EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document COM:2008:615:FIN

Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de ondertekening van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart - Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart

/* COM/2008/0615 def. */

52008PC0615(01)

Voorstel voor een beschikking van de Raad inzake de ondertekening van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart /* COM/2008/0615 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 3.10.2008

COM(2008) 615 definitief

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

inzake de ondertekening van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

inzake de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. INLEIDING

1. Op 25 februari 2004 heeft de Commissie de Raad gevraagd haar te machtigen om met Canada te onderhandelen over de wederzijdse aanvaarding van certificeringsbevindingen op het gebied van burgerluchtvaartveiligheid en milieucompatibiliteit.

2. Op 21 april 2004 heeft de Raad die machtiging verleend en de Commissie verzocht om, met inachtneming van diverse onderhandelingsrichtsnoeren, die onderhandelingen te voeren; de Raad heeft ook een speciaal comité benoemd om de Commissie in deze taak bij te staan.

3. De aan de Commissie verleende machtiging voorzag in een overeenkomst betreffende de wederzijdse aanvaarding van bevindingen, waarbij de nadruk voornamelijk op twee aspecten werd gelegd:

1. producten die zijn ontworpen, geproduceerd, aangepast of hersteld onder het regelgevend toezicht van de ene partij moeten op eenvoudige wijze de vereiste goedkeuringen kunnen verkrijgen om te kunnen worden geregistreerd of toegepast onder het regelgevend toezicht van de andere partij;

2. vliegtuigen die geregistreerd zijn of geëxploiteerd worden onder het regelgevend toezicht van de ene partij mogen worden onderhouden door organisaties die onder het regelgevend toezicht van de andere partij vallen.

4. De belangrijkste doelstellingen van de onderhandelingsrichtsnoeren zijn: de handel in onder de overeenkomst vallende goederen en diensten vergemakkelijken, dubbele beoordelingen, tests en controles zo veel mogelijk beperken tot significante verschillen in de regelgeving en erop vertrouwen dat het certificeringssysteem van de ene partij de overeenstemming garandeert overeenkomstig de eisen van de andere partij.

5. In de onderhandelingsrichtsnoeren zijn de volgende middelen aangegeven om deze doelstellingen te bereiken:

- de eisen en regelgevende processen van beide partijen moeten geleidelijk op elkaar worden afgestemd;

- het vertrouwen in de certificeringssystemen van beide partijen moet worden behouden, voortbouwend op de ervaring die is opgedaan met de samenwerking tussen Canada en de gezamenlijke luchtvaartautoriteiten (JAA), teneinde de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten in staat te stellen namens de Canadese bevoegde autoriteit, Transport Canada (TCCA), de taken uit te voeren die zij moeten uitvoeren met het oog op de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 216/2008, die Verordening 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) heeft vervangen;

- ervoor zorgen dat partijen erop kunnen vertrouwen dat de instanties die betrokken zijn bij het regelgevingsproces van de andere partij naar behoren in staat zijn de beoordelingen van de overeenstemming en het regelgevend toezicht uit te voeren zoals dit vereist is voor het afgeven van hun eigen goedkeuringen;

- de samenwerking bevorderen door regelmatig overleg tussen de partijen te organiseren teneinde te garanderen dat de overeenkomst naar tevredenheid functioneert, met name door de invoering van geschikte samenwerkingsmechanismen teneinde op wederzijdse basis de permanente geschiktheid en bekwaamheid te controleren van de regelgevende instanties die bij de uitvoering van de overeenkomst zijn betrokken;

- een systeem opzetten voor permanente monitoring van het functioneren van de overeenkomst en met name de bijlagen die daarvan een integrerend onderdeel zijn, zodat de overeenkomst efficiënt kan worden beheerd door een gezamenlijk comité dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van beide partijen en belast is met het tijdig vinden en voorstellen van oplossingen voor problemen die voortvloeien uit de invoering van de overeenkomst.

2. HET ONDERHANDELINGSPROCES

6. In de onderhandelingen met Canada werd de nadruk gelegd op de wijze van totstandbrenging van wederzijdse acceptatie van goedkeuringen betreffende de certificering van de luchtwaardigheid van vliegtuigen en de daarop te monteren onderdelen en uitrustingsstukken, alsook goedkeuringen betreffende de certificering van organisaties betrokken bij het ontwerp, de productie en het onderhoud daarvan. De partijen mogen deze goedkeuringen afgeven na toepassing van bepaalde procedures betreffende luchtwaardigheid en onderhoud. De twee partijen zijn tijdens de onderhandelingen overeengekomen de bijzonderheden van deze procedures in afzonderlijke bijlagen bij de overeenkomst vast te leggen.

7. De tekst van de overeenkomst en de bijlagen is op 25 april 2007 door de Commissie en door Transport Canada in Brussel geparafeerd. Aangezien Transport Canada op dat ogenblik bezig was met de hervorming van zijn interne auditprocedures en zijn toezichtssysteem, hebben de Commissie en het EASA Transport Canada verzocht om via een vertrouwenwekkende dialoog aan te tonen dat de nieuwe procedures doelmatig zijn, met name op het vlak van onderhoud en toezicht op onderhoudsorganisaties, alvorens de twee partijen hun interne procedures ter voorbereiding van de ondertekening van de overeenkomst op gang brengen.

8. In het kader van de opbouw van deze vertrouwensrelatie hebben diverse ontmoetingen plaatsgevonden tussen het EASA en de TCCA met het oog op de opstelling van begeleidend materiaal op het vlak van onderhoud en de bijbehorende technische beoordelingsactiviteiten tussen de twee technische agenten. De Gemeenschap en Canada hadden al ervaring opgedaan met en vertrouwen opgebouwd in het Canadese systeem via de vlotte en doelmatige samenwerking in het kader van de JAA, op basis van een werkovereenkomst. Daarom moest inzicht kunnen worden verkregen in en een beoordeling worden gemaakt van de mate waarin de door Transport Canada geplande wijzigingen gevolgen zouden hebben voor het veiligheidsbeheersysteem en voor de toepassing van de overeenkomst, met name met het oog op het behoud van het vertrouwen tussen de twee partijen.

9. De wijzigingen van de interne auditprocedures en het toezichtssysteem van Transport Canada worden in twee fasen ten uitvoer gelegd:

- de eerste fase bestaat uit een analyse van de veiligheidssituatie van ondernemingen die onder het regelgevend toezicht van Transport Canada staan, op basis van een risicobeoordeling en van de capaciteitsbehoeften van de autoriteit, teneinde de correcte tenuitvoerlegging en handhaving van de regelgevingseisen te garanderen zonder de gevestigde toezichtsprocedures in het gedrang te brengen;

- in de tweede fase worden waar nodig veranderingen aangebracht op basis van de opgedane ervaring en de resultaten van de in de eerste fase uitgevoerde risicobeoordeling.

10. Aangezien de geplande wijzigingen gevolgen kunnen hebben voor het onderhoud en de uitoefening van het toezicht op in Canada gevestigde onderhoudsorganisaties door de Canadese autoriteiten, heeft de TCCA haar nieuwe benadering van het toezicht op ondernemingen (gebaseerd op een risicobeoordeling en op veiligheidsbeheersystemen) diverse keren voorgesteld aan het EASA, op 23 en 24 april 2007 in Keulen en op 6 juni 2007 in Praag. Uit die presentaties is gebleken dat de wijzigingen in de eerste fase tot netto positieve resultaten leiden omdat ze de autoriteit in staat stellen om, na de risicobeoordeling van de ondernemingen die onder haar regelgevend toezicht staan, betere prioriteiten voor de toewijzing van haar middelen vast te stellen en derhalve gerichter in te grijpen. Na deze presentaties heeft een EASA-normalisatieteam een bezoek gebracht aan Ottawa (17 tot en met 22 september 2007). Tijdens dit bezoek heeft de TCCA de uitoefening van haar toezicht op diverse punten toegelicht en heeft het EASA een inspectie uitgevoerd (MIST, Maintenance International STandardisation) om de nieuwe aanpak van de TCCA te illustreren. De tijdens het bezoek gedane vaststellingen bevestigen de positieve resultaten van de wijzigingen in het Canadese systeem, voor zover de periodiciteit van de inspecties van de permanente luchtwaardigheid en van de onderhoudsinspecties in de eerste fase ongewijzigd blijft.

11. Die eerste fase is nog aan de gang. Het agentschap heeft tijdens diverse ontmoetingen tussen het EASA en Transport Canada aangegeven dat het ervan overtuigd was dat het door TCCA Canada toegepaste systeem een veiligheidsniveau garandeert dat gelijkwaardig is aan dat in de Gemeenschap. Om te kunnen anticiperen op wijzigingen van de inspecties van onderhoudsorganisaties die tijdens de tweede fase kunnen worden doorgevoerd en deze wijzigingen beter te kunnen beheren, zullen het EASA en de TCCA gebruik maken van het bij de overeenkomst opgerichte gezamenlijk sectoraal comité inzake onderhoud teneinde te garanderen dat het vertrouwen in elkaars toezichtssysteem te allen tijde behouden blijft.

3. DE RECHTSGRONDSLAG VAN DE OVEREENKOMST

12. Volgens de jurisprudentie van het Hof van Justitie valt het wegnemen van technische belemmeringen voor de handel in goederen onder het gemeenschappelijk handelsbeleid zoals beschreven in artikel 133, lid 1, van het EG-Verdrag en dus onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap[1].

13. Bovendien heeft de Gemeenschap met de inwerkingtreding in september 2002 van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA), die vervangen is door Verordening (EG) nr. 216/2008[2], een interne harmonisatie tot stand gebracht op de gebieden waarop de verordening van toepassing is, d.w.z.: eerste en permanente luchtwaardigheid (met inbegrip van onderhoud) en milieucompatibiliteit van luchtvaartproducten. Deze verordening is aangevuld met een aantal uitvoeringsmaatregelen (Verordening nr. 1702/2003 en Verordening nr. 2042/2003 van de Commissie) tot vaststelling van de voorschriften en procedures waaraan door aanvragers, certificaathouders en autoriteiten moet worden voldaan opdat de essentiële voorwaarden en doelstellingen van de basisverordening te allen tijde worden nageleefd. De voorgestelde overeenkomst is van invloed op deze communautaire regelgeving in de zin van het AETR-arrest.

14. De Commissie is dan ook van oordeel dat de Gemeenschap beschikt over de exclusieve bevoegdheid tot het sluiten van de overeenkomst op basis van de artikelen 133, lid 4, en 80, lid 2, van het EG-Verdrag.

4. STRUCTUUR VAN DE OVEREENKOMST

15. De na onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst heeft in grote lijnen de structuur van een "klassieke" overeenkomst op het gebied van luchtvaartveiligheid, een "BASA", zoals de bestaande bilaterale overeenkomsten op het gebied van luchtvaartveiligheid tussen de lidstaten en Canada worden genoemd. Zoals in het geval van de BASA’s is de overeenkomst gebaseerd op wederzijds vertrouwen in het systeem van de ander en op de vergelijking van verschillen in de regelgeving. Vandaar dat deze overeenkomst verplichtingen tot en methoden voor samenwerking bevat tussen een exporterende en een importerende autoriteit, zodat laatstgenoemde zijn eigen certificaat voor het product, onderdeel of uitrustingsstuk kan afgeven zonder de door de exporterende autoriteit gedane controles over te doen, alsook geschillenbeslechtingsprocedures voor wijziging van de overeenkomst.

