EUR-Lex Piekļuve Eiropas Savienības tiesību aktiem

Atpakaļ uz EUR-Lex sākumlapu

Šis dokuments ir izvilkums no tīmekļa vietnes EUR-Lex.

Dokuments 52018PC0390

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad

COM/2018/390 final

Straatsburg, 12.6.2018

COM(2018) 390 final

2018/0210(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad

{SEC(2018) 276 final}
{SWD(2018) 295 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Dit voorstel voorziet in toepassing vanaf 1 januari 2021 en heeft betrekking op een Unie met 27 lidstaten, in overeenstemming met de kennisgeving van het voornemen van het Verenigd Koninkrijk om zich uit de Europese Unie en Euratom terug te trekken overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, die door de Europese Raad werd ontvangen op 29 maart 2017.

Motivering en doel van het voorstel

Doel van dit voorstel is de oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) voor de periode 2021-2027. Dat fonds is bedoeld om financiering uit de begroting van de Unie aan te wenden voor de ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), het maritiem beleid van de Unie en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance, met name in de context van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

Dergelijke financiering is onontbeerlijk voor een duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, voor voedselzekerheid door een aanbod van vis en schaal- en schelpdieren, voor de groei van een duurzame blauwe economie en voor gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

Als wereldspeler in de oceanen en als de op vier na grootste producent van vis en schaal- en schelpdieren ter wereld, draagt de Unie een grote verantwoordelijkheid bij de bescherming, de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen en hun rijkdommen. Het behoud van zeeën en oceanen is immers van vitaal belang voor een snel groeiende wereldbevolking. Ook is het van sociaaleconomisch belang voor de Unie: een duurzame blauwe economie stimuleert investeringen, banen en groei, bevordert onderzoek en innovatie en draagt bij tot energiezekerheid door oceaanenergie. Bovendien zijn veilige en beveiligde zeeën en oceanen essentieel voor doeltreffende grenscontrole en voor de wereldwijde strijd tegen criminaliteit op zee en wordt zo tegemoet gekomen aan de bezorgdheid van de burgers met betrekking tot veiligheid. Voor deze prioriteiten is financiële steun van de Unie uit het EFMZV nodig.

Die steun zal worden aangevuld met specifieke financiering voor het Europees Bureau voor visserijcontrole, de partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en het lidmaatschap van de Unie bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) en andere internationale organisaties, die eveneens bijdragen tot de handhaving van het beleid van de Unie in de visserij- en de maritieme sector.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Met dit voorstel wordt beoogd de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB te ondersteunen, de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie te bevorderen en de internationale oceaangovernance te versterken. Aangezien de uitdagingen en opportuniteiten die de oceaan biedt, onderling samenhangen en als een geheel moeten worden gezien, dienen deze beleidsterreinen nauw met elkaar verbonden te zijn.

In het op 2 mei 2018 aangenomen voorstel voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027 van de Commissie is het begrotingskader vastgesteld voor de financiering van het GVB en het maritiem beleid. Voorts heeft de Commissie op 29 mei 2018 een voorstel voor een verordening gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld met het oog op een betere coördinatie en op de harmonisatie van de uitvoering van steun in het kader van fondsen in gedeeld beheer (hierna "de fondsen" genoemd), met als belangrijkste doel de beleidsuitvoering op een coherente wijze te vereenvoudigen. Die algemene bepalingen zijn van toepassing op het deel van het EFMZV onder gedeeld beheer.

Met de verschillende fondsen, die alle op dezelfde wijze worden beheerd, worden complementaire doelstellingen nagestreefd. Bijgevolg zijn in de verordening gemeenschappelijke bepalingen een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald, evenals algemene beginselen zoals partnerschap en meerlagig bestuur. Die verordening bevat ook de gemeenschappelijke elementen van strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst, en beschrijft een gemeenschappelijke benadering voor de prestatiegerichtheid van de fondsen. Hiertoe zijn in die verordening randvoorwaarden, een evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie vastgesteld. Ook zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, het gebruik van InvestEU, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en financieel beheer. Sommige beheers- en controleregelingen zijn ook gemeenschappelijk voor alle fondsen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Dit voorstel en de doelstellingen ervan zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie, met name op het gebied van milieu, klimaat, cohesie, sociale aangelegenheden, markt en handel.

De complementariteit tussen de fondsen, met inbegrip van het EFMZV, en andere programma's van de Unie wordt beschreven in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig de verordening gemeenschappelijke bepalingen.

In het kader van direct beheer zal het EFMZV synergieën en complementariteit met andere fondsen en programma's van de Unie ontwikkelen. Ook zal financiering mogelijk zijn in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen die worden uitgevoerd in overeenstemming met de InvestEU-verordening.

Steun uit het EFMZV moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken, zonder dat particuliere financiering wordt overlapt of verdrongen, en moet een duidelijke Europese toegevoegde waarde hebben Zo wordt gegarandeerd dat de acties van het EFMZV in overeenstemming zijn met de staatssteunregels van de Unie en worden buitensporige verstoringen van de mededinging op de interne markt vermeden.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, artikel 195, lid 2, en artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De bepalingen van het voorstel worden overeenkomstig het Financieel Reglement uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer, direct beheer en indirect beheer.

Evenredigheid

De voorgestelde bepalingen zijn in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij passend en noodzakelijk zijn en de nagestreefde beleidsdoelstellingen niet kunnen worden bereikt met andere maatregelen die minder restrictief zijn.

Keuze van het instrument

Voorgesteld instrument: verordening van het Europees Parlement en de Raad.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

De resultaten van de evaluatie achteraf van het Europees Visserijfonds (EVF) 2007-2013 zijn in aanmerking genomen als essentieel element van de effectbeoordeling ter beoordeling van de mogelijkheid om de financiële steun voor de visserijsector na 2020 voort te zetten. De evaluatie is gebaseerd op de raadpleging van belanghebbenden die tussen februari en mei 2016 werd gehouden om de publieke opinie over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het EVF te peilen.

De belangrijkste aanbevelingen voor de periode na 2020 waren het verbeteren van het verband tussen de financiering en de beleidsdoelstellingen, de duurzame exploitatie van de visserij evenals de bescherming en verbetering van het milieu en de natuurlijke rijkdommen door de negatieve effecten op het mariene milieu te beperken. Ook werd benadrukt dat een meer strategische aanpak nodig is om het concurrentievermogen van de aquacultuur te vergroten en de productie te verhogen en dat beter rekening moet worden gehouden met de specifieke problemen van de kleinschalige kustvisserij.

Raadpleging van belanghebbenden

Voor de programmeringsperiode na 2020 was de voornaamste raadplegingsactiviteit de conferentie voor belanghebbenden bij het EFMZV genaamd "Na 2020: steun voor de Europese kustgemeenschappen", die in oktober 2017 in Tallinn werd gehouden. Tijdens deze conferentie, met 70 sprekers en meer dan 300 deelnemers, konden belanghebbenden bijdragen aan de beoordeling van de financiële steun die het EFMZV aan het GVB en het maritiem beleid van de Unie biedt over de programmeringsperiode 2014-2020. Ook konden ze brainstormen over de vorm die deze steun na 2020 zou kunnen aannemen. Aan de conferentie namen uiteenlopende belanghebbenden deel: van de 300 deelnemers waren meer dan 50 % vertegenwoordigers van overheidsinstanties, 12 % vertegenwoordigers van de sector, 11 % ngo's, 14 % visserijverenigingen en -organisaties en 7 % academici.

Ook de leden van de EFMZV-deskundigengroep (overheidsdiensten van de lidstaten) kregen bij twee gelegenheden de kans om bij te dragen aan het debat en input te leveren voor het denkproces. Deze vergaderingen hebben respectievelijk op 6 november 2017 en 15 januari 2018 plaatsgevonden. De gesprekken in de deskundigengroepen werden geschraagd door discussienota's en oriënterende vragen die de Commissie vóór de vergaderingen had verstrekt. Ook werden schriftelijke bijdragen ontvangen van de lidstaten.

Voorts werden adviesraden, ngo's en Europese sociale partners per brief verzocht om feedback over de financiering van de Unie voor de visserijsector en de maritieme sector na 2020. In het kader van de raadpleging werden individuele vergaderingen met sociale partners gehouden.

Er werden eveneens bijdragen ontvangen van de Conferentie van perifere maritieme regio's (CPMR), zoals de technische nota van december 2017 over de "Toekomst van het EFMZV na 2020: elementen van de analyse en mogelijke scenario's" en de CPMR-nota's van oktober 2017 en maart 2017 over het EFMZV na 2020. In maart 2018 nam het politiek bureau van de CPMR het definitieve beleidsstandpunt over de toekomst van het EFMZV aan.

Voorts werd de beoordeling gevoed door een aantal andere workshops en verslagen, zoals de beleidssessie tijdens de conferentie van de Europese Vereniging van visserijeconomen (april 2017) en de workshop inzake steun voor het maritiem beleid voor belanghebbenden tijdens de Europese Dag van de zee (mei 2017).

De resultaten van de raadpleging kunnen als volgt worden samengevat:

Bijna alle belanghebbenden benadrukten het belang van continuïteit en de behoefte aan een speciaal financieringsinstrument voor de visserij en het maritiem beleid, waarbij de GVB-doelstellingen nog steeds worden nageleefd en de kansen van de blauwe economie worden benut.

De lidstaten waren het erover eens dat de doelstellingen van het fonds na 2020 moeten gericht zijn op ecologische, economische en sociale duurzaamheid. De verwezenlijking van de GVB-doelstellingen werd door de belanghebbenden gezien als een prioriteit voor het volgende fonds.

Bij het overleg zijn de belanghebbenden het erover eens geworden dat een van de grootste tekortkomingen van het EFMZV 2014-2020 de trage invoering en de late uitvoering van de operationele programma's was, hetgeen voornamelijk te wijten was aan de late goedkeuring van het wetgevingskader. De andere moeilijkheden waarmee de lidstaten te kampen hebben, zijn de te prescriptieve wetgeving op het niveau van de Unie, de starheid en het gebrek aan flexibiliteit in de interpretatie en te veel nadruk op subsidiabiliteit in plaats van op het bereiken van doelstellingen en streefdoelen. De meerderheid van de belanghebbenden riep dan ook op tot een eenvoudiger rechtskader en minder juridische complexiteit.

Er was duidelijke eensgezindheid tussen de belanghebbenden over de noodzaak van een zekere mate van stabiliteit, met name via meer vereenvoudiging op alle niveaus (zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau) wat betreft de uitvoering van het EFMZV. De meningen liepen echter wel uiteen over de manier waarop een evenwicht moet worden gevonden tussen een grotere nadruk op resultaatgerichtheid en de verlaging van de administratieve lasten voor de begunstigden en de overheidsdiensten, terwijl wordt gegarandeerd dat de middelen correct worden besteed.

De lidstaten merkten in hun bijdragen op dat het monitoring- en evaluatiesysteem een sleutelrol speelt om de doeltreffendheid van het fonds aan te tonen, aangezien het systeem informatie verschaft over de oorzaken achter de ontwikkeling van de visserij en de blauwe economie.

Over de steun voor vissersvloten werden tegengestelde meningen geuit: ongeveer de helft van de belanghebbenden was voorstander van de voortzetting van de vlootmaatregelen, terwijl de andere helft ertegen was.

Wat de aquacultuursector betreft, waren alle belanghebbenden het erover eens dat verdere stappen op het gebied van administratieve en juridische vereenvoudiging nodig zijn om de vergunningsprocedures te verkorten, zonder daarbij de in het Unierecht verankerde hoge normen op het gebied van milieu, consumentenbescherming en diergezondheid in het gedrang te brengen. Ze herhaalden dat de administratieve rompslomp nog steeds de belangrijkste hinderpaal is voor de ontwikkeling van de sector, samen met te complexe procedurele vereisten (zowel voor de vergunningsprocedure als voor de toegang tot financiering). Elf lidstaten gaven hun uitdrukkelijke steun te kennen voor de voortzetting van de huidige steun van de Unie voor aquacultuur in het volgende fonds, en in het bijzonder voor de zoetwateraquacultuur.

Wat de kleinschalige kustvisserij en de visserij in de ultraperifere gebieden betreft, waren de lidstaten voorstander van meer gerichte en op maat gesneden steun en pleitten ze voor een voortzetting van een hoger steunpercentage en de mogelijkheid van gunstigere behandeling door middel van voorschotten. Volgens sommige lidstaten moet de preferentiële financiële behandeling voor de kleinschalige kustvisserij, met inbegrip van de binnenvisserij, na 2020 behouden blijven. De belanghebbenden wezen ook op de behoefte aan flexibiliteit om rekening te houden met de lokale specificiteiten en om generatievernieuwing mogelijk te maken bij een vergrijzende beroepsbevolking.

Alle lidstaten en belanghebbenden waren van mening dat de steun voor gegevensverzameling, controle en handhaving en de steun voor producentenorganisaties deel moeten blijven uitmaken van het fonds onder gedeeld beheer.

Versterking van het optreden van de Unie via het EFMZV op verschillende gebieden in het kader van het maritiem beleid (opleiding, maritieme ruimtelijke ordening, maritieme veiligheid en bewaking, financiering van innovatieve projecten, enz.) werd door een aantal belanghebbenden beschouwd als toegevoegde waarde voor Europa en voor de regio's. Aangezien de blauwe economie zich ontwikkelt in een bijzonder complexe omgeving, moet verder worden gezorgd voor complementariteit tussen de verschillende instrumenten om overlapping en versnippering te voorkomen.

De meeste belanghebbenden erkenden tevens de belangrijke rol die vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling speelt voor de kustgemeenschappen om lokale oplossingen te vinden voor lokale problemen, en zagen het als een waardevolle kans voor de visserij en de aquacultuur om een actieve rol te spelen bij het lokale bestuur. Veel van de belanghebbenden zouden vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling graag een grotere rol toebedelen in de ontwikkeling van de blauwe economie op lokaal niveau.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De effectbeoordeling is opgesteld door de diensten van de Commissie. Voor de beoordeling van de monitoring en evaluatie van prestaties werd input geleverd door externe deskundigen. Deze input omvat een voorstel voor een monitoring- en evaluatiekader voor de periode na 2020 dat is gebaseerd op het systeem dat werd ontwikkeld voor de periode 2014-2020, samen met een beperkt aantal resultaatindicatoren, waaronder een beoordeling van de behoeften inzake gegevensverzameling, bronnen en beschikbaarheid.

Effectbeoordeling

De effectbeoordeling geeft een overzicht van de belangrijkste algemene doelstellingen en de specifieke doelstellingen van het programma. De doelstellingen omvatten onder meer de horizontale MFK-doelstellingen van flexibiliteit, samenhang en synergie, vereenvoudiging en prestatiegerichtheid.

In de effectbeoordeling worden de belangrijkste uitdagingen en problemen toegelicht die in het toekomstige programma moeten worden aangepakt op basis van de bevindingen van evaluaties van eerdere programmeringsperioden en raadplegingsactiviteiten, de horizontale doelstellingen van het nieuwe MFK en de nieuwe politieke prioriteiten en problemen die een interventie van de Unie vereisen.

Op basis van de ervaring met eerdere programma's geeft de effectbeoordeling ruim prioriteit aan acties die mogelijk zullen worden gefinancierd (in het licht van de verwezenlijking van de genoemde doelstellingen), omdat de begrotingstoewijzing nog niet bekend was op het moment dat de effectbeoordeling is opgesteld.

De financieringsprioriteiten werden getoetst aan het subsidiariteitsbeginsel (toegevoegde waarde van de Unie/noodzakelijkheid van optreden van de Unie) en aan het evenredigheidsbeginsel. Ook werden wijzigingen in de reikwijdte en de structuur van het programma geanalyseerd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Het voorstel houdt dan wel geen verband met Refit, maar het is wel gericht op het verlichten van de administratieve rompslomp en op de vereenvoudiging van de uitvoering van het fonds.

Het kent voorts een preferentiële behandeling toe aan kleine begunstigden met een hogere steunintensiteit en specifieke vormen van steun voor begunstigden uit de kleinschalige kustvisserij.

Grondrechten

De eerbiediging van de rechtsstaat is een essentiële voorwaarde voor goed financieel beheer en doeltreffende financiering door de Unie. Regels zijn vastgesteld in de verordening inzake de bescherming van de begroting van de Unie in geval van fundamentele tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten. Met het oog op de naleving van het Handvest van de grondrechten is een randvoorwaarde opgenomen in de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Deze is van toepassing op het EFMZV.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In het meerjarig financieel kader is bepaald dat de begroting van de Unie het visserijbeleid en het maritiem beleid moet blijven ondersteunen. De voorgestelde EFMZV-begroting bedraagt, in lopende prijzen, 6 140 000 000 EUR. De EFMZV-middelen zijn verdeeld tussen gedeeld, direct en indirect beheer. 5 311 000 000 EUR wordt uitgetrokken voor steun onder gedeeld beheerd en 829 000 000 EUR voor steun onder direct en indirect beheer. Meer gegevens over de financiële gevolgen van het EFMZV staan in het financieel memorandum dat bij het voorstel is gevoegd.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het voorstel houdt verband met de regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage van de verordening gemeenschappelijke bepalingen. Deze regelingen worden uitgevoerd via een in het voorstel vastgesteld monitoring- en evaluatiekader.

De evaluaties zullen worden uitgevoerd overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2006, waarbij de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. Bij de evaluaties zullen de effecten van het programma in de praktijk worden beoordeeld op basis van de indicatoren en streefdoelen van het programma en van een gedetailleerde analyse van de mate waarin het programma relevant, doeltreffend en doelmatig kan worden geacht, voldoende toegevoegde waarde voor de Unie oplevert en aansluit bij ander beleid van de Unie. Bij de evaluaties zal rekening worden gehouden met de opgedane ervaring om eventuele tekortkomingen en problemen in kaart te brengen en om na te gaan hoe de acties of de resultaten ervan verder kunnen worden verbeterd en om de benutting en effecten ervan te helpen maximaliseren.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Doelstellingen

Met dit voorstel voor een verordening inzake het EFMZV wordt beoogd de verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB te ondersteunen, de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie te bevorderen en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance te ondersteunen. Het voorstel berust op de volgende vier prioriteiten, die aansluiten op de toepasselijke beleidsdoelstellingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen en gericht zijn op het maximaliseren van de bijdrage van de Unie aan de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie:

(1)bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

(2)bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten;

(3)mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen;

(4)versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

De Europese maritieme sector biedt meer dan 5 miljoen banen, die bijna 500 miljard EUR per jaar opleveren, en dat aantal zou nog sterk kunnen stijgen. De output van de wereldwijde oceaaneconomie wordt momenteel op 1,3 biljoen EUR geraamd en dat bedrag kan tegen 2030 meer dan verdubbelen ("De oceaaneconomie in 2030", OESO-rapport). De noodzaak om te voldoen aan de CO2-emissiedoelstellingen, de hulpbronnenefficiëntie te verhogen en de ecologische voetafdruk van de blauwe economie te verkleinen, is een belangrijke aanzet geweest voor innovatie in andere sectoren, zoals de uitrusting van zeeschepen, de scheepsbouw, oceaanobservatie, de baggerij, de bescherming van kustgebieden en de mariene bouw. De investeringen in de maritieme economie worden gefinancierd uit de structuurfondsen van de Unie, in het bijzonder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV). Nieuwe investeringsinstrumenten zoals InvestEU moeten worden aangewend om het groeipotentieel van de sector waar te maken.

Het voorstel van de Commissie voor het meerjarig financieel kader 2021-2027 bevat ambitieuzere doelstellingen voor klimaatmainstreaming (integratie van klimaatactie in het beleid en de fondsen) in alle programma's van de Unie met als streefdoel dat 25 % van de uitgaven van de Unie bijdraagt tot de klimaatdoelstellingen. De bijdrage van het EFMZV tot de verwezenlijking van dat streefdoel zal worden gevolgd met behulp van een op passend niveau uitgesplitst systeem van klimaatmarkers, waarbij exactere methoden zullen worden gebruikt als die beschikbaar zijn. De Commissie zal de informatie jaarlijks blijven voorstellen in de vorm van vastleggingskredieten in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting. Om ervoor te zorgen dat het potentieel van het EFMZV om bij te dragen tot de klimaatdoelstellingen volledig wordt benut, zal de Commissie ernaar streven relevante acties in kaart te brengen tijdens het proces van voorbereiding, toepassing, beoordeling en evaluatie.

Het EFMZV zal eveneens bijdragen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de Unie. Deze bijdrage zal worden gevolgd aan de hand van milieumarkers van de Unie en er moet regelmatig verslag over worden uitgebracht in het kader van evaluaties en van de jaarlijkse prestatieverslagen.

Vereenvoudiging

Met dit voorstel wordt de vereenvoudiging van de uitvoering van het EFMZV beoogd ten opzichte van de uiterst complexe structuur in het kader van de periode 2014-2020. Het EFMZV 2014-2020 is namelijk gebaseerd op een nauwkeurige en strikte omschrijving van financieringsmogelijkheden en subsidiabiliteitsregels ("maatregelen"), wat de uitvoering voor de lidstaten en begunstigden bemoeilijkt heeft. Het EFMZV voor de periode na 2020 zal dan ook overschakelen op een vereenvoudigde structuur met de volgende elementen:

4 prioriteiten – Deze prioriteiten beschrijven het toepassingsgebied van EFMZV-steun in overeenstemming met de doelstellingen van het GVB, van het maritiem beleid en van de internationale acties op het gebied van oceaangovernance.

