toezicht op en evalueert de uitvoering van het tienjarige netontwikkelingsplan.
7.Ingeval de transmissiesysteembeheerder ⇨ onafhankelijke systeembeheerder of onafhankelijke transmissiebeheerder ⇦ om andere dan dwingende redenen buiten zijn macht een investering die volgens het tienjarige netontwikkelingsplan in de eerstvolgende drie jaar uitgevoerd had moeten worden, niet uitvoert, zorgen de lidstaten ervoor dat de regulerende instantie ten minste een van de volgende maatregelen moet nemen opdat de investering in kwestie wordt gedaan indien de investering in het licht van het meest recente tienjarige netontwikkelingsplan nog relevant is:
a)eisen dat de transmissiesysteembeheerder de investering in kwestie uitvoert;
b)voor de investering in kwestie een aanbestedingsprocedure organiseren die openstaat voor alle investeerders, of
c)de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met een kapitaalverhoging om de nodige investeringen te financieren en onafhankelijke investeerders de mogelijkheid te geven deel te nemen in het kapitaal.
Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar in de eerste alinea, punt b), genoemde bevoegdheden, kan zij de transmissiesysteembeheerder verplichten in te stemmen met:
a)financiering door een derde partij;
b)bouw door een derde partij;
c)opbouw van het betrokken activa zelf;
d)exploitatie van de het betrokken actief activa zelf.
De transmissiesysteembeheerder verstrekt de investeerders alle nodige gegevens om de investeringen te verrichten, sluit nieuwe activa aan op het transmissienet en stelt algemeen gesproken alles in het werk om de uitvoering van het investeringsproject te vergemakkelijken.
De toepasselijke financieringsregelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie.
8.Indien de regulerende instantie gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheden uit hoofde van lid 7, eerste alinea, dekken de van toepassing zijnde tariefregelingen de kosten van de betrokken investeringen.
⇩ nieuw
Artikel 52
Verslaglegging over de ontwikkeling van waterstofnetten
1.De waterstofnetbeheerders dienen bij de regulerende instantie op gezette tijden, zoals bepaald door die autoriteit, een overzicht in van de waterstofnetinfrastructuur die zij willen ontwikkelen. Dat overzicht:
a)bevat informatie over de capaciteitsbehoeften, zowel qua volume als qua duur, zoals overeengekomen tussen netgebruikers en waterstofnetbeheerders;
b)bevat informatie over de mate waarin herbestemde aardgaspijpleidingen zullen worden gebruikt voor het transport van waterstof;
c)is in overeenstemming met het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan en de actualiseringen daarvan, en met de geïntegreerde nationale energie- en klimaatvoortgangsverslagen die zijn ingediend overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999, en ondersteunt de in artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1119 bedoelde doelstelling inzake klimaatneutraliteit.
2.Waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders verstrekken alle relevante informatie die nodig is voor het opstellen van het overzicht en delen deze met de waterstofnetbeheerders.
3.De regulerende instantie onderzoekt het overzicht. Bij dit onderzoek wordt rekening gehouden met de algemene energetisch-economische noodzaak van het waterstofnet en met het overeenkomstig artikel 51, lid 2, punt e), ontwikkelde gezamenlijke scenariokader.
4.De regulerende instantie houdt bij de goedkeuring van specifieke heffingen in de zin van artikel 4 van [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM (2021) xxx] rekening met het onderzoek van het overzicht.
5.De waterstofnetbeheerders publiceren op gezette tijden een gezamenlijk verslag over de ontwikkeling van het waterstofsysteem op basis van het bij de regulerende instantie ingediende overzicht. Zij houden rekening met het in lid 4 bedoelde onderzoek van de regelgevende instantie.
6.De lidstaten kunnen besluiten de in artikel 51 bedoelde eisen toe te passen op de waterstofnetbeheerders.
Artikel 53
Financiering van grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur
1.Wanneer een waterstofinterconnectorproject is opgenomen in het EU-brede tienjarige netontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 29 van [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] en geen project van gemeenschappelijk belang is als bedoeld in [hoofdstuk II van Verordening xxx betreffende richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur en bijlage I, punt 3, daarbij], stellen de aangrenzende en betrokken waterstofnetbeheerders een projectplan op, met inbegrip van een verzoek om grensoverschrijdende kostenverdeling, en dienen zij dit gezamenlijk ter goedkeuring in bij de betrokken regulerende instanties.
2.Het projectplan en het verzoek om grensoverschrijdende kostenverdeling gaan vergezeld van een projectspecifieke kosten-batenanalyse, waarin rekening wordt gehouden met de voordelen van het project buiten de grenzen van de betrokken lidstaten, en van een bedrijfsplan waarin de financiële levensvatbaarheid van het project wordt beoordeeld, waarin een financieringsoplossing wordt opgenomen en waarin wordt gespecificeerd of de betrokken waterstofnetbeheerders instemmen met een onderbouwd voorstel voor een grensoverschrijdende kostenverdeling.
3.De betrokken regulerende instanties nemen, na raadpleging van de waterstofnetbeheerders, gecoördineerde besluiten over de verdeling van de investeringskosten die door elke netbeheerder voor het project moeten worden gedragen.
4.Wanneer de betrokken regulerende instanties binnen zes maanden geen overeenstemming over het verzoek kunnen bereiken, neemt ACER een beslissing overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942.
5.Na 31 december 2030 onderhandelen alle betrokken waterstofnetbeheerders over een systeem van financiële compensatie om de financiering van grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur te waarborgen. Bij de ontwikkeling daarvan plegen de waterstofnetbeheerders uitvoerig overleg waarbij alle relevante marktdeelnemers worden betrokken.
6.De betrokken waterstofnetbeheerders bereiken binnen drie jaar en uiterlijk op 31 december 2033 overeenstemming over het systeem van financiële compensatie. Indien binnen die termijn geen overeenstemming wordt bereikt, nemen de betrokken regulerende instanties binnen twee jaar gezamenlijk een besluit. Wanneer de betrokken regulerende instanties binnen twee maanden geen gezamenlijke overeenkomst kunnen bereiken, neemt ACER een beslissing overeenkomstig de procedure van artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942.
7.Het systeem van financiële compensatie wordt toegepast overeenkomstig artikel 72, lid 1, punt b).
8. Bij de overgang naar een systeem van financiële compensatie worden bestaande capaciteitscontracten niet beïnvloed door het vastgestelde financiële compensatiemechanisme.
9. Nadere bijzonderheden die nodig zijn voor de uitvoering van het in dit artikel beschreven proces, met inbegrip van de vereiste processen en tijdschema’s, het proces voor de evaluatie en zo nodig de wijziging van het compensatiemechanisme teneinde rekening te houden met de tariefontwikkeling en de ontwikkeling van de waterstofnetten, worden vastgesteld in een netcode die is vastgesteld op basis van artikel 54 van [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx].
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Hoofdstuk IX
⌦ Ontvlechting van transmissiesysteembeheerders ⌫
Deel 1
⌦ Ontvlechting van de eigendom ⌫
Artikel 549
Ontvlechting van transmissiesystemen en van transmissiesysteembeheerders
1.De lidstaten zorgen ervoor dat per 3 maart 2012:
a)ieder bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, handelt als een transmissiesysteembeheerder;
b)dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om:
i)direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, of
ii)direct of indirect zeggenschap uit te oefenen over een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en direct of indirect zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht;
c)dezelfde persoon of personen niet het recht hebben om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem, en om op directe of indirecte wijze zeggenschap uit te oefenen of rechten uit te oefenen over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht,; en
d)dezelfde persoon niet het recht heeft om lid te zijn van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, van zowel een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, als een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem.
2.De in lid 1, onderpunten b) en c), bedoelde rechten omvatten met name:
a)het recht om stemrechten uit te oefenen;
b)de bevoegdheid om leden aan te wijzen van de raad van toezicht, van de raad van bestuur of van organen die het bedrijf juridisch vertegenwoordigen, of
c)het hebben van een meerderheidsaandeel.
3.Voor de toepassing van lid 1, punt b), omvat het begrip ⌦ wordt onder de term ⌫ „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” het begrip ⌦ ook begrepen ⌫ „bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht” in de zin van Richtlijn 2009/72/EG ⌦ (EU) 2019/944 ⌫ van het Europees Parlement en de Raad
van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit
, en omvatten de begrippen ⌦ wordt onder de termen ⌫ „transmissiesysteembeheerder” en „transmissiesysteem” de begrippen ⌦ ook ⌫ „transmissiesysteembeheerder”, respectievelijk „transmissiesysteem” in de zin van die richtlijn ⌦ begrepen ⌫.
4.De lidstaten kunnen afwijkingen van lid 1, punten b) en c), toestaan tot uiterlijk 3 maart 2013, op voorwaarde dat de transmissiesysteembeheerders geen onderdeel vormen van een verticaal geïntegreerde bedrijf.
5.De in lid 1, onderpunt a), van dit artikel vervatte verplichting wordt geacht te zijn vervuld in een situatie waarin twee of meer bedrijven die eigenaar zijn van transmissiesystemen, een gemeenschappelijke onderneming hebben opgericht die in twee of meer lidstaten optreedt als transmissiesysteembeheerder van de betrokken transmissiesystemen. Geen ander bedrijf mag deel uitmaken van de gemeenschappelijke onderneming, tenzij het overeenkomstig artikel 5514 is erkend als onafhankelijke systeembeheerder of als een onafhankelijke transmissiebeheerder voor de toepassing van hoofdstuk IVdeel 3.
6.Wanneer de in lid 1, onder b), c) en d), bedoelde persoon de lidstaat of een ander overheidsorgaan is, worden voor de toepassing van dit artikel twee afzonderlijke overheidsorganen die zeggenschap uitoefenen over, enerzijds, een transmissiesysteembeheerder of een transmissiesysteem en, anderzijds, over een bedrijf dat één van de functies van productie of levering verricht, niet als dezelfde persoon of dezelfde personen beschouwd.
7.De lidstaten waken ervoor dat de in artikel 3616 bedoelde commercieel gevoelige gegevens in de handen van een transmissiesysteembeheerder die deel heeft uitgemaakt van een verticaal geïntegreerde bedrijf en het personeel van die transmissiesysteembeheerder, worden overgedragen aan bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 2, punt a)
8.Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen. Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen.
🡻 2009/73/EG
In dat geval besluit de betrokken lidstaat:
a)een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen overeenkomstig artikel 5514, of
b)de bepalingen van hoofdstuk IV deel 3 na te leven.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 2, punt b)
9.Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV deel 3, kan een lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.
Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV deel 3, kan die lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
10.Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder uit hoofde van lid 9 van dit artikel, wordt het gecertificeerd volgens de procedures van artikel 6510, leden 4 tot en met 6, van deze richtlijn, en van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, tengevolge waarvan. ⌦ Daarna ⌫ controleert de Commissie controleert of de bestaande regelingen duidelijk een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV deel 3.
11.Een verticaal geïntegreerd bedrijf dat eigenaar is van een transmissiesysteem, mag in geen geval worden belet maatregelen te treffen om te voldoen aan het bepaalde in lid 1.
12.Bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, mogen in geen geval in staat zijn op directe of indirecte wijze zeggenschap of enig recht uit te oefenen ten aanzien van ontvlochten transmissiesysteembeheerders in lidstaten die lid 1 toepassen.
Deel 2
⌦ Onafhankelijke systeembeheerders ⌫
Artikel 5514
Onafhankelijke systeembeheerders
🡻 2019/692 artikel 1, lid 3 (aangepast)
⇨ nieuw
1.Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten artikel 569, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.
Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort ⌦ toebehoorde ⌫ aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan die lidstaat besluiten artikel 599, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.
De aanwijzing van een onafhankelijke systeembeheerder moet door de Commissie worden goedgekeurd.
2.De lidstaat mag een onafhankelijke systeembeheerder alleen goedkeuren en aanwijzen en wanneer:
a)de kandidaat-beheerder heeft aangetoond te voldoen aan de eisen van artikel 549, lid 1, onderpunten b) tot en met d);
b)de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij beschikt over de financiële, technische, fysieke en personele middelen om de in artikel 3513 omschreven taken uit te voeren;
c)de kandidaat-beheerder heeft toegezegd een tienjarig netontwikkelingsplan uit te voeren dat door de regulerende instantie wordt gemonitord;
d)de eigenaar van het transmissiesysteem heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van lid 5 kan nakomen;. In dat verband ⌦ daartoe ⌫ stelt de eigenaar alle ontwerpen van contractuele regelingen ter beschikking van de kandidaat-systeembeheerder en van alle andere relevante entiteiten;, en
e)de kandidaat-beheerder heeft aangetoond dat hij zijn verplichtingen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫ kan nakomen, inclusief de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders op Europees en regionaal niveau.
3.Bedrijven die door de regulerende instantie zijn gecertificeerd omdat zij voldoen aan de voorschriften van artikel 6611 en van lid 2 van dit artikel, worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als onafhankelijke systeembeheerders. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 6510 van deze richtlijn en artikel 3 van Verordening (EG) nr. 715/2009, hetzij van artikel 6611 van deze richtlijn, is van toepassing.
4.Iedere onafhankelijke systeembeheerder is verantwoordelijk voor het verlenen en beheren van toegang van derden derdentoegang tot het net, inclusief het innen van een toegangsheffing en congestielasten voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en moet ervoor zorgen dat door een afdoende investeringsplanning wordt gewaarborgd dat het systeem op langere termijn in staat is aan een redelijke vraag te voldoen. Wat de ontwikkeling van het transmissiesysteem betreft, is de onafhankelijke systeembeheerder verantwoordelijk voor de planning (met inbegrip van de toestemmingsprocedure), de bouw en de bestelling van nieuwe infrastructuur. In die zin treedt de onafhankelijke systeembeheerder op als transmissiesysteembeheerder overeenkomstig dit hoofdstuk. De eigenaars van transmissiesystemen zijn niet bevoegd voor het verlenen en beheren van toegang voor derden, noch voor de investeringsplanning.
5.Indien een onafhankelijke systeembeheerder is aangewezen, zorgt de eigenaar van het transmissiesysteem voor:
a)de nodige samenwerking met en ondersteuning van de onafhankelijke systeembeheerder voor de uitvoering van zijn taken, inclusief meer bepaald alle toepasselijke informatie;
b)de financiering van door de onafhankelijke systeembeheerder geplande en door de regulerende instantie goedgekeurde investeringen, of hij stemt ermee in dat die investeringen door een betrokken partij, waaronder de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd;. dDe toepasselijke financiële regelingen moeten worden goedgekeurd door de regulerende instantie;. aAlvorens deze goedkeuring te geven, raadpleegt de regulerende instantie de eigenaar van de activa samen met andere betrokken partijen;
c)het dekken van de aansprakelijkheid met betrekking tot de netactiva, met uitzondering van de aansprakelijkheid die verband houdt met de taken van de onafhankelijke systeembeheerder;, en
d)waarborgen teneinde de financiering van netuitbreidingen te vergemakkelijken, met uitzondering van die investeringen waarvoor hij er overeenkomstig punt b) mee heeft ingestemd dat zij door een betrokken partij, inclusief de onafhankelijke systeembeheerder, worden gefinancierd.
6.In nauwe samenwerking met de regulerende instantie, worden aan de betrokken nationale mededingingsautoriteit alle toepasselijke bevoegdheden verleend om de naleving door de transmissiesysteemeigenaar van zijn verplichtingen overeenkomstig lid 5 daadwerkelijk te monitoren.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 5615
Ontvlechting van eigenaars van transmissiesystemen en opslagsysteembeheerders⌦ en waterstofopslagbeheerders ⌫
Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder ⇨ of een onafhankelijk waterstofnet ⇦ is aangewezen, zijn eigenaars van transmissiesystemen ⇨ en waterstofnetten ⇦ en opslagsysteembeheerders ⇨ of waterstofopslagbeheerders ⇦ die deel uitmaken van een verticaal geïntegreerde bedrijf, onafhankelijk, althans wat hun rechtsvorm, organisatie en besluitvorming betreft, van andere, niet met transmissie, distributie ⇨ , transport ⇦ en opslag ⇨ van gassen ⇦ samenhangende activiteiten.
Dit artikel geldt uitsluitend voor opslaginstallaties ⇨ voor aardgas ⇦ die in technische en/of economische zin noodzakelijk zijn voor een efficiënte toegang voor de levering aan afnemers overeenkomstig artikel 2933.
Teneinde de in lid 1 bedoelde onafhankelijkheid van de eigenaar van een transmissiesysteem ⇨ of waterstofnet ⇦ en de opslagsysteembeheerder ⇨ of waterstofopslagbeheerder ⇦ te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria:
a)de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem ⇨ of waterstofnet ⇦ en de opslagsysteembeheerder ⇨ of waterstofopslagbeheerder ⇦ nemen niet deel in bedrijfsstructuren van het geïntegreerde aardgasbedrijf die direct of indirect verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse beheer van de productie en levering van aardgas ⇨ gassen ⇦;
b)er moeten passende maatregelen worden genomen teneinde ervoor te zorgen rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de eigenaar van een transmissiesysteem ⇨ of waterstofnet ⇦ en de opslagsysteembeheerder ⇨ of waterstofopslagbeheerder ⇦, zodat zij onafhankelijk kunnen functioneren;
c)de opslagsysteembeheerder ⇨ of waterstofopslagbeheerder ⇦ heeft effectieve beslissingsbevoegdheid, onafhankelijk van het geïntegreerde aardgasbedrijf, wat de activa betreft die noodzakelijk zijn voor de exploitatie, het onderhoud, en de ontwikkeling van de opslaginstallaties. D; dit vormt geen beletsel voor passende coördinatieregelingen die ervoor moeten zorgen dat de rechten van de moedermaatschappij op economisch toezicht en beheerstoezicht met betrekking tot het rendement van de investering, zoals indirect geregeld overeenkomstig artikel 7241, lid 7, in een dochtermaatschappij beschermd worden. ⌦ ; ⌫ hHierdoor wordt de moedermaatschappij met name in staat gesteld het jaarlijkse financiële plan of enig vergelijkbaar instrument van de opslagsysteembeheerder ⇨ of waterstofopslagbeheerder ⇦ goed te keuren en algemene limieten voor de schuldenlast van de dochtermaatschappij vast te stellen. hHet moederbedrijf kan echter geen instructies geven voor het dagelijks beheer van de opslagfaciliteit opslaginstallatie, noch inzake specifieke besluiten betreffende de bouw of modernisering van opslaginstallaties die niet verder gaan dan het goedgekeurde financieringsplan, of een gelijkwaardig instrument;, en
d)de transmissiesysteemeigenaar ⇨ of waterstofneteigenaar ⇦ en de opslagsysteembeheerder ⇨ of waterstofopslagbeheerder ⇦ stellen een nalevingsprogramma vast met maatregelen om te waarborgen dat discriminerend gedrag is uitgesloten en zorgen ervoor dat de naleving daarvan op adequate wijze wordt gemonitord. Het nalevingsprogramma ⌦ ; dat ⌫ bevat ⌦ ook ⌫ de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen;. dDe persoon of de instantie die belast is met het toezicht op het nalevingsprogramma dient bij de regulerende instantie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden vermeld. en dDit verslag wordt bekendgemaakt.