16. De manier om dat te doen, d.w.z. de wijze van samenwerking en het wederzijds aanvaarden van de certificeringsbevindingen van de ander op het gebied van luchtwaardigheid en onderhoud (methoden, toepassingsgebied voor wat betreft producten of diensten, verschillen in regelgeving, in het jargon ook wel "bijzondere voorwaarden" genoemd), zijn beschreven in de bijlagen bij de overeenkomst.

17. De ontwerpovereenkomst verschilt van bestaande BASA’s tussen lidstaten en derde landen, waaronder ook Canada. In het geval van bestaande BASA’s wordt hetgeen in de bijlagen wordt gepresenteerd doorgaans op het niveau van de luchtvaartautoriteiten in afzonderlijke regelingen verwerkt die niet het bindende karakter hebben van verdragen. Doorgaans worden deze regelingen aangeduid als "MIP" (uitvoeringsprocedures voor onderhoud) en "IPA" (uitvoeringsprocedures voor luchtwaardigheid). In de praktijk kan de inwerkingtreding van de BASA-bepalingen alleen plaatsvinden na de ondertekening van een IPA en/of MIP, omdat het gaat om teksten die bepalen hoe de in de BASA beschreven doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Van bij de aanvang van de onderhandelingen zijn beide partijen overeengekomen dat de specifieke procedures die hen in staat stellen elkaars certificeringsbevindingen op de twee gebieden - certificering van ontwerp en productie en goedkeuringen van onderhoudsorganisaties - wederzijds te aanvaarden, worden uiteengezet in bijlagen die voor beide partijen evenzeer bindend zijn en die integrerende onderdelen van de overeenkomst zullen worden.

18. De ontwerpovereenkomst biedt de partijen de gelegenheid mogelijkheden te onderzoeken om de werking van de overeenkomst te verbeteren en om aanbevelingen voor wijzigingen te doen, inclusief de toevoeging van nieuwe bijlagen bij de overeenkomst via het gezamenlijk comité. In de ontwerpovereenkomst mogen de partijen zelf kiezen op welke manier ze de overeenkomst en de bijlagen wijzigen, volgens dezelfde procedure die eindigt met de laatste kennisgeving door een partij aan de andere dat zij haar interne procedure voor de inwerkingtreding van een overeengekomen wijziging heeft voltooid. Met name met betrekking tot de wijziging van bestaande of de toevoeging van nieuwe bijlagen kunnen de partijen overeenkomen de overeenkomst te wijzigen op basis van een eenvoudige uitwisseling van diplomatieke nota’s.

19. Bovendien levert de ontwerpovereenkomst de Gemeenschap een nettovoordeel op omdat bij die overeenkomst de wederzijdse aanvaarding van certificeringsbevindingen met betrekking tot alle aspecten van luchtwaardigheid voor alle lidstaten wordt vastgesteld. Er zij op gewezen dat momenteel slechts zes lidstaten met Canada een bilaterale overeenkomst hebben gesloten waarin productcertificering aan bod komt. Tot op heden aanvaardde Transport Canada ook bevindingen van Europese overheidsinstanties om haar eigen goedkeuringen af te geven, met name wanneer deze tot stand zijn gekomen onder de auspiciën van de JAA. Omgekeerd heeft de JAA een audit uitgevoerd van het Canadese systeem en ingestemd met "uitbestedingscontracten" met de Canadese overheid waarin het proces wordt uiteengezet dat zal worden gevolgd om de JAA in de gelegenheid te stellen de aanvaarding van haar bevindingen door de autoriteiten van de JAA-lidstaten aan te bevelen. Dezelfde aanpak wordt gevolgd voor de goedkeuringen van onderhoudsorganisaties waarvoor er ook slechts zes formele overeenkomsten bestaan. Ook op dit gebied is een "uitbestedingscontract" gesloten tussen Transport Canada en de JAA, waarbij de autoriteiten van de JAA-lidstaten de toestemming krijgen om Canadese reparatiewerkplaatsen (onderhoudsorganisaties) te aanvaarden die onder toezicht van de Canadese overheid staan. Er zijn momenteel geen regelingen betreffende de milieucertificering van luchtvaartproducten.

5. DE INHOUD VAN DE OVEREENKOMST

5.1. Duidelijke rechten en plichten voor beide partijen

20. De overeenkomst stelt niet voor om verder te gaan dan hetgeen is toegestaan krachtens het toepasselijke recht van beide partijen. Het toepasselijke recht van de Europese Gemeenschap is Verordening (EG) nr. 216/2008, die Verordening (EG) nr. 1592/2002 en de uitvoeringsbepalingen daarvan, inclusief wijzigingen, heeft vervangen.

21. Het communautaire systeem wordt volledig weergegeven in de ontwerptekst waarin een duidelijke scheiding van taken wordt voorgesteld met betrekking tot de certificering van luchtvaartproducten en onderdelen en organisaties betrokken bij het ontwerp, de productie en het onderhoud van die producten en onderdelen.

22. Wat onderhoud betreft, heeft Canada op grond van de goede ervaringen met de bilaterale betrekkingen tussen Canada en de JAA voorgesteld om verder te gaan dan artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 (het equivalent van artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1592/2002), waarin bepaald is dat het EASA of de autoriteiten van de lidstaten in het kader van een internationale overeenkomst certificaten kunnen afgeven op basis van door luchtvaartautoriteiten van een derde land afgegeven certificaten. De Canadese autoriteiten hebben inderdaad voorgesteld certificaten af te geven namens in Canada gevestigde EASA-onderhoudsorganisaties die het onderhoud verzorgen van in de EG ontworpen luchtvaartuigen en onderdelen, zonder dat het agentschap zijn eigen certificaten/goedkeuringen hoeft af te geven op basis van de certificaten/goedkeuringen die door Transport Canada zijn afgegeven. Uit dit voorstel blijkt dat Canada bereid is tot volledige wederzijdse erkenning op het gebied van onderhoud.

23. De Commissie is van mening dat het bepaalde in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 de Gemeenschap niet verhindert om een internationale overeenkomst te sluiten waarbij certificaten die door de bevoegde autoriteit van het derde land zijn afgegeven, automatisch geldig zijn in de Gemeenschap.

Met dit in het achterhoofd is in de overeenkomst het volgende vastgesteld met betrekking tot onderhoud:

- de partijen komen overeen dat, wat de onderhoudsprocedure betreft, de naleving van de toepasselijke onderhoudsregelgeving van de ene partij en de in aanhangsel B1 gespecificeerde regelgevende eisen gelijk staat aan de naleving van de toepasselijke regelgeving van de andere partij;

- de partijen komen overeen dat, wat de onderhoudsprocedure betreft, de certificeringspraktijken en –procedures van de bevoegde autoriteiten van elke partij leiden tot een gelijkwaardig bewijs van de naleving van de bovenvermelde eisen;

- de partijen komen overeen dat, wat de onderhoudsprocedure betreft, de respectieve normen van de partijen met betrekking tot de afgifte van vergunningen voor onderhoudspersoneel als gelijkwaardig worden beschouwd.

5.2. Duidelijke middelen om de doelstellingen van het mandaat te realiseren

24. In het ontwerp is bepaald dat elke partij de bevindingen van overeenstemming ten gevolge van de gespecificeerde procedures van de andere partij aanvaardt indien deze tot stand zijn gekomen overeenkomstig de bepalingen van de bijlagen (artikel 3, lid 1).

25. In de ontwerptekst wordt erkend dat de bevoegde autoriteiten van beide partijen het recht hebben om namens de andere partij certificaten af te geven waarin de overeenstemming met het systeem van die andere partij wordt bevestigd (artikel 3, lid 1).

26. De ontwerpovereenkomst zorgt ervoor dat het wederzijds vertrouwen behouden blijft door een passend mechanisme van permanente samenwerking en overleg door middel van een intensieve samenwerking in het kader van audits, inspecties, tijdige kennisgevingen en overleg over alle onder de overeenkomst vallende aangelegenheden – artikel 8 betreffende wederzijdse samenwerking, bijstand en transparantie.

5.3. Regelmatig overleg en snelle geschillenbeslechting

27. De ontwerpovereenkomst is gericht op een soepele dagelijkse toepassing, zodat technische kwesties die voortvloeien uit de uitvoering zo snel mogelijk kunnen worden opgelost. Daartoe is een gemengd comité van de partijen opgericht dat bestaat uit twee subcomités (het gemengd sectoraal comité inzake certificering en het gemengd sectoraal comité inzake onderhoud) die verslag uitbrengen aan het gemengd comité van de partijen en toezicht houden op de toepassing van de bijlagen. Het gemengd comité en de subcomités hebben taken op het gebied van overleg en bemiddeling; ze zorgen ervoor dat de overeenkomst soepel functioneert door een forum te bieden voor het oplossen van meningsverschillen tussen de partijen – artikel 9 (gemengd comité) en punt 2.2 van bijlage 1 (certificering) en punt 4.2 van bijlage 2 (onderhoud).

28. Het bespreken van wijzigingen van de overeenkomst en de bijlagen, het aanbevelen van deze wijzigingen aan de partijen, het opstellen van werkprocedures inzake regelgevende samenwerking en transparantie voor alle activiteiten die niet door de subcomités worden uitgevoerd, zijn taken die aan het gemengd comité worden toevertrouwd. Dit maakt het mogelijk om punten die niet onder de twee bijlagen maar onder de Gemeenschapswetgeving vallen (bv. activiteiten van luchtvaartuigen, vergunningen of synthetische opleidingstoestellen) op constructieve wijze te bespreken zodat het pad kan worden geëffend voor een toekomstige wijziging van de overeenkomst.

29. Overleg kan te allen tijde worden aangevraagd (artikel 15). Desondanks moeten de partijen alle mogelijke inspanningen leveren om technische kwesties op een zo laag mogelijk niveau op te lossen voordat het "geschillen" worden.

5.4. Een hoge mate van vertrouwen behouden in het systeem van de ander

30. Om een hoge mate van vertrouwen te behouden in het certificeringssysteem voor eerste en blijvende luchtwaardigheid van de andere partij, nemen de Gemeenschap en Canada bepaalde verplichtingen op zich:

- ze delen de identiteit van de "bevoegde autoriteit" aan de andere partij mee; voor de Gemeenschap betekent dit dat aan Canada moet worden meegedeeld dat een nationale luchtvaartautoriteit een audit (door het EASA) heeft ondergaan en dat uit deze audit blijkt dat de autoriteit volledig voldoet aan de Gemeenschapswetgeving, dat ze vertrouwd is met de eisen van de Canadese wetgeving op de relevante gebieden en dat ze in staat is de uit de bijlagen voortvloeiende verplichtingen inzake certificering en onderhoud na te leven – artikel 5, leden 2 en 3;

- door regelmatige audits garanderen ze dat nationale luchtvaartautoriteiten die als "bevoegde autoriteiten" aan de andere partij zijn aangemeld, in staat blijven de uit de overeenkomst en de bijlagen voortvloeiende verplichtingen na te leven – artikel 5, lid 5;

- ze werken samen aan kwaliteitsborging en staan de andere partij toe deel te nemen aan normalisatie-inspecties en beoordelingen van de overeenstemming (zowel van autoriteiten als ondernemingen) – artikel 5, lid 6, en artikel 8, lid 5;

- ze wisselen veiligheidsgegevens (beschikbare informatie over ongelukken en incidenten - artikel 8, lid 4) uit en zorgen voor passende vertrouwelijkheid bij het uitwisselen van informatie (artikel 11);

- ze stellen elkaar in kennis van alle toepasselijke eisen en overleggen in een vroeg stadium met elkaar over regelgevings- en organisatorische wijzigingen – artikel 8.