Steungebieden – In de artikelen van de verordening worden geen dwingende maatregelen vastgesteld, maar wordt een beschrijving gegeven van de verschillende steungebieden in het kader van elke prioriteit, hetgeen een flexibel uitvoeringskader schept.

Geen vooraf bepaalde maatregelen of subsidiabiliteitsregels op Unieniveau – In het kader van gedeeld beheer is het aan de lidstaten om hun programma op te stellen en er de meest geschikte manieren aan te geven om de prioriteiten van het EFMZV te bereiken. Voor het bepalen van de subsidiabiliteitsregels zullen zij over enige flexibiliteit te beschikken. Er kan steun worden verleend voor uiteenlopende maatregelen die de lidstaten aangeven in de programma's, volgens de regels van de EFMZV-verordening en de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen, op voorwaarde dat zij onder de genoemde steungebieden vallen.

Voorwaarden en beperkingen voor bepaalde gebiedenEr moet een lijst van niet-subsidiabele concrete acties worden opgesteld om schadelijke gevolgen voor de instandhouding van de visbestanden te vermijden, bijvoorbeeld een algemeen verbod op investeringen om de vangstcapaciteit te vergroten. Bovendien zal aan investeringen en compensaties ten bate van de vissersvloot (definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten, aankoop van een vaartuig, vervanging van motoren) de strikte voorwaarde worden verbonden dat ze stroken met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB. Dat is van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de financiële steun op de verwezenlijking van deze doelstellingen gericht is.

Resultaatindicatoren – De prestaties van de EFMZV-steun zullen worden beoordeeld aan de hand van indicatoren. De lidstaten zullen rapporteren over de vooruitgang in de richting van vastgestelde mijlpalen en streefdoelen en de Commissie zal de prestaties jaarlijks evalueren op basis van door de lidstaten opgestelde jaarlijkse prestatieverslagen, zodat mogelijke problemen met de tenuitvoerlegging tijdig kunnen worden opgespoord en corrigerende maatregelen kunnen worden genomen. Daartoe zal een monitoring- en evaluatiekader worden vastgesteld.

De nationale programma's moeten niet langer een lijst van uit een menu met subsidiabele acties geselecteerde maatregelen bevatten, zoals dat momenteel het geval is, maar gericht zijn op de strategische prioriteiten die door elke lidstaat worden gekozen. Met deze structuur zal de uitvoering van de programma's optimaal gericht zijn op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen op basis van de prestaties, in het kader van een permanente dialoog tussen de Commissie en de lidstaten over het bereiken van resultaten. Flexibiliteit, resultaatgerichtheid en wederzijds vertrouwen tussen de Commissie en de lidstaten zijn dus de drie beginselen van een doeltreffende vereenvoudiging.

In het kader van gedeeld beheer zullen de programma's worden opgesteld door de lidstaten en goedgekeurd door de Commissie. In de context van regionalisering en om de lidstaten aan te moedigen tot een meer strategische aanpak bij de voorbereiding van de programma's, zal de Commissie een analyse ontwikkelen voor elk zeegebied, waarin de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen worden aangegeven. Deze analyse zal als basis dienen voor de onderhandelingen tussen de lidstaten en de Commissie over elk programma, rekening houdend met de regionale moeilijkheden en behoeften.

Bij de beoordeling van de programma's zal de Commissie rekening houden met de ecologische en sociaaleconomische uitdagingen van het GVB, de sociaaleconomische prestaties van de duurzame blauwe economie, de uitdagingen op het niveau van het zeegebied, de instandhouding en het herstel van de mariene ecosystemen, de vermindering van zwerfvuil op zee en de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

Vereenvoudiging zal ook tot stand worden gebracht via de verordening gemeenschappelijke bepalingen, waarin de meeste bepalingen inzake uitvoering, monitoring en controle worden vastgesteld.

Toewijzing van middelen

Het EFMZV zal worden uitgevoerd in het kader van twee uitvoeringssystemen:

onder gedeeld beheer door de lidstaten via EFMZV-programma's op basis van nationale strategieën,

rechtstreeks door de Commissie onder direct beheer.

Het voorstel is om de verdeling van de middelen tussen gedeeld en direct beheer te behouden zoals in de periode 2014-2020. Bijgevolg wordt voorgesteld 5 311 000 000 EUR (86,5 %) toe te wijzen aan gedeeld beheer en 829 000 000 EUR (13,5 %) aan direct beheer. Op die manier blijven de middelen evenwichtig verdeeld.

Wat gedeeld beheer betreft, zouden de lidstaten na aftrek van de waarde van het Britse programma (243 miljoen EUR) in nominale termen 96,5 % van hun toewijzing voor 2014-2020 behouden. Met het oog op stabiliteit, met name met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen, zal de afbakening van de nationale toewijzingen worden gebaseerd op de verdeling van de periode 2014-2020.

Ook wordt voorgesteld dat bedragen voor bepaalde steungebieden onder gedeeld beheer worden geoormerkt voor:

controle en handhaving en de verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden (minimaal 15 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun, met uitzondering van niet aan zee grenzende landen),

de ultraperifere gebieden (geoormerkt bedrag dat zowel de regeling ter compensatie van extra kosten als de structurele steun omvat).

Voorwaardelijkheid

Op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties is de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen opgenomen als een van de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG 14). De Unie wil zich ten volle inzetten voor dat doel en voor de verwezenlijking ervan. In die context heeft zij zich ertoe verbonden om een duurzame blauwe economie te bevorderen die strookt met de maritieme ruimtelijke ordening, de instandhouding van de biologische rijkdommen en het bereiken van een goede milieutoestand; om bepaalde vormen van visserijsubsidies die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken te verbieden; om subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij af te schaffen; en om geen nieuwe dergelijke subsidies in te voeren. Dat resultaat moet uiterlijk in 2020 worden bereikt en voortvloeien uit de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie over visserijsubsidies.

Daarnaast heeft de Unie zich er, tijdens de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 en in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling van 2012 (Rio+20), toe verbonden een einde te maken aan subsidies die overcapaciteit in de visserij en overbevissing in de hand werken.

Bovendien is in artikel 42 van de GVB-verordening bepaald dat de financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFMZV afhankelijk moet zijn van de naleving van de GVB-voorschriften. Bijgevolg zullen aanvragen van begunstigden die de toepasselijke GVB-voorschriften niet naleven, niet in aanmerking komen voor financiering. Bovendien zal de Commissie worden gemachtigd om op te treden tegen lidstaten die de GVB-voorschriften niet naleven.

Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

Het GVB staat er borg voor dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Het beoogt ervoor te zorgen dat de biologische rijkdommen van de zee zodanig worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten worden hersteld en gehandhaafd boven een niveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren. Het moet er ook voor zorgen dat de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten voor het mariene ecosysteem tot een minimum worden beperkt en dat aantasting van het mariene milieu door aquacultuur- en visserijactiviteiten wordt voorkomen (artikel 2 van de GVB-verordening).

De laatste jaren is er grote vooruitgang geboekt bij het terugbrengen van de visbestanden naar een gezond niveau, bij het vergroten van de winstgevendheid van de visserijsector van de Unie en bij de instandhouding van mariene ecosystemen. Er is echter nog heel wat werk voor de boeg om de sociaaleconomische en ecologische doelstellingen van het GVB te bereiken. Daarom moet de steun na 2020 worden voortgezet, met name in zeegebieden waar de vooruitgang trager verloopt. De visserij is van vitaal belang voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen in de Unie, en dan vooral waar de kleinschalige kustvisserij een belangrijke rol speelt. In veel vissersgemeenschappen ligt de gemiddelde leeftijd boven de 50. Generatievernieuwing en diversificatie van activiteiten blijven dan ook een uitdaging.

Steun in het kader van prioriteit 1 is gericht op de verwezenlijking van de in artikel 2 van de GVB-verordening omschreven milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB. Die steun moet ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

Steun uit het EFMZV zal er met name op gericht zijn een duurzame visserij op basis van de MDO tot stand te brengen en te handhaven, en de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken. Die steun zal onder meer betrekking hebben op innovatie en investeringen in milieuvriendelijke, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken en -technieken.

De aanlandingsverplichting is een van de grootste uitdagingen van het GVB. Ze heeft voor de sector geleid tot aanzienlijke veranderingen in de visserijpraktijken, die soms gepaard gingen met hoge kosten. Het EFMZV zal dan ook steun bieden, en wel met een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, voor innovatie en investeringen die bijdragen tot de uitvoering van de aanlandingsverplichting, zoals investeringen in selectief vistuig, in de verbetering van de haveninfrastructuur en in de afzet van ongewenste vangsten. Het zal tevens een maximale steunintensiteit van 100 % hanteren voor het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie en het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen lidstaten om het door de aanlandingsverplichting ontstane "knelsoorteffect" te matigen.

Steun in het kader van prioriteit 1 kan tevens betrekking hebben op innovatie en investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen met het oog op de verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden, van de energie-efficiëntie en van de kwaliteit van de vangsten. Die steun mag echter geen vergroting van de vangstcapaciteit of van het vermogen om vis op te sporen tot gevolg hebben. Voorts mag hij niet worden verleend met als enig doel de naleving van verplichtingen die krachtens het recht van de Unie of nationaal recht gelden. Wat de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen betreft, zal een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, worden toegestaan.

Visserijcontrole is van het allergrootste belang voor de uitvoering van het GVB. Daarom zal uit het EFMZV in het kader van gedeeld beheer steun worden verleend voor de ontwikkeling en uitvoering van een visserijcontrolesysteem van de Unie, als omschreven in de controleverordening. Bepaalde verplichtingen die zijn opgenomen in de herziene controleverordening (volgsystemen voor vaartuigen en elektronische meldsystemen, systemen voor elektronische monitoring op afstand, continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor) rechtvaardigen specifieke steun voor een snelle en efficiënte handhaving door de lidstaten en de vissers. Bovendien kunnen de investeringen door de lidstaten in controlemiddelen ook worden ingezet voor maritieme bewaking en samenwerking op het gebied van kustwachttaken.

Voorts hangt het succes van het GVB ook af van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies ten behoeve van het visserijbeheer en dus van de beschikbaarheid van visserijgegevens. Gezien de moeilijkheden en kosten waarmee het verzamelen van betrouwbare en volledige gegevens gepaard gaat, moet steun worden verleend voor de inspanningen van de lidstaten om gegevens te verzamelen en te verwerken overeenkomstig de verordening betreffende het kader voor gegevensverzameling en om bij te dragen aan het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Die steun zal synergieën mogelijk maken met het verzamelen en verwerken van andere soorten mariene gegevens.

Uit het EFMZV zal ook steun worden verleend voor een effectieve, op kennis gebaseerde uitvoering en governance van het GVB in het kader van direct en indirect beheer door middel van de verstrekking van wetenschappelijk advies, de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie, de werking van adviesraden en vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.

Toespitsen van vlootbeheer op instandhoudingsdoelstellingen

Gezien de moeilijkheden om tot een duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee te komen in overeenstemming met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB, zal uit het EFMZV steun worden verleend voor het beheer van de visserijen en de vissersvloten. In dat verband blijft steun voor aanpassing van de vloot soms noodzakelijk voor bepaalde vlootsegmenten en zeegebieden. Die steun moet strikt gericht zijn op de instandhouding en duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee en op het bereiken van een evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden. Daarom kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten in de vlootsegmenten waar de vangstcapaciteit niet in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden. Die steun zal een instrument zijn van de actieplannen voor de aanpassing van vlootsegmenten met geconstateerde structurele overcapaciteit, zoals bedoeld in artikel 22, lid 4, van de GVB-verordening en zal worden gerealiseerd hetzij via de sloop van een vissersvaartuig hetzij via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten. Indien die aanpassing zou leiden tot een verhoogde druk van de recreatievisserij op het mariene ecosysteem, zal de steun enkel worden verleend als deze in overeenstemming is met het GVB en met de doelstellingen van de desbetreffende meerjarenplannen.

In het verleden was steun voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten niet doelgericht genoeg en niet toereikend om de structurele onevenwichtigheden van de vissersvloot weg te werken. Om te zorgen voor samenhang tussen de structurele aanpassing van de vloot en de instandhoudingsdoelstellingen zal deze steun strikt gebonden zijn aan de verwezenlijking van resultaten. Daarom wordt voorgesteld om deze steun uitsluitend te implementeren via "financiering die geen verband houdt met kosten", als bedoeld in de verordening gemeenschappelijke bepalingen. In het kader van dat mechanisme vergoedt de Commissie de lidstaten voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten niet op basis van de werkelijke kosten, maar op basis van de naleving van de voorwaarden en het bereiken van resultaten. Daartoe zal de Commissie in een gedelegeerde handeling die voorwaarden vaststellen, die betrekking zullen hebben op de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.

Compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten

Gezien de hoge mate van onvoorspelbaarheid van visserijactiviteiten, kunnen buitengewone omstandigheden aanzienlijke economische verliezen teweegbrengen voor de vissers. Om deze gevolgen te verzachten kan uit het EFMZV steun worden verleend voor compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten wegens de uitvoering van bepaalde instandhoudingsmaatregelen (meerjarenplannen, streefdoelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van bestanden, maatregelen om de vangstcapaciteit van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden en technische maatregelen), wegens noodmaatregelen (zoals de sluiting van een visserijtak), wegens de onderbreking van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij door overmacht of wegens een natuurramp of een milieuongeval.

Die steun zal enkel worden verleend indien de vissers aanzienlijke gevolgen ondervinden van die omstandigheden, d.w.z. indien de commerciële activiteiten van het betrokken vaartuig gedurende ten minste negentig opeenvolgende dagen worden stopgezet en de economische verliezen ten gevolge van de stopzetting gedurende een bepaalde periode meer dan 30 % van de gemiddelde jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf bedragen.

Preferentiële behandeling voor de kleinschalige kustvisserij en de ultraperifere gebieden

De kleinschalige kustvisserij wordt beoefend door vissersvaartuigen van minder dan 12 m die geen gebruikmaken van gesleept vistuig. Deze sector vertegenwoordigt bijna 75 % van alle in de Unie ingeschreven vissersvaartuigen en bijna de helft van de werkgelegenheid in de visserijsector. Marktdeelnemers uit de kleinschalige kustvisserij zijn zeer sterk aangewezen op gezonde visbestanden voor hun belangrijkste bron van inkomsten. Het EFMZV zal hen daarom een preferentiële behandeling toekennen door middel van een steunintensiteit van 100 % om duurzame visserijpraktijken aan te moedigen. Bepaalde steungebieden zullen worden voorbehouden voor de kleinschalige visserij in vlootsegmenten waar de visserijcapaciteit in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden, d.w.z. steun voor de aankoop van een tweedehands vaartuig en voor de vervanging of modernisering van een motor van een vaartuig. Voorts zullen de lidstaten in hun programma een actieplan voor de kleinschalige kustvisserij opnemen, dat zal worden gemonitord op basis van indicatoren, waarvoor mijlpalen en streefdoelen zullen worden bepaald.

Zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank van 24 oktober 2017, getiteld "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU", hebben de ultraperifere gebieden te kampen met specifieke problemen die verband houden met hun afgelegen ligging, hun topografie en het klimaat als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag, maar beschikken ze daarnaast over specifieke troeven voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie. Bijgevolg zal voor elk ultraperifeer gebied een actieplan voor de duurzame ontwikkeling van de sectoren van de duurzame blauwe economie, met inbegrip van de duurzame exploitatie van de visserij en de aquacultuur, worden toegevoegd aan het programma van de betrokken lidstaten en zal een financiële toewijzing worden bestemd voor steun voor de uitvoering van die actieplannen. Ook voor een compensatie voor de extra kosten die voortvloeien uit de ligging en het insulaire karakter van de ultraperifere gebieden, kan uit het EFMZV steun worden verleend. Deze steun zal worden geplafonneerd in de vorm van een percentage van de totale financiële toewijzing. Bovendien zal in ultraperifere gebieden een hogere steunintensiteit worden toegepast dan die welke voor andere concrete acties geldt.

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en ecosystemen

De bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust is van cruciaal belang om gezonde zeeën en oceanen te verkrijgen. Het EFMZV zal in het kader van gedeeld beheer bijdragen tot de verwezenlijking van deze doelstelling door middel van steun voor het verzamelen door vissers van verloren vistuig en zwerfvuil op zee en voor investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om verloren vistuig en zwerfvuil te ontvangen. Ook zal steun worden verleend voor acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in de kaderrichtlijn mariene strategie, voor de uitvoering van de krachtens die richtlijn vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen, voor het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden en voor de bescherming van soorten uit hoofde van de habitatrichtlijn en de vogelrichtlijn.

In het kader van direct beheer zal het EFMZV bijdragen tot de bevordering van schone en gezonde zeeën en tot de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 16 januari 2016, in samenhang met de doelstelling van het bereiken of behouden van een goede milieutoestand in het mariene milieu.

Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie

Visserij en aquacultuur dragen bij tot voedselzekerheid en voeding. Momenteel voert de Unie echter meer dan 60 % van de te koop aangeboden visserijproducten in en is zij daarvoor sterk afhankelijk van derde landen. Een belangrijke uitdaging is het bevorderen van de consumptie van viseiwitten die in de Unie volgens hoge kwaliteitsnormen zijn geproduceerd en die voor de consument beschikbaar zijn aan betaalbare prijzen.

In dit verband speelt aquacultuur een belangrijke rol. Daarom kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de bevordering en de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, met inbegrip van de zoetwateraquacultuur, ten bate van de teelt van waterdieren en -planten voor de productie van voedingsmiddelen en andere grondstoffen. In sommige lidstaten worden nog steeds complexe administratieve procedures toegepast, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in een moeilijke toegang tot ruimte en omslachtige vergunningsprocedures. Dat maakt het voor de sector moeilijk om het imago en het concurrentievermogen van gekweekte producten te verbeteren. De steun moet in overeenstemming zijn met de meerjarige nationale strategische plannen voor de aquacultuur, die worden opgesteld overeenkomstig de GVB-verordening. Met name steun voor ecologische duurzaamheid, productieve investeringen, innovatie, verwerving van beroepsvaardigheden, verbetering van de arbeidsomstandigheden en compenserende maatregelen die voorzien in essentiële land- en natuurbeheerdiensten, zal in aanmerking komen. Acties op het gebied van volksgezondheid, verzekeringsregelingen voor aquacultuurbestanden en acties op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn zullen eveneens in aanmerking komen voor steun. Steun voor productieve investeringen zal evenwel uitsluitend via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend, die een grotere hefboomwerking op de markten hebben en daarom beter geschikt zijn dan subsidies om de financiële uitdagingen van de sector aan te pakken.  

Voedselzekerheid is ook afhankelijk van doeltreffende en goed georganiseerde markten, die zorgen voor meer transparantie, stabiliteit, kwaliteit en diversiteit in de voedselvoorzieningsketen en voor betere informatie voor de consument. Daarom kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de afzet van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening (GMO). De steun kan met name worden verleend voor de oprichting van producentenorganisaties, de uitvoering van productie- en afzetplannen, de bevordering van nieuwe afzetmogelijkheden en de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt.

De verwerkende industrie speelt eveneens een rol in de beschikbaarheid en de kwaliteit van visserij- en aquacultuurproducten. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor gerichte investeringen in deze sector, mits deze bijdragen tot de verwezenlijking van de GMO-doelstellingen. Aangezien de recentste gegevens blijk geven van gezonde prestaties in de verwerkende sector in de Unie, zal die steun enkel via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend en niet via subsidies. Grootschalige investeringen kunnen worden ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO).

Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

Werkgelegenheid in kustgebieden berust op een plaatselijk aangestuurde ontwikkeling van een duurzame blauwe economie, die het sociale weefsel van deze gebieden nieuw leven inblaast. Oceaanindustrieën en -diensten groeien waarschijnlijk sneller dan de economie in het algemeen en dragen in grote mate bij tot de werkgelegenheid en de groei tegen 2030. Om duurzaam te kunnen zijn, is de blauwe groei afhankelijk van innovatie en investeringen in nieuwe maritieme bedrijven en in de bio-economie, met inbegrip van duurzame toerismemodellen, hernieuwbare oceaanenergie, innovatieve hoogwaardige scheepsbouw en nieuwe havendiensten, waar banen kunnen worden gecreëerd en tegelijkertijd de lokale ontwikkeling toeneemt. Terwijl overheidsinvesteringen in de duurzame blauwe economie moeten worden geïntegreerd in de hele begroting van de Unie, zal het EFMZV met name zijn toegespitst op het scheppen van de juiste voorwaarden voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie en op het wegwerken van knelpunten voor investeringen en voor de ontwikkeling van nieuwe markten en technologieën of diensten.

De ontwikkeling van een duurzame blauwe economie is in grote mate afhankelijk van partnerschappen tussen lokale actoren die bijdragen tot de vitaliteit van kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen en economieën. Het EFMZV zal voorzien in instrumenten om dergelijke partnerschappen te bevorderen. Daartoe zal steun onder gedeeld beheer worden verleend voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD). CLLD is in de periode 2014-2020 een zeer succesvol instrument gebleken. CLLD-strategieën stimuleren economische diversificatie in een lokale context door de ontwikkeling van kust- en binnenvisserij, aquacultuur en een duurzame blauwe economie. Ze moeten ervoor zorgen dat lokale gemeenschappen beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken. Het toepassingsgebied van de uit het EFMZV gesteunde CLLD-strategieën zal worden uitgebreid ten opzicht van de periode 2014-2020: elk lokaal partnerschap moet het voornaamste aandachtspunt van zijn strategie weerspiegelen door te zorgen voor een evenwichtige betrokkenheid en vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen uit de plaatselijke duurzame blauwe economie.

