Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020PC0825

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG

    COM/2020/825 final

    Brussel, 15.12.2020

    COM(2020) 825 final

    2020/0361(COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG

    (Voor de EER relevante tekst)

    {SEC(2020) 432 final} - {SWD(2020) 348 final} - {SWD(2020) 349 final}


    TOELICHTING

    1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Motivering en doel van het voorstel

    Sinds de vaststelling van Richtlijn 2000/31/EG 1 (de “richtlijn inzake elektronische handel”) zijn er nieuwe en innovatieve (digitale) diensten van de informatiemaatschappij ontstaan, die het dagelijks leven van de Unieburgers veranderen en de manier waarop zij communiceren, verbinding maken, consumeren en zakendoen vormgeven en transformeren. Deze diensten leveren een grote bijdrage aan de maatschappelijke en economische veranderingen in de Unie en de rest van de wereld. Tegelijkertijd is het gebruik van die diensten ook de bron van nieuwe risico’s en uitdagingen geworden, zowel voor de samenleving als geheel als voor de afzonderlijke personen die van deze diensten gebruik maken. Digitale diensten kunnen helpen om doelstellingen van duurzame ontwikkeling te bereiken door bij te dragen aan economische, sociale en milieuduurzaamheid. De COVID-19-crisis heeft aangetoond hoe belangrijk digitale technologieën zijn in alle aspecten van het moderne leven. De crisis heeft duidelijk aangetoond dat onze economie en samenleving afhankelijk zijn van digitale diensten en heeft zowel de voordelen als de risico’s van het huidige kader voor het functioneren van digitale diensten benadrukt.

    In haar mededeling “De digitale toekomst van Europa vormgeven” 2 heeft de Commissie zich ertoe verbonden de horizontale regels die de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de aanbieders van digitale diensten vastleggen, en met name die van onlineplatforms, te actualiseren.

    Daarbij heeft de Commissie rekening gehouden met de kwesties die in de initiatiefverslagen van het Europees Parlement aan de orde zijn gesteld en heeft zij de daarin vervatte voorstellen geanalyseerd. Het Europees Parlement heeft op grond van artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) twee resoluties vastgesteld met betrekking tot de “Wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren” 3 en de “Wet inzake digitale diensten: de bepalingen van het handelsrecht en het burgerlijk recht aanpassen voor commerciële entiteiten die online actief zijn”. 4 Het Europees Parlement heeft ook een resolutie vastgesteld in het kader van de niet-wetgevingsprocedure met betrekking tot de “Wet inzake digitale diensten: vragen over de grondrechten”. 5 De resoluties zijn inhoudelijk in veel opzichten complementair. Zo wordt er in alle resoluties sterk op aangedrongen om de kernbeginselen van de richtlijn inzake elektronische handel te behouden en de grondrechten in de onlineomgeving te beschermen, alsook om, waar dat technisch mogelijk is, de anonimiteit online te waarborgen. Zij roepen op tot transparantie, informatieverplichtingen en verantwoordingsplicht voor aanbieders van digitale diensten en pleiten voor effectieve verplichtingen om illegale online-inhoud aan te pakken. Ook pleiten zij voor publiek toezicht op EU- en nationaal niveau en voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten uit alle rechtsmachten bij de wetshandhaving, met name bij de aanpak van grensoverschrijdende kwesties.

    In de resolutie over de “Wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren” wordt aangedrongen op een ambitieuze hervorming van het bestaande EU-rechtskader voor elektronische handel, waarbij de kernbeginselen van de aansprakelijkheidsregeling, het verbod op algemeen toezicht en de internemarktclausule, die volgens de resolutie nog steeds geldig zijn, worden behouden. De resolutie bevestigt de doelstellingen van de richtlijn inzake elektronische handel en roept op tot maatregelen die de bescherming van de consument centraal stellen, door een gedetailleerd hoofdstuk over onlinemarktplaatsen op te nemen, en die het vertrouwen van de consument in de digitale economie waarborgen, met eerbiediging van de grondrechten van de gebruikers. In de resolutie wordt ook gepleit voor regels ter ondersteuning van een concurrerende digitale omgeving in Europa, en wordt de wet inzake digitale diensten als toonaangevend op wereldwijd niveau beschouwd.

    De resolutie over de “Wet inzake digitale diensten: de bepalingen van het handelsrecht en het burgerlijk recht aanpassen voor commerciële entiteiten die online actief zijn” roept op tot meer billijkheid, transparantie en verantwoordingsplicht voor de procedures van inhoudsmoderatie van digitale diensten, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de grondrechten worden geëerbiedigd en een het aantekenen van onafhankelijk beroep bij de gerechtelijke instanties is gewaarborgd. De resolutie omvat ook het verzoek om een gedetailleerd mechanisme voor “melding en actie” om illegale inhoud aan te pakken, om algemene regels voor onlinereclame, met inbegrip van gerichte reclame, en om de ontwikkeling en het gebruik van slimme contracten mogelijk te maken.

    In de niet-wetgevende resolutie over de “Wet inzake digitale diensten: vragen over de grondrechten” wordt gewezen op de noodzaak van juridische duidelijkheid voor platforms en gebruikers, en van eerbiediging van de grondrechten gezien de snelle ontwikkeling van de technologie. Hierin wordt aangedrongen op geharmoniseerde regels voor de aanpak van illegale online-inhoud en voor vrijstellingen van aansprakelijkheid en inhoudsmoderatie. De resolutie omvat eveneens verantwoordelijkheden inzake duidelijke rapportage en transparantie voor platforms en autoriteiten. In de conclusies van de Raad 6 wordt ook de aankondiging van de Commissie van een wet inzake digitale diensten toegejuicht, waarbij de “de noodzaak van duidelijke en geharmoniseerde empirisch onderbouwde regels inzake verantwoordelijkheden en verantwoordingsplicht voor digitale diensten, die internettussenpersonen een passend niveau van rechtszekerheid zouden bieden” wordt beklemtoond, en wordt benadrukt dat “dat de Europese vermogens en de samenwerking van nationale autoriteiten versterkt moeten worden om zo de grondbeginselen van de eengemaakte markt in stand te houden en te versterken, en dat de veiligheid van de burgers verbeterd moet worden en hun rechten in de digitale wereld in de hele eengemaakte markt moeten worden beschermd”. Deze oproep tot actie werd herhaald in de conclusies van de Raad van 2 oktober 2020. 7

    Voortbouwend op de kernbeginselen van de richtlijn inzake elektronische handel, die nog steeds geldig zijn, wordt met dit voorstel beoogd de beste voorwaarden te scheppen voor de verlening van innovatieve digitale diensten op de interne markt, bij te dragen tot de onlineveiligheid en de bescherming van de grondrechten, en een robuuste en duurzame governancestructuur op te zetten voor een doeltreffend toezicht op aanbieders van tussenhandelsdiensten.

    In het voorstel worden de verantwoordelijkheden en de verantwoordingsplicht van aanbieders van tussenhandelsdiensten, en met name onlineplatforms zoals sociale media en marktplaatsen, goed omschreven. Door duidelijke zorgvuldigheidsverplichtingen voor bepaalde tussenhandelsdiensten vast te stellen, met inbegrip van meldings- en actieprocedures voor illegale inhoud en de mogelijkheid om de besluiten inzake inhoudsmoderatie van de platforms aan te vechten, beoogt het voorstel de onlineveiligheid van de gebruikers in de hele Unie en de bescherming van hun grondrechten te verbeteren. Bovendien zal een verplichting voor bepaalde onlineplatforms om informatie over handelaren die gebruik maken van hun diensten te ontvangen, op te slaan en gedeeltelijk te controleren en te publiceren, zorgen voor een veiligere en transparantere onlineomgeving voor de consument. Het voorstel erkent de bijzondere impact van zeer grote onlineplatforms op onze economie en samenleving en stelt een hogere norm voor transparantie en verantwoordingsplicht vast voor de wijze waarop de aanbieders van dergelijke platforms inhoudsmoderatie toepassen, alsook voor reclame en algoritmische processen. Het voorstel legt de aanbieders verplichtingen op om de risico’s van hun systemen te beoordelen teneinde passende risicobeheersinstrumenten te ontwikkelen om de integriteit van hun diensten te beschermen tegen manipulatief gedrag. De dienstverleners die feitelijk die onder deze verplichtingen vallen, omvatten de onlineplatforms die een aanzienlijk bereik in de Unie hebben, dat momenteel op ten minste 45 miljoen afnemers van de dienst is geraamd. Deze drempel staat in verhouding tot de risico’s die het bereik van de platforms in de Unie met zich meebrengt; wanneer het percentage van de bevolking van de Unie verandert, zal de Commissie het aantal afnemers dat voor de drempel in aanmerking wordt genomen, aanpassen, zodat deze constant overeenkomt met 10 % van de bevolking van de Unie. Bovendien zal in de wet inzake digitale diensten een achtervang op basis van coregulering worden vastgesteld, die onder meer voortbouwt op bestaande vrijwillige initiatieven.

    Het voorstel handhaaft de aansprakelijkheidsregels voor de aanbieders van tussenhandelsdiensten zoals deze zijn vastgelegd in de richtlijn inzake elektronische handel, die inmiddels de basis is voor de digitale economie en een belangrijke rol speelt bij de bescherming van de grondrechten online. Deze regels zijn uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie en bieden zo waardevolle verduidelijkingen en richtsnoeren. Om te zorgen voor een doeltreffende harmonisatie in de Unie en om juridische versnippering te voorkomen, is het echter noodzakelijk deze regels in een verordening op te nemen. Er moeten ook bepaalde aspecten van de regels worden verduidelijkt om de bestaande hindernissen voor vrijwillig eigen onderzoek door aanbieders van tussenhandelsdiensten weg te nemen, teneinde de veiligheid van hun gebruikers te waarborgen en hun rol vanuit het oogpunt van de consument in bepaalde omstandigheden te verhelderen. Deze verduidelijkingen zouden kleinere, innovatieve dienstverleners moeten helpen op te schalen en te groeien dankzij een grotere rechtszekerheid.

    Een diepere, grenzeloze eengemaakte markt voor digitale diensten vereist een intensievere samenwerking tussen de lidstaten om te zorgen voor een doeltreffend toezicht op de nieuwe regels van de voorgestelde verordening en voor de handhaving hiervan. In het voorstel worden duidelijke verantwoordelijkheden vastgesteld voor de lidstaat die toezicht houdt op de naleving van de verplichtingen van de voorgestelde verordening door de op zijn grondgebied gevestigde dienstverleners. Dit zorgt voor de snelste en meest doeltreffende handhaving van de regels en beschermt alle EU-burgers. Het is de bedoeling om zowel burgers als dienstverleners eenvoudige en duidelijke procedures te verschaffen en zo hun contacten met de toezichthoudende autoriteiten te vereenvoudigen. Wanneer zich in de Unie systeemrisico’s voordoen, voorziet de voorgestelde verordening in toezicht en handhaving op Unieniveau.

    Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

    Het huidige EU-rechtskader voor de regulering van digitale diensten is in de eerste plaats gebaseerd op de richtlijn inzake elektronische handel. De voorgestelde verordening doet geen afbreuk aan de richtlijn inzake elektronische handel en bouwt voort op de daarin vervatte bepalingen, met name op het in artikel 3 neergelegde internemarktbeginsel. De voorgestelde verordening voorziet in een samenwerkings- en coördinatiemechanisme voor het toezicht op de verplichtingen die zij oplegt. Wat betreft het horizontale kader van de aansprakelijkheidsvrijstelling voor aanbieders van tussenhandelsdiensten optreden, worden bij deze verordening de artikelen 12 tot en met 15 van de richtlijn inzake elektronische handel geschrapt en in de verordening overgenomen, waarbij de aansprakelijkheidsvrijstellingen voor deze aanbieders, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie, behouden blijven.

    Afhankelijk van het rechtsstelsel van elke lidstaat en het betrokken rechtsgebied kunnen de nationale rechterlijke of administratieve instanties aanbieders van tussenhandelsdiensten bevelen op te treden tegen bepaalde specifieke illegale inhoud. Dergelijke bevelen moeten, met name wanneer zij de dienstverlener verplichten te voorkomen dat illegale inhoud opnieuw verschijnt, worden uitgevaardigd met inachtneming van het Unierecht, in het bijzonder met het verbod op algemene toezichtverplichtingen, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie. 8 Dit voorstel, en met name artikel 8 ervan, laat deze rechtspraak onverlet. Het voorstel moet de juiste grondslag vormen voor de ontwikkeling van solide technologieën om te voorkomen dat illegale informatie opnieuw verschijnt, en de hoogste garanties bevatten om te vermijden dat legale inhoud ten onrechte wordt geschrapt; dergelijke instrumenten moeten worden uitgewerkt op basis van vrijwillige overeenkomsten tussen alle betrokken partijen en moeten door de lidstaten worden aangemoedigd; het is in het belang van alle partijen die tussenhandelsdiensten leveren, om dergelijke procedures vast te stellen en toe te passen; de bepalingen van deze verordening over aansprakelijkheid staan de ontwikkeling en daadwerkelijke uitvoering door de betrokken partijen van de technische beschermings- en identificatiesystemen en systemen van automatische herkenning die de digitale technologie mogelijk heeft gemaakt, binnen de door de Verordening 2016/679 gestelde grenzen, niet in de weg.

    Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

    De voorgestelde verordening voert een horizontaal kader in voor alle inhoudscategorieën, producten, diensten en activiteiten op het gebied van tussenhandelsdiensten. De illegale aard van dergelijke inhoud, producten of diensten wordt niet gedefinieerd in deze verordening, maar vloeit voort uit het Unierecht of uit het nationale recht in overeenstemming met het Unierecht.

    De sectorspecifieke instrumenten vullen niet alle leemten in de regelgeving waarop in het effectbeoordelingsverslag is gewezen: zij voorzien niet in een volledige regelgeving inzake de procedurele verplichtingen in verband met illegale inhoud en zij omvatten slechts basisregels voor transparantie en verantwoordingsplicht van dienstverleners, alsook beperkte toezichtmechanismen. Daarnaast hebben sectorspecifieke wetten betrekking op situaties waarin een aangepaste aanpak is vereist. Ze zijn wat het toepassingsgebied betreft in twee opzichten beperkt. Ten eerste hebben de sectorspecifieke ingrepen betrekking op een kleine subgroep van kwesties (bv. inbreuken op het auteursrecht, terroristische inhoud, materiaal over seksueel misbruik van kinderen of illegale haatzaaiende uitlatingen, bepaalde illegale producten). Ten tweede hebben ze alleen betrekking op de verspreiding van dergelijke inhoud in het kader van bepaalde soorten diensten (bv. een subgroep van onlineplatforms voor inbreuken op het auteursrecht, platforms die alleen video’s delen en alleen met betrekking tot audiovisuele terroristische inhoud of haatzaaiende uitlatingen). Het is echter belangrijk de relatie tussen de nieuwe voorgestelde verordening en de sectorspecifieke instrumenten te verduidelijken.

    De voorgestelde verordening vult de bestaande sectorspecifieke wetgeving aan en is niet van invloed op de toepassing van de bestaande EU-wetten die bepaalde aspecten van de levering van diensten van de informatiemaatschappij regelen en de status hebben van lex specialis. Zo blijven bijvoorbeeld de verplichtingen van Richtlijn 2010/13/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/1808, betreffende aanbieders van videoplatforms (richtlijn audiovisuele mediadiensten) met betrekking tot audiovisuele inhoud en audiovisuele commerciële communicatie van toepassing. Deze verordening is echter alleen van toepassing op die aanbieders voor zover de richtlijn audiovisuele mediadiensten of andere handelingen van de Unie, zoals het voorstel voor een verordening betreffende de aanpak van de verspreiding van terroristische inhoud online, geen specifiekere bepalingen bevat die op hen van toepassing zijn.

    Het kader dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 2019/1150 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten om ervoor te zorgen dat zakelijke gebruikers van dergelijke diensten en bedrijfswebsitegebruikers met betrekking tot onlinezoekmachines passende transparantie, billijkheid en doeltreffende verhaalmogelijkheden krijgen, zal van toepassing zijn als lex specialis.

    Voorts zullen de in dit voorstel vastgestelde regels een aanvulling zijn op het acquis inzake consumentenbescherming en met name op Richtlijn (EU) 2019/2161 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU, waarin specifieke regels zijn vastgesteld om de transparantie met betrekking tot bepaalde kenmerken van bepaalde diensten van de informatiemaatschappij te vergroten.

    Dit voorstel doet geen afbreuk aan Verordening (EU) nr. 2016/679 (de algemene verordening gegevensbescherming) en andere voorschriften van de Unie inzake de bescherming van persoonsgegevens en het privékarakter van communicatie. Zo vormen de maatregelen inzake reclame op onlineplatforms een aanvulling op de bestaande regels inzake toestemming en het recht om bezwaar te maken tegen de verwerking van persoonsgegevens, maar wijzigen zij die regels niet. Zij leggen transparantieverplichtingen op jegens de gebruikers van onlineplatforms, die door deze informatie ook in staat zullen zijn gebruik te maken van hun rechten als betrokkenen. Ook maken zij het mogelijk dat de autoriteiten en erkende onderzoekers kunnen controleren hoe reclame wordt weergegeven en gericht.

    Dit voorstel zal worden aangevuld met verdere acties in het kader van het Europees actieplan voor de democratie (COM(2020) 790 final), dat burgers sterker moet doen staan en in de hele EU voor veerkrachtiger democratieën moet zorgen. Met name zouden de in deze verordening vastgestelde gedragscodes als basis kunnen dienen en worden aangevuld met een herziene en versterkte praktijkcode betreffende desinformatie, die voortbouwt op de richtsnoeren van de Commissie.

    Het voorstel is ook volledig verenigbaar met en ondersteunt de door de Commissie in het kader van de Unie van gelijkheid vastgestelde strategieën voor gendergelijkheid. Het doet geen afbreuk aan het initiatief van de Commissie om de arbeidsomstandigheden van mensen die via digitale platforms werken, te verbeteren.

    Tot slot bouwt de voorgestelde verordening voort op de aanbeveling inzake illegale inhoud van 2018. 9 Er wordt rekening gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan met de door de Commissie gesteunde zelfreguleringsinitiatieven, zoals de productveiligheidsbelofte 10 , het memorandum van overeenstemming tegen namaakproducten 11 , de gedragscode tegen illegale haatzaaiende uitlatingen 12 en het EU-internetforum met betrekking tot terroristische inhoud.

    2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

    Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat voorziet in de vaststelling van maatregelen om de werking van de interne markt te waarborgen.

    Het primaire doel van dit voorstel is te zorgen voor de goede werking van de interne markt, met name met betrekking tot de levering van grensoverschrijdende digitale diensten (meer specifiek, tussenhandelsdiensten). In overeenstemming met deze doelstelling beoogt het voorstel te zorgen voor geharmoniseerde voorwaarden voor de ontwikkeling van innovatieve grensoverschrijdende diensten in de Unie, door het aanpakken en voorkomen van het ontstaan van belemmeringen voor dergelijke economische activiteiten als gevolg van verschillen in de wijze waarop de nationale wetgevingen zich ontwikkelen, rekening houdend met het feit dat verschillende lidstaten wetgeving hebben opgesteld of voornemens zijn dat te doen, over kwesties als de verwijdering van illegale online-inhoud, zorgvuldigheid, meldings- en actieprocedures en transparantie. Tegelijkertijd voorziet het voorstel in een passend toezicht op digitale diensten en in een samenwerking tussen autoriteiten op het niveau van de Unie, waardoor het vertrouwen, de innovatie en de groei in de interne markt worden ondersteund.

    Subsidiariteit

    Rekening houdend met het feit dat het internet van nature grensoverschrijdend is, vormen de hierboven genoemde wetgevingsinitiatieven op nationaal niveau een belemmering voor de levering en ontvangst van diensten in de hele Unie en zijn ze niet doeltreffend om de veiligheid en de uniforme bescherming van de rechten van burgers en bedrijven van de Unie online te waarborgen. Het harmoniseren van de voorwaarden voor de ontwikkeling van innovatieve grensoverschrijdende digitale diensten in de Unie, waarbij een veilige onlineomgeving behouden blijft, kan alleen op Unieniveau worden bereikt.

    Maatregelen op het niveau van de Unie zorgen voor voorspelbaarheid en rechtszekerheid en verminderen de nalevingskosten in de hele Unie. Tegelijkertijd wordt de gelijke bescherming van alle Unieburgers bevorderd door ervoor te zorgen dat er consistent wordt opgetreden tegen illegale online-inhoud door als aanbieders van tussenhandelsdiensten, ongeacht hun plaats van vestiging. Een goed gecoördineerd toezichtsysteem, dat op Unieniveau wordt versterkt, zorgt ook voor een coherente aanpak van de aanbieders van tussenhandelsdiensten in alle lidstaten.

    Om de gebruikers online doeltreffend te beschermen en te voorkomen dat in de Unie gevestigde aanbieders van digitale diensten een concurrentienadeel ondervinden, moeten ook de buiten de Unie gevestigde dienstverleners die op de interne markt actief zijn, onder de regeling vallen.

    Evenredigheid

    Het voorstel heeft tot doel verantwoordelijk en zorgvuldig gedrag van aanbieders van tussenhandelsdiensten optreden te bevorderen om te zorgen voor een veilige onlineomgeving, die de Unieburgers en andere partijen in staat stelt hun grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie, vrij uit te oefenen. De belangrijkste kenmerken van het voorstel beperken de verordening tot wat strikt noodzakelijk is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    Met name worden in het voorstel asymmetrische zorgvuldigheidsverplichtingen vastgesteld voor verschillende soorten aanbieders van digitale diensten, afhankelijk van de aard van hun diensten en hun omvang, om ervoor te zorgen dat hun diensten niet worden misbruikt voor illegale activiteiten en dat de aanbieders op verantwoorde wijze te werk gaan. Met deze benadering worden bepaalde problemen alleen daar aangepakt waar zij zich voordoen, zonder de aanbieders die niet met deze problemen te kampen hebben, te overbelasten. Bepaalde inhoudelijke verplichtingen zijn alleen beperkt tot zeer grote onlineplatforms, die door hun bereik een centrale, systemische rol hebben gekregen in het bevorderen van het publieke debat en economische transacties. Zeer kleine aanbieders zijn vrijgesteld van de verplichtingen.

    Wat de buiten de Unie gevestigde aanbieders van digitale diensten die hun diensten in de Unie aanbieden betreft, voorziet de verordening de benoeming van een wettelijke vertegenwoordiger in de Unie om een doeltreffend toezicht en, waar nodig, handhaving te waarborgen.

    In verhouding tot de verplichtingen en rekening houdend met het grensoverschrijdende karakter van digitale diensten, zal het voorstel een samenwerkingsmechanisme tussen de lidstaten invoeren met een verscherpt toezicht op zeer grote onlineplatforms op het niveau van de Unie. Daarnaast brengt het voorstel geen wijzigingen aan in de sectorspecifieke wetgeving of in de handhavings- en bestuursmechanismen die in het kader daarvan zijn vastgesteld, maar voorziet het in een horizontaal kader waarop kan een beroep kan worden gedaan voor aspecten die verder gaan dan specifieke inhoud of subcategorieën van diensten die in sectorspecifieke wetten zijn geregeld.

    Door een duidelijk kader vast te stellen, in combinatie met samenwerking tussen en met de lidstaten en met zelfregulering, beoogt dit voorstel de rechtszekerheid en de vertrouwensniveaus te vergroten, terwijl het op de lange termijn relevant en doeltreffend zal blijven vanwege de flexibiliteit van het samenwerkingskader.

    Keuze van het instrument

    Artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie geeft de wetgever de mogelijkheid om verordeningen en richtlijnen vast te stellen.

    De Commissie heeft besloten een voorstel voor een verordening in te dienen om een consistent beschermingsniveau in de hele Unie te waarborgen en te voorkomen dat verschillen de vrije aanbieding van de betrokken diensten in de interne markt belemmeren, en om de uniforme bescherming van rechten en uniforme verplichtingen voor bedrijven en consumenten in de hele interne markt zeker te stellen. Dit is noodzakelijk om zowel marktdeelnemers als consumenten rechtszekerheid en transparantie te bieden. De voorgestelde verordening zorgt daarnaast voor een constant toezicht op de rechten en verplichtingen, en voor gelijkwaardige sancties in alle lidstaten, alsook voor een doeltreffende samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten van de verschillende lidstaten en op het niveau van de Unie.

    3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

    Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

    Dit voorstel bouwt voort op de evaluatie van de richtlijn inzake elektronische handel, die als “back to back”-evaluatie is uitgevoerd met de effectbeoordeling die bij het voorstel is gevoegd. De specifieke doelstellingen van de richtlijn inzake elektronische handel waren het waarborgen van i) een goed functionerende interne markt voor digitale diensten, ii) de doeltreffende verwijdering van illegale online-inhoud met volledige inachtneming van de grondrechten, en iii) een passend niveau van informatie en transparantie voor de consument.

    Wat betreft de doeltreffendheid van de richtlijn inzake elektronische handel, blijkt uit de evaluatie dat de richtlijn weliswaar een belangrijke stimulans voor de groei van de interne markt voor digitale diensten geeft en de intrede en uitbreiding van nieuwe aanbieders van dergelijke diensten mogelijk heeft gemaakt, maar dat de oorspronkelijke doelstellingen niet volledig zijn bereikt.

    Met name de dynamische groei van de digitale economie en het verschijnen van nieuwe soorten dienstverleners brengen bepaalde nieuwe uitdagingen met zich mee, die door de lidstaten op uiteenlopende wijze worden aangepakt, waarvoor de oorspronkelijke doelstellingen moeten worden verduidelijkt. Bovendien komt de verwezenlijking van de reeds bestaande doelstellingen door deze ontwikkelingen nog meer onder druk te staan, zoals blijkt uit de toegenomen juridische versnippering.

    Uit de evaluatie is ook gebleken dat verschillende nieuwe regelgevende instrumenten weliswaar een waardevolle bijdrage leveren aan de verwezenlijking van bepaalde beleidsdoelstellingen van de richtlijn inzake elektronische handel, maar dat zij alleen sectorspecifieke oplossingen bieden voor enkele van de onderliggende problemen (bv. bij het aanpakken van de proliferatie van specifieke soorten illegale activiteiten). Ze pakken dergelijke problemen dan ook niet consequent aan voor het gehele digitale ecosysteem, aangezien ze beperkt zijn tot bepaalde soorten diensten of bepaalde soorten illegale inhoud. Ook hebben zelfreguleringsinitiatieven over het algemeen positieve resultaten opgeleverd, maar kunnen zij niet wettelijk worden afgedwongen en hebben zij geen betrekking op alle deelnemers aan de digitale economie. Wat de efficiëntie van de richtlijn inzake elektronische handel betreft, heeft de richtlijn slechts beperkte extra kosten voor de overheidsdiensten van de lidstaten en de aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij met zich meegebracht. De evaluatie heeft geen bijzonder hoge of onevenredige kosten aan het licht gebracht en er is geen wezenlijke bezorgdheid geuit over de gevolgen voor de kleine en middelgrote ondernemingen. De grootste zorg in dit verband houdt verband met het gebrek aan duidelijkheid in het samenwerkingsmechanisme tussen de lidstaten waardoor lasten en dubbele kosten ontstaan, wat juist in strijd is met het doel van de richtlijn, met name wat betreft het toezicht op onlineplatforms. Dit heeft in wezen geleid tot een vermindering van efficiëntie bij het in stand houden van de werking van de interne markt.

    Met betrekking tot vragen over de blijvende relevantie van de doelstellingen van de richtlijn inzake elektronische handel blijkt uit de evaluatie dat de doelstellingen van de richtlijn geldig blijven, terwijl er tegelijkertijd verschillende nieuwe ontwikkelingen zijn die niet goed tot uiting komen in de bestaande doelstellingen van het overheidsbeleid.

    Ten eerste bevestigen de openbare raadpleging, de gerichte bijdragen van belanghebbenden, de verslagen van het Europees Parlement 13 en de conclusies van de Raad 14 dat de bestaande beginselen en doelstellingen van de richtlijn inzake elektronische handel ook nu nog geldig zijn. Sinds de inwerkingtreding van de richtlijn zijn er echter nieuwe informatieasymmetrieën en risico’s ontstaan, met name in verband met de opkomst van onlineplatforms, en vooral zeer grote platforms, en de omvang van de digitale transformatie. Dit is bijvoorbeeld het geval op het gebied van algoritmische besluitvorming (met gevolgen voor de manier waarop informatiestromen online worden gevoed), of onlinereclamesystemen.

    Uit de evaluatie is gebleken dat de richtlijn inzake elektronische handel coherent is met andere EU-interventies die sinds de goedkeuring ervan hebben plaatsgevonden. De evaluatie heeft ook geen interne incoherenties van de richtlijn inzake elektronische handel aan het licht gebracht.

    Afsluitend kan worden gezegd dat ten minste delen van de daadwerkelijke voordelen van de richtlijn inzake elektronische handel die in de evaluatie werden vastgesteld, kunnen worden beschouwd als een EU-meerwaarde. Het is waarschijnlijk dat de lidstaten hun eigen regelgevingssystemen zonder gemeenschappelijke beginselen zouden zijn blijven toepassen en dat sommige lidstaten helemaal geen horizontale regels zouden hebben ingevoerd. Bij gebrek aan degelijk feitenmateriaal kunnen echter geen definitieve conclusies worden getrokken over de omvang van deze EU-meerwaarde.

    Raadpleging van belanghebbenden

    De afgelopen vijf jaar heeft de Commissie een groot aantal verschillende belanghebbenden geraadpleegd, waaronder aanbieders van digitale diensten zoals onlineplatforms en andere tussenhandelsdiensten, bedrijven die online handel drijven, media-uitgevers, merkeigenaren en andere bedrijven, sociale partners, gebruikers van digitale diensten, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, nationale autoriteiten, de academische wereld, de technische gemeenschap, internationale organisaties en het grote publiek. Een reeks gerichte raadplegingsstappen heeft de afgelopen jaren de standpunten van de belanghebbenden over kwesties in verband met digitale diensten en platforms goed in kaart gebracht.

    De openbare raadpleging over de wet inzake digitale diensten heeft 14 weken geduurd, van 2 juni tot 8 september, en heeft 2 863 reacties en ongeveer 300 standpunten van een uiteenlopende groep belanghebbenden opgeleverd. De meeste feedback kwam van het grote publiek (66 % van de burgers van de Unie, 8 % van niet-EU-burgers), bedrijven/bedrijfsorganisaties (7,4 %), bedrijfsverenigingen (6 %) en ngo’s (5,6 %). Hierop volgden overheidsinstanties (2,2 %), academische/onderzoeksinstellingen (1,2 %), vakbonden (0,9 %) en consumenten- en milieuorganisaties (0,4 %).

    Over het algemeen zijn de belanghebbenden het erover eens dat er actie moet worden ondernomen, zowel voor de aanpak van de onlineveiligheid als voor de verbetering van de interne markt voor digitale diensten.

    De belanghebbenden zijn het erover eens dat de belangrijkste beginselen van de richtlijn inzake elektronische handel nog steeds relevant zijn en dat deze moeten worden gehandhaafd, met inbegrip van het internemarktbeginsel voor het toezicht op digitale diensten, de aansprakelijkheidsregeling en het verbod op algemene toezichtverplichtingen.

    De belanghebbenden zijn het er ook in grote lijnen over eens dat het kader in het licht van de huidige uitdagingen moet worden verbeterd door duidelijke, in de hele EU geharmoniseerde verplichtingen voor dienstverleners vast te stellen. Een meerderheid van de respondenten, uit alle categorieën, gaf aan zowel schadelijke als illegale online-inhoud, -goederen of -diensten te hebben aangetroffen en wees met name op een alarmerende piek tijdens de Covid-19-pandemie. Een groot deel van de respondenten dat aangaf illegale inhoud of goederen aan de aanbieders van digitale diensten te hebben gemeld, verklaarde ontevreden te zijn over de reactie en de ondoeltreffendheid van de meldingsmechanismen na de aangifte. Bovendien ervaren de gebruikers dat er een scheve verhouding is tussen het door aanbieders verklaarde beleid en hun concrete acties.

    Er bestaat een brede consensus, ook onder de dienstverleners die op de raadpleging hebben gereageerd, over de noodzaak van eenvoudige, gestandaardiseerde, transparante en in de hele interne markt geharmoniseerde meldings- en actieverplichtingen. Dit wordt als essentieel beschouwd om snel te kunnen reageren op illegale inhoud en om de juridische duidelijkheid te vergroten voor gebruikers van platforms en voor kleine platforms die willen groeien in de interne markt. De respondenten zijn het ook eens over het belang van verhaalmechanismen.

    Wat onlinemarktplaatsen betreft, wezen verschillende belanghebbenden op de noodzaak van meer gerichte maatregelen, zoals de identificatie van de verkopers.

    De respondenten zijn het er over het algemeen ook over eens dat het territoriale toepassingsgebied van deze verplichtingen alle spelers moet omvatten die goederen, informatie of diensten in de Unie aanbieden, ongeacht hun plaats van vestiging. Een groot deel van de respondenten wees erop dat deze kwesties met name van belang zijn wanneer het om grote platforms gaat.

    De belanghebbenden zijn het er in het algemeen over eens dat “schadelijke” (maar niet, of in ieder geval niet noodzakelijkerwijs, illegale) inhoud niet in de wet inzake digitale diensten moet worden gedefinieerd en niet moet worden onderworpen aan verwijderingsverplichtingen, aangezien dit een delicaat gebied is met ingrijpende gevolgen voor de bescherming van de vrijheid van meningsuiting.

    De manier waarop algoritmische systemen vormgeven aan informatiestromen online is echter een punt van zorg bij vele belanghebbenden uit meerdere categorieën. Verschillende belanghebbenden, met name het maatschappelijk middenveld en academici, hebben gewezen op de noodzaak van een algoritmische verantwoordingsplicht en transparantiecontroles, met name met betrekking tot de wijze waarop informatie prioriteit krijgt en wordt gericht. Ook wat betreft onlinereclame weerspiegelden de standpunten van de belanghebbenden de brede bezorgdheid over het gebrek aan “user empowerment” (overdracht van beslissingsbevoegdheid aan de gebruiker) en ontbreken van zinvol toezicht en handhaving.

    Op het gebied van handhaving zijn de belanghebbenden het er in het algemeen over eens dat de samenwerking tussen de autoriteiten zowel grensoverschrijdend als binnen elke lidstaat moet worden verbeterd. Het EU-toezicht wordt als cruciaal beschouwd en de meerderheid van de respondenten lijkt de voorkeur te geven aan één enkele toezichthouder.

    Bijeenbrengen en gebruik van expertise

    De voorbereidende stappen voor het voorstel berusten op een reeks studies en deskundige adviezen, waaronder een aantal juridische studies over de uitvoering van de richtlijn inzake elektronische handel en de stand van zaken met betrekking tot de juridische versnippering 15 , studies over algoritmische transparantie en verantwoordingsplicht 16 , alsmede interne studies over de kosten van inhoudsmoderatie, aansprakelijkheidsregelingen voor tussenpersonen en de kosten van een niet-geïntegreerd Europa, met de steun van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek van de Europese Commissie. Om de standpunten en percepties van het grote publiek te verzamelen, heeft de Commissie in 2018 een Eurobarometer-enquête gehouden met een representatieve steekproef bij meer dan 33 000 respondenten uit alle lidstaten. 17

    De juridische analyse berust ook op een rijke verzameling van rechterlijke uitspraken, met name van het Hof van Justitie van de Europese Unie, over verschillende bepalingen van de richtlijn inzake elektronische handel en daarmee verband houdende beslissingen, zoals bepalingen betreffende de uitlegging van het begrip “diensten van de informatiemaatschappij” 18 of bepalingen betreffende de aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandelsdiensten. 19 De Commissie heeft ook expertise en standpunten verzameld door middel van gerichte raadplegingen en betrokkenheidsactiviteiten, waaronder een reeks workshops, conferenties, interviews met deskundigen en rechters, raadplegingen van de deskundigengroep inzake elektronische handel, alsmede talrijke bilaterale bijeenkomsten en analyses van ad-hocstandpunten en onderzoeksverslagen van organisaties, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de academische wereld.

    Tot slot berust de analyse op aanvullende literatuurstudies, studies en onderzoeksverslagen die door academici zijn ingediend in het kader van de openbare raadpleging en andere onafhankelijke studies, waaronder de verzameling van studies die voor het Europees Parlement zijn uitgevoerd. 20  

    Effectbeoordeling

    De Raad voor regelgevingstoetsing heeft een positief advies uitgebracht met voorbehoud bij de effectbeoordeling, met een aantal voorstellen voor verbetering. 21 Het effectbeoordelingsverslag is in die zin verder herzien, met name door de onderlinge verbanden tussen de wet inzake digitale diensten en het bredere regelgevingskader te verduidelijken, door meer gedetailleerde beschrijvingen van de beleidsopties te geven en door het onderliggende bewijsmateriaal dat in het herziene effectbeoordelingsverslag werd aangepakt, nader te analyseren.

    Het belang in onze economie en samenleving, maar ook de toenemende risico’s die digitale diensten met zich meebrengen, zullen blijven toenemen. In het basisscenario zal de Commissie de bestaande regels blijven handhaven, ook met betrekking tot sectorspecifieke kwesties, en zal zij de bestaande inspanningen op het gebied van zelfregulering ondersteunen. Ten overstaan van de zich ontwikkelende problemen zullen de lidstaten echter onafhankelijk van elkaar wetgeving blijven opstellen. De juridische versnippering met de daaruit voortvloeiende lappendeken van nationale maatregelen zal er niet alleen niet in slagen illegale activiteiten doeltreffend aan te pakken en de grondrechten van de burgers in de hele EU te beschermen, maar zal ook verhinderen dat nieuwe, innovatieve diensten op de interne markt worden uitgebreid, waardoor de positie van de weinige spelers die zich de aanvullende nalevingskosten kunnen veroorloven, wordt versterkt. Dit laat de vaststelling en handhaving van de regels hoofdzakelijk over aan zeer grote particuliere ondernemingen, met een groeiende informatieasymmetrie tussen onlinediensten, hun gebruikers en de overheid.

    Naast het basisscenario zijn er drie beleidsopties beoordeeld. Met optie één zou de aanbeveling van 2018 worden gecodificeerd: er zou een reeks procedurele verplichtingen voor onlineplatforms worden vastgesteld om illegale activiteiten van hun gebruikers aan te pakken. Deze verplichtingen zouden ook de nodige waarborgen bevatten om de grondrechten van de gebruikers te beschermen en te zorgen voor transparantie. Daarnaast zouden de administratieve samenwerkingsmechanismen voor de autoriteiten om grensoverschrijdende problemen op te lossen door middel van een digitaal “clearing house” worden verbeterd, waardoor de informatiestromen worden vergemakkelijkt. Optie twee zou, in aanvulling op de maatregelen van optie één, de belemmeringen voor dienstverleners om vrijwillige maatregelen tegen illegale inhoud te nemen, wegnemen en maatregelen invoeren om de transparantie rond aanbevelingssystemen en reclame te verbeteren. Het handhavings- en samenwerkingsmechanisme zou worden versterkt door de benoeming van een centrale coördinator in elke lidstaat. Optie drie, die voortbouwt op de in de vorige opties beschreven maatregelen, omvat gerichte, asymmetrische maatregelen met strengere verplichtingen voor zeer grote onlineplatforms, die de grootste risico’s voor de samenleving en de economie van de EU met zich meebrengen, evenals een beperkt aantal verduidelijkingen van de aansprakelijkheidsregeling voor aanbieders van tussenhandelsdiensten en een EU-governancesysteem met versterkte toezicht- en handhavingsbevoegdheden.

    Uit de beoordeling van de vastgestelde economische en sociale effecten en de vergelijking van de doeltreffendheid, efficiëntie, coherentie en evenredigheid ervan is gebleken dat optie drie het meest doeltreffend aan de doelstellingen van het initiatief zou voldoen door een evenredig kader vast te stellen dat geschikt is voor de aanpassing aan nieuwe uitdagingen in de dynamische digitale wereld. De onderdelen van optie drie worden ook breed ondersteund door de belanghebbenden, waaronder de standpunten van het Europees Parlement en de lidstaten.

