EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document COM:2009:255:FIN

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie - Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de ondertekening, namens de Gemeenschap, van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

/* COM/2009/0255 def. - CNS 2009/0073 */

52009PC0255(01)

Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende de sluiting van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie /* COM/2009/0255 def. - CNS 2009/0073 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 4.6.2009

COM(2009) 255 definitief

2009/0073 (CNS)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Gemeenschap, van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

TOELICHTING

1. POLITIEKE EN JURIDISCHE ACHTERGROND

Volgens artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie[1], participeren de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, in het agentschap. Nadere regels voor hun deelname aan het agentschap dienen te worden uitgewerkt in afzonderlijke tussen de Europese Gemeenschap en die landen te sluiten regelingen.

Op 15 februari 2007 sloten de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen een regeling inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het agentschap[2].

Op 26 oktober 2004 ondertekenden de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat een Overeenkomst inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (hierna de “overeenkomst” genoemd). De overeenkomst trad in werking op 1 maart 2008[3].

Overeenkomstig artikel 16 van de overeenkomst kan Liechtenstein bij het Schengenacquis worden betrokken via een protocol bij de overeenkomst, waarin de rechten en verplichtingen tussen de betrokken partijen worden vastgesteld. Dit protocol is ondertekend op 28 februari 2008 en zal naar verwachting in 2009 worden gesloten.

Om redenen van doeltreffendheid en om te voorkomen dat er afzonderlijke onderhandelingen moeten worden gevoerd, is Liechtenstein reeds betrokken bij de onderhandelingen over zijn deelname aan het agentschap voordat het protocol is gesloten. De regeling inzake de wijze van deelname aan het agentschap zal pas worden toegepast op Liechtenstein nadat het protocol in werking is getreden.

Na de op 11 maart 2008 aan de Commissie verleende machtiging, zijn er met Zwitserland en Liechtenstein onderhandelingen gevoerd. Op 19 januari 2009 zijn de onderhandelingen afgerond en is de ontwerp-regeling geparafeerd.

De lidstaten zijn geïnformeerd en geraadpleegd in de werkgroep "Grenzen" en de werkgroep "Europese Vrijhandelsassociatie (EVA)" van de Raad.

Artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66, juncto artikel 300, lid 3, eerste alinea, eerste zin, van het EG-Verdrag vormen de rechtsgrondslag voor de regeling.

De bijgevoegde voorstellen vormen de rechtsinstrumenten voor de ondertekening en de sluiting van de regeling. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. Conform artikel 300, lid 3, van het EG-Verdrag moet het Europees Parlement formeel worden geraadpleegd over de sluiting van de regeling.

2. RESULTAAT VAN DE ONDERHANDELINGEN

De Commissie is van mening dat de door de Raad in zijn onderhandelingsrichtsnoeren vastgestelde doelstellingen zijn bereikt en dat de ontwerp-regeling inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie aanvaardbaar is voor de Gemeenschap.

De uiteindelijke inhoud van de ontwerp-regeling kan als volgt worden samengevat:

Doel en toepassingsgebied

In deze regeling worden duidelijke en ondubbelzinnige juridisch bindende rechten en verplichtingen vastgesteld om ervoor te zorgen dat Zwitserland en Liechtenstein werkelijk kunnen deelnemen aan het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

De regeling heeft betrekking op de volgende punten: het beperkte stemrecht van de vertegenwoordigers van Zwitserland en Liechtenstein in de raad van bestuur van het agentschap, de financiële bijdrage van Zwitserland en Liechtenstein aan de begroting van het agentschap, bescherming en vertrouwelijkheid van gegevens, de juridische status van het agentschap in Zwitserland en Liechtenstein, de aansprakelijkheid van het agentschap, erkenning door Zwitserland en Liechtenstein van de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over het agentschap, voorrechten en immuniteiten van het agentschap en het personeel van het agentschap, en de mogelijkheid voor onderdanen van Zwitserland en Liechtenstein om op contractbasis in dienst te worden genomen door de uitvoerend directeur van het agentschap.

De specifieke situatie van Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland komt tot uiting in de preambule.

Verklaringen

Er zijn twee gezamenlijke verklaringen aan de regeling gehecht betreffende:

- het stemrecht, en

- de toepassing van de bepalingen inzake burgerrechtelijke aansprakelijkheid bij het inzetten van snelle-grensinterventieteams.