De Commissie kan ⇨ is bevoegd overeenkomstig artikel 83 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door ⇦ richtsnoeren vast te stellen uitwerken om ervoor te zorgen dat de eigenaar van een transmissiesysteem ⇨ of waterstofnet ⇦ en de opslagsysteembeheerder ⇨ of waterstofopslagbeheerder ⇦ lid 2 van dit artikel volledig en daadwerkelijk naleven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.
HOOFDSTUK IV
Deel 3
Onafhankelijke transmissiebeheerder ⌦ transmissiebeheerders ⌫
Artikel 5717
Activa, apparatuur, personeel en identiteit
1.Transmissiesysteembeheerders beschikken over alle menselijke, technische, fysieke en financiële middelen die nodig zijn om hun uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen na te komen en de werkzaamheden van transmissie van aardgas uit te voeren, met name:
a)de activa die nodig zijn voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, waaronder het transmissiesysteem, zijn eigendom van de transmissiesysteembeheerder;
b)het personeel dat nodig is voor de werkzaamheden van transmissie van aardgas, met inbegrip van de uitvoering van alle bedrijfstaken, is in dienst van de transmissiesysteembeheerder;
c)het is verboden personeel in te huren c.q. te verhuren en diensten te verrichten aan en vanuit andere onderdelen van een verticaal geïntegreerd bedrijf. Een transmissiesysteembeheerder mag echter diensten verrichten ten behoeve van het verticaal geïntegreerde bedrijf, mits:
i)de verrichting van deze diensten geen discriminatie onder systeemgebruikers inhoudt, voor alle systeemgebruikers onder dezelfde voorwaarden beschikbaar is en geen beperking, verstoring of voorkoming van mededinging bij de productie of levering inhoudt, en
ii)de voorwaarden van de verrichting van deze diensten door de regulerende instantie zijn goedgekeurd;
d)onverminderd de besluiten van het in artikel 6020 bedoelde controleorgaan, worden passende financiële middelen voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van de bestaande activa tijdig beschikbaar gesteld door het verticaal geïntegreerde bedrijf, na een passend verzoek van de transmissiesysteembeheerder.
2.De werkzaamheden van transmissie van aardgas omvatten, naast de in artikel 3513 genoemde, ten minste de volgende activiteiten:
a)vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder en contacten onderhouden met derde partijen en de regulerende instanties;
b)vertegenwoordigen van de transmissiesysteembeheerder binnen het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas („ENTBS voor gas”);
c)toewijzen en beheren van de toegang van derde partijen, zodanig dat niet gediscrimineerd wordt tussen systeemgebruikers of groepen van systeemgebruikers;
d)inning van alle heffingen in verband met het transmissiesysteem, inclusief toegangsheffingen en balanceringsheffingen voor ondersteunende diensten zoals de behandeling van gas en de aankoop van diensten (balanceringskosten, energie voor verlies);
e)exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van een veilig, efficiënt en economisch transmissiesysteem;
f)investeringsplanning zodat het systeem op lange termijn kan voldoen aan een redelijke vraag en de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid kan waarborgen;
g)het opzetten van passende gemeenschappelijke ondernemingen, inclusief met een of meer transmissiesysteembeheerders, gasbeurzen, en de andere relevante actoren, bedoeld om regionale markten te creëren of het liberaliseringsproces te faciliteren, en
h)alle bedrijfsdiensten, waaronder juridische diensten, boekhouding en IT-diensten.
3.De transmissiesysteembeheerder krijgt een rechtsvorm als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 2009/101/EG van het Europees Parlement en de Raad
Richtlijn 68/151/EEG van de Raad
.
4.De transmissiesysteembeheerder sticht, wat betreft de identiteit van het bedrijf, communicatie, merken en gebouwen, geen verwarring aangaande de afzonderlijke identiteit van het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel daarvan.
5.De transmissiesysteembeheerder heeft met het verticaal geïntegreerde bedrijf of met een onderdeel daarvan geen gemeenschappelijke IT-systemen of gemeenschappelijke apparatuur, geen gemeenschappelijke fysieke gebouwen noch beveiligingssystemen inzake toegang en maakt geen gebruik van dezelfde consultants of externe contractanten voor IT-systemen of -apparatuur of beveiligingssystemen inzake toegang.
6.De boekhouding van transmissiesysteembeheerders wordt door een andere accountant gecontroleerd dan de accountant die het verticaal geïntegreerde bedrijf of een deel ervan controleert.
Artikel 5818
Onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder
1.Onverminderd de besluiten van het in artikel 6020 bedoelde controleorgaan:
a)beschikt de distributiesysteembeheerder over effectieve bevoegdheden om onafhankelijk van het geïntegreerde elektriciteitsbedrijf besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud of de ontwikkeling van het transmissiesysteem, en
b)is de transmissiesysteembeheerder bevoegd geld te verwerven op de kapitaalmarkt, met name door leningen en kapitaalverhoging.
2.De transmissiesysteembeheerder zorgt ervoor dat hij op elk moment beschikt over de nodige middelen om de transmissiefunctie naar behoren en efficiënt uit te voeren en om een efficiënt, veilig en rendabel transmissiesysteem te ontwikkelen en te onderhouden.
3.Dochterondernemingen van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verrichten, hebben geen directe of indirecte belangen in de transmissiesysteembeheerder. De transmissiesysteembeheerder heeft geen directe of indirecte belangen in een dochteronderneming van het verticaal geïntegreerde bedrijf die functies van productie of levering verricht, en ontvangt van die dochteronderneming geen dividenden of ander financieel voordeel.
4.De algehele beheersstructuur en de bedrijfsstatuten van de transmissiesysteembeheerder zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk onafhankelijk is, in overeenstemming met dit hoofdstuk. Het verticaal geïntegreerde bedrijf bepaalt direct noch indirect het marktgedrag van de transmissiesysteembeheerder met betrekking tot de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of met betrekking tot activiteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van het in artikel 5122 bedoelde tienjarige netontwikkelingsplan.
5.Bij het vervullen van de in artikel 3513 en artikel 5717, lid 2, van deze richtlijn genoemde taken, alsmede bij de naleving van artikel 1513, lid 1, artikel 514, lid 1, punt a), artikel 916, leden 2, 3 en 5, artikel 3018, lid 6, en artikel 1221, lid 1, van Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫, discrimineren transmissiesysteembeheerders geen personen of entiteiten en beperken, en verstoren of voorkomen zij de mededinging bij de productie of levering niet.
6.De commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder, met inbegrip van leningen van de transmissiesysteem-beheerder aan het verticaal geïntegreerde bedrijf, voldoen aan de marktvoorwaarden. De transmissiesysteembeheerder houdt gedetailleerde gegevens bij van die commerciële en financiële betrekkingen en stelt die desgevraagd ter beschikking aan de regulerende instantie.
7.De transmissiesysteembeheerder legt alle commerciële en financiële overeenkomsten met het verticaal geïntegreerde bedrijf ter goedkeuring voor aan de regulerende instantie.
8.De transmissiesysteembeheerder informeert de regulerende instantie over de in artikel 5717, lid 1, punt d), bedoelde financiële middelen die beschikbaar zijn voor toekomstige investeringsprojecten en/of voor de vervanging van bestaande activa.
9.Het verticaal geïntegreerde bedrijf onthoudt zich van elke handeling die de transmissiesysteembeheerder hindert of benadeelt bij de naleving van de in dit hoofdstuk neergelegde verplichtingen, en verlangt niet van de transmissiesysteembeheerder dat hij het verticaal geïntegreerde bedrijf voor de naleving van die verplichtingen om toestemming verzoekt.
10.Een bedrijf dat door de regulerende instantie gecertificeerd is als bedrijf dat aan de voorschriften van dit hoofdstuk voldoet, wordt door de betrokken lidstaat goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerder. De certificeringsprocedure van hetzij artikel 6510 van deze richtlijn en artikel 133 van Verordening (EG) nr. 715/2009, hetzij van artikel 6611 van deze richtlijn, is van toepassing.
⇩ nieuw
11.De transmissiesysteembeheerder maakt gedetailleerde informatie openbaar over de kwaliteit van de in zijn netten getransporteerde gassen, op basis van de artikelen 16 en 17 van Verordening (EU) 2015/703.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
Artikel 5919
Onafhankelijkheid van het personeel en het beheer van de transmissiesysteembeheerder
1.Besluiten over benoeming en herbenoeming, arbeidsvoorwaarden zoals salariëring en beëindiging van de ambtstermijn van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder worden genomen door het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder dat is benoemd overeenkomstig artikel 6020.
2.De identiteit en de voorwaarden voor de duur en de beëindiging van de ambtstermijn van de personen die door het controleorgaan zijn aangewezen voor benoeming of herbenoeming voor de algemene directie en/of als lid van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en de redenen voor het voorgestelde besluit tot beëindiging van een ambtstermijn, worden aan de regulerende instantie meegedeeld. Deze voorwaarden en de in lid 1 bedoelde besluiten zijn pas bindend als de regulerende instantie binnen drie weken na de kennisgeving geen bezwaar heeft aangetekend.
De regulerende instantie mag bezwaar aantekenen tegen de in lid 1 bedoelde besluiten:
a)als er twijfel bestaat ten aanzien van de professionele onafhankelijkheid van een benoemd persoon die verantwoordelijk is voor het beheer en/of een lid van de bestuursorganen, of
b)in geval van een voortijdige beëindiging van de ambtstermijn, indien er twijfel is aan de terechtheid ervan.
3.In de drie jaar voor de benoeming van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder op wie dit lid van toepassing is, hebben zij direct en indirect geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met het verticaal geïntegreerde bedrijf of een onderdeel ervan en/of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen, anders dan de transmissiesysteembeheerder.
4.De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een andere professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een ander onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
5.De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen en de werknemers van de transmissiesysteembeheerder hebben direct noch indirect een belang bij of een ander financieel voordeel van een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf, anders dan de transmissiesysteembeheerder. Hun bezoldiging hangt niet af van andere activiteiten of resultaten van het verticaal geïntegreerde bedrijf dan die van de transmissiesysteembeheerder.
6.Bij de regulerende instantie kunnen personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder daadwerkelijk in beroep gaan tegen een voortijdige beëindiging van hun ambtstermijn.
7.Na de beëindiging van hun ambtstermijn binnen de transmissiesysteembeheerder hebben de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan en/of de leden van de bestuursorganen ervan gedurende ten minste vier jaar geen professionele positie of verantwoordelijkheid of belang in of zakelijke betrekkingen met een onderdeel van het verticaal geïntegreerde bedrijf anders dan de transmissiesysteembeheerder, of bij de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
8.Lid 3 is van toepassing op de meerderheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder.
De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer en/of de leden van de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder die niet onderworpen zijn aan het bepaalde in lid 3 mogen gedurende een tijdvak van ten minste zes maanden voor hun benoeming in het verticaal geïntegreerde bedrijf geen beheers- of andere relevante activiteit hebben uitgeoefend.
De eerste alinea van dit lid en de leden 4 tot en met 7 zijn van toepassing op alle personen die tot de algemene directie behoren en/of op alle personen die daaraan rechtstreeks rapporteren over aangelegenheden in verband met de werking, het onderhoud of de ontwikkeling van het net.
Artikel 6020
Controleorgaan
1.De transmissiesysteembeheerder heeft een controleorgaan dat de besluiten neemt die van aanzienlijke invloed kunnen zijn op de waarde van de activa van de aandeelhouders binnen de transmissiesysteembeheerder, met name besluiten aangaande de goedkeuring van de jaarlijkse en langetermijnfinancieringsplannen, de schuldenlast van de transmissiesysteembeheerder en de aan de aandeelhouders uitgekeerde dividenden. Besluiten betreffende de dagelijkse activiteiten van de transmissiesysteembeheerder en het beheer van het net, of in verband met de voorbereidingswerkzaamheden betreffende het tienjarig netontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 5122, vallen buiten de bevoegdheid van het controleorgaan.
2.Het controleorgaan wordt samengesteld uit leden die het verticaal geïntegreerde bedrijf vertegenwoordigen, leden die derde aandeelhouders vertegenwoordigen en, indien de wetgeving van een lidstaat dat voorschrijft, leden die andere betrokken partijen vertegenwoordigen zoals de werknemers van de transmissiesysteembeheerder.
3.Artikel 5919, lid 2, eerste alinea, en artikel 5919, leden 3 tot en met 7, zijn van toepassing op ten minste de helft min één van de leden van het controleorgaan.
Artikel 5919, lid 2, tweede alinea, onderpunt b), is van toepassing op alle leden van het controleorgaan.
Artikel 6121
Nalevingsprogramma en nalevingsfunctionaris
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de transmissiesysteembeheerders een nalevingsprogramma opstellen en uitvoeren met maatregelen die waarborgen dat discriminerend gedrag uitgesloten is, en dat er adequaat toezicht wordt gehouden op de naleving van dat programma plaatsvindt. Het nalevingsprogramma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstellingen. Het moet door de regulerende instantie worden goedgekeurd. Onverminderd de bevoegdheden van de nationale regulator wordt het programma gemonitord door een onafhankelijke nalevingsfunctionaris.
2.Het controleorgaan benoemt een nalevingsfunctionaris, mits de regulerende instantie hiermee akkoord gaat. De regulerende instantie mag goedkeuring van een nalevingsfunctionaris alleen weigeren vanwege een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsbekwaamheid. De nalevingsfunctionaris kan een natuurlijke of een rechtspersoon zijn. De leden 2 tot en met 8 van artikel 5919 zijn van toepassing op de nalevingsfunctionaris.
3.De nalevingsfunctionaris wordt belast met het:
a)monitoren van de uitvoering van het nalevingsprogramma;
b)opstellen van een jaarverslag met de maatregelen die zijn genomen om het nalevingsprogramma uit te voeren, en het voorleggen ervan aan de regulerende instantie;
c)verslag uitbrengen aan het controleorgaan en aanbevelingen doen over het nalevingsprogramma en de uitvoering ervan;
d)in kennis stellen van de regulerende instantie van elke ernstige inbreuk bij de uitvoering van het nalevingsprogramma,; en
e)verslag uitbrengen aan de regulerende instantie over de commerciële en financiële betrekkingen tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder.
4.De nalevingsfunctionaris legt de voorgestelde besluiten over het investeringsplan of de individuele investeringen in het net voor aan de regulerende instantie. Dit gebeurt uiterlijk wanneer het beheer en/of het bevoegde bestuursorgaan van de transmissiesysteembeheerder die aan het controleorgaan voorlegt.
5.Wanneer het verticaal geïntegreerde bedrijf in een algemene vergadering of met een stemming door de leden van het controleorgaan die het heeft benoemd, de aanneming van een besluit dat in het kader van het tienjarige netwerkontwikkelingsplan de komende drie jaar had moeten worden genomen, heeft voorkomen met als gevolg dat investeringen in een net voorkomen of uitgesteld worden, meldt de nalevingsfunctionaris dit aan de regulerende instantie, die vervolgens overeenkomstig artikel 5122 handelt.
6.De voorwaarden betreffende het mandaat of de arbeidsvoorwaarden van de nalevingsfunctionaris, met inbegrip van de duur van zijn mandaat, worden goedgekeurd door de regulerende instantie. Deze voorwaarden waarborgen de onafhankelijkheid van de nalevingsfunctionaris, onder meer door hem te voorzien van alle middelen die nodig zijn om zijn taken te vervullen. Tijdens zijn mandaat mag de nalevingsfunctionaris — al dan niet rechtstreeks — geen professionele positie, verantwoordelijkheid of belang hebben in of met enig deel van het verticaal geïntegreerd bedrijf of met de aandeelhouders die er zeggenschap over uitoefenen.
7.De nalevingsfunctionaris brengt regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit aan de regulerende instantie en heeft het recht om regelmatig mondeling of schriftelijk verslag uit te brengen aan het controleorgaan van de transmissiesysteembeheerder.
8.De nalevingsfunctionaris mag alle vergaderingen bijwonen van het beheer of de bestuursorganen van de transmissiesysteembeheerder, en van het controleorgaan en de algemene vergadering. De nalevingsfunctionaris woont alle vergaderingen bij waarin de volgende punten op de agenda staan:
a)voorwaarden voor toegang tot het net als omschreven in Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫ , met name wat betreft tarieven, toegangsdiensten aan derden, capaciteitstoewijzing, congestiebeheer, transparantie, balancering en secundaire markten;
b)projecten om het transmissiesysteem te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen, inclusief investeringen in nieuwe transportverbindingen, in het vergroten van de capaciteit en in de optimalisering van de bestaande capaciteit;
c)aankoop en verkoop van energie die nodig is voor de exploitatie van het transmissiesysteem.
9.De nalevingsfunctionaris ziet erop toe dat de transmissiesysteembeheerder artikel 3616 naleeft.
10.De nalevingsfunctionaris heeft toegang tot alle relevante gegevens en de kantoren van de transmissiesysteembeheerder, en tot alle informatie die voor de uitvoering van zijn taken nodig is.
11.Het controleorgaan kan de nalevingsfunctionaris ontslaan na goedkeuring door de regulerende instantie. Het ontslaat de nalevingsfunctionaris op verzoek van de regulerende instantie wegens gebrek aan onafhankelijkheid of aan beroepsbekwaamheid.
12.De kantoren van de transmissiesysteembeheerder zijn toegankelijk voor de nalevingsfunctionaris zonder voorafgaande aankondiging.
⇩ nieuw
Deel 4
Ontvlechting van specifieke waterstofnetbeheerders
Artikel 62
Ontvlechting van waterstofnetbeheerders
1.De lidstaten zorgen ervoor dat waterstofnetbeheerders vanaf [termijn van de omzettingsperiode + 1 jaar] ontvlecht worden overeenkomstig de regels voor aardgastransmissiesysteembeheerders van artikel 56, leden 1 tot en met 3.
2.Voor de toepassing van dit artikel, van de artikelen 42 en 54, en van de artikelen 35 en 43 van Richtlijn (EU) 2019/944 omvat “productie of levering” de productie en levering van waterstof en omvat “transmissie” ook het transport van waterstof.
3.Indien het waterstofnet op [datum van inwerkingtreding] toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen. In dat geval wijst de betrokken lidstaat een onafhankelijke waterstofnetbeheerder aan die is ontvlochten overeenkomstig de in artikel 55 vastgestelde regels voor onafhankelijke aardgassysteembeheerders. Waterstofnetbeheerders en transmissiesysteembeheerders voor gas die ontvlecht zijn overeenkomstig artikel 54, lid 1, kunnen optreden als onafhankelijke waterstofnetbeheerder, met inachtneming van de vereisten van artikel 63.