    De voorkeursoptie zou een ondersteuning zijn voor de toegang tot de interne markt voor aanbieders van tussenhandelsdiensten van de Europese Unie, en voor hun vermogen om zich op te schalen door de kosten van juridische versnippering te beperken. Hoewel er kosten voor de naleving van de zorgvuldigheidsverplichtingen zijn voorzien, worden die naar verwachting gecompenseerd door de huidige versnippering door middel van harmonisatie te verminderen. Verwacht wordt dat deze optie een positief effect zal hebben op het concurrentievermogen, de innovatie en de investeringen in digitale diensten, met name voor startende en doorgroeiende ondernemingen in de Europese Unie die platformbedrijfsmodellen aanbieden, maar ook, in verschillende mate, voor sectoren die door de digitale handel worden ondersteund en versterkt.

    De voorkeursoptie beoogt de juiste verdeling van de verantwoordelijkheden tussen aanbieders van tussenhandelsdiensten, de afnemers van de diensten en de autoriteiten bij de bestrijding van illegale online-inhoud vast te stellen. Daartoe wordt een asymmetrische benadering van de zorgvuldigheidsverplichtingen die aan zeer grote onlineplatforms worden opgelegd, ingevoerd: dit is een benadering van risicobeheer onder toezicht, waarin het governancesysteem voor handhaving een belangrijke rol speelt. De asymmetrische verplichtingen worden alleen opgelegd aan zeer grote onlineplatforms, die op basis van de huidige gegevens niet alleen het breedste bereik hebben, maar ook de grote bedrijven met een aanzienlijke omzet zijn. Bijgevolg zijn de gerichte maatregelen weliswaar restrictiever dan voor andere bedrijven, maar zijn ze evenredig aan het vermogen van de bedrijven om hieraan te voldoen.

    Voor overheidsinstanties zou de voorgestelde optie de kosten verminderen die voortvloeien uit de inefficiëntie en de overlappingen in de bestaande opzet voor samenwerking tussen autoriteiten. Hoewel de lidstaten de kosten van de aanwijzing van een – nieuwe of reeds opgerichte – bevoegde autoriteit zouden dragen, zullen de efficiëntievoordelen naar verwachting opwegen tegen deze kosten: voor de afzonderlijke autoriteiten door middel van het onderling delen van middelen, betere informatiestromen en eenvoudige processen voor de interactie met hun tegenpartijen op de interne markt en met de dienstverleners.

    Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

    In de effectbeoordeling bij dit voorstel wordt de louter toegevoegde waarde van een optreden van de Unie dat het risico van juridische versnippering als gevolg van uiteenlopende regelgevings- en toezichtbenaderingen aanpakt (dus zonder de toegenomen veiligheid en het toegenomen vertrouwen in digitale diensten in aanmerking te nemen), vastgesteld op een mogelijke toename van de grensoverschrijdende digitale handel van 1 naar 1,8 %, d.w.z. het equivalent van een stijging van de grensoverschrijdende omzet van 8,6 miljard naar 15,5 miljard euro.

    Wat de toegevoegde waarde bij de handhaving van de maatregelen betreft, zorgt het initiatief voor belangrijke efficiëntievoordelen in de samenwerking tussen de lidstaten en door het op EU-niveau onderling delen van bepaalde middelen voor technische bijstand, voor inspectie en controle van systemen voor inhoudsmoderatie, aanbevelingssystemen en onlinereclame op zeer grote onlineplatforms. Dit leidt vervolgens tot een grotere doeltreffendheid van de handhavings- en toezichtmaatregelen, aangezien het huidige systeem in grote mate berust op de beperkte toezichtmogelijkheden in een klein aantal lidstaten.

    Grondrechten

    Burgers van de Unie en andere personen zijn steeds meer blootgesteld aan grote risico’s en schade online: van de verspreiding van illegale inhoud en activiteiten tot beperkingen om zich te uiten en andere maatschappelijke schade. De in dit wetgevingsvoorstel voorgenomen beleidsmaatregelen zullen deze situatie aanzienlijk verbeteren door een modern, toekomstbestendig bestuurskader te bieden, waarbij de rechten en gerechtvaardigde belangen van alle betrokken partijen, in de eerste plaats de burgers van de Unie, doeltreffend worden beschermd. Het voorstel introduceert belangrijke waarborgen om burgers in staat te stellen zich vrijelijk te uiten en tegelijkertijd de gebruikersvertegenwoordiging in de onlineomgeving te versterken, alsook de uitoefening van andere grondrechten, zoals het recht op een doeltreffende voorziening in rechte, op non-discriminatie, de rechten van het kind en de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer online.

    De voorgestelde verordening zal de risico’s van onjuiste of ongerechtvaardigde blokkering van de meningsuiting beperken, de beklemmende effecten op de meningsuiting aanpakken, de vrijheid om informatie te ontvangen en een mening te hebben stimuleren, en de verhaalmogelijkheden van de gebruikers versterken. Specifieke groepen of personen kunnen kwetsbaar of benadeeld zijn in het gebruik van onlinediensten vanwege hun geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. Zij kunnen onevenredig zwaar worden getroffen door beperkingen en verwijderingsmaatregelen als gevolg van (onbewuste of bewuste) vooroordelen die mogelijk in de meldingssystemen zijn ingebed door gebruikers en derden en die worden gerepliceerd in de door platforms gebruikte geautomatiseerde instrumenten voor inhoudsmoderatie. Het voorstel zal risico’s op discriminatie beperken, met name voor die groepen of personen, en zal bijdragen tot de bescherming van de rechten van het kind en het recht op menselijke waardigheid online. Het voorstel zal alleen de verwijdering van illegale inhoud vereisen en zal verplichte waarborgen opleggen wanneer de informatie van de gebruikers wordt verwijderd, waaronder het verstrekken van verklarende informatie aan de gebruiker, klachtenmechanismen die door de dienstverleners worden ondersteund en een extern mechanisme voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting. Bovendien zal het ervoor zorgen dat EU-burgers ook zijn beschermd wanneer zij gebruik maken van diensten die worden geleverd door aanbieders die niet in de Unie zijn gevestigd maar actief zijn op de interne markt, aangezien deze aanbieders ook onder de betreffende wetgeving vallen.

    Wat de vrijheid van ondernemerschap van de dienstverleners betreft, worden de kosten voor het bedrijfsleven gecompenseerd door de versnippering van de interne markt te verminderen. Het voorstel voert waarborgen in om de lasten voor dienstverleners te verlichten, onder meer door middel van maatregelen tegen herhaalde ongerechtvaardigde meldingen en door het door overheidsinstanties natrekken van betrouwbare “flaggers”. Daarnaast zijn bepaalde verplichtingen gericht op zeer grote onlineplatforms, waar zich vaak de ernstigste risico’s voordoen en die de capaciteit hebben om de extra last te absorberen.

    De voorgestelde wetgeving zal het verbod op algemene toezichtverplichtingen van de richtlijn inzake elektronische handel behouden, wat op zich al cruciaal is voor een noodzakelijk goed evenwicht van de grondrechten in de onlinewereld. De nieuwe verordening verbiedt algemene toezichtverplichtingen, aangezien deze de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om informatie te ontvangen van de gebruikers onevenredig kunnen beperken en de dienstverleners overmatig kunnen belasten en zo hun vrijheid van ondernemerschap onnodig belemmeren. Het verbod beperkt ook de stimulansen voor onlinebewaking en heeft positieve gevolgen voor de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer.

    Alle maatregelen in het voorstel zijn volledig in overeenstemming met en afgestemd op de hoge norm voor de bescherming van persoonsgegevens en de privacy van communicatie en het privéleven die in de EU-wetgeving is vastgesteld.

    4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    De gevolgen van het voorstel voor de begroting zullen worden gedekt door de toewijzingen waarin het meerjarige financiële kader 2021-27 voorziet op grond van de budgetten van het programma Digitaal Europa en het programma voor de eengemaakte markt, zoals uiteengezet in het financieel memorandum bij dit verordeningsvoorstel. Deze gevolgen vereisen ook een nieuwe planning van rubriek 7 van de financiële vooruitzichten.

    Het financieel memorandum bij dit voorstel voor een verordening heeft betrekking op de gevolgen voor de begroting van de verordening zelf.

    5.OVERIGE ELEMENTEN

    Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

    De Commissie zal een alomvattend kader vaststellen voor een permanente controle van de output, de resultaten en het effect van dit wetgevingsinstrument vanaf de datum van toepassing. Op basis van het vastgestelde controleprogramma is het de bedoeling dat het instrument binnen vijf jaar na de inwerkingtreding ervan wordt geëvalueerd.

    Artikelsgewijze toelichting

    Hoofdstuk I bevat algemene bepalingen, waaronder het onderwerp en het toepassingsgebied van de verordening (artikel 1) en de definities van de belangrijkste termen die in de verordening worden gebruikt (artikel 2).

    Hoofdstuk II bevat bepalingen over de aansprakelijkheidsvrijstelling van aanbieders van tussenhandelsdiensten. Meer in het bijzonder bevat het de voorwaarden waaronder verleners voor “mere conduit” (artikel 3), “caching” (artikel 4) en hostingdiensten (artikel 5) zijn vrijgesteld van aansprakelijkheid voor de informatie van derden die zij doorgeven en opslaan. Ook wordt hierin bepaald dat de aansprakelijkheidsvrijstellingen niet buiten toepassing mogen worden gelaten wanneer aanbieders van tussenhandelsdiensten, vrijwillig op eigen initiatief onderzoek verrichten of de wet naleven (artikel 6) en wordt een verbod ingesteld op algemeen toezicht of op verplichtingen om actief naar feiten te zoeken voor deze aanbieders (artikel 7). Ten slotte legt het de aanbieders van tussenhandelsdiensten een verplichting op met betrekking tot bevelen van de nationale rechterlijke of administratieve instanties om maatregelen te nemen tegen illegale inhoud (artikel 8) en om informatie te verstrekken (artikel 9).

    In hoofdstuk III worden de zorgvuldigheidsverplichtingen voor een transparante en veilige onlineomgeving in vijf verschillende afdelingen uiteengezet.

    Afdeling 1 bevat verplichtingen die van toepassing zijn op alle aanbieders van tussenhandelsdiensten, en met name: de verplichting om één enkel contactpunt op te richten om de rechtstreekse communicatie met de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de Raad voor digitale diensten te vergemakkelijken (artikel 10); de verplichting om een wettelijke vertegenwoordiger in de Unie aan te wijzen voor dienstverleners die niet in een lidstaat zijn gevestigd, maar hun diensten in de Unie aanbieden (artikel 11); de verplichting om in hun algemene voorwaarden alle beperkingen op te nemen die zij aan het gebruik van hun diensten kunnen opleggen en om verantwoordelijk te handelen bij de toepassing en handhaving van die beperkingen (artikel 12); en de rapportageverplichtingen in het kader van transparantie met betrekking tot het verwijderen en ontoegankelijk maken van informatie die als illegale inhoud wordt beschouwd of in strijd is met de algemene voorwaarden van de dienstverleners (artikel 13).

    In afdeling 2 zijn naast de in afdeling 1 genoemde verplichtingen, de verplichtingen vastgelegd die van toepassing zijn op aanbieders van hostingdiensten. Die afdeling verplicht de voornoemde aanbieders met name om mechanismen in te stellen waarmee derden de aanwezigheid van vermeende illegale inhoud kunnen melden (artikel 14). Indien een dergelijke aanbieder besluit specifieke informatie die door een afnemer van de dienst is verstrekt, te verwijderen of ontoegankelijk te maken, wordt hierin bovendien de verplichting opgelegd om die afnemer de motivering hiervoor op te geven (artikel 15).

    Afdeling 3 bevat verplichtingen die van toepassing zijn op alle onlineplatforms, naast de verplichtingen van de afdelingen 1 en 2. In deze afdeling wordt aangegeven dat zij niet van toepassing is op onlineplatforms die micro- of kleine ondernemingen zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG (artikel 16). De afdeling legt de verplichting vast voor onlineplatforms om een intern klachtenafhandelingssysteem in te voeren met betrekking tot beslissingen die worden genomen in verband met vermeende illegale inhoud of informatie die onverenigbaar is met hun algemene voorwaarden (artikel 17). Ook verplicht zij de onlineplatforms ertoe om zich te wenden tot gecertificeerde organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting om eventuele geschillen met gebruikers van hun diensten op te lossen (artikel 18). Voorts worden de onlineplatforms verplicht ervoor te zorgen dat meldingen die worden gemaakt door entiteiten die de status van betrouwbare flaggers bezitten, met voorrang worden behandeld (artikel 19) en worden de maatregelen beschreven die de onlineplatforms moeten nemen om misbruik tegen te gaan (artikel 20). Daarnaast is in deze afdeling bepaald dat onlineplatforms de bevoegde rechtshandhavingsinstanties moeten informeren wanneer zij kennis krijgen van informatie die een vermoeden doen ontstaan van ernstige strafbare feiten die een bedreiging vormen voor het leven of de veiligheid van personen (artikel 21). De afdeling verplicht de onlineplatforms ook om specifieke informatie over de handelaren die gebruik maken van hun diensten te ontvangen, op te slaan, hiervan redelijkerwijze de betrouwbaarheid te beoordelen en deze te publiceren wanneer die onlineplatforms consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met deze handelaren te sluiten (artikel 22). Die onlineplatforms zijn verplicht hun interface zodanig te organiseren dat de handelaren de consumenten- en productveiligheidswetgeving van de Unie kunnen naleven (artikel 22a). Onlineplatforms zijn ook verplicht om verslagen te publiceren over hun activiteiten met betrekking tot het verwijderen en ontoegankelijk maken van informatie die als illegale inhoud of in strijd met hun algemene voorwaarden wordt beschouwd (artikel 23). De afdeling bevat eveneens transparantieverplichtingen voor onlineplatforms met betrekking tot onlinereclame (artikel 24).

    In afdeling 4 worden, naast de in de afdelingen 1 tot en met 3 vastgelegde verplichtingen, verplichtingen vastgesteld voor zeer grote onlineplatforms (zoals gedefinieerd in artikel 25) teneinde systeemrisico’s te beheren. Zeer grote onlineplatforms zijn verplicht om risicobeoordelingen uit te voeren met betrekking tot de systeemrisico’s die voortvloeien uit of verband houden met de werking en het gebruik van hun diensten (artikel 26) en om redelijke en doeltreffende maatregelen te nemen om deze risico’s te beperken (artikel 27). Ook moeten zij zich aan externe en onafhankelijke controles onderwerpen (artikel 28). De afdeling bevat daarnaast een specifieke verplichting in het geval dat zeer grote onlineplatforms gebruikmaken van aanbevelingssystemen (artikel 29) of onlinereclame op hun online-interface weergeven (artikel 30). Voorts bevat de afdeling de voorwaarden waaronder zeer grote onlineplatforms toegang tot gegevens verlenen aan de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging of aan de Commissie en erkende onderzoekers (artikel 31), de verplichting om een of meer nalevingsfunctionarissen aan te stellen om te zorgen voor de naleving van de in de verordening neergelegde verplichtingen (artikel 32) en specifieke, aanvullende rapportageverplichtingen met het oog op transparantie (artikel 33).

    Afdeling 5 bevat transversale bepalingen betreffende zorgvuldigheidsverplichtingen, namelijk de processen waarvoor de Commissie de ontwikkeling en toepassing van geharmoniseerde Europese normen zal ondersteunen en uitvoeren (artikel 34); het kader voor de ontwikkeling van gedragscodes (artikel 35); en het kader voor de ontwikkeling van specifieke gedragscodes voor onlinereclame (artikel 36). Daarnaast bevat zij een bepaling inzake crisisprotocollen voor het aanpakken van buitengewone omstandigheden die van invloed zijn op de openbare veiligheid of de volksgezondheid (artikel 37).

    Hoofdstuk IV bevat de bepalingen betreffende de uitvoering en handhaving van deze verordening.

    In afdeling 1 zijn de bepalingen vastgelegd betreffende de nationale bevoegde autoriteiten, waaronder de coördinatoren voor digitale diensten, die de belangrijkste nationale autoriteiten zijn die door de lidstaten zijn aangewezen voor de coherente toepassing van deze verordening (artikel 38). De coördinatoren voor digitale diensten zijn, net als alle andere aangewezen bevoegde autoriteiten, onafhankelijk en voeren hun taken tijdig en op onpartijdige en transparante wijze uit (artikel 39). De lidstaten waar zich de hoofdvestiging van de dienstverlener bevindt, heeft rechtsmacht om deze verordening te handhaven (artikel 40). De coördinatoren voor digitale diensten krijgen specifieke bevoegdheden toegewezen (artikel 41). De lidstaten moeten regels vaststellen voor de sancties op inbreuken op de verplichtingen van de aanbieders van tussenhandelsdiensten in het kader van deze verordening (artikel 42). De coördinatoren voor digitale diensten kunnen klachten ontvangen ten aanzien van aanbieders van tussenhandelsdiensten wegens inbreuken op de in deze verordening vastgestelde verplichtingen (artikel 43). De coördinatoren voor digitale diensten moeten jaarverslagen over hun activiteiten publiceren (artikel 44) en samenwerken met de coördinatoren voor digitale diensten van andere lidstaten (artikel 45). De coördinatoren voor digitale diensten kunnen ook deelnemen aan gezamenlijke onderzoeken met betrekking tot kwesties die onder de verordening vallen (artikel 46).

    In afdeling 2 zijn bepalingen opgenomen betreffende de Europese Raad voor digitale diensten, een onafhankelijke adviesgroep van coördinatoren voor digitale diensten (artikel 47). Ook worden hierin de structuur (artikel 48) en de taken (artikel 49) van deze raad vastgesteld.

    Afdeling 3 heeft betrekking op het toezicht, het onderzoek, de handhaving en de controle op zeer grote onlineplatforms. Zij voorziet in verscherpt toezicht in het geval dat dergelijke platforms inbreuk maken op de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 4 (artikel 50). Ook voorziet deze afdeling in de mogelijkheid voor de Commissie om op te treden ten aanzien van zeer grote onlineplatforms indien de inbreuken voortduren (artikel 51). De Commissie kan in die gevallen onderzoeken uitvoeren, onder meer door middel van verzoeken om inlichtingen (artikel 52), interviews (artikel 53) en inspecties ter plaatse (artikel 54); zij kan voorlopige maatregelen nemen (artikel 55), toezeggingen van zeer grote onlineplatforms verbindend maken (artikel 56) en de naleving van de verordening controleren (artikel 57). In geval van niet-naleving kan de Commissie besluiten vaststellen inzake niet-naleving (artikel 58), evenals boeten (artikel 59) en dwangsommen (artikel 60) voor inbreuken op de verordening door zeer grote onlineplatforms en voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie in het kader van het onderzoek. De verordening stelt ook de verjaring vast voor het opleggen van sancties (artikel 61) en voor de handhaving ervan (artikel 62). Tot slot worden in de verordening de procedurele waarborgen ten aanzien van de Commissie vastgesteld, met name het recht om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier (artikel 63) en de bekendmaking van besluiten (artikel 64). In deze afdeling worden ook de samenwerking van de Commissie met de nationale rechterlijke instanties (artikel 65) behandeld en worden uitvoeringshandelingen voor de praktische regeling van de procedures vastgesteld (artikel 66).

    Afdeling 4 omvat de gemeenschappelijke bepalingen inzake handhaving. Allereerst worden regels vastgesteld voor een systeem van informatie-uitwisseling ter ondersteuning van de communicatie tussen de coördinatoren voor digitale diensten, de Commissie en de Raad voor digitale diensten (artikel 67). Hieronder valt ook het recht van afnemers van tussenhandelsdiensten om een orgaan, organisatie of een vereniging te machtigen hun rechten namens hen uit te oefenen (artikel 68).

    Afdeling 5 heeft betrekking op de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen overeenkomstig respectievelijk de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (artikelen 69 en 70).

    Tot slot bevat hoofdstuk V de slotbepalingen van deze verordening, die betrekking hebben op de schrapping van de artikelen 12 tot en met 15 van de richtlijn inzake elektronische handel, aangezien deze in de verordening zijn opgenomen (artikel 71), de wijzigingen van Richtlijn 2020/XX/EG (artikel 72), de evaluatie van de verordening (artikel 73) en de inwerkingtreding en toepassing ervan (artikel 74).

    2020/0361 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 22 ,

    Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 23 ,

    Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming 24 ,

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)Diensten van de informatiemaatschappij en met name tussenhandelsdiensten zijn een belangrijk onderdeel geworden van de economie en het dagelijks leven van de burgers van de Unie. Twintig jaar na de vaststelling van het bestaande wettelijke kader voor dergelijke diensten, dat is vastgelegd in Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad 25 , hebben nieuwe en innovatieve bedrijfsmodellen en diensten, zoals sociale onlinenetwerken en -marktplaatsen, het mogelijk gemaakt voor zakelijke gebruikers en consumenten om op nieuwe manieren informatie te verstrekken en te verkrijgen en transacties te verrichten. Een meerderheid van de burgers van de Unie maakt nu dagelijks gebruik van deze diensten. De digitale transformatie en het toegenomen gebruik van deze diensten hebben echter ook nieuwe risico’s en uitdagingen met zich meegebracht, zowel voor individuele gebruikers als voor de samenleving als geheel.

    (2)De lidstaten voeren in toenemende mate nationale wetten in, of overwegen deze in te voeren, over kwesties die onder deze verordening vallen, waarbij met name zorgvuldigheidseisen worden gesteld aan aanbieders van tussenhandelsdiensten. Deze uiteenlopende nationale wetgevingen hebben een negatieve invloed op de interne markt die, overeenkomstig artikel 26 van het Verdrag, een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd, rekening houdend met het inherent grensoverschrijdende karakter van het internet, dat over het algemeen voor het leveren van die diensten wordt gebruikt. De voorwaarden voor het verlenen van tussenhandelsdiensten in de gehele interne markt moeten worden geharmoniseerd, zodat bedrijven toegang krijgen tot nieuwe markten en nieuwe mogelijkheden hebben om de voordelen van de interne markt te benutten, terwijl de consumenten en andere afnemers van de diensten een grotere keuze krijgen.

    (3)Verantwoordelijk en zorgvuldig gedrag van de aanbieders van tussenhandelsdiensten is van fundamenteel belang voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving en voor het waarborgen dat burgers van de Unie en andere personen hun in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“Handvest”) gewaarborgde grondrechten kunnen uitoefenen, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie en de vrijheid van ondernemerschap, evenals het recht op non-discriminatie.

    (4)Om de werking van de interne markt veilig te stellen en te verbeteren, moet daarom op het niveau van de Unie een gerichte reeks uniforme, doeltreffende en evenredige dwingende voorschriften worden vastgesteld. In deze verordening worden voorwaarden opgelegd voor het ontstaan van innovatieve digitale diensten en voor de groei hiervan in de interne markt. De onderlinge aanpassing van de nationale regelgevende maatregelen op het niveau van de Unie met betrekking tot de eisen voor aanbieders van tussenhandelsdiensten is noodzakelijk om versnippering van de interne markt te voorkomen en te beëindigen en om rechtszekerheid te waarborgen, zodat de onzekerheid voor ontwikkelaars wordt verminderd en de interoperabiliteit wordt bevorderd. Door gebruik te maken van eisen die technologieneutraal zijn, zou innovatie niet mogen worden belemmerd, maar juist worden gestimuleerd.

    (5)Deze verordening moet van toepassing zijn op aanbieders van bepaalde diensten van de informatiemaatschappij zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad 26 , dat wil zeggen elke dienst die gewoonlijk tegen vergoeding, langs elektronische weg, op afstand en op individueel verzoek van een afnemer wordt verricht. Deze verordening moet met name van toepassing zijn op aanbieders van tussenhandelsdiensten, en in het bijzonder op tussenhandelsdiensten die bestaan uit “mere conduit”, “caching” en “hostingdiensten”, aangezien de exponentiële groei van het gebruik dat van deze diensten wordt gemaakt, voornamelijk voor gerechtvaardigde en allerlei soorten maatschappelijk nuttige doeleinden, ook hun rol in de tussenkomst en verspreiding van onwettige of anderszins schadelijke informatie en activiteiten heeft doen toenemen.

    (6)In de praktijk treden sommige aanbieders van tussenhandelsdiensten op als tussenpersoon met betrekking tot diensten die al dan niet langs elektronische weg worden verleend, zoals diensten op het gebied van informatietechnologie op afstand, vervoer, huisvesting of bezorgingsdiensten. Deze verordening moet alleen van toepassing zijn op tussenhandelsdiensten en geen afbreuk doen aan de eisen die zijn vastgesteld in het Unierecht of in het nationale recht met betrekking tot producten of diensten die worden geleverd via tussenhandelsdiensten, ook niet in situaties waarin de tussenhandelsdienst een integraal onderdeel vormt van een andere dienst die geen tussenhandelsdienst is zoals gespecificeerd in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

    (7)Om de doeltreffendheid van de in deze verordening vastgestelde regels en een gelijk speelveld op de interne markt te waarborgen, zouden die regels van toepassing moeten zijn op aanbieders van tussenhandelsdiensten, ongeacht hun plaats van vestiging of verblijfplaats, voor zover zij diensten verlenen in de Unie, zoals blijkt uit een reële band met de Unie.

    (8)Een dergelijke reële band met de Unie moet worden geacht te bestaan wanneer de dienstverlener een vestiging in de Unie heeft of, indien dit niet het geval is, op grond van het bestaan van een aanzienlijk aantal gebruikers in een of meer lidstaten, of het feit dat de activiteiten op een of meer lidstaten zijn gericht. Het richten van activiteiten op een of meer lidstaten kan worden bepaald op basis van alle relevante omstandigheden, waaronder factoren als het gebruik van een taal of een munteenheid die in een lidstaat algemeen gangbaar is, of de mogelijkheid om goederen of diensten te bestellen, of het gebruik van een nationaal topleveldomein. Het richten van activiteiten op een lidstaat zou ook kunnen worden afgeleid uit de beschikbaarheid van een applicatie in de desbetreffende nationale app store, uit het feit dat er plaatselijk wordt geadverteerd of wordt geadverteerd in de taal die in die lidstaat wordt gebruikt, of uit de wijze van beheer van relaties met klanten, zoals het verstrekken van klantenservice in de taal die in die lidstaat algemeen gangbaar is. Er moet ook worden uitgegaan van een reële band wanneer een dienstverlener zijn activiteiten richt op een of meer lidstaten zoals bepaald in artikel 17, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad. 27 Anderzijds kan de louter technische toegankelijkheid van een website vanuit de Unie niet alleen op die grond worden beschouwd als een reële band met de Unie.

    (9)Deze verordening moet een aanvulling zijn op, maar mag geen afbreuk doen aan de toepassing van de regels die voortvloeien uit andere rechtshandelingen van de Unie betreffende de regeling van bepaalde aspecten van het verrichten van tussenhandelsdiensten, met name Richtlijn 2000/31/EG, met uitzondering van de wijzigingen die worden ingevoerd bij deze verordening, Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad, zoals gewijzigd 28 , en Verordening (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad 29 – voorgestelde verordening inzake terroristische online-inhoud. Deze verordening laat derhalve die andere rechtshandelingen, die moeten worden beschouwd als lex specialis ten opzichte van het algemeen geldende kader dat in deze verordening is vastgesteld, onverlet. De regels van deze verordening zijn echter wel van toepassing op kwesties die niet of niet volledig in die andere rechtshandelingen worden behandeld, alsook op kwesties waarvoor die andere rechtshandelingen de lidstaten de mogelijkheid laten om bepaalde maatregelen op nationaal niveau vast te stellen.

    (10)Duidelijkheidshalve wordt er ook op gewezen dat deze verordening geen afbreuk doet aan Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad 30 en Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad 31 , Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad 32 en Verordening […/…] betreffende de tijdelijke afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG 33 noch aan het Unierecht inzake consumentenbescherming, met name Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad 34 , Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad 35 en Richtlijn 93/13/EEG van het Europees Parlement en de Raad 36 , zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad 37 , en aan de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad. 38 De bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens wordt uitsluitend geregeld door de regels van het Unierecht op dat gebied, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG. Deze verordening laat eveneens de regels van het Unierecht inzake arbeidsomstandigheden onverlet.

    (11)Er moet worden verduidelijkt dat deze verordening geen afbreuk doet aan de regels van het Unierecht inzake het auteursrecht en de daaraan verbonden rechten, die specifieke regels en procedures vaststellen die onverlet moeten blijven.

    (12)Om de doelstelling van een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving te verwezenlijken, moet het begrip “illegale inhoud” voor het doel van deze verordening ruim worden gedefinieerd en ook informatie met betrekking tot illegale inhoud, producten, diensten en activiteiten omvatten. Met name moet dit begrip worden opgevat als een verwijzing naar informatie, ongeacht de vorm ervan, die volgens het toepasselijke recht illegaal is op zich, zoals illegale haatzaaiende uitlatingen of terroristische inhoud en onwettige discriminerende inhoud, of die betrekking heeft op activiteiten die illegaal zijn, zoals het delen van beelden van seksueel misbruik van kinderen, het onrechtmatig, zonder toestemming delen van privébeelden, online stalking, de verkoop van niet-conforme of namaakproducten, het onbevoegde gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal of activiteiten die een inbreuk vormen op de wetgeving inzake consumentenbescherming. In dit verband is het niet van belang of de onwettigheid van de informatie of de activiteit voortvloeit uit het Unierecht of uit het nationale recht dat in overeenstemming is met het Unierecht, en wat de precieze aard of het onderwerp van het recht in kwestie is.

    (13)Gezien de bijzondere kenmerken van de betrokken diensten en de overeenkomstige noodzaak om de verleners van deze diensten aan bepaalde specifieke verplichtingen te onderwerpen, moet binnen de bredere categorie van aanbieders van hostingdiensten zoals gedefinieerd in deze verordening, de subcategorie van onlineplatforms worden onderscheiden. Onlineplatforms, zoals sociale netwerken of onlinemarktplaatsen, moeten worden gedefinieerd als aanbieders van hostingdiensten die niet alleen informatie opslaan die door de afnemers van de dienst op hun verzoek wordt verstrekt, maar die deze informatie ook verspreiden onder het publiek, eveneens op verzoek de afnemers van de dienst. Om te voorkomen dat al te ruime verplichtingen worden opgelegd, mogen aanbieders van hostingdiensten echter niet worden beschouwd als onlineplatforms wanneer de verspreiding onder het publiek slechts een klein en louter bijkomstig kenmerk van een andere dienst is en kan dat kenmerk om objectieve technische redenen niet worden gebruikt zonder die andere hoofddienst, en de opname van dat kenmerk geen middel vormt om de toepasselijkheid van de voor onlineplatforms geldende regels van deze verordening te omzeilen. Het deel van een online krant dat bestemd is voor reacties zou bijvoorbeeld een dergelijk kenmerk kunnen zijn, waarbij het duidelijk is dat het een aanvulling is op de hoofddienst die bestaat uit de publicatie van nieuws onder de redactionele verantwoordelijkheid van de uitgever.

    (14)Het begrip “verspreiding onder het publiek”, zoals gebruikt in deze verordening, moet inhouden dat informatie beschikbaar wordt gesteld aan een potentieel onbeperkt aantal personen, dat wil zeggen dat de informatie gemakkelijk toegankelijk wordt gemaakt voor gebruikers in het algemeen zonder dat de afnemer van de dienst die de informatie verstrekt, daar verder iets voor hoeft te doen, ongeacht of deze personen de informatie in kwestie daadwerkelijk raadplegen. Enkel de mogelijkheid om groepen gebruikers van een bepaalde dienst te creëren, mag op zich niet worden gezien als een teken dat de informatie die op die manier wordt verspreid, niet onder het publiek wordt verspreid. De verspreiding van informatie binnen gesloten groepen die bestaan uit een eindig aantal vooraf bepaalde personen, moet echter uit dit concept worden uitgesloten. Interpersoonlijke communicatiediensten, zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad 39 , zoals e-mails of particuliere berichtendiensten, vallen buiten het toepassingsgebied van deze verordening. Informatie mag alleen worden beschouwd als verspreid onder het publiek in de zin van deze verordening wanneer dit gebeurt op een rechtstreeks verzoek van de afnemer van de dienst die de informatie heeft verstrekt.

    (15)Wanneer sommige diensten van een aanbieder wel onder deze verordening vallen en andere niet, of wanneer de diensten van een aanbieder onder verschillende afdelingen van deze verordening vallen, moeten de relevante bepalingen van deze verordening alleen van toepassing zijn op de diensten die binnen hun toepassingsgebied vallen.

    (16)De rechtszekerheid die wordt geboden door het horizontale kader van voorwaardelijke vrijstellingen van aansprakelijkheid voor aanbieders van tussenhandelsdiensten optreden, zoals vastgesteld in Richtlijn 2000/31/EG, heeft het ontstaan en de opschaling van veel nieuwe diensten op de interne markt mogelijk gemaakt. Dat kader moet derhalve worden behouden. Gezien de verschillen bij de omzetting en toepassing van de betreffende regels op nationaal niveau en om redenen van duidelijkheid en samenhang moet dat kader echter in deze verordening worden opgenomen. Ook moeten bepaalde elementen van dat kader worden verduidelijkt, waarbij rekening wordt gehouden met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

    (17)De betreffende regels van hoofdstuk II moeten alleen bepalen wanneer de aanbieders van tussenhandelsdiensten niet aansprakelijk kan worden gesteld voor illegale inhoud die door de afnemers van de dienst wordt verstrekt. Deze regels mogen niet worden opgevat als een positieve basis om vast te stellen wanneer een aanbieder aansprakelijk kan worden gesteld, wat door de toepasselijke regels van het Unierecht of het nationale recht moet worden bepaald. Voorts moeten de in deze verordening vastgestelde aansprakelijkheidsvrijstellingen geldig zijn voor elke vorm van aansprakelijkheid met betrekking tot elke vorm van illegale inhoud, ongeacht het precieze onderwerp of de aard van die wetgeving.

    (18)De in deze verordening vastgestelde vrijstellingen van aansprakelijkheid mogen niet van toepassing zijn wanneer de aanbieder van tussenhandelsdiensten, in plaats van zich te beperken tot het neutraal verrichten van de diensten door een louter technische en automatische verwerking van de door de afnemer van de dienst verstrekte informatie, een actieve rol speelt die hem kennis van of controle over die informatie geeft. Deze vrijstellingen mogen derhalve niet gelden voor aansprakelijkheid met betrekking tot informatie die niet door de afnemer van de dienst, maar door de aanbieder van tussenhandelsdiensten zelf wordt verstrekt, ook wanneer de informatie onder de redactionele verantwoordelijkheid van die aanbieder tot stand is gekomen.

    (19)Gezien de uiteenlopende aard van de activiteiten van “mere conduit”, “caching” en “hosting” en de verschillende posities en mogelijkheden van de aanbieders in kwestie, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de regels die op deze activiteiten van toepassing zijn, voor zover zij krachtens deze verordening onderworpen zijn aan verschillende eisen en voorwaarden en hun toepassingsgebied verschilt, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie van de Europese Unie.

    (20)Een aanbieder van tussenhandelsdiensten die opzettelijk met een afnemer van de diensten samenwerkt om illegale activiteiten te ontplooien, verricht zijn dienst niet neutraal en mag daarom niet in aanmerking komen voor de in deze verordening vastgestelde vrijstellingen van aansprakelijkheid.

    (21)Een aanbieder moet gebruik kunnen maken van de vrijstellingen van aansprakelijkheid voor “mere conduit”- en “caching”-diensten wanneer hij op geen enkele wijze betrokken is bij de doorgegeven informatie. Dit houdt onder meer in dat de aanbieder de informatie die hij doorgeeft, niet mag wijzigen. Deze eis mag echter geen betrekking hebben op technische handelingen die tijdens de doorgifte plaatsvinden, aangezien dergelijke manipulaties de integriteit van de doorgegeven informatie niet wijzigen.

    (22)Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van aansprakelijkheid voor hostingdiensten moet de aanbieder, wanneer hij daadwerkelijk kennis of besef heeft van illegale inhoud, snel handelen om die inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken. Het verwijderen of ontoegankelijk maken moet gebeuren met inachtneming van het beginsel van de vrijheid van meningsuiting. De aanbieder kan deze daadwerkelijke kennis of het daadwerkelijke besef verkrijgen door met name op eigen initiatief onderzoek te doen of door meldingen die hem overeenkomstig deze verordening door personen of entiteiten worden voorgelegd, voor zover deze meldingen voldoende nauwkeurig en naar behoren gemotiveerd zijn om een zorgvuldige marktdeelnemer in staat te stellen de vermeende illegale inhoud redelijkerwijs te identificeren, te beoordelen en, waar nodig, hiertegen op te treden.

    (23)Om ervoor te zorgen dat de consumenten doeltreffend worden beschermd wanneer zij online handelstransacties via tussenpersonen verrichten, mogen bepaalde aanbieders van hostingdiensten, namelijk onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, niet in aanmerking komen voor de bij deze verordening vastgestelde vrijstelling van aansprakelijkheid voor aanbieders van hostingdiensten, voor zover die onlineplatforms de betreffende informatie met betrekking tot de betrokken transacties op zodanige wijze presenteren dat de consumenten geloven dat de informatie is verstrekt door die onlineplatforms zelf of door afnemers van de dienst die onder hun gezag of controle handelen, en dat die onlineplatforms derhalve kennis hebben van of controle hebben over de informatie, ook al is dat in werkelijkheid misschien niet het geval. In dat verband moet op objectieve wijze, op basis van alle relevante omstandigheden, worden vastgesteld of de presentatie kan leiden tot een dergelijke overtuiging aan de kant van een gemiddelde en redelijk geïnformeerde consument.

    (24)De in deze verordening vastgestelde aansprakelijkheidsvrijstellingen mogen geen afbreuk doen aan de mogelijkheid om verschillende soorten verbodsmaatregelen te treffen tegen aanbieders van tussenhandelsdiensten, ook al voldoen zij aan de voorwaarden die in het kader van die vrijstellingen zijn vastgesteld. Die verbodsmaatregelen zouden in het bijzonder in rechterlijke of administratieve uitspraken kunnen bestaan, waarin de beëindiging of voorkoming van een inbreuk wordt gelast, met inbegrip van de verwijdering of het ontoegankelijk maken van de illegale inhoud die wordt gespecificeerd in dergelijke uitspraken, die worden uitgevaardigd overeenkomstig het Unierecht.

    (25)Om rechtszekerheid te creëren en de activiteiten die gericht zijn op het opsporen en identificeren van en het optreden tegen illegale inhoud, die de aanbieders van tussenhandelsdiensten op vrijwillige basis kunnen ontplooien, niet te ontmoedigen, moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat aanbieders dergelijke activiteiten ondernemen, er niet toe leidt dat de in deze verordening opgenomen aansprakelijkheidsvrijstellingen niet beschikbaar zijn, mits deze activiteiten te goeder trouw en zorgvuldig worden uitgevoerd. Daarnaast moet worden verduidelijkt dat het loutere feit dat deze aanbieders te goeder trouw maatregelen nemen om te voldoen aan de eisen van het Unierecht, met inbegrip van de eisen die in deze verordening zijn vastgesteld met betrekking tot de uitvoering van hun algemene voorwaarden, niet mag leiden tot het niet beschikbaar zijn van deze aansprakelijkheidsvrijstellingen. Daarom mogen dergelijke activiteiten en maatregelen die een bepaalde aanbieder eventueel heeft genomen, niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of de aanbieder zich kan beroepen op een vrijstelling van aansprakelijkheid, met name wat betreft de vraag of de aanbieder zijn dienst neutraal verricht en dus binnen het toepassingsgebied van de desbetreffende bepaling kan vallen, zonder dat deze regel echter impliceert dat de aanbieder zich daar noodzakelijkerwijs op kan beroepen.