31. Dit is het belangrijkste verschil tussen deze overeenkomst en die tussen de EG en de Verenigde Staten van Amerika betreffende samenwerking op het gebied van de regelgeving inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart: Canada heeft geen proces van vertrouwensopbouw gevraagd, bestaande uit eigen (of gezamenlijke) inspecties van het EASA of van de nationale luchtvaartautoriteiten, als voorwaarde voor de ondertekening en sluiting van deze overeenkomst. De Verenigde Staten van Amerika hebben daarentegen aangedrongen op a) inspecties van het EASA en van nationale luchtvaartautoriteiten om ze als bevoegde autoriteit te kunnen erkennen met het oog op de toepassing van de twee bijlagen inzake certificering en onderhoud; b) "het volgen van certificeringsprojecten", waarbij de US FAA een aantal door de EASA uitgevoerde projecten voor typecertificering en aanvullende typecertificering heeft gevolgd om zich vertrouwd te maken met de procedures van het agentschap, alvorens de overeenkomst werd ondertekend en gesloten.

5.5. Sterke veiligheidsmaatregelen

32. De ontwerptekst van de overeenkomst is opgesteld om de partijen de nodige flexibiliteit te verschaffen teneinde onmiddellijk te kunnen reageren op veiligheidsproblemen of om een hoger beschermingsniveau in te stellen indien zij dat nodig achten voor de veiligheid - artikel 6. Opdat beide partijen op dergelijke situaties zouden kunnen reageren zonder de geldigheid van de overeenkomst in gevaar te brengen, is in specifieke procedures voorzien.

33. Indien de partijen er echter niet in slagen om een specifieke situatie op een bevredigende wijze te verhelpen, voorziet de ontwerptekst van de overeenkomst eerst in de mogelijkheid om de acceptatie van de bevindingen van de aangevochten bevoegde autoriteit op te schorten (artikel 10) en vervolgens in middelen en procedures om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te beëindigen - artikel 16, lid 2.

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

inzake de ondertekening van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid de artikelen 80, lid 2, en 133, lid 4 in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Commissie[3],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie heeft namens de Gemeenschap met Canada onderhandeld over een overeenkomst betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart, overeenkomstig de machtiging die zij daartoe van de Raad heeft gekregen[4].

(2) De overeenkomst waarover de Commissie heeft onderhandeld, moet - afhankelijk van haar eventuele sluiting op een later tijdstip - worden ondertekend.

(3) De lidstaten dienen de noodzakelijke maatregelen te nemen opdat hun bilaterale overeenkomsten met Canada met betrekking tot hetzelfde onderwerp vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst worden beëindigd,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

De ondertekening van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart (hierna "de overeenkomst" genoemd) wordt hierbij namens de Gemeenschap goedgekeurd, afhankelijk van een beschikking van de Raad betreffende de sluiting van de overeenkomst. De tekst van de overeenkomst is aan deze beschikking gehecht.

De voorzitter van de Raad wordt hierbij gemachtigd de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd is/zijn om de overeenkomst, na de sluiting daarvan, namens de Gemeenschap te ondertekenen.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

Voorstel voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

inzake de sluiting van een overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada betreffende de veiligheid van de burgerluchtvaart

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 80, lid 2, en 133, lid 4, in samenhang met artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, artikel 300, lid 3, eerste alinea en artikel 300, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie[5],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Commissie heeft namens de Gemeenschap met Canada onderhandeld over een overeenkomst inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart, overeenkomstig de machtiging die zij daartoe van de Raad heeft gekregen.

(2) De overeenkomst werd namens de Gemeenschap ondertekend, afhankelijk van haar eventuele sluiting op een later tijdstip, in overeenstemming met Beschikking …/…/EG van de Raad betreffende ….

(3) De overeenkomst dient te worden goedgekeurd.

(4) Er dienen procedures te worden vastgesteld voor de deelname van de Gemeenschap in de door de overeenkomst ingestelde gemengde comités en om bepaalde besluiten te nemen met name betreffende de wijziging van de overeenkomst en haar bijlagen, de toevoeging van nieuwe bijlagen, de beëindiging van afzonderlijke bijlagen, overleg en geschillenbeslechting en het nemen van veiligheidsmaatregelen.

(5) De lidstaten dienen de noodzakelijke maatregelen te nemen om hun bilaterale overeenkomsten met Canada met betrekking tot hetzelfde onderwerp vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst te beëindigen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

3. De overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Canada inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.

4. De tekst van de overeenkomst is als bijlage bij deze beschikking gevoegd.

5. De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon aan te wijzen die bevoegd is tot het afgeven van de kennisgeving waarin voorzien is bij artikel 16, lid 1, van de overeenkomst.

Artikel 2

6. De Gemeenschap zal in het gemengd comité van de partijen, ingesteld bij artikel 9 van de overeenkomst, worden vertegenwoordigd door de Europese Commissie, bijgestaan door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart en vergezeld van de luchtvaartautoriteiten als vertegenwoordigers van de lidstaten.

7. De Gemeenschap zal in het gemengd sectoraal comité inzake certificering, ingesteld bij punt 2 van bijlage A van de overeenkomst, en in het gemengd sectoraal comité inzake onderhoud, ingesteld bij punt 4 van bijlage B van de overeenkomst, worden vertegenwoordigd door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, bijgestaan door de luchtvaartautoriteiten die rechtstreeks betrokken zijn bij de agenda van de vergadering.

Artikel 3

8. Na raadpleging v an het door de Raad ingestelde speciaal comité bepaalt de Commissie het standpunt dat de Gemeenschap inneemt in het gemengd comité van de partijen met betrekking tot de volgende aangelegenheden:

9. het aannemen of wijzigen van het intern reglement van orde van het gemengd comité van de partijen, waarin voorzien is bij artikel 9, lid 3, van de overeenkomst;

10. Na raadpleging van het in lid 1 bedoelde speciaal comité kan de Commissie de volgende maatregelen nemen:

11. veiligheidsmaatregelen vaststellen in overeenstemming met artikel 6 van de overeenkomst;

12. verzoeken om overleg in overeenstemming met artikel 15 van de overeenkomst;

13. de aanvaarding van bevindingen opschorten en die opschorting opheffen in overeenstemming met artikel 10 van de overeenkomst.

14. De Raad beslist, met gekwalificeerde meerderheid, over een voorstel van de Commissie met betrekking tot de volgende aangelegenheden:

15. de vaststelling van aanvullende bijlagen, overeenkomstig artikel 16, lid 5, van de overeenkomst;

16. alle andere wijzigingen van de overeenkomst die niet onder het toepassingsgebied van lid 1 vallen;

17. de beëindiging van afzonderlijke bijlagen overeenkomstig artikel 16, lid 3, van de overeenkomst.

Gedaan te Brussel, op

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE

OVEREENKOMST

TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN CANADA BETREFFENDE DE VEILIGHEID VAN DE BURGERLUCHTVAART

De EUROPESE GEMEENSCHAP en CANADA, hierna "de partijen" genoemd,

OVERWEGENDE dat elke partij, op basis van een lange traditie van technische uitwisselingen en bilaterale overeenkomsten tussen lidstaten van de Europese Gemeenschap en Canada, heeft vastgesteld dat de door de andere partij toegepaste normen en systemen voor de luchtwaardigheids- en milieucertificering of voor de aanvaarding van burgerluchtvaartproducten in voldoende mate gelijkwaardig zijn aan haar eigen normen en systemen om een overeenkomst praktisch haalbaar te maken;

ERKENNENDE dat er een ontluikende tendens naar multinationaal ontwerp en multinationale productie en uitwisseling van burgerluchtvaartproducten bestaat;

VANUIT DE WENS de veiligheid, milieuvriendelijkheid en compatibiliteit van de burgerluchtvaart te bevorderen en de uitwisseling van burgerluchtvaartproducten te vergemakkelijken;

VANUIT DE WENS de samenwerking te verbeteren en de doeltreffendheid in zaken die betrekking hebben op de veiligheid van de burgerluchtvaart te vergroten;

OVERWEGENDE dat de samenwerking tussen de partijen de internationale harmonisering van normen en processen positief kan beïnvloeden;

OVERWEGENDE dat de economische lasten van de luchtvaartsector en de exploitanten zullen dalen omdat bepaalde technische inspecties, beoordelingen en tests overbodig worden;

ERKENNENDE dat verbeterde procedures voor de wederzijdse aanvaarding van goedkeuringen en tests met betrekking tot luchtwaardigheid, milieubescherming, faciliteiten voor het onderhoud van luchtvaartuigen en permanente luchtwaardigheid voordelen opleveren voor beide partijen;

ERKENNENDE dat wederzijdse aanvaarding een garantie moet bieden op overeenstemming met toepasselijke technische regels of normen die gelijkwaardig zijn aan de garantie die de procedures van de andere partij biedt;

ERKENNENDE dat wederzijdse aanvaarding vereist dat elke partij erop vertrouwt dat de beoordelingen van de overeenstemming van de andere partij betrouwbaar blijven;

ERKENNENDE de respectieve verbintenissen van de partijen uit hoofde van bilaterale, regionale en multilaterale overeenkomsten inzake de veiligheid van de burgerluchtvaart en de milieucompatibiliteit,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

Doelstellingen

De doelstellingen van deze overeenkomst zijn de volgende:

18. In overeenstemming met de geldende wetgeving van elke partij beginselen en regelingen vaststellen om de wederzijdse aanvaarding mogelijk te maken van goedkeuringen die door de bevoegde autoriteiten van elke partij zijn afgegeven op de onder deze overeenkomst vallende gebieden, zoals nader uiteengezet in artikel 4.

19. De partijen in staat stellen zich aan te passen aan de ontluikende tendens naar multinationaal ontwerp en onderhoud en multinationale productie en uitwisseling van burgerluchtvaartproducten, waarbij rekening wordt gehouden met de gemeenschappelijke belangen van de partijen met betrekking tot de veiligheid van de burgerluchtvaart en de milieukwaliteit.

20. Aanzetten tot samenwerking om de doelstellingen inzake veiligheid en milieukwaliteit te verwezenlijken.

21. De permanente uitwisseling van burgerluchtvaartproducten en -diensten aanmoedigen en vergemakkelijken.

Artikel 2

Definities

In deze overeenkomst worden de volgende termen en begrippen gebruikt:

22. "Bewijs van luchtwaardigheid": een bevinding dat het ontwerp of de wijziging van een ontwerp van een burgerluchtvaartproduct voldoet aan de normen van de in elke partij van toepassing zijnde wetgeving of dat een product in overeenstemming is met een ontwerp waarvan werd geoordeeld dat het voldoet aan die normen en op veilige wijze kan worden gebruikt.