3. CONCLUSIES

Rekening houdend met de hierboven beschreven resultaten, stelt de Commissie voor dat de Raad:

- besluit dat de regeling namens de Gemeenschap wordt ondertekend en de voorzitter van de Raad machtigt om de persoon (personen) aan te wijzen die naar behoren is (zijn) gemachtigd om de regeling namens de Gemeenschap te ondertekenen;

- na raadpleging van het Europees Parlement zijn goedkeuring hecht aan de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de ondertekening, namens de Gemeenschap, van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

1. Volgens artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie[4], participeren de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, in het agentschap. Nadere regels voor hun deelname aan het agentschap dienen te worden uitgewerkt in afzonderlijke tussen de Gemeenschap en die landen te sluiten regelingen.

2. Nadat op 11 maart 2008 aan de Commissie een machtiging was verleend, is met de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein onderhandeld over een regeling inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

3. Onder voorbehoud van een eventuele sluiting op een later tijdstip, dient de op 19 januari 2009 geparafeerde regeling te worden ondertekend en de bijgevoegde gezamenlijke verklaringen te worden goedgekeurd.

4. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit; dit besluit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig de bepalingen van het derde deel van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moet Denemarken overeenkomstig artikel 5 van het hierboven genoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld, beslissen of het dat al dan niet in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

5. Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[5]. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

6. Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis[6]. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan,

BESLUIT:

Artikel 1

De ondertekening van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en de bijgevoegde gezamenlijke verklaringen, worden hierbij, onder voorbehoud van sluiting van deze regeling, namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de regeling en de gezamenlijke verklaringen zijn aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad is gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) de regeling, onder voorbehoud van sluiting ervan, namens de Gemeenschap te ondertekenen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

2009/0073 (CNS)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting, namens de Gemeenschap, van de regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 62, punt 2, onder a), en artikel 66, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement[7],

Overwegende hetgeen volgt:

7. Volgens artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie[8], participeren de landen die betrokken zijn bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, in het agentschap. Nadere regels voor hun deelname aan het agentschap dienen te worden uitgewerkt in afzonderlijke tussen de Gemeenschap en die landen te sluiten regelingen.

8. Nadat op 11 maart 2008 aan de Commissie een machtiging was verleend, is met de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein onderhandeld over een regeling inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

9. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van dit besluit; dit besluit is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis overeenkomstig de bepalingen van het derde deel van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, moet Denemarken overeenkomstig artikel 5 van het hierboven genoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld, beslissen of het dat al dan niet in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

10. Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis[9]. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

11. Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis[10]. Ierland neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit en is hierdoor niet gebonden, noch onderworpen aan de toepassing ervan.

12. De regeling dient te worden gesloten,

BESLUIT:

Artikel 1

De regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd.

De tekst van de regeling is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd om de persoon aan te wijzen die bevoegd is om namens de Gemeenschap de in artikel 9, lid 4, van de regeling bedoelde akte van goedkeuring neer te leggen, waarmee de instemming van de Gemeenschap om door de regeling gebonden te zijn tot uiting wordt gebracht.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE

REGELING

tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie

DE EUROPESE GEMEENSCHAP,

enerzijds, en

DE ZWITSERSE BONDSSTAAT, hierna "Zwitserland" genoemd, en

HET VORSTENDOM LIECHTENSTEIN, hierna “Liechtenstein” genoemd,

anderzijds,

GELET OP de op 26 oktober 2004 ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (hierna de “overeenkomst” genoemd),

GELET OP het op 28 februari 2008 ondertekende Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (hierna het “protocol” genoemd),

GELET OP de gezamenlijke verklaring van de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, die aan het bovengenoemde protocol is gehecht,

GELET OP de regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie[11],

OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:

13. De Europese Gemeenschap heeft bij Verordening (EG) nr. 2007/2004[12] van de Raad (hierna "de verordening" genoemd) het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie opgericht (hierna "het agentschap" genoemd).

14. De verordening vormt een ontwikkeling van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst en het protocol.

15. In de verordening wordt bepaald dat landen die zijn betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis ten volle in het agentschap dienen te participeren, zij het met beperkt stemrecht.