    (26)Hoewel de regels in hoofdstuk II van deze verordening gericht zijn op de vrijstelling van aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandelsdiensten, is het belangrijk eraan te herinneren dat, ondanks de over het algemeen belangrijke rol die deze aanbieders spelen, het probleem van illegale online-inhoud en -activiteiten niet mag worden aangepakt door zich uitsluitend te richten op hun aansprakelijkheid en verantwoordelijkheden. Waar mogelijk moeten derden die te maken hebben met illegale inhoud die online wordt doorgegeven of opgeslagen, trachten conflicten met betrekking tot dergelijke inhoud op te lossen zonder de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten daarbij te betrekken. Wanneer de toepasselijke regels van het Unierecht en het nationale recht tot vaststelling van die aansprakelijkheid dit voorschrijven, moeten afnemers van de dienst aansprakelijk worden gesteld voor de illegale inhoud die zij verstrekken en kunnen verspreiden via tussenhandelsdiensten. In voorkomend geval moeten ook andere actoren, zoals groepsmoderatoren in gesloten onlineomgevingen, met name in het geval van grote groepen, bijdragen tot het voorkomen van de verspreiding van illegale online-inhoud, overeenkomstig het toepasselijke recht. Voorts moeten, wanneer het nodig is om aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij, met inbegrip van aanbieders van tussenhandelsdiensten, bij de zaak te betrekken, eventuele verzoeken of bevelen voor een dergelijke betrokkenheid in de regel worden gericht aan de actor die over de technische en operationele capaciteit beschikt om op te treden tegen specifieke illegale inhoud, teneinde mogelijke negatieve effecten voor de beschikbaarheid en toegankelijkheid van informatie die geen illegale inhoud vormt, te voorkomen en tot een minimum te beperken.

    (27)Sinds 2000 zijn er nieuwe technologieën ontstaan die de beschikbaarheid, efficiëntie, snelheid, betrouwbaarheid, capaciteit en veiligheid van systemen voor de doorgifte en opslag van gegevens online verbeteren, wat leidt tot een steeds complexer online-ecosysteem. In dit verband moet eraan worden herinnerd dat aanbieders van diensten die de onderliggende logische architectuur en de goede werking van het internet tot stand brengen en vergemakkelijken, met inbegrip van technische hulpfuncties, ook gebruik kunnen maken van de in deze verordening opgenomen aansprakelijkheidsvrijstellingen, voor zover hun diensten als “mere conduits”, “caching” of hostingdiensten kunnen worden aangemerkt. Dergelijke diensten omvatten, naar gelang van het geval, draadloze lokale netwerken, domeinnaamsysteem (DNS)-diensten, topleveldomeinnaamregisters, certificatie-instanties die digitale certificaten afgeven, of netwerken voor de levering van inhoud, die de functies van andere aanbieders van tussenhandelsdiensten mogelijk maken of verbeteren. Zo hebben ook de diensten die worden gebruikt voor communicatiedoeleinden en de technische middelen voor de levering ervan een sterke ontwikkeling doorgemaakt en hebben geleid tot onlinediensten zoals Voice over IP, berichtendiensten en webgebaseerde e-maildiensten, waarbij de communicatie wordt geleverd via een internettoegangsdienst. Ook deze diensten kunnen profiteren van de vrijstellingen van aansprakelijkheid, voor zover zij als “mere conduit”, “caching” of hostingdienst kunnen worden aangemerkt.

    (28)Aanbieders van tussenhandelsdiensten, mogen niet worden onderworpen aan een toezichtverplichting met betrekking tot verplichtingen van algemene aard. Dit heeft geen betrekking op toezichtverplichtingen in een specifiek geval en doet met name geen afbreuk aan maatregelen van nationale autoriteiten in overeenstemming met de nationale wetgeving, overeenkomstig de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. Niets in deze verordening mag worden uitgelegd als een oplegging van een algemene toezichtverplichting of een verplichting om actief naar feiten te zoeken, of als een algemene verplichting voor aanbieders om proactieve maatregelen te nemen in verband met illegale inhoud.

    (29)Afhankelijk van het rechtsstelsel van elke lidstaat en het betrokken rechtsgebied kunnen de nationale rechterlijke of administratieve instanties de aanbieders van tussenhandelsdiensten gelasten op te treden tegen bepaalde specifieke illegale inhoud of bepaalde specifieke informatie te verstrekken. De nationale wetgevingen op basis waarvan dergelijke bevelen worden uitgevaardigd, verschillen aanzienlijk en de bevelen worden steeds vaker in grensoverschrijdende situaties aangepakt. Om ervoor te zorgen dat deze bevelen op doeltreffende en efficiënte wijze kunnen worden uitgevoerd, zodat de betrokken overheidsinstanties hun taken kunnen uitvoeren en de aanbieders geen onevenredige lasten worden opgelegd, zonder dat de rechten en gerechtvaardigde belangen van derden onrechtmatig worden aangetast, moeten bepaalde voorwaarden worden gesteld waaraan deze bevelen moeten voldoen, evenals bepaalde aanvullende eisen met betrekking tot de opvolging van deze bevelen.

    (30)Bevelen om op te treden tegen illegale inhoud of om informatie te verstrekken moeten worden uitgevaardigd met inachtneming van het Unierecht, met name Verordening (EU) nr. 2016/679 en het in deze verordening vastgestelde verbod op algemene verplichtingen om toezicht te houden op informatie of om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op illegale activiteiten duiden. De in deze verordening vastgestelde voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen om tegen illegale inhoud op te treden, doen geen afbreuk aan andere handelingen van de Unie die voorzien in soortgelijke systemen om op te treden tegen specifieke soorten illegale inhoud, zoals Verordening (EU) .../.... [voorgestelde verordening betreffende de onlineverspreiding van terroristische inhoud], of Verordening (EU) nr. 2017/2394 die specifieke bevoegdheden verleent om de verstrekking van informatie te bevelen aan de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten op het gebied van consumentenzaken, terwijl de voorwaarden en eisen die van toepassing zijn op bevelen tot informatieverstrekking geen afbreuk doen aan andere handelingen van de Unie die in soortgelijke relevante regels voor specifieke sectoren voorzien. Deze voorwaarden en eisen mogen geen afbreuk doen aan de regels inzake bewaring en opslag krachtens het toepasselijke nationale recht, in overeenstemming met het Unierecht en de verzoeken om vertrouwelijkheid van rechtshandhavingsinstanties in verband met de niet-openbaarmaking van informatie.

    (31)De territoriale reikwijdte van dergelijke bevelen om op te treden tegen illegale inhoud moet duidelijk worden vastgesteld op basis van het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht dat de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, en mag niet verder gaan dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. In dat verband moet de nationale rechterlijke of administratieve instantie die het bevel uitvaardigt, in overeenstemming met de rechtsgrond die de uitvaardiging van het bevel mogelijk maakt, een evenwicht vinden tussen het doel dat met het bevel wordt nagestreefd en de rechten en gerechtvaardigde belangen van alle derden die door het bevel kunnen worden getroffen, met name hun grondrechten uit hoofde van het Handvest. Wanneer het bevel dat naar de specifieke informatie verwijst, gevolgen kan hebben buiten het grondgebied van de lidstaat van de betrokken instantie, moet de instantie bovendien beoordelen of de betreffende informatie in andere betrokken lidstaten mogelijk illegale inhoud vormt en moet zij in voorkomend geval rekening houden met de desbetreffende regels van het Unierecht of het internationale recht en met de belangen van internationale courtoisie.

    (32)De bij deze verordening geregelde bevelen tot het verstrekken van informatie hebben betrekking op de overlegging van specifieke informatie over individuele afnemers van de betrokken tussenhandelsdienst die in die bevelen zijn aangeduid, om vast te stellen of de afnemers van de diensten de toepasselijke Unieregels of nationale regels naleven. Daarom doen de regels van deze verordening betreffende de verstrekking van informatie geen afbreuk aan bevelen tot het verstrekken van informatie over een groep afnemers van de dienst die niet specifiek zijn aangeduid, met inbegrip van bevelen tot het verstrekken van geaggregeerde informatie die nodig is voor statistische doeleinden of voor empirisch onderbouwde beleidsvorming.

    (33)Bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en om informatie te verstrekken zijn alleen onderworpen aan de regels die de bevoegdheid van de lidstaat waar de betrokken aanbieder is gevestigd, waarborgen en die in bepaalde gevallen voorzien in mogelijke afwijkingen van die bevoegdheid, zoals bepaald in artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG, indien aan de voorwaarden van dat artikel is voldaan. Aangezien de betrokken bevelen betrekking hebben op specifieke illegale inhoud, respectievelijk informatie, wanneer zij bestemd zijn voor in een andere lidstaat gevestigde aanbieders van tussenhandelsdiensten, beperken zij in beginsel niet de vrijheid van deze aanbieders om hun diensten over de grenzen heen te verrichten. De regels van artikel 3 van Richtlijn 2000/31/EG, met inbegrip van de regels inzake de noodzaak om maatregelen te rechtvaardigen die afwijken van de bevoegdheid van de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd op bepaalde specifieke gronden en inzake de kennisgeving van dergelijke maatregelen, zijn derhalve niet van toepassing op deze bevelen.

    (34)Om de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken, en met name om de werking van de interne markt te verbeteren en te zorgen voor een veilige en transparante onlineomgeving, moet een duidelijke en evenwichtige reeks geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van tussenhandelsdiensten worden vastgesteld. Deze verplichtingen moeten met name gericht zijn op het waarborgen van verschillende algemene beleidsdoelstellingen, zoals de veiligheid en het vertrouwen van de afnemers van de dienst, met inbegrip van minderjarigen en kwetsbare gebruikers, het beschermen van de relevante grondrechten die in het Handvest zijn vastgelegd, het waarborgen van een zinvolle verantwoordingsplicht van die aanbieders en het mondig maken van afnemers en andere betrokken partijen, terwijl het noodzakelijke toezicht door de bevoegde autoriteiten wordt vergemakkelijkt.

    (35)In dat verband is het belangrijk dat de zorgvuldigheidsverplichtingen worden aangepast aan het type en de aard van de betrokken tussenhandelsdienst. Daarom worden in deze verordening basisverplichtingen vastgesteld die van toepassing zijn op alle aanbieders van tussenhandelsdiensten, alsmede aanvullende verplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten en, meer in het bijzonder, onlineplatforms en zeer grote onlineplatforms. Voor zover de aanbieders van tussenhandelsdiensten gezien de aard en de omvang van hun diensten tot deze verschillende categorieën kunnen behoren, moeten zij aan alle overeenkomstige verplichtingen van deze verordening voldoen. Deze geharmoniseerde zorgvuldigheidsverplichtingen, die redelijk en niet-arbitrair moeten zijn, zijn nodig om de vastgestelde algemene beleidsbelangen te verwezenlijken, zoals de bescherming van de gerechtvaardigde belangen van de afnemers van de dienst, de aanpak van illegale praktijken en de bescherming van de grondrechten online.

    (36)Om soepele en efficiënte communicatie over zaken die onder deze verordening vallen te vergemakkelijken, moeten aanbieders van tussenhandelsdiensten worden verplicht een enig contactpunt op te richten en relevante informatie over hun contactpunt te publiceren, met inbegrip van de talen die in dergelijke communicatie moeten worden gebruikt. Het contactpunt kan ook worden gebruikt door betrouwbare flaggers en door beroepsorganisaties die een specifieke relatie hebben met de aanbieder van tussenhandelsdiensten. In tegenstelling tot de wettelijke vertegenwoordiger moet het contactpunt operationele doeleinden dienen en hoeft het niet noodzakelijkerwijs een fysieke locatie te hebben.

    (37)Aanbieders van tussenhandelsdiensten die in een derde land zijn gevestigd en die diensten in de Unie aanbieden, moeten een wettelijke vertegenwoordiger met voldoende bevoegdheden in de Unie aanwijzen en informatie over hun wettelijke vertegenwoordigers verstrekken, zodat effectief toezicht op en, indien nodig, handhaving van deze verordening met betrekking tot deze aanbieders mogelijk is. De wettelijke vertegenwoordiger zou ook als contactpunt moeten kunnen fungeren, mits aan de relevante eisen van deze verordening is voldaan.

    (38)Hoewel de contractvrijheid van de aanbieders van tussenhandelsdiensten in beginsel moet worden geëerbiedigd, zouden bepaalde regels moeten worden vastgesteld met betrekking tot de inhoud, de toepassing en de handhaving van de algemene voorwaarden van deze aanbieders in het belang van de transparantie, de bescherming van de afnemers van de dienst en het voorkomen van oneerlijke of willekeurige resultaten.

    (39)Om een passend niveau van transparantie en verantwoording te waarborgen, moeten aanbieders van tussenhandelsdiensten, overeenkomstig de geharmoniseerde voorschriften van deze verordening, jaarlijks verslag uitbrengen over de inhoudsmoderatie die zij toepassen, met inbegrip van de maatregelen die zijn genomen als gevolg van de toepassing en handhaving van hun algemene voorwaarden. Om onevenredige lasten te voorkomen, mogen deze transparantieverplichtingen echter niet gelden voor aanbieders die micro- of kleine ondernemingen zijn, zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie. 40

    (40)Aanbieders van hostingdiensten spelen een bijzonder belangrijke rol bij de bestrijding van illegale online-inhoud, aangezien zij informatie die door en op verzoek van de afnemers van de dienst wordt verstrekt, opslaan en doorgaans andere afnemers, soms op grote schaal, toegang tot die informatie verlenen. Het is belangrijk dat alle aanbieders van hostingdiensten, ongeacht hun omvang, gebruikersvriendelijke meldings- en actieprocedures invoeren die de melding van specifieke informatie die door de meldende partij als illegale inhoud wordt beschouwd, aan de betrokken aanbieder van hostingdiensten vergemakkelijken (“melding”), op grond waarvan die aanbieder kan beslissen of hij al dan niet instemt met de beoordeling en bereid is de inhoud te verwijderen of ontoegankelijk te maken (“actie”). Mits aan de vereisten inzake meldingen is voldaan, moet het voor personen of entiteiten mogelijk zijn om meerdere vermeende illegale inhoud via een enkele kennisgeving te melden. De verplichting om meldings- en actieprocedures in te voeren moet bijvoorbeeld gelden voor diensten van opslag en delen van bestanden, webhostingdiensten, reclameservers en pastebins, voor zover zij kunnen worden aangemerkt als aanbieders van de onder deze verordening vallende hostingdiensten.

    (41)De regels inzake dergelijke meldings- en actieprocedures moeten op het niveau van de Unie worden geharmoniseerd om te zorgen voor een tijdige, zorgvuldige en objectieve verwerking van meldingen op basis van regels die uniform, transparant en duidelijk zijn en die voorzien in degelijke waarborgen ter bescherming van het recht en de gerechtvaardigde belangen van alle betrokken partijen, met name hun door het Handvest gewaarborgde grondrechten, ongeacht de lidstaat waar deze partijen zijn gevestigd of verblijven en ongeacht het betrokken rechtsgebied. De grondrechten omvatten in voorkomend geval het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op non-discriminatie en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte voor de afnemers van de dienst; de vrijheid van ondernemerschap, met inbegrip van de contractvrijheid, van dienstverleners; alsmede het recht op menselijke waardigheid, de rechten van het kind, het recht op bescherming van eigendom, met inbegrip van intellectuele eigendom, en het recht op non-discriminatie van partijen die door illegale inhoud worden getroffen.

    (42)Wanneer een aanbieder van een hostingdienst besluit de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie te verwijderen of ontoegankelijk te maken, bijvoorbeeld na ontvangst van een melding of op eigen initiatief, ook met behulp van geautomatiseerde middelen, moet hij de afnemer in kennis stellen van zijn beslissing, de redenen voor zijn beslissing en de beschikbare verhaalmogelijkheden om de beslissing aan te vechten, gelet op de negatieve gevolgen die dergelijke beslissingen voor de afnemer kunnen hebben, ook wat de uitoefening van zijn grondrecht van vrije meningsuiting betreft. Deze verplichting moet van toepassing zijn ongeacht de redenen voor de beslissing, met name of de actie is ondernomen omdat de gemelde informatie wordt beschouwd als illegale inhoud of als onverenigbaar met de toepasselijke algemene voorwaarden. De beschikbare middelen om de beslissing van de aanbieder van hostingdiensten aan te vechten, moeten altijd gerechtelijke verhaalsmogelijkheden omvatten.

    (43)Om onevenredige lasten te voorkomen, mogen de aanvullende verplichtingen die uit hoofde van deze verordening aan onlineplatforms worden opgelegd, niet van toepassing zijn op micro- of kleine ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 41 , tenzij het bereik en het effect ervan dusdanig zijn dat zij voldoen aan de criteria om als zeer grote onlineplatforms in de zin van deze verordening te worden aangemerkt. De in die aanbeveling neergelegde consolidatieregels dragen ertoe bij dat wordt voorkomen dat die aanvullende verplichtingen worden omzeild. De vrijstelling van micro- en kleine ondernemingen van deze aanvullende verplichtingen mag niet worden opgevat als een beperking van hun vermogen om op vrijwillige basis een systeem op te zetten dat aan een of meer van deze verplichtingen voldoet.

    (44)Afnemers van de dienst moeten bepaalde beslissingen van onlineplatforms die negatieve gevolgen voor hen hebben, gemakkelijk en doeltreffend kunnen aanvechten. Daarom moet van de onlineplatforms worden verlangd dat zij voorzien in interne klachtenafhandelingssystemen, die aan bepaalde voorwaarden voldoen om ervoor te zorgen dat de systemen gemakkelijk toegankelijk zijn en tot snelle en eerlijke resultaten leiden. Daarnaast moet worden voorzien in de mogelijkheid van buitengerechtelijke geschillenbeslechting, met inbegrip van die geschillen die niet op bevredigende wijze konden worden opgelost via de interne klachtenafhandelingssystemen, door gecertificeerde instanties die over de nodige onafhankelijkheid, middelen en deskundigheid beschikken om hun activiteiten op een eerlijke, snelle en kosteneffectieve manier uit te voeren. De aldus gecreëerde mogelijkheden om beslissingen van onlineplatforms aan te vechten, moeten de verhaalsmogelijkheden overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat aanvullen, maar in alle opzichten onverlet laten.

    (45)Wat contractuele geschillen tussen consumenten en ondernemingen over de aankoop van goederen of diensten betreft, zorgt Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad 42 ervoor dat consumenten en ondernemingen in de Unie toegang hebben tot kwaliteitsgecertificeerde entiteiten voor alternatieve geschillenbeslechting. In dit verband moet worden verduidelijkt dat de regels van deze verordening inzake buitengerechtelijke geschillenbeslechting geen afbreuk doen aan die richtlijn, met inbegrip van het recht van consumenten uit hoofde van die richtlijn om zich op elk moment uit de procedure terug te trekken als zij niet tevreden zijn over de uitvoering of de werking van de procedure.

    (46)Tegen illegale inhoud kan sneller en betrouwbaarder worden opgetreden wanneer onlineplatforms de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat meldingen die via de bij deze verordening vereiste meldings- en actiemechanismen door betrouwbare flaggers worden ingediend, met voorrang worden behandeld, onverminderd de verplichting om alle meldingen die in het kader van deze mechanismen worden ingediend, tijdig, zorgvuldig en objectief te verwerken en daarover een besluit te nemen. Een dergelijke status van betrouwbare flagger mag alleen worden toegekend aan entiteiten, en niet aan individuele personen, die onder meer hebben aangetoond dat zij over bijzondere deskundigheid en bekwaamheid beschikken om illegale inhoud aan te pakken, dat zij collectieve belangen vertegenwoordigen en dat zij zorgvuldig en objectief te werk gaan. Deze entiteiten kunnen openbaar van aard zijn zoals, voor terroristische inhoud, eenheden voor melding van internetuitingen van nationale rechtshandhavingsinstanties of van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (“Europol”), of zij kunnen niet-gouvernementele organisaties en semi-overheidsinstanties zijn, zoals de organisaties die deel uitmaken van het INHOPE-netwerk van meldpunten voor het melden van materiaal over seksueel misbruik van kinderen en organisaties die zich bezighouden met het melden van illegale racistische en xenofobe uitingen online. Voor intellectuele-eigendomsrechten kunnen organisaties van het bedrijfsleven en van houders van rechten de status van betrouwbare flagger krijgen wanneer zij hebben aangetoond dat zij aan de toepasselijke voorwaarden voldoen. De regels van deze verordening inzake betrouwbare flaggers mogen niet worden opgevat als een beletsel voor onlineplatforms om meldingen die worden ingediend door entiteiten of personen waaraan op grond van deze verordening niet de status van betrouwbare flagger is toegekend, op soortgelijke wijze te behandelen en om op andere wijze samen te werken met andere entiteiten, overeenkomstig het toepasselijke recht, met inbegrip van deze verordening en Verordening (EU) nr. 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad 43 .

    (47)Het misbruik van diensten van onlineplatforms door het vaak aanbieden van kennelijk illegale inhoud of door het vaak indienen van kennelijk ongegronde meldingen of klachten in het kader van de respectieve mechanismen en systemen die krachtens deze verordening zijn ingesteld, ondermijnt het vertrouwen en schaadt de rechten en gerechtvaardigde belangen van de betrokken partijen. Daarom moeten er passende en evenredige waarborgen worden ingevoerd tegen dergelijk misbruik. Informatie moet als kennelijk illegale inhoud worden beschouwd en meldingen of klachten moeten als kennelijk ongegrond worden beschouwd wanneer het voor een leek zonder enig inhoudelijk onderzoek duidelijk is dat de inhoud illegaal is, respectievelijk dat de meldingen of klachten ongegrond zijn. Onder bepaalde voorwaarden moeten onlineplatforms hun relevante activiteiten ten aanzien van de persoon die zich schuldig maakt aan misbruik, tijdelijk opschorten. Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van de onlineplatforms om hun algemene voorwaarden te bepalen en strengere maatregelen vast te stellen in geval van kennelijk illegale inhoud die verband houdt met ernstige misdrijven. Om redenen van transparantie moet deze mogelijkheid duidelijk en voldoende gedetailleerd worden uiteengezet in de algemene voorwaarden van de onlineplatforms. De beslissingen die in dit verband door de onlineplatforms worden genomen, moeten altijd vatbaar zijn voor verhaal en moeten onder toezicht staan van de bevoegde coördinator voor digitale diensten. De regels van deze verordening inzake misbruik mogen niet verhinderen dat de onlineplatforms andere maatregelen nemen om de verstrekking van illegale inhoud door afnemers van hun diensten of ander misbruik van hun diensten aan te pakken, overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en het nationale recht. Deze regels doen geen afbreuk aan de mogelijkheid om personen die zich schuldig maken aan misbruik aansprakelijk te stellen, ook voor schade, voor zover het Unierecht of het nationale recht daarin voorziet.

    (48)Een onlineplatform kan in sommige gevallen, bijvoorbeeld door een melding van een partij of door eigen vrijwillige maatregelen, kennis krijgen van informatie over bepaalde activiteiten van een afnemer van de dienst, zoals het verstrekken van bepaalde soorten illegale inhoud, die, gelet op alle relevante omstandigheden waarvan het onlineplatform op de hoogte is, redelijkerwijs het vermoeden rechtvaardigen dat de afnemer een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd, mogelijkerwijs pleegt of waarschijnlijk zal plegen, dat een bedreiging vormt voor het leven of de veiligheid van personen, zoals de in Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad genoemde misdrijven. 44 In dergelijke gevallen moet het onlineplatform de bevoegde rechtshandhavingsinstanties onverwijld in kennis stellen van een dergelijk vermoeden, waarbij het alle relevante informatie moet verstrekken waarover het beschikt, met inbegrip van, indien relevant, de betreffende inhoud en een verklaring van het vermoeden. Deze verordening biedt geen rechtsgrondslag voor de profilering van afnemers van de diensten met het oog op de mogelijke identificatie door onlineplatforms van gepleegde strafbare feiten. Onlineplatforms moeten eveneens andere toepasselijke regels van het Unierecht of van de lidstaten inzake de bescherming van de rechten en vrijheden van personen in acht nemen wanneer zij de rechtshandhavingsinstanties informeren.

    (49)Om bij te dragen tot een veilige, betrouwbare en transparante onlineomgeving voor de consument en voor andere belanghebbende partijen zoals concurrerende handelaren en houders van intellectuele-eigendomsrechten, en om handelaren ervan te weerhouden producten of diensten te verkopen die in strijd zijn met de toepasselijke regels, moeten onlineplatforms die consumenten in staat stellen overeenkomsten op afstand met handelaren te sluiten, ervoor zorgen dat deze handelaren traceerbaar zijn. De handelaar moet derhalve worden verplicht bepaalde essentiële informatie aan het onlineplatform te verstrekken, onder meer met het oog op het promoten van boodschappen over of het aanbieden van producten. Dit vereiste moet ook van toepassing zijn op handelaren die namens merken boodschappen over producten of diensten promoten op basis van onderliggende overeenkomsten. Die onlineplatforms moeten alle informatie op een veilige manier opslaan gedurende een redelijke periode die niet langer is dan nodig is, zodat de informatie overeenkomstig het toepasselijke recht, ook inzake de bescherming van persoonsgegevens, toegankelijk is voor overheidsinstanties en particuliere partijen met een gerechtvaardigd belang, onder meer door middel van de in deze verordening bedoelde bevelen tot het verstrekken van informatie.

    (50)Om te zorgen voor een efficiënte en passende toepassing van die verplichting, zonder onevenredige lasten op te leggen, moeten de betrokken onlineplatforms redelijke inspanningen leveren om de betrouwbaarheid van de door de betrokken handelaren verstrekte informatie te controleren, met name door gebruik te maken van vrij beschikbare officiële onlinedatabanken en online-interfaces, zoals nationale handelsregisters en het btw-informatie-uitwisselingssysteem 45 , of door de betrokken handelaren te verzoeken om betrouwbare bewijsstukken te verstrekken, zoals kopieën van identiteitsdocumenten, gewaarmerkte bankafschriften, bedrijfscertificaten en certificaten van handelsregisters. Zij kunnen ook gebruik maken van andere bronnen die op afstand kunnen worden gebruikt en die een vergelijkbare mate van betrouwbaarheid bieden om aan deze verplichting te voldoen. Van de betrokken onlineplatforms mag echter niet worden verlangd dat zij buitensporige of dure onlineonderzoeken of controles ter plaatse uitvoeren. Evenmin mogen dergelijke onlineplatforms, die de door deze verordening vereiste redelijke inspanningen hebben geleverd, worden geacht de betrouwbaarheid van de informatie ten aanzien van de consument of andere belanghebbende partijen te garanderen. Dergelijke onlineplatforms moeten ook hun online-interface zodanig ontwerpen en organiseren dat handelaren kunnen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het Unierecht, met name aan de vereisten van de artikelen 6 en 8 van Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad 46 , artikel 7 van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad 47 en artikel 3 van Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad 48 .

    (51)Gezien de bijzondere verantwoordelijkheden en verplichtingen van de onlineplatforms moeten zij worden onderworpen aan rapportageverplichtingen in het kader van transparantie, die van toepassing zijn naast de rapportageverplichtingen in het kader van transparantie die uit hoofde van deze verordening voor alle aanbieders van tussenhandelsdiensten gelden. Om te bepalen of onlineplatforms zeer grote onlineplatforms zijn die onderworpen zijn aan bepaalde aanvullende verplichtingen uit hoofde van deze verordening, moeten de rapportageverplichtingen in het kader van transparantie voor onlineplatforms bepaalde verplichtingen omvatten met betrekking tot de bekendmaking en mededeling van informatie over de gemiddelde maandelijkse actieve afnemers van de dienst in de Unie.

    (52)Onlinereclame speelt een belangrijke rol in de onlineomgeving, ook met betrekking tot de levering van de diensten van onlineplatforms. Onlinereclame kan echter aanzienlijke risico’s met zich meebrengen, gaande van reclame die op zichzelf illegale inhoud is, tot het bijdragen aan financiële stimulansen voor de publicatie of versterking van illegale of anderszins schadelijke inhoud en activiteiten online, of de discriminerende weergave van reclame met gevolgen voor de gelijke behandeling en gelijke kansen van burgers. Naast de eisen die voortvloeien uit artikel 6 van Richtlijn 2000/31/EG, moeten de onlineplatforms daarom worden verplicht ervoor te zorgen dat de afnemers van de dienst over bepaalde geïndividualiseerde informatie beschikken die zij nodig hebben om te begrijpen wanneer en in wiens naam de reclame wordt getoond. Bovendien moeten de afnemers van de dienst beschikken over informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen dat specifieke reclame aan hen moet worden getoond, waarbij een zinvolle uitleg wordt gegeven van de daartoe gebruikte logica, ook wanneer deze gebaseerd is op profilering. De vereisten van deze verordening inzake het verstrekken van informatie met betrekking tot reclame laten de toepassing van de relevante bepalingen van Verordening (EU) nr. 2016/679 onverlet, met name die betreffende het recht van bezwaar, geautomatiseerde individuele besluitvorming, met inbegrip van profilering, en in het bijzonder de noodzaak om de toestemming van de betrokkene te verkrijgen voordat de persoonsgegevens voor gerichte reclame worden verwerkt. Evenzo doet zij geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG, met name die betreffende de opslag van informatie in eindapparatuur en de toegang tot de daarin opgeslagen informatie.  

    (53)Gezien het belang van zeer grote onlineplatforms vanwege hun bereik, dat met name wordt uitgedrukt in het aantal afnemers van de dienst, voor het bevorderen van het publieke debat, economische transacties en de verspreiding van informatie, meningen en ideeën, en voor het beïnvloeden van de wijze waarop afnemers informatie online verkrijgen en doorgeven, is het noodzakelijk deze platforms specifieke verplichtingen op te leggen, naast de verplichtingen die van toepassing zijn op alle onlineplatforms. Deze aanvullende verplichtingen voor zeer grote onlineplatforms zijn nodig om algemene beleidsbelangen aan te pakken, aangezien er geen alternatieve en minder beperkende maatregelen zijn waarmee hetzelfde resultaat daadwerkelijk zou kunnen worden bereikt.

    (54)Zeer grote onlineplatforms kunnen risico’s voor de samenleving met zich meebrengen, die qua reikwijdte en impact verschillen van die van kleinere platforms. Zodra het aantal afnemers van een platform een aanzienlijk deel van de bevolking van de Unie bereikt, hebben de systeemrisico’s van het platform een onevenredig negatieve impact in de Unie. Er is sprake van een dergelijk aanzienlijk bereik wanneer het aantal afnemers een operationele drempel van 45 miljoen overschrijdt, d.w.z. een aantal dat overeenkomt met 10 % van de bevolking van de Unie. De operationele drempel moet worden geactualiseerd door middel van wijzigingen, die zo nodig bij gedelegeerde handelingen worden vastgesteld. Dergelijke zeer grote onlineplatforms moeten derhalve voldoen aan de hoogste normen voor zorgvuldigheidsverplichtingen, die evenredig zijn aan hun impact op de samenleving en hun middelen.

    (55)Gezien de netwerkeffecten die kenmerkend zijn voor de platformeconomie, kan de gebruikersbasis van een onlineplatform zich snel uitbreiden en de dimensie van een zeer groot onlineplatform bereiken, met alle gevolgen van dien voor de interne markt. Dit kan het geval zijn bij een exponentiële groei in korte tijd, of bij een grote wereldwijde aanwezigheid en omzet, waardoor het onlineplatform netwerkeffecten en schaal- en toepassingsvoordelen ten volle kan benutten. Een hoge jaarlijkse omzet of marktkapitalisatie kan met name een aanwijzing zijn van snelle schaalbaarheid in termen van gebruikersbereik. In die gevallen moet de coördinator voor digitale diensten het platform kunnen verzoeken om een frequentere rapportage met betrekking tot zijn gebruikersbasis, om tijdig te kunnen vaststellen op welk moment dat platform moet worden aangeduid als een zeer groot onlineplatform in de zin van deze verordening.

    (56)Zeer grote onlineplatforms worden gebruikt op een manier die een sterke invloed heeft op de onlineveiligheid, de vorming van de publieke opinie en het publieke debat, alsook op de onlinehandel. De manier waarop zij hun diensten ontwerpen, is over het algemeen geoptimaliseerd ten behoeve van hun vaak op reclame gebaseerde bedrijfsmodellen en kan maatschappelijke bezorgdheid wekken. Bij gebrek aan doeltreffende regelgeving en handhaving kunnen zij de spelregels bepalen, zonder de risico’s en de maatschappelijke en economische schade die zij kunnen veroorzaken effectief in kaart te brengen en te beperken. Uit hoofde van deze verordening moeten zeer grote onlineplatforms daarom de systeemrisico’s beoordelen die voortvloeien uit de werking en het gebruik van hun dienst, alsook uit mogelijk misbruik door de afnemers van de dienst, en moeten zij passende maatregelen nemen om deze risico’s te beperken.

    (57)Drie categorieën systeemrisico’s moeten grondig worden beoordeeld. Een eerste categorie betreft de risico’s in verband met het misbruik van hun dienst door de verspreiding van illegale inhoud, zoals de verspreiding van materiaal over seksueel misbruik van kinderen of illegale haatzaaiende uitlatingen, en het uitvoeren van illegale activiteiten, zoals de verkoop van producten of diensten die door de wetgeving van de Unie of van de lidstaten verboden zijn, waaronder namaakproducten. Onverminderd de persoonlijke verantwoordelijkheid van de afnemer van de dienst van zeer grote onlineplatforms voor de mogelijke onrechtmatigheid van zijn activiteiten op grond van het toepasselijke recht, kan een dergelijke verspreiding of activiteit bijvoorbeeld een aanzienlijk systematisch risico vormen wanneer de toegang tot dergelijke inhoud kan worden uitgebreid via accounts met een bijzonder groot bereik. Een tweede categorie betreft de impact van de dienst op de uitoefening van de grondrechten, zoals die zijn beschermd door het Handvest van de grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op een privéleven, het recht op non-discriminatie en de rechten van het kind. Dergelijke risico’s kunnen zich bijvoorbeeld voordoen met betrekking tot het ontwerp van de algoritmische systemen die door het zeer grote onlineplatform worden gebruikt of het misbruik van hun dienst door het indienen van onjuiste meldingen of andere methoden om de meningsuiting het zwijgen op te leggen of de concurrentie te belemmeren. Een derde categorie risico’s betreft de opzettelijke en vaak gecoördineerde manipulatie van de dienst van het platform, met een voorspelbaar effect op de gezondheid, het maatschappelijk debat, de verkiezingsprocessen, de openbare veiligheid en de bescherming van minderjarigen, rekening houdend met de noodzaak om de openbare orde te waarborgen, de privacy te beschermen en frauduleuze en bedrieglijke handelspraktijken te bestrijden. Dergelijke risico’s kunnen bijvoorbeeld ontstaan door het aanmaken van nepaccounts, het gebruik van bots en andere geautomatiseerde of gedeeltelijk geautomatiseerde hulpmiddelen, die kunnen leiden tot een snelle en wijdverbreide verspreiding van informatie die illegale inhoud bevat of onverenigbaar is met de algemene voorwaarden van een onlineplatform.

    (58)Zeer grote onlineplatforms moeten de nodige middelen inzetten om de bij de risicobeoordeling vastgestelde systeemrisico’s zorgvuldig te beperken. Deze onlineplatforms moeten in het kader van dergelijke beperkende maatregelen bijvoorbeeld overwegen het ontwerp en de werking van hun inhoudsmoderatie, algoritmische aanbevelingssystemen en online-interfaces te verbeteren of anderszins aan te passen, zodat zij de verspreiding van illegale inhoud ontmoedigen en beperken, door hun besluitvormingsprocessen of hun algemene voorwaarden aan te passen. Zij kunnen ook corrigerende maatregelen omvatten, zoals het stopzetten van reclame-inkomsten voor bepaalde inhoud, of andere acties, zoals het verbeteren van de zichtbaarheid van gezaghebbende informatiebronnen. Zeer grote onlineplatforms kunnen hun interne processen of het toezicht op een van hun activiteiten versterken, met name wat de detectie van systeemrisico’s betreft. Ook kunnen zij een samenwerking aangaan of versterken met betrouwbare flaggers, opleidingen en uitwisselingen organiseren met organisaties van betrouwbare flaggers, en samenwerken met andere dienstverleners, onder meer door bestaande gedragscodes of andere zelfregulerende maatregelen in gang te zetten of te onderschrijven. Alle vastgestelde maatregelen moeten voldoen aan de zorgvuldigheidseisen van deze verordening en doeltreffend en passend zijn om de vastgestelde specifieke risico’s te beperken, in het belang van de bescherming van de openbare orde, de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bestrijding van frauduleuze en misleidende handelspraktijken, en moeten evenredig zijn met het oog op de economische capaciteit van het zeer grote onlineplatform en de noodzaak om onnodige beperkingen op het gebruik van hun dienst te vermijden, waarbij terdege rekening moet worden gehouden met mogelijke negatieve gevolgen voor de grondrechten van de afnemers van de dienst.

    (59)Zeer grote onlineplatforms moeten, waar nodig, hun risicobeoordelingen uitvoeren en hun risicobeperkende maatregelen opstellen, waarbij vertegenwoordigers van de afnemers van de dienst, vertegenwoordigers van groepen die de gevolgen van hun diensten kunnen ondervinden, onafhankelijke deskundigen en organisaties uit het maatschappelijk middenveld moeten worden betrokken.

    (60)Gezien de noodzaak om te zorgen voor een controle door onafhankelijke deskundigen, moeten zeer grote onlineplatforms door middel van onafhankelijke controles verantwoording afleggen over de naleving van de in deze verordening vastgelegde verplichtingen en, in voorkomend geval, over eventuele aanvullende toezeggingen die het heeft gedaan in het kader van gedragscodes en crisisprotocollen. Zij moeten de controleur toegang geven tot alle relevante gegevens die nodig zijn om de controle naar behoren uit te voeren. De controleurs moeten ook gebruik kunnen maken van andere objectieve informatiebronnen, zoals studies van erkende onderzoekers. De controleurs moeten de vertrouwelijkheid, veiligheid en integriteit van de informatie, zoals bedrijfsgeheimen, die zij bij de uitvoering van hun taken verkrijgen, waarborgen en over de nodige deskundigheid op het gebied van risicobeheer en technische bekwaamheid voor het controleren van algoritmen beschikken. De controleurs moeten onafhankelijk zijn, zodat zij hun taken op passende en betrouwbare wijze kunnen uitvoeren. Wanneer hun onafhankelijkheid niet onomstotelijk vaststaat, moeten zij aftreden of de controleopdracht weigeren.

    (61)Het controleverslag moet worden onderbouwd, zodat het een zinvolle rapportage geeft van de ondernomen activiteiten en de bereikte conclusies. Het moet helpen om informatie te verstrekken en, waar nodig, verbeteringen voor te stellen voor de maatregelen die het zeer grote onlineplatform heeft genomen om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen. Het verslag moet onverwijld aan de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging en de raad worden toegezonden, samen met de risicobeoordeling en de risicobeperkende maatregelen, en met de plannen van het platform om de aanbevelingen van de controle op te volgen. Het verslag moet een controleoordeel bevatten dat gebaseerd is op de conclusies die uit het verkregen controlebewijs worden getrokken. Er moet een positief advies worden uitgebracht wanneer uit alle gegevens blijkt dat het zeer grote onlineplatform voldoet aan de verplichtingen van deze verordening of, in voorkomend geval, aan de toezeggingen die het heeft gedaan in het kader van een gedragscode of een crisisprotocol, door met name de systeemrisico’s van zijn systeem en diensten op te sporen, te evalueren en te beperken. Een dergelijk positief advies moet vergezeld gaan van commentaar, wanneer de controleur opmerkingen wenst op te nemen die geen wezenlijke invloed hebben op het resultaat van de controle. Er moet een negatief advies worden gegeven wanneer de controleur van mening is dat het zeer grote onlineplatform niet voldoet aan deze verordening of aan de gedane toezeggingen.