4.Tot en met 31 december 2030 kunnen lidstaten een geïntegreerde waterstofnetbeheerder aanwijzen die is ontvlochten overeenkomstig de in hoofdstuk IX, deel 3, vastgestelde regels voor onafhankelijke transmissiesysteembeheerders voor aardgas. Een dergelijke aanwijzing verstrijkt uiterlijk op 31 december 2030.
5.De in artikel 66 bedoelde regels die van toepassing zijn op transmissiesysteembeheerders, zijn van toepassing op waterstofnetbeheerders.
Artikel 63
Horizontale ontvlechting van waterstofnetbeheerders
Wanneer een waterstofnetbeheerder deel uitmaakt van een bedrijf dat actief is op het gebied van transmissie of distributie van aardgas of elektriciteit, is deze ten minste wat rechtsvorm betreft onafhankelijk.
Artikel 64
Ontvlechting van de boekhouding voor waterstofsysteembeheerders
De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van waterstofsysteembeheerders wordt gevoerd overeenkomstig artikel 69.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Deel 5
⌦ AANWIJZING EN CERTIFICERING VAN AARDGAS- EN WATERSTOFNETBEHEERDERS ⌫
Artikel 6510
Aanwijzing en certificering van transmissiesysteembeheerders ⌦ en waterstofnetbeheerders ⌫
1.Voordat een bedrijf wordt goedgekeurd en als transmissiesysteembeheerder ⇨ of waterstofnetbeheerder ⇦ wordt aangewezen, wordt zij gecertificeerd volgens de procedures van de leden 4 tot en met 6 van dit artikel, en artikel 133 van Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫
2.Bedrijven die eigenaar zijn van een transmissiesysteem en die overeenkomstig onderstaande certificeringsprocedure door de nationale regulerende instantie gecertificeerd zijn als zijnde in overeenstemming met de eisen van artikel 549 ⇨ of 62 ⇦ , worden door de lidstaten goedgekeurd en aangewezen als transmissiesysteembeheerders ⇨ of waterstofnetbeheerders ⇦ . De aanwijzing van transmissie-systeembeheerders ⇨ en waterstofnetbeheerders ⇦ wordt ter kennis van de Commissie gebracht en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
3.De transmissiesysteembeheerders ⇨ De gecertificeerde bedrijven ⇦ stellen de regulerende instantie in kennis van elke geplande transactie die een herevaluatie kan vereisen van hun naleving van de vereisten van artikel 549 ⇨ of artikel 62 ⇦.
4.De regulerende instanties zien erop toe dat of de transmissiesysteembeheerders ⇨ gecertificeerde bedrijven ⇦ de eisen van artikel 549 ⇨ of artikel 62 ⇦ permanent naleven. Zij starten een certificeringsprocedure om bedoelde naleving te waarborgen:
a)wanneer zij een in lid 3 bedoelde kennisgeving van de transmissiesysteembeheerder ⇨ het gecertificeerd bedrijf ⇦ ontvangen;
b)op eigen initiatief wanneer zij er kennis van hebben dat een geplande wijziging van rechten of invloed ten aanzien van transmissiesysteemeigenaars of -beheerders ⇨ gecertificeerde bedrijven of transmissiesysteemeigenaars ⇦ kan leiden tot een inbreuk op artikel 549 ⇨ of artikel 62 ⇦, of wanneer zij redenen hebben om aan te nemen dat een dergelijke inbreuk heeft plaatsgevonden, of
c)na een met redenen omkleed verzoek van de Commissie.
5.De regulerende instanties nemen een besluit over de certificering van een ⇨ beheerder van een aardgastransmissiesysteem ⇦ transmissiesysteembeheerder ⇨ of een waterstofnetbeheerder ⇦ binnen vier maanden ⇨ 100 werkdagen ⇦ na de datum van kennisgeving door de ⇨ beheerder van een aardgastransmissiesysteem ⇦ transmissiesysteembeheerder ⇨ of een waterstofnetbeheerder ⇦ of de datum van het verzoek van de Commissie. Na het verstrijken van deze periode wordt de certificering geacht te zijn toegekend. Het expliciete of stilzwijgende besluit van de regulerende instantie wordt pas van kracht na de afronding van de procedure van lid 6.
6.Het expliciete of stilzwijgende besluit betreffende de certificering van een transmissiesysteembeheerder wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis gebracht van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met dit besluit. De Commissie besluit volgens de procedure van artikel 133 van Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫.
7.De regulerende instanties en de Commissie kunnen bij de transmissiesysteembeheerders, ⇨ waterstofnetbeheerders ⇦ en bedrijven die één van de functies van productie of levering verrichten, alle informatie opvragen die van toepassing is voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van dit artikel.
8.De regulerende instanties en de Commissie nemen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie in acht.
Artikel 6611
Certificering met betrekking tot derde landen
1.Indien deeen eigenaar van een transmissiesysteem, of een transmissiesysteembeheerder, ⇨ een waterstofnetbeheerder of een waterstofneteigenaar ⇦ waarover een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap hebben, om certificering verzoekt, stelt de regulerende instantie de Commissie daarvan in kennis.
De regulerende instantie stelt de Commissie tevens onverwijld in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over een transmissiesysteem, of een transmissiesysteembeheerder ⇨ , een waterstofnetbeheerder of een waterstofneteigenaar ⇦ verkrijgen.
2.De transmissiesysteembeheerder ⇨ of waterstofnetbeheerder ⇦ stelt de regulerende instantie in kennis van omstandigheden die ertoe zouden leiden dat een persoon of personen uit een of meer derde landen zeggenschap over het transmissiesysteem of de transmissiesysteembeheerder verkrijgen.
3.De regulerende instantie neemt binnen vier maanden ⇨ 100 werkdagen ⇦ na de datum van kennisgeving door de transmissiesysteembeheerder een ontwerpbesluit over de certificering van een transmissiesysteembeheerder ⇨ of waterstofnetbeheerder ⇦ . Zij weigert de certificering indien niet is aangetoond:
a)dat de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 549 ⇨ of artikel 62 ⇦, en
b)ten overstaan van de regulerende instantie of een andere bevoegde instantie, aangewezen door de lidstaat die de certificering toekent, dat het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de lidstaat en de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫. Bij het beraad over deze vraag houdt de regulerende instantie of de andere aldus aangewezen bevoegde instantie rekening met:
i)de rechten en verplichtingen die de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ heeft met betrekking tot het betrokken derde land uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ partij is en waarin energievoorzieningszekerheid aan bod komt,
ii)de rechten en verplichtingen die de lidstaat heeft ten aanzien van het betrokken derde land uit hoofde van overeenkomsten met deze derde landen, voor zover zij stroken met het gemeenschapsrecht ⌦ Unierecht ⌫, en
iii)andere specifieke feiten en omstandigheden van het betrokken geval en het betrokken derde land.
4.Het besluit wordt door de regulerende instantie onverwijld ter kennis van de Commissie gebracht, samen met alle relevante informatie over het besluit.
5.De lidstaten bepalen dat de regulerende instantie of de aangewezen bevoegde instantie, bedoeld in lid 3, onderpunt b), alvorens de regulerende instantie een besluit neemt over de certificering, bij de Commissie advies moeten inwinnen over:
a)datde vraag of de entiteit in kwestie voldoet aan de vereisten van artikel 549 ⇨ of artikel 62 ⇦, en
b)de vraag of het toekennen van de certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫.
6.De Commissie onderzoekt het in lid 5 bedoelde verzoek om een advies zodra zij dat heeft ontvangen. Binnen ⇨ 50 werkdagen ⇦ twee maanden na ontvangst van het verzoek geeft de Commissie een advies aan de nationale regulerende instantie of aan de aangewezen bevoegde instantie, indien het verzoek afkomstig was van laatstgenoemde instantie.
Wanneer de Commissie haar advies opstelt, mag zij de standpunten vragen van het Agentschap ⌦ ACER ⌫, de betrokken lidstaat en belanghebbenden. De periode van ⇨ 50 werkdagen ⇦ twee maanden wordt in geval van dergelijke vraag van de Commissie met ⇨ 50 werkdagen ⇦ twee maanden verlengd.
Als de Commissie niet binnen deze twee maanden advies uitbrengt, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben tegen het besluit van de regulerende instantie.
7.Bij de beoordeling of zeggenschap door een persoon of personen uit een of meer derde landen een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫, houdt de Commissie rekening met:
a)de specifieke feiten van het betrokken geval en het betrokken derde land of de betrokken derde landen, en
b)de rechten en verplichtingen van de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ met betrekking tot dat derde land of die derde landen uit hoofde van het internationaal recht, met inbegrip van een overeenkomst die is gesloten met een of meer derde landen waarbij de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ partij is en waarin de voorzieningszekerheid leveringszekerheid aan bod komt.
8.De nationale regulerende instantie neemt, binnen ⇨ 50 werkdagen ⇦ twee maanden na de in lid 6 bedoelde periode, een definitief besluit over de certificering. Bij het nemen van haar definitieve besluit houdt de nationale regulerende instantie ten volle rekening met het advies van de Commissie. In ieder geval hebben de lidstaten het recht certificering te weigeren wanneer toekenning van een certificering een bedreiging vormt voor de energieleverings- en voorzieningszekerheid van de lidstaat of de energieleverings- en voorzieningszekerheid van een andere lidstaat. Wanneer de lidstaat een andere bevoegde instantie heeft aangewezen om over punt b) van lid 3, punt b), te oordelen, mag hij van de nationale regulerende instantie verlangen dat zij haar definitieve besluit afstemt op het oordeel van die bevoegde instantie. Het definitieve besluit van de regulerende instantie en het advies van de Commissie worden samen bekendgemaakt. Indien het definitieve besluit afwijkt van het advies van de Commissie, verstrekt en publiceert de betrokken lidstaat tezamen met dit besluit de motivering van dat besluit.
9.Niets in dit artikel doet afbreuk aan het recht van de lidstaten om, in overeenstemming met het gemeenschapsrecht ⌦ Unierecht ⌫, nationale wettelijke controles uit te voeren ter bescherming van legitieme belangen op het gebied van de openbare veiligheid.
10.De Commissie ⇨ is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 83, teneinde ⇦ kan richtsnoeren vaststellen te bieden waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.
11.Dit artikel, met uitzondering van lid 3, punt a), van dit artikel is ook van toepassing op lidstaten waarvoor een afwijking uit hoofde van artikel 49 geldt.
Artikel 6712
Aanwijzing van beheerders van opslag- en LNG-installaties ⌦ beheerders van aardgasopslag-, waterstofopslag-, LNG-installaties en waterstofterminals ⌫
De lidstaten of door hen daartoe aangezochte aardgasbedrijven met eigen ⇨ aardgasopslag-, waterstofopslag-, ⇦ transmissie-, opslag- of LNG-installaties ⇨ en waterstofterminals ⇦ wijzen een of meer systeembeheerders ⇨ voor deze infrastructuurvoorzieningen ⇦ aan voor een termijn die door de lidstaten op grond van efficiëntie en economisch evenwicht wordt vastgesteld.
HOOFDSTUK VI
Deel 6
Ontvlechting en transparantie van de boekhouding
Artikel 6830
Recht op inzage van de boekhouding
1.De lidstaten of de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 7039, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de in artikel 2434, lid 3, bedoelde instanties voor geschillenbeslechting, hebben recht op inzage van de boekhouding van de aardgasbedrijven- ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ overeenkomstig artikel 7131, voor zover dat voor de uitvoering van hun taken nodig is.
2.De lidstaten en de bevoegde instantie die zij aanwijzen, waaronder de in artikel 7039, lid 1, bedoelde regulerende instanties en de instanties voor geschillenbeslechting, eerbiedigen de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige gegevens. De lidstaten kunnen regelingen treffen voor het openbaar maken van dergelijke gegevens waar dit voor de uitvoering van de functies van de bevoegde instanties nodig is.
Artikel 6931
Ontvlechting van de boekhouding
1.De lidstaten zorgen ervoor dat de boekhouding van aardgasbedrijven- ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ wordt gevoerd overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 van dit artikel. Wanneer een aardgasbedrijf op grond van artikel 49, leden 2 en 4, van deze bepaling is ontheven, dient het ten minste zijn interne boekhouding overeenkomstig dit artikel te voeren.
2.Ongeacht hun eigendomsregeling of rechtsvorm houden aardgasbedrijven- ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ zich bij de opstelling, indiening voor accountantscontrole en publicatie van hun jaarrekening aan de nationale voorschriften inzake de jaarrekening van kapitaalvennootschappen die zijn vastgesteld uit hoofde van ⌦ Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ⌫ Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad
van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 44, lid 2, onder g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen
.
Bedrijven die niet bij wet verplicht zijn hun jaarrekening te publiceren, dienen op hun hoofdkantoor een kopie daarvan ter beschikking van het publiek te houden.
3.Om discriminatie, kruissubsidiëring en concurrentievervalsing te voorkomen, voeren aardgasbedrijven intern een afzonderlijke boekhouding voor al hun transmissie-, distributie-, LNG- en ⇨, waterstofterminal-, aardgasopslag-; waterstofopslag- en waterstoftransportactiviteiten ⇦opslagactiviteiten, zoals zij zouden moeten doen indien die activiteiten door verschillende ondernemingen werden uitgevoerd. Zij stellen ook al dan niet geconsolideerde jaarrekeningen op voor andere activiteiten op het gebied van gas, die geen verband houden met transmissie-, distributie-, LNG- of opslag ⇨ , waterstofterminal-, aardgasopslag-; waterstofopslag- of waterstoftransportactiviteiten ⇦. Wat de leveringsactiviteiten betreft, worden voor in aanmerking komende en niet in aanmerking komende afnemers tot 1 juli 2007 afzonderlijke boekhoudingen gevoerd. Inkomsten die voortkomen uit de eigendom van het transmissie-,of distributie-systeem ⇨ of waterstofnet ⇦ worden in de boekhouding gespecificeerd. In voorkomend geval voeren zij een boekhouding op geconsolideerde basis voor hun andere, niet op gasgebied liggende activiteiten. Deze interne boekhoudingen bevatten per activiteit een balans en een winst-en-verliesrekening.
4.Bij de accountantscontrole zoals bedoeld in lid 2 wordt in het bijzonder nagegaan dat de verplichting tot voorkoming van discriminatie en kruissubsidies zoals bedoeld in lid 3 wordt nagekomen.
5.Onverminderd de nationaal geldende boekhoudvoorschriften specificeren de bedrijven in hun interne boekhouding welke regels zij bij de opstelling van de in lid 3 genoemde afzonderlijke rekeningen volgen voor de toerekening van de activa en passiva, de lasten en baten, alsmede de regels voor de afschrijving. Die interne regels mogen slechts in uitzonderlijke gevallen worden gewijzigd. Dergelijke wijzigingen worden vermeld en naar behoren gemotiveerd.
6.De bedrijven specificeren in de toelichting bij de jaarrekening alle transacties van een zekere omvang met verwante bedrijven.
Hoofdstuk VIIIX
Nationale Regulerende instanties
Artikel 7039
Aanwijzing en onafhankelijkheid van regulerende instanties
1.Iedere lidstaat wijst één enkele nationale regulerende instantie op nationaal niveau aan.
2.Lid 1 van dit artikel belet niet dat in de lidstaten op regionaal niveau andere regulerende instanties worden aangewezen, mits er voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau ⌦ EU-niveau ⌫ in de raad van regelgevers van het Agentschap ⌦ ACER ⌫ één hooggeplaatste vertegenwoordiger is, overeenkomstig artikel 714, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009 ⌦ (EU) 2019/942 ⌫ .
3.In afwijking van lid 1 van dit artikel kan een lidstaat regulerende instanties voor kleine systemen aanwijzen in een geografisch afgescheiden landgedeelte dat in het jaar 2008 een verbruik had van minder dan 3 % van het verbruik van de lidstaat waarvan het deel uitmaakt. De aanwijzing van een hooggeplaatste vertegenwoordiger voor representatie- en contactdoeleinden op communautair niveau ⌦ EU-niveau ⌫ in de raad van regelgevers van het Agentschap ⌦ ACER ⌫ overeenkomstig artikel 714, lid 1, van Verordening (EG) nr. 713/2009 ⌦ (EU) 2019/942 ⌫ wordt door deze afwijking onverlet gelaten.
4.De lidstaten waarborgen de onafhankelijkheid van de regulerende instantie en zorgen ervoor dat zij haar bevoegdheid op onpartijdige en transparante wijze uitoefent. Te dien einde waken de lidstaten erover dat de regulerende instantie, bij de uitvoering van de reguleringstaken die haar bij deze richtlijn en de aanverwante wetgeving worden opgelegd:
a)juridisch gescheiden en functioneel onafhankelijk is van enige andere publieke of particuliere entiteit;
b)ervoor zorgt dat haar personeel en de personen die belast zijn met haar beheer:
i)onafhankelijk zijn van marktbelangen, en
ii)bij het verrichten van de reguleringstaken geen directe instructies verlangen of ontvangen van regeringen of andere publieke of particuliere entiteiten. Eventuele nauwe samenwerking met andere bevoegde nationale instanties of de toepassing van algemene beleidsrichtsnoeren van de overheid die geen verband houden met de in artikel 7241 genoemde reguleringstaken, worden door dit voorschrift onverlet gelaten.
5.Om de onafhankelijkheid van de regulerende instantie te beschermen, zorgen de lidstaten er met name voor dat:
a)de regulerende instantie zelfstandig besluiten kan nemen, onafhankelijk van enig politiek orgaan;, afzonderlijke jaarlijkse begrotingstoewijzingen ontvangt, zodat zij over autonomie beschikt bij de uitvoering van de toegewezen begroting, en de adequate personele en financiële middelen heeft om haar taken uit te voeren, en
⇩ nieuw
b)de regulerende instantie beschikt over alle benodigde personele en financiële middelen om haar taken en bevoegdheden op doeltreffende en efficiënte wijze uit te voeren;
c)de regulerende instantie een afzonderlijke jaarlijkse begrotingstoewijzing en autonomie bij de uitvoering van de toegewezen begroting heeft;
d)de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld voor een vaste termijn van vijf tot zeven jaar, die eenmaal kan worden verlengd.
🡻 2009/73/EG
⇨ nieuw
eb)de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, worden aangesteld ⇨ op grond van objectieve, transparante en bekendgemaakte criteria, volgens een onafhankelijke en onpartijdige procedure, waarmee wordt gegarandeerd dat de kandidaten voor de relevante positie in de regulerende instantie over de vereiste vaardigheden en ervaring beschikken; ⇦ voor een vaste termijn van vijf tot zeven jaar, die eenmaal kan worden verlengd.