Onder gedeeld beheer zal uit het EFMZV ook steun worden verleend voor een duurzame blauwe economie door middel van de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu. Die steun moet gericht zijn op het voldoen aan de vereisten uit hoofde van de habitat- en de vogelrichtlijn, op de ondersteuning van maritieme ruimtelijke ordening en op het verbeteren van de kwaliteit en van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk.

In het kader van direct en indirect beheer zal het EFMZV de nadruk leggen op de randvoorwaarden voor een duurzame blauwe economie door de bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, de verbetering van de overdracht en de toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, de verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen, de versterking van de uitwisseling van sociaaleconomische gegevens over de duurzame blauwe economie, de bevordering van een koolstofarme en klimaatbestendige duurzame blauwe economie en de ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten.

Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

60 % van de oceanen valt buiten de grenzen van de jurisdictie van nationale staten. Dit impliceert een gedeelde internationale verantwoordelijkheid. De meeste problemen waaronder de oceanen te lijden hebben, zoals overbevissing, klimaatverandering, verzuring, vervuiling en afnemende biodiversiteit, zijn grensoverschrijdend en vragen dus om een gezamenlijke reactie. Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarbij de Unie partij is, zijn talrijke rechtsbevoegdheden, instellingen en specifieke kaders opgezet om de menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. De laatste jaren is men het er wereldwijd over eens geworden dat het mariene milieu en de menselijke activiteiten op zee op een meer doeltreffende manier moeten worden beheerd om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende druk op de oceanen.

De Unie zet zich als wereldspeler resoluut in voor de bevordering van internationale oceaangovernance, overeenkomstig de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 10 november 2016, genaamd "Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen". Het beleid van de Unie inzake oceaangovernance is een nieuw beleidsterrein dat de oceanen op geïntegreerde wijze bestrijkt. Internationale oceaangovernance is niet alleen belangrijk voor de verwezenlijking van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name duurzame ontwikkelingsdoelstelling 14 (instandhouding en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en rijkdommen van de zee voor duurzame ontwikkeling), maar ook om veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen te waarborgen voor de volgende generaties. De Unie moet deze internationale verbintenissen nakomen en een voortrekkersrol vervullen voor een betere internationale oceaangovernance op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau, onder meer om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, om het internationale kader voor oceaangovernance te verbeteren, om de druk op de oceanen en zeeën te verlagen, om de voorwaarden te creëren voor een duurzame blauwe economie en om het internationale oceaanonderzoek en internationale oceaangegevens te versterken. Uit het EFMZV zal steun onder direct beheer worden verleend voor deze internationale verbintenissen en doelstellingen.

Acties ter bevordering van internationale oceaangovernance in het kader van het EFMZV moeten leiden tot een verbetering van het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, voorschriften en instellingen om menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. Het EFMZV zal steun verlenen voor internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten betreffende gebieden die niet onder partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met verschillende derde landen vallen, alsook voor de bijdrage van de Unie voor haar lidmaatschap bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). Partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en ROVB's zullen nog steeds uit hoofde van verschillende onderdelen van de begroting van de Unie worden gefinancierd.

Op het gebied van veiligheid en defensie zijn betere grensbescherming en betere maritieme bewaking van essentieel belang. In het kader van de op 24 juni 2014 door de Raad van de Europese Unie aangenomen strategie van de Europese Unie voor maritieme veiligheid en het op vrijdag 16 december 2016 aangenomen bijbehorende actieplan spelen informatie-uitwisseling en samenwerking inzake grens- en kustwacht tussen het Europees Bureau voor visserijcontrole, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Grens- en kustwachtagentschap een belangrijke rol voor de verwezenlijking van die doelstellingen. Daarom zal uit het EFMZV steun worden verleend, zowel onder gedeeld als direct beheer, voor samenwerking op het gebied van maritieme bewaking en kustwachttaken, onder meer door de aankoop van artikelen voor multifunctionele maritieme operaties. Ook zullen de betrokken agentschappen steun onder indirect beheer kunnen implementeren op het gebied van maritieme bewaking en beveiliging.

2018/0210 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 42, artikel 43, lid 2, artikel 91, lid 1, artikel 100, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 175, artikel 188, artikel 192, lid 1, artikel 194, lid 2, artikel 195, lid 2, en artikel 349,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 1 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 2 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Er moet een Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) voor de periode 2021-2027 worden opgericht. Dat fonds moet erop gericht zijn om financiering uit de begroting van de Unie aan te wenden voor de ondersteuning van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), het maritiem beleid van de Unie en de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance. Dergelijke financiering is onontbeerlijk voor een duurzame visserij en de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee, voor voedselzekerheid door een aanbod van vis en schaal- en schelpdieren, voor de groei van een duurzame blauwe economie en voor gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

(2)Als wereldspeler in de oceanen en als de op vier na grootste producent van vis en schaal- en schelpdieren ter wereld, draagt de Unie een grote verantwoordelijkheid bij de bescherming, de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen en hun rijkdommen. Het behoud van zeeën en oceanen is immers van vitaal belang voor een snel groeiende wereldbevolking. Ook is het van sociaaleconomisch belang voor de Unie: een duurzame blauwe economie stimuleert investeringen, banen en groei, bevordert onderzoek en innovatie en draagt bij tot energiezekerheid door oceaanenergie. Bovendien zijn veilige en beveiligde zeeën en oceanen essentieel voor doeltreffende grenscontrole en voor de wereldwijde strijd tegen criminaliteit op zee en wordt zo tegemoet gekomen aan de bezorgdheid van de burgers met betrekking tot veiligheid.

(3)Verordening (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] (hierna de "verordening gemeenschappelijke bepalingen" genoemd) 3 is vastgesteld met het oog op een betere coördinatie en op de harmonisatie van de uitvoering van steun in het kader van de fondsen in gedeeld beheer (hierna "de fondsen" genoemd), met als belangrijkste doel de beleidsuitvoering op een coherente wijze te vereenvoudigen. Die algemene bepalingen zijn van toepassing op het deel van het EFMZV onder gedeeld beheer. Met de verschillende fondsen, die alle op dezelfde wijze worden beheerd, worden complementaire doelstellingen nagestreefd. Bijgevolg zijn in Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald, evenals algemene beginselen zoals partnerschap en meerlagig bestuur. Die verordening bevat ook de gemeenschappelijke elementen van strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst, en beschrijft een gemeenschappelijke benadering voor de prestatiegerichtheid van de fondsen. De verordening bevat bepalingen inzake randvoorwaarden, evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie. Ook zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, het gebruik van InvestEU, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en financieel beheer. Sommige beheers- en controleregelingen zijn ook gemeenschappelijk voor alle fondsen. De complementariteit tussen de fondsen, met inbegrip van het EFMZV, en andere programma's van de Unie moet worden beschreven in de partnerschapsovereenkomst overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

(4)De door het Europees Parlement en de Raad op basis van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgestelde horizontale financiële regels zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn neergelegd in Verordening (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] (hierna het "Financieel Reglement" genoemd) 4 en bepalen met name de procedure voor het opstellen en uitvoeren van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en zij voorzien ook in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op grond van artikel 322 van het Verdrag vastgestelde voorschriften betreffen ook de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële voorwaarde is voor goed financieel beheer en doeltreffende financiering door de Unie.

(5)In het kader van direct beheer moet het EFMZV synergieën en complementariteit met andere fondsen en programma's van de Unie ontwikkelen. Ook moet financiering mogelijk zijn in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen die worden uitgevoerd in overeenstemming met Verordening (EU) XX/XX van het Europees Parlement en de Raad [InvestEU-verordening] 5 .

(6)Steun uit het EFMZV moet worden gebruikt om marktfalen of suboptimale investeringssituaties op evenredige wijze aan te pakken en mag particuliere financiering niet overlappen of verdringen, of de mededinging op de interne markt niet verstoren. De steun moet een duidelijke toegevoegde waarde voor Europa hebben.

(7)De financieringsvormen en de uitvoeringsmethoden in het kader van deze verordening moeten worden gekozen op basis van de mate waarin ze kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de voor de acties vastgelegde prioriteiten en tot resultaten kunnen leiden, rekening houdend met onder meer de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico op niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, vaste percentages en eenheidskosten worden overwogen, alsook van financiering die geen verband houdt met kosten, als bedoeld in artikel 125, lid 1, van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

(8)In het in Verordening (EU) XX/XX 6 vastgestelde meerjarig financieel kader is bepaald dat de begroting van de Unie het visserijbeleid en het maritiem beleid moet blijven ondersteunen. De EFMZV-begroting moet, in lopende prijzen, 6 140 000 000 EUR belopen. De EFMZV-middelen moeten worden verdeeld tussen gedeeld, direct en indirect beheer. 5 311 000 000 EUR moet worden uitgetrokken voor steun onder gedeeld beheerd en 829 000 000 EUR voor steun onder direct en indirect beheer. Met het oog op stabiliteit, met name met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen, moet de afbakening van de nationale toewijzingen onder gedeeld beheer voor de programmeringsperiode 2021-2027 worden gebaseerd op de EFMZV-verdeling van de periode 2014-2020. Er moeten specifieke bedragen worden bestemd voor de ultraperifere gebieden, voor controle en handhaving en voor de verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden, terwijl de bedragen voor definitieve stopzetting en buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten moeten worden geplafonneerd.

(9)De Europese maritieme sector biedt meer dan 5 miljoen banen, die bijna 500 miljard EUR per jaar opleveren, en dat aantal zou nog sterk kunnen stijgen. De output van de wereldwijde oceaaneconomie wordt momenteel op 1,3 biljoen EUR geraamd en dat bedrag kan tegen 2030 meer dan verdubbelen. De noodzaak om te voldoen aan de CO2-emissiedoelstellingen, de hulpbronnenefficiëntie te verhogen en de ecologische voetafdruk van de blauwe economie te verkleinen, is een belangrijke aanzet geweest voor innovatie in andere sectoren, zoals de uitrusting van zeeschepen, de scheepsbouw, oceaanobservatie, de baggerij, de bescherming van kustgebieden en de mariene bouw. De investeringen in de maritieme economie worden gefinancierd uit de structuurfondsen van de Unie, in het bijzonder het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het EFMZV. Nieuwe investeringsinstrumenten zoals InvestEU moeten worden aangewend om het groeipotentieel van de sector waar te maken.

(10)Het EFMZV moet berusten op vier prioriteiten: bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee; bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten; mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen; versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen. Deze prioriteiten moeten worden nagestreefd door middel van gedeeld, direct en indirect beheer.

(11)Het EFMZV voor de periode na 2020 moet worden gebaseerd op een vereenvoudigde structuur zonder vooraf op een al te prescriptieve manier maatregelen of nadere subsidiabiliteitsregels op Unieniveau vast te leggen. Er moeten daarentegen brede steungebieden worden beschreven voor elke prioriteit. De lidstaten moeten in hun programma dus de meest geschikte manieren aangeven om de prioriteiten te realiseren. Er kan steun worden verleend voor uiteenlopende maatregelen die de lidstaten aangeven in de programma's, volgens de regels van de onderhavige verordening en van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] op voorwaarde dat zij onder de in de onderhavige verordening genoemde steungebieden vallen. Er moet echter een lijst van niet-subsidiabele concrete acties worden opgesteld om schadelijke gevolgen voor de instandhouding van de visbestanden te vermijden, bijvoorbeeld een algemeen verbod op investeringen om de vangstcapaciteit te vergroten. Bovendien moet aan investeringen en compensaties ten bate van de vissersvloot de strikte voorwaarde worden verbonden dat ze stroken met de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.

(12)Op de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties is de instandhouding en het duurzame gebruik van de oceanen opgenomen als een van de 17 duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG 14). De Unie wil zich ten volle inzetten voor dat doel en voor de verwezenlijking ervan. In die context heeft zij zich ertoe verbonden om een duurzame blauwe economie te bevorderen die strookt met de maritieme ruimtelijke ordening, de instandhouding van de biologische rijkdommen en het bereiken van een goede milieutoestand; om bepaalde vormen van visserijsubsidies die overcapaciteit en overbevissing in de hand werken te verbieden; om subsidies die bijdragen tot illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij af te schaffen; en om geen nieuwe dergelijke subsidies in te voeren. Dat resultaat moet voortvloeien uit de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie over visserijsubsidies. Daarnaast heeft de Unie zich er, tijdens de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie in het kader van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling van 2002 en in het kader van de Conferentie van de Verenigde Naties inzake duurzame ontwikkeling van 2012 (Rio+20), toe verbonden een einde te maken aan subsidies die overcapaciteit in de visserij en overbevissing in de hand werken.

(13)Gezien het belang van de strijd tegen de klimaatverandering in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie in het kader van de Klimaatovereenkomst van Parijs en in het kader van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, moet deze verordening bijdragen tot "klimaatmainstreaming" (integratie van klimaatactie in het beleid en de fondsen) en ertoe leiden dat 25 % van de uitgaven uit de begroting van de Unie worden aangewend voor klimaatdoelstellingen. Met de acties in het kader van deze verordening zal naar verwachting 30 % van de totale financiële middelen van het EFMZV bijdragen tot de verwezenlijking van klimaatdoelstellingen. De acties zullen tijdens de voorbereiding en uitvoering van het EFMZV worden vastgesteld en zullen opnieuw worden beoordeeld in het kader van de desbetreffende evaluatie- en beoordelingsprocedures.

(14)Het EFMZV moet eveneens bijdragen tot de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de Unie. Deze bijdrage moet worden gevolgd aan de hand van milieumarkers van de Unie en er moet regelmatig verslag over worden uitgebracht in het kader van evaluaties en van jaarlijkse prestatieverslagen.

(15)Overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (hierna de "GVB-verordening" genoemd) 7 moet de financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFMZV afhankelijk zijn van de naleving van de GVB-voorschriften. Bijgevolg mogen aanvragen van begunstigden die de toepasselijke GVB-voorschriften niet naleven, niet in aanmerking komen voor financiering.

(16)Om tegemoet te komen aan de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde specifieke voorwaarden van het GVB en om de naleving van GVB-voorschriften te bevorderen, moeten voorschriften worden vastgesteld ter aanvulling van de regels inzake onderbreking, schorsing en financiële correcties zoals bepaald in Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Wanneer een lidstaat of een begunstigde zijn uit het GVB voortvloeiende verplichtingen niet nakomt of wanneer de Commissie beschikt over aanwijzingen van een dergelijke niet-naleving, moet de Commissie de gelegenheid krijgen om bij wijze van voorzorgsmaatregel de betrokken betalingstermijnen te onderbreken. Naast de mogelijkheid om de betalingstermijn te onderbreken, moet de Commissie in geval van ernstige niet-naleving van GVB-voorschriften door een lidstaat de mogelijkheid krijgen om betalingen te schorsen en om financiële correcties op te leggen teneinde te voorkomen dat betalingen worden verricht voor niet-subsidiabele uitgaven.

(17)De laatste jaren heeft het GVB grote vooruitgang geboekt bij het terugbrengen van de visbestanden naar een gezond niveau, bij het vergroten van de winstgevendheid van de visserijsector van de Unie en bij de instandhouding van mariene ecosystemen. Er is echter nog heel wat werk voor de boeg om de sociaaleconomische en ecologische doelstellingen van het GVB te bereiken. Daarom moet de steun na 2020 worden voortgezet, met name in zeegebieden waar de vooruitgang trager verloopt.

(18)De visserij is van vitaal belang voor het levensonderhoud en het cultureel erfgoed van veel kustgemeenschappen in de Unie, en dan vooral waar de kleinschalige kustvisserij een belangrijke rol speelt. In veel vissersgemeenschappen ligt de gemiddelde leeftijd boven de 50. Generatievernieuwing en diversificatie van activiteiten blijven dan ook een uitdaging.

(19)Het EFMZV moet gericht zijn op de verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB, als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Die steun moet ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

(20)Steun uit het EFMZV moet erop gericht zijn een duurzame visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst (MDO) tot stand te brengen en te handhaven, en de negatieve gevolgen van visserijactiviteiten op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken. Die steun moet onder meer betrekking hebben op innovatie en investeringen in milieuvriendelijke, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken en -technieken.

(21)De aanlandingsverplichting is een van de grootste uitdagingen van het GVB. Ze heeft voor de sector geleid tot aanzienlijke veranderingen in de visserijpraktijken, die soms gepaard gingen met hoge kosten. Daarom moet het mogelijk zijn uit het EFMZV steun te verlenen, en wel met een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, voor innovatie en investeringen die bijdragen tot de uitvoering van de aanlandingsverplichting, zoals investeringen in selectief vistuig, in de verbetering van de haveninfrastructuur en in de afzet van ongewenste vangsten. Er moet tevens een maximale steunintensiteit van 100 % worden gehanteerd voor het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie en het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen lidstaten om het door de aanlandingsverplichting ontstane "knelsoorteffect" te matigen.

(22)Uit het EFMZV moet steun kunnen worden verleend voor innovatie en investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen met het oog op de verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden, van de energie-efficiëntie en van de kwaliteit van de vangsten. Die steun mag echter geen vergroting van de vangstcapaciteit of van het vermogen om vis op te sporen tot gevolg hebben. Voorts mag hij niet worden verleend met als enig doel de naleving van verplichtingen die krachtens het recht van de Unie of nationaal recht gelden. In de structuur zonder prescriptieve maatregelen moet het aan de lidstaten worden overgelaten om de nadere subsidiabiliteitsregels voor deze investeringen te bepalen. Wat de gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen betreft, dient een hogere steunintensiteit dan die welke voor andere concrete acties geldt, te worden toegestaan.

(23)Visserijcontrole is van het allergrootste belang voor de uitvoering van het GVB. Daarom moet uit het EFMZV steun onder gedeeld beheer worden verleend voor de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een visserijcontroleregeling van de Unie, als omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad (hierna de "controleverordening" genoemd) 8 . Bepaalde verplichtingen die zijn opgenomen in de herziene controleverordening, rechtvaardigen specifieke steun uit het EFMZV, namelijk de verplichte volgsystemen en elektronische meldsystemen voor vaartuigen uit de kleinschalige kustvisserij, de verplichte systemen voor elektronische monitoring op afstand, en de verplichte continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor. Bovendien kunnen de investeringen door de lidstaten in controlemiddelen ook worden ingezet voor maritieme bewaking en samenwerking op het gebied van kustwachttaken.

(24)Het succes van het GVB hangt af van de beschikbaarheid van wetenschappelijk advies ten behoeve van het visserijbeheer en dus van de beschikbaarheid van visserijgegevens. Gezien de moeilijkheden en kosten waarmee het verzamelen van betrouwbare en volledige gegevens gepaard gaat, moet steun worden verleend voor de inspanningen van de lidstaten om gegevens te verzamelen en te verwerken overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad (hierna de "verordening betreffende het kader voor gegevensverzameling" genoemd) 9 en om bij te dragen aan het beste beschikbare wetenschappelijke advies. Deze steun moet synergieën mogelijk maken met het verzamelen en verwerken van andere soorten mariene gegevens.

(25)Uit het EFMZV moet steun worden verleend voor een effectieve, op kennis gebaseerde uitvoering en governance van het GVB in het kader van direct en indirect beheer door middel van de verstrekking van wetenschappelijk advies, de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie, de werking van adviesraden en vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties.

(26)Gezien de moeilijkheden om de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB te bereiken, moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor acties voor het beheer van de visserijen en de vissersvloten. In dat verband blijft steun voor aanpassing van de vloot soms noodzakelijk voor bepaalde vlootsegmenten en zeegebieden. Die steun moet strikt gericht zijn op de instandhouding en duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee en op het bereiken van een evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare vangstmogelijkheden. Daarom moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten in de vlootsegmenten waar de vangstcapaciteit niet in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden. Die steun moet een instrument zijn van de actieplannen voor de aanpassing van vlootsegmenten met geconstateerde structurele overcapaciteit, zoals bedoeld in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en moet worden gerealiseerd hetzij via de sloop van een vissersvaartuig hetzij via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten. Indien die aanpassing zou leiden tot een verhoogde druk van de recreatievisserij op het mariene ecosysteem, mag de steun enkel worden verleend als deze in overeenstemming is met het GVB en met de doelstellingen van de desbetreffende meerjarenplannen. Om te zorgen voor samenhang tussen de structurele aanpassing van de vloot en de instandhoudingsdoelstellingen moet de steun voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten strikt gebonden zijn aan de verwezenlijking van resultaten. Daarom mag deze uitsluitend via financiering die geen verband houdt met kosten, zoals bedoeld in Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen], worden geïmplementeerd. In het kader van dat mechanisme vergoedt de Commissie de lidstaten voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten niet op basis van de werkelijke kosten, maar op basis van de naleving van de voorwaarden en het bereiken van resultaten. Daartoe moet de Commissie in een gedelegeerde handeling die voorwaarden vaststellen, die betrekking moeten hebben op de verwezenlijking van de instandhoudingsdoelstellingen van het GVB.

(27)Gezien de hoge mate van onvoorspelbaarheid van visserijactiviteiten, kunnen uitzonderlijke omstandigheden aanzienlijke economische verliezen teweegbrengen voor de vissers. Om deze gevolgen te verzachten moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten wegens de uitvoering van bepaalde instandhoudingsmaatregelen (meerjarenplannen, streefdoelen voor de instandhouding en duurzame exploitatie van bestanden, maatregelen om de vangstcapaciteit van vissersvaartuigen aan te passen aan de beschikbare vangstmogelijkheden en technische maatregelen), wegens de uitvoering van noodmaatregelen, wegens de onderbreking van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij door overmacht of wegens een natuurramp of een milieuongeval. Die steun mag enkel worden verleend indien de vissers aanzienlijke gevolgen ondervinden van die omstandigheden, d.w.z. indien de commerciële activiteiten van het betrokken vaartuig gedurende ten minste negentig opeenvolgende dagen worden stopgezet en de economische verliezen ten gevolge van de stopzetting gedurende een bepaalde periode meer dan 30 % van de gemiddelde jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf bedragen. Bij de voorwaarden voor de verlening van die steun moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de aalvisserij.