    (62)Een kernonderdeel van de activiteiten van een zeer groot onlineplatform is de wijze waarop informatie wordt geprioriteerd en gepresenteerd op de online-interface van het platform om de toegang tot informatie voor de afnemers van de dienst gemakkelijker te maken en te optimaliseren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het algoritmisch suggereren, rangschikken en prioriteren van informatie, het onderscheiden door middel van tekst of andere visuele weergaven, of het op een andere manier samenstellen van informatie die door de afnemers wordt verstrekt. Dergelijke aanbevelingssystemen kunnen een aanzienlijke invloed hebben op het vermogen van de afnemers om informatie online op te vragen en ermee te interageren. Ook spelen zij een belangrijke rol bij de versterking van bepaalde boodschappen, de virale verspreiding van informatie en het stimuleren van onlinegedrag. Daarom moeten zeer grote onlineplatforms ervoor zorgen dat de afnemers op passende wijze worden geïnformeerd en de aan hen gepresenteerde informatie kunnen beïnvloeden. Zij moeten de belangrijkste parameters voor dergelijke aanbevelingssystemen op een begrijpelijke wijze presenteren om ervoor te zorgen dat de afnemers begrijpen hoe prioriteit aan de voor hen bestemde informatie is gegeven. Ook moeten zij ervoor zorgen dat de afnemers alternatieve opties hebben wat betreft de belangrijkste parameters, waaronder opties die niet op de profilering van de afnemer zijn gebaseerd.

    (63)Reclamesystemen die door zeer grote onlineplatforms worden gebruikt, brengen bijzondere risico’s met zich mee en vereisen verder openbaar en regelgevend toezicht vanwege hun omvang en hun vermogen om de afnemers van de dienst aan te spreken en te bereiken op basis van hun gedrag binnen en buiten de online-interface van dat platform. Zeer grote onlineplatforms moeten zorgen voor publieke toegang tot de databanken van de op hun online-interfaces getoonde reclame, ter bevordering van het toezicht op en het onderzoek naar nieuwe risico’s als gevolg van de verspreiding van onlinereclame, bijvoorbeeld in verband met illegale reclame of manipulatieve technieken en desinformatie met een reële en voorspelbare negatieve impact op de volksgezondheid, de openbare veiligheid, het maatschappelijk debat, de politieke participatie en de gelijkheid. Deze databanken moeten de inhoud van de reclame en de bijbehorende gegevens over de adverteerder en de levering van de reclame bevatten, met name wanneer het gaat om gerichte reclame.

    (64)Om op passende wijze toezicht te houden op de naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen door zeer grote onlineplatforms, kan de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging of de Commissie toegang tot of rapportage over specifieke gegevens vereisen. Een dergelijke eis kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de gegevens die nodig zijn om de risico’s en mogelijke schade als gevolg van de systemen van het platform te beoordelen, op gegevens over de nauwkeurigheid, de werking en het testen van algoritmische systemen voor inhoudsmoderatie, aanbevelingssystemen of reclamesystemen, of op gegevens over processen en resultaten van inhoudsmoderatie of van interne klachtenafhandelingssystemen in de zin van deze verordening. Door onderzoekers uitgevoerde studies naar de evolutie en de ernst van onlinesysteemrisico’s zijn met name belangrijk voor het overbruggen van informatieasymmetrieën en het opzetten van een veerkrachtig systeem voor risicobeperking, door de onlineplatforms, de coördinatoren voor digitale diensten, andere bevoegde autoriteiten, de Commissie en het publiek in te lichten. Deze verordening biedt daarom een kader voor dwingende toegang tot gegevens van zeer grote onlineplatforms voor erkende onderzoekers. Alle eisen voor toegang tot gegevens in dat kader moeten evenredig zijn en moeten de rechten en gerechtvaardigde belangen, waaronder handelsgeheimen en andere vertrouwelijke informatie, van het platform en van alle andere betrokken partijen, waaronder van de afnemers van de dienst, op passende wijze beschermen.

    (65)Gezien de complexiteit van de werking van de gebruikte systemen en de systeemrisico’s die zij voor de samenleving inhouden, moeten zeer grote onlineplatforms nalevingsfunctionarissen aanwijzen, die over de nodige kwalificaties moeten beschikken om maatregelen concreet gestalte te geven en de naleving van deze verordening binnen de organisatie van het platform te controleren. Zeer grote onlineplatforms moeten ervoor zorgen dat de nalevingsfunctionaris naar behoren en tijdig wordt betrokken bij alle kwesties die verband houden met deze verordening. Gezien de bijkomende risico’s in verband met hun activiteiten en hun bijkomende verplichtingen uit hoofde van deze verordening, moeten de andere transparantievereisten in deze verordening worden aangevuld met verdere transparantievereisten die specifiek van toepassing zijn op zeer grote onlineplatforms, met name om verslag uit te brengen over de uitgevoerde risicobeoordelingen en de daaropvolgende maatregelen die overeenkomstig deze verordening zijn vastgesteld.

    (66)Om de doeltreffende en consistente toepassing van de verplichtingen in deze verordening, die mogelijkerwijs met technologische middelen moeten worden uitgevoerd, te vergemakkelijken, is het belangrijk vrijwillige sectornormen te bevorderen die bepaalde technische procedures bestrijken, waarbij de sector kan bijdragen aan de ontwikkeling van gestandaardiseerde middelen om aan deze verordening te voldoen, zoals het mogelijk maken van de indiening van meldingen, ook door middel van interfaces voor applicatieprogrammering, of de interoperabiliteit van de reclamedatabanken. Dergelijke normen kunnen met name nuttig zijn voor relatief kleine aanbieders van tussenhandelsdiensten. De normen zouden een onderscheid kunnen maken tussen verschillende soorten illegale inhoud of verschillende soorten tussenhandelsdiensten, naar gelang van het geval.

    (67)De Commissie en de Raad voor digitale diensten moeten de opstelling van gedragscodes aanmoedigen om bij te dragen tot de toepassing van deze verordening. Hoewel de uitvoering van gedragscodes meetbaar moet zijn en onder publiek toezicht moet staan, mag dit geen afbreuk doen aan het vrijwillige karakter van dergelijke codes en aan de vrijheid van de betrokken partijen om te beslissen of zij al dan niet deelnemen. In bepaalde omstandigheden is het belangrijk dat zeer grote onlineplatforms samenwerken bij de opstelling en naleving van specifieke gedragscodes. Niets in deze verordening belet andere dienstverleners om dezelfde zorgvuldigheidsnormen in acht te nemen, beste praktijken vast te stellen en te profiteren van de richtsnoeren van de Commissie en de Raad voor digitale diensten, door deel te nemen aan dezelfde gedragscodes.

    (68)In deze verordening zouden bepaalde aandachtsgebieden voor dergelijke gedragscodes moeten worden vastgesteld. Met name moeten risicobeperkende maatregelen met betrekking tot specifieke soorten illegale inhoud worden onderzocht via zelf- en coreguleringsovereenkomsten. Een ander aandachtspunt zijn de mogelijk negatieve gevolgen van systeemrisico’s voor de samenleving en de democratie, zoals desinformatie of manipulatieve activiteiten en misbruik. Hieronder vallen gecoördineerde acties die gericht zijn op het versterken van informatie, met inbegrip van desinformatie, zoals het gebruik van bots of nepaccounts voor het creëren van onjuiste of misleidende informatie, soms met het doel om economisch voordeel te behalen, die bijzonder schadelijk zijn voor kwetsbare afnemers van de dienst, zoals kinderen. Met betrekking tot dergelijke gebieden kan het aansluiten bij en naleven van een bepaalde gedragscode door een zeer groot onlineplatform worden beschouwd als een passende risicobeperkende maatregel. De weigering van een onlineplatform om deel te nemen aan de toepassing van een dergelijke gedragscode zonder dit naar behoren toe te lichten, kan in voorkomend geval in aanmerking worden genomen om te bepalen of het onlineplatform de bij deze verordening vastgestelde verplichtingen heeft geschonden.

    (69)De regels inzake gedragscodes in het kader van deze verordening zouden als basis kunnen dienen voor de reeds bestaande inspanningen op het gebied van zelfregulering op Unieniveau, met inbegrip van de productveiligheidsbelofte, het memorandum van overeenstemming tegen namaakproducten, de gedragscode tegen illegale haatzaaiende uitlatingen en de praktijkcode betreffende desinformatie. Met name wat deze laatste betreft, zal de Commissie richtsnoeren geven voor het versterken van de praktijkcode betreffende desinformatie, zoals aangekondigd in het Europees actieplan voor de democratie.

    (70)Bij het aanbieden van onlinereclame zijn over het algemeen verschillende actoren betrokken, waaronder tussenhandelsdiensten die uitgevers van reclame in contact brengen met adverteerders. De gedragscodes moeten de in deze verordening vastgestelde transparantieverplichtingen met betrekking tot reclame voor onlineplatforms en zeer grote onlineplatforms ondersteunen en aanvullen, om te voorzien in flexibele en doeltreffende mechanismen om de naleving van deze verplichtingen te vergemakkelijken en te verbeteren, met name wat de wijze van doorgifte van de relevante informatie betreft. De betrokkenheid van een breed scala van belanghebbenden moet ervoor zorgen dat deze gedragscodes ruime bijval krijgen, technisch verantwoord en doeltreffend zijn en het hoogste niveau van gebruikersvriendelijkheid bieden om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van de transparantieverplichtingen worden bereikt.

    (71)In geval van buitengewone omstandigheden die van invloed zijn op de openbare veiligheid of de volksgezondheid, kan de Commissie het initiatief nemen tot het opstellen van crisisprotocollen om een snelle, collectieve en grensoverschrijdende reactie in de onlineomgeving te coördineren. Buitengewone omstandigheden kunnen onvoorziene gebeurtenissen inhouden, zoals aardbevingen, orkanen, pandemieën en andere ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid, oorlog en terroristische aanslagen, waarbij bijvoorbeeld onlineplatforms kunnen worden misbruikt voor de snelle verspreiding van illegale inhoud of desinformatie of waarbij de behoefte ontstaat aan een snelle verspreiding van betrouwbare informatie. In het licht van de belangrijke rol van zeer grote onlineplatforms bij de verspreiding van informatie in onze samenlevingen en over de grenzen heen, moeten dergelijke platforms worden aangemoedigd specifieke crisisprotocollen op te stellen en toe te passen. Dergelijke crisisprotocollen mogen slechts voor een beperkte periode worden geactiveerd en de vastgestelde maatregelen moeten daarnaast beperkt blijven tot wat strikt noodzakelijk is om de buitengewone omstandigheid aan te pakken. Deze maatregelen moeten in overeenstemming zijn met deze verordening en mogen niet neerkomen op een algemene verplichting voor de deelnemende zeer grote onlineplatforms om toezicht te houden op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op illegale inhoud wijzen.

    (72)De taak om te zorgen voor een passend toezicht op en de handhaving van de in deze verordening neergelegde verplichtingen moet in beginsel aan de lidstaten worden toevertrouwd. Daartoe moeten zij ten minste één autoriteit aanwijzen die tot taak heeft deze verordening toe te passen en te handhaven. De lidstaten moeten echter meer dan één bevoegde instantie kunnen belasten met specifieke toezicht- of handhavingstaken en -bevoegdheden met betrekking tot de toepassing van deze verordening, bijvoorbeeld voor specifieke sectoren, zoals regelgevende instanties voor elektronische communicatie, regelgevende instanties voor de media of instanties voor consumentenbescherming, die hun nationale constitutionele, organisatorische en bestuurlijke structuur weerspiegelen.

    (73)Gezien het grensoverschrijdende karakter van de betrokken diensten en de horizontale reeks verplichtingen die bij deze verordening wordt ingevoerd, moet de autoriteit die is aangewezen om toezicht te houden op de toepassing en, waar nodig, op de handhaving van deze verordening, in elke lidstaat worden aangewezen als de coördinator voor digitale diensten. Wanneer meer dan een bevoegde autoriteit wordt aangewezen om deze verordening toe te passen en te handhaven, moet in die lidstaat slechts één autoriteit als coördinator voor digitale diensten worden aangewezen. De coördinator voor digitale diensten moet voor alle aangelegenheden in verband met de toepassing van deze verordening optreden als enig contactpunt voor de Commissie, de Raad voor digitale diensten, de coördinatoren voor digitale diensten van andere lidstaten en voor andere bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat. Met name wanneer in een bepaalde lidstaat verschillende bevoegde autoriteiten belast zijn met taken in het kader van deze verordening, moet de coördinator voor digitale diensten met die autoriteiten coördineren en samenwerken overeenkomstig het nationale recht waarin hun respectieve taken zijn vastgesteld, en moet hij ervoor zorgen dat alle relevante autoriteiten daadwerkelijk betrokken worden bij het toezicht en de handhaving op het niveau van de Unie.

    (74)De coördinator voor digitale diensten en de andere bevoegde autoriteiten die in het kader van deze verordening zijn aangewezen, spelen een cruciale rol bij het waarborgen van de doeltreffendheid van de in deze verordening neergelegde rechten en verplichtingen en de verwezenlijking van de doelstellingen ervan. Bijgevolg moet ervoor worden gezorgd dat deze autoriteiten volledig onafhankelijk van particuliere en openbare instanties handelen, zonder de verplichting of de mogelijkheid om instructies te vragen of te ontvangen, ook van de overheid, en zonder afbreuk te doen aan de specifieke taken om samen te werken met andere bevoegde autoriteiten, de coördinatoren voor digitale diensten, de Raad voor digitale diensten en de Commissie. Anderzijds mag de onafhankelijkheid van deze autoriteiten niet betekenen dat zij, overeenkomstig de nationale grondwetten en zonder de verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening in gevaar te brengen, niet kunnen worden onderworpen aan nationale controle- of toezichtmechanismen met betrekking tot hun financiële uitgaven of aan rechterlijke toetsing, of dat zij niet de mogelijkheid hebben om andere nationale autoriteiten te raadplegen, met inbegrip van rechtshandhavingsinstanties of crisisbeheersingsautoriteiten, indien van toepassing.

    (75)De lidstaten kunnen een bestaande nationale instantie aanwijzen die de functie van coördinator voor digitale diensten te vervult, of die specifieke taken heeft om deze verordening toe te passen en te handhaven, op voorwaarde dat een dergelijke aangewezen instantie voldoet aan de vereisten van deze verordening, bijvoorbeeld met betrekking tot haar onafhankelijkheid. Bovendien is het de lidstaten in beginsel niet verboden om functies binnen een bestaande instantie samen te voegen, overeenkomstig het Unierecht. De maatregelen daartoe kunnen onder meer inhouden dat de voorzitter of een bestuurslid van een collegiaal orgaan van een bestaande instantie niet vóór het verstrijken van zijn ambtstermijn mag worden ontslagen op de enkele grond dat een institutionele hervorming heeft plaatsgevonden waarbij verschillende functies binnen één instantie zijn samengevoegd, bij gebrek aan regels die waarborgen dat dergelijke ontslagen de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van die leden niet in het gedrang brengen.

    (76)Bij gebrek aan een algemene verplichting voor de aanbieders van tussenhandelsdiensten om een fysieke aanwezigheid op het grondgebied van een van de lidstaten te garanderen, moet duidelijk worden gemaakt onder de rechtsmacht van welke lidstaat deze aanbieders vallen voor de handhaving door de nationale bevoegde instanties van de in de hoofdstukken III en IV vastgestelde regels. Een aanbieder moet onder de rechtsmacht vallen van de lidstaat waar zich zijn hoofdvestiging bevindt, dat wil zeggen waar de aanbieder zijn hoofdkantoor of wettelijke zetel heeft en waar de belangrijkste financiële functies en operationele controle worden uitgeoefend. Ten aanzien van aanbieders die geen vestiging in de Unie hebben, maar die diensten in de Unie aanbieden en daarom binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, moet de lidstaat waar deze aanbieders hun wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, rechtsmacht hebben, gelet op de functie van wettelijke vertegenwoordigers uit hoofde van deze verordening. Met het oog op de doeltreffende toepassing van deze verordening moeten alle lidstaten echter rechtsmacht hebben ten aanzien van aanbieders die geen wettelijke vertegenwoordiger hebben aangewezen, mits het ne bis in idem-beginsel in acht is genomen. Daartoe moet elke lidstaat die rechtsmacht ten aanzien van dergelijke aanbieders uitoefent, alle andere lidstaten onverwijld in kennis stellen van de maatregelen die hij in het kader van de uitoefening van die jurisdictie heeft genomen.

    (77)De lidstaten moeten de coördinator voor digitale diensten en alle andere bevoegde instanties die in het kader van deze verordening zijn aangewezen, voldoende bevoegdheden en middelen geven om een doeltreffend onderzoek en een doeltreffende handhaving te waarborgen. Coördinatoren voor digitale diensten moeten met name informatie kunnen zoeken en verkrijgen die zich op hun grondgebied bevindt, ook in het kader van gezamenlijke onderzoeken, met dien verstande dat de toezicht- en handhavingsmaatregelen met betrekking tot een dienstverlener die onder de rechtsmacht van een andere lidstaat valt, door de coördinator voor digitale diensten van die andere lidstaat moeten worden vastgesteld, in voorkomend geval in overeenstemming met de procedures voor grensoverschrijdende samenwerking.

    (78)De lidstaten moeten in hun nationale wetgeving, in overeenstemming met het Unierecht en met name met deze verordening en het Handvest, de gedetailleerde voorwaarden en beperkingen vaststellen voor de uitoefening van de onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden van hun coördinatoren voor digitale diensten en, in voorkomend geval, van andere bevoegde autoriteiten in het kader van deze verordening.

    (79)Bij de uitoefening van deze bevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten zich houden aan de toepasselijke nationale voorschriften inzake procedures en aangelegenheden, zoals de noodzaak van een voorafgaande toestemming van de rechter om bepaalde gebouwen te betreden en het wettelijk beroepsgeheim. Deze bepalingen moeten met name de eerbiediging van de grondrechten op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, met inbegrip van het recht op verdediging, en het recht op eerbiediging van het privéleven waarborgen. In dit verband kunnen de garanties die in verband met de procedures van de Commissie uit hoofde van deze verordening worden geboden, als een passend referentiepunt dienen. Een voorafgaande, eerlijke en onpartijdige procedure moet worden gewaarborgd voordat een definitieve beslissing wordt genomen, met inbegrip van het recht van de betrokken personen om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier, met inachtneming van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en zakengeheim, alsmede de verplichting om de beslissingen op zinvolle wijze te motiveren. Dit belet echter niet dat in naar behoren gemotiveerde gevallen van urgentie en onder passende voorwaarden en procedurele regelingen, maatregelen kunnen worden genomen. De uitoefening van de bevoegdheden moet ook in verhouding staan tot, onder meer, de aard en de totale feitelijke of potentiële schade die door de inbreuk of de vermoedelijke inbreuk wordt veroorzaakt. De bevoegde autoriteiten moeten in beginsel rekening houden met alle relevante feiten en omstandigheden van de zaak, met inbegrip van de informatie die door de bevoegde autoriteiten in andere lidstaten is verzameld.

    (80)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat schendingen van de in deze verordening neergelegde verplichtingen kunnen worden bestraft op een wijze die doeltreffend, evenredig en ontradend is, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de schending, met het oog op het algemeen belang dat wordt nagestreefd, de omvang en het soort activiteiten dat wordt uitgevoerd, en met de economische capaciteit van de inbreukmaker. Bij de vaststelling van de sancties moet met name rekening worden gehouden met de vraag of de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten systematisch of herhaaldelijk zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening niet nakomt, en, in voorkomend geval, met de vraag of hij in verschillende lidstaten actief is.

    (81)Met het oog op een doeltreffende handhaving van deze verordening moeten personen of vertegenwoordigende organisaties een klacht over de naleving van deze verordening kunnen indienen bij de coördinator voor digitale diensten op het grondgebied waar zij de dienst hebben ontvangen, onverminderd de regels inzake rechtsmacht van deze verordening. Klachten moeten een getrouw overzicht geven van de problemen in verband met de naleving van deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandelsdiensten en kunnen de coördinator voor digitale diensten ook op de hoogte brengen van eventuele andere transversale kwesties. De coördinator voor digitale diensten moet andere nationale bevoegde autoriteiten en de coördinator voor digitale diensten van een andere lidstaat betrekken, en met name die van de lidstaat waar de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten is gevestigd, indien de kwestie een grensoverschrijdende samenwerking vereist.

    (82)De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de coördinatoren voor digitale diensten maatregelen kunnen nemen die doeltreffend en evenredig zijn aan bepaalde bijzonder ernstige en aanhoudende inbreuken. Met name wanneer deze maatregelen van invloed kunnen zijn op de rechten en belangen van derden, zoals met name het geval kan zijn wanneer de toegang tot online-interfaces beperkt is, is het passend te eisen dat de maatregelen op verzoek van de coördinatoren voor digitale diensten door een bevoegde rechterlijke instantie worden bevolen en dat deze maatregelen aan aanvullende waarborgen worden onderworpen. Met name derden die mogelijkerwijs worden getroffen, moeten de mogelijkheid hebben om te worden gehoord en bevelen hiertoe mogen alleen worden uitgevaardigd wanneer de bevoegdheden om dergelijke maatregelen te nemen, zoals bepaald in andere besluiten van het Unierecht of in het nationale recht, bijvoorbeeld om de collectieve belangen van consumenten te beschermen, om ervoor te zorgen dat webpagina’s die kinderpornografie bevatten of verspreiden snel worden verwijderd of om diensten ontoegankelijk te maken die door een derde partij worden gebruikt om inbreuk te maken op een recht van intellectuele eigendom, niet redelijkerwijs beschikbaar zijn.

    (83)Een dergelijk bevel om de toegang te beperken mag niet verder gaan dan nodig is om de doelstelling ervan te verwezenlijken. Daartoe moet het bevel tijdelijk zijn en in beginsel gericht zijn op een aanbieder van tussenhandelsdiensten, zoals de betrokken aanbieder van de hostingdienst, van de internetdienst of het domeinregister of de registrerende instantie, die in een redelijke positie verkeert om die doelstelling te verwezenlijken zonder de toegang tot wettige informatie onnodig te beperken.

    (84)De coördinator voor digitale diensten moet regelmatig een verslag publiceren over de activiteiten die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd. Aangezien de coördinator voor digitale diensten ook via het gemeenschappelijke systeem voor informatie-uitwisseling op de hoogte wordt gesteld van bevelen om actie te nemen tegen illegale inhoud of om informatie te verstrekken die bij deze verordening worden geregeld, moet de coördinator voor digitale diensten in zijn jaarverslag het aantal en de categorieën van deze bevelen opnemen die door rechterlijke en administratieve instanties in zijn lidstaat aan de aanbieders van tussenhandelsdiensten zijn uitgegeven.

    (85)Wanneer een coördinator voor digitale diensten een andere coördinator voor digitale diensten verzoekt actie te ondernemen, moet de verzoekende coördinator voor digitale diensten, of de Raad voor digitale diensten indien deze een aanbeveling heeft gedaan om kwesties waarbij meer dan drie lidstaten betrokken zijn, te beoordelen, de zaak aan de Commissie kunnen voorleggen in geval van een meningsverschil over de beoordelingen of de genomen of voorgestelde maatregelen of indien er geen maatregelen zijn genomen. Evenzo moet de Commissie, op basis van de door de betrokken autoriteiten beschikbaar gestelde informatie, de bevoegde coördinator voor digitale diensten kunnen verzoeken de zaak opnieuw te beoordelen en de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat binnen een bepaalde termijn aan de eisen wordt voldaan. Deze mogelijkheid doet geen afbreuk aan de algemene taak van de Commissie om onder de controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig de Verdragen, toe te zien op de toepassing van het Unierecht, en waar nodig, dit te handhaven. Indien de coördinator voor digitale diensten van de plaats van vestiging geen maatregelen neemt naar aanleiding van een dergelijk verzoek, kan de Commissie ook optreden op grond van afdeling 3 van hoofdstuk IV van deze verordening, wanneer de vermoedelijke inbreukmaker een zeer groot onlineplatform is.

    (86)Om grensoverschrijdend toezicht en onderzoek waarbij meerdere lidstaten betrokken zijn, te bevorderen, moeten de coördinatoren voor digitale diensten permanent of tijdelijk kunnen deelnemen aan gezamenlijke toezicht- en onderzoeksactiviteiten met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen. Deze activiteiten kunnen andere bevoegde autoriteiten omvatten en kunnen betrekking hebben op uiteenlopende kwesties, gaande van de gecoördineerde verzameling van gegevens tot verzoeken om informatie of inspecties van gebouwen, binnen de grenzen en de reikwijdte van de bevoegdheden waarover elke deelnemende autoriteit beschikt. De Raad voor digitale diensten kan worden verzocht om advies te geven met betrekking tot deze activiteiten, bijvoorbeeld door voorstellen te doen voor routekaarten en tijdschema’s voor activiteiten of voor ad-hoctaskforces met deelname van de betrokken autoriteiten.

    (87)Gezien de bijzondere uitdagingen die zich kunnen voordoen met betrekking tot de beoordeling en het waarborgen van de naleving van een zeer groot onlineplatform, bijvoorbeeld in verband met de omvang of de complexiteit van een vermoedelijke inbreuk of de behoefte aan bepaalde expertise of capaciteiten op het niveau van de Unie, moeten de coördinatoren voor digitale diensten de mogelijkheid hebben om de Commissie op vrijwillige basis te verzoeken in te grijpen en haar onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden in het kader van deze verordening uit te oefenen.

    (88)Om een consistente toepassing van deze verordening te verzekeren, moet een onafhankelijke adviesgroep op EU-niveau worden opgericht, die aan de Commissie rapporteert en die helpt de acties van coördinatoren voor digitale diensten te coördineren. Die Europese Raad voor digitale diensten moet bestaan uit de coördinatoren voor digitale diensten, die de mogelijkheid hebben om ad-hocgedelegeerden van andere bevoegde autoriteiten die op grond van deze verordening specifieke taken hebben, op hun vergadering uit te nodigen of aan te stellen, wanneer dit vereist is krachtens de hun op nationaal niveau toegewezen taken en bevoegdheden. Wanneer er meerdere deelnemers uit één lidstaat zijn, moet het stemrecht beperkt blijven tot één vertegenwoordiger per lidstaat.

    (89)De raad moet bijdragen tot het nastreven van een gezamenlijk perspectief van de EU over de consistente toepassing van deze verordening en tot het samenwerken tussen bevoegde autoriteiten, onder meer door de Commissie en de coördinatoren voor digitale diensten te adviseren over gepaste onderzoeks- en handhavingsmaatregelen, met name ten opzichte van zeer grote onlineplatforms. De raad moet ook bijdragen tot de opstelling van relevante modellen en gedragscodes en moet opkomende algemene tendensen in de ontwikkeling van digitale diensten in de EU analyseren.

    (90)Hiertoe moet de raad adviezen, verzoeken en aanbevelingen aan coördinatoren voor digitale diensten of andere bevoegde nationale autoriteiten kunnen vaststellen. Hoewel het niet juridisch bindend is, moet het besluit om hiervan af te wijken naar behoren worden gemotiveerd en kan het door de Commissie in overweging worden genomen bij de beoordeling of de betrokken lidstaat deze verordening naleeft.

    (91)De raad moet de vertegenwoordigers van de coördinatoren voor digitale diensten en mogelijke andere bevoegde autoriteiten samenbrengen onder het voorzitterschap van de Commissie, met als doel bij hem ingediende kwesties te beoordelen in een volledig Europese dimensie. Met het oog op mogelijke horizontale elementen die relevant zijn voor de regelgevingskaders op EU-niveau moet de raad de bevoegdheid krijgen om samen te werken met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de EU die verantwoordelijkheden hebben op gebieden zoals gelijkheid, waaronder gendergelijkheid, en non-discriminatie, gegevensbescherming, elektronische communicatie, audiovisuele diensten, detectie en onderzoek van fraude tegen de EU-begroting wat betreft douanerechten, of consumentenbescherming, wanneer dit nodig is om zijn taken uit te voeren.

    (92)Via de voorzitter moet de Commissie deelnemen aan de raad zonder stemrecht. Via de voorzitter moet de Commissie verzekeren dat de agenda van de vergaderingen wordt opgesteld overeenkomstig de verzoeken van de leden van de raad zoals vastgesteld in het reglement en in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde plichten van de raad.

    (93)Gezien de noodzaak om steun voor de activiteiten van de raad te verzekeren, moet de raad kunnen vertrouwen op de deskundigheid en personele middelen van de Commissie en van de bevoegde nationale autoriteiten. De specifieke operationele regelingen voor de interne werking van de raad moeten verder worden gespecificeerd in het reglement van de raad.

    (94)Gezien het bereik en de impact van zeer grote onlineplatforms kan de niet-naleving van de op hen van toepassing zijnde specifieke verplichtingen een aanzienlijk aantal afnemers van de diensten in verschillende lidstaten treffen, wat kan leiden tot grote maatschappelijke schade, terwijl dergelijke tekortkomingen ook bijzonder complex te identificeren en aan te pakken kunnen zijn.

    (95)Om deze bezorgdheden met betrekking tot openbaar beleid aan te pakken, moet dan ook worden voorzien in een gezamenlijk stelsel van uitgebreid toezicht en handhaving op EU-niveau. Bij identificatie van een inbreuk op een van de bepalingen die alleen van toepassing zijn op zeer grote onlineplatforms, bijvoorbeeld naar aanleiding van individuele of gezamenlijke onderzoeken, controles of klachten, moet de coördinator voor digitale diensten van vestiging, op eigen initiatief of na advies van de raad, toezicht houden op eventuele vervolgmaatregelen die het betrokken zeer grote onlineplatform heeft genomen zoals vermeld in zijn actieplan. Die coördinator voor digitale diensten moet waar gepast kunnen vragen naar de uitvoering van een bijkomende, specifieke controle, op vrijwillige basis, om vast te stellen of deze maatregelen voldoende zijn om de inbreuk aan te pakken. Aan het einde van die procedure moet hij de raad, de Commissie en het betrokken platform op de hoogte brengen van zijn standpunten over het feit of dit platform de inbreuk al dan niet heeft aangepakt, met name door het relevante gedrag en de beoordeling van eventueel genomen maatregelen te specificeren. De coördinator voor digitale diensten moet zijn functie onder dit gezamenlijke stelsel tijdig uitvoeren en zoveel mogelijk rekening houden met eventuele adviezen en andere raadgevingen van de raad.

    (96)Wanneer het platform de inbreuk op de bepaling die alleen van toepassing is op zeer grote onlineplatforms niet doeltreffend heeft aangepakt krachtens het actieplan, kan alleen de Commissie, op eigen initiatief of na advies van de raad, beslissen om de betrokken inbreuk verder te onderzoeken, alsook de maatregelen die het platform vervolgens heeft genomen, met uitsluiting van de coördinator voor digitale diensten van vestiging. Nadat zij de nodige onderzoeken heeft uitgevoerd, moet de Commissie besluiten kunnen uitvaardigen die een inbreuk vaststellen en moet zij sancties kunnen opleggen met betrekking tot zeer grote onlineplatforms waar dit gerechtvaardigd is. Zij moet ook de mogelijkheid hebben om op te treden in grensoverschrijdende situaties waarin de coördinator voor digitale diensten van vestiging ondanks het verzoek van de Commissie geen maatregelen nam, of in situaties waarin de coördinator voor digitale diensten van vestiging de Commissie zelf heeft verzocht om tussen te komen, in verband met een door een zeer groot onlineplatform gepleegde inbreuk op enige andere bepaling van deze verordening.

    (97)De Commissie moet vrij kunnen beslissen of zij al dan niet wenst tussen te komen in een situatie waarin zij hiertoe krachtens deze verordening is gemachtigd. Zodra de Commissie de procedure heeft ingeleid, moeten de coördinatoren voor digitale diensten van vestiging worden uitgesloten van de uitoefening van hun onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden met betrekking tot het relevante gedrag van het betrokken zeer grote onlineplatform, om dubbel werk, inconsistenties en risico’s vanuit het oogpunt van het ne bis in idem-beginsel te vermijden. Omwille van de doeltreffendheid mogen deze coördinatoren voor digitale diensten evenwel niet worden uitgesloten van uitoefening van hun bevoegdheden, hetzij om de Commissie op haar verzoek bij te staan bij de uitvoering van haar toezichtstaken, hetzij met betrekking tot ander gedrag, waaronder gedrag door hetzelfde zeer grote onlineplatform dat vermoedelijk een nieuwe inbreuk vormt. Deze coördinatoren voor digitale diensten, alsook de raad en andere coördinatoren voor digitale diensten waar relevant, moeten de Commissie alle nodige informatie en bijstand verlenen zodat zij haar taken doeltreffend kan uitvoeren, terwijl de Commissie hen op haar beurt op de hoogte houdt van de uitoefening van haar bevoegdheden waar gepast. In dat opzicht moet de Commissie, waar gepast, rekening houden met door de raad of de betrokken coördinatoren voor digitale diensten uitgevoerde relevante beoordelingen en met door hen verzameld(e) relevant(e) bewijsmateriaal en informatie, onverminderd de bevoegdheden en verantwoordelijkheid van de Commissie om indien nodig bijkomende onderzoeken uit te voeren.

    (98)Met het oog op zowel de bijzondere uitdagingen die kunnen voortvloeien uit het streven naar naleving door zeer grote onlineplatforms als het belang van dit ook daadwerkelijk te doen, gezien hun omvang en impact en de schade die zij kunnen aanrichten, moet de Commissie beschikken over sterke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden zodat zij bepaalde van de in deze verordening vastgestelde regels kan onderzoeken, kan handhaven en er toezicht op kan houden, met volledige naleving van het evenredigheidsbeginsel en de rechten en belangen van de betrokken partijen.

    (99)De Commissie moet met name toegang hebben tot alle relevante documenten, gegevens en informatie die nodig zijn om onderzoeken in te stellen en uit te voeren en om toezicht te houden op de naleving van de relevante in deze verordening vastgestelde verplichtingen, ongeacht wie de eigenaar is van de betrokken documenten, gegevens of informatie, en ongeacht hun vorm of formaat, hun opslagmedium of de precieze plaats waar zij worden bewaard. De Commissie moet rechtstreeks kunnen eisen dat het betrokken zeer grote onlineplatform of relevante derde partijen die geen personen zijn, alle relevante bewijsmateriaal, gegevens en informatie verstrekt of verstrekken. Daarnaast moet de Commissie bij elke overheidsinstantie, elk orgaan of elk agentschap in de lidstaat of bij een natuurlijke persoon of rechtspersoon ten behoeve van deze verordening alle relevante informatie kunnen opvragen. De Commissie moet de bevoegdheid hebben om toegang tot en verklaringen in verband met databanken en algoritmen van relevante personen te eisen, en om met hun toestemming personen te interviewen die in het bezit kunnen zijn van nuttige informatie en om de afgelegde verklaringen op te nemen. De Commissie moet tevens de bevoegdheid hebben om de inspecties te verrichten die noodzakelijk zijn om de relevante bepalingen van deze verordening te handhaven. Deze onderzoeksbevoegdheden zijn bedoeld als aanvulling op de mogelijkheid van de Commissie om coördinatoren voor digitale diensten en andere autoriteiten van de lidstaten om bijstand te vragen, bijvoorbeeld door informatie te verstrekken of bij de uitoefening van deze bevoegdheden.

    (100)Naleving van de krachtens deze verordening opgelegde relevante verplichtingen moet kunnen worden gehandhaafd door boeten en dwangsommen. Hiertoe moeten gepaste niveaus van boeten en dwangsommen worden vastgesteld voor niet-naleving van de verplichtingen en voor inbreuk op de uitvoeringsbepalingen, op basis van gepaste verjaringstermijnen.

    (101)De betrokken zeer grote onlineplatforms en andere personen die zijn onderworpen aan de uitoefening van de bevoegdheden van de Commissie wier belangen door een besluit kunnen worden geraakt, moeten in de gelegenheid worden gesteld voorafgaand opmerkingen te maken, en aan de gegeven besluiten moet ruime bekendheid worden gegeven. Het recht van verdediging van de betrokken partijen, met name het recht van inzage van het dossier, moet worden gewaarborgd, zij het dat de bescherming van vertrouwelijke informatie van essentieel belang is. Voorts moet de Commissie, terwijl zij de vertrouwelijkheid van de informatie verzekert, ervoor zorgen dat alle informatie die zij voor haar besluit gebruikt, openbaar wordt gemaakt zodat degene tot wie het besluit is gericht, de feiten en overwegingen die tot het besluit hebben geleid, kan begrijpen.

    (102)Met het oog op doeltreffendheid en efficiëntie moet de Commissie, bovenop de algemene evaluatie van de verordening die zij uitvoert binnen de vijf jaar na inwerkingtreding, na de initiële beginfase en op basis van de eerste drie jaar waarin deze verordening van toepassing is, ook de activiteiten van de raad en zijn structuur evalueren.

    (103)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 49 .

    (104)Teneinde aan de doelstellingen van deze verordening te voldoen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen. Er moeten met name gedelegeerde handelingen worden vastgesteld met betrekking tot criteria voor identificatie van zeer grote onlineplatforms en van technische specificaties voor verzoeken tot toegang. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tot passende raadplegingen overgaat, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

    (105)In deze verordening worden de door het Handvest erkende grondrechten nageleefd alsook de grondrechten die de algemene beginselen van het EU-recht vormen. Derhalve moet deze verordening worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met deze grondrechten, met inbegrip van de vrijheid van meningsuiting en informatie alsook de vrijheid en de pluriformiteit van de media. Bij de uitoefening van de in deze verordening vastgestelde bevoegdheden moeten alle betrokken overheidsinstanties in situaties waarin de relevante grondrechten in strijd zijn met elkaar, tot een eerlijk evenwicht tussen de betrokken rechten komen, overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel.

    (106)Daar de doelstelling van deze verordening, te weten de goede werking van de interne markt en het verzekeren van een veilige, voorspelbare en vertrouwde onlineomgeving waarin de in het Handvest verankerde grondrechten naar behoren worden beschermd, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, omdat zij de vereiste harmonisatie en samenwerking niet behalen door alleen te handelen, maar dat zij vanwege hun territoriale en personele omvang beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Hoofdstuk I – Algemene bepalingen

    Artikel 1
    Onderwerp en toepassingsgebied

    1.In deze verordening worden geharmoniseerde regels vastgelegd over het aanbieden van tussenhandelsdiensten op de interne markt. In deze richtlijn is met name het volgende bepaald:

    (a)een kader voor de voorwaardelijke vrijstelling van aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandelsdiensten optreden;

    (b)regels over verplichtingen inzake gepaste zorgvuldigheid op maat van bepaalde specifieke categorieën van aanbieders van tussenhandelsdiensten;

    (c)regels over de uitvoering en handhaving van deze verordening, ook met betrekking tot de samenwerking van en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten.

    2.Deze verordening heeft de volgende doelstellingen:

    (a)bijdragen tot de goede werking van de interne markt voor tussenhandelsdiensten;

    (b)uniforme regels vaststellen voor een veilige, voorspelbare en betrouwbare onlineomgeving, waar de in het Handvest verankerde grondrechten doeltreffend worden beschermd.

    3.Deze verordening is van toepassing op tussenhandelsdiensten die worden verleend aan afnemers van de dienst met vestigings- of woonplaats in de EU, ongeacht de vestigingsplaats van de aanbieders van die diensten.

    4.Deze verordening is niet van toepassing op diensten die geen tussenhandelsdiensten zijn of op vereisten die zijn opgelegd met betrekking tot dergelijke diensten, ongeacht of de dienst wordt verleend via het gebruik van een tussenhandelsdienst.

    5.Deze verordening is van toepassing onverminderd de regels die zijn vastgelegd door:

    (a)Richtlijn 2000/31/EG;

    (b)Richtlijn 2010/13/EG;

    (c)het EU-recht inzake auteursrechten en verwante rechten;

    (d)Verordening (EU) …/…. betreffende de preventie van de onlineverspreiding van terroristische inhoud [aan te vullen zodra zij is vastgesteld];

    (e)Verordening (EU) …./…. betreffende de Europese beschermings- en bewaringsregels voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en Richtlijn (EU) …./…. tot vaststelling van geharmoniseerde regels over de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers voor het verzamelen van bewijsmateriaal in strafprocedures [e-bewijsmateriaal zodra zij is vastgesteld];

    (f)Verordening (EU) 2019/1148;

    (g)Verordening (EU) 2019/1150;

    (h)het EU-recht betreffende consumentenbescherming en productveiligheid, met inbegrip van Verordening (EU) 2017/2394;

    (i)het EU-recht betreffende de bescherming van persoonsgegevens, met name Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG.