⇩ nieuw
f)bepalingen inzake belangenconflicten worden vastgesteld en de vertrouwelijkheidsverplichtingen zich over een periode uitstrekken die het einde van het mandaat van de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, het einde van het mandaat van de hogere leiding van de regulerende instantie, overschrijdt;
g)de leden van het bestuur van de regulerende instantie, of bij afwezigheid van een bestuur, de hogere leiding van de regulerende instantie, uitsluitend op basis van geldende transparante criteria kunnen worden ontslagen;
h)de lidstaten kunnen voorzien in de controle achteraf van de jaarrekeningen van de regulerende instanties door een onafhankelijke auditor.
🡻 2009/73/EG
In verband met punt b) van de eerste alinea, punt d), voorzien de lidstaten in een adequaat rouleringsschema voor het bestuur of de hogere leiding. De leden van het bestuur, of bij afwezigheid van een bestuur, de leden van de hogere leiding, mogen in die termijn uitsluitend van hun ambt worden ontheven als ze niet langer voldoen aan de in dit artikel omschreven voorwaarden of volgens de nationale wetgeving schuldig zijn geweest aan wangedrag.
⇩ nieuw
6.Uiterlijk op 5 juli 2022 en vervolgens om de vier jaar dient de Commissie een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de naleving door de nationale instanties van het in dit artikel vastgelegde onafhankelijkheidsbeginsel.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 7140
Algemene doelstellingen van de regulerende instantie
Bij de uitvoering van de in deze richtlijn omschreven reguleringstaken neemt de regulerende instantie alle redelijke maatregelen om de volgende doelstellingen te bereiken binnen het kader van haar taken en bevoegdheden zoals vastgesteld in artikel 7241, waar nodig in nauw overleg met de andere betrokken nationale autoriteiten, waaronder mededingingsautoriteiten ⇨ en autoriteiten van buurlanden, met inbegrip van derde landen, ⇦, en zonder dat wordt geraakt aan hun bevoegdheden:
a)de bevordering, in nauwe samenwerking met het Agentschap, de regulerende instanties van andere lidstaten, en de Commissie ⌦ en ACER ⌫, van een door concurrentie gekenmerkte, ⇨ flexibele, ⇦ zekere en vanuit milieuoogpunt duurzame interne markt voor aardgas ⇨ , hernieuwbare en koolstofarme gassen en waterstof ⇦ binnen de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ en van een daadwerkelijke openstelling van de markt voor alle afnemers en leveranciers in de Gemeenschap, en waarborging dat gasnetten ⇨ aardgas- en waterstofnetten ⇦ op een doeltreffende en betrouwbare manier werken, rekening houdend met doelstellingen op lange termijn ⇨ , zodat wordt bijgedragen tot de samenhangende, efficiënte en effectieve toepassing van het Unierecht met het oog op de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie ⇦ ;
b)de ontwikkeling van door concurrentie gekenmerkte en goed functionerende regionale ⇨ grensoverschrijdende ⇦ markten binnen de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ met het oog op het bereiken van de onder a) genoemde doelstelling;
c)het opheffen van alle beperkingen voor handel in aardgas ⇨ en waterstof ⇦ tussen de lidstaten, inclusief ⇨ het opheffen van beperkingen als gevolg van verschillen in kwaliteit van gas, verschillen qua volume waterstof dat wordt bijgemengd in het aardgassysteem, of verschillen in kwaliteit van waterstof in het waterstofsysteem,⇦ het ontwikkelen van afdoende grensoverschrijdende transmissiecapaciteit ⇨ en/of transportcapaciteit ⇦ om aan de vraag te voldoen en de integratie van nationale markten te versterken ⇨ door de interoperabiliteit van het stelsel van aardgassystemen of waterstofsystemen in de EU te verzekeren, ⇦, hetgeen de aardgasflowaardgasstromen in de Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ kan faciliteren;
d)bijdragen tot de ontwikkeling, op de meest kosteneffectieve manier, van veilige, betrouwbare en efficiënte niet-discriminerende systemen die klantgericht zijn, de adequaatheid van systemen bevorderen, alsmede aansluitend bij ⌦, in overeenstemming met ⌫ de algemene ⇨ energie- en klimaatdoelstellingen ⇦ doelstellingen van het algemene energiebeleid, energie-efficiëntie en de integratie van groot- en kleinschalige productie van gas uit hernieuwbare energiebronnen en gedistribueerde productie in transmissie- en distributienettwerken ⇨ bevorderen, en de exploitatie ervan in verhouding tot andere energienetten voor elektriciteit en warmte vergemakkelijken ⇦;
e)de toegang van nieuwe productiecapaciteit tot het net vergemakkelijken, met name door de belemmeringen voor de toegang van nieuwkomers op de markt en van gas ⇨ en waterstof ⇦ uit hernieuwbare energiebronnen weg te nemen;
f)ervoor zorgen dat de systeembeheerders en -gebruikers de nodige stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie ⇨ , en met name de energie-efficiëntie, ⇦ van netprestaties te verbeteren en de marktintegratie te versterken;
g)ervoor zorgen dat afnemers baat hebben bij een efficiënte werking van hun nationale markt, bevorderen van daadwerkelijke mededinging en bijdragen tot het waarborgen van consumentenbescherming ⇨ in nauwe samenwerking met de desbetreffende consumentenbeschermingsautoriteiten ⇦ ;
h)bijdragen tot het bereiken van een hoog niveau van openbare dienstverlening voor aardgas, tot de bescherming van kwetsbare klanten afnemers en tot de compatibiliteit van de processen voor de uitwisseling van gegevens die nodig zijn voor het veranderen van leverancier.
Artikel 7241
Taken en bevoegdheden van de regulerende instantie
1.De regulerende instantie heeft de volgende taken:
a)vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van transmissie- of distributietarieven of de berekeningsmethodes hiervoor ⇨ , of beide ⇦ ;
⇩ nieuw
b)vaststellen of goedkeuren, vanaf 1 januari 2031 of vanaf de datum waarop artikel 31, lid 1, van deze richtlijn wordt toegepast, volgens transparante criteria, van tarieven voor toegang tot waterstofnetten of de methodologieën daarvoor, of beide;
c)vaststellen of goedkeuren, volgens transparante criteria, van i) de omvang en duur van de specifieke heffing als bedoeld in artikel 4 van [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx) of de methodologieën daarvoor, of beide, ii) de waarde van de overgedragen activa en de bestemming van eventuele winsten en verliezen die daaruit kunnen voortvloeien, en iii) de verdeling van de bijdragen aan de specifieke heffing;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
db) waarborgen van de naleving door de transport- ⇨ transmissiesysteembeheerders ⇦ en distributiesysteembeheerders en waar relevant de desbetreffende systeemeigenaars, ⇨ waterstofnetbeheerders ⇦ alsmede door en alle aardgasbedrijven- ⇨ en waterstofbedrijven, alsook andere marktdeelnemers, met inbegrip van energiegemeenschappen van burgers ⇦ , van hun verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn ⇨ , [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx], de netcodes en richtsnoeren die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 52 en 53 van de gasverordening, Verordening (EU) 2017/1938⇦ en de andere relevante communautaire wetgeving ⌦ Uniewetgeving ⌫ , inclusief bij grensoverschrijdende kwesties ⇨ , alsmede van beslissingen van ACER ⇦;
⇩ nieuw
e)er in nauwe samenwerking met de andere regulerende instanties voor zorgen dat het ENTSB voor gas, de EU-DSB-entiteit en het ENNOH hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx], de netcodes en richtsnoeren die zijn vastgesteld overeenkomstig de artikelen 52 tot en met 56 van [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM(2021) xxx], en ander toepasselijk Unierecht, waaronder wat betreft grensoverschrijdende kwesties, evenals de besluiten van ACER, naleven, en gezamenlijk de niet-naleving door het ENTSB voor gas, de EU-DSB-entiteit en het ENNOH van hun respectievelijke verplichtingen vaststellen; indien de regulerende instanties er niet in zijn geslaagd overeenstemming te bereiken binnen een periode van vier maanden na het begin van de raadplegingen met het oog op de gezamenlijke vaststelling van niet-naleving, wordt de kwestie ingevolge artikel 6, lid 10, van Verordening (EU) 2019/942 voor een beslissing aan ACER voorgelegd;
f)toezicht houden op de ontwikkeling van de gaskwaliteit en het beheer van de gaskwaliteit door transmissiesysteembeheerders en, in voorkomend geval, distributiesysteembeheerders, met inbegrip van toezicht op de ontwikkeling van de kosten in verband met het beheer van de gaskwaliteit door systeembeheerders en de ontwikkelingen in verband met het bijmengen van waterstof in het aardgassysteem;
g)toezicht houden op de ontwikkeling van de waterstofkwaliteit en het beheer van de waterstofkwaliteit door waterstofnetbeheerders, in voorkomend geval als bedoeld in artikel 46, met inbegrip van toezicht op de ontwikkeling van de kosten in verband met het beheer van de waterstofkwaliteit;
h)bestuderen en beoordelen van het door de waterstofnetbeheerders ingediende overzicht van de ontwikkeling van de waterstoftransportinfrastructuur overeenkomstig artikel 52, rekening houdend met de algemene energetisch-economische noodzaak van het waterstofnet en met het gezamenlijke scenariokader uit hoofde van artikel 51, lid 2, punt e), inzake netontwikkelingsplanning;
i)rekening houden met het onderzoek en de beoordeling van het overzicht inzake de ontwikkeling van de waterstoftransportinfrastructuur als gevraagd in punt g), bij de goedkeuring van specifieke heffingen in de zin van artikel 4 van [de herschikte gasverordening zoals voorgesteld bij COM (2021) xxx].
🡻 2019/692 artikel 1, lid 6 (aangepast)
⇨ nieuw
jc)samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten en met het Agentschap ⌦ ACER ⌫ ⇨ , met name door deel te nemen aan de werkzaamheden van de raad van regulators van het ACER overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2019/942 ⇦. Met betrekking tot de infrastructuur van en naar een derde land kan de regulerende instantie van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van het derde land, met inbegrip van de bevoegde autoriteiten van de partijen bij de energiegemeenschap, na overleg met de regulerende instanties van de andere betrokken lidstaten, teneinde, wat deze ⌦ die ⌫ infrastructuur betreft, deze richtlijn consequent toe te passen op het grondgebied van de lidstaten;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
kd)naleven en uitvoeren van alle relevante wettelijk bindende besluiten van het Agentschap ⌦ ACER ⌫ en de Commissie;
le)op jaarlijkse basis verslag uitbrengen over haar activiteit en de uitvoering van haar taken aan de relevante autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap ⌦ ACER ⌫ en de Commissie. Het verslag bevat de genomen maatregelen en behaalde resultaten voor elk van de in dit artikel genoemde taken;
mf)erover waken dat er geen kruissubsidies zijn tussen activiteiten met betrekking tot transmissie-, distributie-, opslag-⇨ waterstoftransport, aardgas- en waterstofopslag ⇦, LNG- ⇨ en waterstofterminals ⇦ en leveringsactiviteiten ⇨ van aardgas en waterstof ⇦;
ng)toezicht houden op de investeringsplannen van de transmissiesysteembeheerders en in haar jaarverslag de samenhang beoordelen tussen het investeringsplan van de transmissiesysteembeheerders en het netontwikkelingsplan dat de gehele Gemeenschap ⌦ Unie ⌫ dekt, als bedoeld in ⌦ artikel 29, punt x), van [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫ artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 715/2009; een dergelijke beoordeling kan aanbevelingen voor de wijziging van deze investeringsplannen omvatten;
oh)toezicht houden op de naleving en controleren van de eerdere resultaten van de regels inzake zekerheid en betrouwbaarheid van het net, alsook vaststelling of goedkeuring van de normen en voorschriften van de kwaliteit van de diensten en de voorziening, of hier tezamen met andere bevoegde instanties toe bijdragen;
pi)toezicht houden op het transparantieniveau, met inbegrip van groothandelsprijzen, en waken over de naleving van de transparantieverplichtingen door de aardgas- ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ ;
qj)toezicht houden op de het niveau en de doeltreffendheid van openstelling van de markt en de mededinging op groot- en kleinhandelsniveau, inclusief aardgasbeurzen- ⇨ en waterstofbeurzen ⇦ , tarieven voor huishoudelijke afnemers, inclusief systemen voor vooruitbetaling, overstappercentages, afsluitingspercentages, kosten en uitvoering van onderhoudsdiensten en klachten van huishoudelijke afnemers, alsmede toezicht op vervalsing of beperking van de mededinging, inclusief toepasselijke informatie verstrekken en relevante gevallen aan de betrokken mededingingsautoriteiten voorleggen;
rk)toezicht houden op het vóórkomen van restrictieve contractuele praktijken, met inbegrip van exclusiviteitsbepalingen, die grote niet-huishoudelijke afnemers kunnen weerhouden van, of hen beperkingen kunnen opleggen met betrekking tot een keuze, voor het gelijktijdig sluiten van overeenkomsten met meer dan een leverancier, en in voorkomend geval de nationale mededingingsautoriteiten van dergelijke praktijken in kennis stellen;
sl)respecteren van de contractuele vrijheid met betrekking tot afschakelbare leveringscontracten en langetermijncontracten, mits deze verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht ⌦ Unierecht ⌫, en aansluiten bij het Gemeenschapsbeleid ⌦ van de Unie ⌫ ⇨ en bijdragen tot de decarbonisatiedoelstellingen. Er worden geen langetermijncontracten voor de levering van onbehandelde fossiele gassen gesloten die doorlopen na 2049 ⇦ ;
tm)toezicht houden op de tijd die transmissie- en distributiesysteembeheerders ⇨ voor aardgas ⇦ ⇨ of waterstofnetbeheerders ⇦ nodig hebben om aansluitingen en herstellingen uit te voeren;
un)toezicht op en toetsing van de voorwaarden voor toegang tot opslag, leidingbuffer en andere ondersteunende diensten als bedoeld in artikel 2933 ⇨ of artikel 33 ⇦ . Indien de toegangsregeling voor opslag ⇨ aardgasopslag ⇦ is omschreven overeenkomstig artikel 2933, lid 3, omvat deze taak niet de herziening van de tarieven;
yo)tezamen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de in bijlage I genoemde maatregelen ter bescherming van de consument doeltreffend zijn en gehandhaafd worden;
wp)publiceren van aanbevelingen, ten minste op jaarbasis, betreffende de conformiteit van de leveringsprijzen met artikel 63, en deze waar nodig aan de mededingingsautoriteiten doen toekomen;
xq)waarborgen van de ⇨ niet-discriminerende ⇦ toegang tot de verbruiksgegevens van de consument, het verstrekken, voor facultatief gebruik, van een gemakkelijk te begrijpen, geharmoniseerd formaat op nationaal niveau voor verbruiksgegevens en voor de onverwijlde toegang voor alle afnemers tot dergelijke gegevens ⇨ overeenkomstig de artikelen 22 en 23 ⇦ als bedoeld in punt h) van bijlage I;
yr)toezicht houden op de uitvoering van regels betreffende de taken en verantwoordelijkheden van de transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, ⇨ waterstofnetbeheerders, ⇦ leveranciers en afnemers en andere marktpartijen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫ ;
zs)toezicht op de correcte toepassing van de criteria die bepalen of een opslagfaciliteit opslaginstallatie ⇨ voor aardgas ⇦ onder artikel 2933, lid 3 of lid 4, valt; en
aat)toezicht op de uitvoering van beschermingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7746;
bbu) bijdragen tot de compatibiliteit van gegevensuitwisselingsprocessen voor de belangrijkste marktprocessen op regionaal niveau;.
⇩ nieuw
cc)uitvoeren van de op grond van artikel 52 vastgestelde netcodes en richtsnoeren door middel van nationale maatregelen of, in voorkomend geval, gecoördineerde regionale maatregelen of maatregelen op Unieniveau;
dd)zorgen voor een transparant en efficiënt proces voor het opstellen van het nationale netontwikkelingsplan overeenkomstig de in de artikelen 51 en 52 vastgestelde eisen;
ee)goedkeuren en wijzigen van het netontwikkelingsplan;
ff)toezicht houden op de gaskwaliteitscontrole en het gaskwaliteitsbeheer door transmissiesysteembeheerders, distributiesysteembeheerders, opslagsysteembeheerders en beheerders van LNG-installaties;
gg)toezicht houden op de uitvoering van de maatregelen die zijn genomen in het kader van een noodtoestand, zoals bepaald in Verordening (EU) 2017/1938 en vastgesteld in het nationale noodplan, met inbegrip van solidariteitsmaatregelen uit hoofde van artikel 13 van die verordening;
hh)toezicht houden op de beschikbaarheid van vergelijkingswebsites, met inbegrip van vergelijkingsinstrumenten die voldoen aan de criteria van artikel 12;
ii)toezicht houden op het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen en beperkingen voor het verbruik van zelfgeproduceerd hernieuwbaar aardgas en energiegemeenschappen van burgers.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
2.Indien het in een lidstaat aldus is geregeld, kunnen de in lid 1 bedoelde toezichtstaken door andere instanties dan de regulerende instantie worden uitgevoerd. In dat geval wordt de uit dit toezicht verkregen informatie zo spoedig mogelijk aan de regulerende instantie ter beschikking gesteld.
Bij de uitvoering van haar taken als bedoeld in lid 1, raadpleegt de regulerende instantie de transmissiesysteembeheerders ⇨ van aardgastransmissiesystemen en waterstofnetten ⇦ en werkt zij in voorkomend geval nauw samen met andere betrokken nationale instanties, zonder daarbij afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, onverminderd haar eigen specifieke bevoegdheden en overeenkomstig de beginselen van betere regelgeving.
Goedkeuringen die uit hoofde van deze richtlijn door een regulerende instantie of het Agentschap ⌦ ACER ⌫ zijn verleend, doen geen afbreuk aan een naar behoren gemotiveerd toekomstig gebruik van de bevoegdheden waarover de regulerende instantie uit hoofde van dit artikel beschikt, noch aan eventuele sancties die door andere betrokken autoriteiten of de Commissie worden opgelegd.