16. Het Vorstendom Liechtenstein heeft geen buitengrenzen waarop de Schengengrenscode van toepassing is.

17. De overeenkomst en het protocol hebben geen betrekking op de wijze waarop Zwitserland en Liechtenstein worden betrokken bij de activiteiten van nieuwe organen die door de Europese Unie worden opgericht in het kader van de verdere ontwikkeling van het Schengenacquis, en sommige aspecten van de betrokkenheid bij het agentschap moeten worden geregeld in een afzonderlijke regeling tussen de partijen bij de overeenkomst en het protocol,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT OMTRENT DE VOLGENDE BEPALINGEN:

Artikel 1

De raad van bestuur

1. Zwitserland en Liechtenstein worden in de raad van bestuur van het agentschap vertegenwoordigd overeenkomstig artikel 21, lid 3, van de verordening.

2. Zwitserland heeft stemrecht als het gaat om:

18. besluiten over specifieke activiteiten die aan zijn buitengrenzen plaatsvinden. Voorstellen voor dergelijke besluiten worden alleen aangenomen als de vertegenwoordiger van Zwitserland in de raad van bestuur ermee instemt;

19. besluiten over specifieke activiteiten als bedoeld in artikel 3 (gezamenlijke operaties en proefprojecten aan de buitengrenzen), artikel 7 (beheer van technische uitrusting), artikel 8 (steun aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen) en artikel 9, lid 1, eerste zin (gezamenlijke terugkeeroperaties), die worden verricht met personeel en/of materieel dat door Zwitserland beschikbaar is gesteld;

20. besluiten over de in artikel 4 bedoelde risicoanalyse (ontwikkeling van de gemeenschappelijke geïntegreerde risicoanalyse, algemene en specifieke risicoanalyse) die Zwitserland rechtstreeks betreffen;

21. besluiten over opleidingsactiviteiten in de zin van artikel 5, behalve wanneer het de gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachten betreft.

3. Liechtenstein heeft stemrecht als het gaat om:

22. besluiten over specifieke activiteiten als bedoeld in artikel 3 (gezamenlijke operaties en proefprojecten aan de buitengrenzen), artikel 7 (beheer van technische uitrusting), artikel 8 (steun aan de lidstaten in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen) en artikel 9, lid 1, eerste zin (gezamenlijke terugkeeroperaties), die worden verricht met personeel en/of materieel dat door Liechtenstein beschikbaar is gesteld;

23. besluiten over de in artikel 4 bedoelde risicoanalyse (ontwikkeling van de gemeenschappelijke geïntegreerde risicoanalyse, algemene en specifieke risicoanalyse) die Liechtenstein rechtstreeks betreffen;

24. besluiten over opleidingsactiviteiten in de zin van artikel 5, behalve wanneer het de gemeenschappelijke basisinhoud voor de opleiding van grenswachten betreft.

Artikel 2

Financiële bijdrage

Zwitserland draagt bij aan de begroting van het agentschap volgens het percentage dat is vastgesteld in artikel 11, lid 3, van de overeenkomst.

Liechtenstein draagt bij aan de begroting van het agentschap conform artikel 3 van het protocol, waarin wordt verwezen naar het in artikel 11, lid 3, van de overeenkomst vastgestelde bijdragestelsel.

Artikel 3

Bescherming en vertrouwelijkheid van gegevens

1. Indien het agentschap persoonsgegevens verstrekt aan de autoriteiten van Zwitserland en Liechtenstein is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[13], van toepassing.

2. Indien de autoriteiten van Zwitserland en Liechtenstein persoonsgegevens verstrekken aan het agentschap, is Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[14], van toepassing.

3. Zwitserland en Liechtenstein houden zich aan de regels inzake de vertrouwelijkheid van documenten van het agentschap, die zijn vastgelegd in het reglement van orde van de raad van bestuur.

Artikel 4

Juridische status

Het agentschap heeft rechtspersoonlijkheid naar Zwitsers en Liechtensteins recht en geniet in Zwitserland en Liechtenstein de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die krachtens de wetgeving van beide landen aan rechtspersonen wordt verleend. Het kan met name roerend en onroerend goed verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

Artikel 5

Aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van het agentschap wordt geregeld conform artikel 19, leden 1, 3 en 5, van de verordening.