    Artikel 2
    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    (a)“dienst van de informatiemaatschappij”: een dienst in de zin van artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;

    (b)“afnemer van de dienst”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die gebruikmaakt van de betrokken tussenhandelsdienst;

    (c)“consument”: een natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs-, handels- of beroepsactiviteit vallen;

    (d)“diensten aanbieden in de EU”: het in staat stellen van natuurlijke personen of rechtspersonen in een of meer lidstaten om gebruik te maken van de diensten van de aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij die een aanzienlijke band met de EU heeft; een dergelijke aanzienlijke band wordt verondersteld te bestaan wanneer de aanbieder in de EU is gevestigd; wanneer dit niet zo is, wordt de beoordeling van een aanzienlijke band gebaseerd op specifieke feitelijke criteria, zoals:

    een groot aantal gebruikers in een of meerdere lidstaten; of

    activiteiten die gericht zijn op een of meerdere lidstaten;

    (e)“handelaar”: iedere natuurlijke persoon of iedere privaatrechtelijke dan wel publiekrechtelijke rechtspersoon die, ook via een andere persoon die in zijn naam of voor zijn rekening optreedt, handelt in het kader van de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;

    (f)“tussenhandelsdienst”: een van de volgende diensten:

    een “mere conduit”-dienst die bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verstrekken van toegang tot een communicatienetwerk;

    een “caching”-dienst die bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, waarbij die informatie automatisch, tussentijds en tijdelijk wordt opgeslagen met als enige doel om de latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken;

    een “hosting”-dienst die bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, op diens verzoek;

    (g)“illegale inhoud”: alle informatie die op zichzelf of door verwijzing naar een activiteit, met inbegrip van de verkoop van producten of het verlenen van diensten, niet in overeenstemming is met het EU-recht of met het recht van een lidstaat, ongeacht het precieze voorwerp of de precieze aard van die wet;

    (h) “onlineplatform”: een aanbieder van een hostingdienst die, op verzoek van een afnemer van de dienst, informatie opslaat en verspreidt bij het publiek, tenzij die activiteit een kleine en louter bijkomende functie van een andere dienst is en om objectieve en technische redenen niet kan worden gebruikt zonder die andere dienst, en de integratie van de functie in de andere dienst geen manier is om de toepasbaarheid van deze verordening te omzeilen;

    (i)“verspreiding bij het publiek”: het op verzoek van de afnemer van de dienst die de informatie heeft verstrekt, beschikbaar stellen van informatie aan een mogelijk onbeperkt aantal derde partijen;

    (j)“overeenkomst op afstand”: een overeenkomst in de zin van artikel 2, lid 7, van Richtlijn 2011/83/EU;

    (k)“online-interface”: software, met inbegrip van een website of onderdeel ervan, en apps, met inbegrip van mobiele apps;

    (l)“coördinator voor digitale diensten van vestiging”: de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de aanbieder van een tussenhandelsdienst is gevestigd of waar zijn juridische vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd;

    (m)“coördinator voor digitale diensten van bestemming”: de coördinator voor digitale diensten van een lidstaat waar de tussenhandelsdienst wordt verleend;

    (n)“reclame”: informatie die is ontworpen om het bericht van een rechtspersoon of natuurlijke persoon te promoten, ongeacht of dit om commerciële of niet-commerciële doeleinden is, en die door een onlineplatform tegen vergoeding op zijn online-interface wordt weergegeven, met als specifiek doel het promoten van die informatie;

    (o)“aanbevelingssysteem”: een volledig of gedeeltelijk geautomatiseerd systeem dat door een onlineplatform wordt gebruikt om in zijn online-interface specifieke informatie aan afnemers van de dienst voor te stellen, onder meer als gevolg van een zoekopdracht die de afnemer heeft uitgevoerd of anderszins, en dat de relatieve volgorde of het belang van de weergegeven informatie bepaalt;

    (p)“inhoudsmoderatie”: de door aanbieders van tussenhandelsdiensten uitgevoerde activiteiten die gericht zijn op het opsporen, identificeren en aanpakken van illegale inhoud of informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden, die wordt verstrekt door afnemers van de dienst, met inbegrip van maatregelen die gevolgen hebben voor de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van die illegale inhoud of die informatie, zoals demotie, uitschakeling van toegang ertoe, of verwijdering ervan, of voor de mogelijkheid van afnemers om die informatie te verstrekken, zoals de beëindiging of opschorting van een account van een afnemer;

    (q)“algemene voorwaarden”: alle algemene voorwaarden of specificaties, ongeacht hun naam of vorm, die van toepassing zijn op de contractuele relatie tussen de aanbieder van tussenhandelsdiensten en de afnemers van de diensten.

    Hoofdstuk II – Aansprakelijkheid van aanbieders van tussenhandelsdiensten

    Artikel 3
    “Mere conduit” (doorgeefluik)

    1.Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de doorgegeven informatie, op voorwaarde dat:

    (a)het initiatief tot doorgifte niet bij de dienstverlener ligt;

    (b)de ontvanger van de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd; en

    (c)de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd of gewijzigd.

    2.Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van lid 1 omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voor zover deze uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt dan redelijkerwijs voor de doorgifte nodig is.

    3.Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.

    Artikel 4
    “Caching”

    1.Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst op hun verzoek doeltreffender te maken, op voorwaarde dat:

    (a)de dienstverlener de informatie niet wijzigt;

    (b)de dienstverlener de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;

    (c)de dienstverlener de alom erkende en in de sector gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;

    (d)de dienstverlener niets wijzigt aan het alom erkende en in de sector gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie; en

    (e)de dienstverlener prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het net bevond of de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of zodra een rechtbank of administratieve instantie heeft gelast de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

    2.Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.

    Artikel 5
    “Hosting” (“host”-diensten)

    1.Wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, is de dienstverlener niet aansprakelijk voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat:

    (a)de dienstverlener niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit of illegale inhoud en, wanneer het een schadevergoedingsvordering betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteit of de illegale inhoud duidelijk blijkt; of

    (b)de dienstverlener, zodra hij van het bovenbedoelde daadwerkelijk kennis heeft of besef krijgt, prompt handelt om de illegale inhoud te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

    2.Lid 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de dienstverlener handelt.

    3.Lid 1 is niet van toepassing met betrekking tot aansprakelijkheid krachtens wetgeving inzake consumentenbescherming van onlineplatforms die consumenten in staat stelt op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan, wanneer dit onlineplatform de specifieke informatie toont of anderszins de betrokken specifieke transactie mogelijk maakt op een wijze die een gemiddelde en redelijk geïnformeerde consument zou doen geloven dat de informatie, of het product dat of de dienst die het voorwerp van de transactie is, wordt verstrekt hetzij door het onlineplatform zelf, hetzij door een afnemer van de dienst die op gezag of onder toezicht van de dienstverlener handelt.

    4.Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.

    Artikel 6
    Vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief en naleving van de wetgeving

    Aanbieders van tussenhandelsdiensten worden niet geacht te zijn uitgesloten van de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde vrijstellingen van aansprakelijkheid louter omdat zij vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief of andere activiteiten uitvoeren die zijn gericht op het opsporen, identificeren en verwijderen van, of het uitschakelen van de toegang tot, illegale inhoud, of omdat zij de nodige maatregelen nemen om de vereisten van het EU-recht na te leven, waaronder de in deze verordening vastgestelde vereisten.

    Artikel 7
    Geen algemene verplichtingen inzake toezicht of actieve vaststelling van feiten

    Aan aanbieders van tussenhandelsdiensten wordt geen algemene verplichting opgelegd om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief op zoek te gaan naar feiten of omstandigheden die op illegale activiteiten duiden. 

    Artikel 8
    Bevelen om tegen illegale inhoud op te treden

    1.Bij ontvangst van een door de relevante nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten op basis van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht uitgegeven bevel om tegen specifieke illegale inhoud op te treden, brengen aanbieders van tussenhandelsdiensten de uitgevende autoriteit onverwijld op de hoogte van het gevolg dat aan de bevelen is gegeven, met vermelding van de ondernomen actie en het ogenblik waarop de actie is ondernomen.

    2.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 genoemde bevelen aan de volgende voorwaarden voldoen:

    (a)de bevelen bevatten de volgende elementen:

    een motivering waarin wordt uitgelegd waarom de informatie illegale inhoud is, verwijzend naar de specifieke bepaling van het EU-recht of het intern recht die is overtreden;

    een of meerdere exacte uniforme internetadres(sen) en indien nodig bijkomende informatie die identificatie van de betrokken illegale inhoud mogelijk maakt;

    informatie over beroepsmogelijkheden waarover de aanbieder en de afnemer van de dienst die de inhoud bevatte, beschikken;

    (b)het territoriale toepassingsgebied van het bevel, op basis van de van toepassing zijnde regels van EU-recht en intern recht, met inbegrip van het Handvest, en, waar relevant, algemene beginselen van internationaal recht, is niet groter dan wat strikt noodzakelijk is om de doelstelling te halen;

    (c)het bevel is opgesteld in de door de dienstverlener aangegeven taal en wordt verstuurd naar het door de dienstverlener vermelde contactpunt, overeenkomstig artikel 10.

    3.De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van de gerechtelijke of administratieve autoriteit die het bevel uitgeeft, stuurt onmiddellijk een kopie van de in lid 1 vermelde bevelen naar alle andere coördinatoren voor digitale diensten via het overeenkomstig artikel 67 opgerichte systeem.

    4.De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan de vereisten krachtens intern strafprocesrecht overeenkomstig het EU-recht.

    Artikel 9
    Bevelen om informatie te verstrekken

    1.Wanneer aanbieders van tussenhandelsdiensten een door de relevante nationale gerechtelijke of administratieve autoriteiten op basis van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht overeenkomstig het EU-recht uitgegeven bevel ontvangen om specifieke informatie te verstrekken over een of meerdere specifieke afnemers van de dienst, brengen zij de uitgevende autoriteit onmiddellijk op de hoogte van de ontvangst van het bevel en van het gevolg dat zij hieraan hebben gegeven.

    2.De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 genoemde bevelen aan de volgende voorwaarden voldoen:

    (a)het bevel bevat de volgende elementen:

    een motivering waarin de doelstelling wordt uitgelegd waarvoor de informatie is vereist en waarom het vereiste om de informatie te verstrekken nodig en evenredig is om naleving door de afnemers van de tussenhandelsdiensten van het van toepassing zijnde EU-recht of intern recht te bepalen, tenzij een dergelijke verklaring niet kan worden verstrekt om redenen met betrekking tot de preventie, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten;

    informatie over beroepsmogelijkheden waarover de aanbieder en de afnemer van de betrokken dienst beschikken;

    (b)het bevel vereist alleen dat de dienstverlener informatie verstrekt die al is verzameld met als doel de dienst te verlenen en waarover hij controle heeft;

    (c)het bevel is opgesteld in de door de dienstverlener aangegeven taal en wordt verstuurd naar het door die dienstverlener vermelde contactpunt, overeenkomstig artikel 10.

    3.De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat van de interne gerechtelijke of administratieve autoriteit die het bevel uitgeeft, stuurt onmiddellijk een kopie van de in lid 1 vermelde bevelen naar alle coördinatoren voor digitale diensten via het overeenkomstig artikel 67 opgerichte systeem.

    4.De in dit artikel vastgestelde voorwaarden en vereisten doen geen afbreuk aan de vereisten krachtens intern strafprocesrecht overeenkomstig het EU-recht.

    Hoofdstuk III
    Verplichtingen inzake gepaste zorgvuldigheid voor een transparante en veilige onlineomgeving

    Afdeling 1
    Op alle aanbieders van tussenhandelsdiensten van toepassing zijnde bepalingen

    Artikel 10
    Contactpunten

    1.Aanbieders van tussenhandelsdiensten voorzien in een centraal contactpunt dat rechtstreekse communicatie via elektronische weg met de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de in artikel 47 vermelde raad mogelijk maakt voor de toepassing van deze verordening.

    2.Aanbieders van tussenhandelsdiensten stellen de informatie ter beschikking die nodig is om hun centrale contactpunt gemakkelijk te identificeren en ermee te communiceren.

    3.Aanbieders van tussenhandelsdiensten vermelden in de in lid 2 bedoelde informatie de officiële taal of talen van de EU die kan of kunnen worden gebruikt om met hun contactpunt te communiceren en die ten minste een van de officiële talen moet omvatten van de lidstaat waarin de aanbieder van tussenhandelsdiensten zijn hoofdvestiging heeft of waar zijn wettige vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd.

    Artikel 11
    Wettelijke vertegenwoordigers

    1.Aanbieders van tussenhandelsdiensten die geen vestiging in de EU hebben maar die diensten in de EU aanbieden, stellen schriftelijk een rechtspersoon of natuurlijke persoon aan als hun wettelijke vertegenwoordiger in een van de lidstaten waar de verlener zijn diensten aanbiedt.

    2.Aanbieders van tussenhandelsdiensten geven hun wettelijke vertegenwoordiger de bevoegdheid om naast of in plaats van de aanbieder te worden geraadpleegd door de autoriteiten van de lidstaten, de Commissie en de raad over alle kwesties die nodig zijn voor de ontvangst, naleving en handhaving van besluiten die krachtens deze verordening zijn uitgegeven. Aanbieders van tussenhandelsdienstenverlenen hun wettelijke vertegenwoordiger de nodige bevoegdheden en middelen om samen te werken met de autoriteiten van lidstaten, de Commissie en de raad en om deze besluiten na te leven.

    3.De aangewezen wettelijke vertegenwoordiger kan aansprakelijk worden gesteld voor niet-naleving van verplichtingen krachtens deze verordening, onverminderd de aansprakelijkheid en rechtsvorderingen die tegen de aanbieder van tussenhandelsdiensten kunnen worden ingesteld.

    4.Aanbieders van tussenhandelsdiensten delen de naam, het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer van hun wettelijke vertegenwoordiger mee aan de coördinator voor digitale diensten in de lidstaat waar die wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd. Zij zorgen ervoor dat die informatie actueel is.

    5.De aanwijzing van een wettelijke vertegenwoordiger binnen de EU krachtens lid 1 leidt niet tot een vestiging in de EU.

    Artikel 12
    Algemene voorwaarden

    1.Aanbieders van tussenhandelsdiensten nemen informatie over eventuele beperkingen die zij aan het gebruik van hun dienst opleggen met betrekking tot door de afnemers van de dienst verstrekte informatie, op in hun algemene voorwaarden. Die informatie omvat gegevens over eventuele beleidsmaatregelen, procedures, maatregelen en instrumenten die worden ingezet voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van algoritmische besluitvorming en menselijke controle. De informatie wordt in duidelijke en ondubbelzinnige taal beschreven en is openbaar beschikbaar in een gemakkelijk toegankelijk formaat.

    2.Aanbieders van tussenhandelsdiensten handelen op een voorzichtige, objectieve en evenredige wijze bij de toepassing en handhaving van de in lid 1 vermelde beperkingen, met gepaste aandacht voor de rechten en gewettigde belangen van alle betrokken partijen, waaronder de van toepassing zijnde, in het Handvest verankerde grondrechten van de afnemers van de dienst.

    Artikel 13
    Rapportageverplichtingen inzake transparantie voor aanbieders van tussenhandelsdiensten

    1.Aanbieders van tussenhandelsdiensten publiceren, ten minste een keer per jaar, duidelijke, gemakkelijk te begrijpen en gedetailleerde rapporten over eventuele inhoudsmoderatie die zij tijdens de betrokken periode hebben uitgevoerd. Deze rapporten bevatten met name informatie over het volgende, waar van toepassing:

    (a)het aantal bevelen dat zij van autoriteiten van lidstaten hebben gekregen, ingedeeld volgens de soort betrokken illegale inhoud, met inbegrip van overeenkomstig de artikelen 8 en 9 uitgegeven bevelen, en de gemiddelde tijd die nodig is om de in die bevelen vermelde actie te ondernemen;

    (b)het aantal overeenkomstig artikel 14 ingediende berichten, ingedeeld volgens de soort vermeende illegale inhoud, de actie die is ondernomen als gevolg van de berichten waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen actie die is ondernomen op basis van de wet dan wel de algemene voorwaarden van de aanbieder, en de gemiddelde tijd die nodig is om de actie te ondernemen;

    (c)de inhoudsmoderatie die is uitgevoerd op eigen initiatief van de dienstverleners, met inbegrip van het aantal en de soort genomen maatregelen die een invloed hebben op de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van door de afnemers van de dienst verstrekte informatie en de mogelijkheid van de afnemers om informatie te verstrekken, ingedeeld per soort reden en grondslag om deze maatregelen te nemen;

    (d)het aantal ontvangen klachten via het in artikel 17 genoemde interne klachtenafhandelingssysteem, de basis voor deze klachten, met betrekking tot deze klachten genomen besluiten, de gemiddelde tijd die nodig is om deze besluiten te nemen en het aantal gevallen waarin deze besluiten werden teruggedraaid.

    2.Lid 1 is niet van toepassing op aanbieders van tussenhandelsdiensten die micro- of kleine ondernemingen zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG.

    Afdeling 2
    Bijkomende bepalingen die beschikbaar zijn voor aanbieders van hostingdiensten, met inbegrip van onlineplatforms

    Artikel 14
    Kennisgevings- en actiemechanismen

    1.Aanbieders van hostingdiensten voeren mechanismen in om personen of entiteiten in staat te stellen hen op de hoogte te brengen van de aanwezigheid op hun dienst van specifieke informatie die de persoon of entiteit als illegale inhoud beschouwt. Die mechanismen moeten gemakkelijk toegankelijk en gebruikersvriendelijk zijn en indiening met uitsluitend elektronische middelen mogelijk maken.

    2.De in lid 1 bedoelde mechanismen vergemakkelijken de indiening van voldoende nauwkeurige en gepast omschreven berichten, op basis waarvan een zorgvuldige marktdeelnemer de onwettigheid van de betrokken inhoud kan identificeren. Hiertoe nemen de dienstverleners de nodige maatregelen om de indiening mogelijk te maken en te vergemakkelijken van berichten die elk van de volgende elementen bevatten:

    (a)een verklaring van de redenen waarom de persoon of entiteit van mening is dat de betrokken informatie illegale inhoud is;

    (b)een duidelijke vermelding van de elektronische locatie van die informatie, met name de exacte URL of URL’s, en, waar nodig, bijkomende informatie die de identificatie van de illegale inhoud mogelijk maakt;

    (c)de naam en een e-mailadres van de persoon of entiteit die het bericht indient, behalve bij informatie waarvan wordt geacht dat zij een van de in artikelen 3 tot en met 7 van Richtlijn 2011/93/EU beschreven strafbare feiten omvat;

    (d)een verklaring van de overtuiging te goeder trouw van de persoon of entiteit die het bericht indient dat de informatie en beweringen hierin nauwkeurig en volledig zijn.

    3.Berichten die de in lid 2 genoemde elementen bevatten, worden verondersteld aanleiding te geven tot werkelijke kennis of bekendheid van die specifieke informatie voor de toepassing van artikel 5.

    4.Wanneer het bericht de naam en een e-mailadres bevat van de persoon of entiteit die het heeft ingediend, stuurt de aanbieder van hostingdiensten die persoon of entiteit onmiddellijk een ontvangstbevestiging van het bericht.

    5.De dienstverlener brengt die persoon of entiteit ook onverwijld op de hoogte van zijn besluit met betrekking tot de informatie waarop het bericht betrekking heeft, met informatie over de beroepsmogelijkheden in verband met dat besluit.

    6.Aanbieders van hostingdiensten verwerken alle berichten die zij via de in lid 1 vermelde mechanismen ontvangen en nemen hun besluiten over de informatie waarop het bericht betrekking heeft op een tijdige, zorgvuldige en objectieve wijze. Wanneer zij voor die verwerking of besluitvorming gebruikmaken van geautomatiseerde wijzen, geven zij in de in lid 4 vermelde kennisgeving informatie over dit gebruik.

    Artikel 15
    Motivering

    1.Wanneer een aanbieder van hostingdiensten besluit toegang tot specifieke, door de afnemers van de dienst verstrekte informatie te verwijderen of uit te schakelen, ongeacht de middelen die worden gebruikt voor het opsporen, identificeren of verwijderen van of het uitschakelen van toegang tot die informatie en van de reden voor zijn besluit, brengt hij de afnemer, ten laatste op het ogenblik van de verwijdering of uitschakeling van toegang, op de hoogte van het besluit en geeft hij een duidelijke en specifieke motivering voor dat besluit.

    2.De in lid 1 bedoelde motivering bevat ten minste de volgende gegevens:

    (a)of het besluit de verwijdering van of de uitschakeling van toegang tot de informatie met zich meebrengt, en waar relevant, het territoriale toepassingsgebied van de uitschakeling van toegang;

    (b)de feiten en omstandigheden die in aanmerking zijn genomen bij het nemen van het besluit, onder meer — indien relevant — of het besluit is genomen krachtens een overeenkomstig artikel 14 ingediend bericht;

    (c)waar van toepassing, informatie over het gebruik van geautomatiseerde middelen bij het nemen van het besluit, onder meer wanneer het besluit is genomen met betrekking tot inhoud die op geautomatiseerde wijze is opgespoord of geïdentificeerd;

    (d)wanneer het besluit betrekking heeft op vermeend illegale inhoud, een verwijzing naar de rechtsgrond waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie op basis hiervan als illegale inhoud wordt beschouwd;

    (e)wanneer het besluit is gebaseerd op de vermeende onverenigbaarheid van de informatie met de algemene voorwaarden van de dienstverlener, een verwijzing naar de overeenkomst waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie wordt beschouwd als onverenigbaar met die grondslag;

    (f)informatie over de beroepsmogelijkheden waarover de afnemer van de dienst met betrekking tot het besluit beschikt, met name via interne klachtenafhandelingsmechanismen, buitengerechtelijke geschillenbeslechting en hoger beroep.

    3.De door de aanbieders van hostingdiensten overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie is duidelijk en gemakkelijk te begrijpen en zo nauwkeurig en specifiek als redelijk gezien mogelijk is in de gegeven omstandigheden. De informatie is met name zodanig dat de afnemer van de betrokken dienst redelijkerwijze in staat is om de in lid 2, punt f), genoemde beroepsmogelijkheden daadwerkelijk uit te oefenen.

    4.Aanbieders van hostingdiensten maken de in lid 1 bedoelde besluiten en de motiveringen bekend in een openbaar toegankelijke, door de Commissie beheerde databank. Deze informatie bevat geen persoonsgegevens.

    Afdeling 3
    Bijkomende op onlineplatforms van toepassing zijnde bepalingen

    Artikel 16
    Uitsluiting van micro- en kleine ondernemingen

    Deze afdeling is niet van toepassing op onlineplatforms die micro- of kleine ondernemingen zijn in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG.

    Artikel 17
    Intern klachtenafhandelingssysteem

    1.Onlineplatforms verstrekken afnemers van de dienst gedurende een periode van ten minste zes maanden na het in dit lid genoemde besluit, toegang tot een doeltreffend intern klachtenafhandelingssysteem, dat het elektronisch en gratis indienen mogelijk maakt van klachten tegen de volgende besluiten die het onlineplatform heeft genomen op basis van het feit dat de door de afnemers verstrekte informatie illegale inhoud is of onverenigbaar is met zijn algemene voorwaarden:

    (a)besluiten om toegang tot de informatie te verwijderen of uit te schakelen;

    (b)besluiten om de verstrekking van de dienst aan de afnemers geheel of gedeeltelijk op te schorten of te beëindigen;

    (c)besluiten om het account van de afnemers op te schorten of te beëindigen.

    2.Onlineplatforms zorgen ervoor dat hun intern klachtenafhandelingssysteem gemakkelijk toegankelijk en gebruikersvriendelijk is en de indiening van voldoende nauwkeurige en gepast gemotiveerde klachten mogelijk maakt en vergemakkelijkt.

    3.Onlineplatforms behandelen klachten die via hun intern klachtenafhandelingssysteem zijn ingediend op een tijdige, zorgvuldige en objectieve wijze. Wanneer een klacht voldoende redenen bevat opdat het onlineplatform van mening is dat de informatie waarop de klacht betrekking heeft, niet illegaal is en niet onverenigbaar is met zijn algemene voorwaarden, of informatie bevat die erop wijst dat het gedrag van de klager de opschorting of beëindiging van de dienst of het account niet rechtvaardigt, moet het zijn in lid 1 genoemde besluit onverwijld ongedaan maken.

    4.Onlineplatforms brengen klagers onverwijld op de hoogte van het besluit dat zij hebben genomen over de informatie waarop de klacht betrekking heeft en brengen klagers op de hoogte van de mogelijkheid voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting waarin is voorzien in artikel 18 en andere beschikbare beroepsmogelijkheden.

    5.Onlineplatforms zorgen ervoor dat de in lid 4 omschreven besluiten niet louter op basis van geautomatiseerde middelen worden genomen.

    Artikel 18
    Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

    1.Afnemers van de in artikel 17, lid 1, bedoelde diensten mogen een overeenkomstig lid 2 gecertificeerd orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting kiezen om geschillen met betrekking tot deze besluiten op te lossen, waaronder klachten die niet konden worden opgelost via het in dat artikel bedoelde interne klachtenafhandelingssysteem. Onlineplatforms werken te goeder trouw samen met het gekozen orgaan om het geschil op te lossen en zijn gebonden door het door dat orgaan genomen besluit.

    Lid 1 geldt onverminderd het recht van de betrokken afnemer om voor een rechtbank beroep aan te tekenen tegen het besluit overeenkomstig de van toepassing zijnde wet.

    2.De coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar het orgaan voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting is gevestigd moet dit orgaan, op zijn verzoek, certificeren wanneer het heeft aangetoond dat het aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

    (a)het is onpartijdig en onafhankelijk van onlineplatforms en afnemers van de door de onlineplatforms aangeboden dienst;

    (b)het beschikt over de nodige expertise met de problemen die zich in een of meer specifieke gebieden van illegale inhoud voordoen, of met de toepassing en handhaving van algemene voorwaarden van een of meerdere soorten onlineplatforms, die het orgaan in staat stelt daadwerkelijk bij te dragen tot de beslechting van een geschil;

    (c)de geschillenbeslechting is gemakkelijk toegankelijk via elektronische communicatietechnologie;

    (d)het orgaan kan geschillen op snelle, doeltreffende en kosteneffectieve wijze en in ten minste een van de officiële talen van de EU regelen;

    (e)de geschillenbeslechting verloopt volgens duidelijke en eerlijke regels.

    De coördinator voor digitale diensten specificeert, waar van toepassing, in het certificaat de specifieke kwesties waarop de expertise van het orgaan betrekking heeft en de officiële taal of talen van de EU waarin het orgaan geschillen kan beslechten, zoals respectievelijk vermeld in punten b) en d) van de eerste alinea.

    3.Als het orgaan het geschil in het voordeel van de afnemer van de dienst beslecht, betaalt het onlineplatform de afnemer alle vergoedingen en andere redelijke uitgaven terug die de afnemer heeft betaald of moet betalen in verband met de geschillenbeslechting. Als het orgaan het geschil in het voordeel van het onlineplatform beslecht, hoeft de afnemer vergoedingen en andere redelijke uitgaven die het onlineplatform heeft betaald of moet betalen in verband met de geschillenbeslechting, niet terug te betalen.

    De vergoedingen die het orgaan voor de geschillenbeslechting aanrekent, zijn redelijk en overschrijden in geen geval de kosten hiervan.

    Gecertificeerde organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting delen de vergoedingen, of de voor bepaling hiervan gebruikte mechanismen, mee aan de betrokken afnemer van de diensten en het betrokken onlineplatform alvorens de geschillenbeslechting aan te vangen.

    4.Lidstaten kunnen organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting oprichten voor de toepassing van lid 1 of de activiteiten van een aantal of alle organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting die zij overeenkomstig lid 2 hebben gecertificeerd, ondersteunen.

    Lidstaten zorgen ervoor dat alle activiteiten die zij krachtens de eerste alinea uitvoeren, geen afbreuk doen aan de mogelijkheid van hun coördinator voor digitale diensten om de betrokken organen overeenkomstig lid 2 te certificeren.

    5.Coördinatoren voor digitale diensten melden de organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting die zij overeenkomstig lid 2 hebben gecertificeerd aan bij de Commissie, met inbegrip van de eventuele in de tweede alinea van dat lid bedoelde specificaties. De Commissie publiceert een lijst van die organen en specificaties op een afzonderlijke website en werkt deze bij.

    6.Dit artikel doet geen afbreuk aan Richtlijn 2013/11/EU en aan procedures en organen voor alternatieve beslechting van consumentengeschillen die krachtens die richtlijn zijn opgericht.

    Artikel 19
    Betrouwbare flaggers

    1.Onlineplatforms nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om te verzekeren dat via de in artikel 14 genoemde mechanismen door betrouwbare flaggers ingediende berichten prioritair en onmiddellijk worden verwerkt en afgehandeld.

    2.De status van betrouwbare flagger krachtens deze verordening wordt, na aanvraag door een entiteit, toegekend door de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd, wanneer de aanvrager heeft aangetoond dat hij aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

    (a)hij heeft specifieke expertise en bevoegdheid voor het opsporen, identificeren en melden van illegale inhoud;

    (b)hij vertegenwoordigt collectieve belangen en is onafhankelijk van enig onlineplatform;

    (c) hij voert zijn activiteiten uit met als doel berichten tijdig, zorgvuldig en objectief in te dienen.

    3.Coördinatoren voor digitale diensten delen aan de Commissie en de raad de namen, adressen en e-mailadressen mee van de entiteiten waaraan zij de status van betrouwbare flagger overeenkomstig lid 2 hebben toegekend.

    4.De Commissie publiceert de in lid 3 bedoelde informatie in een openbaar toegankelijke databank en werkt de databank bij.

    5.Wanneer een onlineplatform over informatie beschikt die erop wijst dat een betrouwbare flagger via de in artikel 14 bedoelde mechanismen een aanzienlijk aantal onvoldoende nauwkeurige of niet voldoende gemotiveerde berichten heeft ingediend, waaronder informatie die is verzameld in verband met de verwerking van klachten via het in artikel 17, lid 3, bedoelde intern klachtenafhandelingssysteem, deelt het deze informatie mee aan de coördinator voor digitale diensten die de status van betrouwbare flagger aan de betrokken entiteit heeft toegekend en verstrekt het hierbij de nodige verklaringen en ondersteunende documenten.

    6.De coördinator voor digitale diensten die de status van betrouwbare flagger aan een entiteit heeft toegekend, trekt die status in als hij, na een onderzoek hetzij op eigen initiatief hetzij op basis van van derden verkregen informatie, met inbegrip van de informatie die krachtens lid 5 door een onlineplatform is verstrekt, bepaalt dat de entiteit niet langer voldoet aan de in lid 2 vermelde voorwaarden. Alvorens hij die status intrekt, biedt de coördinator voor digitale diensten de entiteit de kans om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en zijn intentie om de status van betrouwbare flagger van de entiteit in te trekken.

    7.Na raadpleging van de raad kan de Commissie onlineplatforms en coördinatoren voor digitale diensten bijstaan bij de toepassing van de leden 5 en 6.

    Artikel 20
    Maatregelen en bescherming tegen misbruik

    1.Onlineplatforms schorten, voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing, de verlening van hun diensten op aan afnemers van de dienst die frequent manifest illegale inhoud verstrekken.

    2.Onlineplatforms schorten, voor een redelijke periode en na een voorafgaande waarschuwing, de verwerking op van berichten en klachten die via de in artikelen 14 en 17 bedoelde berichten- en actiemechanismen en interne klachtenafhandelingssystemen zijn ingediend door personen of entiteiten of door klagers die regelmatig berichten of klachten indienen die manifest ongegrond zijn.

    3.Onlineplatforms beoordelen geval per geval en tijdig, zorgvuldig en objectief of een afnemer, persoon, entiteit of klager zich schuldig maakt aan het in de leden 1 en 2 vermelde misbruik, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden die blijken uit de op het onlineplatform beschikbare informatie. Die omstandigheden omvatten ten minste het volgende:

    (a)de absolute aantallen manifest illegale inhoud of manifest ongefundeerde berichten of klachten die het voorbije jaar zijn ingediend;

    (b)het relatieve aandeel hiervan in verhouding tot de totale hoeveelheid aangeboden informatie of ingediende berichten in het voorbije jaar;

    (c)de ernst van het misbruik en de gevolgen ervan;

    (d)de intentie van de afnemer, persoon, entiteit of klager.

    4.Onlineplatforms vermelden op een duidelijke en gedetailleerde wijze hun beleid bij misbruik zoals bedoeld in de leden 1 en 2 in hun algemene voorwaarden, ook met betrekking tot de feiten en omstandigheden waarmee zij rekening houden bij de beoordeling of bepaald gedrag misbruik vormt alsook de duur van de opschorting.

    Artikel 21
    Kennisgeving van vermoedens van strafbare feiten

    1.Wanneer een onlineplatform op de hoogte wordt gesteld van informatie die aanleiding geeft tot een vermoeden dat een ernstig strafbaar feit met een bedreiging van het leven of de veiligheid van personen heeft plaatsgevonden, plaatsvindt of waarschijnlijk zal plaatsvinden, brengt het de rechtshandhavings- of gerechtelijke autoriteiten van de betrokken lidstaat of lidstaten op de hoogte van zijn vermoeden en verstrekt het alle beschikbare relevante informatie.

    2.Wanneer het onlineplatform de betrokken lidstaat niet met redelijke zekerheid kan identificeren, brengt het de wetshandhavingsautoriteiten van de lidstaat waar het is gevestigd of waar het zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft op de hoogte of informeert het Europol.

    Voor de toepassing van dit artikel is de betrokken lidstaat de lidstaat waar de overtreding is begaan, wordt begaan en waarschijnlijk zal worden begaan, of de lidstaat waar de verdachte overtreder verblijft of zich bevindt, of de lidstaat waar het slachtoffer van de vermoedelijke overtreder verblijft of zich bevindt.

    Artikel 22
    Traceerbaarheid van handelaren

    1.Wanneer een onlineplatform consumenten in staat stelt op afstand gesloten overeenkomsten met handelaren aan te gaan, zorgt het ervoor dat handelaren zijn diensten alleen kunnen gebruiken ter promotie van berichten over of voor het aanbieden van producten of diensten aan consumenten in de EU als het onlineplatform vóór het gebruik van zijn diensten de volgende informatie heeft verkregen:

    (a)naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de handelaar;

    (b)een kopie van het identificatiedocument van de handelaar of elke andere elektronische identificatie zoals gedefinieerd in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 50 ;

    (c)de bankrekeninggegevens van de handelaar wanneer de handelaar een natuurlijke persoon is;

    (d)naam, adres, telefoonnummer en e-mailadres van de marktdeelnemer, in de betekenis van artikel 3, lid 13, en artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad 51 of van een relevante EU-rechtshandeling;

    (e)indien de handelaar ingeschreven staat in een handels- of soortgelijk openbaar register, het handelsregister waar de handelaar staat ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer of een soortgelijke wijze van identificatie in dat register;

    (f)een zelfcertificering door de handelaar waardoor hij zich ertoe verbindt alleen producten of diensten aan te bieden die voldoen aan de van toepassing zijnde regels van het EU-recht.

    2.Na ontvangst van die informatie doet het onlineplatform alle redelijke inspanningen om te beoordelen of de in lid 1, punten a), d) en e), bedoelde informatie betrouwbaar is door het gebruik van een vrij toegankelijke officiële onlinedatabank of een door een lidstaat of de EU beschikbaar gestelde online-interface of via verzoeken aan de handelaar om ondersteunende documenten van betrouwbare bronnen te verstrekken.

    3.Wanneer het onlineplatform aanwijzingen verkrijgt dat in lid 1 bedoelde, van de betrokken handelaar verkregen informatie onjuist of onvolledig is, verzoekt dit platform de handelaar de informatie te verbeteren voor zover dit nodig is om te verzekeren dat alle informatie nauwkeurig en volledig is, onmiddellijk of binnen de door EU-recht en intern recht vastgestelde termijn.

    Wanneer de handelaar die informatie niet verbetert of aanvult, schort het onlineplatform het aanbieden van zijn dienst aan de handelaar op totdat aan het verzoek is voldaan.

    4.Het onlineplatform slaat de krachtens leden 1 en 2 verkregen informatie op beveiligde wijze op voor de duur van zijn contractuele verhouding met de betrokken handelaar. Daarna moet het de informatie vernietigen.

    5.Onverminderd lid 2 deelt het platform de informatie alleen aan derde partijen mee wanneer dit vereist is volgens het van toepassing zijnde recht, met inbegrip van de in artikel 9 bedoelde bevelen en eventuele bevelen die zijn gegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten of de Commissie voor de uitvoering van hun taken krachtens deze verordening.

    6.Het onlineplatform stelt de in de lid 1, punten a), d), e) en f), bedoelde informatie beschikbaar voor de afnemers van de dienst, op een heldere, gemakkelijk toegankelijke en begrijpelijke wijze.

    7.Het onlineplatform ontwerpt en organiseert zijn online-interface op een wijze die handelaren in staat stelt te voldoen aan hun verplichtingen met betrekking tot precontractuele informatie en informatie over productveiligheid volgens het van toepassing zijnde EU-recht.

    Artikel 23
    Rapportageverplichtingen inzake transparantie voor aanbieders van onlineplatforms

    1.Naast de in artikel 13 bedoelde informatie vermelden onlineplatforms in de in dat artikel bedoelde rapporten informatie over het volgende:

    (a)het aantal geschillen dat is voorgelegd aan de in artikel 18 bedoelde organen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting, het resultaat van de geschillenbeslechting en de gemiddelde tijd die nodig was voor de geschillenbeslechtingsprocedures;

    (b)het aantal opschortingen dat krachtens artikel 20 is opgelegd, met een onderscheid tussen opschortingen die zijn opgelegd voor de verstrekking van manifest illegale inhoud, de indiening van manifest ongefundeerde berichten en de indiening van manifest ongefundeerde klachten;

    (c)elk gebruik dat is gemaakt van automatische middelen voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van een specificatie van de precieze doeleinden, indicatoren van de nauwkeurigheid van de geautomatiseerde middelen bij het vervullen van die doeleinden en de toegepaste vrijwaringsmaatregelen.

    2.Onlineplatforms maken ten minste elke zes maanden informatie bekend over het gemiddelde aantal actieve afnemers van de dienst in elke lidstaat, berekend als een gemiddelde over de periode van de voorbije zes maanden, overeenkomstig de methodologie die is vastgelegd in de krachtens artikel 25, lid 2, vastgestelde gedelegeerde handelingen.

    3.Onlineplatforms delen aan de coördinator voor digitale diensten van vestiging op zijn verzoek de in lid 2 bedoelde informatie mee, bijgewerkt tot het ogenblik van het verzoek. De coördinator voor digitale diensten kan het onlineplatform verzoeken bijkomende informatie te verstrekken over de in dat lid bedoelde berekening, met inbegrip van verklaringen en motivering met betrekking tot de gebruikte gegevens. Deze informatie bevat geen persoonsgegevens.

    4.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor de opstelling van modellen voor het formulier, de inhoud en andere gegevens van rapporten krachtens lid 1.

    Artikel 24
    Transparantie over onlinereclame

    Onlineplatforms die op hun online-interfaces reclame weergeven, zorgen ervoor dat de afnemers van de dienst voor elke reclame die aan elke individuele afnemer wordt getoond, op een duidelijke en ondubbelzinnige wijze en in reële tijd het volgende kunnen vaststellen:

    (a)dat de weergegeven informatie reclame is;

    (b)wie de natuurlijke persoon of rechtspersoon is in naam van wie de reclame wordt getoond;

    (c)nuttige informatie over de belangrijkste parameters die worden gebruikt om te bepalen aan welke afnemers de reclame wordt getoond.

    Afdeling 4
    Bijkomende verplichtingen voor zeer grote onlineplatforms betreffende het beheren van systemische risico’s

    Artikel 25
    Zeer grote onlineplatforms

    1.Deze afdeling is van toepassing op onlineplatforms die hun diensten aanbieden aan een gemiddeld aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU dat gelijk aan of groter dan 45 miljoen is, berekend overeenkomstig de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen vastgestelde methodologie.