3.Wanneer een onafhankelijke systeembeheerder ⇨ of een onafhankelijke waterstofnetbeheerder ⇦ is aangewezen uit hoofde van artikel 5514⇨ of artikel 62 ⇦, heeft de regulerende instantie naast de haar uit hoofde van lid 1 van dit artikel toevertrouwde taken de volgende taken:
a)toezicht houden op de naleving door de eigenaar van het transmissiesysteem en de onafhankelijke systeembeheerder ⇨ alsook door de eigenaar van het waterstofnet en de onafhankelijke waternetbeheerder ⇦ van hun verplichtingen uit hoofde dit artikel, en sancties opleggen bij niet-naleving overeenkomstig lid 4, puntonder d);
b)toezien op de betrekkingen en de communicatie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem ⇨ of tussen de eigenaar van het waterstofnet en de onafhankelijke waternetbeheerder ⇦, teneinde ervoor te zorgen dat de onafhankelijke systeembeheerder ⇨ of de onafhankelijke waternetbeheerder ⇦ zijn verplichtingen naleeft, en in het bijzonder contracten goedkeuren en optreden als geschillenbeslechtingsinstantie tussen de onafhankelijke systeembeheerder en de eigenaar van het transmissiesysteem ⇨ of tussen de eigenaar van het waterstofnet en de onafhankelijke waternetbeheerder ⇦ , ten aanzien van een klacht die door één van beide is ingediend overeenkomstig lid 11;
c)onverminderd de procedure van artikel 5514, lid 2, onderpunt c), in het kader van het eerste tienjarige netontwikkelingsplan, de investeringsplanning en het meerjarige netontwikkelingsplan goedkeuren dat door de onafhankelijke systeembeheerder ⇨ of de onafhankelijke waternetbeheerder ⇦ wordt ingediend;
d)ervoor zorgen dat de door de onafhankelijke systeembeheerders ⇨ of de onafhankelijke waternetbeheerders ⇦ aangerekende tarieven voor nettoegang een vergoeding omvatten voor neteigenaars, die voorziet in een adequate vergoeding voor netactiva en nieuwe investeringen daarin, mits die op economisch verantwoorde en efficiënte wijze zijn uitgevoerd, en
e)inspecties uitvoeren, ook onaangekondigde, in de gebouwen van de eigenaren van transmissiesystemen en de onafhankelijke systeembeheerders ⇨ of van de eigenaren van waterstofnetten en de onafhankelijke waternetbeheerders ⇦ .
4.De lidstaten zorgen erover dat de regulerende instantie de bevoegdheden krijgt die hen in staat stellen de hen overeenkomstig de leden 1, 3 en 6 toevertrouwde taken op een efficiënte en snelle wijze uit te voeren. Daartoe beschikt de regulerende instantie ten minste over de volgende bevoegdheden:
a)vaststellen van bindende besluiten voor aardgasbedrijven ⇨ en waterstofbedrijven ⇦;
b)onderzoeken uitvoeren naar de werking van de gasmarkten ⇨ voor gassen ⇦ en besluiten tot en opleggen van noodzakelijke en evenredige maatregelen om daadwerkelijke mededinging te bevorderen en de goede werking van de markt ⇨ voor gassen ⇦ te waarborgen ⌦ en ⌫,. iIn passende gevallen, is de regulerende instantie ook bevoegd om samen te werken met de nationale mededingingsautoriteit en de regulators van de financiële markt of de Commissie in het kader van een onderzoek in verband met de mededingingswetgeving;
c)opvragen bij aardgasbedrijven ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ van informatie die relevant is voor de uitvoering van haar taken, met inbegrip van verklaringen voor de weigering een derde partij toegang te geven en informatie over maatregelen die nodig zijn om het netwerk te versterken;
d)opleggen van effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan aardgasbedrijven ⇨ en waterstofbedrijven ⇦ die hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn of enig toepasselijk wettelijk bindend besluit van de regulerende instantie of het Agentschap ⌦ ACER ⌫ niet naleven, dan wel een bevoegde rechtbank voorstellen dergelijke sancties op te leggen. Daartoe behoort ⌦ , waaronder ⌫ de bevoegdheid om aan de transmissiesysteembeheerder ⇨ , de waterstofnetbeheerder ⇦ of het verticaal geïntegreerde bedrijf, naargelang het geval, sancties van maximaal 10 % van de jaaromzet van de transmissiesysteembeheerder ⇨ , de waterstofnetbeheerder ⇦ of van het verticaal geïntegreerde bedrijf op te leggen of voor te stellen deze op te leggen, wegens niet-naleving van hun respectieve verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn,; en
e)passende bevoegdheden om onderzoek uit te voeren en onderzoeksbevoegdheden met het oog op geschillenbeslechting krachtens de leden 11 en 12.
⇩ nieuw
5.De regulerende instantie die is gevestigd in de lidstaat waarin het ENTSB voor gas, het Europees netwerk van waterstofnetbeheerders of de EU-DSB-entiteit is gevestigd, heeft de bevoegdheid om effectieve, evenredige en afschrikkende sancties aan deze entiteiten op te leggen wanneer zij hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021 xxx] of enig toepasselijk juridisch bindend besluit van de regulerende instantie of ACER niet naleven, of om voor te stellen een bevoegde rechtbank dergelijke sancties te laten opleggen.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
65.Naast de haar krachtens de leden 1 en 4 van dit artikel verleende taken en bevoegdheden worden aan de regulerende instantie, wanneer een transmissiesysteembeheerder ⇨ onafhankelijke transmissiebeheerder of een geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ is aangewezen overeenkomstig hoofdstuk IXIV, deel 3, ten minste de volgende taken en bevoegdheden toegekend:
a)straffen opleggen overeenkomstig lid 4, onderpunt d), wegens discriminerend gedrag ten gunste van het verticaal geïntegreerd bedrijf;
b)toezicht houden op de communicatie tussen de transmissiesysteembeheerder ⇨ of een geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ en het verticaal geïntegreerde bedrijf om ervoor te zorgen dat de transmissiesysteembeheerder ⇨ of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ zijn verplichtingen naleeft;
c)optreden als instantie voor het beslechten van geschillen die zich tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder ⇨ of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ kunnen voordoen naar aanleiding van krachtens lid 11 ingediende klachten;
d)toezien op de commerciële en financiële betrekkingen, waaronder leningen, tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder ⇨ of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ ;
e)haar goedkeuring hechten aan alle commerciële en financiële overeenkomsten tussen het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder ⇨ of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ , mits deze in overeenstemming zijn met de marktvoorwaarden;
f)het verticaal geïntegreerde bedrijf om een rechtvaardiging verzoeken na een melding door de nalevingsfunctionaris overeenkomstig artikel 6421, lid 4,; om een rechtvaardiging verzoeken die deze rechtvaardiging dient met name bewijsmateriaal te bevatten waaruit blijkt dat geen discriminerend gedrag ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf heeft plaatsgevonden;
g)inspecties, ook onaangekondigde, verrichten in de gebouwen van het verticaal geïntegreerde bedrijf en de transmissiesysteembeheerder ⇨ of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ ,; en
h)alle of welbepaalde taken van de transmissiesysteembeheerder ⇨ of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ aan een overeenkomstig artikel 6414 aangewezen onafhankelijke systeembeheerder ⇨ of onafhankelijke waterstofnetbeheerder ⇦ toevertrouwen in geval van voortdurende overtreding, door de transmissiesysteembeheerder ⇨ of de geïntegreerde waterstofnetbeheerder ⇦ van diens verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, en met name in geval van herhaalde discriminerende gedragingen ten voordele van het verticaal geïntegreerde bedrijf.
76.De regulerende instanties zijn bevoegd om ten minste de methodes voor het berekenen of tot stand komen van de volgende voorwaarden vast te stellen of voldoende ruim vóór hun inwerkingtreding goed te keuren:
a)de aansluiting op en toegang tot nationale netten ⇨ aardgasnetten ⇦, inclusief de transmissie- en distributietarieven en voorwaarden en tarieven voor toegang tot LNG-installaties ⌦ , waarbij⌫ . Deze tarieven of methoden maken het mogelijk maken dat de noodzakelijke investeringen in de netten en LNG-installaties op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat deze investeringen de levensvatbaarheid van de netten en de LNG-installaties kunnen waarborgen;
⇩ nieuw
b)de aansluiting op en toegang tot nationale waterstofnetten, met inbegrip van, met ingang van 1 januari 2031, de tarieven voor waterstofnetten en de voorwaarden voor toegang tot waterstofopslag en waterstofterminals, indien van toepassing met inbegrip van tarieven;
🡻 2009/73/EG (aangepast)
cb) de verstrekking van balanceringsdiensten, die zo economisch mogelijk worden uitgevoerd en passende stimuleringsmaatregelen bieden voor netwerkgebruikers om hun input en output op elkaar af te stemmen. De balanceringsdiensten worden op een billijke en niet-discriminerende wijze verstrekt en zijn gebaseerd op basis van objectieve criteria,; en
⇩ nieuw
d)de goedkeuring van en het toezicht op specifieke heffingen overeenkomstig artikel 4 van [de herschikte gasverordening als voorgesteld in COM(2021) xxx].
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
e)de toegang tot grensoverschrijdende infrastructuren, inclusief de procedures voor de toewijzing van capaciteit en congestiebeheer.
87.De in lid 7 vermelde methoden of de voorwaarden worden gepubliceerd.
98.Bij de vaststelling of goedkeuring van de tarieven of methoden en de balanceringsdiensten zorgen de regulerende instanties ervoor dat de transmissie- en distributiesysteembeheerders ⇨ en, per 1 januari 2031, waterstofnetbeheerders ⇦ passende stimulansen krijgen, zowel op korte als op lange termijn, om de efficiëntie te verbeteren, de marktintegratie en de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid te versterken en verwante onderzoeksactiviteiten te ondersteunen.
109.De regulerende instanties monitoren het congestiebeheer van de nationale gastransmissie-netwerken ⇨ en waterstofnetten ⇦, inclusief interconnectoren, en de uitvoering van de regels inzake congestiebeheer. Hiertoe leggen de transmissiesysteembeheerders ⇨ , waterstofnetbeheerders ⇦ of marktdeelnemers hun congestiebeheersprocedures, inclusief de toewijzing van capaciteit, aan de nationale regulerende instanties ter goedkeuring voor. De nationale regulerende instanties mogen verzoeken om wijzigingen in deze procedures.
Artikel 73
⌦ Beslissingen en klachten ⌫
110.De regulerende instanties zijn bevoegd om zo nodig van de beheerders van transmissie-, opslag-, LNG- en distributiesystemen ⇨ voor aardgas, alsook van waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders en, vanaf 1 januari 2031, van waterstofnetbeheerders ⇦ te verlangen dat zij de voorwaarden, inclusief de in dit artikel bedoelde tarieven en methodologieën, wijzigen om ervoor te zorgen dat deze evenredig zijn en op niet-discriminerende wijze worden toegepast. Indien de toegangsregeling voor opslag is omschreven overeenkomstig artikel 2933, lid 3, omvat deze taak niet de wijziging van de tarieven. In geval van vertraging bij de vaststelling van transmissie- en distributietarieven ⇨ voor aardgas en, waar nodig, waterstofnettarieven ⇦ hebben de regulerende instanties de bevoegdheid om transmissie- en distributietarieven en de berekeningswijzen hiervan ⇨ , alsook waterstofnettarieven en de berekeningswijzen daarvan, ⇦voorlopig vast te stellen of goed te keuren en een besluit te nemen over passende compensatiemaatregelen indien de definitieve tarieven of berekeningswijzen afwijken van deze voorlopige tarieven of berekeningswijzen.
211Partijen die een klacht hebben tegen de beheerder van een transmissie-, opslag-, LNG- of distributiesysteem ⇨ voor aardgas ⇦ ⇨ of tegen een waterstofnet-, waterstofopslag- of waterstofterminalbeheerder ⇦ met betrekking tot diens verplichtingen overeenkomstig deze richtlijn, kunnen deze klacht voorleggen aan de nationale regulerende instantie die fungeert als geschillenbeslechtingsinstantie en een besluit neemt binnen twee maanden na ontvangst van de klacht. Deze periode kan met twee maanden worden verlengd indien de regulerende instantie aanvullende informatie behoeft. Deze periode kan met instemming van de klager nog eens worden verlengd. De beslissing van de regulerende instantie heeft bindende kracht tenzij of totdat zij in beroep wordt herroepen.
312. Benadeelde partijen die gerechtigd zijn om bezwaar te maken tegen een overeenkomstig dit artikel genomen besluit over de gehanteerde methoden of, wanneer de regulerende instantie een raadplegingsplicht heeft met betrekking tot de voorgestelde tarieven of methoden, kunnen binnen maximaal twee maanden of binnen een door de lidstaten vastgestelde kortere termijn, na de bekendmaking van het besluit of voorstel voor een besluit, een bezwaar maken met het oog op herziening. Een dergelijk bezwaar heeft geen schorsende werking.
413.De lidstaten voorzien in geschikte en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie, teneinde eventueel misbruik van een machtspositie, met name ten nadele van afnemers, en eventueel roofzuchtig marktgedrag te voorkomen. Bij deze mechanismen worden de bepalingen van het Verdrag ⌦ VWEU ⌫ , en met name artikel 82 ⌦ 102 ⌫ , in acht genomen.
514.De lidstaten dragen er zorg voor dat passende maatregelen, waaronder bestuursrechtelijke of strafrechtelijke procedures in overeenstemming met hun nationale wetgeving, tegen de verantwoordelijke natuurlijke of rechtspersonen worden genomen wanneer de door deze richtlijn opgelegde vertrouwelijkheidsregels niet in acht zijn genomen.
615,Klachten en bezwaren zoals bedoeld in de leden 211 en 312 doen geen afbreuk aan de uitoefening van de beroepsmogelijkheden uit hoofde van het Gemeenschapsrecht ⌦ Unierecht ⌫ of de nationale wetgeving.
716.De door de regulerende instantie genomen besluiten worden volledig gemotiveerd en verantwoord, ten einde door de rechter te kunnen worden getoetst. Deze besluiten zijn voor het publiek beschikbaar waarbij de vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie behouden blijft.
817.De lidstaten zorgen ervoor dat er geschikte mechanismen op nationaal niveau bestaan krachtens welke een partij die getroffen wordt door een besluit van de regulerende instantie beroep kan aantekenen bij een instantie die onafhankelijk is van de betrokken partijen en van regeringen.
Artikel 7442
Reguleringsstelsel⌦ Regionale samenwerking tussen regulerende instanties ⌫ voor grensoverschrijdende kwesties
1.De regulerende instanties werken onderling nauw samen en raadplegen elkaar, ⇨ , en met name binnen ACER, ⇦ en voorzien elkaar en het Agentschap ⌦ ACER ⌫ van alle informatie die zij nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn. Wat de ontvangen informatie betreft, waarborgt de ontvangende instantie dezelfde graad van vertrouwelijkheid als van de verzendende instantie wordt verlangd.
2.De regulerende instanties werken ten minste samen op regionaal niveau om
a)de invoering van operationele regelingen te bevorderen, teneinde een optimaal beheer van het netwerk mogelijk te maken, gemeenschappelijke gasbeurzen ⇨ gas- en waterstofbeurzen ⇦ en de toewijzing van grensoverschrijdende capaciteit te stimuleren, en een adequaat niveau van interconnectiecapaciteit binnen de regio en tussen de regio’s mogelijk te maken, mede door nieuwe interconnecties, om de ontwikkeling van daadwerkelijke mededinging mogelijk te maken en de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid te verbeteren zonder tussen leveranciers leveringsbedrijvenuit verschillende lidstaten te discrimineren;
b)de ontwikkeling van alle netwerkcodes voor de relevante transmissiesysteembeheerders ⇨ , waterstofnetbeheerders ⇦ en andere marktdeelnemers te coördineren,; en
c)de ontwikkeling van de regels inzake congestiebeheer te coördineren;.
⇩ nieuw
d)de waarborging van de naleving van de regelgeving door juridische entiteiten die de taken van transmissiesysteembeheerders en netbeheerders op grensoverschrijdend of regionaal niveau vervullen.
🡻 2009/73/EG
⇨ nieuw
3.Nationale rRegulerende instanties hebben het recht om met elkaar regelingen aan te gaan ter bevordering van samenwerking op het gebied van regulering.
4.De in lid 2 bedoelde taken worden, zo mogelijk, uitgevoerd in nauwe samenwerking met andere betrokken nationale instanties en onverminderd hun eigen specifieke bevoegdheden.
5. De Commissie kan richtsnoeren vaststellen betreffende de omvang van de taken van de regulerende instanties wat hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met het Agentschap betreft. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.
⇩ nieuw
5.De Commissie is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 83, teneinde deze richtlijn aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen betreffende de omvang van de taken van regulerende instanties wat betreft hun onderlinge samenwerking en de samenwerking met ACER.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 7
⇨ nieuw
6.Regulerende instanties, of in voorkomend geval andere bevoegde autoriteiten, kunnen overleg plegen en samenwerken met de betrokken autoriteiten van derde landen⇨ , met inbegrip van de partijen bij de energiegemeenschap, ⇦ wat de exploitatie van de gasinfrastructuur ⇨ gas- en waterstofinfrastructuur ⇦ van en naar derde landen betreft, om ervoor te zorgen dat deze richtlijn met betrekking tot de betrokken infrastructuur consequent wordt toegepast op het grondgebied en in de territoriale wateren van een lidstaat.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 7543
Overeenstemming met ⌦ de netcodes en ⌫ de richtsnoeren
1.Elke regulerende instantie en de Commissie kunnen het Agentschap ⌦ ACER ⌫ verzoeken na te gaan of een door een regulerende instantie genomen besluit strookt met ⇨ de netcodes en ⇦de in deze richtlijn of in Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫ bedoelde richtsnoeren.
2.Het Agentschap ⌦ ACER ⌫ geeft binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van het verzoek zijn advies aan de regulerende instantie die hierom heeft verzocht of, in voorkomend geval, aan de Commissie, alsmede aan de regulerende instantie die het besluit in kwestie heeft genomen.
3.Wanneer de regulerende instantie die het besluit heeft genomen niet binnen een termijn van vier maanden volgende op de datum van ontvangst van het advies daaraan voldoet, brengt het Agentschap ⌦ ACER ⌫ de Commissie daarvan op de hoogte.
4.Wanneer een regulerende instantie van oordeel is dat een voor grensoverschrijdende handel relevant besluit van een andere regulerende instantie niet in overeenstemming is met de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫ bedoelde richtsnoeren, kan zij de Commissie daarvan in kennis stellen binnen een termijn van twee maanden nadat het besluit is genomen.
5.Wanneer de Commissie, binnen twee maanden na de in lid 3 bedoelde kennisgeving van het Agentschap ⌦ ACER ⌫ of de in lid 4 bedoelde kennisgeving van een regulerende instantie, of op eigen initiatief binnen een termijn van drie maanden nadat het besluit is genomen, van oordeel is dat er ernstige twijfels bestaan over de overeenstemming van dit besluit met ⇨ de netcodes en ⇦ de in deze richtlijn of de in Verordening (EG) nr. 715/2009 ⌦ [de herschikte gasverordening als voorgesteld bij COM(2021) xxx] ⌫ bedoelde richtsnoeren, kan zij besluiten de zaak verder te bestuderen. In dat geval verzoekt zij de relevante regulerende instantie en de betrokken partijen hun opmerkingen in te dienen.
6.Wanneer de Commissie besluit om de zaak verder te bestuderen, neemt zij binnen een termijn van maximaal vier maanden na dit besluit het definitieve besluit:
a)geen bezwaar te maken tegen het besluit van de regulerende instantie, of
b)de desbetreffende regulerende instantie te verzoeken haar besluit te herroepen, wanneer zij van oordeel is dat het niet in overeenstemming is met ⇨ de netcodes en ⇦ de richtsnoeren.