Artikel 6

Hof van Justitie

1. Zwitserland en Liechtenstein erkennen de bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over het agentschap in de zin van artikel 19, leden 2 en 4, van de verordening.

2. Geschillen over de burgerrechtelijke aansprakelijkheid worden beslecht overeenkomstig artikel 10 ter, lid 4, van de verordening, zoals gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen[15].

Artikel 7

Voorrechten en immuniteiten

1. Zwitserland en Liechtenstein passen op het agentschap en op het personeel daarvan het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toe, dat is opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

2. De bijlage bij deze regeling, met inbegrip van, wat Zwitserland betreft, het aanhangsel inzake de procedure voor de toepassing van het Protocol betreffende voorrechten en immuniteiten, maakt integrerend deel uit van deze regeling.

Artikel 8

Personeel

1. Zwitserland en Liechtenstein passen de regels betreffende het personeel van het agentschap toe die zijn vastgesteld op grond van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen.

2. In afwijking van artikel 12, lid 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, kunnen onderdanen van Zwitserland en Liechtenstein die over hun volledige burgerrechten beschikken, op basis van een contract door de uitvoerend directeur van het agentschap in dienst worden genomen.

3. Onderdanen van Zwitserland en Liechtenstein kunnen echter niet worden benoemd tot uitvoerend directeur of adjunct-uitvoerend directeur van het agentschap.

4. Onderdanen van Zwitserland en Liechtenstein kunnen niet worden gekozen tot voorzitter of vice-voorzitter van de raad van bestuur.

Artikel 9

Inwerkingtreding

1. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is depositaris van deze regeling.

2. De Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein keuren deze regeling in overeenstemming met hun eigen procedures goed.

3. Voor de inwerkingtreding van deze regeling is de goedkeuring door de Europese Gemeenschap en door ten minste een andere partij bij deze regeling vereist.

4. Deze regeling treedt ten aanzien van een partij bij deze regeling in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de nederlegging van de akte van goedkeuring bij de depositaris.

5. Ten aanzien van Liechtenstein is deze regeling van toepassing vanaf de datum waarop het protocol in werking treedt.

Artikel 10

Geldigheid en beëindiging

1. Deze regeling wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

2. Deze regeling vervalt zes maanden nadat de overeenkomst door Zwitserland of bij besluit van de Raad van de Europese Unie wordt opgezegd of anderszins wordt beëindigd overeenkomstig de procedures van artikel 7, lid 4, artikel 10 of artikel 17 van de overeenkomst.

3. Deze regeling vervalt zes maanden nadat het protocol door Liechtenstein of bij besluit van de Raad van de Europese Unie wordt opgezegd of anderszins wordt beëindigd overeenkomstig de procedure van artikel 3, artikel 5, lid 4, of artikel 11, leden 1 en 3, van het protocol.

Deze regeling en de daaraan gehechte gezamenlijke verklaringen zijn opgesteld in een enkel origineel in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Spaanse, de Slowaakse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Brussel,

Voor de Europese Gemeenschap

Voor de Zwitserse Bondsstaat

Voor het Vorstendom Liechtenstein

BIJLAGE

(Artikel 7)

Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen

DE HOGE VERDRAGSLUITENDE PARTIJEN,

OVERWEGENDE dat krachtens de bepalingen van artikel 28 van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben, deze Gemeenschappen en de Europese Investeringsbank op het grondgebied van de lidstaten de immuniteiten en voorrechten genieten welke nodig zijn ter vervulling van hun taak

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT omtrent de volgende bepalingen welke aan dit Verdrag zijn gehecht:

HOOFDSTUK I

EIGENDOMMEN, FONDSEN, BEZITTINGEN EN VERRICHTINGEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 1

De gebouwen en terreinen van de Gemeenschappen zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening. De eigendommen en bezittingen van de Gemeenschappen kunnen zonder toestemming van het Hof van Justitie niet worden getroffen door enige dwangmaatregel van bestuursrechtelijke of gerechtelijke aard.

Artikel 2

Het archief van de Gemeenschappen is onschendbaar.