    2.De Commissie stelt overeenkomstig artikel 69 gedelegeerde handelingen vast om het in lid 1 bedoelde gemiddelde aantal maandelijkse afnemers van de dienst in de EU te bepalen, wanneer de bevolking van de EU met ten minste 5 % toeneemt of afneemt ten opzichte van de bevolking in 2020 of, na correctie via een gedelegeerde handeling, van de bevolking in het jaar waarin de meest recente gedelegeerde handeling is vastgesteld. In dat geval past zij het aantal zo aan dat het overeenstemt met 10 % van de EU-bevolking in het jaar waarin zij de gedelegeerde handeling vaststelt, afgerond naar boven of naar beneden zodat het cijfer in miljoen kan worden uitgedrukt.

    3.De Commissie stelt voor de toepassing van lid 1 overeenkomstig artikel 69 gedelegeerde handelingen vast, na raadpleging van de raad, om een specifieke methodologie vast te leggen voor de berekening van het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU. In de methodologie wordt met name gespecificeerd hoe de EU-bevolking wordt bepaald alsook criteria om het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU te bepalen, rekening houdend met verschillende toegankelijkheidskenmerken.

    4.De coördinator voor digitale diensten van vestiging verifieert ten minste elke zes maanden of het gemiddelde aantal maandelijks actieve afnemers van de dienst in de EU van onlineplatforms onder zijn rechtsmacht gelijk is aan of groter dan het in lid 1 bedoelde aantal. Op basis van die verificatie stelt hij een besluit vast dat het onlineplatform aanduidt als zeer groot onlineplatform voor de toepassing van deze verordening, of dat deze aanduiding beëindigt, en deelt hij dit besluit onverwijld mee aan het betrokken onlineplatform en aan de Commissie.

    De Commissie verzekert dat deze lijst van aangeduide zeer grote onlineplatforms wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en werkt deze lijst bij. De verplichtingen van deze afdeling zijn van toepassing, of zijn niet langer van toepassing, op de betrokken zeer grote onlineplatforms vanaf vier maanden na die bekendmaking.

    Artikel 26
    Risicobeoordeling

    1.Zeer grote onlineplatforms identificeren, analyseren en beoordelen, vanaf de in de tweede alinea van artikel 25, lid 4, bedoelde datum, ten minste één keer per jaar hierna, alle aanzienlijke systemische risico’s die voortvloeien uit de werking van de dienst en het gebruik dat ervan wordt gemaakt in de EU. Deze risicobeoordeling is specifiek voor hun diensten en omvat de volgende systemische risico’s:

    (a)de verspreiding van illegale inhoud via hun diensten;

    (b)eventuele negatieve effecten op de uitoefening van de grondrechten inzake de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de vrijheid van meningsuiting en van informatie, non-discriminatie en de rechten van het kind, zoals verankerd in respectievelijk de artikelen 7, 11, 21 en 24 van het Handvest;

    (c)opzettelijke manipulatie van hun dienst, onder meer door het niet-authentieke gebruik of de geautomatiseerde exploitatie van de dienst, met een werkelijk of voorzienbaar negatief effect op de bescherming van de volksgezondheid, minderjarigen, de burgerdialoog, of werkelijke of voorzienbare effecten met betrekking tot verkiezingsprocessen en openbare veiligheid.

    2.Bij de uitvoering van risicobeoordelingen houden zeer grote onlineplatforms met name rekening met hoe hun inhoudsmoderatiesystemen, aanbevelingssystemen en systemen voor selectie en weergave van reclame de in lid 1 bedoelde systemische risico’s beïnvloeden, met inbegrip van de mogelijk snelle en wijde verspreiding van illegale inhoud en van informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden.

    Artikel 27
    Risicobeperking

    1.Zeer grote onlineplatforms nemen redelijke, evenredige en doeltreffende risicobeperkingsmaatregelen, op maat van de specifieke systemische risico’s die overeenkomstig artikel 26 zijn geïdentificeerd. Dergelijke maatregelen omvatten waar van toepassing:

    (a)aanpassing van inhoudsmoderatie- of aanbevelingssystemen, de besluitvormingsprocessen ervan, de kenmerken of werking van hun diensten, of hun algemene voorwaarden;

    (b)maatregelen op maat die gericht zijn op het beperken van de weergave van reclame in verband met de dienst die zij aanbieden;

    (c)versterking van de interne processen of het toezicht op hun activiteiten, met name betreffende de detectie van systemische risico’s;

    (d)samenwerking met betrouwbare flaggers overeenkomstig artikel 19 beginnen of aanpassen;

    (e)samenwerking met andere onlineplatforms beginnen of aanpassen via de gedragscodes en de crisisprotocollen zoals bedoeld in respectievelijk de artikelen 35 en 37.

    2.In samenwerking met de Commissie publiceert de raad één keer per jaar uitvoerige rapporten die het volgende bevatten:

    (a)identificatie en beoordeling van de meest prominente en terugkerende systemische risico’s die zeer grote onlineplatforms hebben gemeld of die via andere informatiebronnen zijn geïdentificeerd, met name degene die overeenkomstig de artikelen 31 en 33 zijn verstrekt;

    (b)beste werkwijzen voor zeer grote onlineplatforms om de geïdentificeerde systemische risico’s te beperken.

    3.In samenwerking met de coördinatoren voor digitale diensten kan de Commissie algemene richtsnoeren uitgeven over de toepassing van lid 1 met betrekking tot specifieke risico’s, met name om beste praktijken te presenteren en mogelijke maatregelen aan te bevelen, terwijl rekening wordt gehouden met de mogelijke gevolgen van de maatregelen op de in het Handvest verankerde grondrechten van alle betrokken partijen. Bij de voorbereiding van die richtsnoeren organiseert de Commissie openbare raadplegingen.

    Artikel 28
    Onafhankelijke controle

    1.Zeer grote onlineplatforms worden, op hun kosten en ten minste één keer per jaar, onderworpen aan controles om de naleving te beoordelen van:

    (a)de in hoofdstuk III vastgestelde verplichtingen;

    (b)toezeggingen die zijn gedaan krachtens de gedragscodes als bedoeld in de artikelen 35 en 36 en de crisisprotocollen als bedoeld in artikel 37.

    2.Controles krachtens lid 1 worden uitgevoerd door organisaties die:

    (a)onafhankelijk zijn van het betrokken zeer grote onlineplatform;

    (b)expertise hebben aangetoond op het gebied van risicobeheer, technische competentie en capaciteiten;

    (c)blijk hebben gegeven van objectiviteit en beroepsethiek, met name op basis van het naleven van codes voor goede praktijken of gepaste normen.

    3.De organisaties die de controles uitvoeren, stellen van elke controle een controlerapport op. Het rapport is schriftelijk en bevat ten minste het volgende:

    (a)naam, adres en contactpunt van het zeer grote onlineplatform dat aan de controle is onderworpen en de gecontroleerde periode;

    (b)naam en adres van de organisatie die de controle uitvoert;

    (c)een beschrijving van de specifieke gecontroleerde elementen en de toegepaste methodologie;

    (d)een beschrijving van de belangrijkste bevindingen van de controle;

    (e)een controleadvies over het feit of het aan de controle onderworpen zeer grote onlineplatform heeft voldaan aan de verplichtingen en aan de in lid 1 vermelde toezeggingen, hetzij positief, positief met opmerkingen of negatief;

    (f)wanneer het controleadvies niet positief is, operationele aanbevelingen over specifieke maatregelen om naleving te bereiken.

    4.Zeer grote onlineplatforms die een niet-positief controlerapport krijgen, houden terdege rekening met alle aan hen gerichte operationele aanbevelingen met als doel de nodige maatregelen te nemen om ze uit te voeren. Binnen een maand na ontvangst van deze aanbevelingen stellen zij een controleuitvoeringsrapport vast waarin deze maatregelen worden vastgelegd. Wanneer zij de operationele aanbevelingen niet uitvoeren, geven zij in het controleuitvoeringsrapport de redenen hiervoor alsook een overzicht van eventuele alternatieve maatregelen die zij hebben genomen om vastgestelde niet-naleving aan te pakken.

    Artikel 29
    Aanbevelingssystemen

    1.Zeer grote onlineplatforms die gebruikmaken van aanbevelingssystemen, vermelden in hun algemene voorwaarden op een duidelijke, toegankelijke en gemakkelijk te begrijpen wijze de belangrijkste parameters die in hun aanbevelingssystemen worden gebruikt, alsook eventuele opties voor de afnemers van de dienst om deze beschikbaar gestelde belangrijkste parameters te wijzigen of te beïnvloeden, met inbegrip van ten minste één optie die niet is gebaseerd op profilering, in de zin van artikel 4, lid 4, van Verordening (EU) 2016/679.

    2.Wanneer krachtens lid 1 diverse opties beschikbaar zijn, verstrekken zeer grote onlineplatforms op hun online-interface een gemakkelijk toegankelijke functionaliteit waarmee de afnemer van de dienst zijn voorkeursoptie voor elk van de aanbevelingssystemen die de relatieve volgorde bepalen van informatie die hij gepresenteerd krijgt, te allen tijde kan selecteren en wijzigen.

    Artikel 30
    Bijkomende transparantie met betrekking tot onlinereclame

    1.Zeer grote onlineplatforms die op hun online-interface reclame weergeven, stellen een register met de in lid 2 vermelde informatie op en maken dit bekend via interfaces voor applicatieprogrammering, tot een jaar nadat de reclame voor het laatst op hun online-interface te zien was. Zij zorgen ervoor dat het register geen persoonsgegevens bevat van de afnemers van de dienst aan wie de reclame is of had kunnen worden getoond.

    2.Het register bevat ten minste de volgende gegevens:

    (a)de inhoud van de reclame;

    (b)de natuurlijke persoon of rechtspersoon namens wie de reclame wordt getoond;

    (c)de periode waarin de reclame werd getoond;

    (d)of de reclame specifiek bedoeld was om te worden getoond aan een of meer bepaalde groepen afnemers van de dienst en indien dit zo is, de belangrijke parameters die hiervoor zijn gebruikt;

    (e)het totale aantal afnemers van de dienst dat is bereikt en waar van toepassing de totale aantallen van de groep of groepen afnemers voor wie de reclame specifiek was bedoeld.

    Artikel 31
    Toegang tot gegevens en onderzoek

    1.Zeer grote onlineplatforms verlenen de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie, op hun gemotiveerd verzoek en binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, toegang tot gegevens die nodig zijn om toezicht te houden op de naleving van deze verordening en ze te beoordelen. Die coördinator voor digitale diensten en de Commissie gebruiken deze gegevens alleen voor die doeleinden.

    2.Na een gemotiveerd verzoek van de coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie bieden zeer grote onlineplatforms, binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, erkende onderzoekers die voldoen aan de vereisten in lid 4 van dit artikel, toegang tot gegevens met als enige doel onderzoek uit te voeren dat bijdraagt tot de identificatie en het begrip van systemische risico’s als bedoeld in artikel 26, lid 1.

    3.Zeer grote onlineplatforms bieden toegang tot gegevens krachtens leden 1 en 2 via onlinedatabanken of interfaces voor applicatieprogrammering, al naargelang van het geval.

    4.Om te worden erkend, moeten onderzoekers verbonden zijn aan academische instellingen, mogen zij geen commerciële belangen hebben, moeten zij beschikken over bewezen expertise op de gebieden die verband houden met de onderzochte risico’s of verwante onderzoeksmethodologieën, en verbinden zij zich ertoe en zijn zij in staat om de specifieke gegevensbeveiligings- en vertrouwelijkheidsvereisten die overeenstemmen met elk verzoek, na te leven.

    5.Na raadpleging van de raad stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast waarin de technische voorwaarden worden vastgelegd waaronder zeer grote onlineplatforms krachtens de leden 1 en 2 gegevens moeten delen en de doeleinden waarvoor de gegevens mogen worden gebruikt. In deze gedelegeerde handelingen worden de specifieke voorwaarden vastgelegd waaronder dit delen van gegevens met erkende onderzoekers kan plaatsvinden met naleving van Verordening (EU) 2016/679, rekening houdend met de rechten en belangen van de zeer grote onlineplatforms en de afnemers van de betrokken dienst, met inbegrip van de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen, en met behoud van de beveiliging van hun dienst.

    6.Binnen 15 dagen na ontvangst van een in de leden 1 en 2 genoemd verzoek kan een zeer groot onlineplatform de coördinator voor digitale diensten of de Commissie, afhankelijk van het geval, vragen het verzoek te wijzigen wanneer het van mening is dat het geen toegang tot de gevraagde gegevens kan bieden om een van de volgende twee redenen:

    (a)het heeft geen toegang tot de gegevens;

    (b)het bieden van toegang tot de gegevens zal leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst of voor de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen.

    7.Verzoeken tot wijziging krachtens lid 6, punt b), bevatten voorstellen voor een of meer alternatieve middelen waarmee toegang wordt verstrekt tot de gevraagde gegevens of andere gegevens die geschikt en voldoende zijn voor het doel van het verzoek.

    De coördinator voor digitale diensten van vestiging of de Commissie beslist binnen 15 dagen over het verzoek tot wijziging en deelt dit besluit en, waar relevant, het gewijzigde verzoek en de nieuwe periode om aan het verzoek te voldoen mee aan het zeer grote onlineplatform.

    Artikel 32
    Nalevingsfunctionarissen

    1.Zeer grote onlineplatforms duiden een of meer nalevingsfunctionarissen aan die verantwoordelijk is of zijn voor toezicht op de naleving van deze verordening.

    2.Zeer grote onlineplatforms duiden alleen personen met de nodige beroepskwalificaties, kennis, ervaring en bekwaamheden om de in lid 3 genoemde taken uit te voeren aan als nalevingsfunctionarissen. Nalevingsfunctionarissen kunnen werknemers van het betrokken zeer grote onlineplatform zijn of deze taken uitvoeren op basis van een overeenkomst met het platform.

    3.Nalevingsfunctionarissen hebben de volgende taken:

    (a)samenwerken met de coördinator voor digitale diensten van vestiging en met de Commissie voor de toepassing van deze verordening;

    (b)de activiteiten van het zeer grote onlineplatform met betrekking tot de onafhankelijke controle krachtens artikel 28 organiseren en er toezicht op houden;

    (c)het bestuur en de werknemers van het zeer grote onlineplatform op de hoogte brengen van en adviseren over relevante verplichtingen krachtens deze verordening;

    (d)toezien op de naleving door het zeer grote onlineplatform van zijn verplichtingen krachtens deze verordening.

    4.Zeer grote onlineplatforms nemen de nodige maatregelen om te verzekeren dat de nalevingsfunctionarissen hun taken op onafhankelijke wijze kunnen uitvoeren.

    5.Zeer grote onlineplatforms delen de naam en contactgegevens van de nalevingsfunctionaris mee aan de coördinator voor digitale diensten van vestiging en aan de Commissie.

    6.Zeer grote onlineplatforms ondersteunen de nalevingsfunctionaris bij de uitvoering van zijn taken en verstrekken hem de nodige middelen om die taken naar behoren uit te voeren. De nalevingsfunctionaris brengt rechtstreeks verslag uit aan het hoogste bestuursniveau van het platform.

    Artikel 33
    Rapportageverplichtingen inzake transparantie voor zeer grote onlineplatforms

    1.Zeer grote onlineplatforms maken de in artikel 13 bedoelde rapporten bekend binnen de zes maanden na de in artikel 25, lid 4, bedoelde datum van toepassing en daarna elke zes maanden.

    2.Naast de in artikel 13 vermelde rapporten maken zeer grote onlineplatforms ten minste één keer per jaar en binnen de dertig dagen na de vaststelling van het in artikel 28, lid 4, bedoelde controleuitvoeringsrapport het volgende beschikbaar en sturen zij het door naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging en de Commissie:

    (a)een rapport met de resultaten van de risicobeoordeling krachtens artikel 26;

    (b)de hiermee verbonden krachtens artikel 27 geïdentificeerde en uitgevoerde risicobeperkingsmaatregelen;

    (c)het controlerapport als bedoeld in artikel 28, lid 3;

    (d)het controleuitvoeringsrapport als bedoeld in artikel 28, lid 4.

    3.Wanneer een zeer groot onlineplatform van mening is dat de bekendmaking van informatie krachtens lid 2 kan leiden tot de onthulling van vertrouwelijke informatie van dat platform of van de afnemers van de dienst, kan leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst, de openbare veiligheid kan ondermijnen of afnemers kan schaden, kan het platform dergelijke informatie uit de rapporten verwijderen. In dat geval stuurt het platform de volledige rapporten naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging en de Commissie, vergezeld van een verklaring van de redenen waarom de informatie uit de openbare rapporten is verwijderd.

    Afdeling 5
    Andere bepalingen betreffende verplichtingen inzake gepaste zorgvuldigheid

    Artikel 34
    Normen

    1.De Commissie ondersteunt en bevordert de ontwikkeling en uitvoering van vrijwillige sectornormen door relevante Europese en internationale normalisatie-instanties voor ten minste:

    (a)elektronische indiening van berichten krachtens artikel 14;

    (b)elektronische indiening van berichten door betrouwbare flaggers volgens artikel 19, ook via interfaces voor applicatieprogrammering;

    (c)specifieke interfaces, met inbegrip van interfaces voor applicatieprogrammering, om naleving van de in de artikelen 30 en 31 beschreven verplichtingen te vergemakkelijken;

    (d)controle van zeer grote onlineplatforms krachtens artikel 28;

    (e)interoperabiliteit van de in artikel 30, lid 2, bedoelde reclameregisters;

    (f)doorgeven van gegevens tussen reclametussenpersonen ter ondersteuning van transparantieverplichtingen krachtens artikel 24, punten b) en c).

    2.De Commissie ondersteunt de bijwerking van de normen in het licht van technologische ontwikkelingen en het gedrag van de afnemers van de betrokken dienst.

    Artikel 35
    Gedragscodes

    1.De Commissie en de raad stimuleren en vergemakkelijken het opstellen van gedragscodes op EU-niveau om bij te dragen tot de correcte toepassing van deze verordening, met name rekening houdend met de specifieke uitdagingen om diverse soorten illegale inhoud en systemische risico’s aan te pakken, met betrekking tot EU-recht, met name betreffende mededinging en de bescherming van persoonsgegevens.

    2.Wanneer aanzienlijke systemische risico’s in de zin van artikel 26, lid 1, optreden en betrekking hebben op meerdere zeer grote onlineplatforms, kan de Commissie de betrokken zeer grote onlineplatforms, andere zeer grote onlineplatforms, andere onlineplatforms en andere aanbieders van tussenhandelsdiensten, waar van toepassing, alsook organisaties van het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden, verzoeken mee te werken aan de opstelling van gedragscodes, onder meer door toezeggingen op te stellen om specifieke risicobeperkende maatregelen te nemen, alsook een kader voor regelmatige rapportage over genomen maatregelen en de resultaten ervan.

    3.Bij de uitvoering van de leden 1 en 2 streven de Commissie en de raad ernaar te verzekeren dat hun doelstellingen duidelijk beschreven zijn in de gedragscodes, dat er kernprestatie-indicatoren zijn opgenomen om de verwezenlijking van deze doelstellingen te meten en dat er terdege rekening wordt gehouden met de behoeften en belangen van alle belanghebbenden, ook burgers, op EU-niveau. De Commissie en de raad streven er ook naar te verzekeren dat deelnemers regelmatig rapporteren aan de Commissie en aan hun respectieve coördinator voor digitale diensten van vestiging over alle genomen maatregelen en de resultaten ervan, ten opzichte van de kernprestatie-indicatoren die zij bevatten.

    4.De Commissie en de raad beoordelen of de gedragscodes voldoen aan de in de leden 1 en 3 beschreven doelen, en houden regelmatig toezicht op en beoordelen het behalen van hun doelstellingen. Zij maken hun conclusies bekend.

    5.De raad houdt regelmatig toezicht op en evalueert het behalen van de doelstellingen van de gedragscodes, rekening houdend met de kernprestatie-indicatoren die zij eventueel bevatten.

    Artikel 36
    Gedragscodes voor onlinereclame

    1.De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt de opstelling van gedragscodes op EU-niveau tussen onlineplatforms en andere relevante aanbieders, zoals aanbieders van tussenhandelsdiensten voor onlinereclame of organisaties die afnemers van de dienst vertegenwoordigen en organisaties van het maatschappelijk middenveld of relevante autoriteiten, om bij te dragen tot meer transparantie in onlinereclame, ruimer dan de vereisten van de artikelen 24 en 30.

    2.De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat de gedragscodes leiden tot het doeltreffend doorgeven van informatie, met volledige naleving van de rechten en belangen van alle betrokken partijen, en tot een concurrerende, transparante en eerlijke omgeving in onlinereclame, overeenkomstig het EU-recht en het intern recht, met name inzake mededinging en de bescherming van persoonsgegevens. De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat in de gedragscodes ten minste het volgende wordt vermeld:

    (a)het doorgeven van informatie waarover onlinetussenpersonen voor reclamediensten beschikken aan afnemers van de dienst met betrekking tot de in artikel 24, punten b) en d), vastgestelde vereisten;

    (b)het doorgeven van informatie waarover onlinetussenpersonen voor reclamediensten beschikken aan de registers krachtens artikel 30.

    3.De Commissie stimuleert de opstelling van de gedragscode binnen een jaar na de datum van toepassing van deze verordening en de toepassing ervan uiterlijk zes maanden na die datum.

    Artikel 37
    Crisisprotocollen

    1.De raad kan de Commissie aanbevelen te beginnen met de opstelling, overeenkomstig de leden 2, 3 en 4, van crisisprotocollen voor de aanpak van crisissituaties die strikt beperkt zijn tot uitzonderlijke omstandigheden die de openbare veiligheid of de volksgezondheid aantasten.

    2.De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt zeer grote onlineplatforms en, waar gepast, andere onlineplatforms, met betrokkenheid van de Commissie, om mee te werken aan het opstellen, testen en toepassen van deze crisisprotocollen, die een of meer van de volgende maatregelen omvatten:

    (a)het weergeven van prominente informatie over de crisissituatie die is verstrekt door de autoriteiten van de lidstaten of op EU-niveau;

    (b)het verzekeren dat het in artikel 10 bedoelde contactpunt verantwoordelijk is voor crisisbeheer;

    (c)waar van toepassing, het aanpassen van de middelen die worden toegekend voor naleving van de in de artikelen 14, 17, 19, 20 en 27 vastgestelde verplichtingen aan de behoeften die door de crisissituatie zijn ontstaan.

    3.De Commissie kan, indien nodig, de autoriteiten van de lidstaten en organen, bureaus en agentschappen van de EU betrekken bij het opstellen en testen van en het toezicht houden op de toepassing van de crisisprotocollen. De Commissie kan, waar nodig en gepast, ook organisaties van het maatschappelijk middenveld of andere relevante organisaties betrekken bij het opstellen van de crisisprotocollen.

    4.De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat in de crisisprotocollen het volgende duidelijk is vastgesteld:

    (a)de specifieke parameters om te bepalen waaruit de specifieke uitzonderlijke omstandigheid bestaat die men met het crisisprotocol wil aanpakken en de doelstellingen die hiermee worden nagestreefd;

    (b)de rol van elk van de deelnemers en de maatregelen die zij moeten invoeren ter voorbereiding en zodra het crisisprotocol is geactiveerd;

    (c)een duidelijke procedure om te bepalen wanneer het crisisprotocol moet worden geactiveerd;

    (d)een duidelijke procedure om de periode te bepalen tijdens dewelke de te nemen maatregelen moeten worden genomen zodra het crisisprotocol is geactiveerd; deze periode is strikt beperkt tot wat nodig is om de betrokken specifieke buitengewone omstandigheden aan te pakken;

    (e)vrijwaringsmaatregelen om eventuele negatieve effecten op de uitoefening van de in het Handvest verankerde grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie en non-discriminatie, aan te pakken;

    (f)een proces om openbaar verslag uit te brengen over genomen maatregelen, de duur en de resultaten ervan, bij beëindiging van de crisissituatie.

    5.Als de Commissie van mening is dat een crisisprotocol de crisissituatie niet doeltreffend aanpakt, of om de uitoefening van grondrechten als bedoeld in lid 4, punt e), te vrijwaren, kan zij de deelnemers vragen het crisisprotocol te herzien, onder meer door bijkomende maatregelen te nemen.

    Hoofdstuk IV
    Uitvoering, samenwerking, sancties en handhaving

    Afdeling 1
    Bevoegde autoriteiten en nationale coördinatoren voor digitale diensten

    Artikel 38
    Bevoegde autoriteiten en coördinatoren voor digitale diensten

    1.De lidstaten duiden een of meer bevoegde autoriteiten aan als verantwoordelijke voor de toepassing en uitvoering van deze verordening (“bevoegde autoriteiten”).

    2.De lidstaten duiden een van de bevoegde autoriteiten aan als hun coördinator voor digitale diensten. De coördinator voor digitale diensten is verantwoordelijk voor alle kwesties die verband houden met de toepassing en handhaving van deze verordening in die lidstaat, tenzij de betrokken lidstaat bepaalde specifieke taken of sectoren aan andere bevoegde autoriteiten heeft toegewezen. De coördinator voor digitale diensten is in elk geval verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau in verband met deze kwesties en voor het bijdragen tot de doeltreffende en consistente toepassing en handhaving van deze verordening binnen de hele EU.

    Hiertoe werken coördinatoren voor digitale diensten samen met elkaar, met andere nationale bevoegde autoriteiten, de raad en de Commissie, terwijl de lidstaten de mogelijkheid behouden om te voorzien in regelmatige uitwisselingen van standpunten met andere autoriteiten wanneer dit relevant is voor de uitvoering van de taken van die andere autoriteiten en van de coördinator voor digitale diensten.

    Wanneer een lidstaat naast de coördinator voor digitale diensten meer dan één bevoegde autoriteit aanduidt, moet zij ervoor zorgen dat de respectieve taken van die autoriteiten en van de coördinator voor digitale diensten duidelijk gedefinieerd zijn en dat zij nauw en doeltreffend samenwerken bij de uitvoering van hun taken. De betrokken lidstaat deelt de naam en de respectieve taken van de andere bevoegde autoriteiten mee aan de Commissie en de raad.

    3.De lidstaten duiden de coördinatoren voor digitale diensten aan binnen de twee maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

    De lidstaten delen de naam van hun bevoegde autoriteit die is aangeduid als coördinator voor digitale diensten alsook informatie over hoe deze kan worden bereikt, mee aan de Commissie en de raad.

    4.De in de artikelen 39, 40 en 41 vastgestelde vereisten die op coördinatoren voor digitale diensten van toepassing zijn, zijn ook van toepassing op eventuele andere bevoegde autoriteiten die de lidstaten krachtens lid 1 aanduiden.

    Artikel 39
    Vereisten voor coördinatoren voor digitale diensten

    1.De lidstaten verzekeren dat hun coördinatoren voor digitale diensten hun taken krachtens deze verordening op een onpartijdige, transparante en tijdige wijze uitvoeren. De lidstaten zorgen ervoor dat hun coördinatoren voor digitale diensten beschikken over de gepaste technische, financiële en personele middelen om hun taken uit te voeren.

    2.Bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig deze verordening handelen de coördinatoren voor digitale diensten volledig onafhankelijk. Zij blijven vrij van enige externe invloed, hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks, en vragen of aanvaarden geen instructies van enige andere openbare autoriteit of private partij.

    3.Lid 2 doet geen afbreuk aan de taken van coördinatoren voor digitale diensten binnen het systeem van toezicht en handhaving waarin in deze verordening is voorzien en aan de samenwerking met andere bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 38, lid 2. Lid 2 vormt geen beletsel voor toezicht van de betrokken autoriteiten overeenkomstig de nationale grondwet.

    Artikel 40
    Rechtsmacht

    1.De lidstaat waarin de hoofdvestiging van de aanbieder van tussenhandelsdiensten is gevestigd, heeft rechtsmacht voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV van deze verordening.

    2.Een aanbieder van tussenhandelsdiensten die geen vestiging in de EU heeft maar wel diensten in de EU aanbiedt, wordt voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV verondersteld onder de rechtsmacht te vallen van de lidstaat waar zijn wettelijke vertegenwoordiger verblijft of is gevestigd.

    3.Wanneer een aanbieder van tussenhandelsdiensten geen wettelijke vertegenwoordiger overeenkomstig artikel 11 aanduidt, hebben alle lidstaten rechtsmacht voor de toepassing van de hoofdstukken III en IV. Wanneer een lidstaat beslist rechtsmacht krachtens dit lid uit te oefenen, brengt hij alle andere lidstaten hiervan op de hoogte en verzekert hij dat het ne bis in idem-beginsel wordt nageleefd.

    4.De leden 1, 2 en 3 gelden onverminderd de tweede alinea van artikel 50, lid 4, en de tweede alinea van artikel 51, lid 2, en de taken en bevoegdheden van de Commissie krachtens afdeling 3.

    Artikel 41
    Bevoegdheden van coördinatoren voor digitale diensten

    1.Wanneer dit nodig is om hun taken uit te voeren, beschikken coördinatoren voor digitale diensten ten minste over de volgende onderzoeksbevoegdheden met betrekking tot het gedrag van aanbieders van tussenhandelsdiensten die onder de rechtsmacht van hun lidstaat vallen:

    (a)de bevoegdheid om van deze dienstverleners, alsook van andere personen die handelen voor doeleinden die verband houden met hun handel, activiteit, ambacht of beroep en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie die verband houdt met een vermoedelijke inbreuk op deze verordening, met inbegrip van organisaties die de in artikel 28 en artikel 50, lid 3, bedoelde controles uitvoeren, te vragen om deze informatie binnen een redelijke termijn te verstrekken;

    (b)de bevoegdheid om inspecties ter plaatse uit te voeren in gebouwen die deze dienstverleners of personen gebruiken voor doeleinden die verband houden met hun handel, zaak, ambacht of beroep, of om andere openbare autoriteiten te vragen dit te doen, om kopieën van informatie met betrekking tot een vermoedelijke inbreuk in enige vorm te onderzoeken, in beslag te nemen, te kopiëren of er kopieën van te krijgen, ongeacht het opslagmedium;

    (c)de bevoegdheid om werknemers of vertegenwoordigers van die dienstverleners of personen te vragen uitleg te geven bij informatie die verband houdt met een vermoedelijke inbreuk en om de antwoorden vast te leggen.

    2.Wanneer dit nodig is om hun taken uit te voeren, beschikken coördinatoren voor digitale diensten ten minste over de volgende handhavingsbevoegdheden met betrekking tot aanbieders van tussenhandelsdiensten die onder de rechtsmacht van hun lidstaat vallen:

    (a)de bevoegdheid om de door deze dienstverleners gedane toezeggingen in verband met hun naleving van deze verordening te aanvaarden en om deze toezeggingen verbindend te maken;

    (b)de bevoegdheid om de stopzetting van inbreuken te bevelen en, waar gepast, corrigerende maatregelen op te leggen die in verhouding tot de inbreuk zijn en die nodig zijn om de inbreuk te beëindigen;

    (c)de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 42 boeten op te leggen voor niet-naleving van deze verordening, onder meer met een van de krachtens lid 1 gegeven bevelen;

    (d)de bevoegdheid om overeenkomstig artikel 42 een dwangsom op te leggen om te verzekeren dat een inbreuk wordt beëindigd in overeenstemming met een krachtens punt b) gegeven bevel of voor niet-naleving van een van de krachtens lid 1 gegeven bevelen;

    (e)de bevoegdheid om tijdelijke maatregelen te nemen om het gevaar van ernstige schade te voorkomen.

    Wat de punten c) en d) van de eerste alinea betreft, hebben de coördinatoren voor digitale diensten de in deze punten vermelde handhavingsbevoegdheden ook ten opzichte van de andere in lid 1 genoemde personen voor niet-naleving van een van de bevelen die hen krachtens dat lid zijn gegeven. Zij oefenen deze handhavingsbevoegdheden pas uit nadat zij deze andere personen tijdelijk alle relevante informatie met betrekking tot die bevelen hebben bezorgd, waaronder de van toepassing zijnde termijn, de boeten of dwangsommen die kunnen worden opgelegd voor niet-naleving en de beroepsmogelijkheden.

    3.Wanneer dit nodig is voor de uitvoering van hun taken, hebben coördinatoren voor digitale diensten, met betrekking tot aanbieders van tussenhandelsdiensten onder de rechtsmacht van hun lidstaat, wanneer alle andere bevoegdheden krachtens dit artikel om de inbreuk te beëindigen zijn uitgeput en de inbreuk blijft bestaan en ernstige schade kan toebrengen die niet kan worden vermeden door de uitoefening van andere bevoegdheden die beschikbaar zijn volgens EU-recht of intern recht, de bevoegdheid om de volgende maatregelen te nemen:

    (a)van de beheerinstantie van de dienstverleners, binnen een redelijke termijn, eisen dat zij de situatie onderzoeken, een actieplan vaststellen en indienen met de nodige maatregelen om de inbreuk te beëindigen, verzekeren dat de dienstverlener deze maatregelen neemt en rapporteren over de genomen maatregelen;

    (b)wanneer de coördinator voor digitale diensten van mening is dat de aanbieder de vereisten van het eerste punt niet voldoende heeft nageleefd, dat de inbreuk blijft bestaan en ernstige schade veroorzaakt, en dat de inbreuk een ernstig strafbaar feit vormt met een bedreiging van het leven of de veiligheid van personen, de bevoegde gerechtelijke autoriteit van die lidstaat verzoeken de tijdelijke beperking van toegang van ontvangers tot de bij de inbreuk betrokken dienst op te leggen of, alleen wanneer dit technisch niet haalbaar is, tot de online-interface van de aanbieder van tussenhandelsdiensten waarop de inbreuk plaatsvindt.

    Behalve wanneer hij handelt op verzoek van de Commissie als bedoeld in artikel 65, verzoekt de coördinator voor digitale diensten alvorens het in punt b) bedoelde verzoek in te dienen, belanghebbenden om schriftelijke opmerkingen in te dienen binnen een termijn van ten minste twee weken, waarin hij beschrijft welke maatregelen hij wil opleggen en wie de geadresseerde of geadresseerden van die maatregelen is of zijn. De dienstverlener, de bedoelde geadresseerde of geadresseerden en eventuele derden met een gewettigd belang mogen aan de procedures voor de bevoegde gerechtelijke autoriteit deelnemen. Opgelegde maatregelen staan in verhouding tot de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de inbreuk, zonder onnodige beperking van toegang tot wettelijke informatie door afnemers van de betrokken dienst.

    De beperking geldt voor een periode van vier weken, afhankelijk van de mogelijkheid voor de bevoegde gerechtelijke autoriteit om in haar bevel de coördinator voor digitale diensten toe te staan die termijn met even lange termijnen te verlengen, met een maximaal aantal verlengingen zoals bepaald door die gerechtelijke autoriteit. De coördinator voor digitale diensten mag de termijn alleen verlengen wanneer hij, rekening houdend met de rechten en belangen van alle partijen die door de beperking zijn getroffen en alle relevante omstandigheden, met inbegrip van informatie die de dienstverlener, de geadresseerde of geadresseerden of een derde partij met een gewettigd belang heeft of hebben verstrekt, van mening is dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

    (a)de dienstverlener heeft niet de nodige maatregelen genomen om de inbreuk te beëindigen;

    (b)de tijdelijke beperking beperkt de toegang tot wettige informatie door afnemers van de dienst niet onnodig, rekening houdend met het aantal getroffen afnemers en met het feit of er geschikte en onmiddellijk beschikbare alternatieven zijn.

    Wanneer de coördinator voor digitale diensten van mening is dat aan beide voorwaarden is voldaan maar hij de termijn krachtens de derde alinea niet kan verlengen, dient hij een nieuw verzoek in bij de bevoegde gerechtelijke autoriteit als bedoeld in punt b) van de eerste alinea.

    4.De in de leden 1, 2 en 3 genoemde bevoegdheden gelden onverminderd afdeling 3.

    5.De maatregelen die de coördinatoren voor digitale diensten hebben genomen in de uitoefening van hun bevoegdheden zoals vermeld in de leden 1, 2 en 3, zijn doeltreffend, ontradend en evenredig, met name rekening houdend met de aard, de ernst, de herhaling en de duur van de inbreuk of vermoedelijke inbreuk waarop deze maatregelen betrekking hebben, alsook met de economische, technische en operationele capaciteit van de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten, waar relevant.

    6.De lidstaten zorgen ervoor dat elke uitoefening van de bevoegdheden krachtens de leden 1, 2 en 3 onderworpen is aan gepaste vrijwaringsmaatregelen die zijn vastgesteld in het van toepassing zijnde intern recht, conform het Handvest en de algemene beginselen van het EU-recht. Deze maatregelen worden met name alleen genomen overeenkomstig het recht op respect voor het privéleven en de rechten van verdediging, met inbegrip van het recht om te worden gehoord en het recht op toegang tot het dossier, en onderworpen aan een doeltreffende voorziening in rechte van alle getroffen partijen.

    Artikel 42
    Sancties

    1.De lidstaten stellen de voorschriften vast inzake de sancties die in geval van inbreuk op deze verordening door onder hun rechtsmacht vallende aanbieders van tussenhandelsdiensten van toepassing zijn en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sancties in overeenstemming met artikel 41 worden toegepast.

    2.De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie van die voorschriften en maatregelen in kennis en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mede.

    3.De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van de sancties die worden opgelegd voor niet-naleving van de in deze verordening vastgestelde verplichtingen, niet meer bedraagt dan 6 % van de jaarlijkse inkomsten of de omzet van de betrokken aanbieders van tussenhandelsdiensten. Sancties voor het verstrekken van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie, het niet beantwoorden of corrigeren van onjuiste, onvolledige of misleidende informatie en het niet onderwerpen aan een inspectie ter plaatse mogen niet meer bedragen dan 1 % van de jaarlijkse inkomsten of de omzet van de betrokken dienstverlener.

    4.De lidstaten zorgen ervoor dat het maximumbedrag van een dwangsom niet meer bedraagt dan 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet van de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten in het voorgaande boekjaar, berekend vanaf de in het desbetreffende besluit vermelde datum.

    Artikel 43
    Het recht om een klacht in te dienen

    Afnemers van de dienst hebben het recht om een klacht in te dienen tegen aanbieders van tussenhandelsdiensten wegens vermeende inbreuk op deze verordening bij de coördinator voor digitale diensten van de lidstaat waar de afnemer verblijft of gevestigd is. De coördinator voor digitale diensten beoordeelt de klacht en stuurt deze, indien van toepassing, door naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging. Indien de klacht onder de verantwoordelijkheid van een andere bevoegde autoriteit in haar lidstaat valt, stuurt de coördinator voor digitale diensten die de klacht ontvangt, deze door naar die autoriteit.

    Artikel 44
    Activiteitenverslag

    1.Coördinatoren voor digitale diensten stellen in het kader van deze verordening een jaarverslag over hun activiteiten op. Zij stellen de jaarverslagen ter beschikking van het publiek en delen deze mee aan de Commissie en de raad.

    2.Het jaarverslag moet minimaal de volgende gegevens bevatten:

    (a)het aantal en het onderwerp van de bevelen om op te treden tegen illegale inhoud en de bevelen om informatie te verstrekken die zijn uitgevaardigd in overeenstemming met de artikelen 8 en 9 door een nationale gerechtelijke of administratieve autoriteit van de lidstaat van de betrokken coördinator voor digitale diensten;

    (b)de gevolgen die aan deze bevelen zijn gegeven, zoals meegedeeld aan de coördinator voor digitale diensten overeenkomstig de artikelen 8 en 9.

    3.Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 38 meerdere bevoegde autoriteiten heeft aangewezen, zorgt hij ervoor dat de coördinator voor digitale diensten één verslag opstelt over de activiteiten van alle bevoegde autoriteiten en dat de coördinator voor digitale diensten van de andere betrokken bevoegde autoriteiten alle relevante informatie en ondersteuning ontvangt die daarvoor nodig is.