(28)De kleinschalige kustvisserij wordt beoefend door vissersvaartuigen van minder dan 12 m die geen gebruikmaken van gesleept vistuig. Deze sector vertegenwoordigt bijna 75 % van alle in de Unie ingeschreven vissersvaartuigen en bijna de helft van de werkgelegenheid in de visserijsector. Marktdeelnemers uit de kleinschalige kustvisserij zijn zeer sterk aangewezen op gezonde visbestanden voor hun belangrijkste bron van inkomsten. Het EFMZV dient hen daarom een preferentiële behandeling toe te kennen door middel van een steunintensiteit van 100 %, ook voor concrete acties in verband met controle en handhaving, om duurzame visserijpraktijken aan te moedigen. Bovendien moeten bepaalde steungebieden worden voorbehouden voor de kleinschalige visserij in vlootsegmenten waar de visserijcapaciteit in evenwicht is met de beschikbare vangstmogelijkheden, d.w.z. steun voor de aankoop van een tweedehands vaartuig en voor de vervanging of modernisering van een motor. Voorts moeten de lidstaten in hun programma een actieplan voor de kleinschalige kustvisserij opnemen, dat moet worden gemonitord op basis van indicatoren, waarvoor mijlpalen en streefdoelen moeten worden bepaald.

(29)Zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Europese Investeringsbank van 24 oktober 2017, getiteld "Een nieuw en sterker strategisch partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU" 10 , hebben de ultraperifere gebieden te kampen met specifieke problemen die verband houden met hun afgelegen ligging, hun topografie en het klimaat als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag, maar beschikken ze daarnaast over specifieke troeven voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie. Bijgevolg moet voor elk ultraperifeer gebied een actieplan voor de ontwikkeling van de sectoren van de duurzame blauwe economie, met inbegrip van de duurzame exploitatie van de visserij en de aquacultuur, worden toegevoegd aan het programma van de betrokken lidstaten en moet een financiële toewijzing worden bestemd voor steun voor de uitvoering van die actieplannen. Ook voor een compensatie voor de extra kosten die voortvloeien uit de ligging en het insulaire karakter van de ultraperifere gebieden, moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend. Deze steun moet worden geplafonneerd in de vorm van een percentage van de totale financiële toewijzing. Bovendien moet in ultraperifere gebieden een hogere steunintensiteit worden toegepast dan die welke voor andere concrete acties geldt.

(30)In het kader van gedeeld beheer moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust. Daartoe moet steun beschikbaar zijn ter compensatie van de verzameling door vissers van verloren vistuig en zwerfvuil op zee, en voor investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om verloren vistuig en zwerfvuil te ontvangen. Ook moet steun beschikbaar zijn voor acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad (hierna de "kaderrichtlijn mariene strategie" genoemd) 11 , voor de uitvoering van de krachtens die richtlijn vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen en, overeenkomstig de op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad (hierna de "habitatrichtlijn" genoemd) 12 vastgestelde prioritaire actiekaders, voor het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden en de bescherming van soorten uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn  2009/147/EC van het Europees Parlement en de Raad (hierna de "vogelrichtlijn" genoemd) 13 . In het kader van direct beheer moet uit het EFMZV steun worden verleend voor de bevordering van schone en gezonde zeeën en voor de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie, die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 16 januari 2016 14 , in samenhang met de doelstelling van het bereiken of behouden van een goede milieutoestand in het mariene milieu.

(31)Visserij en aquacultuur dragen bij tot voedselzekerheid en voeding. Momenteel voert de Unie echter meer dan 60 % van de te koop aangeboden visserijproducten in en is zij daarvoor sterk afhankelijk van derde landen. Een belangrijke uitdaging is het bevorderen van de consumptie van viseiwitten die in de Unie volgens hoge kwaliteitsnormen zijn geproduceerd en die voor de consument beschikbaar zijn aan betaalbare prijzen.

(32)Het moet mogelijk zijn uit het EFMZV steun te verlenen voor de bevordering en de duurzame ontwikkeling van de aquacultuur, met inbegrip van de zoetwateraquacultuur, ten bate van de teelt van waterdieren en -planten voor de productie van voedingsmiddelen en andere grondstoffen. In sommige lidstaten worden nog steeds complexe administratieve procedures toegepast, wat bijvoorbeeld tot uiting komt in een moeilijke toegang tot ruimte en omslachtige vergunningsprocedures. Dat maakt het voor de sector moeilijk om het imago en het concurrentievermogen van gekweekte producten te verbeteren. De steun moet in overeenstemming zijn met de meerjarige nationale strategische plannen voor de aquacultuur, die worden opgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1380/2013. Met name steun voor ecologische duurzaamheid, productieve investeringen, innovatie, verwerving van beroepsvaardigheden, verbetering van de arbeidsomstandigheden en compenserende maatregelen die voorzien in essentiële land- en natuurbeheerdiensten, moet in aanmerking komen. Acties op het gebied van volksgezondheid, verzekeringsregelingen voor aquacultuurbestanden en acties op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn moeten eveneens in aanmerking komen voor steun. Steun voor productieve investeringen mag evenwel uitsluitend via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend, die een grotere hefboomwerking op de markten hebben en daarom beter geschikt zijn dan subsidies om de financiële uitdagingen van de sector aan te pakken.

(33)Voedselzekerheid is afhankelijk van doeltreffende en goed georganiseerde markten, die zorgen voor meer transparantie, stabiliteit, kwaliteit en diversiteit in de voedselvoorzieningsketen en voor betere informatie voor de consument. Daarom moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor de afzet van visserij- en aquacultuurproducten overeenkomstig de doelstellingen van Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ("GMO-verordening") 15 . Steun moet met name beschikbaar zijn voor de oprichting van producentenorganisaties, de uitvoering van productie- en afzetplannen, de bevordering van nieuwe afzetmogelijkheden en de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt.

(34)De verwerkende industrie speelt een rol in de beschikbaarheid en de kwaliteit van visserij- en aquacultuurproducten. Uit het EFMZV moet steun kunnen worden verleend voor gerichte investeringen in deze sector, mits deze bijdragen tot de verwezenlijking van de GMO-doelstellingen. Die steun mag enkel via financieringsinstrumenten en via InvestEU worden verleend en niet via subsidies.

(35)Werkgelegenheid in kustgebieden berust op een plaatselijk aangestuurde ontwikkeling van een duurzame blauwe economie, die het sociale weefsel van deze gebieden nieuw leven inblaast. Oceaanindustrieën en -diensten groeien waarschijnlijk sneller dan de economie in het algemeen en dragen in grote mate bij tot de werkgelegenheid en de groei tegen 2030. Om duurzaam te kunnen zijn, is de blauwe groei afhankelijk van innovatie en investeringen in nieuwe maritieme bedrijven en in de bio-economie, met inbegrip van duurzame toerismemodellen, hernieuwbare oceaanenergie, innovatieve hoogwaardige scheepsbouw en nieuwe havendiensten, waar banen kunnen worden gecreëerd en tegelijkertijd de lokale ontwikkeling toeneemt. Terwijl overheidsinvesteringen in de duurzame blauwe economie moeten worden geïntegreerd in de hele begroting van de Unie, moet het EFMZV met name zijn toegespitst op het scheppen van de juiste voorwaarden voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie en op het wegwerken van knelpunten voor investeringen en voor de ontwikkeling van nieuwe markten en technologieën of diensten. Steun voor de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie moet worden verleend via gedeeld, direct en indirect beheer.

(36)De ontwikkeling van een duurzame blauwe economie is in grote mate afhankelijk van partnerschappen tussen lokale actoren die bijdragen tot de vitaliteit van kust- en landinwaarts gelegen gemeenschappen en economieën. Het EFMZV moet voorzien in instrumenten om dergelijke partnerschappen te bevorderen. Daartoe moet steun onder gedeeld beheer beschikbaar zijn voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (CLLD). Die benadering moet economische diversificatie in een lokale context stimuleren door de ontwikkeling van kust- en binnenvisserij, aquacultuur en een duurzame blauwe economie. CLLD-strategieën moeten ervoor zorgen dat lokale gemeenschappen beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken. Elk lokaal partnerschap moet dan ook het voornaamste aandachtspunt van zijn strategie weerspiegelen door te zorgen voor een evenwichtige betrokkenheid en vertegenwoordiging van alle belanghebbende partijen uit de plaatselijke duurzame blauwe economie.

(37)Onder gedeeld beheer moet uit het EFMZV steun kunnen worden verleend voor een duurzame blauwe economie door middel van de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu. Die steun moet gericht zijn op het voldoen aan de vereisten uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG, op de ondersteuning van maritieme ruimtelijke ordening en op het verbeteren van de kwaliteit en van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk.

(38)In het kader van direct en indirect beheer moet het EFMZV de nadruk leggen op de randvoorwaarden voor een duurzame blauwe economie door de bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, de verbetering van de overdracht en de toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, de verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen, de versterking van de uitwisseling van sociaaleconomische gegevens over de duurzame blauwe economie, de bevordering van een koolstofarme en klimaatbestendige duurzame blauwe economie en de ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten. Op al deze gebieden moet de nodige aandacht worden gegeven aan de specifieke situatie van de ultraperifere gebieden.

(39)60 % van de oceanen valt buiten de grenzen van de jurisdictie van nationale staten. Dit impliceert een gedeelde internationale verantwoordelijkheid. De meeste problemen waaronder de oceanen te lijden hebben, zoals overbevissing, klimaatverandering, verzuring, vervuiling en afnemende biodiversiteit, zijn grensoverschrijdend en vragen dus om een gezamenlijke reactie. Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, waarbij de Unie op grond van Besluit 98/392/EG van de Raad 16 partij is, zijn talrijke rechtsbevoegdheden, instellingen en specifieke kaders opgezet om de menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. De laatste jaren is men het er wereldwijd over eens geworden dat het mariene milieu en de menselijke activiteiten op zee op een meer doeltreffende manier moeten worden beheerd om het hoofd te kunnen bieden aan de toenemende druk op de oceanen.

(40)De Unie zet zich als wereldspeler resoluut in voor de bevordering van internationale oceaangovernance, overeenkomstig de gezamenlijke mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's van 10 november 2016, genaamd "Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen" 17 . Het beleid van de Unie inzake oceaangovernance is een nieuw beleidsterrein dat de oceanen op geïntegreerde wijze bestrijkt. Internationale oceaangovernance is niet alleen belangrijk voor de verwezenlijking van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, en met name duurzame ontwikkelingsdoelstelling 14 (instandhouding en duurzaam gebruik van oceanen, zeeën en rijkdommen van de zee voor duurzame ontwikkeling), maar ook om veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen te waarborgen voor de volgende generaties. De Unie moet deze internationale verbintenissen nakomen en een voortrekkersrol vervullen voor een betere internationale oceaangovernance op bilateraal, regionaal en multilateraal niveau, onder meer om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, om het internationale kader voor oceaangovernance te verbeteren, om de druk op de oceanen en zeeën te verlagen, om de voorwaarden te creëren voor een duurzame blauwe economie en om het internationale oceaanonderzoek en internationale oceaangegevens te versterken.

(41)Acties ter bevordering van internationale oceaangovernance in het kader van het EFMZV moeten leiden tot een verbetering van het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, voorschriften en instellingen om menselijke activiteiten in de oceanen te reguleren en te beheren. Het EFMZV moet steun verlenen voor internationale overeenkomsten die de Unie heeft gesloten betreffende gebieden die niet onder partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij met verschillende derde landen vallen, alsook voor de bijdrage van de Unie voor haar lidmaatschap bij regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's). Partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en ROVB's zullen nog steeds uit hoofde van verschillende onderdelen van de begroting van de Unie worden gefinancierd.

(42)Op het gebied van veiligheid en defensie zijn betere grensbescherming en betere maritieme beveiliging van essentieel belang. In het kader van de op 24 juni 2014 door de Raad van de Europese Unie aangenomen strategie van de Europese Unie voor maritieme veiligheid en het op 16 december 2014 aangenomen bijbehorende actieplan spelen informatie-uitwisseling en samenwerking inzake grens- en kustwacht tussen het Europees Bureau voor visserijcontrole, het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en het Europees Grens- en kustwachtagentschap een belangrijke rol voor de verwezenlijking van die doelstellingen. Daarom moet uit het EFMZV steun worden verleend, zowel onder gedeeld als direct beheer, voor samenwerking op het gebied van maritieme bewaking en kustwachttaken, onder meer door de aankoop van artikelen voor multifunctionele maritieme operaties. Ook moeten de betrokken agentschappen steun onder indirect beheer kunnen implementeren op het gebied van maritieme bewaking en beveiliging.

(43)In het kader van gedeeld beheer moet elke lidstaat één enkel programma opstellen dat door de Commissie moet worden goedgekeurd. In de context van regionalisering en om de lidstaten aan te moedigen tot een meer strategische aanpak bij de voorbereiding van de programma's, moet de Commissie een analyse ontwikkelen voor elk zeegebied, waarin de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten met betrekking tot de verwezenlijking van de GVB-doelstellingen worden aangegeven. Deze analyse moet als basis dienen voor de onderhandelingen tussen de lidstaten en de Commissie over elk programma, rekening houdend met de regionale moeilijkheden en behoeften. Bij de beoordeling van de programma's moet de Commissie rekening houden met de ecologische en sociaaleconomische uitdagingen van het GVB, de sociaaleconomische prestaties van de duurzame blauwe economie, de uitdagingen op het niveau van het zeegebied, de instandhouding en het herstel van de mariene ecosystemen, de vermindering van zwerfvuil op zee en de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

(44)De prestaties van de EFMZV-steun in de lidstaten moeten worden beoordeeld aan de hand van indicatoren. De lidstaten moeten rapporteren over de vooruitgang in de richting van vastgestelde mijlpalen en streefdoelen en de Commissie moet de prestaties evalueren op basis van door de lidstaten opgestelde jaarlijkse prestatieverslagen, zodat mogelijke problemen met de tenuitvoerlegging tijdig kunnen worden opgespoord en corrigerende maatregelen kunnen worden genomen. Daartoe moet een monitoring- en evaluatiekader worden vastgesteld.

(45)Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven 18 moet het EFMZV worden geëvalueerd op basis van gegevens die zijn verzameld aan de hand van specifieke voorschriften inzake monitoring, waarbij echter overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, worden vermeden. Waar passend kunnen in die voorschriften ook meetbare indicatoren worden opgenomen als basis om de effecten van het EFMZV op het terrein te evalueren.

(46)De Commissie moet informatie- en communicatieacties uitvoeren met betrekking tot het EFMZV, de acties in het kader van het EFMZV en de resultaten ervan. De aan het EFMZV toegewezen financiële middelen moeten tevens bijdragen tot de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de prioriteiten van het EFMZV.

(47)Overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie], Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 19 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 20 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 21 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 22 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 onderzoeken, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van fraude en andere strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 23 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij het beheer en de uitvoering van het EFMZV de financiële belangen van de Unie worden beschermd, overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] en Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

(48)Met het oog op meer transparantie betreffende de besteding van de fondsen van de Unie en op beter financieel beheer van die fondsen, met name door de publieke controle op de bestede gelden te versterken, moet bepaalde informatie over de concrete acties die in het kader van het EFMZV worden gefinancierd, worden gepubliceerd op een website van de lidstaat overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Wanneer een lidstaat informatie over in het kader van het EFMZV gefinancierde concrete acties publiceert, moeten de in Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 24 vervatte voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd.

(49)Teneinde bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen en te wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling – in verband met de ontvankelijkheidscriteria voor aanvragen – van de drempel voor onontvankelijkheid en de lengte van de onontvankelijkheidsperiode, met betrekking tot de bepaling van de voorwaarden voor de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen voor financiering die geen verband houdt met kosten in verband met de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, met betrekking tot de vastlegging van de criteria voor de berekening van de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van de ultraperifere gebieden gepaard gaan, met betrekking tot de bepaling van gevallen van niet-naleving door de lidstaten die tot onderbreking van de betalingstermijn kunnen leiden, met betrekking tot de bepaling van gevallen van ernstige niet-naleving door de lidstaten die tot schorsing van betalingen kunnen leiden, met betrekking tot de vastlegging van de criteria om het niveau te bepalen van de toe te passen financiële correcties, alsmede de criteria om forfaitaire tarieven of geëxtrapoleerde financiële correcties toe te passen, met betrekking tot de wijziging van bijlage I en met betrekking tot de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader. Met het oog op een vlotte overgang van de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad 25 ingestelde regeling naar de bij de onderhavige verordening ingestelde regeling, moet aan de Commissie ook de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen aan te nemen tot vaststelling van overgangsbepalingen.

(50)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de goedkeuring en wijziging van de operationele programma's, met betrekking tot de goedkeuring en wijziging van de nationale werkprogramma's voor gegevensverzameling, met betrekking tot de schorsing van de betalingen en met betrekking tot de financiële correcties.

(51)Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de procedures, het format en de tijdschema's voor de indiening van nationale werkprogramma's voor gegevensverzameling en de presentatie van de jaarlijkse prestatieverslagen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I: ALGEMEEN KADER

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) vastgesteld. De verordening bevat de prioriteiten van het EFMZV, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de specifieke regels voor de verstrekking van die financiering, tot aanvulling van de algemene regels die van toepassing zijn op het EFMZV krachtens Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

Artikel 2

Geografisch toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op concrete acties die worden uitgevoerd op het grondgebied van de Unie, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 3

Definities

1.Voor de toepassing van deze verordening en onverminderd lid 2 gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 2 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

2.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"blendingverrichting": door de begroting van de Unie ondersteunde actie, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie], waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

(2)"gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur" (CISE – Common information sharing environment): een structuur van systemen voor de ondersteuning van de sector- en grensoverschrijdende uitwisseling van informatie tussen autoriteiten die betrokken zijn bij maritieme bewaking met als doel hun kennis over activiteiten op zee te verbeteren;

(3)"kustwacht": nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, waaronder maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, maritieme douane, preventie en uitbanning van mensenhandel en mensensmokkel, handhaving van het zeerecht, maritieme grenscontrole, maritieme bewaking, bescherming van het mariene milieu, opsporing en redding, hulpverlening bij ongelukken en rampen, visserijcontrole en andere activiteiten die met deze taken verband houden;

(4)"Europees marien observatie- en datanetwerk" (EMODnet): een partnerschap waarbij mariene gegevens en metagegevens worden samengevoegd om deze versnipperde middelen beter toegankelijk en bruikbaar te maken voor openbare en particuliere gebruikers door kwalitatieve, interoperabele en geharmoniseerde mariene gegevens aan te bieden;

(5)"experimentele visserij": de visserij op bestanden waarop de voorbije tien jaar niet is gevist of niet met een specifiek vistuigtype of een specifieke techniek is gevist;

(6)"visser": een door de desbetreffende lidstaat als zodanig erkend natuurlijk persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent;

(7)"binnenvisserij": visserijactiviteiten voor commerciële doeleinden in de binnenwateren door vaartuigen of met behulp van andere apparatuur, waaronder die welke voor het vissen op het ijs worden gebruikt;

(8)"internationale oceaangovernance": een initiatief van de Unie om, aan de hand van een samenhangende, sectoroverschrijdende en op regels gebaseerde benadering, het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, regelingen, voorschriften en instellingen te verbeteren met het oog op gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen;

(9)"maritiem beleid": het beleid van de Unie dat erop gericht is een geïntegreerde en coherente besluitvorming tot stand te brengen teneinde, door middel van een coherent beleid op het gebied van maritieme zaken en door middel van internationale samenwerking ter zake, te komen tot een optimale duurzame ontwikkeling, economische groei en sociale cohesie in de Unie, in het bijzonder in de kust-, eiland- en ultraperifere gebieden en in de sectoren van de duurzame blauwe economie;

(10)"maritieme beveiliging en bewaking": de activiteiten die gericht zijn op het begrijpen, in voorkomend geval het voorkomen en het beheren op een omvattende wijze van alle gebeurtenissen en handelingen op maritiem gebied die gevolgen zouden hebben op het vlak van maritieme veiligheid en beveiliging, rechtshandhaving, defensie, grenscontrole, bescherming van het mariene milieu, visserijcontrole, handel en economische belangen van de Unie;

(11)"maritieme ruimtelijke ordening": een proces in het kader waarvan de betreffende autoriteiten van de lidstaat menselijke activiteiten in mariene gebieden analyseren en organiseren om ecologische, economische en maatschappelijke doelstellingen te bereiken;

(12)"productieve investeringen in aquacultuur": investeringen in de bouw, de uitbreiding, de modernisering of de uitrusting van installaties voor aquacultuurproductie;

(13)"zeegebiedstrategie": een geïntegreerd kader voor de aanpak van gemeenschappelijke mariene en maritieme problemen van lidstaten en, in voorkomend geval, derde landen in een zeegebied of in een of meer onderzeegebieden, en voor de bevordering van samenwerking en coördinatie met het oog op economische, sociale en territoriale cohesie; een dergelijke strategie wordt ontwikkeld door de Commissie in samenwerking met de betrokken landen, hun regio's en in voorkomend geval ook andere belanghebbenden;

(14)"kleinschalige kustvisserij": de visserij door vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m die geen gebruikmaken van gesleept vistuig als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad 26 ;

(15)"duurzame blauwe economie": alle sectorale en sectoroverschrijdende economische activiteiten op de eengemaakte markt die verband houden met de oceanen, zeeën, kusten en binnenwateren, waaronder de ultraperifere gebieden van de Unie en de niet aan zee grenzende landen, met inbegrip van opkomende sectoren en niet-marktgoederen en -diensten, en die in overeenstemming zijn met de milieuwetgeving van de Unie.