Artikel 3

De Gemeenschappen, hun bezittingen, inkomsten en andere eigendommen zijn vrijgesteld van alle directe belastingen. Telkens wanneer hun dit mogelijk is, treffen de regeringen van de lidstaten passende maatregelen tot kwijtschelding of teruggave van het bedrag der indirecte belastingen en van belastingen op de verkoop, welke een deel vormen van de prijs van onroerende of roerende goederen, wanneer de Gemeenschappen voor hun officieel gebruik belangrijke aankopen doen van goederen in de prijs waarvan zodanige belastingen begrepen zijn. De toepassing van deze bepalingen mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de mededinging binnen de Gemeenschappen wordt vervalst.

Geen enkele vrijstelling wordt verleend van belastingen, heffingen en rechten die niet anders zijn dan eenvoudige vergoedingen voor diensten van openbaar nut.

Artikel 4

De Gemeenschappen zijn vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik van de Gemeenschappen; de aldus ingevoerde goederen mogen op het grondgebied van het land alwaar zij zijn ingevoerd niet onder bezwarende titel of om niet worden overgedragen, tenzij op voorwaarden welke door de regering van dat land zijn goedgekeurd.

Zij zijn eveneens vrijgesteld van alle douanerechten, in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot hun publicaties.

Artikel 5

De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal kan alle soorten van deviezen en rekeningen in iedere geldsoort aanhouden.

HOOFDSTUK II

MEDEDELINGEN EN LAISSEZ-PASSER

Artikel 6

De instellingen van de Gemeenschappen genieten, voor hun officiële mededelingen en het overbrengen van al hun documenten op het grondgebied van iedere lidstaat de behandeling, welke door deze staat aan diplomatieke missies wordt toegestaan.

De officiële correspondentie en andere officiële mededelingen van de instellingen van de Gemeenschappen zijn niet aan censuur onderworpen.

Artikel 7

1. Laissez-passer, waarvan de vorm door de Raad wordt vastgesteld en welke als geldige reispapieren worden erkend door de overheidsinstanties van de lidstaten kunnen door de voorzitters van de instellingen van de Gemeenschappen aan de leden en het personeel van deze instellingen worden verstrekt. Deze laissez-passer worden aan de ambtenaren, en overige personeelsleden verstrekt overeenkomstig de bepalingen van het statuut van de ambtenaren en de regeling voor de andere personeelsleden van de Gemeenschappen. De Commissie kan akkoorden sluiten teneinde deze laissez-passer te doen erkennen als geldige reispapieren voor het grondgebied van derde staten.

2. De bepalingen van artikel 6 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal blijven echter tot de toepassing van de bepalingen van lid 1 toepasselijk op de leden en personeelsleden van de instellingen, die bij de inwerkingtreding van dit Verdrag in het bezit van de in dat artikel bedoelde laissez-passer zijn.

HOOFDSTUK III

LEDEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT

Artikel 8

De bewegingsvrijheid der leden van het Europees Parlement die zich naar de plaats van bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren wordt op geen enkele wijze beperkt door voorschriften van bestuursrechtelijke of andere aard.

Aan de leden van het Europees Parlement worden, wat betreft douane- en deviezencontrole, toegekend:

a) door hun eigen regering, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan hoge ambtenaren, die zich, belast met een tijdelijke officiële zending, naar het buitenland begeven;

b) door de regeringen van de andere lidstaten, dezelfde faciliteiten als zijn toegekend aan vertegenwoordigers van buitenlandse regeringen, belast met een tijdelijke officiële zending.

Artikel 9

Tegen de leden van het Europees Parlement kan geen opsporing plaatsvinden, noch kunnen zij worden aangehouden of vervolgd op grond van de mening of de stem, die zij in de uitoefening van hun ambt hebben uitgebracht.

Artikel 10

Tijdens de zittingsduur van het Europees Parlement genieten de leden:

a) op hun eigen grondgebied, de immuniteiten welke aan de leden van de volksvertegenwoordiging in hun land zijn verleend,

b) op het grondgebied van elke andere lidstaat, vrijstelling van aanhouding en gerechtelijke vervolging in welke vorm ook.

De immuniteit beschermt hen eveneens, wanneer zij zich naar de plaats van de bijeenkomst van het Europees Parlement begeven of daarvan terugkeren.

Op deze immuniteit kan geen beroep worden gedaan in geval van ontdekking op heterdaad, terwijl zij evenmin kan verhinderen dat het Europees Parlement het recht uitoefent de immuniteit van een van zijn leden op te heffen.