    Artikel 45
    Grensoverschrijdende samenwerking tussen coördinatoren voor digitale diensten

    1.Wanneer een coördinator voor digitale diensten redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van tussenhandelsdiensten die niet onder de rechtsmacht van de betrokken lidstaat valt, deze verordening heeft geschonden, verzoekt hij de betrokken coördinator voor digitale diensten om de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

    Wanneer de raad redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van tussenhandelsdiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze waarbij ten minste drie lidstaten zijn betrokken, kan hij de coördinator voor digitale diensten van vestiging adviseren om de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

    2.In een verzoek of aanbeveling op grond van lid 1 wordt ten minste het volgende vermeld:

    (a)het contactpunt van de betrokken aanbieder van tussenhandelsdiensten optreedt, zoals bedoeld in artikel 10;

    (b)een beschrijving van de relevante feiten, de betreffende bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of de raad, vermoedt dat de dienstverlener deze verordening heeft geschonden;

    (c)alle andere informatie die de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of de raad, relevant acht, met inbegrip van, indien van toepassing, informatie die op eigen initiatief is verzameld of suggesties voor specifieke onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die moeten worden genomen, waaronder voorlopige maatregelen.

    3.De coördinator voor digitale diensten van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek of de aanbeveling ingevolge lid 1. Als hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek of de aanbeveling en redenen heeft om aan te nemen dat de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan hij om deze informatie verzoeken. De in lid 4 vastgestelde termijn wordt gestuit totdat deze aanvullende informatie is verstrekt.

    4.De coördinator voor digitale diensten van vestiging zal, zonder onnodige vertraging en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek of de aanbeveling, zijn beoordeling van de vermoedelijke inbreuk meedelen aan de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of aan de raad, of die van een andere bevoegde autoriteit overeenkomstig het interne recht, indien relevant, en een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

    5.Indien de coördinator voor digitale diensten die het verzoek heeft verzonden, of, in voorkomend geval, de raad, geen antwoord heeft ontvangen binnen de in lid 4 vastgestelde termijn of indien hij het niet eens is met de beoordeling van de coördinator voor digitale diensten van vestiging, kan hij de zaak voorleggen aan de Commissie en alle relevante informatie verstrekken. Die informatie omvat ten minste het verzoek of de aanbeveling die naar de coördinator voor digitale diensten van vestiging wordt gestuurd, eventuele aanvullende informatie die is verstrekt op grond van lid 3 en de communicatie waarnaar wordt verwezen in lid 4.

    6.De Commissie beoordeelt de zaak binnen drie maanden na de verwijzing van de zaak overeenkomstig lid 5, na raadpleging van de coördinator voor digitale diensten van vestiging en, tenzij deze de zaak zelf heeft doorverwezen, de raad.

    7.Indien de Commissie op grond van lid 6 tot de conclusie komt dat de beoordeling of de onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die overeenkomstig lid 4 zijn genomen of overwogen, onverenigbaar zijn met deze verordening, verzoekt zij de coördinator voor digitale diensten van vestiging de zaak nader te beoordelen en de nodige onderzoeks- of handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen, en om haar binnen twee maanden na dat verzoek op de hoogte te brengen van de genomen maatregelen.

    Artikel 46
    Gezamenlijke onderzoeken en verzoeken om tussenkomst van de Commissie

    1.Coördinatoren voor digitale diensten kunnen deelnemen aan gezamenlijke onderzoeken, die kunnen worden gecoördineerd met de steun van de raad, die verband houden met aangelegenheden die onder deze verordening vallen en betrekking hebben op aanbieders van tussenhandelsdiensten en in verschillende lidstaten actief zijn.

    Deze gezamenlijke onderzoeken laten de taken en bevoegdheden van de deelnemende coördinatoren voor digitale diensten en de eisen die gelden voor de uitvoering van die taken en de uitoefening van de bevoegdheden waarin deze verordening voorziet, onverlet. De deelnemende coördinatoren voor digitale diensten stellen de resultaten van de gezamenlijke onderzoeken ter beschikking van andere coördinatoren voor digitale diensten, de Commissie en de raad via het in artikel 67 bedoelde systeem voor de vervulling van hun respectieve taken uit hoofde van deze verordening.

    2.Wanneer een coördinator voor digitale diensten van vestiging redenen heeft om te vermoeden dat een zeer groot onlineplatform inbreuk heeft gemaakt op deze verordening, kan hij de Commissie verzoeken de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om naleving van deze verordening te waarborgen in overeenstemming met afdeling 3. Een dergelijk verzoek bevat alle in artikel 45, lid 2, genoemde informatie en de redenen waarom de Commissie om tussenkomst wordt verzocht.

    Afdeling 2
    Europese Raad voor digitale diensten

    Artikel 47
    Europese Raad voor digitale diensten

    1.Er wordt een onafhankelijke adviesgroep van coördinatoren voor digitale diensten opgericht voor het toezicht op aanbieders van tussenhandelsdiensten, genaamd “Europese Raad voor digitale diensten” (de “raad”).

    2.De raad adviseert de coördinatoren voor digitale diensten en de Commissie in overeenstemming met deze verordening om de volgende doelstellingen te behalen:

    (a)bijdragen aan de consequente toepassing van deze verordening en effectieve samenwerking tussen de coördinatoren voor digitale diensten enerzijds en de Commissie anderzijds met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen;

    (b)het coördineren van en bijdragen aan de begeleiding en analyse van de Commissie en de coördinatoren voor digitale diensten en andere bevoegde autoriteiten over nieuwe kwesties op de interne markt met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen;

    (c)het bijstaan van de coördinatoren voor digitale diensten en de Commissie bij het toezicht op zeer grote onlineplatforms.

    Artikel 48
    Organisatiestructuur van de raad

    1.De raad is samengesteld uit de coördinatoren voor digitale diensten, die worden vertegenwoordigd door hoge ambtenaren. Indien het nationale recht hierin voorziet, nemen andere bevoegde autoriteiten die naast de coördinator voor digitale diensten met specifieke operationele verantwoordelijkheden voor de toepassing en handhaving van deze verordening zijn belast, deel aan de raad. Andere nationale autoriteiten kunnen voor de bijeenkomsten worden uitgenodigd als de besproken onderwerpen relevant zijn voor hen.

    2.Elke lidstaat heeft één stem. De Commissie heeft geen stemrecht.

    De raad stelt zijn besluiten bij gewone meerderheid vast.

    3.De raad wordt voorgezeten door de Commissie. De Commissie roept de vergaderingen bijeen en stelt de agenda op in overeenstemming met de taken van de raad uit hoofde van deze verordening en het reglement van orde ervan.

    4.De Commissie biedt administratieve en analytische ondersteuning voor de activiteiten van de raad op grond van deze verordening.

    5.De raad kan deskundigen en waarnemers uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen, en kan samenwerken met andere organen, bureaus, agentschappen en adviesgroepen van de Unie, en in voorkomend geval met externe deskundigen. De raad maakt de resultaten van deze samenwerking openbaar.

    6.De raad stelt zijn reglement van orde vast na goedkeuring door de Commissie.

    Artikel 49
    Taken van de raad

    1.Wanneer dit nodig is om de doelstellingen van artikel 47, lid 2, te verwezenlijken, voert de raad met name de volgende taken uit:

    (a)ondersteunen van de coördinatie van gezamenlijke onderzoeken;

    (b)ondersteunen van de bevoegde autoriteiten bij de analyse van verslagen en resultaten van controles van zeer grote onlineplatforms, die overeenkomstig deze verordening moeten worden verzonden;

    (c)overeenkomstig deze verordening uitbrengen van standpunten, aanbevelingen of adviezen aan coördinatoren voor digitale diensten;

    (d)de Commissie adviseren om de in artikel 51 bedoelde maatregelen te nemen en, op verzoek van de Commissie, adviezen aan te nemen over ontwerpmaatregelen van de Commissie betreffende zeer grote onlineplatforms in overeenstemming met deze verordening;

    (e)ondersteunen en bevorderen van de ontwikkeling en uitvoering van Europese normen, richtsnoeren, verslagen, sjablonen en gedragscodes, zoals bepaald in deze verordening, en signaleren van opkomende kwesties met betrekking tot aangelegenheden die onder deze verordening vallen.

    2.Coördinatoren voor digitale diensten en andere nationale bevoegde autoriteiten die de aan hen gerichte adviezen, verzoeken of aanbevelingen die door de raad zijn goedgekeurd, niet opvolgen, vermelden de redenen voor deze keuze bij de rapportage op grond van deze verordening of bij het nemen van hun relevante besluiten, naargelang het geval.

    Afdeling 3
    Toezicht, opsporing, handhaving en monitoring met betrekking tot zeer grote onlineplatforms

    Artikel 50
    Verscherpt toezicht voor zeer grote onlineplatforms

    1.Wanneer de coördinator voor digitale diensten van vestiging bij besluit vaststelt dat een zeer groot onlineplatform inbreuk heeft gemaakt op een van de bepalingen van afdeling 4 van hoofdstuk III, maakt hij gebruik van het in dit artikel neergelegde systeem voor verscherpt toezicht. Hij houdt zoveel mogelijk rekening met alle adviezen en aanbevelingen van de Commissie en de raad op grond van dit artikel.

    De Commissie die op eigen initiatief handelt, of de raad die op eigen initiatief of op verzoek van ten minste drie coördinatoren voor digitale diensten van vestiging handelt, kan, wanneer er redenen zijn om te vermoeden dat een zeer groot onlineplatform een van deze bepalingen heeft geschonden, de coördinator voor digitale diensten van vestiging aanbevelen om de vermoedelijke inbreuk te onderzoeken met het oog op het nemen van een dergelijk besluit door die coördinator voor digitale diensten binnen een redelijke termijn.

    2.Bij het meedelen van het besluit als bedoeld in de eerste alinea van lid 1 aan het betrokken zeer grote onlineplatform, verzoekt de coördinator voor digitale diensten van vestiging dat platform om binnen een maand na dat besluit een actieplan op te stellen en dit mede te delen aan de coördinator voor digitale diensten van vestiging, de Commissie en de raad, waarin wordt aangegeven hoe dat platform van plan is de inbreuk te beëindigen of verhelpen. De maatregelen die in het actieplan worden uiteengezet, kunnen in voorkomend geval de deelname aan een gedragscode als bedoeld in artikel 35 omvatten.

    3.Binnen een maand na ontvangst van het actieplan deelt de raad zijn advies over het actieplan mee aan de coördinator voor digitale diensten van vestiging. Binnen een maand na ontvangst van dat advies beslist die coördinator voor digitale diensten of het actieplan geschikt is om de inbreuk te beëindigen of te verhelpen.

    Wanneer de coördinator voor digitale diensten van vestiging betwijfelt of de maatregelen in staat zijn om de inbreuk te beëindigen of te verhelpen, kan hij het betrokken zeer grote onlineplatform verzoeken zich aan een aanvullende, onafhankelijke controle te onderwerpen om de doeltreffendheid van die maatregelen wat betreft het beëindigen of verhelpen van de inbreuk te beoordelen. In dat geval stuurt dat platform het controleverslag binnen vier maanden na het in de eerste alinea bedoelde besluit naar die coördinator voor digitale diensten, de Commissie en de raad. Wanneer de coördinator voor digitale diensten om een dergelijke aanvullende controle verzoekt, kan hij een specifieke controleorganisatie aanwijzen die de controle moet uitvoeren, op kosten van het betrokken platform, geselecteerd op basis van de criteria van artikel 28, lid 2.

    4.De coördinator voor digitale diensten van vestiging deelt aan de Commissie, de raad en het betrokken zeer grote onlineplatform zijn standpunt mee over de vraag of het zeer grote onlineplatform de inbreuk heeft beëindigd of verholpen en de redenen daarvoor. Hij doet dit binnen de volgende termijnen, naargelang het geval:

    (a)binnen een maand na ontvangst van het controleverslag als bedoeld in de tweede alinea van lid 3, indien een dergelijke controle werd uitgevoerd;

    (b)binnen drie maanden na het besluit over het actieplan als bedoeld in de eerste alinea van lid 3, indien een dergelijke controle niet werd uitgevoerd;

    (c)onmiddellijk na het verstrijken van de in lid 2 genoemde termijn, indien dat platform het actieplan niet binnen die termijn heeft medegedeeld.

    Op grond van die mededeling heeft de coördinator voor digitale diensten van vestiging niet langer het recht om onderzoeks- of handhavingsmaatregelen te nemen met betrekking tot het relevante gedrag van het betrokken zeer grote onlineplatform, onverminderd artikel 66 of andere maatregelen die hij op verzoek van de Commissie kan nemen.

    Artikel 51
    Tussenkomst van de Commissie en de inleiding van procedures

    1.De Commissie kan, hetzij op aanbeveling van de raad, hetzij op eigen initiatief na raadpleging van de raad, een procedure inleiden met het oog op de mogelijke vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 58 en 59 met betrekking tot het relevante gedrag van het zeer grote onlineplatform dat:

    (a)ervan wordt verdacht om het even welke bepaling van deze verordening te hebben geschonden, waarbij de coördinator voor digitale diensten van vestiging op grond van het verzoek van de Commissie als bedoeld in artikel 45, lid 7, na het verstrijken van de daarin vastgestelde termijn, geen onderzoeks- of handhavingsmaatregelen heeft genomen;

    (b)ervan wordt verdacht om het even welke bepaling van deze verordening te hebben geschonden, waarbij de coördinator voor digitale diensten van vestiging de Commissie heeft verzocht om tussenbeide te komen overeenkomstig artikel 46, lid 2, na ontvangst van dat verzoek;

    (c)na het verstrijken van de relevante termijn voor de in artikel 50, lid 4, bedoelde mededeling, inbreuk heeft gemaakt op om het even welke bepaling van afdeling 4 van hoofdstuk III.

    2.Wanneer de Commissie besluit een procedure overeenkomstig lid 1 in te leiden, stelt zij alle coördinatoren voor digitale diensten, de raad en het betrokken zeer grote onlineplatform daarvan in kennis.

    Met betrekking tot de punten a) en b) van lid 1 heeft de betreffende coördinator voor digitale diensten van vestiging in overeenstemming met die kennisgeving niet langer het recht om onderzoeks- of handhavingsmaatregelen te nemen met betrekking tot het relevante gedrag van het betrokken zeer grote onlineplatform, onverminderd artikel 66 of andere maatregelen die op verzoek van de Commissie kunnen worden genomen.

    3.De in artikel 45, lid 7, artikel 46, lid 2, en artikel 50, lid 1, bedoelde coördinator voor digitale diensten zendt, naargelang het geval, de Commissie zonder onnodige vertraging het volgende toe:

    (a)alle informatie die die coördinator voor digitale diensten met betrekking tot de inbreuk of de vermoedelijke inbreuk, naargelang het geval, heeft uitgewisseld met de raad en met het betrokken zeer grote onlineplatform;

    (b)het dossier van die coördinator voor digitale diensten met betrekking tot de inbreuk of de vermoedelijke inbreuk, naargelang het geval;

    (c)alle andere informatie waarover die coördinator voor digitale diensten beschikt en die relevant kan zijn voor de door de Commissie ingeleide procedure.

    4.De raad en de coördinatoren voor digitale diensten die het in artikel 45, lid 1, bedoelde verzoek indienen, verstrekken de Commissie zonder onnodige vertraging alle informatie waarover zij beschikken en die relevant kan zijn voor de door de Commissie ingeleide procedure.

    Artikel 52
    Verzoeken om inlichtingen

    1.Om de taken uit te voeren die haar krachtens deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie met een eenvoudig verzoek of bij besluit eisen dat de betrokken zeer grote onlineplatforms, evenals alle andere personen die handelen voor doeleinden die verband houden met hun handel, bedrijf, ambacht of beroep en die redelijkerwijs op de hoogte kunnen zijn van informatie met betrekking tot de vermoedelijke inbreuk of de inbreuk, al naargelang het geval, met inbegrip van organisaties die de in artikel 28 en artikel 50, lid 3, bedoelde controles uitvoeren, dergelijke informatie binnen een redelijke termijn verstrekken.

    2.Bij het toezenden van een gewoon verzoek om inlichtingen aan het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon zoals bedoeld in artikel 52, lid 1, vermeldt de Commissie de rechtsgrond voor en het doel van het verzoek, geeft zij aan welke inlichtingen worden gevraagd, stelt zij de termijn vast waarbinnen de inlichtingen moeten worden verstrekt en vermeldt zij de sancties die bij artikel 59 op het verstrekken van onjuiste of misleidende inlichtingen zijn gesteld.

    3.Wanneer de Commissie van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon zoals bedoeld in artikel 52, lid 1, inlichtingen bij besluit verlangt, vermeldt zij de rechtsgrond voor en het doel van het verzoek, geeft zij aan welke inlichtingen worden gevraagd en stelt zij de termijn vast waarbinnen de inlichtingen moeten worden verstrekt. Het besluit vermeldt ook de sancties bedoeld in artikel 59 en vermeldt de dwangsommen bedoeld in artikel 60 of legt deze laatste dwangsommen op. Het besluit wijst voorts op het recht bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep tegen het besluit in te stellen.

    4.De eigenaren van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen, bedrijven of firma’s, of wanneer ze geen rechtspersoonlijkheid hebben, de personen die gemachtigd zijn om hen krachtens de wet of hun statuten te vertegenwoordigen, verstrekken de gevraagde informatie namens het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig aansprakelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.

    5.Op verzoek van de Commissie verstrekken de coördinatoren voor digitale diensten en andere bevoegde autoriteiten de Commissie alle inlichtingen die zij nodig heeft om de haar onder deze afdeling opgedragen taken te vervullen.

    Artikel 53
    Bevoegdheid om te horen en verklaringen af te nemen

    Om de taken uit te voeren die haar krachtens deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie een natuurlijke of rechtspersoon horen die ermee instemt te worden gehoord om informatie te verzamelen over het onderwerp van een onderzoek met betrekking tot de vermeende inbreuk of de inbreuk, naargelang het geval.

    Artikel 54
    Bevoegdheid om inspecties ter plaatse uit te voeren

    1.Om de taken uit te voeren die haar krachtens deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie inspecties ter plaatse uitvoeren in de gebouwen van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1.

    2.Inspecties ter plaatse kunnen ook worden uitgevoerd met de hulp van controleurs of deskundigen die overeenkomstig artikel 57, lid 2, door de Commissie zijn aangewezen.

    3.Tijdens inspecties ter plaatse kunnen de Commissie en door haar aangewezen controleurs of deskundigen van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, uitleg verlangen over de organisatie, de werking, het IT-systeem, de algoritmen en de gegevensverwerking en het zakelijk gedrag ervan. De Commissie en door haar aangewezen controleurs of deskundigen kunnen vragen stellen aan personeelsleden op sleutelposities van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1.

    4.Het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, moet zich onderwerpen aan een inspectie ter plaatse die bij besluit van de Commissie is gelast. In het besluit wordt vermeld wat het voorwerp en het doel van het bezoek zijn en op welke datum de inspectie een aanvang neemt, en wordt gewezen op de sancties bedoeld in de artikelen 59 en 60, alsook op het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie beroep tegen het besluit in te stellen.

    Artikel 55
    Voorlopige maatregelen

    1.In het kader van procedures die kunnen leiden tot de aanneming van een besluit van niet-naleving overeenkomstig artikel 58, lid 1, kan de Commissie, indien er sprake is van urgentie vanwege het risico van ernstige schade voor de afnemers van de dienst, bij besluit voorlopige maatregelen gelasten tegen het betrokken zeer grote onlineplatform op basis van een bevinding van een inbreuk op het eerste gezicht.

    2.Een op grond van lid 1 gegeven besluit is gedurende een bepaalde periode van kracht en kan worden verlengd in zoverre dit nodig en dienstig is.

    Artikel 56
    Toezeggingen

    1.Indien het betrokken zeer grote onlineplatform tijdens de procedure op grond van deze afdeling toezeggingen doet om de naleving van de relevante bepalingen van deze verordening te waarborgen, kan de Commissie deze toezeggingen bij besluit verbindend maken voor het betrokken zeer grote onlineplatform en verklaren dat er geen redenen zijn om verder op te treden.

    2.De Commissie kan, op verzoek of op eigen initiatief, de procedure heropenen:

    (a)indien er een wezenlijke verandering optreedt in de feiten waarop het besluit steunt;

    (b)indien het betrokken zeer grote onlineplatform in strijd met zijn toezeggingen handelt; of

    (c)indien het besluit was gebaseerd op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie die werd verstrekt door het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1.

    3.Indien de Commissie van oordeel is dat de toezeggingen die door het betrokken zeer grote onlineplatform zijn gedaan, niet toereikend zijn om de daadwerkelijke naleving van de relevante bepalingen van deze verordening te waarborgen, wijst zij die toezeggingen bij het afsluiten van de procedure in een met redenen omkleed besluit af.

    Artikel 57
    Toezichtsmaatregelen

    1.Voor de uitvoering van de taken die haar krachtens deze afdeling zijn toegewezen, kan de Commissie de nodige maatregelen nemen om toezicht te houden op de daadwerkelijke uitvoering en naleving van deze verordening door het betrokken zeer grote onlineplatform. De Commissie kan dat platform ook opdracht geven toegang te verlenen tot en uitleg te geven over zijn databanken en algoritmen.

    2.De maatregelen op grond van lid 1 kunnen de aanstelling omvatten van onafhankelijke externe deskundigen en controleurs om de Commissie bij te staan bij het toezicht op de naleving van de desbetreffende bepalingen van deze verordening en om de Commissie specifieke deskundigheid of kennis te verschaffen.

    Artikel 58
    Niet-naleving

    1.De Commissie stelt een niet-nalevingsbesluit vast wanneer zij constateert dat het betrokken zeer grote onlineplatform niet voldoet aan een of meer van de volgende eisen:

    (a)de desbetreffende bepalingen van deze verordening;

    (b)alle overeenkomstig artikel 55 gelaste voorlopige maatregelen;

    (c)toezeggingen waaraan overeenkomstig artikel 56 een verbindend karakter is verleend.

    2.Alvorens het besluit overeenkomstig lid 1 vast te stellen, deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen mee aan het betrokken zeer grote onlineplatform. In de voorlopige bevindingen licht de Commissie de maatregelen toe die zij overweegt te nemen of waarvan die het betrokken zeer grote onlineplatform volgens haar moet nemen om doeltreffend gevolg te geven aan de voorlopige bevindingen.

    3.In het op grond van lid 1 vastgestelde besluit gelast de Commissie het betrokken zeer grote onlineplatform de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat het besluit overeenkomstig lid 1 binnen een redelijke termijn wordt nageleefd en om informatie te verstrekken over de maatregelen die dat platform voornemens is te nemen om aan het besluit te voldoen.

    4.Het betrokken zeer grote onlineplatform verstrekt de Commissie een beschrijving van de maatregelen die het heeft genomen om ervoor te zorgen dat het besluit op grond van lid 1 bij de uitvoering ervan wordt nageleefd.

    5.Indien de Commissie constateert dat niet aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, sluit zij het onderzoek bij besluit af.

    Artikel 59
    Boeten

    1.In het besluit op grond van artikel 58 kan de Commissie aan het betrokken zeer grote onlineplatform boeten opleggen die niet meer dan 6 % bedragen van zijn totale omzet in het voorgaande boekjaar, indien zij vaststelt dat dat platform opzettelijk of uit onachtzaamheid:

    (a)inbreuk pleegt op de desbetreffende bepalingen van deze verordening;

    (b)nalaat een besluit waarbij uit hoofde van artikel 55 voorlopige maatregelen gelast worden, na te leven; of

    (c)nalaat een toezegging waaraan overeenkomstig artikel 56 bij besluit een verbindend karakter is verleend, na te leven.

    2.De Commissie kan bij besluit aan het betrokken zeer grote onlineplatform of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, boeten opleggen van maximaal 1 % van de totale omzet in het voorgaande boekjaar, indien dat platform opzettelijk of uit onachtzaamheid:

    (a)onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekt in antwoord op een verzoek op grond van artikel 52 of, wanneer de informatie bij besluit wordt opgevraagd, niet binnen de gestelde termijn op het verzoek reageert;

    (b)door een personeelslid verstrekte onjuiste, onvolledige of misleidende informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn corrigeert, of verzuimt of weigert volledige informatie te verstrekken;

    (c)weigert zich aan een inspectie ter plaatse uit hoofde van artikel 54 te onderwerpen.

    3.Alvorens het besluit overeenkomstig lid 2 vast te stellen, deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen mee aan het betrokken zeer grote onlineplatform of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1.

    4.Bij het bepalen van het bedrag van de geldboete houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst, de duur en de herhaling van de inbreuk en, voor de overeenkomstig lid 2 opgelegde geldboeten, met de vertraging die in de procedure is ontstaan.

    Artikel 60
    Dwangsommen

    1.De Commissie kan bij besluit aan het betrokken zeer grote onlineplatform of aan een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, naargelang het geval dwangsommen opleggen die niet hoger zijn dan 5 % van de gemiddelde dagelijkse omzet in het voorgaande boekjaar per dag, berekend vanaf de in het besluit gestelde datum om hen te verplichten om:

    (a)correcte en volledige informatie te verstrekken naar aanleiding van een besluit waarbij informatie wordt gevraagd overeenkomstig artikel 52;

    (b)zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 54 gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen;

    (c)een op grond van artikel 55, lid 1, gelast besluit houdende voorlopige maatregelen na te leven;

    (d)toezeggingen waaraan overeenkomstig artikel 56, lid 1, bij besluit een verbindend karakter is verleend, na te komen;

    (e)een op grond van artikel 58, lid 1, gelast besluit na te leven.

    2.Wanneer het in artikel 52, lid 1, bedoelde zeer grote onlineplatform of een andere persoon de verplichting is nagekomen waarvoor de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie de definitieve dwangsom vaststellen op een bedrag dat lager is dan het bedrag dat uit het oorspronkelijke besluit zou voortvloeien.

    Artikel 61
    Verjaring ter zake van de oplegging van sancties

    1.Voor de bij de artikelen 59 en 60 aan de Commissie verleende bevoegdheden geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.

    2.De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop de inbreuk is gepleegd. Bij voortdurende of voortgezette inbreuken gaat de verjaringstermijn echter pas in op de dag waarop de inbreuk is beëindigd.

    3.De verjaring ter zake van de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit door elke handeling van de Commissie of van de coördinator voor digitale diensten ter instructie of vervolging van de inbreuk. Handelingen die de verjaring stuiten, zijn met name:

    (a)verzoeken om informatie door de Commissie of door een coördinator voor digitale diensten;

    (b)inspectie ter plaatse;

    (c)de inleiding van een procedure door de Commissie overeenkomstig artikel 51, lid 2.

    4.Na elke stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen. De verjaring voor het opleggen van geldboeten of dwangsommen treedt echter uiterlijk in op de dag waarop een termijn gelijk aan tweemaal de verjaringstermijn is verstreken zonder dat de Commissie een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Deze termijn wordt verlengd met de periode gedurende welke de verjaringstermijn in overeenstemming met lid 5 wordt gestuit.

    5.De verjaring ter zake van de oplegging van geldboeten en dwangsommen wordt gestuit zolang het besluit van de Commissie bij het Hof van Justitie van de Europese Unie aanhangig is.

    Artikel 62
    Verjaring ter zake van de uitvoering van sancties

    1.De bevoegdheid van de Commissie tot tenuitvoerlegging van op grond van de artikelen 59 en 60 gegeven besluiten verstrijkt na vijf jaar.

    2.Deze periode gaat in op de dag waarop het besluit niet meer kan worden aangevochten.

    3.De verjaring ter zake van de uitvoering van sancties wordt gestuit:

    (a)door de kennisgeving van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen;

    (b)door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie tot inning van de geldboete of de dwangsom.

    4.Na elke stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

    5.De verjaring ter zake van de uitvoering van sancties wordt gestuit:

    (a)zolang betalingsfaciliteiten worden toegestaan;

    (b)zolang de invordering van de betaling is gestuit op grond van een besluit van het Hof van Justitie van de Europese Unie.

    Artikel 63
    Recht om te worden gehoord en toegang tot het dossier

    1.Alvorens een besluit te nemen op grond van artikel 58, lid 1, artikel 59 of artikel 60, stelt de Commissie het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, in de gelegenheid te worden gehoord over:

    (a)voorlopige bevindingen van de Commissie, met inbegrip van alle zaken waartegen de Commissie bezwaren heeft gemaakt; alsmede

    (b)maatregelen die de Commissie eventueel voornemens is te nemen in het licht van de in punt a) bedoelde voorlopige bevindingen.

    2.Het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, kan zijn opmerkingen over de voorlopige bevindingen van de Commissie indienen binnen een redelijke termijn die de Commissie in haar voorlopige bevindingen heeft vastgesteld en die niet minder dan 14 dagen mag zijn.

    3.De Commissie doet haar besluiten slechts steunen op de punten van bezwaar waarover de partijen opmerkingen hebben kunnen maken.

    4.Het recht van verdediging van de partijen wordt in de loop van de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de Commissie te krijgen onder de voorwaarden van een overeengekomen openbaarmaking, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van het betrokken zeer grote onlineplatform of een andere persoon als bedoeld in artikel 52, lid 1, bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Het recht op toegang tot het dossier strekt zich niet uit tot vertrouwelijke informatie en interne documenten van de Commissie of de autoriteiten van de lidstaten. Het recht van toegang geldt met name niet voor correspondentie tussen de Commissie en die autoriteiten. Niets in dit lid belet de Commissie om voor het bewijs van een inbreuk noodzakelijke inlichtingen bekend te maken of te gebruiken.

    5.De overeenkomstig de artikelen 52, 53 en 54 verzamelde informatie wordt alleen voor de toepassing van deze verordening gebruikt.

    6.Onverminderd de uitwisseling en het gebruik van informatie als bedoeld in artikel 51, lid 3, en artikel 52, lid 5, maken de Commissie, de raad, de autoriteiten van de lidstaten en hun respectieve ambtenaren, personeelsleden en andere personen die onder hun toezicht werken, en alle andere betrokken natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van controleurs en deskundigen die overeenkomstig artikel 57, lid 2, zijn aangesteld, geen informatie openbaar die zij overeenkomstig deze afdeling hebben verkregen of uitgewisseld en die onder het beroepsgeheim vallen.

    Artikel 64
    Bekendmaking van besluiten

    1.De Commissie maakt de besluiten die zij op grond van artikel 55, lid 1, artikel 56, lid 1, en de artikelen 58, 59 en 60 neemt, bekend. In de bekendmaking worden de namen van de partijen en de belangrijkste punten van de het besluit, waaronder de opgelegde sancties, vermeld.

    2.Bij de publicatie wordt met het oog op de bescherming van hun vertrouwelijke informatie rekening gehouden met de rechten en legitieme belangen van het betrokken zeer grote onlineplatform, elke andere persoon zoals bedoeld in artikel 52, lid 1, en eventuele derden.

    Artikel 65
    Verzoeken om toegangsbeperkingen en samenwerking met nationale rechterlijke instanties

    1.Indien alle bevoegdheden uit hoofde van dit artikel om een einde te maken aan een inbreuk op deze verordening zijn uitgeput, de inbreuk voortduurt en ernstige schade veroorzaakt die niet kan worden vermeden door de uitoefening van andere bevoegdheden die op grond van het Unierecht of het interne recht beschikbaar zijn, kan de Commissie de coördinator voor digitale diensten van vestiging van het betrokken zeer grote onlineplatform verzoeken om op te treden overeenkomstig artikel 41, lid 3.

    Alvorens een dergelijk verzoek bij de coördinator voor digitale diensten in te dienen, nodigt de Commissie belanghebbenden uit om binnen een termijn van niet minder dan twee weken schriftelijke opmerkingen in te dienen, waarin de maatregelen worden beschreven die zij voornemens zijn om aan te vragen en de beoogde geadresseerde of geadresseerden daarvan te identificeren.

    2.Indien de coherente toepassing van deze verordening dit vereist, kan de Commissie, op eigen initiatief, schriftelijke opmerkingen indienen bij de in artikel 41, lid 3, bedoelde bevoegde gerechtelijke autoriteit. Met toestemming van de gerechtelijke autoriteit in kwestie kan zij ook mondelinge opmerkingen maken.

    Uitsluitend ter voorbereiding van haar opmerkingen kan de Commissie die gerechtelijke autoriteit verzoeken alle documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de zaak, toe te zenden of te doen toezenden.

    Artikel 66
    Uitvoeringshandelingen met betrekking tot tussenkomst van de Commissie

    1.Met betrekking tot de tussenkomst van de Commissie waarop deze afdeling betrekking heeft, kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen met betrekking tot de praktische regelingen voor:

    (c)de procedure op grond van de artikelen 54 en 57;

    (a)de in artikel 63 bedoelde hoorzittingen;

    (b)de in artikel 63 bedoelde overeengekomen openbaarmaking van informatie.

    2.Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 70 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld. Alvorens bepalingen uit hoofde van lid 1 vast te stellen, maakt de Commissie het ontwerp daarvan bekend en verzoekt zij alle belanghebbende partijen haar hun opmerkingen te doen toekomen binnen de termijn die zij daarin vaststelt en die niet korter mag zijn dan een maand.

    Afdeling 4
    Gemeenschappelijke voorschriften voor de uitvoering

    Artikel 67
    Systeem voor de uitwisseling van informatie

    1.De Commissie zet een betrouwbaar en veilig systeem voor de uitwisseling van informatie op en onderhoudt dit ter ondersteuning van de communicatie tussen coördinatoren voor digitale diensten, de Commissie en de raad.

    2.De coördinatoren voor digitale diensten, de Commissie en de raad maken op grond van deze verordening voor alle communicatie gebruik van het systeem voor de uitwisseling van informatie.

    3.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast ter bepaling van de praktische en operationele regelingen voor het functioneren van het systeem voor de uitwisseling van informatie en de interoperabiliteit met andere relevante systemen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 70 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

    Artikel 68
    Vertegenwoordiging

    Onverminderd Richtlijn 2020/XX/EU van het Europees Parlement en de Raad 52 hebben afnemers van tussenhandelsdiensten het recht een orgaan, organisatie of vereniging te machtigen namens hen de in de artikelen 17, 18 en 19 bedoelde rechten uit te oefenen, op voorwaarde dat het orgaan, de organisatie of vereniging aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:

    (a)zij werken zonder winstoogmerk;

    (b)zij zijn op geldige wijze overeenkomstig het recht van een lidstaat opgericht;

    (c)hun statutaire doelstellingen omvatten een legitiem belang om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

    Afdeling 5
    Gedelegeerde handelingen

    Artikel 69
    Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

    2.De in de artikelen 23, 25, en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [datum van de verwachte goedkeuring van de verordening].

    3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 23, 25 en 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgevingen aan het Europees Parlement en de Raad.

    5.Een overeenkomstig de artikelen 23, 25 en 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. De termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met drie maanden verlengd. 

    Artikel 70
    Comité

    1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake digitale diensten. Dat Comité is een comité in de zin van Verordening ( EU) nr. 182/2011 .

    2.Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening ( EU) nr. 182/2011 van toepassing.

    Hoofdstuk V
    Slotbepalingen

    Artikel 71
    Schrapping van een aantal bepalingen van Richtlijn 2000/31/EG

    1.De artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG worden geschrapt.

    2.Verwijzingen naar de artikelen 12 tot en met 15 van Richtlijn 2000/31/EG gelden als verwijzingen naar respectievelijk de artikelen 3, 4, 5 en 7 van deze verordening.

    Artikel 72
    Wijzigingen van Richtlijn 2020/XX/EG betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten

    3.Bijlage I wordt als volgt aangevuld:

    “(X) Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een interne markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG”

    Artikel 73
    Evaluatie

    1.Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze Verordening en vervolgens om de vijf jaar evalueert de Commissie deze Verordening en brengt zij hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

    2.Voor de toepassing van lid 1 sturen de lidstaten en de raad informatie op verzoek van de Commissie.

    3.Bij de uitvoering van de in de lid 1 vermelde evaluaties neemt de Commissie de standpunten en bevindingen van het Europees Parlement, de Raad, en van andere relevante instanties of bronnen in aanmerking.

    4.Uiterlijk drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening voert de Commissie, na raadpleging van de raad, een beoordeling uit van de werking van de raad en brengt hierover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité, waarbij de eerste jaren van toepassing van de verordening worden meegenomen. Op basis van de bevindingen en zoveel mogelijk rekening houdend met het advies van de raad, gaat dat verslag, waar passend, vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening met betrekking tot de organisatiestructuur van de raad.

    Artikel 74
    Inwerkingtreding en toepassing

    1.Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2.Zij is van toepassing met ingang van [datum – drie maanden na de datum van inwerkingtreding].

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

    De Voorzitter    De Voorzitter

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft

    1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

    1.6.Duur en financiële gevolgen

    1.7.Beheersvorm(en)

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

    3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.Bijdragen van derden

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    FINANCIEEL MEMORANDUM

    1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

    Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een interne markt voor digitale diensten (Digital Services Act) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG

    1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 53  

    Beleidsterrein: communicatienetwerken, inhoud en technologie; interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf

    De gevolgen voor de begroting hebben betrekking op de nieuwe taken die aan de Commissie zijn toevertrouwd, met inbegrip van de directe toezichtstaken en de ondersteuning van de raad.

    Activiteit: De digitale toekomst van Europa vormgeven

    1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

     een nieuwe actie 

     een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 54  

     de verlenging van een bestaande actie 

     de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

    1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

    1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

    De verordening moet [drie maanden] na de aanneming ervan rechtstreeks van toepassing zijn, en tegen die tijd moet de EU-governance effectief toezicht op grensoverschrijdende digitale diensten mogelijk maken. Daarom hebben de lidstaten op dat moment bestaande autoriteiten aangewezen en/of nieuwe autoriteiten opgericht die de taken van de grensoverschrijdende digitale diensten uitvoeren. Tegelijkertijd moet een onafhankelijke ad-hocadviesgroep (de raad) worden opgericht en effectief zijn om zijn acties te plannen en informatie van grensoverschrijdende digitale diensten en de Commissie te ontvangen en te verwerken met het oog op het geven van standpunten, advies en aanbevelingen om een ​​consequente toepassing van de verordening te waarborgen. Bovendien zal de Commissie de bevoegdheid krijgen om uiteindelijk rechtstreeks toezicht uit te oefenen op bepaalde platforms, in overeenstemming met de procedures en criteria die zijn vastgelegd in gedelegeerde handelingen. Tegelijkertijd moet het Europese platform dat de uitwisseling van informatie ondersteunt, volledig operationeel zijn.

    In de initiële opstartfase en tot de eerste herziening op de korte termijn van de verordening moeten de ondersteunende activiteiten van de raad, evenals de IT- en interne applicatie-infrastructuur, worden geleverd door de Commissie met de mogelijke bijdrage/betrokkenheid van personeel van ook nationale grensoverschrijdende digitale diensten.

    1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

    Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante): om de goede werking van de interne markt te waarborgen, bestaat de tussenkomst onder meer uit passend toezicht op digitale diensten en samenwerking tussen autoriteiten op EU-niveau, waardoor vertrouwen, innovatie en groei op de interne markt worden ondersteund. Dit is nodig om de beste voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van innovatieve grensoverschrijdende digitale diensten in de EU op alle nationale grondgebieden en tegelijkertijd een veilige onlineomgeving voor alle EU-burgers te behouden, doelstellingen die uitsluitend op Europees niveau kunnen worden bereikt. Specifiek met betrekking tot zeer grote platforms is bovendien een versterkte Europese toezichtslaag nodig, die de nationale regelgevers coördineert en aanvult, met het oog op de pan-Europese dimensie en de gevolgen van regulering en toezicht op deze actoren.

    Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post): In de effectbeoordeling bij dit voorstel wordt de enige toegevoegde waarde vastgesteld van optreden van de Unie om het risico van juridische versnippering als gevolg van uiteenlopende regelgevings- en toezichtbenaderingen aan te pakken (dus zonder rekening te houden met de verhoogde veiligheid en het toegenomen vertrouwen in digitale diensten) in een mogelijke toename van handel in grensoverschrijdende digitale diensten van 1 naar 1,8 %, dat wil zeggen het equivalent van een grensoverschrijdende omzetstijging van 8,6 miljard EUR en tot 15,5 miljard EUR.