7.Wanneer de Commissie niet binnen de in lid 5 of 6 gestelde termijn heeft besloten de zaak verder te bestuderen, respectievelijk een definitief besluit heeft genomen, wordt zij geacht geen bezwaar te hebben gemaakt tegen het besluit van de regulerende instantie.
8.De regulerende instantie voert het besluit van de Commissie tot herroeping van haar besluit uit binnen een termijn van twee maanden en stelt de Commissie daarvan in kennis.
9.De Commissie kan richtsnoeren vaststellen met een nadere omschrijving van de procedure die door de regulerende instanties, het Agentschap en de Commissie moet worden gevolgd met betrekking tot de overeenstemming van de besluiten van de regulerende instanties met de in dit artikel bedoelde richtsnoeren. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3. ⇨ is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 83, teneinde deze richtlijn aan te vullen door richtsnoeren vast te stellen waarin de voor de toepassing van dit artikel te volgen procedure nader wordt omschreven. ⇦
Artikel 7644
Bijhouden van gegevens
1.De lidstaten eisen van hun leveranciersbedrijven leveringsbedrijven dat zij gedurende ten minste vijf jaar de relevante gegevens met betrekking tot al hun transacties in ⇨ aardgas- en waterstofleveringscontracten ⇦ aardgasleveringscontracten en ⇨ aardgas- en waterstofderivaten ⇦aardgasderivaten met grootafnemers en transmissiesysteembeheerders, alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders ⇨ , alsook waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders ⇦ ter beschikking houden van hun nationale instanties, waaronder de regulerende instantie, de nationale mededingingsautoriteit en de Commissie, voor de uitvoering van hun taken.
2.Deze gegevens omvatten bijzonderheden betreffende de kenmerken van de betrokken transacties, zoals looptijd, leverings- en betalingsregels, hoeveelheden, uitvoeringsdata en -tijdstippen, transactieprijzen en middelen om de betrokken grootafnemer te identificeren, alsmede specifieke nadere gegevens over alle openstaande ⇨ aardgas- en waterstofleveringscontracten ⇦ aardgasleveringscontracten en ⇨ aardgas- en waterstofderivaten ⇦ aardgasderivaten.
3.De regulerende instantie kan besluiten om delen van deze informatie ter beschikking te stellen van marktdeelnemers marktspelers, op voorwaarde dat commercieel gevoelige gegevens inzake afzonderlijke marktspelers of afzonderlijke transacties niet worden vrijgegeven. Dit lid is niet van toepassing op informatie over financiële instrumenten die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn ⌦ 2014/65/EU ⌫ 2004/39/EG vallen.
4.Teneinde een eenvormige toepassing van dit artikel te waarborgen, kan dDe Commissie ⇨ is bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 83, teneinde deze richtlijn aan te vullen door ⇦ richtsnoeren vast te stellen waarin de methoden en regelingen voor het bijhouden van gegevens en de vorm en inhoud van bedoelde verslagen worden omschreven. Deze maatregelen, die niet-essentiële elementen van deze richtlijn beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 51, lid 3.
5.Voor transacties in ⇨ aardgas- en waterstofderivaten ⇦ aardgasderivaten van leveringsbedrijven met grootafnemers en ⇨ aardgastransmissiesysteembeheerders ⇦ transmissiesysteembeheerders, alsmede opslag- en LNG-systeembeheerders, ⇨ alsook waterstofnet-, waterstofopslag- en waterstofterminalbeheerders, ⇦ geldt dit artikel enkel van zodra de Commissie de in lid 4 bedoelde richtsnoeren heeft vastgesteld.
6.De bepalingen van dit artikel doen voor de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU 2004/39/EG vallende entiteiten geen extra verplichtingen ontstaan ten aanzien van de in lid 1 genoemde autoriteiten.
7.Ingeval de in lid 1 genoemde autoriteiten toegang moeten hebben tot gegevens die door de binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/65/EU2004/39/EG vallende entiteiten worden bijgehouden, verstrekken de onder die richtlijn vallende verantwoordelijke autoriteiten de in lid 1 genoemde autoriteiten de opgevraagde gegevens.
Hoofdstuk XXI
Slotbepalingen
Artikel 7746
Beschermingsmaatregelen
1.Bij een plotselinge crisis op de energiemarkt of wanneer de fysieke veiligheid van personen, de veiligheid of betrouwbaarheid van apparatuur of installaties of de systeemintegriteit worden bedreigd, kan een lidstaat tijdelijk de nodige beschermingsmaatregelen treffen ⇨ een noodtoestand afkondigen overeenkomstig artikel 11 van Verordening (EU) 2017/1938 en de in het nationale noodplan voorziene maatregelen nemen ⇦.
2.Die maatregelen moeten de werking van de interne markt zo min mogelijk verstoren en mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de plotseling gerezen moeilijkheden te verhelpen.
3.De betrokken lidstaat stelt de overige lidstaten en de Commissie onverwijld van die maatregelen in kennis; de Commissie kan besluiten dat de betrokken lidstaat de maatregelen dient aan te passen of in te trekken, voor zover zij de concurrentie zodanig verstoren en het handelsverkeer dermate ongunstig beïnvloeden, dat dit strijdig is met het gemeenschappelijk belang.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 7847
Gelijke mededingingsvoorwaarden
1.De maatregelen die de lidstaten uit hoofde van deze richtlijn kunnen nemen om voor gelijke mededingingsvoorwaarden te zorgen, moeten verenigbaar zijn met het Verdrag ⌦ VWEU ⌫ , met name artikel 30 ⌦ 36 ⌫ , en de Gemeenschapswetgeving ⌦ van de Unie ⌫.
2.De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn evenredig, niet-discriminerend en transparant. Zij mogen uitsluitend worden toegepast na kennisgeving aan en goedkeuring van de Commissie.
3.De Commissie reageert binnen twee maanden na ontvangst ervan op de in lid 2 bedoelde kennisgeving. Deze termijn vangt aan op de dag volgende op die van de ontvangst van de volledige informatie. Indien de Commissie niet binnen deze periode van twee maanden heeft gereageerd, wordt zij geacht geen bezwaren te hebben tegen de maatregelen waarvan kennis is gegeven.
Artikel 48
Ontheffingen in verband met take-or-pay-verbintenissen
1.Indien een aardgasbedrijf ernstige economische en financiële moeilijkheden ondervindt of meent dergelijke moeilijkheden te zullen ondervinden wegens take-or-pay-verbintenissen die het in een of meer gasaankoopcontracten is aangegaan, kan een verzoek om een tijdelijke ontheffing van artikel 32 worden toegezonden aan de betrokken lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie. Verzoeken moeten naar keuze van de lidstaten per geval worden ingediend, hetzij vóór, hetzij na een weigering van toegang tot het systeem. De lidstaten kunnen ook het aardgasbedrijf de keuze bieden tussen indiening van een verzoek vóór, dan wel na de weigering van toegang tot het systeem. Wanneer een aardgasbedrijf de toegang heeft geweigerd, dient het verzoek onverwijld te worden ingediend. De verzoeken moeten vergezeld gaan van alle relevante informatie over de aard en de omvang van het probleem en over de inspanningen die het aardgasbedrijf geleverd heeft om het probleem op te lossen.
Als er redelijkerwijs geen alternatieve oplossingen voorhanden zijn, mag de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie met inachtneming van het bepaalde in lid 3 besluiten een ontheffing te verlenen.
2.De lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie brengt het besluit tot verlening van een ontheffing onverwijld ter kennis van de Commissie, samen met alle relevante informatie in verband met de ontheffing. Deze informatie kan in samengevoegde vorm aan de Commissie worden voorgelegd, om haar in staat te stellen een gefundeerd besluit te nemen. Binnen acht weken na de ontvangst van de kennisgeving kan de Commissie de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie verzoeken het besluit tot verlening van een ontheffing te wijzigen of te herroepen.
Indien de betrokken lidstaat of aangewezen bevoegde instantie niet binnen een termijn van vier weken gehoor geeft aan dit verzoek, wordt met bekwame spoed een definitief besluit genomen volgens de raadplegingsprocedure van artikel 51, lid 2.
De Commissie eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van commercieel gevoelige informatie.
3.Bij de beslissing over de in lid 1 bedoelde ontheffingen houden de lidstaat of de aangewezen bevoegde instantie en de Commissie in het bijzonder rekening met de volgende criteria:
a)het streven een concurrerende gasmarkt tot stand te brengen;
b)de noodzaak om openbaredienstverplichtingen na te komen en de leverings- en voorzieningszekerheid te waarborgen;
c)de positie van het aardgasbedrijf op de gasmarkt en de bestaande concurrentiesituatie op die markt;
d)de ernst van de economische en financiële moeilijkheden die de aardgasbedrijven en transmissiebedrijven of de in aanmerking komende afnemers ondervinden;
e)de datum van ondertekening en de voorwaarden van het (de) betrokken contract(en), met inbegrip van de mate waarin deze rekening houden met marktveranderingen;
f)de inspanningen die zijn geleverd om een oplossing voor het probleem te vinden;
g)de mate waarin het bedrijf bij de aanvaarding van de betrokken take-or-pay-verplichtingen, gezien de bepalingen van deze richtlijn, redelijkerwijs had kunnen verwachten dat zich ernstige moeilijkheden zouden kunnen voordoen;
h)de mate waarin het systeem gekoppeld is aan andere systemen en de mate van interoperabiliteit van die systemen, en
i)de gevolgen die de verlening van een ontheffing kan hebben voor de correcte toepassing van deze richtlijn wat de goede werking van de interne markt voor aardgas betreft.
Een besluit inzake een verzoek tot ontheffing met betrekking tot take-or-pay-contracten die vóór 4 augustus 2003 zijn afgesloten, mag niet tot gevolg hebben dat alternatieve rendabele afzetmogelijkheden wegvallen. Ernstige moeilijkheden zullen in elk geval niet geacht worden te bestaan wanneer de verkoop van aardgas niet terugloopt tot beneden de gegarandeerde minimumafname die in take-or-pay-contracten voor gas vastgelegd is of voor zover het betrokken take-or-pay-contract voor gasaankoop kan worden aangepast of het aardgasbedrijf in staat is alternatieve afzetmogelijkheden te vinden.
4.Aardgasbedrijven waaraan geen ontheffing is verleend als bedoeld in lid 1 van dit artikel, mogen toegang tot het net niet of niet langer weigeren op grond van take-or-pay-verbintenissen die in het kader van een gasaankoopcontract zijn aangegaan. De lidstaten zorgen ervoor dat de toepasselijke bepalingen van de artikelen 32 tot en met 44, worden nageleefd.
5.Elke krachtens de bovenstaande bepalingen verleende ontheffing wordt naar behoren gemotiveerd. De Commissie maakt het betreffende besluit bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.
6.De Commissie legt uiterlijk 4 augustus 2008 een evaluatieverslag voor over de ervaring die is opgedaan met de toepassing van dit artikel, zodat het Europees Parlement en de Raad te zijner tijd kunnen beoordelen of dit artikel moet worden aangepast.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 8 (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 7948 bis
Technische overeenkomsten over de exploitatie van ⌦ aardgas- en waterstofpijpleidingen met derde landen ⌫ transmissieleidingen
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van transmissiesysteembeheerders ⇨ , waterstofnetbeheerders ⇦ of andere marktdeelnemers om technische overeenkomsten over kwesties in verband met de exploitatie van transmissieleidingen ⇨ pijpleidingen ⇦ tussen een lidstaat en een derde land van kracht te laten blijven of te sluiten, voor zover die overeenkomsten verenigbaar zijn met het Unierecht en met desbetreffende besluiten van de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten. Van dergelijke overeenkomsten wordt kennisgegeven aan de regulerende instanties van de betrokken lidstaten.
🡻 2009/73/EG
Artikel 49
Opkomende en geïsoleerde markten
1.Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het stelsel van systemen van een andere lidstaat en slechts één externe hoofdleverancier hebben, mogen afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 37 en/of artikel 38 van deze richtlijn. Een leveringsbedrijf met een marktaandeel van meer dan 75 % wordt beschouwd als een hoofdleverancier. Zo’n afwijking komt automatisch te vervallen zodra ten minste een van de in deze alinea vermelde voorwaarden niet langer van toepassing is. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.
Cyprus mag van de artikelen 4, 9, 37 en/of 38 van deze richtlijn afwijken. De afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een geïsoleerde markt voldoet.
De artikelen 4, 9, 37 en/of 38 zijn niet van toepassing op Estland, Letland, en/of Finland totdat een van deze lidstaten rechtstreeks is verbonden met het stelsel van systemen van een andere lidstaat dan Estland, Letland, Litouwen en Finland. Deze alinea laat de in de eerste alinea van dit lid genoemde afwijkingen onverlet.
2.Een lidstaat die als opkomende markt kan worden aangemerkt en die als gevolg van de uitvoering van deze richtlijn aanzienlijke problemen ondervindt, mag afwijken van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 3, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, artikel 26, artikel 31, artikel 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 van deze richtlijn. Deze afwijking komt automatisch te vervallen zodra de betrokken lidstaat niet langer als opkomende markt kan worden aangemerkt. De Commissie wordt van een dergelijke afwijking in kennis gesteld.
Cyprus mag van artikel 4, artikel 9, artikel 13, leden 1 en 3, artikel 14, artikel 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 31 en 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 afwijken. Deze afwijking verstrijkt zodra Cyprus niet langer aan de voorwaarden voor een opkomende markt voldoet.
3.De dag waarop de in lid 2 bedoelde afwijking komt te vervallen, resulteert de omschrijving van in aanmerking komende afnemers in de openstelling van de markt die gelijk is aan ten minste 33 % van het totale jaarlijkse gasverbruik van de nationale gasmarkt. Twee jaar later is artikel 37, lid 1, onder b), van toepassing, en drie jaar later artikel 37, lid 1, onder c). Tot de toepassing van artikel 37, lid 1, onder b), kan de in lid 2 van dit artikel bedoelde lidstaat besluiten artikel 32 niet toe te passen op ondersteunende diensten en installaties voor tijdelijke opslag voor de hervergassing en de daaropvolgende toelevering aan het transmissiesysteem.
4.Indien de tenuitvoerlegging van deze richtlijn in een geografisch beperkt gebied van een lidstaat tot aanzienlijke problemen zou leiden, met name wat de ontwikkeling van de transmissie- en grote distributie-infrastructuur betreft, kan de lidstaat, mede om investeringen te stimuleren, de Commissie om een tijdelijke afwijking van de artikelen 4 en 9, artikel 13, leden 1 en 3, de artikelen 14 en 24, artikel 25, lid 5, de artikelen 26, 31 en 32, artikel 37, lid 1, en/of artikel 38 verzoeken voor ontwikkelingen op dit gebied.
5.De Commissie kan de in lid 4 bedoelde ontheffing verlenen, in het bijzonder rekening houdend met de volgende criteria:
–a) de noodzaak van infrastructuurinvesteringen die in een competitieve markt economisch niet haalbaar zouden zijn;
–b) de omvang van de vereiste investeringen en de vooruitzichten met betrekking tot het terugverdienen daarvan;
–c) de omvang en ontwikkelingsgraad van het gassysteem in het betrokken gebied;
–d) de vooruitzichten voor de betrokken gasmarkt;
–e) de oppervlakte en de geografische kenmerken van het betrokken gebied of de betrokken regio, en de sociaaleconomische en demografische factoren.
Voor andere gasvoorzieningsinfrastructuur dan distributie-infrastructuur mag alleen een afwijking worden toegestaan als het betrokken gebied niet of sedert minder dan tien jaar beschikt over infrastructuur voor de gasvoorziening. De afwijking is tijdelijk en mag niet langer gelden dan tien jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied.
Voor distributie-infrastructuur kan een afwijking worden toegestaan van ten hoogste 20 jaar vanaf de eerste gaslevering in het gebied via het betrokken systeem.
6.Artikel 9 is niet van toepassing op Cyprus, Luxemburg en/of Malta.
7.De Commissie stelt de lidstaten van verzoeken uit hoofde van lid 4 in kennis alvorens zij een besluit neemt krachtens lid 5 en houdt daarbij rekening met de vertrouwelijkheidseisen. Dit besluit en de in de leden 1 en 2 bedoelde afwijkingen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
8.Griekenland mag afwijken van de artikelen 4, 24, 25, 26, 32, 37 en/of 38 van deze richtlijn voor de geografische gebieden en de termijnen die vermeld worden in de vergunningen die het vóór 15 maart 2002 en overeenkomstig Richtlijn 98/30/EG heeft afgegeven voor de ontwikkeling en de exclusieve exploitatie van distributienetten in bepaalde geografische gebieden.
⇩ nieuw
Artikel 80
Afwijkingen voor het aardgassysteem
1.Lidstaten die niet rechtstreeks verbonden zijn met het stelsel van systemen van een andere lidstaat, kunnen de Commissie om afwijkingen van de artikelen 3, 7, 54 of 27 verzoeken. Een dergelijke afwijking vervalt vanaf het moment waarop de eerste interconnector met de lidstaat is voltooid.
2.Lidstaten kunnen de Commissie om afwijkingen verzoeken inzake de toepassing van de artikelen 3, 7, 54 of 27 wat betreft ultraperifere gebieden in de zin van artikel 349 VWEU of andere geografisch geïsoleerde gebieden. Een dergelijke afwijking vervalt zodra een verbinding tussen het gebied en een lidstaat met een stelsel van systemen is voltooid.
3.De Commissie stelt de lidstaten in kennis van verzoeken om afwijkingen als bedoeld in de leden 1 en 2 alvorens een besluit te nemen, rekening houdend met gerechtvaardigde verzoeken om vertrouwelijkheid van commercieel gevoelige informatie.
4.Door de Commissie verleende afwijkingen zijn beperkt in de tijd en zijn onderworpen aan voorwaarden die erop gericht zijn de concurrentie in en de integratie van de interne markt te vergroten en ervoor te zorgen dat de afwijkingen de overgang naar hernieuwbare energie of de toepassing van het beginsel “energie-efficiëntie eerst” in de zin van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) 2018/1999 niet belemmeren.
5.Afwijkingen uit hoofde van Richtlijn 2009/73/EG zonder vervaldatum verstrijken op 31 december 2025. Lidstaten die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze richtlijn nog van deze afwijkingen genieten, kunnen de Commissie om een nieuwe afwijking verzoeken overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde voorwaarden.
6.Besluiten om ontheffing te verlenen worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.
🡻 2019/692 artikel 1, lid 9 (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 8149 bis
Afwijkingen met betrekking tot transmissieleidingen ⌦ voor aardgas ⌫ van en naar derde landen
1.Wat gastransmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land betreft die vóór 23 mei 2019 voltooid zijn, kan de lidstaat waar zich het eerste connectiepunt van die transmissieleiding met het net van de lidstaat bevindt, ertoe besluiten af te wijken van de artikelen 549, 6510, 6611 en 2732 en artikel 7241, leden 7, en 9 en artikel 73, lid 1 10, voor de gedeelten van de gastransmissieleiding die zich op zijn grondgebied en in zijn territoriale wateren bevinden, indien daarvoor objectieve redenen bestaan zoals de mogelijkheid om de gedane investering terug te verdienen of de behoefte aan leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid, mits de afwijking niet ten koste gaat van de mededinging, van het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas of van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Unie.