23. "Burgerluchtvaartproduct": burgerluchtvaartuigen, vliegtuigmotoren, propellers of subsystemen, uitrustingstukken, onderdelen of componenten die zijn ingebouwd of bestemd zijn om te worden ingebouwd.

24. "Bevoegde autoriteit": overheidsagentschappen of –entiteiten die met het oog op de toepassing van deze overeenkomst door een partij zijn aangewezen als bevoegde autoriteiten en die het wettelijke recht uitoefenen om de overeenstemming te beoordelen van en toezicht te houden op de burgerluchtvaartproducten of -diensten binnen de jurisdictie van een partij en om het gebruik of de verkoop van die producten of diensten te controleren, en die maatregelen kunnen nemen om te garanderen dat dergelijke producten of diensten die binnen het rechtsgebied van de partij in de handel worden gebracht, voldoen aan de toepasselijke wettelijke eisen.

25. "Ontwerpgerelateerde exploitatievereisten": exploitatie- of milieuvereisten die een invloed hebben op de ontwerpkenmerken van het product of op de ontwerpgegevens met betrekking tot de exploitatie of het onderhoud van het product, waardoor het geschikt wordt voor een bepaald type activiteit.

26. "Milieugoedkeuring": de bevinding dat een burgerluchtvaartproduct voldoet aan de normen inzake geluids- en/of uitlaatemissies die in de wetgeving van elke partij zijn vastgesteld.

27. "Onderhoud": prestaties op het gebied van inspectie, revisie, instandhouding en vervanging van onderdelen, uitrustingsstukken of componenten, met uitzondering van aan de vlucht voorafgaande inspecties van een burgerluchtvaartproduct teneinde de permanente luchtwaardigheid van dat product te controleren, inclusief de opname van wijzigingen. Dit omvat niet het ontwerp van herstellingen en wijzigingen.

28. "Toezicht": een periodieke inspectie door een bevoegde autoriteit om de permanente overeenstemming met de van toepassing zijnde normen vast te stellen.

29. "Technische agent": voor Canada is dit de organisatie die verantwoordelijk is voor de burgerluchtvaart en voor de Europese Gemeenschap het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA).

Artikel 3

Algemene verplichtingen

1. Zoals gespecificeerd in de bijlagen bij deze overeenkomst, die er een integrerend deel van uitmaken, aanvaardt of erkent elke partij de resultaten van procedures voor het beoordelen van de overeenstemming met de wetgeving en de regelgevende en administratieve maatregelen van de andere partij, die door de bevoegde autoriteiten van de andere partij zijn opgesteld, met dien verstande dat de gebruikte procedures voor de beoordeling van de overeenstemming tot tevredenheid van de ontvangende partij de overeenstemming met de toepasselijke wetten, regels en administratieve maatregelen van die partij garanderen en dat deze garantie gelijkwaardig is aan die welke door de procedures van de ontvangende partij zelf wordt geboden.

2. Lid 1 van dit artikel is alleen van toepassing wanneer de overgangsregelingen, die mogelijk in de bijlagen bij deze overeenkomst zijn vastgesteld, voltooid zijn.

3. Deze overeenkomst mag niet zodanig worden geïnterpreteerd dat zij in de wederzijdse aanvaarding van normen of technische voorschriften van de partijen en, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald, in de wederzijdse erkenning van de gelijkwaardigheid van normen of technische voorschriften voorziet.

4. Niets in deze overeenkomst mag worden geïnterpreteerd als een beperking van de autoriteit van een partij om via haar wetgevende, regelgevende en administratieve maatregelen te bepalen welk beschermingsniveau zij passend acht voor de veiligheid, het milieu en de risico's binnen het toepassingsgebied van de toepasselijke bijlage bij deze overeenkomst.

5. De bevindingen van afgevaardigde personen of goedgekeurde organisaties die krachtens de toepasselijke wetgeving van elke partij gemachtigd zijn om dezelfde bevindingen te doen als een bevoegde autoriteit, hebben met het oog op de toepassing van deze overeenkomst dezelfde geldigheid als die van een bevoegde autoriteit zelf. Een entiteit van een partij die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, zoals gedefinieerd in artikel 7, mag bij gelegenheid, en na voorafgaande kennisgeving aan haar tegenhanger van de andere partij, rechtstreekse contacten onderhouden met een afgevaardigde persoon of een goedgekeurde organisatie van die andere partij.

Artikel 4

Algemeen toepassingsgebied

1. Deze overeenkomst is van toepassing op:

30. de luchtwaardigheidsgoedkeuring en het toezicht op burgerluchtvaartproducten;

31. de permanente luchtwaardigheid van reeds in gebruik genomen luchtvaartuigen;

32. de goedkeuring van en het toezicht op de productie- en fabricagefaciliteiten;

33. de goedkeuring van en het toezicht op onderhoudsfaciliteiten;

34. de milieugoedkeuring en de milieutests van burgerluchtvaartproducten; en

35. bijbehorende coöperatieve activiteiten.

2. Wanneer de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap wordt uitgeoefend met betrekking tot luchtvaartactiviteiten, vergunningen voor vliegpersoneel en de goedkeuring van synthetische opleidingstoestellen, kunnen de partijen overeenstemming bereiken over aanvullende bijlagen, inclusief overgangsregelingen, voor elk specifiek gebied, overeenkomstig de procedure van artikel 16.

Artikel 5

Bevoegde autoriteiten

1. Als een entiteit volgens de wetgeving van een partij daarvoor in aanmerking komt, wordt zij door de andere partij als bevoegde autoriteit erkend zodra ze door haar eigen partij is gecontroleerd, teneinde na te gaan of zij:

36. volledig voldoet aan de wetgeving van haar eigen partij;

37. vertrouwd is met de eisen van de andere partij wat het type en het toepassingsgebied betreft van de certificering die ze heeft aangevraagd;

38. in staat is de in de bijlagen vermelde verplichtingen na te leven.

2. Zodra een entiteit deze controles met succes heeft doorlopen, stelt de partij van de entiteit de andere partij in kennis van de identiteit van deze bevoegde autoriteit. De andere partij kan de technische bekwaamheid van die bevoegde autoriteit of de mate waarin zij de voorschriften naleeft, betwisten overeenkomstig lid 6 van dit artikel.

3. De in de aanhangsels 1 en 2 geïdentificeerde entiteiten moeten, met het oog op de tenuitvoerlegging van bijlagen A en B, op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze overeenkomst voldoen aan het bepaalde in lid 1 van dit artikel.

4. De partijen zien erop toe dat hun bevoegde autoriteiten in staat zijn en blijven om de overeenstemming van de in de bijlagen bij deze overeenkomst vermelde producten of organisaties goed te beoordelen. De partijen zorgen er daarom voor dat hun bevoegde autoriteiten regelmatig worden gecontroleerd of beoordeeld.

5. De partijen plegen overleg wanneer dit nodig is om het vertrouwen in elkaars procedures voor de beoordeling van de overeenstemming te behouden. In het kader van dit overleg kan de ene partij deelnemen aan de regelmatige audits van de procedures voor de beoordeling van de overeenstemming of andere beoordelingen van de bevoegde autoriteiten van de andere partij.

6. Wanneer een partij de technische bekwaamheid van een bevoegde autoriteit of de mate waarin zij de voorschriften naleeft, betwist, stelt zij de andere partij in kennis van deze betwisting en van haar voornemen om de aanvaarding van de bevindingen van de relevante bevoegde autoriteit op te schorten. Een dergelijke betwisting moet gemotiveerd worden op objectieve gronden.

7. Alle overeenkomstig lid 6 van dit artikel meegedeelde betwistingen worden door het overeenkomstig artikel 9 opgerichte gemengd comité besproken; dit comité kan beslissen dat de aanvaarding van de bevindingen van de desbetreffende bevoegde autoriteit moeten worden opgeschort of dat de technische bekwaamheid van die autoriteit moet worden gecontroleerd. Een dergelijke controle wordt gewoonlijk tijdig uitgevoerd door de partij die rechtsbevoegdheid heeft over de bevoegde autoriteit in kwestie, maar mag ook gezamenlijk door de partijen worden uitgevoerd, indien zij dit beslissen.

8. Als het gemengd comité er niet in slaagt om een overeenkomstig lid 6 van dit artikel meegedeelde betwisting binnen dertig dagen na te kennisgeving op te lossen, mag de betwistende partij de aanvaarding van de bevindingen van de desbetreffende bevoegde autoriteit opschorten; zij moet de bevindingen die vóór de datum van de kennisgeving door de autoriteit zijn gedaan echter aanvaarden. Een dergelijke opschorting blijft van kracht tot het gemengd comité de zaak heeft opgelost.

Artikel 6

Vrijwaringsmaatregelen

1. Niets in deze overeenkomst mag zo worden uitgelegd dat zij voor een partij een beletsel vormt onverwijld de nodige maatregelen te nemen wanneer zij vaststelt dat een product of dienst mogelijkerwijze:

39. de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar brengt;

40. niet voldoet aan de toepasselijke wetgevende, regelgevende of administratieve maatregelen van die partij binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst; of

41. anderszins niet voldoet aan een vereiste binnen het toepassingsgebied van de toepasselijke bijlage bij deze overeenkomst.

2. Als een partij maatregelen overeenkomstig lid 1 van dit artikel neemt, stelt zij de andere partij binnen vijftien werkdagen na het nemen van die maatregelen schriftelijk daarvan in kennis, met opgave van de redenen voor het nemen van die maatregelen.

Artikel 7

Mededelingen

1. De partijen komen overeen dat hun onderlinge mededelingen betreffende de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst worden gedaan door:

42. wat technische kwesties betreft: de technische agenten

43. wat alle andere kwesties betreft:

44. voor Canada: het “Department of Transport”;

45. voor de Europese Gemeenschap: de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, voor zover van toepassing.

2. Bij de ondertekening van deze overeenkomst delen de partijen elkaar de relevante contactpersonen mee.

Artikel 8

Wederzijdse samenwerking, bijstand en transparantie

1. Elke partij ziet erop toe dat de andere partij op de hoogte wordt gehouden van alle relevante wetten, regels, normen en vereisten, en van haar certificatiesysteem.

2. De partijen stellen elkaar in kennis van voorgestelde belangrijke herzieningen van hun wetten, regels, normen, eisen en certificatiesystemen, voor zover deze herzieningen gevolgen hebben voor deze overeenkomst. Voor zover dit haalbaar is, stellen zij elkaar in de gelegenheid opmerkingen te maken over dergelijke herzieningen en houden zij rekening met deze opmerkingen.

3. De partijen stellen passende procedures op voor regelgevende samenwerking en transparantie met betrekking tot alle door hen uitgevoerde activiteiten die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen.

4. De partijen komen overeen om elkaar, met inachtneming van hun toepasselijke wetgeving, op verzoek en tijdig informatie te verstrekken over ongevallen, incidenten of voorvallen die verband houden met de thema's die onder deze overeenkomst vallen.