Artikel 4

Prioriteiten

 

Het EFMZV draagt bij tot de uitvoering van het GVB en van het maritiem beleid. Met het EFMZV worden de volgende prioriteiten nagestreefd:

(1)bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

(2)bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten;

(3)mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen;

(4)versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

Steun in het kader van het EFMZV draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie betreffende de matiging van en de aanpassing aan de milieu- en klimaatverandering. Die bijdrage wordt gevolgd volgens de in bijlage IV beschreven methodologie.

HOOFDSTUK II

Financieel kader

Artikel 5

Begroting

1.De financiële middelen voor de uitvoering van het EFMZV voor de periode 2021-2027 bedragen 6 140 000 000 EUR in lopende prijzen.

2.De middelen die op grond van titel II aan het EFMZV worden toegewezen, worden uitgevoerd onder gedeeld beheer overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] en artikel 63 van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

3.De middelen die op grond van titel III aan het EFMZV worden toegewezen, worden uitgevoerd hetzij overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] onder direct beheer door de Commissie, hetzij overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van die verordening onder indirect beheer.

Artikel 6

Gedeeld beheerde begrotingsmiddelen

1.De gedeeld beheerde financiële middelen, als bedoeld in titel II, bedragen 5 311 000 000 EUR, in lopende prijzen, overeenkomstig de in bijlage V vastgestelde jaarlijkse verdeling.

2.Voor concrete acties in de ultraperifere gebieden wijst elke betrokken lidstaat, binnen de in bijlage V bepaalde financiële steun van de Unie, ten minste de volgende bedragen toe:

(a)102 000 000 EUR voor de Azoren en Madeira;

(b)82 000 000 EUR voor de Canarische Eilanden;

(c)131 000 000 EUR voor Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Mayotte, Réunion en Sint-Maarten.

3.De in artikel 21 bedoelde compensatie is niet hoger dan 50 % van elk van de in lid 2, onder a), b) en c), bedoelde toewijzingen.

4.Minstens 15 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun van de Unie wordt toegewezen aan de in de artikelen 19 en 20 bedoelde steungebieden. Lidstaten die geen toegang tot de Uniewateren hebben, kunnen een lager percentage toepassen, rekening houdend met de omvang van hun taken op het gebied van controle en gegevensverzameling.

5.De financiële steun van de Unie uit het EFMZV die per lidstaat aan de in artikel 17, lid 2, en artikel 18, bedoelde steungebieden wordt toegewezen, is niet hoger dan de hoogste van de volgende twee drempels:

(a)6 000 000 EUR, of

(b)10 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun van de Unie.

6.Overeenkomstig de artikelen 30 tot en met 32 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] kan uit het EFMZV op initiatief van een lidstaat steun worden verleend voor technische bijstand voor het doeltreffende beheer en gebruik van dit fonds.

Artikel 7

Financiële verdeling voor de onder gedeeld beheer vallende maatregelen

De in artikel 6, lid 1, bedoelde bedragen die beschikbaar zijn voor vastleggingen door de lidstaten voor de periode van 2021 tot en met 2027 zijn opgenomen in de tabel in bijlage V.

Artikel 8

Direct en indirect beheerde begrotingsmiddelen

1.De direct en indirect beheerde financiële middelen, als bedoeld in titel II, bedragen 829 000 000 EUR, in lopende prijzen.

2.Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het EFMZV, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.

Uit het EFMZV kan op initiatief van de Commissie en ten bedrage van maximaal 1,7 % van de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële middelen met name steun worden verleend voor:

(a)technische bijstand voor de uitvoering van de onderhavige verordening zoals bedoeld in artikel 29 van Verordening (EU) [Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen];

(b)de voorbereiding, de monitoring en de evaluatie van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en de deelname van de Unie in regionale organisaties voor visserijbeheer;

(c)het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke actiegroepen.

3.Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de kosten van voorlichtings- en communicatieactiviteiten in verband met de uitvoering van deze verordening.

HOOFDSTUK III

Programmering    

Artikel 9

Programmering voor steun onder gedeeld beheer

1.Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt elke lidstaat één enkel programma op waarmee uitvoering wordt gegeven aan de in artikel 4 bedoelde prioriteiten.

2.Steun uit hoofde van titel II wordt georganiseerd volgens de in bijlage II vermelde steungebieden.

3.Naast de in artikel 17 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het programma:

(a)een analyse van de situatie in termen van sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen en een omschrijving van de behoeften in het betrokken geografische gebied, met inbegrip van, waar van toepassing, de door het programma bestreken zeegebieden;

(b)het in artikel 15 bedoelde actieplan voor de kleinschalige kustvisserij;

(c)waar van toepassing, de in lid 4 bedoelde actieplannen voor de ultraperifere gebieden.

4.De betrokken lidstaten stellen, als onderdeel van hun programma, een actieplan op voor elk van hun ultraperifere gebieden zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, dat de volgende elementen bevat:

(a)een strategie voor de duurzame exploitatie van de visserij en de ontwikkeling van de sectoren van de duurzame blauwe economie;

(b)een beschrijving van de voornaamste geplande acties en de overeenkomstige financiële middelen, met inbegrip van:

i)    de structurele steun voor de visserij- en de aquacultuursector uit hoofde van titel II;

ii)    de in artikel 21 bedoelde compensatie voor extra kosten;

iii)    alle andere investeringen in de duurzame blauwe economie die nodig zijn voor een duurzame ontwikkeling van kustgebieden.

5.De Commissie ontwikkelt voor elk zeegebied een analyse van de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten van het gebied met betrekking tot de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde GVB-doelstellingen. In deze analyse wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de bestaande zeegebiedstrategieën en macroregionale strategieën.

6.De Commissie beoordeelt het programma overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Bij die beoordeling houdt zij met name rekening met:

(a)een zo groot mogelijke bijdrage van het programma aan de in artikel 4 bedoelde prioriteiten;

(b)het evenwicht tussen de vangstcapaciteit van de vloten en de beschikbare vangstmogelijkheden, als jaarlijks gerapporteerd door de lidstaten overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

(c)waar van toepassing, de krachtens de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde meerjarenplannen, de krachtens artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad goedgekeurde beheersplannen en de aanbevelingen van de regionale organisaties voor visserijbeheer die van toepassing zijn op de Unie;

(d)de uitvoering van de aanlandingsverplichting als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

(e)de recentste gegevens over de sociaaleconomische prestaties van de duurzame blauwe economie, en met name van de visserij- en aquacultuursector;

(f)waar van toepassing, de in lid 5 bedoelde analyses;

(g)de bijdrage van het programma aan de instandhouding en het herstel van de mariene ecosystemen, terwijl de steun in verband met Natura 2000-gebieden in overeenstemming is met de op grond van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders;

(h)de bijdrage van het programma aan de vermindering van zwerfvuil op zee overeenkomstig Richtlijn xx/xx van het Europees Parlement en de Raad [Richtlijn betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu] 27 ;

(i)de bijdrage van het programma aan de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

7.Behoudens artikel 18 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot goedkeuring van het programma. De Commissie keurt het voorgestelde programma goed mits de vereiste informatie is ingediend.

8.Behoudens artikel 19 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot goedkeuring van wijzigingen van een programma.

Artikel 10

Programmering voor steun onder direct en indirect beheer

Titel III wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel 110 van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie]. De werkprogramma's bevatten, waar van toepassing, het totale bedrag voor de in artikel 47 bedoelde blendingverrichtingen.

TITEL II: STEUN ONDER GEDEELD BEHEER

HOOFDSTUK I

Algemene beginselen van de steunverlening

Artikel 11

Staatssteun

1.Onverminderd lid 2 zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing op steun die de lidstaten verlenen aan ondernemingen in de visserij- en de aquacultuursector.

2.De artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag zijn evenwel niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van deze verordening en binnen de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag.

3.Nationale bepalingen voor overheidsfinanciering die verder reiken dan de bepalingen van deze verordening voor de in lid 2 bedoelde betalingen, worden op basis van lid 1 als één geheel beoordeeld.

Artikel 12

Ontvankelijkheid van aanvragen

1.Een door een begunstigde ingediende aanvraag voor steun uit het EFMZV is gedurende een op grond van lid 4 vastgestelde, nader bepaalde periode niet ontvankelijk, indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken begunstigde:

(a)een ernstige inbreuk heeft gemaakt als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 28 of in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad of in andere door het Europees Parlement en de Raad aangenomen wetgeving;

(b)betrokken is geweest bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de lijst van de Unie van IOO-vaartuigen als bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of van een vaartuig dat de vlag voerde van een land dat overeenkomstig artikel 33 van die verordening als niet-meewerkend derde land is aangemerkt; of

(c)een van de in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad 29 beschreven milieudelicten heeft gepleegd, indien de aanvraag gericht is op steun op grond van artikel 23.

2.Na de indiening van zijn aanvraag blijft de begunstigde aan de in lid 1 bedoelde ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoen gedurende de hele periode van uitvoering van de concrete actie en gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling aan die begunstigde.

3.Onverminderd strengere nationale regels die zijn overeengekomen in de partnerschapsovereenkomst met de betrokken lidstaat, is een door een begunstigde ingediende aanvraag onontvankelijk gedurende een op grond van lid 4 vastgestelde, nader bepaalde periode indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken begunstigde fraude heeft gepleegd als omschreven in artikel 3 van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 30 .

4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a)de bepaling van de in de leden 1 en 3 bedoelde drempel voor onontvankelijkheid en lengte van de onontvankelijkheidsperiode, die evenredig moet zijn met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige inbreuk, het delict of de fraude, en ten minste één jaar moet bedragen;

(b)de vaststelling van de begin- of einddatum van de in de leden 1 en 3 bedoelde periode.

5.De lidstaten verplichten de begunstigden die een aanvraag in het kader van het EFMZV indienen, om ten aanzien van de beheersautoriteit schriftelijk te verklaren dat zij voldoen aan de in de leden 1 en 3 vermelde criteria. Alvorens de concrete actie goed te keuren, verifiëren de lidstaten of die schriftelijke verklaring waarheidsgetrouw is in het licht van de beschikbare informatie uit hun nationaal register van inbreuken als bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of in het licht van andere beschikbare gegevens.

Voor de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verificatie verstrekt een lidstaat op verzoek van een andere lidstaat de informatie uit zijn nationaal register van inbreuken als bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 13

Niet-subsidiabele concrete acties

De volgende concrete acties komen niet in aanmerking voor steun in het kader van het EFMZV:

(a)concrete acties die de vangstcapaciteit van een vissersvaartuig vergroten of die de aankoop steunen van uitrusting waarmee het vermogen van het vissersvaartuig om vis op te sporen, wordt vergroot;

(b)de bouw en de aankoop van vissersvaartuigen of de invoer van vissersvaartuigen, tenzij in deze verordening anders is bepaald;

(c)de overdracht of omvlagging van vissersvaartuigen naar een derde land, ook door de oprichting van joint ventures met partners van dat land;

(d)de tijdelijke of definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, tenzij in deze verordening anders is bepaald;

(e)experimentele visserij;

(f)de overdracht van de eigendom van een bedrijf;

(g)het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de Unie is voorzien, of in geval van het experimenteel uitzetten van vis;

(h)de aanleg van nieuwe havens, nieuwe aanlandingsplaatsen of nieuwe afslagen;

(i)marktinterventiemechanismen om visserij- of aquacultuurproducten tijdelijk of definitief uit de markt te nemen met het oog op een verminderd aanbod om een prijsdaling te voorkomen of om de prijzen op te drijven; bij uitbreiding, concrete acties in verband met opslag in een logistieke keten die zowel bedoeld als onbedoeld dezelfde effecten zouden hebben;

(j)investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen met als doel de naleving van vereisten krachtens het recht van de Unie of nationaal recht, met inbegrip van de vereisten in het kader van de verplichtingen van de Unie in de context van regionale organisaties voor visserijbeheer;

(k)investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende minder dan 60 dagen per jaar activiteiten op zee hebben verricht.

HOOFDSTUK II

Prioriteit 1: Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

Afdeling 1

Algemene voorwaarden

Artikel 14

Algemene reikwijdte van de steunverlening

1.Steun op grond van dit hoofdstuk draagt bij tot de verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB, als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

2.Wanneer de in dit hoofdstuk bedoelde steun voor een vaartuig wordt verleend, wordt dat vaartuig gedurende ten minste vijf jaar vanaf de laatste betaling voor de ondersteunde concrete actie niet overgedragen of omgevlagd buiten de Unie.

3.Steun op grond van dit hoofdstuk is ook van toepassing op de binnenvisserij, met uitzondering van de artikelen 15 en 17.

Afdeling 2

Kleinschalige kustvisserij

Artikel 15

Actieplan voor de kleinschalige kustvisserij

1.De lidstaten nemen in hun programma een actieplan voor de kleinschalige kustvisserij op, dat een strategie omvat voor de ontwikkeling van een winstgevende en duurzame kleinschalige kustvisserij. Deze strategie wordt opgezet rond de volgende onderdelen, waar van toepassing:

(a)aanpassing en beheer van de vangstcapaciteit;

(b)bevordering van milieuvriendelijke, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken die zo weinig mogelijk schade toebrengen aan het mariene milieu;

(c)versterking van de waardeketen van de sector en bevordering van afzetstrategieën;

(d)bevordering van vaardigheden, kennis, innovatie en capaciteitsopbouw;

(e)verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen;

(f)betere naleving van de vereisten inzake gegevensverzameling, traceerbaarheid, monitoring, controle en bewaking;

(g)betrokkenheid bij participatief beheer van de maritieme ruimte, met inbegrip van beschermde mariene gebieden en Natura 2000-gebieden;

(h)diversificatie van de activiteiten in de bredere duurzame blauwe economie;

(i)collectieve organisatie van en deelname aan besluitvorming en adviesprocedures.

2.In het actieplan wordt rekening gehouden met de vrijwillige richtsnoeren voor duurzame kleinschalige visserij van de FAO en, waar van toepassing, het regionale actieplan voor de kleinschalige visserij van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee.

3.Voor de monitoring van de uitvoering van de in lid 1 bedoelde strategie worden in het actieplan specifieke mijlpalen en streefdoelen vastgesteld voor de relevante indicatoren die zijn vastgelegd in het kader van het in artikel 37 bedoelde monitoring- en evaluatiekader.

Artikel 16

Investeringen in vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende investeringen in vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij die behoren tot een vlootsegment waarvoor in het meest recente in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde verslag over de vangstcapaciteit een evenwicht met de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden wordt aangetoond:

(a)de eerste aankoop van een vissersvaartuig door een jonge visser die bij indiening van de aanvraag nog geen 40 jaar is en ten minste vijf jaar als visser heeft gewerkt of voldoende beroepskwalificatie heeft verworven;

(b)de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor.

2.De in lid 1 bedoelde vaartuigen zijn uitgerust voor visserij op zee en zijn tussen 5 en 30 jaar oud.

3.De in lid 1, onder b), bedoelde steun kan alleen onder de volgende voorwaarden worden verleend:

(a)de nieuwe of gemoderniseerde motor beschikt niet over meer vermogen in kW dan de huidige motor;

(b)elke eventuele afgestoten vangstcapaciteit in kW als gevolg van de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor wordt definitief uit het vlootregister van de Unie geschrapt;

(c)het motorvermogen van het vissersvaartuig is door de lidstaat fysiek gecontroleerd om vast te stellen dat het motorvermogen niet hoger is dan hetgeen in de visvergunning staat.

4.Op grond van dit artikel wordt geen steun verleend indien de beoordeling van het evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden in het meest recente in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380 /2013 bedoelde verslag voor het vlootsegment waartoe de betrokken vaartuigen behoren, niet is opgesteld op basis van de biologische en economische indicatoren en indicatoren voor het vaartuiggebruik die zijn opgenomen in de in die verordening bedoelde gemeenschappelijke richtsnoeren.

Afdeling 3

Specifieke steungebieden

Artikel 17

Beheer van de visserijen en de vissersvloten

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor concrete acties voor het beheer van de visserijen en de vissersvloten.

2.Indien de in lid 1 bedoelde steun wordt verleend voor compensatie voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

(a)de stopzetting is een in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoeld instrument van een actieplan;

(b)de stopzetting wordt gerealiseerd via de sloop van een vissersvaartuig of via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten dan commerciële visserij, conform de GVB-doelstellingen en de meerjarenplannen;

(c)het vissersvaartuig is als actief geregistreerd en heeft in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen per jaar visserijactiviteiten op zee verricht;

(d)de overeenkomstige vangstcapaciteit is definitief uit het vissersvlootregister van de Unie geschrapt en de visvergunningen en vismachtigingen zijn definitief ingetrokken overeenkomstig artikel 22, leden 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; en

(e)het is de ontvanger gedurende vijf jaar na de ontvangst van steun verboden enig vissersvaartuig in het register te doen opnemen.

3.De steun voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten als bedoeld in lid 2 wordt uitgevoerd via financiering die geen verband houdt met kosten, overeenkomstig artikel 46, onder a), en artikel 89 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen], en wordt enkel verleend mits:

(a)is voldaan aan de voorwaarden, overeenkomstig artikel 46, onder a), i), van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]; en

(b)resultaten worden bereikt, overeenkomstig artikel 46, onder a), ii), van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de onder a) bedoelde voorwaarden worden bepaald die betrekking hebben op de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

4.Op grond van lid 2 wordt geen steun verleend indien de beoordeling van het evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden in het meest recente in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380 /2013 bedoelde verslag voor het vlootsegment waartoe de betrokken vaartuigen behoren, niet is opgesteld op basis van de biologische en economische indicatoren en indicatoren voor het vaartuiggebruik die zijn opgenomen in de in die verordening bedoelde gemeenschappelijke richtsnoeren.

Artikel 18

Buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten wegens:

(a)instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), b), c) en j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of gelijkwaardige, door regionale organisaties voor visserijbeheer aangenomen instandhoudingsmaatregelen, indien van toepassing op de Unie;

(b)maatregelen van de Commissie bij ernstige bedreigingen voor de biologische rijkdommen van de zee als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

(c)de onderbreking van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij of van het protocol daarbij door overmacht; of

(d)natuurrampen of milieuongevallen die officieel door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn erkend.

2.De in lid 1 bedoelde steun mag slechts worden verleend indien:

(a)de commerciële activiteiten van het betrokken vaartuig gedurende ten minste negentig opeenvolgende dagen worden stopgezet; en

(b)het economische verlies als gevolg van de stopzetting meer bedraagt dan 30 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de voorgaande drie kalenderjaren.

3.De in lid 1 bedoelde steun wordt alleen verleend aan:

(a)eigenaren van vissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd en die in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen per jaar visserijactiviteiten op zee hebben verricht; of

(b)vissers die in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen per jaar op zee hebben gewerkt aan boord van een Unievissersvaartuig dat onder de buitengewone stopzetting valt.

De verwijzing naar het aantal dagen op zee in dit lid geldt niet voor de aalvisserij.

4.De in lid 1 bedoelde steun mag gedurende ten hoogste zes maanden per vaartuig, in de periode van 2021 tot en met 2027, worden verleend.

5.Alle visserijactiviteiten van de betrokken vissersvaartuigen en de betrokken vissers worden daadwerkelijk opgeschort tijdens de periode van stopzetting. De bevoegde autoriteit vergewist zich ervan dat het betrokken vaartuig tijdens de periode van de buitengewone stopzetting alle visserijactiviteiten heeft stopgezet en dat overcompensatie als gevolg van het gebruik van het vaartuig voor andere doeleinden wordt voorkomen.

Artikel 19

Controle en handhaving

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een visserijcontrolesysteem van de Unie als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.

2.In afwijking van artikel 13, onder j), kan de in lid 1 bedoelde steun ook betrekking hebben op:

(a)enkel voor vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij: de aankoop en installatie aan boord van de vereiste componenten voor de verplichte volgsystemen voor vaartuigen en elektronische meldsystemen die worden ingezet voor controledoeleinden;

(b)de aankoop en installatie aan boord van de vereiste componenten voor de verplichte systemen voor elektronische monitoring op afstand die worden ingezet voor de controle op de naleving van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting;

(c)de aankoop en installatie aan boord van apparatuur voor de verplichte continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor.

3.De in lid 1 bedoelde steun kan ook bijdragen tot maritieme bewaking als bedoeld in artikel 28 en tot de Europese samenwerking inzake kustwachttaken als bedoeld in artikel 29.

4.In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

Artikel 20

Verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens voor visserijbeheer en voor wetenschappelijke doeleinden, als bedoeld in artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) 2017/1004, op basis van de in artikel 6 van Verordening (EU) 2017/1004 bedoelde nationale werkprogramma's.

2.In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

3.De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, het format en de tijdschema's voor de indiening van de in lid 1 bedoelde nationale werkprogramma's. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 53, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

4.Uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het in lid 1 bedoelde nationale werkprogramma van toepassing wordt, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot goedkeuring of wijziging van het werkprogramma.

Artikel 21

Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend ter compensatie van de extra kosten van de begunstigden voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten van de in artikel 6, lid 2, bedoelde ultraperifere gebieden.