HOOFDSTUK IV

DE AAN DE WERKZAAMHEDEN VAN DE INSTELLINGEN DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN DEELNEMENDE VERTEGENWOORDIGERS DER LIDSTATEN

Artikel 11

De aan de werkzaamheden van de instellingen van de Gemeenschappen deelnemende vertegenwoordigers der lidstaten, alsmede hun raadslieden en de deskundigen, genieten gedurende de uitoefening van hun ambt en op hun reizen naar en van de plaats van bijeenkomst de gebruikelijke voorrechten, immuniteiten en faciliteiten.

Dit artikel is eveneens van toepassing op de leden der raadgevende organen van de Gemeenschappen.

HOOFDSTUK V

AMBTENAREN EN OVERIGE PERSONEELSLEDEN VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Artikel 12

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen zijn, ongeacht hun nationaliteit, op het grondgebied van elk der lidstaten:

a) vrijgesteld van rechtsvervolging voor hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven, behoudens de toepassing van de bepalingen der Verdragen, die betrekking hebben op de verantwoordelijkheid van de ambtenaren en overige personeelsleden tegenover de Gemeenschappen, en voorts op de bevoegdheid van het Hof om uitspraak te doen in geschillen tussen de Gemeenschappen en hun ambtenaren en overige personeelsleden. Zij blijven deze immuniteit genieten nadat zij hun ambt hebben neergelegd;

b) tezamen met hun echtgenoten en de te hunnen laste zijnde verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;

c) inzake monetaire of deviezenregelingen in het genot van de gebruikelijke faciliteiten welke aan ambtenaren van internationale organisaties worden toegekend;

d) gerechtigd om de eerste maal, dat zij hun post bezetten, in het betrokken land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren, en bij het neerleggen van hun ambt hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik uit genoemd land vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het land waar dit recht wordt uitgeoefend, als noodzakelijk beschouwt;

e) gerechtigd uit een lidstaat hun voor persoonlijk gebruik bestemde personenauto die in het land waar zij het laatst hun verblijfplaats hebben gehad of in het land waarvan zij onderdaan zijn, verkregen is op de voorwaarden die op de binnenlandse markt van dat land gelden, vrij van rechten in te voeren, en deze vrij van rechten weder uit te voeren, in beide gevallen met inachtneming van de voorwaarden welke de regering van het betrokken land als noodzakelijk beschouwt.

Artikel 13

Onder de voorwaarden en volgens de procedure welke door de Raad op voorstel van de Commissie worden vastgesteld, worden de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen onderworpen aan een belasting ten bate van de Gemeenschappen op de door hun betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Zij zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Gemeenschappen betaalde salarissen, lonen en emolumenten.

Artikel 14

De ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen, die zich uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van hun ambt in dienst van de Gemeenschappen vestigen op het grondgebied van een andere lidstaat dan de staat van de fiscale woonplaats, welke zij bezitten op het ogenblik van hun indiensttreding bij de Gemeenschappen, worden voor de toepassing van de inkomsten-, vermogens- en successiebelastingen, alsmede van de tussen de lidstaten van de Gemeenschappen gesloten overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belasting, zowel in de staat waar zij zich gevestigd hebben als in de staat van de fiscale woonplaats, geacht hun woonplaats te hebben behouden in de laatstgenoemde staat, indien deze lid is van de Gemeenschappen. Deze bepaling geldt eveneens voor de echtgenoot voor zover deze geen eigen beroepsbezigheden uitoefent, alsmede voor de kinderen die ten laste zijn en onder toezicht staan van de in dit artikel bedoelde personen.

De roerende goederen welke toebehoren aan de in de vorige alinea bedoelde personen en zich bevinden op het grondgebied van de staat van verblijf, worden in de staat vrijgesteld van successiebelasting; voor de heffing van die belasting worden die roerende goederen geacht zich in de staat van de fiscale woonplaats te bevinden, onder voorbehoud van de rechten van derde staten en de mogelijke toepassing van de bepalingen der internationale overeenkomsten betreffende dubbele belasting.

De uitsluitend uit hoofde van de uitoefening van een ambt in dienst van andere internationale organisaties verkregen woonplaats wordt niet in aanmerking genomen bij de toepassing van de bepalingen van dit artikel.

Artikel 15

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met eenparigheid van stemmen de regeling vast inzake de sociale voorzieningen, welke op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen van toepassing zijn.