5. Teneinde veiligheidskwesties op basis van wederzijdse samenwerking te kunnen onderzoeken en oplossen, geven de partijen elkaar de toestemming om, op steekproefsgewijze basis, deel te nemen aan elkaars inspecties en audits of voeren zij gezamenlijke inspecties en audits uit, voor zover nodig.

Artikel 9

Gemengd comité van de partijen

1. Er wordt een gemengd comité opgericht dat bestaat uit vertegenwoordigers van de partijen. Het gemengd comité is verantwoordelijk voor de doelmatige werking van deze overeenkomst en moet regelmatig samenkomen om de doelmatigheid van de tenuitvoerlegging te beoordelen.

2. Het gemengd comité kan van gedachten wisselen over alle thema’s die verband houden met de werking en tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. Met name heeft het tot taak:

46. de in artikel 5 vermelde betwistingen te beoordelen en passende maatregelen te nemen;

47. alle problemen in verband met de toepassing en tenuitvoerlegging van deze overeenkomst op te lossen, inclusief de problemen die niet zijn opgelost in het overeenkomstig de relevante bijlage opgerichte gemengd sectoraal comité;

48. na te gaan hoe de werking van deze overeenkomst kan worden verbeterd en passende aanbevelingen voor wijzigingen van deze overeenkomst te doen aan de partijen;

49. specifieke wijzigingen van de bijlagen te bestuderen;

50. indien nodig de opstelling van aanvullende bijlagen te coördineren;

51. indien nodig werkprocedures inzake regelgevende samenwerking en transparantie vast te stellen voor alle in artikel 4 vermelde activiteiten die niet anderszins door de gemengde sectorale comités zijn ontwikkeld.

3. Binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt het gemengd comité zijn reglement van orde op.

Artikel 10

Opschorting van de verplichtingen tot wederzijdse aanvaarding

1. Een partij mag haar in een bijlage bij deze overeenkomst gespecificeerde verplichtingen geheel of gedeeltelijk opschorten wanneer:

52. de andere partij haar in die bijlage bij deze overeenkomst gespecificeerde verplichtingen niet nakomt; of

53. een of meer van haar eigen bevoegde autoriteiten door de andere partij vastgestelde nieuwe of aanvullende vereisten op het door die bijlage bij deze overeenkomst bestreken gebied niet ten uitvoer kan leggen; of

54. de andere partij er niet in slaagt de wet- en regelgevende middelen en maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van deze overeenkomst in stand te houden.

2. Alvorens haar verplichtingen op te schorten, vraagt een partij overleg krachtens artikel 15. Indien het overleg niet leidt tot oplossing van het meningsverschil dat verband houdt met een van de bijlagen, kan een partij de andere partij in kennis stellen van haar intentie tot opschorting van de aanvaarding van bevindingen van overeenstemming en goedkeuringen waarover verschil van mening bestaat. Die kennisgeving gebeurt schriftelijk en gaat gedetailleerd in op de redenen voor de opschorting.

3. Bedoelde opschorting treedt 30 dagen na de datum van de kennisgeving in werking, tenzij de partij die het initiatief voor de opschorting heeft genomen vóór het einde van die periode de andere partij schriftelijk ervan in kennis stelt dat zij haar kennisgeving intrekt. Bedoelde opschorting heeft geen gevolgen voor de geldigheid van de bevindingen van overeenstemming, certificaten en goedkeuringen die vóór de datum waarop de opschorting van kracht werd door de technische agenten of de bevoegde autoriteit van de partij in kwestie zijn afgegeven. Een dergelijke van kracht geworden opschorting kan onmiddellijk worden opgeheven na uitwisseling van een daartoe strekkende schriftelijke correspondentie van de partijen.

Artikel 11

Vertrouwelijkheid

1. Elke partij stemt ermee in om, in de mate die volgens haar wetgeving is vereist, de vertrouwelijkheid van de informatie die in het kader van deze overeenkomst van de andere partij is ontvangen, te bewaren.

2. De partijen mogen, overeenkomstig hun respectieve wetgeving, met name geen van de andere partij in het kader van deze overeenkomst ontvangen informatie openbaar maken, noch een bevoegde autoriteit toestaan informatie openbaar te maken met betrekking tot handelsgeheimen, vertrouwelijke commerciële of financiële gegevens of lopende onderzoeken. Dergelijke informatie wordt als eigendom van de partijen beschouwd en aldus aangemerkt.

3. Wanneer een partij of een bevoegde autoriteit informatie verstrekt aan de andere partij of een bevoegde autoriteit van de andere partij, mag zij aangeven welke delen van de informatie niet mogen worden vrijgegeven.

4. Elke partij neemt alle redelijke maatregelen die nodig zijn om informatie die in het kader van deze overeenkomst van de andere partij is ontvangen, te beschermen tegen niet-geoorloofde bekendmaking.

Artikel 12

Kostendekking

1. De partijen mogen aan natuurlijke of rechtspersonen wier activiteiten bij deze overeenkomst zijn geregeld, geen vergoedingen of heffingen opleggen voor conformiteitsbeoordelingsdiensten die onder deze overeenkomst vallen en die door de andere partij worden verstrekt.

2. Elke partij ziet erop toe dat de vergoedingen of heffingen die door haar technische agent worden opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen wier activiteiten bij deze overeenkomst zijn geregeld, rechtvaardig en redelijk zijn en in verhouding staan tot de geleverde certificerings- en bewakingsdiensten, en geen belemmering vormen voor de handel.

3. De technische agent van elke partij heeft het recht om via vergoedingen en heffingen die worden opgelegd aan natuurlijke of rechtspersonen wier activiteiten bij deze overeenkomst zijn geregeld, de kosten te dekken die verband houden met de tenuitvoerlegging van de toepasselijke bijlage en met de audits en inspecties die uit hoofde van artikel 5, lid 5, en artikel 8, lid 5, zijn uitgevoerd.

Artikel 13

Andere overeenkomsten

1. Tenzij in de bijlagen anders is bepaald, hebben de verplichtingen uit hoofde van overeenkomsten die door een partij zijn gesloten met een derde land dat geen partij is bij de onderhavige overeenkomst, geen rechtsgeldigheid of gevolgen voor de andere partij voor wat de aanvaarding van de resultaten van de procedures voor de beoordeling van de overeenstemming in dat derde land betreft.

2. Wanneer deze overeenkomst in werking treedt, heeft zij, voor wat de in deze overeenkomst behandelde thema's betreft, voorrang op de bilaterale overeenkomsten tussen Canada en de lidstaten van de Europese Unie betreffende de veiligheid van de luchtvaart .

3. Deze overeenkomst heeft geen invloed op de rechten en plichten van de partijen uit hoofde van andere internationale overeenkomsten.

Artikel 14

Territoriale toepassing

Tenzij in de bijlagen bij deze overeenkomst anders is bepaald, is deze overeenkomst enerzijds van toepassing op de gebieden waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag vastgestelde voorwaarden, en anderzijds op het grondgebied van Canada.

Artikel 15

Overleg en geschillenbeslechting

1. Elke partij mag de andere partij vragen om overleg te plegen over elke aangelegenheid die verband houdt met deze overeenkomst. De andere partij moet prompt reageren op een dergelijk verzoek en in overleg treden op een door de partijen overeengekomen tijdstip, en wel binnen 45 dagen.

2. De partijen zullen trachten elk meningsverschil dat betrekking heeft op hun samenwerking krachtens deze overeenkomst door overleg op het laagst mogelijke niveau op te lossen overeenkomstig de bepalingen in de bijlagen bij deze overeenkomst.

3. Wanneer een meningsverschil niet overeenkomstig lid 2 van dit artikel wordt opgelost, mag elke technische agent het meningsverschil doorverwijzen naar het gemengd comité van de partijen, dat de kwestie zal bespreken.

Artikel 16

Inwerkingtreding, beëindiging en wijziging

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen de laatste diplomatieke nota hebben uitgewisseld waarin zij elkaar mededelen dat hun voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst vereiste interne procedures zijn voltooid. De overeenkomst blijft van kracht tot ze door de partijen wordt beëindigd.

2. Een partij kan deze overeenkomst op elk ogenblik beëindigen na de andere partij daar zes maanden van tevoren schriftelijk van in kennis te hebben gesteld, tenzij de kennisgeving van de beëindiging vóór het verstrijken van deze periode met wederzijdse instemming van de partijen is ingetrokken.

3. Wanneer een partij de overeenkomst wil wijzigen door een of meer bijlagen te schrappen en de andere bijlagen te behouden, trachten de partijen de overeenkomst bij consensus te wijzigen, overeenkomstig de procedures van dit artikel. Wanneer geen consensus wordt bereikt, wordt de overeenkomst beëindigd na het verstrijken van de termijn van zes maanden na de kennisgeving, tenzij de partijen anders overeenkomen.

4. De partijen mogen deze overeenkomst met wederzijdse schriftelijke toestemming wijzigen. Een wijziging van deze overeenkomt wordt van kracht op de datum van de laatste schriftelijke kennisgeving waarin een van de partijen aan de andere partij meedeelt dat zij haar interne procedures voor de inwerkingtreding heeft voltooid.

5. Onverminderd het bepaalde in lid 4 van dit artikel mogen de partijen overeenkomen de bestaande bijlagen te wijzigen of nieuwe bijlagen toe te voegen door middel van een uitwisseling van diplomatieke nota's tussen de partijen. Deze wijzigingen worden van kracht volgens de voorwaarden die in de uitwisseling van diplomatieke nota's zijn overeengekomen.

6. Na de beëindiging van deze overeenkomst handhaaft elke partij de geldigheid van bewijzen van luchtwaardigheid, milieugoedkeuringen of certificaten die in het kader van deze overeenkomst zijn afgegeven vóór ze werd beëindigd, voor zover deze bewijzen, goedkeuringen en certificaten aan de toepasselijke wetten en regels van de desbetreffende partij blijven voldoen.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend. De overeenkomst is in tweevoud op ../../2008 OPGESTELD in de Bulgaarse, Tsjechische, Deense, Nederlandse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Duitse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Poolse, Portugese, Roemeense, Slowaakse, Sloveense, Spaanse en Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

VOOR DE EUROPESE GEMEENSCHAP / VOOR CANADA

________________________________ / ______________

Aanhangsel 1

Lijst van bevoegde autoriteiten die moeten voldoen aan de bepalingen van artikel 5.1, voor wat bijlage A betreft

1. Autoriteiten die bevoegd zijn voor de goedkeuring van ontwerpen

voor Canada: De Canadese organisatie die verantwoordelijk is voor de burgerluchtvaart

voor de Europese Gemeenschap: het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

2. Autoriteiten die bevoegd zijn voor het toezicht op de productie

voor Canada: De Canadese organisatie die verantwoordelijk is voor de burgerluchtvaart

voor de Europese Gemeenschap: het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten

Aanhangsel 2

Bevoegde autoriteiten van de 27 EU-lidstaten die moeten voldoen aan de bepalingen van artikel 5.1, voor wat bijlage B betreft

BIJLAGE A

Procedure voor de certificering van burgerluchtvaartproducten

1. TOEPASSINGSGEBIED

1.1. Deze procedure (hierna "de procedure" genoemd) is van toepassing op:

1.1.1. De wederzijdse aanvaarding van bevindingen van overeenstemming met ontwerpvereisten, milieuvereisten en ontwerpgerelateerde exploitatievereisten voor burgerluchtvaartproducten, gedaan door de technische agent of de partij die optreedt als de gemachtigde vertegenwoordiger van het land van ontwerp.