    Met betrekking tot de toegevoegde waarde bij de handhaving van maatregelen zorgt het initiatief voor aanzienlijke efficiëntieverbeteringen in de samenwerking tussen de lidstaten en in de uitwisseling van bepaalde middelen voor technische bijstand op EU-niveau, voor het inspecteren en controleren van systemen voor inhoudsmoderatie, aanbevelingssystemen en onlinereclame op zeer grote onlineplatforms. Dit leidt vervolgens tot een grotere effectiviteit van handhavings- en toezichtsmaatregelen, terwijl het huidige systeem in hoge mate steunt op de beperkte capaciteit voor toezicht in een klein aantal lidstaten.

    1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

    Richtlijn 2000/31/EG inzake elektronische handel biedt het belangrijkste kader voor de werking van de interne markt en het toezicht op digitale diensten en vormt een basisstructuur voor een algemeen samenwerkingsmechanisme tussen de lidstaten, dat in principe alle vereisten omvat die van toepassing zijn op digitale diensten. De evaluatie van de richtlijn wees op tekortkomingen in verschillende aspecten van dit samenwerkingsmechanisme, waaronder belangrijke procedurele aspecten zoals het ontbreken van duidelijke termijnen voor reactie van de lidstaten in combinatie met een algemeen gebrek aan respons op verzoeken van hun tegenhangers. Dit heeft in de loop der jaren geleid tot een gebrek aan vertrouwen tussen de lidstaten bij de aanpak van zorgen over aanbieders van grensoverschrijdende digitale diensten, in het bijzonder met betrekking tot onlineplatforms. De lidstaten hebben dit in plaats daarvan onafhankelijk gereguleerd, met name bij het opleggen van verschillende regels met betrekking tot verplichtingen voor onlineplatforms en andere onlinedienstverleners die als tussenpersoon optreden daar waar het gaat om door hun gebruikers geleverde illegale inhoud, goederen of diensten. Deze juridische versnippering heeft ernstige gevolgen voor zowel het vermogen van Europese dienstverleners om op te schalen in de interne markt als voor de bescherming en veiligheid van EU-burgers op internet. Uit de evaluatie van de richtlijn en de effectbeoordeling is gebleken dat er behoefte is aan een gedifferentieerde reeks regels en vereisten op Europees niveau, met inbegrip van specifieke verplichtingen voor zeer grote platforms, waarvoor passende en consequente toezichtinstrumenten en -mechanismen op Europees niveau nodig zijn. Om deze reden zou de uitvoering van de specifieke verplichtingen van deze verordening een specifiek samenwerkingsmechanisme op EU-niveau vereisen, met een governancestructuur die de coördinatie van specifieke verantwoordelijke organen op EU-niveau waarborgt, en een versterkt en flexibel EU-toezicht op zeer grote onlineplatforms.

    1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten 

    De wet inzake digitale diensten definieert een nieuw gemeenschappelijk kader van eisen dat van toepassing is op bepaalde diensten van de informatiemaatschappij (tussenpersonen), dat veel verder gaat dan het basiskader van de richtlijn inzake elektronische handel. Daarom moet met dit voorstel een nieuwe nationale en Europese regelgevende en toezichthoudende functie worden ingesteld.

    Wat betreft mogelijke synergieën met het huidige samenwerkingsmodel in het kader van de richtlijn elektronische handel, zou deze verordening met name op nationaal niveau synergieën kunnen opleveren, waarbij de coördinator voor digitale diensten ook kan worden belast met de taak om de kennisgevingen te behandelen overeenkomstig artikel 3 van de richtlijn inzake elektronische handel, hoewel de verordening dit niet oplegt.

    1.5.Duur en financiële gevolgen

     beperkte geldigheidsduur

       van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

       Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

     onbeperkte geldigheidsduur

    Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2023 tot en met 2026,

    gevolgd door een volledige uitvoering.

    1.6.Beheersvorm(en) 55

     Direct beheer door de Commissie

    door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

       door de uitvoerende agentschappen;

     Gedeeld beheer met lidstaten

     Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

    derde landen of de door hen aangewezen organen;

    internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

    de EIB en het Europees Investeringsfonds;

    de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

    publiekrechtelijke organen;

    privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

    privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

    personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

    Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

    Opmerkingen

    2.BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    De verordening zal periodiek worden herzien en geëvalueerd, dat wil zeggen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de verordening, en vervolgens om de vijf jaar. Daarnaast moet de Commissie verschillende toezichtsmaatregelen uitvoeren, mogelijk op advies van de raad, om de doeltreffendheid en efficiëntie van de maatregelen voortdurend te evalueren in het kader van de toepassing van deze maatregelen, waaronder toezicht op en analyse van nieuwe vraagstukken.

    Bovendien moet de Commissie specifiek een evaluatie op de korte termijn uitvoeren om de prestaties van de raad te beoordelen in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken. De evaluatie zal in het bijzonder gericht zijn op de vraag of het noodzakelijk is om een autonoom agentschap op te richten en op de financiële gevolgen van een dergelijke wijziging. De Commissie brengt aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de bevindingen van de evaluatie van deze verordening.

    2.2.Beheers- en controlesysteem

    2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

    De verordening stelt een nieuw beleid vast met betrekking tot geharmoniseerde regels voor de levering van diensten van de informatiemaatschappij op de interne markt, waarbij de veiligheid en betrouwbaarheid van onlinediensten en de grondrechten online worden gegarandeerd. Deze nieuwe regels vereisen ook een coherentiemechanisme voor de grensoverschrijdende toepassing van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening, een nieuwe adviesgroep die de activiteiten van de nationale autoriteiten en de Commissie coördineert, alsook directe handhavingsbevoegdheden voor de Commissie en de opzet van een informatiesysteem dat informatiestromen tussen coördinatoren voor digitale diensten mogelijk maakt.

    Om deze nieuwe taken te kunnen oppakken, moeten de diensten van de Commissie over voldoende middelen beschikken. Voor de handhaving van de nieuwe verordening is naar schatting 50 vte per regime nodig (15 vte voor het beheer van de nieuwe directe toezichtstaken en besluiten en 35 vte voor de ondersteuning van de activiteiten van de raad bij onderzoeken van de Commissie of gezamenlijke onderzoeken van coördinatoren voor digitale diensten).

    2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

    Om ervoor te zorgen dat de raad zijn in deze verordening vastgestelde mandaat vervult, is het de bedoeling dat de Commissie de voorzitter van de raad levert, die de agenda voor besluitvorming van de leden kan opstellen in overeenstemming met de in deze verordening verankerde taken.

    Om ervoor te zorgen dat de leden van de raad de mogelijkheid hebben om weloverwogen besluiten te nemen op basis van feitelijke elementen en achtergrondanalyses, wordt bepaald dat de raad moet worden ondersteund door de administratieve structuur van de Commissie.

    2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

    De bestaande maatregelen ter bestrijding van fraude die op de Commissie van toepassing zijn, zullen de aanvullende kredieten dekken die voor deze verordening nodig zijn.

    3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.Rubriek van het meerjarige financiële kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

    Rubriek van het meerjarige financiële kader

    Begrotingsonderdeel

    Soort
    uitgaven

    Bijdrage

    Nummer  
    rubriek 1

    GK/NGK 56 .

    van EVA-landen 57

    van kandidaat-lidstaten 58

    van derde landen

    in de zin van artikel 21, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement

    1

    02 04 05 01

    Het programma Digitaal Europa (DEP) – Uitrol, optimaal gebruik van digitale capaciteiten en interoperabiliteit

    03 02 01 01

    Interne-marktprogramma (IMP) – Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten 

    GK

    JA

    NEE

    NEE

    NEE

    1

    03 01 01 01

    Uitgaven voor steun aan het “interne-marktprogramma (met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen)”

    NGK

    JA

    NEE

    NEE

    NEE

    3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    De gevolgen voor de begroting van het voorstel worden volledig gedekt door de toewijzingen die in het MFK 2021-2027 zijn voorzien uit de financiële middelen van het programma Digitaal Europa en het interne-marktprogramma. In de context van het huidige MFK zijn geen uitgaven voorzien.

    3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    Rubriek van het meerjarige financiële
    kader

    1

    Rubriek 1

    Beleidskredieten

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027 59

    TOTAAL 2023-2027

    TOTAAL-GENERAAL

    02 04 05 01

    Het programma Digitaal Europa (DEP) – Uitrol, optimaal gebruik van digitale capaciteiten en interoperabiliteit

    Vastleggingen

    1.

    4,526

    6,076

    9,802

    9,802

    9,802

    9,802

    40,008

    49,810

    Betalingen

    2.

    2,525

    4,526

    5,075

    8,800

    9,000

    19,584

    30,226

    49,810

    03 02 01 01

    Interne-marktprogramma (IMP) – Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

    Vastleggingen

    3.

    2,600

    5,400

    5,400

    5,400

    5,400

    18,800

    24,200

    Betalingen

    4.

    2,600

    5,400

    5,400

    5,400

    5,400

    18,800

    24,200

    03 01 01 01

    Uitgaven voor steun aan het interne-marktprogramma

    Vastleggingen = betalingen

    5.

    0,025

    0,230

    0,220

    0,220

    0,220

    0,915

    0,915

    TOTAAL kredieten voor het budget van het programma

    Vastleggingen

    (1)+(3)+(5)

    4,551

    8,906

    15,422

    15,422

    15,422

    15,202

    59,723

    74,925

    Betalingen

    (2)+(4)+(5)

    2,5,50

    7,356

    10,695

    14,420

    14,920

    24,984

    49,941

    74,925



    Rubriek van het meerjarige financiële  
    kader

    7

    “Administratieve uitgaven”

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027 60

    TOTAAL (2023-2027)

    Personele middelen

    0,750

    3,750

    6,295

    6,295

    6,295

    6,295

    23,385

    Andere administratieve uitgaven

    0,140

    0,250

    0,275

    0,300

    0,325

    0,325

    1,290

    TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader

    (totaal vastleggingen = totaal betalingen)

    0,890

    4,000

    6,570

    6,595

    6,620

    6,620

    24,675

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Na 2027

    TOTAAL (2023-2027)

    TOTAAL kredieten  
    voor alle RUBRIEKEN  
    van het meerjarig financieel kader 

    Vastleggingen

    5,441

    12,906

    21,992

    22,017

    22,042

    21,822

    84,398

    Betalingen

    3,440

    11,356

    17,265

    21,015

    21,540

    31,640

    74,616

     

    3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Jaren

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    Personele middelen

    0,75

    3,75

    6,295

    6,295

    6,295

    23,385

    Andere administratieve uitgaven

    0,140

    0,250

    0,275

    0,300

    0,325

    1,290

    Subtotaal RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    0,890

    4,000

    6,570

    6,595

    6,620

    24,675

    Buiten RUBRIEK 7 61  
    of the multiannual financial framework

    Personele middelen

    Andere  
    administratieve uitgaven

    0,025

    0,230

    0,220

    0,220

    0,220

    0,915

    Subtotaal  
    buiten RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    0,025

    0,230

    0,220

    0,220

    0,220

    0,915

    TOTAAL

    0,915

    4,230

    6,790

    6,815

    6,840

    25,590

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen 62 .

    3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

       Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

       Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in voltijdequivalenten

    Jaren

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    • Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

    6

    19

    32

    32

    32

    Delegaties

    Onderzoek

    Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) - AC, AL, END, INT en JPD  63

    Rubriek 7

    Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarige financiële kader 

    - zetel

    11

    18

    18

    18

    - delegaties

    Gefinancierd uit het budget van het programma  64

    - zetel

    - delegaties

    Onderzoek

    Andere (specificeren)

    TOTAAL

    6

    30

    50

    50

    50

    Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken:

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    Toezicht op de juiste uitvoering van de verplichtingen die de verordening stelt aan particuliere ondernemingen en lidstaten

    Voorbereiding en opstelling van uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen, in overeenstemming met deze verordening

    Onderzoeken, controles en andere analyses uitvoeren, met inbegrip van gegevensanalyse

    Beheer van openbare en gerichte raadplegingen

    Aanbesteding en beheer van externe studies met betrekking tot de analyse van algoritmische, kunstmatige intelligentie en gegevensbeheersystemen

    Administratieve ondersteuning van de raad en organisatie van vergaderingen, voorbereiding van adviezen en andere ondersteuning van de raad

    Extern personeel

    Onderzoeken, controles en andere analyses uitvoeren

    Beheer van openbare en gerichte raadplegingen

    Administratieve ondersteuning van de raad en organisatie van vergaderingen, voorbereiding van adviezen en andere ondersteuning van de raad

    3.2.3.Bijdragen van derden

       voorziet niet in medefinanciering door derden

       voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Totaal

    Medefinancieringsbron 

    TOTAAL medegefinancierde kredieten

     

    3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

       Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

       Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

       voor de eigen middelen

       voor de diverse ontvangsten

    Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

    Gevolgen van het voorstel/initiatief 65

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Artikel …

    BIJLAGE 
    bij het FINANCIEEL MEMORANDUM

    Benaming van het voorstel/initiatief:

    Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een interne markt voor digitale diensten

    (1)NODIG GEACHTE PERSONELE MIDDELEN EN KOSTEN DAARVAN

    (2)KOSTEN VAN ANDERE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

    (3)VOOR KOSTENRAMINGEN GEBRUIKTE BEREKENINGSMETHODEN

    (a)Personele middelen

    (b)Andere administratieve uitgaven

    (1)Kosten van nodig geachte personele middelen

    Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    RUBRIEK 7

    van het meerjarige financiële kader

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    TOTAAL

    VTE

    Kredieten

    VTE

    Kredieten

    VTE

    Kredieten

    VTE

    Kredieten

    VTE

    Kredieten

    VTE

    Kredieten

    VTE

    Kredieten

    VTE

    Kredieten

    Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

    Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

    AD

     

     

     

     

    5

    0,60 

    16

    2,4

    27

    4,05

    27

    4,05

    27  

    4,05

     

     

    AST

     

     

     

     

     1

     0,15

    3

     0,45

    5

     0,75

    5

    0,75

     5

    0,75

     

     

    EU-delegaties

    AD

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    AST

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     Extern personeel 66

    Totale middelen

    AC

     

     

     

     

     

     

    7

    0,56

     7

     0,56

     7

     0,56

     7

     0,56

     

     

    END

     

     

     

     

     

     

    4

     0,34

    11

     0,935

     11

    0,935

     11

     0,935

     

     

    INT

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Ander begrotingsonderdelen (te vermelden)

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

     

    Subtotaal – RUBRIEK 7

    van het meerjarige financiële kader

     

     

     

     

     

    0,75 

    30

    3,75

    50

    6,295

    50

    6,295

    50

    6,295

     

     



    (2)Kosten van andere administratieve uitgaven

    Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

       Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    RUBRIEK 7

    van het meerjarige financiële kader

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Totaal

    Zetel:

     

     

     

     

     

     

     

     

    Uitgaven voor dienstreizen en representatie

     

     

     

    0,05 

    0,075

    0,1

    0,125 

    0,35 

    Kosten van conferenties en vergaderingen

     

     

    0,1 

    0,14 

    0,14

    0,14

     0,14

     0,66

    Operationele kosten met betrekking tot outputs (zie berekeningsmethoden)

     

     

    0,04

    0,06

    0,06

    0,06

    0,06

    0,28

    Andere begrotingsonderdelen (te vermelden waar nodig)

     

     

     

     

     

     

     

     

    EU-Delegaties

     

     

     

     

     

     

     

     

    Uitgaven voor dienstreizen, conferenties en representatie

     

     

     

     

     

     

     

     

    Bijscholing van personeel

     

     

     

     

     

     

     

     

    Aankoop, huur en daarmee samenhangende uitgaven

     

     

     

     

     

     

     

     

    Materieel, meubilair, leveringen en diensten

     

     

     

     

     

     

     

     

    Subtotaal RUBRIEK 7

    van het meerjarige financiële kader

     

     

    0,140

    0,250

    0,275

    0,300

    0,325

    1,290



    in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

    Buiten RUBRIEK 7 

    van het meerjarige financiële kader

    2021

    2022

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Totaal

    Uitgaven voor technische en administratieve bijstand (exclusief extern personeel) uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen)

     

     

     

     

     

     

     

     

    zetel

     

     

     

     

     

     

     

     

    EU-delegaties

     

     

     

     

     

     

     

     

    Overige beheersuitgaven voor onderzoek

     

     

     

     

     

     

     

     

    Andere begrotingsonderdelen (te vermelden waar nodig)

     

     

     

     

     

     

     

    Communicatie-/raadplegingsactiviteiten

     

     

    0,025

    0,230

    0,220

    0,220

    0,220

    0,915

    Subtotaal – Buiten RUBRIEK 7

    van het meerjarige financiële kader

     

     

    TOTAAL

    RUBRIEK 7 en Buiten RUBRIEK 7 
    van het meerjarige financiële kader

    0,165

    0,480

    0,495

    0,520

    0,545

    2,205

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    (3)Voor kostenramingen gebruikte berekeningsmethoden

    (a) Personele middelen

    In dit deel wordt de berekeningsmethode toegelicht die is gebruikt om de benodigde personele middelen te ramen (veronderstelde werklast, bijzondere taken (Sysper 2 taakprofielen), personeelscategorieën en overeenkomstige gemiddelde kosten)

    RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

    NB: De gemiddelde kosten van elke personeelscategorie op het hoofdkantoor zijn te vinden op BudgWeb:

    https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/pre/legalbasis/Pages/pre-040-020_preparation.aspx

    Ambtenaren en tijdelijk personeel

    Uitgaande van de goedkeuring en toepassing ervan in 2023, zal de Commissie intern de middelen geleidelijk moeten herschikken die nodig zijn om de vervulling van haar nieuwe taken te verzekeren tegen de datum van toepassing van de verordening, met inbegrip van de vaststelling van de uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen die op grond van de verordening zijn voorgeschreven. De Commissie zal ook een taskforce moeten instellen die belast is met het toezicht op de toepassing van de verordening voor zeer grote platforms en de ondersteuning van de activiteiten van de raad.

    Het organigram moet voorzien in 15 VTE (13 AD + 2 AST) om de aanvullende COM-functies met betrekking tot de DSA (geschillenbeslechting, direct toezicht, uitvoeringshandelingen) uit te voeren.

    Bovendien zal een totaal personeelsbestand van 35 VTE (14 AD/TA, 3 AST, 7 CA en 11 END) intern bij de Commissie moeten worden herschikt om de raad te ondersteunen, rekening houdend met het feit dat hiervoor een actief toezicht van ongeveer 20/25 zeer grote platforms nodig is (met inbegrip van screening van alle regelgevingsdocumenten) en betrokkenheid bij het coherentie-/bilaterale mechanisme (als referentie werden overeenkomstig artikel 3 ECD ongeveer 10 kennisgevingen per jaar in IMI ingediend, en het is niet uitgesloten dat een vergelijkbaar, zo niet hoger aantal kennisgevingen de nieuwe verplichtingen van de DSA met betrekking tot alle internetveiligheidsstrategieën die in de EU actief zijn, kunnen inhouden).

    Aangezien het om een horizontaal initiatief gaat dat verschillende bevoegdheidsgebieden van de Commissie doorkruist, zoals die met betrekking tot de interne markt, digitale diensten, consumentenbescherming, de bescherming van fundamentele vrijheden online, is het plan om middelen van alle DG’s van de Commissie samen te brengen, onder voorbehoud van instemming van de afdeling personele middelen en nader te bespreken betrokken DG’s.

    Extern personeel

    Buiten RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

    Alleen uit de begroting voor onderzoek gefinancierde posten 

    Extern personeel

    (b)Andere administratieve uitgaven

    Verstrek gegevens over de voor elk begrotingsonderdeel gebruikte berekeningsmethode,

    en meer in het bijzonder over de achterliggende aannamen (bv. aantal vergaderingen per jaar, gemiddelde kosten, enz.)

    RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

    Uitgaven voor dienstreizen en representatie

    ·Voor onderzoeken ter plaatse van zeer grote onlineplatforms: dergelijke onderzoeken worden niet verwacht voor het eerste jaar (2023), maar de verwachting voor deze missies is dat ze steeds noodzakelijker worden na de inwerkingtreding ervan: geraamd op 15 in 2025, 20 in 2026 en 25 in 2027, naarmate de handhavingsactiviteiten toenemen. Gemiddelde kosten per onderzoek geschat op 0,005 miljoen EUR, uitgaande van de betrokkenheid van maximaal twee personeelsleden ter plaatse en een duur van vijf dagen van een onderzoek.

    Kosten van conferenties en vergaderingen

    ·Maandelijkse raadsvergaderingen ondersteund door de Commissie, met een schatting van 0,01 miljoen EUR per vergadering. Naar schatting zullen er in 2023 slechts 8 vergaderingen plaatsvinden.

    ·Andere bijeenkomsten van deskundigen: conservatieve schattingen dat er tot vier bijeenkomsten van deskundigen per jaar zouden worden georganiseerd voor het verzamelen van input en advies over technische, juridische en maatschappelijke problemen van vooraanstaande deskundigen.

    Operationele kosten met betrekking tot outputs

    ·Opstellen en uitbrengen van advies van de raad: geschat wordt dat een dergelijk advies per vergadering van de raad nodig en haalbaar zou zijn. geschat wordt dat een op de twee adviezen ondersteuning op ad-hocbasis van 0,1 miljoen EUR voor een technische studie zou opleveren.

    Buiten RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader (ondersteunende en operationele uitgaven)

    Uitgaven voor steun

    ·De Commissie en de raad zullen breed moeten overleggen over het merendeel van de belangrijkste uitgebrachte resultaten. De gemiddelde kosten per raadpleging worden geschat op 0,005 miljoen EUR, waarbij gerichte raadplegingen en fysieke vergaderingen worden meegenomen en de verwachting is dat de meeste raadplegingen online zullen plaatsvinden. Raadplegingen zullen zich toespitsen op: risicobeoordelingskaders (2 in respectievelijk 2024 en 2025, en één in 2026), ontwerprichtsnoeren (2 per jaar in 2023 tot 2025, die daarna naar verwachting zal toenemen tot 3 per jaar), raadplegingen voorafgaand aan de vaststelling van uitvoerings- en gedelegeerde handelingen (3 in 2023 en 2 in 2024).

    ·Er wordt voorzien in een doorlopend budget voor communicatieondersteuning, dat de betrokkenheid van belanghebbenden rond alle raadplegingsstappen ondersteunt, met een raming van 0,2 miljoen EUR per jaar vanaf 2024.

    Operationele uitgaven

    Studies en adviezen

    De Commissie zal bij haar ondersteunende activiteiten aan de raad en voor haar eigen directe handhavingstaken een diepgaande analyse moeten kunnen uitvoeren van algoritmische systemen, gegevensbeheer en kunstmatige-intelligentiesystemen die ten grondslag liggen aan de diensten van zeer grote platforms (ongeveer 20/25 in de hele EU). Hierbij zal een beroep moeten worden gedaan op zeer gespecialiseerde deskundigheid door middel van ad-hocstudies en/of een consultant die de analyse ondersteunt, en met name:

    ·Verzoeken om toegang tot gegevens voor risicobeoordeling: uitgaven in verband met gegevensverwerking en externe technische ondersteuning, met een gemiddelde schatting van 0,025 miljoen EUR per verzoek. Het aantal verzoeken zal naar verwachting toenemen en stabiliseren op ongeveer 2 verzoeken per jaar voor elke zeer grote dienstverlener die onder toezicht staat (voor een verwacht aantal van 20 dienstverleners) – d.w.z. 40 van dergelijke verzoeken per jaar vanaf 2026, met 5 in 2023 en 20 in 2025;

    ·Uitgaven voor studies en deskundigen op het gebied van gegevensanalyse zullen nodig zijn om het methodologische kader en de kennisbasis tot stand te brengen die nodig zijn om risico’s te identificeren en de capaciteiten van de openbare handhavingsinstantie op te bouwen om Europese burgers en bedrijven te beschermen tegen het niet naleven van de verordening, evenals normen en methodologieën om ze te verhelpen. Aangenomen wordt dat studies regelmatig moeten zorgen voor krachtige methodologieën en kaders voor de controle van een reeks evoluerende algoritmische systemen, risicobeoordeling en analyse van de meest opvallende risico’s, zoals blijkt uit een overzicht van de sector (niet strikt beperkt tot afzonderlijke platformen/handhavingsacties, maar ook met betrekking tot systemen die in staat zijn om specifieke markten vorm te geven en/of informatie te verspreiden onder gebruikers in de Unie). Naar verwachting kunnen in het kader van de regeling tot 22 risicobeoordelingen, technische en haalbaarheidsstudies worden uitgevoerd met een complexiteit variërend van laag (50 000 EUR) tot kader (1 miljoen EUR). Verplichtingen voor deze studies worden geacht te zijn afbetaald bij voltooiing van de studies, dus gemiddeld het boekjaar na ondertekening van de overeenkomst;

    ·Met betrekking tot individuele technische inspecties en regelgevende controles van systemen van zeer grote leveranciers, geldt voor algoritmische en kunstmatige intelligentiesystemen: dat ze naar verwachting van een hoge complexiteit (inspectie van ongeveer 8 algoritmische systemen) of gemiddelde complexiteit (inspectie van ongeveer 5 algoritmische systemen) zijn. Kostenramingen bedragen 0,5 miljoen EUR voor een hoge complexiteit en 0,3 miljoen EUR voor een controle met lage complexiteit, met gemiddelde kosten van 0,075 miljoen EUR voor de inspectie van één technisch systeem (zoals geraamd voor externe technische controles in SMART 2018/0037) en aanvullende middelen die nodig zijn voor de algehele analyse. De kosten dekken het gebruik van datawetenschappers, externe contractanten en de aanschaf van externe ondersteuning. De verwachting is dat een dergelijke inspectie in 2023 niet zal plaatsvinden, maar dat de capaciteit en de behoefte zullen in 2025 escaleren naar 16 inspecties (3 van hoge complexiteit en 13 van gemiddelde complexiteit). Inspecties worden geacht binnen een kortere periode dan studies te zijn afgerond en gemiddeld in hetzelfde jaar van toezeggingen te worden betaald.

    Informatie- en beheersystemen (IT)

    ·Een belangrijk component ter ondersteuning van de toepassing van de verordening is een digitaal platform dat de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten, de raad en de Commissie vergemakkelijkt en zorgt voor functionaliteiten en interoperabiliteit met andere functies waarin de verordening voorziet. De ontwikkelingskosten worden geraamd op 4,5 miljoen EUR over 4 jaar (2 miljoen in 2023 voor de opzet, 1 miljoen in 2024 en 2025 voor de volledige ontwikkeling en interoperabiliteit en 0,03 en daarna om het actueel en interoperabel te houden). De kosten voor onderhoud en gebruikersondersteuning worden ook geraamd op 0,001 miljoen EUR in de eerste twee jaar en daarna een stabielere begroting van 0,002 miljoen EUR per jaar. Betalingen voor verdere updates en ontwikkelingen worden geschat op basis van het boekjaar volgend op de implementatie/oplevering van het platform.

    Gezien het bovenstaande zouden de operationele uitgaven buiten rubriek 7 relevant zijn voor de volgende programma’s van de Commissie:

    - Programma Digitaal Europa: met betrekking tot activiteiten die verband houden met algemene studies en gegevensanalyse die gericht zijn op het vergroten van de capaciteit van openbare handhavingsinstanties bij het analyseren, identificeren en aanpakken van risico’s in verband met systemische tekortkomingen van zeer grote platforms binnen een gemeenschappelijk kader in de hele Unie, en met betrekking tot verzoeken om gegevenstoegang uit te voeren, en het noodzakelijke IT-informatie-uitwisselingsplatform te beheren en op te zetten dat de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten en de Commissie en de interoperabiliteit van databases en functionaliteiten zoals voorzien in de verordening mogelijk zal maken, met de volgende verwachte uitgaven (in mln EUR);

    2023            2024            2025            2026            2027                                

    4.526            6.076            9.802            9.802            9.802

    - Programma voor de interne markt: met betrekking tot de specifieke handhavingsactiviteiten die moeten worden uitgevoerd met betrekking tot zeer grote platforms, zoals individuele technische inspecties en controles, evenals de daarmee verband houdende openbare raadpleging.

    2023            2024            2025            2026            2027

    0.025            2.830            5.620            5.620         5.620

    Aanhangsel: gedetailleerd overzicht van operationele en administratieve kosten



    Aanhangsel: gedetailleerd overzicht van operationele kosten en kosten voor personele middelen

    2023

    2024

    2025

    2026

    2027

    Totaal

     

    Aantallen

    kosten per eenheid

    totaal

    Aantallen

    kosten per eenheid

    totaal

    Aantallen

    kosten per eenheid

    totaal

    Aantallen

    kosten per eenheid

    totaal

    Aantallen

    kosten per eenheid

    totaal

     

    Uitgaven voor dienstreizen en representatie

    Uitgaven voor dienstreizen en representatie (in het kader van verificaties)

     

     

    0

    10

    0.005

    0,05

    15

    0.005

    0.075

    20

    0.005

    0,1

    25

    0.005

    0.125

     

     

    SUBTOTAAL

     

     

    0

     

     

    0,05

     

     

    0.075

     

     

    0,1

     

     

    0.125

    0,35

    Kosten van conferenties en vergaderingen

    Bijeenkomsten van de raad

    8

    0,01

    0,08

    12

    0,01

    0,12

    12

    0,01

    0,12

    12

    0,01

    0,12

    12

    0,01

    0,12

     

     

    Andere bijeenkomsten van deskundigen

    4

    0.005

    0,02

    4

    0.005

    0,02

    4

    0.005

    0,02

    4

    0.005

    0,02

    4

    0.005

    0,02

     

     

    SUBTOTAAL

     

     

    0,1

     

     

    0,14

     

     

    0,14

     

     

    0,14

     

     

    0,14

    0,66

    Operationele kosten met betrekking tot outputs

    Adviezen

    8

    0.005

    0,04

    12

    0.005

    0,06

    12

    0.005

    0,06

    12

    0.005

    0,06

    12

    0.005

    0,06

     

     

    SUBTOTAAL

     

     

    0,04

     

     

    0,06

     

     

    0,06

     

     

    0,06

     

     

    0,06

    0,28

    Studies en adviezen

    Kaderonderzoeken voor risicobeoordeling

    1

    1

    1

    2

    1

    2

    3

    1

    3

    3

    1

    3

    3

    1

    3

     

     

    Technische studies en algoritmische controlekaders

    3

    0,3

    0,9

    6

    0,3

    1,8

    12

    0,3

    3,6

    12

    0,3

    3,6

    12

    0,3

    3,6

     

     

    Haalbaarheidsstudies voor technische normen

    2

    0,05

    0,1

    2

    0,05

    0,1

    2

    0,05

    0,1

    2

    0,05

    0,1

    2

    0,05

    0,1

     

     

    Verzoeken om toegang tot gegevens en gegevensverwerking voor risicobeoordelingen

    5

    0.025

    0.125

    15

    0.025

    0.375

    20

    0.025

    0,5

    40

    0.025

    1

    40

    0.025

    1

     

     

    Jaarlijks onderzoek naar opvallende risico’s

    1

    0,4

    0,4

    2

    0,4

    0,8

    4

    0,4

    1,6

    4

    0,4

    1,6

    4

    0,4

    1,6

     

     

    Technische inspecties en controles (hoge complexiteit)

     

    0,5

    0

    1

    0,5

    0,5

    3

    0,5

    1,5

    3

    0,5

    1,5

    3

    0,5

    1,5

     

     

    Technische inspecties en controles (gemiddelde complexiteit)

     

    0,3

    0

    7

    0,3

    2,1

    13

    0,3

    3,9

    13

    0,3

    3,9

    13

    0,3

    3,9

     

     

    Raadplegingen over richtsnoeren

    2

    0.005

    0,01

    2

    0.005

    0,01

    2

    0.005

    0,01

    3

    0.005

    0.015

    3

    0.005

    0.015

     

     

    Raadplegingen over risicobeoordelingskaders

     

    0.005

    0

    2

    0.005

    0,01

    2

    0.005

    0,01

    1

    0.005

    0.005

    1

    0.005

    0.005

     

     

    Raadplegingen over uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen

    3

    0.005

    0.015

    2

    0.005

    0,01

     

    0.005

    0

     

    0.005

    0

     

    0.005

    0

     

     

    Ondersteuning van communicatie en betrokkenheid van belanghebbenden

     

    0,2

    0

    1

    0,2

    0,2

    1

    0,2

    0,2

    1

    0,2

    0,2

    1

    0,2

    0,2

     

     

    SUBTOTAAL

     

     

    2,55

     

     

    7.905

     

     

    14,42

     

     

    14,92

     

     

    14,92

    54.715

    Informatie- en beheersystemen

    Ontwikkeling van digitale platforms als uitwisselingsplaats

    1

    2

    2

     

    1

    1

     

    1

    1

     

    0,5

    0,5

     

    0,5

    0,5

     

     

    Onderhoud

     

    0.001

    0.001

     

    0.001

    0.001

     

    0.002

    0.002

     

    0.002

    0.002

     

    0.002

    0.002

     

     

    SUBTOTAAL

     

     

    2.001

     

     

    1.001

     

     

    1.002

     

     

    0.502

     

     

    0.502

    5.008

    SUBTOTAAL uitgaven

     

     

     

    4.691

     

     

    9.156

     

     

    15.697

     

     

    15.722

     

     

    15.747

    61.013

    Personeelsbegroting

     

     

    0.750

     

     

    3.750

     

     

    6.295

     

     

    6.295

     

     

    6.295

    23.385

    TOTAAL-GENERAAL

     

     

     

    5.441

     

     

    12.906

     

     

    21.992

     

     

    22.017

     

     

    22.042

    84.398

    De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    (1)    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (“Richtlijn inzake elektronische handel”) ( PB L 178 van 17.07.2000, blz. 1 ).
    (2)     https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/communication-shaping-europes-digital-future-feb2020_en_4.pdf  
    (3)    Europees Parlement, Resolutie over de verbetering van de werking van de eengemaakte markt (2020/2018(INL)).
    (4)    Europees Parlement, Resolutie over het aanpassen van de bepalingen van het handelsrecht en het burgerlijk recht voor commerciële entiteiten die online actief zijn (2020/2019(INL)).
    (5)    Europees Parlement, Resolutie over de wet inzake digitale diensten: vragen over de grondrechten (2020/2022(INI)).
    (6)    Conclusies van de Raad over het vormgeven van de digitale toekomst van Europa, 8711/20 van 9 juni 2020, https://www.consilium.europa.eu/media/44389/st08711-en20.pdf  
    (7)     https://www.consilium.europa.eu/media/45910/021020-euco-final-conclusions.pdf  
    (8)    Zie bijvoorbeeld het arrest van 3 oktober 2019, Glawischnig-Piesczek (C-18/18).
    (9)    Aanbeveling van de Commissie van 1 maart 2018 over maatregelen om illegale online-inhoud effectief te bestrijden (C(2018) 1177 final).
    (10)     https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/product-safety-and-requirements/product-safety/product-safety-pledge_en  
    (11)     https://ec.europa.eu/growth/industry/policy/intellectual-property/enforcement/memorandum-understanding-sale-counterfeit-goods-internet_nl  
    (12)     https://ec.europa.eu/info/policies/justice-and-fundamental-rights/combatting-discrimination/racism-and-xenophobia/eu-code-conduct-countering-illegal-hate-speech-online_en  
    (13)    Europees Parlement, ibidem.
    (14)    De digitale toekomst van Europa vormgeven, beschikbaar op: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-8711-2020-INIT/nl/pdf  
    (15)    Van Hoboken J. et al. (2018), Hosting Intermediary Services and Illegal Content Online, en Schwemer, S., Mahler, T. & Styri, H. (2020). Legal analysis of the intermediary service providers of non-hosting nature, ICF, Grimaldi, The Liability Regime and Notice-and-Action Procedures, SMART 2016/0039.
    (16)    Optimity Advisors, SMART 2017/ 0055 Algorithmic Awareness building – State of the art report and LNE, Governance and Accountability Mechanisms for Algorithmic Systems (binnenkort beschikbaar). SMART 2018/37.
    (17)    Eurobarometer TNS. (juli 2018). Flash Eurobarometer 469: Illegale online-inhoud.
    (18)    Bijvoorbeeld zaak C-108/09, Ker-Optika, ECLI:EU:C:2010:725, zaak C-291/13, Papasavvas, ECLI:EU:C:2014:2209, zaak C-484/14, Tobias McFadden/Sony Music, ECLI:EU:C:2016:689; zaak C-434/15, Asociación Profesional Élite Taxi, ECLI:EU:C:2017:981 of zaak C-390/18, Airbnb Ireland UC, ECLI:EU:C:2019:1112.
    (19)    Zaken C-236/08 t/m C-238/08, Google France en Google/Vuitton, ECLI:EU:C:2010:159; zaak C-324/09, eBay, ECLI:EU:C:2011:474; zaak C-70/10, Scarlet, ECLI:EU:C:2011:771; zaak C-360/10, Netlog, ECLI:EU:C:2012:85; zaak C-314/12, UPC Telekabel Wien, EU:C:2014:192; zaak C-484/14, Tobias McFadden/Sony Music, ECLI:EU:C:2016:689 of zaak C‑18/18, Glawischnig. ECLI EU:C:2019:821.
    (20)    Wet inzake digitale diensten: de werking van de eengemaakte markt verbeteren, beschikbaar op https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2020-0272_NL.html . Wet inzake digitale diensten: de bepalingen van het handelsrecht en het burgerlijk recht aanpassen voor commerciële entiteiten die online actief zijn , beschikbaar op https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2020-0273_NL.html . Wet inzake digitale diensten en daarmee samenhangende problemen op het vlak van de grondrechten , beschikbaar op https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2020-0274_NL.html
    (21)    Links naar de samenvatting en het positieve advies van de Raad voor regelgevingstoetsing zullen na publicatie ervan worden opgenomen.
    (22)    PB C ... van ..., blz. ...
    (23)    PB C ... van ..., blz. ...
    (24)    PB C ... van ..., blz. ...
    (25)    Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt (richtlijn inzake elektronische handel) (PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1).
    (26)    Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
    (27)    Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L351 van 20.12.2012, blz. 1).
    (28)    Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele diensten) (Voor de EER relevante tekst) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).
    (29)    Verordening (EU) …/.. van het Europees Parlement en de Raad – voorgestelde verordening inzake terroristische online-inhoud.
    (30)    Verordening (EU) 2019/1148 van het Europees Parlement en de Raad over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 98/2013 (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 1).
    (31)    Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57).
    (32)    Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
    (33)    Richtlijn […/…] betreffende de tijdelijke afwijking van enkele bepalingen van Richtlijn 2002/58/EG.
    (34)    Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken).
    (35)    Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad.
    (36)    Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
    (37)    Richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en Richtlijnen 98/6/EG, 2005/29/EG en 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad wat betreft betere handhaving en modernisering van de regels voor consumentenbescherming in de Unie.
    (38)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
    (39)    Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking), (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
    (40)    Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
    (41)    Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
    (42)    Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 63).
    (43)    Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).
    (44)    Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).
    (45)     https://ec.europa.eu/taxation_customs/vies/vieshome.do?selectedLanguage=nl  
    (46)    Richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad.
    (47)    Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (richtlijn oneerlijke handelspraktijken).
    (48)    Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten.
    (49)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
    (50)    Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG.
    (51)    Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende markttoezicht en conformiteit van producten en tot wijziging van Richtlijn 2004/42/EG en de Verordeningen (EG) nr. 765/2008 en (EU) nr. 305/2011 (PB L 169 van 25.6.2019, blz. 1).
    (52)    [Referentie]
    (53)    ABM: activity-based management. ABB: activity-based budgeting.
    (54)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
    (55)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
    (56)    GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten
    (57)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
    (58)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
    (59)

       Alle cijfers in deze kolom zijn indicatief en onder voorbehoud van de voortzetting van de programma’s en de beschikbaarheid van kredieten

    (60)    Alle cijfers in deze kolom zijn indicatief en onder voorbehoud van de voortzetting van de programma’s en de beschikbaarheid van kredieten
    (61)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
    (62)

       Aangezien het om een horizontaal initiatief gaat dat verschillende bevoegdheidsgebieden van de Commissie doorkruist, zoals die met betrekking tot de interne markt, digitale diensten, consumentenbescherming, de bescherming van fundamentele vrijheden online, is het plan om middelen van alle DG’s van de Commissie samen te brengen, onder voorbehoud van instemming van de afdeling personele middelen en nader te bespreken betrokken DG’s.

    (63)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
    (64)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
    (65)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
    (66) Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
    Top