2.In overeenstemming met de overeenkomstig lid 7 vastgestelde criteria bepaalt elke betrokken lidstaat voor zijn in lid 1 bedoelde gebieden de lijst van de voor compensatie in aanmerking komende visserij- en aquacultuurproducten en de hoeveelheid van die producten.

3.Bij de vaststelling van de in lid 2 bedoelde lijst en hoeveelheden nemen de lidstaten alle ter zake relevante factoren in aanmerking, met name de noodzaak ervoor te zorgen dat de compensatie verenigbaar is met de GVB-voorschriften.

4.De compensatie wordt niet verleend voor visserij- en aquacultuurproducten die:

(a)zijn gevangen door vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in Uniewateren actief zijn, in overeenstemming met Besluit (EU) 2015/1565 van de Raad 31 ;

(b)zijn gevangen door Unievissersvaartuigen die niet in een haven van een van de in lid 1 bedoelde gebieden zijn geregistreerd;

(c)zijn ingevoerd uit derde landen.

5.Lid 4, onder b), is niet van toepassing indien de bestaande capaciteit van de verwerkingssector in het betrokken ultraperifere gebied de geleverde hoeveelheid grondstoffen overschrijdt.

6.Bij de berekening van de compensatie die wordt betaald aan de begunstigden die in lid 1 bedoelde activiteiten verrichten in ultraperifere gebieden of die een vaartuig bezitten dat in een haven in deze gebieden is geregistreerd, wordt, om overcompensatie te voorkomen, rekening gehouden met:

(a)voor elk visserijproduct of voor elk aquacultuurproduct of voor elke categorie producten, de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van het betrokken gebied gepaard gaan; en

(b)enige andere soort van overheidsmaatregelen die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.

7.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de criteria te bepalen voor de berekening van de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van de betrokken gebieden gepaard gaan.

Artikel 22

Bescherming en herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor acties voor de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust, met inbegrip van die in binnenwateren.

2.De in lid 1 bedoelde steun kan betrekking hebben op:

(a)compensaties ten bate van vissers voor de verzameling van verloren vistuig en zwerfvuil op zee;

(b)investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om op zee verzameld verloren vistuig en zwerfvuil te ontvangen;

(c)acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG;

(d)de uitvoering van krachtens artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen;

(e)het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden in overeenstemming met de op grond van artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders;

(f)de bescherming van soorten uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG en overeenkomstig de op grond van artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders.

HOOFDSTUK III

Prioriteit 2: Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten

Artikel 23

Aquacultuur

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de bevordering van een duurzame aquacultuur als bedoeld in artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Uit het EFMZV kan eveneens steun worden verleend voor de diergezondheid en het dierenwelzijn in de aquacultuur overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad 32 en Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad 33 .

2.De in lid 1 bedoelde steun strookt met de in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde nationale meerjarige strategische plannen voor de ontwikkeling van de aquacultuur.

3.Steun voor productieve investeringen in aquacultuur op grond van dit artikel mag enkel worden verleend via de in artikel 52 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde financieringsinstrumenten en via InvestEU, overeenkomstig artikel 10 van die verordening.

Artikel 24

Afzet van visserij- en aquacultuurproducten

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) nr. 1379/2013. Ook kan steun worden verleend voor acties ter bevordering van de afzet, de kwaliteit en de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten.

Artikel 25

Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor investeringen in de verwerking van visserijproducten en aquacultuurproducten. Die steun draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) nr. 1379/2013.

2.Steun op grond van dit artikel wordt enkel verleend via de in artikel 52 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde financieringsinstrumenten en via InvestEU, overeenkomstig artikel 10 van die verordening.

HOOFDSTUK IV

Prioriteit 3: Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

Artikel 26

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de duurzame ontwikkeling van lokale economieën en gemeenschappen aan de hand van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

2.Voor de toepassing van de EFMZV-steun zorgen de in artikel 26 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling ervoor dat lokale gemeenschappen beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken.

Artikel 27

Mariene kennis

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu met het oog op:

(a)het voldoen aan de vereisten inzake monitoring en aanwijzing van gebieden en aan de beheervoorschriften krachtens Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG;

(b)de ondersteuning van maritieme ruimtelijke ordening als bedoeld in Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad 34 ;

(c)de verbetering van de kwaliteit en van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk (EMODnet).

HOOFDSTUK V

Prioriteit 4: Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Artikel 28

Maritieme bewaking

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur.

2.In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 van dit artikel bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

Artikel 29

Samenwerking op het gebied van kustwachttaken

1.Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor door nationale autoriteiten uitgevoerde acties die bijdragen tot de Europese samenwerking inzake kustwachttaken als bedoeld in artikel 53 van Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad 35 , artikel 2 ter van Verordening (EU) 2016/1625 van het Europees Parlement en de Raad 36 en artikel 7 bis van Verordening 2016/1626 van het Europees Parlement en de Raad 37 .

2.De steun voor de in lid 1 bedoelde acties kan ook bijdragen tot de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie onder de in artikel 19 bepaalde voorwaarden.

3.In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK VI

Regels voor uitvoering onder gedeeld beheer

Afdeling 1

Steun uit het EFMZV

Artikel 30

Berekening van extra kosten en gederfde inkomsten

Steun die wordt verleend op basis van extra kosten of gederfde inkomsten, kan elk van de in artikel 46, onder a), c), d) en e), van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde vormen aannemen.

Artikel 31

Bepaling van de medefinancieringspercentages

Het maximale medefinancieringspercentage uit het EFMZV per steungebied is opgenomen in bijlage II.

Artikel 32

Intensiteit van de overheidssteun

1.De lidstaten passen op de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie een maximale steunintensiteit van 50 % toe.

2.In afwijking van lid 1 geldt voor bepaalde steungebieden en voor bepaalde soorten concrete acties de in bijlage III opgenomen specifieke maximale steunintensiteit.

3.Wanneer een concrete actie onder verschillende van de rijen 2 tot en met 16 van bijlage III valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

4.Wanneer een concrete actie onder een of meer van de rijen 2 tot en met 16 van bijlage III valt en tegelijkertijd onder rij 1 van die bijlage, is de in rij 1 bedoelde maximale steunintensiteit van toepassing.

Afdeling 2

Financieel beheer

Artikel 33

Onderbreking van de betalingstermijn

1.Overeenkomstig artikel 90, lid 4, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] kan de Commissie de betalingstermijn onderbreken voor de hele betalingsaanvraag of voor een deel ervan in geval van aanwijzingen van niet-naleving door een lidstaat van de GVB-voorschriften, indien die niet-naleving van invloed kan zijn op de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven waarvoor een aanvraag tot tussentijdse betaling is ingediend.

2.Alvorens de Commissie overgaat tot de in lid 1 bedoelde onderbreking, stelt zij de betrokken lidstaat in kennis van de aanwijzingen van niet-naleving en krijgt de lidstaat de gelegenheid om binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen in te dienen.

3.De in lid 1 bedoelde onderbreking is evenredig met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de niet-naleving.

4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de in lid 1 bedoelde gevallen van niet-naleving worden omschreven.

Artikel 34

Schorsing van betalingen

1.Overeenkomstig artikel 91, lid 3, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen in verband met het programma in geval van ernstige niet-naleving door een lidstaat van de GVB-voorschriften, indien die ernstige niet-naleving van invloed kan zijn op de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven waarvoor een aanvraag tot tussentijdse betaling is ingediend.

2.Alvorens de Commissie overgaat tot de in lid 1 bedoelde schorsing, stelt zij de betrokken lidstaat ervan in kennis dat zij van oordeel is dat er sprake is van een geval van ernstige niet-naleving van de GVB-voorschriften en krijgt de lidstaat de gelegenheid om binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen in te dienen.

3.De in lid 1 bedoelde schorsing is evenredig met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige niet-naleving.

4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de in lid 1 bedoelde gevallen van ernstige niet-naleving worden omschreven.

Artikel 35

Financiële correcties door de lidstaten

1.Overeenkomstig artikel 97, lid 4, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] passen de lidstaten financiële correcties toe in geval van niet-naleving van de in artikel 12, lid 2, van deze verordening bedoelde verplichtingen.

2.In geval van financiële correcties als bedoeld in lid 1, bepalen de lidstaten het bedrag van de correctie, dat evenredig moet zijn met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de inbreuk of het strafbaar feit, en met het belang van de EFMZV-bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde.

Artikel 36

Financiële correcties door de Commissie

1.Overeenkomstig artikel 98, lid 5, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast houdende financiële correcties door de bijdrage van de Unie aan een programma geheel of gedeeltelijk in te trekken als zij, na het nodige onderzoek, tot de conclusie komt dat:

(a)de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door gevallen waarin de begunstigde de in artikel 12, lid 2, bedoelde verplichtingen niet nakomt, maar niet door de lidstaat is gecorrigeerd voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;

(b)de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door ernstige gevallen van niet-naleving van de GVB- voorschriften door de lidstaat, die hebben geleid tot schorsing van betaling op grond van artikel 34 en de betrokken lidstaat nog steeds niet aantoont dat de nodige corrigerende maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de geldende regels in de toekomst zullen worden nageleefd en gehandhaafd.

2.Bij het bepalen van het bedrag van een correctie houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst, de duur en het zich al dan niet herhalen van de ernstige vorm van niet-naleving van de GVB-voorschriften door de lidstaat of de begunstigde en met het belang van de EFMZV-bijdrage voor de economische activiteit van de betrokken begunstigde.

3.Wanneer het bedrag van de uitgaven die in verband staan met de niet-naleving van de GVB-voorschriften door de lidstaat, niet precies kan worden bepaald, past de Commissie een forfaitaire of een geëxtrapoleerde financiële correctie toe overeenkomstig lid 4.

4.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 bij gedelegeerde handelingen de criteria vast te stellen voor het bepalen van het niveau van de toe te passen financiële correctie en voor de toepassing van forfaitaire tarieven of geëxtrapoleerde financiële correcties.

Afdeling 3

Monitoring en verslaglegging

Artikel 37

Monitoring- en evaluatiekader

1.Indicatoren voor de verslaglegging over de door het EFMZV geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 4 bedoelde prioriteiten zijn opgenomen in bijlage I.

2.Om een doeltreffende beoordeling van de voortgang van het EFMZV bij de verwezenlijking van de prioriteiten ervan te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I om indien nodig de indicatoren te herzien of aan te vullen en om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

Artikel 38

Jaarlijks prestatieverslag

1.Overeenkomstig artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] dient elke lidstaat bij de Commissie uiterlijk één maand voor de jaarlijkse evaluatievergadering een jaarlijks prestatieverslag in. Het eerste verslag wordt in 2023 ingediend en het laatste in 2029.

2.In het in lid 1 bedoelde verslag worden de vorderingen beschreven bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Voorts worden ook eventuele problemen die van invloed zijn op de prestaties van het programma beschreven, evenals de maatregelen die zijn genomen om die problemen aan te pakken.

3.Het in lid 1 bedoelde verslag wordt besproken tijdens de jaarlijkse evaluatievergadering overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

4.De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast houdende voorschriften voor de indiening van het in lid 1 bedoelde verslag. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 53, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

TITEL III: STEUN ONDER DIRECT EN INDIRECT BEHEER

Artikel 39

Geografisch toepassingsgebied

In afwijking van artikel 2 kan deze titel tevens van toepassing zijn op concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd, met uitzondering van technische bijstand.

HOOFDSTUK I

Prioriteit 1: Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

Artikel 40

Uitvoering van het GVB

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de uitvoering van het GVB aan de hand van:

(a)het verstrekken van wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis voor de bevordering van goede en doeltreffende besluitvorming in het kader van het GVB op het gebied van visserijbeheer, onder meer door de deelname van deskundigen in wetenschappelijke instanties;

(b)de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een visserijcontrolesysteem van de Unie als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009;

(c)de werking van de overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgerichte adviesraden, die een in het kader en ter ondersteuning van het GVB passende doelstelling nastreven;

(d)vrijwillige bijdragen aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, overeenkomstig de artikelen 29 en 30 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 41

Bevordering van schone en gezonde zeeën

1.Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de bevordering van schone en gezonde zeeën, onder meer via acties ter ondersteuning van de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG en acties met het oog op het bereiken van een goede milieutoestand uit hoofde van artikel 2, lid 5, onder j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en voor de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie.

2.De in lid 1 bedoelde steun is coherent met de milieuwetgeving van de Unie, met name de in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG bedoelde doelstelling om een goede milieutoestand te bereiken of te behouden.

HOOFDSTUK II

Prioriteit 2: Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten

Artikel 42

Informatie over de markt

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor activiteiten die de Commissie overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 verricht op het gebied van de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten.

HOOFDSTUK III

Prioriteit 3: Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

Artikel 43

Maritiem beleid en ontwikkeling van een duurzame blauwe economie

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de uitvoering van het maritiem beleid aan de hand van:

(a)de bevordering van een duurzame, koolstofarme en klimaatbestendige blauwe economie;

(b)de bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, onder meer via maritieme ruimtelijke ordening, zeegebiedstrategieën en maritieme regionale samenwerking;

(c)de verbetering van de overdracht en de toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, met inbegrip van het Europees marien observatie- en datanetwerk (EMODnet);

(d)de verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen en de versterking van de uitwisseling van sociaaleconomische gegevens over de duurzame blauwe economie;

(e)de ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten.

HOOFDSTUK IV

Prioriteit 4: Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Artikel 44

Maritieme beveiliging en bewaking

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de bevordering van de maritieme beveiliging en bewaking, onder meer via gegevensuitwisseling, samenwerking tussen kustwachten en agentschappen en bestrijding van criminele en illegale activiteiten op zee.

Artikel 45

Internationale oceaangovernance

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de uitvoering van het beleid inzake internationale oceaangovernance aan de hand van:

(a)vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties die actief zijn op het gebied van oceaangovernance;

(b)vrijwillige samenwerking met en coördinatie tussen internationale fora, organisaties, organen en instellingen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en andere internationale overeenkomsten, regelingen en partnerschappen ter zake;

(c)de uitvoering van oceaanpartnerschappen tussen de Unie en betrokken oceaanactoren;

(d)de uitvoering van toepasselijke internationale overeenkomsten, regelingen en instrumenten die gericht zijn op het bevorderen van betere oceaangovernance, alsook de ontwikkeling van acties, maatregelen, instrumenten en kennis met het oog op veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen;

(e)de uitvoering van toepasselijke internationale overeenkomsten, maatregelen en instrumenten om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;

(f)internationale samenwerking op het gebied van en ontwikkeling van onderzoek en gegevens betreffende oceanen.

HOOFDSTUK V

Regels voor uitvoering onder direct en indirect beheer

Artikel 46

Vormen van financiering door de Unie

1.In het kader van het EFMZV kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie], met name aanbestedingen uit hoofde van titel VII van die verordening en subsidies uit hoofde van titel VIII van die verordening. Ook kan financiering worden verleend in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen, als bedoeld in artikel 47.

2.De evaluatie van subsidievoorstellen kan worden uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen.

Artikel 47

Blendingverrichtingen

Blendingverrichtingen in het kader van het EFMZV vinden plaats in overeenstemming met Verordening (EU) XX/XX [InvestEU-verordening] en titel X van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

Artikel 48

Evaluatie

1.Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.De tussentijdse evaluatie van steun in het kader van titel III wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van de steun is begonnen.

3.Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk vier jaar na afloop ervan, stelt de Commissie een eindevaluatieverslag op van de steun in het kader van titel III.

4.De Commissie deelt de conclusie van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 49

Audits

Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

Artikel 50

Informatie, communicatie en publiciteit

1.De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2.De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het EFMZV, de acties in het kader van het EFMZV en de resultaten ervan. De aan het EFMZV toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 4 bedoelde prioriteiten.

Artikel 51

In aanmerking komende entiteiten

1.Naast de in artikel 197 van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] vermelde criteria zijn de in de leden 2 en 3 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing.

2.De volgende entiteiten komen in aanmerking:

(a)in een lidstaat of in een derde land gevestigde juridische entiteiten die zijn opgenomen in het werkprogramma onder de in de leden 3 en 4 genoemde voorwaarden;

(b)elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie.

3.Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land komen bij wijze van uitzondering voor deelname in aanmerking voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

4.Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een niet met het programma geassocieerd derde land dragen in beginsel de kosten van hun deelname.

TITEL IV: PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 52

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in de artikelen 12, 17, 21, 33, 34, 36, 37 en 55 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt toegekend tot en met 31 december 2027.

3.De in de artikelen 12, 17, 21, 33, 34, 36, 37 en 55 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk moment door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.Een overeenkomstig artikel 12, 17, 21, 33, 34, 36, 37 of 55 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of wanneer zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 53

Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 38 .

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

TITEL V: SLOTBEPALINGEN

Artikel 54

Intrekking

1.Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

2.Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 55

Overgangsbepalingen

1.Om de overgang van de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 vastgestelde steunregeling naar de bij de onderhavige verordening vastgestelde regeling te vergemakkelijken, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen met daarin de voorwaarden voor het integreren van de steun die de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 goedkeurt, in de op grond van de onderhavige verordening verleende steun.

2.Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014, die op de betrokken acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

3.Aanvragen die op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 zijn ingediend, blijven geldig.

Artikel 56

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



Financieel memorandum

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.Duur en financiële gevolgen

1.6.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), maritiem beleid en internationale oceaangovernance

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

X een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 39  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

De steun uit het EFMZV moet ervoor zorgen dat de visserijactiviteiten uit ecologisch oogpunt langdurig duurzaam zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Hij moet tevens bijdragen tot de ontwikkeling van de duurzame blauwe economie en tot de verwezenlijking van de internationale verbintenissen van de Unie op het gebied van oceaangovernance.

Bovendien is in artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid bepaald dat de financiële bijstand van de Unie in het kader van het EFMZV afhankelijk moet zijn van de naleving van de GVB-voorschriften. Bijgevolg mogen aanvragen van begunstigden die de toepasselijke GVB-voorschriften niet naleven, niet in aanmerking komen voor financiering. Bovendien moet de Commissie worden gemachtigd om op te treden tegen lidstaten die de GVB-voorschriften niet naleven.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijv. coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de deelname van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Redenen voor maatregelen op EU-niveau (ex ante)

Het GVB is een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. De Unie moet bijgevolg optreden, aangezien dit gemeenschappelijk beleid verplichtingen oplegt aan de lidstaten. Financiële steun om hen te helpen aan deze verplichtingen te voldoen is van cruciaal belang voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het visserijbeleid van de Unie, namelijk het duurzame gebruik van de zeeën en oceanen. Steun is nodig op het gebied van onder meer de aanpassing van de capaciteit van de vissersvloten, investeringen in gezondheid en veiligheid aan boord, ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en advies over de toestand van de visbestanden en verbetering van controles en inspecties op zee en in de havens.

Verwachte gegenereerde meerwaarde voor de Unie (achteraf)

Het algemene doel van de toekomstige steun voor het visserijbeleid en het maritiem beleid bestaat erin bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het GVB en aan de groei van een duurzame blauwe economie. De totstandbrenging van een duurzame visserij kan voor de kustgemeenschappen maatschappelijke gevolgen op de korte tot middellange termijn hebben, die moeten worden opgevangen. Dit is vooral van belang voor de kustgemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij, met name in gebieden waar de visserijsector nog steeds ernstige problemen ondervindt (zoals de Middellandse Zee en de Zwarte Zee), waar een beleid op het niveau van de Unie een werkelijke meerwaarde kan bieden, ook gezien de exclusieve bevoegdheid van de Unie op het gebied van visserijbeheer.

Lidstaten op zichzelf zijn niet in staat om de uitdagingen aan te pakken. De tussenkomst van de Unie biedt een betrouwbare bron van stabiele, groeibevorderende investeringen. In vele mariene aquacultuurlocaties strekken de activiteiten zich uit over mariene ecosystemen die over de nationale grenzen heen reiken en de maritieme ruimtelijke ordening vereist gecoördineerde planning op het niveau van de Unie. Controle en handhaving, evenals gegevensverzameling en wetenschappelijk advies zijn kernelementen voor de doeltreffende uitvoering van het GVB. Deze op Unieniveau gecoördineerde en medegefinancierde activiteiten houden aanzienlijke besparingen en synergieën in op het gebied van kosten en naleving in vergelijking met een model waarbij deze activiteiten uitsluitend door de lidstaten worden uitgevoerd.

Maritiem beleid en de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie is per definitie sectoroverschrijdend en transnationaal, bijvoorbeeld door de ontwikkeling van zeegebiedstrategieën die meerdere lidstaten en partnerlanden bestrijken, met het oog op meer efficiëntie bij het gebruik van de middelen, de toepassing van regels en de betrokkenheid van organen/instellingen en op minder versnippering en overlapping van acties. Maatregelen op het niveau van de Unie zullen wellicht duidelijke voordelen opleveren ten opzichte van maatregelen op het niveau van individuele lidstaten of regio's. Mariene kennis voegt gegevens samen en maakt ze toegankelijk in de hele Unie (waarbij de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur een gemeenschappelijke structuur biedt inzake Europese maritieme bewaking). Het delen (op niveau van de Unie of van het zeegebied) van kustwachtcapaciteiten tussen agentschappen en lidstaten verhoogt de doeltreffendheid en de efficiëntie van concrete acties op zee.

Maritieme ruimtelijke ordening is een manier om de gemeenschappelijke Europese maritieme ruimte beter te coördineren en om te zorgen voor coherentie over de grenzen heen (binnen en buiten de Unie). In de sectoren van de blauwe economie, zoals oceaanenergie, leidt de coördinatie van activiteiten in verband met onderzoek tot een snellere ontwikkeling van de sector, bijvoorbeeld door het bereiken van de kritieke massa voor investeringen en door marktontwikkeling. Financiering op Unieniveau steunt de stuwende krachten achter innovatie die de Europese maritieme sector doen bloeien en groeien.