1.1.2. De wederzijdse aanvaarding van bevindingen dat nieuwe of gebruikte burgerluchtvaartproducten voldoen aan de luchtwaardigheids- en milieuvereisten van elke partij; de wederzijdse aanvaarding van de goedkeuringen van ontwerpwijzigingen en ontwerpen van herstellingen van burgerluchtvaartproducten, uitgevoerd onder de bevoegdheid van elke partij;

1.1.3. Samenwerking en bijstand op het vlak van permanente luchtwaardigheid van reeds in gebruik genomen luchtvaartuigen.

1.2. Met het oog op de toepassing van deze procedure wordt verstaan onder:

55. "Officieel certificaat van vrijgave": een verklaring door een persoon of organisatie onder de bevoegdheid van de exporterende partij dat een burgerluchtvaartproduct, met uitzondering van volledige luchtvaartuigen, ofwel een nieuw geproduceerd product is ofwel wordt vrijgegeven nadat het is onderhouden.

56. "Exportcertificaat van luchtwaardigheid": een exportverklaring door een persoon of organisatie onder de bevoegdheid van de exporterende partij dat een volledig luchtvaartuig, dat eveneens onder de bevoegdheid van exporterende partij valt, voldoet aan de luchtwaardigheids- en milieuvereisten die door de importerende partij zijn medegedeeld.

57. "Exporterende partij": de partij die een burgerluchtvaartproduct exporteert.

58. "Importerende partij": de partij die een burgerluchtvaartproduct importeert.

2. GEMENGD SECTORAAL COMITÉ INZAKE CERTIFICERING

2.1. Samenstelling

2.1.1. Er is een gemengd sectoraal comité inzake certificering opgericht. Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van elke partij die op managersniveau verantwoordelijk zijn voor:

2.1.1.1. de certificering van burgerluchtvaartproducten;

2.1.1.2. de productie, indien verschillend van de personen die onder punt 2.1.1.1 vallen;

2.1.1.3. de regels en normen inzake certificering en

2.1.1.4. de interne normaliseringsinspecties of kwaliteitscontrolesystemen.

2.1.2. Alle andere op basis van een gezamenlijke beslissing van de partijen aangewezen personen die de uitvoering van het mandaat van het gemengd sectoraal comité inzake certificering kunnen vergemakkelijken, kunnen worden uitgenodigd om aan dat comité deel te nemen.

2.1.3. Het gemengd sectoraal comité inzake certificering stelt zijn reglement van orde vast.

2.2. Mandaat

2.2.1. Het gemengd sectoraal comité inzake certificering zal ten minste eenmaal per jaar bijeenkomen om de doelmatige werking en tenuitvoerlegging van deze procedure te garanderen en zal onder meer:

59. beslissingen nemen over de werkprocedures die moeten worden gevolgd om het certificeringsproces te vergemakkelijken;

60. voor zover nodig beslissingen nemen over de technische specificaties met het oog op de toepassing van punt 3.3.7 van deze procedure.

61. de wijzigingen in de regelgeving van elke partij beoordelen teneinde te garanderen dat de certificeringsvereisten actueel blijven;

62. voorstellen opstellen voor het gemengd comité met betrekking tot andere wijzigingen van deze procedure dan die welke in punt 2.2.1, onder (b), zijn vermeld;

63. erop toezien dat de partijen deze procedure op dezelfde wijze interpreteren;

64. erop toezien dat de partijen deze procedure consequent toepassen;

65. oplossingen zoeken voor meningsverschillen over technische kwesties die voortvloeien uit de interpretatie of de tenuitvoerlegging van deze procedure, inclusief meningsverschillen die ontstaan bij de vaststelling van een certificeringsbasis of de toepassing van bijzondere voorwaarden, uitzonderingen en afwijkingen;

66. de wederzijdse deelname door een partij aan het interne normaliserings- of kwaliteitscontrolesysteem van de andere partij organiseren;

67. waar nodig centra identificeren die verantwoordelijk zijn voor de certificering van alle burgerluchtvaartproducten die tussen de partijen worden geïmporteerd of geëxporteerd; en

68. doeltreffende middelen ontwikkelen voor samenwerking, bijstand en uitwisseling van informatie over veiligheids- en milieunormen en certificeringssystemen teneinde de verschillen tussen de partijen zo klein mogelijk te houden.

2.2.2. Indien het gemengd sectoraal comité inzake certificering er niet in slaagt meningsverschillen op te lossen overeenkomstig punt 2.2.1, onder (g), verwijst het de kwestie door naar het gemengd comité en ziet het toe op de tenuitvoerlegging van het besluit dat dit comité neemt.

3. GOEDKEURINGEN VAN ONTWERPEN

3.1. Algemene bepalingen

3.1.1. Deze procedure heeft betrekking op de goedkeuringen van ontwerpen en wijzigingen daarvan voor: typecertificaten, aanvullende typecertificaten, herstellingen, onderdelen en uitrustingsstukken.

3.1.2. Met het oog op de toepassing van deze procedure komen de partijen overeen dat elke partij voldoende controleert of een ontwerporganisatie heeft aangetoond dat zij haar verantwoordelijkheden kan opnemen, teneinde tegemoet te komen aan verschillen in specifieke vereisten van de andere partij.

3.1.3. De exporterende partij dient de goedkeuring van een ontwerp aan te vragen bij de importerende partij, voor zover van toepassing.

3.1.4. De technische agenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van dit punt 3 met betrekking tot de goedkeuring van ontwerpen.

3.2. Certificeringsbasis

3.2.1. Met het oog op de afgifte van een typecertificaat zal de importerende partij gebruik maken van de normen die van toepassing zijn op een soortgelijk product van die partij zelf en die van kracht waren op het ogenblik dat de aanvraag voor het originele typecertificaat werd ingediend bij de exporterende partij.

3.2.2. Onverminderd punt 3.2.5 en met het oog op de goedkeuring van de wijziging van een ontwerp of het ontwerp van een herstelling zal de importerende partij een wijziging van de overeenkomstig punt 3.2.1 vastgestelde certificeringsbasis specificeren wanneer zij van mening is dat een dergelijke wijziging passend is voor de wijziging van het ontwerp of het ontwerp van de herstelling.

3.2.3. Onverminderd punt 3.2.5 zal de importerende partij specificeren welke bijzondere voorwaarden zij toepast of voornemens is toe te passen op nieuwe of ongewone kenmerken van een productontwerp die niet onder de toepasselijke luchtwaardigheids- en milieunormen vallen.

3.2.4. Onverminderd punt 3.2.5 zal de importerende partij specificeren welke uitzonderingen op of afwijkingen van de toepasselijke normen zij hanteert.

3.2.5. Bij het vaststellen van bijzondere voorwaarden, uitzonderingen, afwijkingen of wijzigingen van de certificeringsbasis houdt de importerende partij rekening met de bijzondere voorwaarden, uitzonderingen, afwijkingen of wijzigingen van de exporterende partij en mag zij voor de producten van de exporterende partij geen hogere eisen stellen dan voor haar eigen soortgelijke producten. De importerende partij stelt de exporterende partij in kennis van bijzondere voorwaarden of uitzonderingen, afwijkingen of wijzigingen van de certificeringsbasis.

3.3. Certificeringsproces

3.3.1. De exporterende partij verstrekt de importerende partij alle informatie die zij nodig heeft om zich vertrouwd te maken en vertrouwd te blijven met afzonderlijke burgerluchtvaartproducten van de exporterende partij en de certificering daarvan.

3.3.2. Voor elke goedkeuring van een ontwerp ontwikkelen de partijen een certificeringsprogramma op basis van de werkprocedures die zijn vastgesteld door het gemengd sectoraal comité inzake certificering, voor zover van toepassing.

3.3.3. De importerende partij geeft het typecertificaat of aanvullend typecertificaat af voor een luchtvaartuig, motor of propeller wanneer:

69. de exporterende partij haar eigen certificaat heeft afgegeven;

70. de exporterende partij officieel aan de importerende partij bevestigt dat het typeontwerp van het product voldoet aan de overeenkomstig punt 3.2 vastgestelde certificeringsbasis; en

71. alle problemen die tijdens het certificeringsproces aan de orde zijn gesteld, zijn opgelost.

3.3.4. Wijzigingen van het typeontwerp voor een burgerluchtvaartproduct waarvoor de importerende partij een typecertificaat heeft afgegeven, worden als volgt goedgekeurd:

3.3.4.1. De exporterende partij deelt de ontwerpwijzigingen in twee categorieën in, overeenkomstig de door het gemengd sectoraal comité inzake certificering vastgestelde werkprocedures.

3.3.4.2. Voor de categorie ontwerpwijzigingen waarbij de betrokkenheid van de importerende partij vereist is, zal de importerende partij de ontwerpwijzigingen goedkeuren na ontvangst van een schriftelijke verklaring van de exporterende partij dat de ontwerpwijzigingen voldoen aan de overeenkomstig punt 3.2 vastgestelde certificeringsbasis. Om aan haar verplichtingen overeenkomstig dit punt te voldoen, mag de exporterende partij individuele verklaringen voor elke ontwerpwijziging of een collectieve verklaring voor lijsten van goedgekeurde ontwerpwijzigingen opstellen.

3.3.4.3. Voor alle andere ontwerpwijzigingen is de goedkeuring van de exporterende partij ook voor de importerende partij een geldige goedkeuring, zonder dat verdere actie hoeft te worden ondernomen.

3.3.5. Wijzigingen van het ontwerp van een burgerluchtvaartproduct waarvoor de importerende partij een aanvullend typecertificaat heeft afgegeven, worden als volgt goedgekeurd:

3.3.5.1. De exporterende partij deelt de ontwerpwijzigingen in twee categorieën in, overeenkomstig de door het gemengd sectoraal comité inzake certificering vastgestelde werkprocedures.

3.3.5.2. Voor de categorie ontwerpwijzigingen waarbij de betrokkenheid van de importerende partij vereist is, zal de importerende partij de ontwerpwijzigingen goedkeuren na ontvangst van een schriftelijke verklaring van de exporterende partij dat de ontwerpwijzigingen voldoen aan de overeenkomstig punt 3.2 vastgestelde certificeringsbasis. Om aan haar verplichtingen overeenkomstig dit punt te voldoen, mag de exporterende partij afzonderlijke verklaringen voor elke ontwerpwijziging of een collectieve verklaring voor lijsten van goedgekeurde ontwerpwijzigingen opstellen.

3.3.5.3. Voor alle andere ontwerpwijzigingen is de goedkeuring van de exporterende partij ook voor de importerende partij een geldige goedkeuring, zonder dat verdere actie hoeft te worden ondernomen.

3.3.6. Ontwerpen van herstellingen van burgerluchtvaartproducten waarvoor de importerende partij een typecertificaat heeft afgegeven, worden als volgt goedgekeurd:

3.3.6.1. De exporterende partij deelt de ontwerpen van herstellingen in twee categorieën in, overeenkomstig de door het gemengd sectoraal comité inzake certificering vastgestelde werkprocedures.