Artikel 16

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de overige betrokken instellingen, bepaalt de Raad op welke categorieën van ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen de bepalingen van artikel 12, artikel 13, tweede alinea, en artikel 14 geheel of ten dele van toepassing zijn.

De namen, hoedanigheden en adressen der ambtenaren en overige personeelsleden, welke onder deze categorieën zijn begrepen, worden op gezette tijden aan de regeringen van de lidstaten medegedeeld.

HOOFDSTUK VI

VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN DER BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN GEACCREDITEERDE MISSIES VAN DERDE STATEN

Artikel 17

De lidstaat, op wiens grondgebied de zetel van de Gemeenschappen is gevestigd, verleent aan de missies der bij de Gemeenschappen geaccrediteerde derde staten de gebruikelijke diplomatieke immuniteiten en voorrechten.

HOOFDSTUK VII

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18

De voorrechten, immuniteiten en faciliteiten worden aan de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschappen uitsluitend in het belang van de Gemeenschappen verleend.

Elke instelling van de Gemeenschappen is gehouden de aan een ambtenaar of ander personeelslid verleende immuniteit op te heffen in alle gevallen, waarin zulks naar haar mening niet strijdig is met de belangen van de Gemeenschappen.

Artikel 19

Voor de toepassing van dit protocol handelen de instellingen van de Gemeenschappen in overeenstemming met de verantwoordelijke autoriteiten van de betrokken lidstaten.

Artikel 20

De artikelen 12 tot en met 15 en artikel 18 zijn van toepassing op de leden van de Commissie.

Artikel 21

De artikelen 12 tot en met 15 en artikel 18 zijn van toepassing op de rechters, de advocaten-generaal, de griffier en de toegevoegde rapporteurs van het Hof, alsmede de leden en de griffier van het Gerecht van eerste aanleg, onverminderd de bepalingen van artikel 3 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie nopens de vrijstelling van rechtsvervolging van de rechters en de advocaten-generaal.

Artikel 22

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Investeringsbank, de leden van haar organen, haar personeel en de vertegenwoordigers der lidstaten, die aan haar werkzaamheden deelnemen, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende haar statuten.

De Europese Investeringsbank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing ter gelegenheid van de uitbreiding van haar aandelenkapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke deze verrichtingen kunnen medebrengen in de staat waar de zetel gevestigd is. Haar opheffing en liquidering zullen evenmin enige heffing medebrengen. Ten slotte geeft de werkzaamheid van de Bank en van haar organen, uitgeoefend onder de statutaire voorwaarden, geen aanleiding tot de heffing van omzetbelastingen.

Artikel 23

Dit protocol is eveneens van toepassing op de Europese Centrale Bank, de leden van haar organen en haar personeel, onverminderd de bepalingen van het protocol betreffende de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank.

De Europese Centrale Bank wordt bovendien vrijgesteld van elke fiscale en parafiscale heffing bij de uitbreiding van haar kapitaal, alsmede van de verschillende formaliteiten welke hieraan verbonden zijn in de staat waar de zetel van de Bank gevestigd is. De werkzaamheden van de Bank en van haar organen, uitgeoefend overeenkomstig de statuten van het Europese Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank, geven geen aanleiding tot de heffing van omzetbelasting.

Bovengenoemde bepalingen zijn eveneens van toepassing op het Europees Monetair Instituut. De ontbinding of liquidatie ervan brengt geen enkele heffing met zich.

Aanhangsel bij de BIJLAGE

Procedure voor de toepassing in Zwitserland van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten

1. Uitbreiding van de toepassing van het protocol tot Zwitserland

Verwijzingen naar de "lidstaten" in het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen (hierna "het protocol" genoemd) moeten worden opgevat als zijnde eveneens van toepassing op Zwitserland, tenzij in het onderstaande anders wordt bepaald.

2. Agentschap vrijgesteld van indirecte belastingen (met inbegrip van btw)

Op vanuit Zwitserland geëxporteerde goederen en diensten wordt geen Zwitserse belasting over de toegevoegde waarde (btw) geheven. Wat goederen en diensten betreft die het agentschap in Zwitserland voor officieel gebruik worden geleverd of verstrekt, geschiedt de btw-vrijstelling, overeenkomstig artikel 3, tweede alinea, van het protocol, door middel van teruggave van de betaalde bedragen. Vrijstelling van btw wordt verleend indien de effectieve aankoopprijs voor de in de factuur of een gelijkwaardig document vermelde goederen en dienstverstrekkingen (inclusief belastingen) ten minste 100 Zwitserse frank bedraagt.