Overeenkomstig haar internationale verbintenis op het gebied van instandhouding en duurzaam gebruik van de oceanen, met inbegrip van de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, verkeert de Unie in een goede positie om vorm te geven aan internationale oceaangovernance op basis van haar ervaring met de ontwikkeling van een duurzame benadering van oceaanbeheer, met name door middel van haar milieubeleid (in het bijzonder de kaderrichtlijn mariene strategie), haar geïntegreerd maritiem beleid (in het bijzonder de richtlijn maritieme ruimtelijke ordening), haar hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid, haar maatregelen tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij), haar zeevervoersbeleid en de talrijke bilaterale partnerschappen en multilaterale overeenkomsten waarbij zij partij is.

Volgens de strategie van de Unie voor maritieme veiligheid spelen CISE en de samenwerking tussen EBVC, EMSA en Frontex in de vorm van de Europese grens- en kustwacht een belangrijke rol voor de verwezenlijking van die doelstellingen.

Op al deze gebieden kan het bundelen van middelen op Europees niveau resultaten opleveren die buiten het bereik van nationale uitgaven zijn.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Bij een raadpleging van de belangrijkste belanghebbenden bestond er een brede consensus over de volgende punten:

Bijna alle belanghebbenden benadrukten het belang van continuïteit en de behoefte aan een speciaal financieringsinstrument voor de visserij en het maritiem beleid, waarbij de GVB-doelstellingen nog steeds worden nageleefd en de kansen van de duurzame blauwe economie worden benut.

De lidstaten waren het erover eens dat de doelstellingen van het fonds na 2020 moeten gericht zijn op ecologische, economische en sociale duurzaamheid. De verwezenlijking van de GVB-doelstellingen werd door de belanghebbenden gezien als een prioriteit voor het volgende fonds.

Bij het overleg zijn de belanghebbenden het erover eens geworden dat een van de grootste tekortkomingen van het EFMZV 2014-2020 de trage invoering en de late uitvoering van de operationele programma's was, hetgeen voornamelijk te wijten was aan de late goedkeuring van het wetgevingskader. De andere moeilijkheden waarmee de lidstaten te kampen hebben, zijn de te prescriptieve wetgeving op het niveau van de Unie, de starheid en het gebrek aan flexibiliteit in de interpretatie en te veel nadruk op subsidiabiliteit in plaats van op het bereiken van doelstellingen en streefdoelen. De meerderheid van de belanghebbenden riep dan ook op tot een eenvoudiger rechtskader en minder juridische complexiteit.

Er was duidelijke eensgezindheid tussen de belanghebbenden over de noodzaak van meer vereenvoudiging op alle niveaus (zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau) wat betreft de uitvoering van het EFMZV, om een zekere mate van stabiliteit te behouden. De meningen liepen echter wel uiteen over de manier waarop een evenwicht kan worden gevonden tussen een grotere nadruk op resultaatgerichtheid en de verlaging van de administratieve lasten voor de begunstigden en de overheidsdiensten, terwijl wordt gegarandeerd dat de middelen correct worden besteed.

In hun bijdragen merkten de lidstaten op dat het monitoring- en evaluatiesysteem een sleutelrol speelt om de doeltreffendheid van het fonds aan te tonen, aangezien het informatie verschaft over de oorzaken achter de ontwikkeling van de visserij en de duurzame blauwe economie.

Over de steun voor vissersvloten werden tegengestelde meningen geuit: ongeveer de helft van de belanghebbenden was voorstander van de voortzetting van de vlootmaatregelen, terwijl de andere helft ertegen was.

Wat de aquacultuursector betreft, waren alle belanghebbenden het erover eens dat verdere stappen nodig zijn op het gebied van administratieve en juridische vereenvoudiging om de vergunningsprocedures te verkorten, zonder daarbij de in het EU-recht verankerde hoge normen op het gebied van milieu, consumentenbescherming en diergezondheid in het gedrang te brengen. Ze herhaalden dat de administratieve rompslomp nog steeds de belangrijkste hinderpaal is voor de ontwikkeling van de sector, samen met te complexe procedurele vereisten (zowel voor de vergunningsprocedure als voor de toegang tot financiering). Elf lidstaten gaven hun uitdrukkelijke steun te kennen voor de voortzetting van de huidige steun van de Unie voor aquacultuur in het volgende fonds, en in het bijzonder voor de zoetwateraquacultuur.

Wat de kleinschalige kustvisserij en de visserij in de ultraperifere gebieden betreft, waren de lidstaten voorstander van meer gerichte en op maat gesneden steun en pleitten ze voor een voortzetting van een hoger steunpercentage en de mogelijkheid tot gunstigere behandeling door middel van voorschotten. Volgens sommige lidstaten moet de preferentiële financiële behandeling voor de kleinschalige kustvisserij, met inbegrip van de binnenvisserij, na 2020 behouden blijven. De belanghebbenden wezen ook op de behoefte aan flexibiliteit om rekening te houden met de lokale specificiteiten en om generatievernieuwing mogelijk te maken bij een vergrijzende beroepsbevolking.

Alle lidstaten en belanghebbenden waren van mening dat de steun voor gegevensverzameling, controle en handhaving en de steun voor producentenorganisaties deel moeten blijven uitmaken van het visserijfonds onder gedeeld beheer.

Versterking van het optreden van de Unie via het EFMZV op verschillende gebieden in het kader van het maritiem beleid (opleiding, maritieme ruimtelijke ordening, maritieme veiligheid en bewaking, financiering van innovatieve projecten, enz.) werd door een aantal belanghebbenden beschouwd als toegevoegde waarde voor Europa en voor de regio's. Aangezien de blauwe economie zich ontwikkelt in een bijzonder complexe omgeving, moet verder worden gezorgd voor complementariteit tussen de verschillende instrumenten om overlapping en versnippering te voorkomen.

De meeste belanghebbenden erkenden tevens de belangrijke rol die vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling speelt voor de kustgemeenschappen om lokale oplossingen te vinden voor lokale problemen, en zagen het als een waardevolle kans voor de visserij en de aquacultuur om een actieve rol te spelen bij het lokale bestuur. Veel van de belanghebbenden zouden vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling graag een grotere rol toebedelen in de ontwikkeling van de duurzame blauwe economie op lokaal niveau.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De Commissie heeft een voorstel voor een verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld met het oog op een betere coördinatie en op de harmonisatie van de uitvoering van steun in het kader van fondsen in gedeeld beheer, met als belangrijkste doel de beleidsuitvoering op een coherente wijze te vereenvoudigen. Deze "verordening gemeenschappelijke bepalingen" is van toepassing op het deel van het EFMZV onder gedeeld beheer.

Met de verschillende fondsen, die alle op dezelfde wijze worden beheerd, worden complementaire doelstellingen nagestreefd. Bijgevolg zijn in de verordening gemeenschappelijke bepalingen een reeks gemeenschappelijke algemene doelstellingen bepaald, evenals algemene beginselen zoals partnerschap en meerlagig bestuur. Die verordening bevat ook de gemeenschappelijke elementen van strategische planning en programmering, waaronder bepalingen inzake de met elke lidstaat te sluiten partnerschapsovereenkomst, en beschrijft een gemeenschappelijke benadering voor de prestatiegerichtheid van de fondsen. Hiertoe zijn in die verordening randvoorwaarden, een evaluatie van de prestaties en regelingen voor monitoring, verslaglegging en evaluatie vastgesteld. Ook zijn gemeenschappelijke bepalingen vastgesteld over de subsidiabiliteitsregels en zijn bijzondere regelingen omschreven voor financieringsinstrumenten, het gebruik van InvestEU, vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en financieel beheer. Sommige beheers- en controleregelingen zijn ook gemeenschappelijk voor alle fondsen.

1.5.Duur en financiële gevolgen

X beperkte geldigheidsduur

X    Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1.1.2021 tot en met 31.12.2027

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 onbeperkte geldigheidsduur

uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 40  

X Direct beheer door de Commissie

X door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie

X    door de uitvoerende agentschappen

X  gedeeld beheer met lidstaten

X  indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

X de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

[…]

[…]

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) zal samen met de andere fondsen in gedeeld beheer onder een gemeenschappelijk kader werkzaam zijn, namelijk de verordening gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening).

De steun zal voornamelijk worden verleend via gedeeld en direct beheer en in uitzonderlijke gevallen via indirect beheer door organen van de Unie. De GB-verordening is enkel van toepassing op het deel van het EFMZV onder gedeeld beheer.

I. GEDEELD BEHEER

De nadere voorschriften inzake monitoring en verslaglegging zijn opgenomen in de GB-verordening.

Daarnaast zal het EFMZV voortbouwen op de sterke punten van het gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem, dat in de programmeringsperiode 2014-2020 is ingevoerd.

In de volgende programmeringsperiode zullen in de GB-verordening gemeenschappelijke beleidsdoelstellingen worden vastgesteld, samen met de prioriteiten en specifieke doelstellingen voor elk fonds. Deze prioriteiten en doelstellingen zullen worden bereikt aan de hand van programma's. Een vereenvoudigde interventielogica, die is gebaseerd op het huidige model en de huidige resultaatgerichtheid versterkt, zal worden opgebouwd rond drie niveaus: het niveau van het fonds (beleidsdoelstellingen die gelden voor alle fondsen), het niveau van het beleidsterrein (visserijbeleid en maritiem beleid) en het niveau van de concrete acties op het niveau van de lidstaat. Voor de eerste twee niveaus zullen doelstellingen worden bepaald. De beheersautoriteit zal haar streefdoelen bepalen voor de resultaatindicatoren in verband met de algemene en specifieke doelstellingen.

De concrete acties zullen op het niveau van de lidstaat worden beheerd. Elke concrete actie zal gekoppeld zijn aan een steungebied (bedrijfsondersteuning, innovatie, milieu, enz.), waarvoor specifieke resultaatindicatoren zullen worden bepaald. Op die manier kunnen de Commissie en de lidstaten de verslaglegging op verscheidene dimensies toespitsen (bijdrage aan de algemene doelstellingen van de Unie, EFMZV-prioriteiten, soort concrete actie, omvang van de begroting voor de concrete acties, enz.).

Over de doelstellingen zal worden gerapporteerd via het bestaande platform Infosys met betrekking tot een beperkt aantal resultaatindicatoren, waarvan sommige als kernprestatie-indicatoren zullen dienen. De lidstaten zullen zesmaal per jaar (in plaats van één keer via het jaarverslag) kwantitatieve gegevens (met name outputs en resultaten) elektronisch doorzenden.

Elke lidstaat zal een EFMZV-specifiek jaarlijks prestatieverslag moeten opstellen over de verwezenlijking van de mijlpalen en streefdoelen.

II. DIRECT BEHEER

De Commissie stelt bij uitvoeringshandelingen jaarlijkse werkprogramma's op voor concrete acties die worden uitgevoerd via direct beheer.

De evaluaties worden tijdig verricht, zodat zij in het besluitvormingsproces kunnen worden verwerkt. De tussentijdse evaluatie van het programma wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van het programma beschikbaar is.

Aan het einde van de uitvoeringsperiode wordt een eindevaluatieverslag opgesteld over de resultaten en de langetermijnimpact van het EFMZV onder direct beheer.

III. INDIRECT BEHEER

In uitzonderlijke gevallen kan het EFMZV bijdragen aan het Europees Bureau voor visserijcontrole en het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid door middel van subsidies die het voor de betrokken agentschappen mogelijk maken steun uit te voeren op het gebied van maritieme bewaking en beveiliging.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

BEHEERSVORMEN

Dankzij de tweeledige beheersvorm (gedeeld en (in)direct beheer) kan profijt worden gehaald uit de reeds opgedane ervaring, in overeenstemming met wat belanghebbenden vragen. Het grootste deel van de financiering in het kader van het EFMZV zal in de toekomst nog steeds onder gedeeld beheer worden uitgevoerd. Aangezien het doel erin bestaat steun te bieden voor aanpassingsprocessen in een specifieke sector, voor investeringen in bedrijven en voor het behoud van de natuurlijke rijkdommen, moet de financiering zo dicht mogelijk aansluiten bij de lokale en nationale realiteit en een aanvulling vormen op het nationale beleid en de nationale financiering. Steun onder direct beheer voor beleidsontwikkeling is een doeltreffend instrument bij het tot wet verheffen van het onderliggende gemeenschappelijk visserijbeheer (GVB), als een gemeenschappelijk beleid van de Unie, met een directe impact op de betrokken sectoren, en bij het verder mogelijk maken van maritieme beleidsactiviteiten en van het opzetten van activiteiten op het gebied van internationale oceaangovernance.

BETALINGSVOORWAARDEN (gedeeld beheer)

Financieringsinstrumenten (leningen en garanties) zullen naar verwachting een prominentere rol gaan spelen. Als meer gebruik wordt gemaakt van vereenvoudigde kostenopties (vaste percentages, vaste bedragen en eenheidskosten) kan dat de administratieve lasten op het niveau van de lidstaat helpen verminderen. Bovendien kan financiële steun nog steeds worden gebaseerd op door de lidstaten gecertificeerde werkelijke kosten en uitgaven (behoudens het gebruik van vereenvoudigde kostenopties). Voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten zal de financiële steun worden verleend op basis van de naleving van de voorwaarden. Daartoe zal een gedelegeerde handeling worden vastgesteld met de voorwaarden die betrekking hebben op de uitvoering van de instandhoudingsmaatregelen.

CONTROLESTRATEGIE

Zoals bepaald in de verordening gemeenschappelijke bepalingen zal het aantal controles en audits aanzienlijk worden verlaagd. Daardoor zullen de administratieve lasten voor de betrokken instanties en begunstigden van de programma's afnemen. Dat zal worden bereikt door de uitbreiding van het "single audit"-beginsel, minder controles en een meer evenredige benadering op basis van een goed functionerend nationaal systeem met een minimale auditregeling in het belang van kwaliteitsborging.

- gedeeld beheer

Controlemechanisme

De lidstaten wijzen voor elk programma een beheersautoriteit en een auditautoriteit aan en eventueel een of meer intermediaire instanties om bepaalde taken onder hun verantwoordelijkheid uit te voeren. Daarnaast wijzen de lidstaten een boekhoudfunctie aan, die zij kunnen toevertrouwen aan de beheersautoriteit of aan een andere instantie.

De beheersautoriteit zal toezien op de uitvoering van het programma. Daarbij gaat het met name om de selectie van concrete acties, de uitvoering van beheersverificaties, de ondersteuning van het werk van het monitoringcomité, het toezicht op intermediaire instanties en de registratie en opslag van relevante gegevens in een elektronisch systeem.

De boekhoudfunctie zal verantwoordelijk zijn voor het opstellen en indienen bij de Commissie van betalingsaanvragen, alsook voor het opstellen van de rekeningen en het bijhouden van alle elementen van de rekeningen in een elektronisch systeem.

De auditautoriteit zal verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van systeemaudits en audits op concrete acties om de Commissie onafhankelijke zekerheid te verschaffen over de doeltreffende werking van de beheers- en controlesystemen en over de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven die zijn opgenomen in de bij de Commissie ingediende rekeningen. In dat verband zal zij verplicht zijn een op een risicobeoordeling gebaseerde auditstrategie op te stellen, rekening houdend met de beschrijving van het beheers- en controlesysteem. Zij zal een jaarlijks auditoordeel opstellen en indienen bij de Commissie over de volledigheid, de waarheidsgetrouwheid en de nauwkeurigheid van de rekeningen, over de wettigheid en regelmatigheid van de in de rekeningen opgenomen uitgaven en over het beheers- en controlesysteem, evenals een jaarlijks controleverslag.

Uitstel en schorsing van betaling

De bevoegde ordonnateur kan de termijn voor een aanvraag betreffende een tussentijdse betaling uitstellen in geval van aanwijzingen van niet-naleving door een lidstaat van de GVB-voorschriften. Bij meer ernstige niet-nakoming van verplichtingen door de lidstaten worden de betalingen geschorst tot de betrokken lidstaat kan aantonen dat passende corrigerende maatregelen zijn genomen. In extreme gevallen kan de bijdrage van de Unie aan het programma worden geannuleerd.

Financiële correcties

Hoewel de lidstaat in eerste instantie verantwoordelijk is voor het identificeren van onregelmatigheden, het terugvorderen van de daarmee gemoeide bedragen en het toepassen van financiële correcties, heeft de Commissie de bevoegdheid om correcties op te leggen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de aard en de ernst van de onregelmatigheid en moeten de financiële gevolgen van de tekortkomingen worden beoordeeld.

Audits van de Commissie

Tijdens de uitvoeringsperiode voert de dienst van DG MARE die bevoegd is voor audits achteraf, met behulp van uitvoerige tests systeemaudits uit om zekerheid te krijgen over de doeltreffende werking van de systemen, en verplicht deze dienst de lidstaten ertoe tekortkomingen in het systeem en onregelmatige uitgaven te corrigeren. Om zekerheid te krijgen maakt de Commissie gebruik van de resultaten van haar eigen audits en van de resultaten van de nationale auditautoriteit. De audits worden op basis van een risicobeoordeling geselecteerd.

- direct beheer

Momenteel wordt een aanzienlijk deel van de direct beheerde EFMZV-activiteiten gedelegeerd aan Easme. In de volgende programmeringsperiode zullen wellicht nog meer activiteiten onder direct beheer worden gedelegeerd.

Met het oog op een doeltreffende beperking van de financiële en beheersrisico's is een combinatie van preventieve, opsporings- en correctiecontroles vastgelegd in de programmerings- en plannings-, verificatie-, uitvoer- en monitoring-, beheer- en verslagleggingsprocedures. Om ervoor te zorgen dat de vigerende wetgeving wordt nageleefd en dat alleen daadwerkelijk subsidiabele uitgaven worden voorgesteld, worden alle uitgaven gecontroleerd alvorens te worden goedgekeurd.

(1)De operationele diensten gaan met behulp van het financieringsbesluit van de Commissie en het betrokken programma na of de gedeclareerde uitgaven subsidiabel en coherent zijn.

(2)Voorafgaand aan de autorisatie van vastleggingen of betalingen worden de verrichtingen geverifieerd op basis van de ingediende gegevens en het betalingsbewijs om zo de subsidiabiliteit van de betalingsaanvragen te garanderen.

(3)Om onregelmatigheden te voorkomen voert de Commissie monitoringbezoeken in de vorm van controles ter plaatse uit om de daadwerkelijke uitvoering van de programma's te controleren en om vóór de betaling na te gaan of de kosten subsidiabel zijn.

(4)Naast de controles vooraf van de financiële verrichtingen wordt ook een verificatie vooraf van alle documenten en procedures in verband met aanbestedingen en subsidies uitgevoerd.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) syste(e)(men) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

Gedeeld beheer

De voornaamste risico's bij de uitvoering van de begroting onder gedeeld beheer zijn:

(1) Onderhandelingen over en beoordeling/goedkeuring van voorstellen voor uitgaven:

Risico: de gefinancierde operationele programma's (OP's) weerspiegelen de beleidsdoelstellingen of -prioriteiten niet voldoende.

Controle met het oog op risicobeperking: interne raadpleging, hiërarchische validering van elk OP, overleg tussen de diensten (met inbegrip van alle betrokken DG's) en goedkeuring bij besluit van de Commissie, waar vereist op grond van het Unierecht.

(2) Uitvoering van concrete acties (lidstaten):

Risico: bij de Commissie ingediende periodieke uitgavendeclaraties bevatten uitgaven die onregelmatig zijn of niet in overeenstemming met uniale en/of nationale subsidiabiliteitsvoorschriften en -wetgeving.

Controle met het oog op risicobeperking: beheersverificaties: eerstelijnscontroles door de bevoegde programma-autoriteiten of -instanties, jaarrekeningen door de boekhoudfunctie, auditoordeel en jaarlijks verslag door de auditautoriteiten.

(3) Monitoring van en toezicht op de uitvoering, met inbegrip van controles achteraf:

Risico: bij de beheersverificaties en de daaropvolgende audits/controles door de lidstaten zijn niet-subsidiabele kosten of rekenfouten niet opgespoord en gecorrigeerd; de door de auditautoriteiten verrichte auditwerkzaamheden zijn niet toereikend om zekerheid te verkrijgen over de ingediende declaraties; de diensten van de Commissie hebben, op basis van de informatie die zij hebben ontvangen, geen passende maatregelen genomen ter bescherming van de fondsen van de Unie.

Controle met het oog op risicobeperking: controles door de Commissie van de uitgavendeclaraties van de lidstaten. Beoordeling door de Commissie van de beheers- en controlesystemen in de lidstaten, met name van de door de lidstaten verrichte en/of gerapporteerde werkzaamheden, uitstel en schorsing van betaling en financiële correcties (uitgevoerd door de Commissie).

Direct beheer

Het direct beheerde deel van het EFMZV zal hoofdzakelijk via aanbestedingen en subsidies ten uitvoer worden gelegd. De voornaamste risico's zijn:

 (1) De gebrekkige omschrijving van het bestek / oproepen tot het indienen van voorstellen:

Controle met het oog op risicobeperking: passende toezichtmaatregelen en de toevoeging van een extra verificatie vooraf.

(2) De economisch meeste voordelige / beste voorstellen zijn niet geselecteerd:

Controle met het oog op risicobeperking: passende toezichtmaatregelen en de toevoeging van een extra verificatie vooraf.