3.3.6.2. Voor de categorie ontwerpen van herstellingen waarbij de betrokkenheid van de importerende partij vereist is, zal de importerende partij de ontwerpen goedkeuren na ontvangst van een schriftelijke verklaring van de exporterende partij dat de ontwerpen van herstellingen voldoen aan de overeenkomstig punt 3.2 vastgestelde certificeringsbasis. Om aan haar verplichtingen overeenkomstig dit punt te voldoen, mag de exporterende partij afzonderlijke verklaringen voor elk belangrijk ontwerp van een herstelling of een collectieve verklaring voor lijsten van goedgekeurde ontwerpen van herstellingen opstellen.

3.3.6.3. Voor alle andere ontwerpen van herstellingen is de goedkeuring van de exporterende partij ook voor de importerende partij een geldige goedkeuring, zonder dat verdere actie hoeft te worden ondernomen.

3.3.7. Voor onderdelen en uitrustingsstukken die zijn goedgekeurd op basis van Technical Standard Orders (orders technische normen) die overeenkomstig punt 2.2 van deze procedure door het gemengd sectoraal comité inzake certificering zijn vastgesteld, erkent de importerende partij dat de door de exporterende partij afgegeven goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken gelijkwaardig is aan haar eigen goedkeuringen die zij overeenkomstig haar eigen wetgeving en procedures heeft afgegeven.

3.4. Ontwerpgerelateerde exploitatievereisten

3.4.1. Op verzoek van de exporterende partij verstrekt de importerende partij advies over haar geldende ontwerpgerelateerde exploitatievereisten.

3.4.2. De importerende partij stelt samen met de exporterende partij geval per geval of op basis van een lijst van specifieke ontwerpgerelateerde exploitatievereisten voor bepaalde categorieën producten en/of activiteiten vast voor welke ontwerpgerelateerde exploitatievereisten zij de schriftelijke certificering en de verklaring van overeenstemming van de exporterende partij aanvaardt.

3.5. Permanente luchtwaardigheid

3.5.1. Beide partijen analyseren samen ongevallen en incidenten met burgerluchtvaartproducten waarop deze overeenkomst van toepassing is en die vragen doen rijzen over de luchtwaardigheid van die producten.

3.5.2. Met betrekking tot de burgerluchtvaartproducten die onder haar bevoegdheid worden ontworpen of geproduceerd zal de exporterende partij nagaan welke passende maatregelen nodig zijn om een oplossing te zoeken voor onveilige gevolgen van een typeontwerp die na de ingebruikname van een burgerluchtvaartproduct worden ontdekt, met inbegrip van alle maatregelen met betrekking tot onderdelen die zijn ontworpen en/of geproduceerd door een leverancier die op contractbasis werkt voor een hoofdcontractant op het grondgebied van de exporterende partij.

3.5.3. Met betrekking tot de burgerluchtvaartproducten die onder haar bevoegdheid worden ontworpen of geproduceerd zal de exporterende partij aan de importerende partij bijstand verlenen bij het vaststellen van de maatregelen die door de importerende partij noodzakelijk worden geacht om de permanente luchtwaardigheid van de producten te garanderen.

3.5.4. Elke partij stelt de andere partij in kennis van alle verplichte richtsnoeren inzake luchtwaardigheid of andere maatregelen die zij noodzakelijk acht om de permanente luchtwaardigheid te garanderen van burgerluchtvaartproducten die ontworpen of gebouwd zijn onder de rechtsbevoegdheid van een van beide partijen en die onder deze overeenkomst vallen.

4. PRODUCTIEGOEDKEURING

4.1. Met het oog op de tenuitvoerlegging van deze goedkeuringsprocedure komen de partijen overeen dat het bewijs dat een productieorganisatie voldoende bekwaam is om de kwaliteitsborging en -controle van de productie van burgerluchtvaartproducten uit te voeren voldoende wordt gecontroleerd, dankzij het toezicht op die organisatie door de bevoegde autoriteit van een van de partijen, om vast te stellen of de andere partij afwijkende specifieke eisen stelt.

4.2. Als een productiegoedkeuring onder het regelgevend toezicht van een partij ook betrekking heeft op productiesites en -faciliteiten op het grondgebied van de andere partij of van een derde land, blijft de eerste partij verantwoordelijk voor het toezicht op en de bewaking van deze productiesites en -faciliteiten.

4.3. De partijen mogen met het oog op de uitvoering van hun functies inzake regelgevend toezicht en regelgevende bewaking bijstand vragen van de burgerluchtvaartautoriteit van een derde land als beide partijen via een formele overeenkomst of regeling met dat derde land daartoe goedkeuring hebben gegeven.

4.4. De in artikel 5 van de overeenkomst vermelde bevoegde autoriteiten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van punt 4 inzake productiegoedkeuringen.

5. GOEDKEURING VAN LUCHTWAARDIGHEID VOOR EXPORT

5.1. Algemeen

5.1.1. De exporterende partij geeft goedkeuringen van luchtwaardigheid voor export af met betrekking tot burgerluchtvaartproducten die naar de importerende partij worden geëxporteerd op basis van de in de punten 5.2 en 5.3 vermelde voorwaarden.

5.1.2. De importerende partij aanvaardt de door de exporterende partij overeenkomstig de punten 5.2 en 5.3 afgegeven goedkeuringen van luchtwaardigheid voor export.

5.1.3. De importerende partij erkent dat de specifieke merktekens van onderdelen en uitrustingsstukken die vereist zijn uit hoofde van de wetgeving van de exporterende partij, voldoen aan haar eigen wettelijke eisen.

5.2. Exportcertificaten van luchtwaardigheid

5.2.1. Nieuwe luchtvaartuigen

5.2.1.1. Via haar bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van deze procedure geeft een exporterende partij een exportcertificaat van luchtwaardigheid af voor een nieuw luchtvaartuig, waarin zij certificeert dat het luchtvaartuig:

72. overeenstemt met een typeontwerp dat door de importerende partij overeenkomstig deze procedure is goedgekeurd;

73. zich in een staat bevindt die veilige exploitatie mogelijk maakt; dit betekent dat het voldoet aan de toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen van de importerende partij, zoals bekendgemaakt door die partij;

74. voldoet aan alle aanvullende eisen die door de importerende partij zijn voorgeschreven en door die partij zijn bekendgemaakt.

5.2.2. Gebruikte luchtvaartuigen

5.2.2.1. Met betrekking tot een gebruikt luchtvaartuig waarvoor een ontwerpgoedkeuring is afgegeven door de importerende partij, geeft de exporterende partij, via haar bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het toezicht op het luchtwaardigheidscertificaat van dat luchtvaartuig, een exportcertificaat van luchtwaardigheid af, waarin zij certificeert dat het luchtvaartuig:

75. overeenstemt met een typeontwerp dat door de importerende partij overeenkomstig deze procedure is goedgekeurd;

76. zich in een staat bevindt die veilige exploitatie mogelijk maakt; dit betekent dat het voldoet aan alle toepasselijke luchtwaardigheidsrichtlijnen van de importerende partij, zoals bekendgemaakt door die partij;

77. tijdens zijn levensduur goed onderhouden is volgens goedgekeurde procedures en methodes, zoals blijkt uit logboeken en onderhoudsgegevens; en

78. voldoet aan alle aanvullende eisen die door de importerende partij zijn voorgeschreven en door die partij zijn bekendgemaakt.

5.2.2.2. Elke partij stemt ermee in de andere partij te helpen bij het verkrijgen van informatie over gebruikte luchtvaartuigen die onder haar rechtsbevoegdheid zijn gebouwd; deze informatie kan betrekking hebben op:

79. de configuratie van het luchtvaartuig op het ogenblik dat het de werkplaatsen van de fabrikant verliet; en

80. latere installaties in het luchtvaartuig, die door de desbetreffende partij zijn goedgekeurd.

5.2.2.3. De partijen aanvaarden elkaars exportcertificaten van luchtwaardigheid voor gebruikte luchtvaartuigen die in een derde land zijn gebouwd en/of geassembleerd voor zover de voorwaarden van punt 5.2.2.1, onder (a) tot en met (d), zijn vervuld.

5.2.2.4. De importerende partij mag onder meer de volgende inspectie- en onderhoudsgegevens vragen:

81. het door de exporterende partij afgegeven originele exportcertificaat van luchtwaardigheid of een eensluidend afschrift daarvan, of een gelijkwaardig document;

82. documenten waaruit blijkt dat alle revisies, belangrijke wijzigingen en herstellingen zijn uitgevoerd overeenkomstig voorschriften die door de exporterende partij zijn goedgekeurd of aanvaard; en

83. onderhoudsgegevens en vermeldingen in het onderhoudslogboek waaruit blijkt dat het gebruikte luchtvaartuig gedurende zijn hele levensduur goed is onderhouden overeenkomstig de voorschriften van een goedgekeurd onderhoudsprogramma.

5.3. Officieel certificaat van vrijgave

5.3.1. Nieuwe motoren en propellers

5.3.1.1. De importerende partij aanvaardt het door de exporterende partij afgegeven officieel certificaat van vrijgave voor een nieuwe motor of propeller alleen als uit het certificaat blijkt dat die motor of propeller:

84. overeenstemt met een typeontwerp dat door de importerende partij overeenkomstig deze procedure is goedgekeurd;

85. zich in een staat bevindt die veilige exploitatie mogelijk maakt; dit betekent dat het voldoet aan de toepasselijke luchtwaardigheidsrichtsnoeren van de importerende partij, zoals bekendgemaakt door die partij; en

86. voldoet aan alle aanvullende eisen die door de importerende partij zijn voorgeschreven en door die partij zijn bekendgemaakt.

5.3.1.2. De exporterende partij exporteert alle nieuwe motoren en propellers met een officieel certificaat van vrijgave dat is afgegeven overeenkomstig de wetgeving en procedures van die partij.

5.3.2. Nieuwe subeenheden, onderdelen en uitrustingsstukken

5.3.2.1. De importerende partij aanvaardt het door de exporterende partij afgegeven officieel certificaat van vrijgave voor een nieuwe subeenheid of een nieuw onderdeel of uitrustingsstuk alleen als uit het certificaat blijkt dat die subeenheid of dat onderdeel:

87. overeenstemt met de door de importerende partij goedgekeurde ontwerpgegevens;

88. zich in een staat bevindt die veilig gebruik mogelijk maakt, en

89. voldoet aan alle aanvullende eisen die door de importerende partij zijn voorgeschreven en door die partij zijn bekendgemaakt.

5.3.2.2. De exporterende partij exporteert alle nieuwe onderdelen met een officieel certificaat van vrijgave dat is afgegeven overeenkomstig de wetgeving en procedures van die partij.

6. TECHNISCHE BIJSTAND

6.1. Op verzoek verlenen de partijen elkaar wederzijdse bijstand, waar nodig via hun bevoegde autoriteiten.

6.2. Deze bijstand kan onder meer betrekking hebben op:

6.2.1. Vaststelling van de naleving:

90. het bijwonen van tests;

91. het uitvoeren van nalevings- en overeenstemmingsinspecties;

92. het opnieuw bekijken van verslagen; en

93. het verkrijgen van gegevens.