De afwijking is in de tijd beperkt tot maximaal 20 jaar op basis van een objectieve rechtvaardiging, kan, mits gerechtvaardigd, worden verlengd, en kan onderworpen zijn aan voorwaarden die bijdragen tot de verwezenlijking van de hierboven ⌦ in de eerste alinea ⌫ vermelde eisen.
Dergelijke afwijkingen zijn niet van toepassing op transmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land dat ertoe gehouden is deze richtlijn om te zetten en deze effectief in zijn rechtsorde ten uitvoer legt overeenkomstig een met de Unie gesloten overeenkomst.
2.Indien de betrokken transmissieleiding zich op het grondgebied van meer dan één lidstaat bevindt, besluit de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, na overleg met alle betrokken lidstaten, of hij een afwijking voor die transmissieleiding verleent.
Op verzoek van de betrokken lidstaten kan de Commissie besluiten om als waarnemer te fungeren in het overleg tussen de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt bevindt en het derde land met betrekking tot de consequente toepassing van deze richtlijn op het grondgebied en in de territoriale wateren van de lidstaat waar het eerste interconnectiepunt zich bevindt, ook met betrekking tot het verlenen van afwijkingen voor zulke transmissielijnen.
3.Besluiten op grond van de leden 1 en 2 worden uiterlijk op 24 mei 2020 genomen. De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke besluiten in kennis en maken deze bekend.
Artikel 8249 ter
Machtigingsprocedure
1.Onverminderd andere Unierechtelijke verplichtingen en de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten kunnen bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van een gastransmissieleiding of een upstreampijpleidingnet van kracht blijven tot de inwerkingtreding van een latere overeenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land of totdat de procedure uit hoofde van de leden 2 tot en met 15 van dit artikel van kracht wordt.
2.Onverminderd de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten stelt een lidstaat die voornemens is onderhandelingen met een derde land aan te knopen teneinde een overeenkomst over de exploitatie van een transmissieleiding met dit land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten betreffende zaken die geheel of gedeeltelijk onder deze richtlijn vallen, de Commissie schriftelijk van dat voornemen in kennis.
Een dergelijke kennisgeving gaat vergezeld van de relevante ondersteunende stukken en van een opgave van de bepalingen waarover zal worden onderhandeld of heronderhandeld, de onderhandelingsdoelen en alle andere relevante informatie, en wordt ten minste vijf maanden voor de beoogde start van de onderhandelingen aan de Commissie toegezonden.
3.Na een kennisgeving op grond van lid 2 machtigt de Commissie de betrokken lidstaat om formele onderhandelingen met een derde land aan te knopen voor wat betreft het gedeelte dat van invloed kan zijn op de gemeenschappelijke regels van de Unie, tenzij zij oordeelt dat het aanknopen van die onderhandelingen:
a)in strijd zou zijn met het Unierecht op een andere grond dan een onverenigbaarheid die voortvloeit uit de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten;
b)schadelijk zou zijn voor het functioneren van de interne markt voor aardgas, het concurrentievermogen of de leverings- en voorzieningszekerheid leveringszekerheid in een lidstaat of in de Unie;
c)afbreuk zou doen aan de doelstellingen van lopende onderhandelingen of intergouvernementele overeenkomsten tussen de Unie en een derde land;
d)discriminerend zou zijn.
4.Bij het verrichten van de beoordeling uit hoofde van lid 3 houdt de Commissie rekening met de vraag of de beoogde overeenkomst betrekking heeft op een transmissieleiding of upstreampijpleiding die met nieuwe aardgasbronnen bijdraagt tot de diversificatie van de aardgastoevoer en -leveranciers.
5.Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving stelt de Commissie een besluit vast waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.
6.Ingeval de Commissie een besluit vaststelt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.
7.Besluiten waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, worden door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 8351, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
8.De Commissie kan richtsnoeren beschikbaar stellen en kan verzoeken om in de beoogde overeenkomst bepaalde clausules op te nemen om ervoor te zorgen dat de overeenkomst verenigbaar is met het Unierecht, overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad
9.De Commissie wordt in de verschillende stadia op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten van de onderhandelingen tot wijziging, verlenging, aanpassing, vernieuwing of sluiting van een overeenkomst, en kan overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 verzoeken aan de onderhandelingen tussen de lidstaat en het derde land deel te nemen.
10.De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de op grond van lid 5 vastgestelde besluiten.
11.Alvorens een overeenkomst met een derde land te ondertekenen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van het resultaat van de onderhandelingen en zendt hij de Commissie de tekst van de onderhandelde overeenkomst toe.
12.Na ontvangst van de kennisgeving op grond van lid 11, beoordeelt de Commissie de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst op grond van lid 3. Wanneer de Commissie oordeelt dat de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst die voldoet aan lid 3, machtigt zij de lidstaat de overeenkomst te ondertekenen en te sluiten.
13.Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 11 bedoelde kennisgeving neemt de Commissie een besluit waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.
14.Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij een lidstaat wordt gemachtigd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de sluiting en inwerkingtreding van de overeenkomst, alsook van alle toekomstige wijzigingen in de status van die overeenkomst.
15.Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.
🡻 2009/73/EG
Artikel 50
Herzieningsprocedure
Ingeval in het in artikel 52, lid 6, bedoelde verslag geconcludeerd wordt dat de Commissie, in het licht van de effectieve wijze waarop de toegang tot het net in een lidstaat geregeld is — en waar de toegang tot het net dus volledig effectief, niet-discriminerend en ongehinderd verloopt — vaststelt dat bepaalde verplichtingen die uit hoofde van deze richtlijn op bedrijven rusten (ook als het gaat om verplichtingen inzake juridische ontvlechting voor distributiesysteembeheerders) niet in verhouding staan tot het beoogde doel, mag de lidstaat in kwestie de Commissie verzoeken van deze verplichting te worden vrijgesteld.
De lidstaat stelt de Commissie onverwijld in kennis van het verzoek en van alle informatie waaruit blijkt dat de in het verslag getrokken conclusie — nl. dat de effectieve toegang tot het net gewaarborgd is — geldig blijft.
Binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving stelt de Commissie een advies op over het verzoek van de betrokken lidstaat, en indien passend dient zij bij het Europees Parlement en de Raad voorstellen in om de bepalingen in kwestie van de richtlijn te wijzigen. In haar voorstellen tot wijziging van de richtlijn kan de Commissie voorstellen de betrokken lidstaat vrij te stellen van specifieke vereisten, op voorwaarde dat die lidstaat indien nodig even doeltreffende maatregelen ten uitvoer legt.
Artikel 51
Comité
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
🡻 2018/1999 artikel 51, lid 2
Artikel 52
Rapportering
De Commissie monitort en evalueert de toepassing van deze richtlijn en dient een algemeen voortgangsverslag in bij het Europees Parlement en bij de Raad, als bijlage bij het in artikel 35 van Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde verslag over de stand van de energie-unie
.
⇩ nieuw
Artikel 83
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.De in de artikelen 8, 56, 66, 74, 75 en 76 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van inwerkingtreding].
3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 8, 56, 66, 74, 75 en 76 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.Een overeenkomstig de artikelen 8, 56, 66, 74, 75 en 76 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 84
Comitéprocedure
1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 85
Evaluatie en verslaglegging
Uiterlijk op 31 december 2030 evalueert de Commissie deze richtlijn en dient zij een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad. Bij de evaluatie zal in het bijzonder worden gekeken naar de toepassing van artikel 8 en de daarmee verband houdende definities in artikel 2, om te bepalen of installaties die operationeel worden vanaf 1 januari 2031, teneinde certificering te ontvangen overeenkomstig dat artikel, zouden moeten aantonen dat zij door gebruik te maken van koolstofarme brandstoffen en koolstofarme waterstof meer broeikasgasemissiereducties realiseren. .
Artikel 86
Wijzigingen van Richtlijn 2012/27/EU
Richtlijn 2012/27/EU wordt als volgt gewijzigd:
1) de artikelen 9, 10 en 11 worden geschrapt;
2) bijlage VII wordt geschrapt.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 8754
Omzetting
1.De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 3 maart 2011 ⇨ 31 december 2023 ⇦ aan deze richtlijn ⇨ artikel 51 ⇦ te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld ⌦ onmiddellijk ⌫ in kennis ⌦ van de tekst van deze maatregelen ⌫.
Zij passen die bepalingen toe met ingang van 3 maart 2011, met uitzondering van artikel 11, dat zij toepassen met ingang van 3 maart 2013.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. ⌦ De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding ⌫ De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
⇨ nieuw
Artikel 8853
Intrekking
Richtlijn 2003/55/EG ⌦ 2009/73/EG, als gewijzigd door de in bijlage III, deel A, genoemde handelingen, ⌫wordt met ingang van 3 maart 2011 ⇨ 1 januari 2023 ⇦ ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten betreffende ⌦ met betrekking tot ⌫ de termijnen voor omzetting en ⌦ de datum van ⌫ toepassing van voornoemde richtlijn ⌦ de in bijlage III, deel B, genoemde richtlijnen ⌫ .
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn en moeten gelezen worden overeenkomstig de concordantietabel in bijlage IVII.
🡻 2009/73/EG (aangepast)
Artikel 8955
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op ⌦ na ⌫ die van haar ⌦ de ⌫ bekendmaking ⌦ ervan ⌫ in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 9056
Geadresseerden
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
1.3.Het voorstel/initiatief betreft:
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
1.4.4.Prestatie-indicatoren
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
1.7.Beheersvorm(en)
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met operationele kredieten
3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM “AGENTSCHAPPEN”
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke regels voor de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof (herschikking).
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de interne markten voor hernieuwbare gassen, aardgas en waterstof (herschikking).
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
Beleidsterrein: Energie
Activiteit: Europese Green Deal
1.3.Het voorstel betreft
X een nieuwe actie
◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie
◻ de verlenging van een bestaande actie
◻ een samenvoegen van één of meer acties tot een andere / een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.Algemene doelstelling(en)
De Europese Green Deal en de klimaatwet stellen het streefcijfer voor de EU om uiterlijk 2050 klimaatneutraal te worden op zodanige wijze dat het bijdraagt tot het concurrentievermogen, groei en banen in Europa. De broeikasgasemissiereductiedoelstelling van 55 % leidt naar verwachting tot een aandeel hernieuwbare energie van 38 tot 40 %. Stookgassen blijven een belangrijk deel van de energiemix tegen 2050 leveren, wat betekent dat de gassector via een toekomstgericht ontwerp voor concurrerende, koolstofvrije gasmarkten koolstofvrij moet worden gemaakt. Het huidige initiatief is onderdeel van het “Fit for 55”-pakket. Het omvat het marktontwerp voor gassen, inclusief waterstof. Het pakket maakt de sector niet zelf koolstofvrij, maar neemt wel bestaande wettelijke obstakels weg en schept de voorwaarden om dit kosteneffectief te verwezenlijken.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
De volgende specifieke doelstellingen zijn gericht op bepalingen waarvoor aanvullende middelen voor ACER en DG Energie vereist zijn.
Specifieke doelstelling nr. 1:
een regelgevingskader voor een marktgebaseerde ontwikkeling van de waterstofsector en waterstofnetten scheppen.
Specifieke doelstelling nr. 2:
de voorwaarden voor grensoverschrijdende handel in aardgas verbeteren, met inachtneming van de groeiende rol van hernieuwbare en koolstofarme gassen, en meer rechten voor consumenten.
Specifieke doelstelling nr. 3:
waarborgen dat pan-Europese entiteiten van netbeheerders aan de Uniewetgeving voldoen.
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
De aanvullende middelen stellen ACER en DG Energie in staat het krachtens Uniewetgeving voor de vervulling van hun taken overeenkomstig de eisen van dit voorstel vereiste mandaat uit te voeren.
1.4.4.Prestatie-indicatoren
Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten
Specifieke doelstelling nr. 1:
de ontwikkeling van waterstofinfrastructuur en de gezamenlijke benutting ervan door verschillende marktdeelnemers.
Specifieke doelstelling nr. 2:
het handelsniveau en de toegang van hernieuwbare en koolstofarme gassen tot markten (b.v. volumes en aantal handelaren, benuttingsgraad van LNG-terminals en volumes van dergelijke ontvangen gassen).
Specifieke doelstelling nr. 3:
tijdige oprichting van het Europees netwerk van netbeheerders voor waterstof en tijdige opname van aardgas-DSB's in de EU DSB-entiteit.
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
Voor zover de volgende beoordeling ACER betreft, wordt rekening gehouden met de uit de recente studie van een onafhankelijke consulent afkomstige ramingen van de middelen die voor de huidige taken vereist zijn, ter vaststelling van de behoefte aan middelen voor soortgelijke maar extra taken, aangepast om te hoge ramingen te voorkomen. De genoemde aantallen VTE voor de bestaande taken zijn afgeronde ramingen van het vereiste personeel in 2023, maar met een algehele vermindering met 20 % om rekening te houden met de door de consulent toegepaste methode die neigde tot overschatting, zoals toegelicht in advies van de Commissie C(2021) 7024 van 5 oktober 2021, getiteld “on the draft programming document of the European Union Agency for the Cooperation of Energy Regulators for the period 2022 – 2024 and on the sufficiency of the financial and human resources available to ACER”. In deze arbeidskrachtenenquête wordt daarom een conservatievere raming van het vereiste personeel toegepast.
De aan de EU-afnemers geleverde hoeveelheden aardgas zullen geleidelijk afnemen, maar dat leidt in de voorzienbare toekomst niet tot een vermindering van de werklast voor de bestaande taken van ACER: zo blijft de uitvoering van aardgasnetcodes bestaan, ongeacht de door het net getransporteerde volumes. De complexiteit neemt zelfs toe, vanwege het steeds meer bijmengen van hernieuwbare en koolstofarme gassen. Verder wordt, met een netwerk en een markt voor waterstof, de regulering van een nieuwe sector aan de takenlijst van ACER toegevoegd.
Specifieke doelstelling nr. 1:
een regelgevingskader voor een marktgebaseerde ontwikkeling van de waterstofsector en waterstofnetten scheppen.
-
Net als voor elektriciteit en aardgas vereist de ontwikkeling van een marktgebaseerde waterstofsector nadere voorschriften in de vorm van netcodes of richtsnoeren. Het voorstel bevat negen bevoegdheden om nieuwe netcodes of richtsnoeren met betrekking tot waterstof vast te stellen in de vorm van verordeningen van de Commissie.
Er bestaan momenteel zes netcodes of richtsnoeren die zijn vastgesteld als verordening van de Commissie krachtens de gasverordening (Verordening (EG) nr. 715/2009) of opgenomen als bijlagen bij deze verordening. De consulent raamt dat ACER 7 VTE's nodig heeft om die uit te voeren. De bij de ontwikkeling en de uitvoering van de aardgasnetcodes of -richtsnoeren opgedane ervaring kan worden gebruikt bij de ontwikkeling van vergelijkbare netcodes of richtsnoeren voor waterstof (b.v. capaciteitsallocatie en interoperabiliteit).
Daarom zijn een geraamde 5 VTE’s vereist om de nieuwe netcodes of richtsnoeren voor waterstof te ontwikkelen en vervolgens uit te voeren. Gezien de geleidelijke ontwikkeling van de waterstofsector, moeten de extra VTE’s geleidelijk worden ingevoerd: 1 VTE per jaar vanaf 2023.
-
ACER moet ook besluiten nemen over de verdeling van de kosten voor nieuwe grensoverschrijdende waterstofinfrastructuur en voor oplossingen om beperkingen ten gevolge van kwaliteitsverschillen van waterstof of andere gassen weg te nemen. De consulent raamt dat ongeveer 3 VTE’s 6 maanden werk hebben aan een ACER-besluit inzake grensoverschrijdende kostenallocatie krachtens de TEN-E-verordening (347/2013) indien de regulerende instanties van de lidstaten geen overeenstemming kunnen bereiken, en meer indien er beroep wordt aangetekend tegen het besluit. Uitgaande van één besluit per twee jaar, is hiervoor 1 extra VTE vereist op het moment dat deze bevoegdheid naar verwachting wordt uitgeoefend (te weten 2026), in het licht van het toenemende belang van waterstof en andere gassen dan aardgas.
-
Aan het markttoezichtverslag van ACER moet een vierde deel (naast elektriciteit op groothandelsniveau, aardgas op groothandelsniveau en detailhandel/afnemers) worden toegevoegd, waardoor het toepassingsgebied van de markttoezichtactiviteiten van ACER wordt uitgebreid. Momenteel werken 7-8 VTE’s aan de huidige drie delen. Aangezien waterstof een nieuw gebied wordt waarop ACER interne deskundigheid moet verwerven, is naar raming 1 extra VTE nodig vanaf de inwerkingtreding van de voorstellen en nog 1 VTE als de waterstofsector naar verwachting naar een pan-Europese markt begint te evolueren (te weten rond 2027).
-
Gezien het toenemende belang van waterstof en andere gassen dan fossiel gas, moet het toepassingsgebied van Remit worden uitgebreid. Hiervoor zijn in totaal 5 extra VTE’s nodig, 2 vanaf 2024 en nog 3 als de waterstofmarkt zich begint te ontwikkelen, dus vanaf 2027. Deze 5 VTE’s komen voor financiering via vergoedingen in aanmerking.
Specifieke doelstelling nr. 2:
de voorwaarden voor grensoverschrijdende handel in aardgas verbeteren, met inachtneming van de groeiende rol van hernieuwbare en koolstofarme gassen, en meer rechten voor consumenten.
-
Er staat een nieuwe verordening van de Commissie inzake cyberveiligheid gepland, gelijkaardig aan die voor de elektriciteitssector. Aangezien de ervaring leert dat ACER gemiddeld 1 VTE per netcode of richtsnoer nodig heeft, is er vanaf de inwerkingtreding van het voorstel 1 extra VTE voor cyberveiligheid vereist.
-
Er moet een nieuwe bepaling worden ingevoerd, op grond waarvan netbeheerders afzonderlijke gereguleerde activa voor aardgas, waterstof en/of elektriciteitsnetten moeten hebben, om kruissubsidiëring te voorkomen. ACER wordt ermee belast aanbevelingen uit te vaardigen aan netbeheerders en de regulerende instanties van de lidstaten om de waarde van de activa te bepalen en de kosten voor de netgebruikers te berekenen, en die iedere twee jaar te actualiseren. ACER wordt er verder mee belast iedere vier jaar een studie te publiceren over de vergelijking van de kostenefficiëntie van de Unietransmissiesysteembeheerders. Voor het bestaande rapport over beste praktijken betreffende transmissie- en distributietarieven overeenkomstig artikel 18, lid 9, van de elektriciteitsverordening (2019/943) raamde de consulent 0,4 VTE per jaar, iets meer dan voor het huidige rapport inzake de congestie in gasinterconnectiepunten. Het voorstel verlaagt de frequentie van laatstgenoemd rapport van jaarlijks naar, in beginsel, iedere twee jaar. Daarom zou een extra 0,5 VTE vanaf 2024 voldoende moeten zijn om beide rapportagetaken te vervullen.