(3) Acties dragen niet bij tot de verwezenlijking van de EFMZV-doelstellingen:

Controle met het oog op risicobeperking: passende toezichtmaatregelen en de toevoeging van een extra verificatie vooraf.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting)

Gedeeld beheer

Zowel de Commissie als de lidstaten verrichten controles. Deze controles zijn vastgelegd in de GB-verordening.

DG MARE becijfert de kosten van de middelen en input die nodig zijn om de controles uit te voeren en maakt, voor zover mogelijk, een raming van de voordelen in termen van het aantal door deze controles voorkomen, opgespoorde en gecorrigeerde fouten en onregelmatigheden.

De kosten houden verband met de totale jaarlijkse kosten van de Commissie. Ze omvatten de beoordeling door de Commissie van de beheers- en controlesystemen in de lidstaten (met inbegrip van de audits achteraf door de Commissie) en de kosten met betrekking tot personeelsleden van de Commissie die controles uitvoeren in de loop van de verschillende fasen (ontwerp, uitvoering en monitoring); en de controles vooraf door de Commissie van de periodieke uitgavendeclaraties (financiële circuits). Voor de periode 2014-2020 omvatten deze kosten ook de controles door de Commissie tijdens de aanwijzingsprocedure (steekproeven bij nationale aanwijzingen).

De voordelen hangen deels samen met de correcties die de lidstaten uitvoeren op verzoek van de Commissie naar aanleiding van haar auditwerkzaamheden. Opgemerkt dient wel te worden dat de financiële correcties geen doel op zich zijn. Een afnemend aantal correcties in de loop der jaren zou niet enkel voortvloeien uit de kwaliteit en/of de kwantiteit van de controles, maar kan ook wijzen op een beter financieel beheer van de programma's door de lidstaten. Bovendien zijn er een aantal niet-kwantificeerbare voordelen die voortvloeien uit de controles die in de verschillende controlefasen worden verricht (namelijk de onderhandelingsprocedures van de programma's, die ervoor moeten zorgen dat de gefinancierde programma's bijdragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelen, het beheer van de programma's door de operationele eenheden van het DG en het afschrikkende effect van controles achteraf). Tijdens de fasen van selectie, uitvoering en monitoring wordt door de naleving van de toepasselijke regels en procedures gewaarborgd dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn.

Direct beheer

Voor de beoordeling van de kosten en baten van controles gelden voor direct beheer vergelijkbare overwegingen als die welke voor gedeeld beheer zijn vermeld.

Voor uitgaven onder direct beheer zijn de voordelen in grote mate niet-kwantificeerbaar. Aangezien geen kwantitatieve raming van de waarde van de voorkomen en opgespoorde fouten beschikbaar is, is het niet mogelijk om de voordelen ervan in cijfers te gieten, met uitzondering van de bedragen die als gevolg van de verrichte controles zijn teruggevorderd.

Algemene conclusie

Doel van de controles is een verwacht foutenpercentage van minder dan 2 % te handhaven.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijv. in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

DG MARE heeft samen met DG REGIO en DG EMPL een gezamenlijke fraudebestrijdingsstrategie (JAFS) ontwikkeld, die gezamenlijk wordt toegepast. De strategie werd ontwikkeld op basis van de methodologie van OLAF en vastgesteld in 2015 voor de periode 2015-2020. De toepassing van de JAFS wordt tweemaal per jaar gecontroleerd, waarbij verslag wordt uitgebracht aan het management.

De JAFS bestrijkt de hele cyclus van fraudebestrijding: preventie, opsporing, onderzoek en corrigerende maatregelen. Bedoeling is om de bestaande maatregelen die zijn ingevoerd met het oog op de bescherming van de financiële belangen van de Unie, te versterken door de lidstaten steun te verlenen bij hun inspanningen op het gebied van fraudebestrijding, door de capaciteit van de DG's om fraude aan te pakken, te vergroten en door intensiever samen te werken met OLAF. De controles met het oog op de preventie en opsporing van fraude verschillen niet wezenlijk van de controles op de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen.

Het voorstel van de Commissie voor een verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen voor de periode na 2020 omvat, net als voor de huidige programmeringsperiode, de vereiste dat de lidstaten moeten beschikken over doeltreffende en evenredige fraudebestrijdingsmaatregelen en -procedures, rekening houdend met de geïdentificeerde risico's.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Gedeeld beheer

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer
3 Natuurlijke rijkdommen en milieu

GK/ NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

3

08 04 JJ Bevordering van een duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur, van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden en van de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid/EFMZV/

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

Direct beheer

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
krediet

Bijdrage

Nummer
3 Natuurlijke rijkdommen en milieu

GK/ NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

3

08 01 JJ Administratieve technische bijstand

NGK

Nee

Nee

Nee

Nee

3

08 04 JJ Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

3

08 04 JJ Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

3

08 04 JJ Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

3

08 04 JJ Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

3

08 04 JJ Communicatieactiviteiten

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

3

08 04 JJ Operationele technische bijstand

GK

Nee

Nee

Nee

Nee

De lijst van de begrotingsposten in bovenstaande tabel is voorlopig en loopt niet vooruit op de begrotingsnomenclatuur die de Commissie zal voorstellen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

[Dit deel moet worden ingevuld op de  spreadsheet met administratieve begrotingsgegevens  (tweede document in de bijlage bij dit financieel memorandum), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.]

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

Nummer

3 Rubriek Natuurlijke rijkdommen en milieu

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Beleidskredieten (uitgesplitst naar de onder 3.1 vermelde begrotingsonderdelen) 41

Vastleggingen

(1)

819,622

836,053

852,815

869,814

887,157

904,950

918,286

6 088,700

Betalingen

(2)

2,956

58,546

87,366

296,509

472,539

552,388

960,586

3 657,807

6 088,700

Uit het budget van het programma gefinancierde administratieve kredieten 42  

Vastleggingen = betalingen

(3)

6,929

7,029

7,129

7,329

7,529

7,629

7,729

51,300

TOTAAL uit het budget van het programma gefinancierde kredieten

Vastleggingen

=1+3

826,551

843,082

859,944

877,143

894,686

912,579

926,015

6 140,000

Betalingen

=2+3

9,885

65,575

94,495

303,838

480,068

560,017

968,315

3 657,807

6 140,000





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

7

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

10,696

10,696

10,696

10,696

10,696

10,696

10,696

74,872

Andere administratieve uitgaven

2,706

2,760

2,815

2,872

2,929

2,988

3,047

20,118

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(Totaal vastleggingen = totaal betalingen)

13,402

13,456

13,511

13,568

13,625

13,684

13,743

94,990

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

839,953

856,538

873,455

890,711

908,311

926,263

939,758

6 234,990

Betalingen

23,287

79,031

108,006

317,406

493,693

573,701

982,058

3 657,807

6 234,990

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

10,696

10,696

10,696

10,696

10,696

10,696

10,696

74,872

Andere administratieve uitgaven

2,706

2,760

2,815

2,872

2,929

2,988

3,047

20,118

Subtotaal RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

13,402

13,456

13,511

13,568

13,625

13,684

13,743

94,990

Buiten RUBRIEK 7 43
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

2,250

2,285

2,321

2,358

2,395

2,434

2,474

16,516

Andere administratieve
uitgaven 44

4,679

4,744

4,808

4,971

5,133

5,195

5,255

34,784

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7
van het meerjarig financieel kader

6,929

7,029

7,129

7,329

7,529

7,629

7,729

51,300

TOTAAL

20,331

20,485

20,640

20,896

21,154

21,312

21,472

146,290

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

66

66

66

66

66

66

66

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

·Extern personeel (in voltijdequivalenten - VTE) 45

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

17

17

17

17

17

17

17

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  46 *

- zetel

14

14

14

14

14

14

14

- delegaties

9

9

9

9

9

9

9

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

106

106

106

106

106

106

106

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Extern personeel

3.2.3.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 47

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[…]

(1)    PB C […] van […], blz. […].
(2)    PB C […] van […], blz. […].
(3)    PB C […] van […], blz. […].
(4)    PB C […] van […], blz. […].
(5)    PB C […] van […], blz. […].
(6)    PB C […] van […], blz. […].
(7)    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(8)    Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1).
(9)    Verordening (EU) 2017/1004 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende de instelling van een Uniekader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad (PB L 157 van 20.6.2017, blz. 1).
(10)    COM(2017) 623.
(11)    Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19).
(12)    Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(13)    Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(14)    COM(2018) 28.
(15)    Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
(16)    Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 en de overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (PB L 179 van 23.6.1998, blz. 1).
(17)    JOIN(2016) 49.
(18)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(19)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(20)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(21)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(22)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(23)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(24)    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
(25)    Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 149 van 20.5.2014, blz. 1).
(26)    Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).
(27)    PB C […] van […], blz. […].
(28)    Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad van 29 september 2008 houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, tot wijziging van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1936/2001 en (EG) nr. 601/2004 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 1093/94 en (EG) nr. 1447/1999 (PB L 286 van 29.10.2008, blz. 1).
(29)    Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 inzake de bescherming van het milieu door middel van het strafrecht (PB L 328 van 6.12.2008, blz. 28).
(30)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(31)    Besluit (EU) 2015/1565 van de Raad van 14 september 2015 houdende goedkeuring, namens de Europese Unie, van de verklaring inzake de toekenning van vangstmogelijkheden in de wateren van de EU aan vissersvaartuigen die de vlag van de Bolivariaanse Republiek Venezuela voeren in de exclusieve economische zone voor de kust van Frans-Guyana (PB L 244 van 14.9.2015, blz. 55).
(32)    Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid ("diergezondheidswetgeving") (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
(33)    Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Besluiten 66/399/EEG en 76/894/EEG en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).
(34)    Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 135).
(35)    Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 betreffende de Europese grens- en kustwacht, tot wijziging van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad, Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad en Besluit 2005/267/EG van de Raad (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 1).
(36)    Verordening (EU) 2016/1625 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1406/2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 77).
(37)    Verordening (EU) 2016/1626 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 768/2005 van de Raad tot oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole (PB L 251 van 16.9.2016, blz. 80).
(38)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(39)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(40)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(41)    Het deel van het programma onder direct beheer van de Commissie kan worden gedelegeerd aan een uitvoerend agentschap, afhankelijk van het resultaat van de kosten-batenanalyse en de desbetreffende besluiten. De administratieve kredieten voor de uitvoering van het programma in de Commissie en het uitvoerend agentschap zullen dienovereenkomstig worden aangepast.
(42)    Administratieve technische bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de Unie (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(43)    Administratieve technische bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de Unie (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(44)    Omvat bedragen met betrekking tot de uitvoering van de erfenis van het EFMZV 2014-2020, momenteel uitgevoerd door Easme.
(45)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(46)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(47)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Augša

Straatsburg,12.6.2018

COM(2018) 390 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad

{SEC(2018) 276 final}

{SWD(2018) 295 final}


BIJLAGE I

GEMEENSCHAPPELIJKE INDICATOREN

PRIORITEIT

INDICATOR

Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

Evolutie van het volume aanlandingen van bestanden op MDO-niveau

Evolutie van de winstgevendheid van de vissersvloot van de Unie

Oppervlakte (ha) van Natura 2000-gebieden en andere in het kader van de KRMS beschermde mariene gebieden die onder beschermings-, onderhouds- en herstelmaatregelen vallen

Percentage vissersvaartuigen dat is uitgerust met elektronische apparatuur voor positiebepaling en vangstaangifte

Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten

Evolutie van de waarde en het volume van de aquacultuurproductie in de Unie

Evolutie van de waarde en het volume van de aanlandingen

Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

Evolutie van het bbp in maritieme NUTS 3-regio's

Evolutie van het aantal arbeidsplaatsen (in VTE) in de duurzame blauwe economie

Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Aantal gezamenlijke operaties die bijdragen tot de Europese samenwerking inzake kustwachttaken

BIJLAGE II

STEUNGEBIEDEN ONDER GEDEELD BEHEER

PRIORITEIT

STEUNGEBIED

SOORT STEUNGEBIED (nomenclatuur te gebruiken in het financieringsplan)

MAXIMAAL MEDEFINANCIERINGSPERCENTAGE

(% van de subsidiabele overheidsuitgaven)

1

Artikel 14, lid 1

Verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB

1.1

75 %

1

Artikel 16

Investeringen in vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij

1.1

75 %

1

Artikel 17, lid 1

Beheer van de visserijen en de vissersvloten

1.1

75 %

1

Artikel 17, lid 2

Definitieve stopzetting van visserijactiviteiten

1.2

50 %

1

Artikel 18

Buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten

1.2

50 %

1

Artikel 19

Controle en handhaving

1,3

85 %

1

Artikel 20

Verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden

1.3

85 %

1

Artikel 21

Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten

1.4

100 %

1

Artikel 22

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en ecosystemen

1.5

85 %

2

Artikel 23

Aquacultuur

2.1

75 %

2

Artikel 24

Afzet van visserij- en aquacultuurproducten

2.1

75 %

2

Artikel 25

Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

2.1

75 %

3

Artikel 26

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

3.1

75 %

3

Artikel 27

Mariene kennis

3.1

75 %

4

Artikel 28

Maritieme bewaking

4.1

75 %

4

Artikel 29

Samenwerking op het gebied van kustwachttaken

4.1

75 %

Technische bijstand

5.1

75 %

BIJLAGE III

SPECIFIEKE MAXIMALE STEUNINTENSITEIT IN HET KADER VAN GEDEELD BEHEER

RIJNUMMER

STEUNGEBIED OF SOORT ACTIE

MAXIMALE STEUNINTENSITEIT

1

Artikel 16

Investeringen in vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij

30 %

2

Acties die bijdragen tot de uitvoering van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting:

- acties die de selectiviteit van het vistuig op grootte of soort verfijnen;

- acties ter verbetering van de infrastructuur van vissershavens, afslagen, aanlandings- en beschuttingsplaatsen om de aanlanding en opslag van ongewenste vangsten te vergemakkelijken;

- acties om de afzet van ongewenste vangsten van commerciële bestanden die worden aangeland overeenkomstig artikel 8, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1379/2013, te vergemakkelijken.

75 %

3

Acties ter verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen

75 %

4

Acties in de ultraperifere gebieden

85 %

5

Acties op de afgelegen Griekse eilanden en op de Kroatische eilanden Dugi Otok, Vis, Mljet en Lastovo

85 %

6

Artikel 19

Controle en handhaving

85 %

7

Acties met betrekking tot de kleinschalige kustvisserij (met inbegrip van controle- en handhavingsacties)

100 %

8

Indien de begunstigde een publiekrechtelijke instantie is of een onderneming die belast is met het beheer van diensten van algemeen economisch belang als bedoeld in artikel 106, lid 2, van het verdrag, wanneer de steun voor het beheer van dergelijke diensten wordt verleend

100 %

9

Artikel 17, lid 2

Definitieve stopzetting van visserijactiviteiten

100 %

10

Artikel 18

Buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten

100 %

11

Artikel 20

Verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden

100 %

12

Artikel 21

Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten

100 %

13

Artikel 27

Mariene kennis

100 %

14

Artikel 28

Maritieme bewaking

100 %

15

Artikel 29

Samenwerking op het gebied van kustwachttaken

100 %

16

Acties in verband met het ontwerp, de ontwikkeling, de monitoring, de evaluatie of het beheer van transparante systemen voor de uitwisseling van vangstmogelijkheden tussen lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013

100 %

BIJLAGE IV

COËFFICIËNTEN VOOR DE BEREKENING VAN STEUN VOOR DOELSTELLINGEN IN VERBAND MET MILIEU EN KLIMAATVERANDERING

STEUNGEBIED

IN HET PROGRAMMA TE GEBRUIKEN NOMENCLATUUR

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor doelstellingen in verband met klimaatverandering

Coëfficiënt voor de berekening van steun voor doelstellingen in verband met milieu

Uitgaven in het kader van prioriteit 1: Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

Artikel 14, lid 1

Verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB

1.1

40 %

100 % voor uitgaven in verband met milieudoelstellingen

0 % voor andere doelstellingen

Artikel 16

Investeringen in vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij

1.1

0 %*

0 % voor uitgaven in verband met de eerste aankoop van een vissersvaartuig door een jonge visser

40 % voor uitgaven in verband met de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor

Artikel 17, lid 1

Beheer van de visserijen en de vissersvloten

1.1

0 %

0 %

Artikel 17, lid 2

Definitieve stopzetting van visserijactiviteiten

1.2

100 % indien de steun wordt gerealiseerd via de sloop van het vissersvaartuig

0 %* indien de steun wordt gerealiseerd via de aanpassing van het vissersvaartuig met het oog op andere activiteiten dan commerciële visserij

0 %*

Artikel 18

Buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten

1.2

40 %

40 %

Artikel 19

Controle en handhaving

1.3

0 %

40 %

Artikel 20

Verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden

1.3

0 %

40 %

Artikel 21

Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten

1.4

0 %

0 %

Artikel 22

Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en ecosystemen

1.5

40 %

100 %

Uitgaven in het kader van prioriteit 2: Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten

Artikel 23

Aquacultuur

2.1

0 %*

40 %

Artikel 24

Afzet van visserij- en aquacultuurproducten

2.1

0 %

0 %

Artikel 25

Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

2.1

0 %*

0 %

Uitgaven in het kader van prioriteit 3: Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

Artikel 26

Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

3.1

0 %*

40 %

Artikel 27

Mariene kennis

3.1

40 %

100 %

Uitgaven in het kader van prioriteit 4: Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Artikel 28

Maritieme bewaking

4.1

0 %

0 %

Artikel 29

Samenwerking op het gebied van kustwachttaken

4.1

0 %

0 %

Uitgaven in het kader van technische bijstand

Technische bijstand

5.1

0 %*

0 %*

* Een lidstaat kan in zijn programma voorstellen dat een coëfficiënt van 40 % wordt toegepast op een steungebied dat in de tabel is aangeduid met een *, mits hij kan aantonen dat dat steungebied van belang is voor de matiging van of de aanpassing aan de klimaatverandering, of voor milieudoelstellingen, naargelang het geval.

BIJLAGE V

TOTALE MIDDELEN PER LIDSTAAT VOOR HET EUROPEES FONDS VOOR MARITIEME ZAKEN EN VISSERIJ
VOOR DE PERIODE 2021-2027

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAL

BE

5 420 528

5 528 939

5 639 520

5 752 311

5 867 358

5 984 701

6 072 814

40 266 171

BG

11 435 037

11 663 737

11 897 017

12 134 959

12 377 660

12 625 203

12 811 085

84 944 698

CZ

4 039 229

4 120 014

4 202 416

4 286 465

4 372 195

4 459 635

4 525 295

30 005 249

DK

27 053 971

27 595 050

28 146 963

28 709 906

29 284 109

29 869 767

30 309 543

200 969 309

DE

28 513 544

29 083 814

29 665 502

30 258 817

30 863 998

31 481 253

31 944 754

211 811 682

EE

13 110 534

13 372 744

13 640 205

13 913 011

14 191 273

14 475 087

14 688 206

97 391 060

IE

19 165 423

19 548 731

19 939 714

20 338 511

20 745 284

21 160 173

21 471 716

142 369 552

EL

50 480 983

51 490 602

52 520 436

53 570 852

54 642 278

55 735 079

56 555 673

374 995 903

ES

150 831 009

153 847 625

156 924 643

160 063 158

163 264 447

166 529 604

168 981 438

1 120 441 924

FR

76 346 460

77 873 387

79 430 888

81 019 517

82 639 920

84 292 652

85 533 702

567 136 526

HR

32 804 523

33 460 613

34 129 839

34 812 441

35 508 695

36 218 841

36 752 095

243 687 047

IT

69 761 016

71 156 235

72 579 390

74 030 988

75 511 619

77 021 791

78 155 791

518 216 830

CY

5 156 833

5 259 970

5 365 171

5 472 475

5 581 926

5 693 560

5 777 387

38 307 322

LV

18 156 754

18 519 888

18 890 294

19 268 103

19 653 468

20 046 521

20 341 668

134 876 696

LT

8 236 376

8 401 103

8 569 129

8 740 512

8 915 324

9 093 623

9 227 510

61 183 577

LU

-

-

-

-

-

-

-

-

HU

5 076 470

5 177 999

5 281 561

5 387 193

5 494 938

5 604 832

5 687 353

37 710 346

MT

2 938 064

2 996 826

3 056 763

3 117 899

3 180 258

3 243 860

3 291 620

21 825 290

NL

13 182 316

13 445 962

13 714 887

13 989 186

14 268 972

14 554 340

14 768 625

97 924 288

AT

904 373

922 460

940 910

959 728

978 923

998 500

1 013 200

6 718 094

PL

68 976 348

70 355 873

71 763 020

73 198 291

74 662 268

76 155 454

77 276 699

512 387 953

PT

50 962 391

51 981 638

53 021 293

54 081 726

55 163 369

56 266 592

57 095 013

378 572 022

RO

21 868 723

22 306 097

22 752 228

23 207 276

23 671 425

24 144 835

24 500 321

162 450 905

SI

3 221 347

3 285 774

3 351 490

3 418 521

3 486 892

3 556 627

3 608 990

23 929 641

SK

2 049 608

2 090 600

2 132 413

2 175 061

2 218 563

2 262 933

2 296 250

15 225 428

FI

9 659 603

9 852 795

10 049 855

10 250 853

10 455 872

10 664 981

10 822 003

71 755 962

SE

15 601 692

15 913 725

16 232 007

16 556 649

16 887 785

17 225 527

17 479 140

115 896 525

TOTAAL

714 953 155

729 252 201

743 837 554

758 714 409

773 888 819

789 365 971

800 987 891

5 311 000 000

Augša