Teruggave van de betaalde btw-bedragen volgt op vertoon van de speciaal hiertoe bestemde Zwitserse formulieren aan de hoofdafdeling btw van de federale belastingautoriteiten. De aanvragen worden in beginsel behandeld binnen drie maanden, te rekenen vanaf de indiening van het van de nodige bewijsstukken vergezelde verzoek om terugbetaling.

3. Wijze van toepassing van de regelgeving betreffende het personeel van het agentschap

Wat artikel 13, tweede alinea, van het protocol betreft, stelt Zwitserland, volgens de beginselen van zijn intern recht, de ambtenaren en overige personeelsleden van het agentschap in de zin van artikel 2 van Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 549/69 van de Raad van 25 maart 1969 (PB L 74 van 27.3.1969, blz. 1) vrij van federale, kantonnale en gemeentelijke belastingen op salarissen, lonen en emolumenten die door de Gemeenschap worden betaald en waarop, te harer gunste, een interne belasting van toepassing is.

Voor de toepassing van artikel 14 van het protocol wordt Zwitserland niet als een lidstaat in de zin van bovenstaand punt 1 beschouwd.

De ambtenaren en overige personeelsleden van het agentschap, alsook hun gezinsleden die zijn aangesloten bij het op de ambtenaren en overige personeelsleden van de Gemeenschap van toepassing zijnde socialeverzekeringsstelsel, vallen niet verplicht onder het Zwitserse socialeverzekeringsstelsel.

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft uitsluitende bevoegdheid voor alle kwesties betreffende de betrekkingen tussen de Commissie of het agentschap en zijn personeel, wat betreft de toepassing van Verordening (EEG/Euratom/EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1) en de andere bepalingen van communautair recht tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden.

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE REGERING VAN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT EN DE REGERING VAN LIECHTENSTEIN OVER DE REGELING INZAKE DE WIJZE WAAROP DE ZWITSERSE BONDSSTAAT EN HET VORSTENDOM LIECHTENSTEIN WORDEN BETROKKEN BIJ HET EUROPEES AGENTSCHAP VOOR HET BEHEER VAN DE OPERATIONELE SAMENWERKING AAN DE BUITENGRENZEN VAN DE LIDSTATEN VAN DE EUROPESE UNIE

De Europese Gemeenschap,

de regering van de Zwitserse Bondsstaat

en

de regering van het Vorstendom Liechtenstein,

Na de sluiting van de regeling inzake de wijze waarop de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, overeenkomstig artikel 21, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad,

Verklaren hierbij gezamenlijk het volgende:

Het bij de regeling toegekende stemrecht houdt verband met de bijzondere betrekkingen met Zwitserland en Liechtenstein, die voortvloeien uit de betrokkenheid van deze staten bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis.

Dit uitzonderlijke stemrecht moet worden toegeschreven aan de specifieke aard van de Schengensamenwerking en de bijzondere positie van Zwitserland en Liechtenstein.

Het mag dan ook niet worden beschouwd als een juridisch of politiek precedent voor enig ander gebied waarop de partijen bij de regeling samenwerken of voor de manier waarop andere derde landen worden betrokken bij andere agentschappen van de Unie.

Dit stemrecht mag in geen geval worden uitgeoefend bij besluiten van regelgevende of wetgevende aard.

GEZAMENLIJKE VERKLARING VAN DE BETROKKEN PARTIJEN OVER DE TOEPASSING VAN DE BEPALINGEN INZAKE BURGERRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID

Wanneer een snel-grensinterventieteam wordt ingezet in het kader van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, is artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen, van toepassing op de burgerrechtelijke aansprakelijkheid.

[1] PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

[2] PB L 188 van 20.7.2007, blz. 15.

[3] PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

[4] PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

[5] PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

[6] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

[7] PB C […] van […], blz. […].

[8] PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

[9] PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43.

[10] PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20.

[11] PB L 188 van 20.7.2007, blz. 19.

[12] PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.

[13] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[14] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[15] PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30.

Top