-
Net als de herschikte elektriciteitsrichtlijn ((EU) 2019/944), versterkt dit voorstel ook de positie van gasafnemers. Deze bepalingen moeten worden geschraagd door het vermogen van ACER om de consumentenrechten en de kleinhandelsmarkten te monitoren, en daarom moet het team van ACER dat werkt aan zijn jaarlijkse markttoezichtverslag met 0,5 VTE worden versterkt, vanaf het moment dat de lidstaten de bepalingen moeten omzetten (te weten 2024).
Specifieke doelstelling nr. 3:
- waarborgen dat pan-Europese entiteiten van netbeheerders aan de Uniewetgeving voldoen
-
Het voorstel verbetert het toezicht van het ENTSB voor gas (gelijk aan het ENTSB voor elektriciteit), verruimt het toepassingsgebied van de EU DSB-entiteit tot distributiesysteembeheerders voor aardgas en zet een nieuw Europees netwerk van netbeheerders voor waterstof op.
Het opzetten van het Europees netwerk van netbeheerders voor waterstof en de uitbreiding van het toepassingsgebied van de EU DSB-entiteit zorgt voor een piek in de werklast voor ACER in het eerste jaar na de inwerkingtreding van het voorstel, waarna de reguliere monitoring, en mogelijk, zij het zelden, nalevingsmaatregelen volgen. 1 VTE zou voldoende moeten zijn om, na het eerste jaar, ook te werken aan de voornaamste toezichtstaak op het nieuwe Europees netwerk van netbeheerders voor waterstof: de evaluatie van het nieuwe netontwikkelingsplan dat de gehele Unie dekt.
Die extra VTE’s zoals hierboven beschreven omvatten niet de overhead. Met toepassing van een overheadpercentage van ongeveer 25 % (minder dan momenteel) zijn 5 extra VTE's vereist. In eerdere adviezen van de Commissie inzake de programmeringsdocumenten van ACER zijn vraagtekens gezet bij het feit dat ACER’s personeelsformatie geen bepalingen voor personeel met kantoor- en secretariaatswerkzaamheden bevat, en dat ACER voor die taken van tijdelijk personeel gebruikmaakt. Om die situatie tegen te gaan, moeten die overhead-VTE’s derhalve AST/SC’s zijn; zonder extra last voor de EU-begroting, omdat ze tijdelijk personeel vervangen.
Van het totaal van 21 VTE’s, komen er maximaal 7 in aanmerking voor financiering via vergoedingen (2 TA AD’s, 3 CA’s FG IV en 2 TA AST/SC als secretariaatsondersteuning voor de hoofden van de twee Remit-afdelingen).
Het merendeel van de extra werklast voor EU-organen vindt binnen ACER plaats; een waterstofsector die zich geleidelijk zal ontwikkelen tot een pan-Europese markt en de toegenomen complexiteit van het netwerk en de markt voor aardgas, vanwege de toenemende levering van andere dan fossiele gassen, zorgen voor extra werkdruk voor DG Energie. Volgens een voorzichtige raming is 1 extra VTE nodig om te waarborgen dat de versterkte bepalingen voor consumentenbescherming adequaat worden uitgevoerd. Momenteel werken 8 VTE’s aan de groothandelsaspecten van de gasmarkten (inclusief netplanning en gaskwaliteit). Door de toevoeging van waterstofgerelateerde voorschriften en de toenemende complexiteit van de aardgassector moet het personeelsbestand met een factor 1,5 worden vermenigvuldigd, dus 4 extra VTE, verspreid over de komende jaren, in overeenstemming met de ontwikkeling van de waterstofsector en het toenemende marktaandeel van andere dan fossiele gassen.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
Er bestaan momenteel geen voorschriften op EU-niveau om specifieke waterstofnetten of -markten te reguleren. In het licht van de huidige inspanningen op EU- en nationaal niveau om het gebruik van hernieuwbare waterstof te bevorderen als vervanging van fossiele brandstoffen, worden de lidstaten gestimuleerd voorschriften inzake specifieke infrastructuur voor het transport van waterstof op nationaal niveau vast te stellen. Hierdoor ontstaat het risico van een versnipperd regelgevend landschap in de EU, waardoor de integratie van nationale waterstofnetten en -markten kan worden belemmerd, en de grensoverschrijdende handel in waterstof wordt verhinderd of belet.
De harmonisatie van voorschriften voor waterstofinfrastructuur in een later stadium (dat wil zeggen nadat nationale wetgeving is ingevoerd) zou leiden tot extra administratieve lasten voor de lidstaten en tot hogere nalevingskosten en onzekerheid voor ondernemingen, met name waar het langetermijninvesteringen in waterstofproductie en transportinfrastructuur betreft.
Het opzetten van een regelgevend kader op EU-niveau voor specifieke waterstofnetten- en markten zou de integratie en interconnectie van nationale waterstofnetten en -markten bevorderen. Voorschriften op EU-niveau inzake de planning, financiering en exploitatie van dergelijke specifieke waterstofnetten zou langetermijnvoorspelbaarheid creëren voor potentiële investeerders in dit soort langetermijninfrastructuur, met name voor grensoverschrijdende interconnecties (waarvoor anders verschillende en mogelijk uiteenlopende nationale wetten gelden).
Wat biomethaan betreft, is het waarschijnlijk dat er, zonder initiatief op EU-niveau, tegen 2030 nog altijd een regelgevende lappendeken zou bestaan inzake de toegang tot groothandelsmarkten, verbindingsverplichtingen en TSB-DSB-coördinatiemaatregelen. Ook zouden de producenten van hernieuwbare en koolstofarme gassen, zonder enige harmonisatie op EU-niveau, te maken hebben met sterk uiteenlopende connectie- en injectiekosten in de EU, wat in een ongelijk speelveld zou resulteren.
Zonder nadere wetgeving op EU-niveau zouden de lidstaten verschillende gaskwaliteitsnormen en voorschriften voor de waterstofbijmengingsniveaus blijven hanteren, met het risico op grensoverschrijdende flowbeperkingen en marktsegmentatie. Gaskwaliteitsnormen zouden voornamelijk gedefinieerd blijven door de kwaliteitsparameters van aardgas, wat de integratie van hernieuwbare gassen in het net zou beperken.
Al deze aspecten zouden waarschijnlijk leiden tot minder grensoverschrijdende handel in hernieuwbare gassen, die door een hogere invoer van fossiele gassen zou kunnen worden gecompenseerd. De benutting van LNG-terminals en -invoer zou beperkt kunnen blijven tot fossiele gassen, hoewel er geen aanpassing van LNG-terminals nodig is indien er concurrerende biomethaan of synthetische methaan uit niet-EU-bronnen beschikbaar zouden zijn.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
De ervaring met eerdere wetgevingsvoorstellen heeft aangetoond dat de personeelsbehoeften van ACER gemakkelijk worden onderschat. Dit geldt des te meer indien wetgeving bevoegdheidsbepalingen bevat voor de vaststelling van nadere technische voorschriften, zoals netcodes en richtsnoeren overeenkomstig de elektriciteitsverordening ((EU) 2019/943). Om een herhaling van de ervaring met het derde internemarktpakket van 2009 te voorkomen, toen een onderschatting van de personeelsbehoeften resulteerde in structurele onderbezetting (pas definitief opgelost vanaf de EU-begroting voor 2022), worden de personeelsbehoeften voor dit voorstel geraamd voor verscheidene jaren in de toekomst en worden toekomstige ontwikkelingen, zoals de uitoefening van bevoegdheden, in aanmerking genomen.
1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarige financiële kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Dit initiatief is opgenomen in het werkprogramma van de Commissie voor 2021 (COM(2020) 690 final) als onderdeel van de Europese Green Deal en het “Fit for 55”-pakket, en het draagt bij tot de broeikasgasemissiereductiedoelstelling van ten minste 55 % tegen 2030 in vergelijking met 1990, zoals opgenomen in de Europese klimaatwet, en tot de EU-doelstelling dat uiterlijk 2050 klimaatneutraliteit wordt bereikt.
1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking
De VTE’s zijn nodig voor nieuwe taken, en de bestaande taken worden in de voorzienbare toekomst niet minder: een waterstofsector ontwikkelt zich in parallel met het voortgezette gebruik van het aardgassysteem, dat zelf steeds complexer wordt vanwege het toenemende gebruik van andere methaanbronnen dan fossiel gas. Herverdeling lost dus de extra personeelsbehoeften niet op.
Voor zover wettelijk mogelijk, worden de VTE’s gefinancierd uit de bestaande vergoedingsregeling voor ACER’s taken op grond van Remit.
1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief
◻ beperkte geldigheidsduur
–◻
Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–◻
Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
X onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Beheersvorm(en)
X Direct beheer door de Commissie via
–◻
uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met lidstaten
X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
X de in de artikelen 70 en 71 bedoelde organen;
◻ publiekrechtelijke organen;
◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
Opmerkingen
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Krachtens het Financieel Reglement moet ACER in het kader van zijn programmeringsdocument een jaarlijks werkprogramma indienen, inclusief nadere informatie over de financiële en personele middelen voor iedere uitgevoerde activiteit.
ACER rapporteert maandelijks aan DG ENER over de uitvoering van de begroting, inclusief vastleggingen en betalingen per titel van de begroting en de vacaturepercentages per type personeel.
Verder is DG ENER rechtstreeks vertegenwoordigd in de toezichthoudende organen van ACER. Via zijn vertegenwoordigers in de raad van bestuur wordt DG ENER tijdens de vergaderingen gedurende het jaar in kennis gesteld van het gebruik van de begroting en de personeelsformatie.
Ten slotte moet ACER zich, overeenkomstig de financiële regels en middels de raad van bestuur en zijn jaarlijkse activiteitenverslag, ook houden aan de jaarlijkse vereisten voor verslaglegging inzake zijn activiteiten en het gebruik van middelen.
De rechtstreeks door DG ENER uitgevoerde taken volgen de jaarlijkse cyclus van planning en monitoring, zoals die binnen de Commissie en de uitvoerende agentschappen wordt uitgevoerd, inclusief verslaglegging van de resultaten in het jaarlijkse activiteitenverslag van DG ENER.
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
ACER moet weliswaar nieuwe deskundigheid ontwikkelen, maar het is toch het meest kostenefficiënt om de nieuwe taken op grond van dit voorstel toe te wijzen aan een bestaand agentschap dat al soortgelijke taken vervult.
DG ENER heeft een toezichtstrategie opgezet om zijn betrekkingen met ACER te beheren, als onderdeel van het interne controlekader van de Commissie van 2017. ACER heeft zijn eigen interne controlekader in december 2018 herzien en vastgesteld.
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken
De voornaamste risico's zijn foute ramingen van de uit dit voorstel voortvloeiende werkdruk, aangezien het beoogt vooraf een ondersteunend regelgevend kader te bieden, niet achteraf, nadat nationale benaderingen zijn opgezet en nieuwe partijen en nieuwe brandstoffen (waterstof en andere “alternatieve gassen”) in de energiesector zijn verschenen. Deze risico's moeten worden aanvaard, omdat de ervaring leert dat het zeer moeilijk is om later de situatie te herstellen indien er in het initiële voorstel onvoldoende middelen zijn opgenomen.
Het feit dat het voorstel verscheidene nieuwe taken bevat, mitigeert het risico, omdat de onderschatting van de ene taak zou kunnen worden gecompenseerd door een overschatting van een andere taak, en er in de toekomst herverdeling mogelijk is.
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).
De toewijzing van extra taken voor het bestaande mandaat van ACER schept naar verwachting geen specifiek extra toezicht bij ACER, zodat de ratio van toezichtkosten ten opzichte van de waarde van de beheerde fondsen ongewijzigd blijft.
Evenzeer resulteren de aan DG ENER toegewezen taken niet in extra toezicht of in een wijziging in de ratio van de toezichtkosten.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
ACER past de fraudebestrijdingsbeginselen van gedecentraliseerde EU-agentschappen toe, in overeenstemming met de benadering van de Commissie.
ACER heeft in maart 2019 een nieuwe fraudebestrijdingsstrategie vastgesteld, en Besluit 13/2014 van de raad van bestuur van ACER ingetrokken. De nieuwe strategie omvat een termijn van drie jaar en is op de volgende elementen gebaseerd: een jaarlijkse risico-evaluatie, preventie en beheer van belangenverstrengeling, interne voorschriften inzake klokkenluiders, beleid en een procedure voor het beheer van gevoelige functies, en maatregelen inzake ethiek en integriteit.
DG ENER heeft ook in 2020 een herzien fraudebestrijdingsstrategie vastgesteld. Deze is gebaseerd op de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie en er is intern een specifieke risico-evaluatie uitgevoerd ter identificatie van de meest fraudegevoelige gebieden, het bestaande toezicht en van maatregelen ter verbetering van de capaciteit van DG ENER om fraude tegen te gaan, op te sporen en te corrigeren.
Zowel de ACER-verordening als de contractuele bepalingen die voor openbare aanbestedingen gelden, waarborgen dat controles en inspecties ter plaatse kunnen worden uitgevoerd door de diensten van de Commissie, waaronder OLAF, met gebruik van de door OLAF aanbevolen standaardbepalingen.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgave
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/ NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement
|
02
|
02 10 06 en 02 03 02
|
Verschil
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
uitgave
|
Bijdrage
|
|
Nummer
|
GK/ NGK
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement
|
|
[XX.YY.YY.YY]
|
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
JA/NEE
|
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
2
|
Europese strategische investeringen – Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)
|
ACER
|
|
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
Titel 1:
|
Vastleggingen
|
(1)
|
0,690
|
0,994
|
1,380
|
1,614
|
1,918
|
6,596
|
|
Betalingen
|
(2)
|
0,690
|
0,994
|
1,380
|
1,614
|
1,918
|
6,596
|
Titel 2:
|
Vastleggingen
|
1a)
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
2 a)
|
|
|
|
|
|
|
Titel 3:
|
Vastleggingen
|
3 a)
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
3b)
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
voor ACER
|
Vastleggingen
|
=1+1a +3a
|
0,690
|
0,994
|
1,380
|
1,614
|
1,918
|
6,596
|
|
Betalingen
|
=2+2a
+3b
|
0,690
|
0,994
|
1,380
|
1,614
|
1,918
|
6,596
|
Rubriek van het meerjarige financiële kader
|
7
|
"Administratieve uitgaven"
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
DG: ENER
|
|
• Personele middelen
|
0,152
|
0,304
|
0,304
|
0,456
|
0,760
|
1,976
|
• Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG ENER
|
Kredieten
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 7
van het meerjarige financiële kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
0,152
|
0,304
|
0,304
|
0,456
|
0,760
|
1,976
|
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7
van het meerjarige financiële kader
|
Vastleggingen
|
0,842
|
1,298
|
1,684
|
2,070
|
2,678
|
8,572
|
|
Betalingen
|
0,842
|
1,298
|
1,684
|
2,070
|
2,678
|
8,572
|
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de ACER-kredieten
–X
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs
⇩
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE KOSTEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3.Geraamde gevolgen voor de personele middelen van ACER
3.2.3.1.Samenvatting
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–X
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)
|
0.456
|
0.760
|
0.912
|
1.064
|
1.216
|
4,408
|
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)
|
|
|
|
|
|
|
Tijdelijke functionarissen (AST/SC-rangen)
|
0,152
|
0,152
|
0,304
|
0,304
|
0,456
|
1,368
|
Arbeidscontractanten
|
0,082
|
0,082
|
0,164
|
0,246
|
0,246
|
0,820
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
0,690
|
0,994
|
1,380
|
1,614
|
1,918
|
6,596
|
Personeelsvereisten (VTE):
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)
|
3
|
6
|
7
|
8
|
10
|
10
|
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)
|
|
|
|
|
|
|
Tijdelijke functionarissen (AST/SC-rangen)
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
5
|
Arbeidscontractanten (FG IV)
|
1
|
2
|
3
|
3
|
6
|
6
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
Waarvan gefinancierd uit de EU-bijdrage:
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar
2025
|
Jaar
2026
|
Jaar
2027
|
TOTAAL
|
Tijdelijke functionarissen (AD-rangen)
|
3
|
5
|
6
|
7
|
8
|
8
|
Tijdelijke functionarissen (AST-rangen)
|
|
|
|
|
|
|
Tijdelijke functionarissen (AST/SC-rangen)
|
1
|
1
|
2
|
2
|
3
|
3
|
Arbeidscontractanten (FG IV)
|
1
|
1
|
2
|
3
|
3
|
3
|
Gedetacheerde nationale deskundigen
|
|
|
|
|
|
|
Geplande aanwervingsdatum voor de VTE’s is 1 januari van het respectieve jaar.
3.2.3.2.Geraamde behoefte aan personele middelen voor het verantwoordelijke DG
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–X
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)
|
Jaar
2023
|
Jaar
2024
|
Jaar 2025
|
Jaar 2026
|
Jaar
2027
|
·Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
|
|
|
|
|
|
20 01 02 01 en 20 01 02 02 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)
|
1
|
2
|
2
|
3
|
5
|
20 01 02 03 (delegaties)
|
|
|
|
|
|
01 01 01 01 (onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
10 01 05 01 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)
|
|
|
|
|
|
20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)
|
|
|
|
|
|
20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)
|
|
|
|
|
|
Begrotingsonderde(e)l(en) (specificeren)
|
- zetel
|
|
|
|
|
|
|
- delegaties
|
|
|
|
|
|
01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
1
|
2
|
2
|
3
|
5
|
Dit zijn nieuwe taken waarvoor momenteel geen personeel is toegewezen binnen DG ENER. Voor de benodigde personele middelen zou een beroep kunnen worden gedaan op het personeel dat binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader
–◻
Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader
–X
Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader
Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
–Er is bij de berekening van de mfk-rubrieken geen rekening gehouden met de “Fit for 55”-initiatieven. Omdat dit specifieke initiatief nieuw is, moet zowel het onderdeel van de ACER-bijdrage als het onderdeel dat bijkomende werkzaamheden binnen DG ENER ondersteunt, worden geherprogrammeerd. Voor zover het effect op de begroting van de bijkomende personele middelen voor ACER niet kan worden opgevangen uit vergoedingen of uit de lopende EU-begroting, moet het worden gedekt door herprogrammering van de door DG ENER beheerde begrotingsonderdelen inzake niet uit vergoedingen gefinancierde bijkomende VTE’s, met name uit het begrotingsonderdeel van het programma CEF-Energie (02 03 02), zonder evenwel een precedent te scheppen voor het gebruik van CEF-fondsen.
<