6.2.2. Toezicht :

94. het bijwonen van inspecties van onderdelen volgens het eerste artikel;

95. het toezicht houden op de controle van bijzondere processen;

96. het steekproefsgewijs inspecteren van productieonderdelen;

97. het toezicht houden op de activiteiten van de in artikel 3.5 van de overeenkomst vermelde gedelegeerde personen of goedgekeurde organisaties;

98. het onderzoeken van problemen met de dienstverlening; en

99. het beoordelen en controleren van systemen voor de kwaliteitsbewaking van de productie.

Bijlage B

Procedure voor onderhoud

1. TOEPASSINGSGEBIED

Deze procedure (hierna "de procedure" genoemd) is van toepassing op de wederzijdse aanvaarding van bevindingen op het gebied van onderhoud van luchtvaartuigen en onderdelen die bestemd zijn om in luchtvaartuigen te worden geïnstalleerd.

2. TOEPASSELIJKE WETGEVING

De partijen komen overeen dat, met het oog op de toepassing van deze procedure, de naleving van de toepasselijke wetgeving inzake onderhoud van de ene partij en de in aanhangsel B1 gespecificeerde regelgevende eisen gelijk staan aan de naleving van de toepasselijke wetgeving van de andere partij.

De partijen komen overeen dat, met het oog op de toepassing van deze procedure, de certificeringspraktijken en –procedures van de bevoegde autoriteiten van elke partij leiden tot een gelijkwaardig bewijs van de naleving van de in de vorige alinea vermelde eisen.

De partijen komen overeen dat, met het oog op de toepassing van deze procedure, de respectieve normen van de partijen met betrekking tot de afgifte van vergunningen voor onderhoudspersoneel als gelijkwaardig worden beschouwd.

3. DEFINITIES

Met het oog op de toepassing van deze procedure wordt verstaan onder:

100. "luchtvaartuig": een machine die in de atmosfeer kan worden gehouden door andere reacties van de lucht dan die tussen lucht en het aardoppervlak;

101. "component": een motor, propeller, onderdeel of uitrustingsstuk;

102. "groot luchtvaartuig": een luchtvaartuig dat geclassificeerd is als vliegtuig met een maximaal toelaatbare startmassa van meer dan 5 700 kg, of een meermotorige helikopter; en

103. "modificatie": een wijziging van de constructie, configuratie, prestaties, milieukenmerken of gebruiksbeperkingen van het betrokken burgerluchtvaartproduct.

4. GEMENGD SECTORAAL COMITÉ INZAKE ONDERHOUD

4.1. Samenstelling

4.1.1. Er is een gemengd sectoraal comité inzake onderhoud opgericht. Dit comité bestaat uit vertegenwoordigers van elke partij die op managersniveau verantwoordelijk zijn voor:

104. de goedkeuring van onderhoudsorganisaties;

105. de toepassing van wetgeving en normen met betrekking tot onderhoudsorganisaties;

106. interne normaliseringsinspecties of kwaliteitscontrolesystemen.

4.1.2. Alle andere op basis van een gezamenlijke beslissing van de partijen aangewezen personen die de uitvoering van het mandaat van het gemengd sectoraal comité inzake onderhoud kunnen vergemakkelijken, kunnen worden uitgenodigd om aan dat comité deel te nemen.

4.1.3. Het gemengd sectoraal comité inzake onderhoud stelt zijn reglement van orde vast.

4.2. Mandaat

4.2.1. Het gemengd sectoraal comité inzake onderhoud komt ten minste eenmaal per jaar bijeen om de doelmatige werking en tenuitvoerlegging van deze procedure te garanderen en zal onder meer:

107. de veranderingen in de regelgeving van de partijen beoordelen teneinde te garanderen dat de in aanhangsel B1 van deze procedure vermelde eisen blijven gelden;

108. erop toezien dat de partijen deze procedure op dezelfde wijze interpreteren;

109. erop toezien dat de partijen deze procedure consequent toepassen;

110. oplossingen zoeken voor meningsverschillen over technische kwesties die voortvloeien uit de interpretatie of de tenuitvoerlegging van deze procedure;

111. de wederzijdse deelname door een partij aan het interne normaliserings- of kwaliteitscontrolesysteem van de andere partij organiseren; en

112. aan het gemengd comité voorstellen doen met betrekking tot wijzigingen van deze procedure, voor zover van toepassing.

4.2.2. Indien het gemengd sectoraal comité inzake onderhoud er niet in slaagt meningsverschillen op te lossen overeenkomstig punt 4.2.1, onder (d), van deze procedure, verwijst het de kwestie door naar het gemengd comité en ziet het toe op de tenuitvoerlegging van de beslissing van dat comité.

5. ERKENNING ALS ONDERHOUDSORGANISATIE

5.1. Een onderhoudsorganisatie van een partij die door een bevoegde autoriteit van die partij is gecertificeerd om onderhoudstaken uit te voeren, moet een aanvulling op haar onderhoudshandboek opstellen teneinde aan de in aanhangsel B1 van deze procedure vermelde eisen te voldoen. Als de aanvulling voldoet aan de eisen van aanhangsel B1, attesteert de bevoegde autoriteit dat de aanvulling aan de toepasselijke eisen van de andere partij voldoet en specificeert zij de werkingssfeer van de werkzaamheden die de onderhoudsorganisatie mag uitvoeren aan luchtvaartuigen die in de andere partij zijn geregistreerd. De werkingssfeer en de beperkingen mogen niet verder gaan dan die welke in haar eigen certificaat zijn gespecificeerd.

5.2. Het goedkeuringscertificaat dat overeenkomstig punt 5.1 door de bevoegde autoriteiten van de ene partij wordt afgegeven, wordt aan de andere partij medegedeeld en is ook voor de andere partij een geldige goedkeuring, zonder dat verdere actie hoeft te worden ondernomen.

5.3. De erkenning van een goedkeuringscertificaat overeenkomstig punt 5.2 geldt zowel voor het hoofdkantoor van de onderhoudsorganisatie als voor de andere vestigingen die in het desbetreffende handboek zijn vermeld en onder het toezicht van een bevoegde autoriteit vallen.

5.4. De partijen mogen bijstand vragen van de burgerluchtvaartautoriteit van een derde land voor het vervullen van hun regelgevend toezicht, voor zover een goedkeuring door beide partijen is verleend of uitgebreid op basis van een formele overeenkomst of een regeling met dat derde land.

5.5. Via haar bevoegde autoriteit stelt een partij de andere partij onverwijld in kennis van wijzigingen van de werkingssfeer van de goedkeuringen die zij overeenkomstig punt 5.1 heeft afgegeven of van de intrekking of opschorting van die goedkeuringen.

6. NIET-NALEVING

6.1. Elke partij stelt de andere partij in kennis van belangrijke gevallen van niet-naleving van de toepasselijke wetgeving of van andere in deze procedure gestelde voorwaarden, waardoor het vermogen van een door de andere partij goedgekeurde organisatie om overeenkomstig de voorwaarden van deze procedure onderhoudswerkzaamheden te verrichten, in het gedrang komt. Als de andere partij een dergelijke kennisgeving ontvangt, voert zij de nodige onderzoeken uit en brengt zij binnen 15 dagen verslag uit over de genomen maatregelen bij de partij die het geval van niet-naleving heeft gemeld.

6.2. Wanneer de partijen het oneens zijn over de doelmatigheid van de genomen maatregelen, mag de partij die het geval van niet-naleving heeft gemeld de andere partij verzoeken onmiddellijk maatregelen te nemen om te voorkomen dat de organisatie burgerluchtvaartproducten onderhoudt die onder het regelgevend toezicht vallen van de partij die het geval van niet-naleving heeft gemeld. Indien de andere partij niet binnen de 15 dagen na het verzoek maatregelen neemt, worden de bevoegdheden die krachtens deze procedure aan de bevoegde autoriteit van de andere partij zijn verleend, opgeschort tot het probleem door het gemengd comité is opgelost overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst. Zolang het gemengd comité geen besluit heeft genomen, mag de partij die het geval van niet-naleving heeft gemeld alle maatregelen nemen die zij nodig acht om te voorkomen dat de organisatie onderhoudswerkzaamheden verricht op burgerluchtvaartproducten die onder haar regelgevend toezicht vallen.

6.3. De technische agenten zijn verantwoordelijk voor de communicatie uit hoofde van dit punt 6.

7. TECHNISCHE BIJSTAND

7.1. Indien nodig zullen de partijen elkaar, op verzoek, via hun bevoegde autoriteiten bijstand verlenen bij het uitvoeren van technische beoordelingen.

7.2. Voorbeelden van dergelijke bijstand zijn:

113. toezicht en rapportering met betrekking tot de permanente naleving van de in deze procedure vermelde eisen door onderhoudsorganisaties die onder de rechtsbevoegdheid van een van de partijen vallen;

114. het uitvoeren van onderzoeken en opstellen van verslagen van deze onderzoeken; en

115. technische beoordeling.

Aanhangsel B1

Specifieke regelgevende eisen

Als een partij een krachtens punt 5 van deze procedure onder de rechtsbevoegdheid van de andere partij vallende onderhoudsorganisatie erkent, dient de onderhoudsorganisatie een aanvulling op haar onderhoudshandboek goed te keuren, waarin minstens het volgende is opgenomen:

116. een door de verantwoordelijke manager ondertekende verklaring dat de organisatie het handboek en de aanvulling zal naleven;

117. een bepaling waaruit blijkt dat de organisatie de werkopdracht van de klant naleeft, met name rekening houdend met gevraagde luchtwaardigheidsrichtlijnen, wijzigingen en herstellingen en met de vereiste dat de gebruikte onderdelen geproduceerd of onderhouden zijn door organisaties die door de andere partij zijn aanvaard;

118. een bepaling waaruit blijkt dat de klant die de werkopdracht geeft, de goedkeuring van de passende bevoegde autoriteit heeft verkregen voor alle ontwerpgegevens voor wijzigingen en herstellingen;

119. een bepaling waaruit blijkt dat de vrijgave van burgerluchtvaartproducten in overeenstemming is met de toepasselijke wetgevende en regelgevende eisen;

120. een bepaling waaruit blijkt dat de andere partij en de klant in kennis zijn gesteld van alle onder de bevoegdheid van de andere partij vallende burgerluchtvaartproducten die niet luchtwaardig zijn bevonden.

[1] Advies 1/94, WTO, Jurispr. 1994 blz. I-5267, paragraaf 33; in overeenstemming met deze jurisprudentie worden overeenkomsten inzake de wederzijdse erkenning van producten in het algemeen gesloten op basis van artikel 133 van het EG-Verdrag. Zie bijv. Beschikking 1999/78/EG van de Raad van 22 juni 1998 betreffende het sluiten van een overeenkomst betreffende wederzijdse erkenning tussen de Europese Gemeenschap en de Verenigde Staten van Amerika, PB L 31 van 4.2.1999.

[2] Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG, PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

[3] PB C , , blz. .

[4] SEC(2004) 213 definitief van 25.2.2004.

[5] PB C , , blz. .

Top