EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017PC0772

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

COM/2017/0772 final - 2017/0309 (COD)

Brussel, 23.11.2017

COM(2017) 772 final

2017/0309(COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel beoogt enkele gerichte wijzigingen aan te brengen aan Besluit nr. 1313/2013/EU van de Raad (hierna "het besluit" genoemd) betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (hierna "het Uniemechanisme" genoemd), waarmee de Europese Unie de activiteiten van de lidstaten op het gebied van civiele bescherming ondersteunt, coördineert en aanvult, met het oog op preventie, paraatheid en respons met betrekking tot natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen binnen en buiten de Unie. Voortbouwend op de beginselen van solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid is het overkoepelende oogmerk van dit voorstel te garanderen dat de Unie haar burgers in Europa en daarbuiten doeltreffender steun kan bieden bij crises en in noodsituaties. Het voorstel erkent dat inspanningen voor preventie van rampen cruciaal zijn om de behoefte aan crisis- en noodhulp te beheersen.

Volgens de recente tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming 1 , waarin is voorzien bij artikel 34 van Besluit nr. 1313/2013/EU, en andere prestatie-evaluaties zoals de evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming door de Europese Rekenkamer 2 , is het Uniemechanisme een nuttig instrument gebleken voor het mobiliseren en coördineren van de steun die door de deelnemende landen wordt verstrekt als antwoord op een crisissituatie binnen en buiten de Unie, en is daarmee een tastbaar bewijs van Europese solidariteit. Toch hebben een aantal conclusies uit deze documenten en extra informatie geleid tot de vaststelling van bepaalde gebieden waar een wijziging van de wetgeving gewettigd lijkt. In dit verband is vooral rekening gehouden met de ervaring op het terrein, die een belangrijke factor is geweest voor dit initiatief, omdat daarmee de beperkingen van het bestaande kader duidelijk werden aangetoond.

Sinds 2013 is de Unie geconfronteerd geweest met een groot aantal rampen met tragisch verlies van mensenlevens en andere schadelijke gevolgen voor burgers, bedrijven, gemeenschappen en het milieu. Meer concreet hebben de respons op een aantal recente rampen, met inbegrip van de humanitaire impact van de vluchtelingen- en migratiecrisis, het gebrek aan beschikbare middelen tijdens de bosbranden van 2016 en 2017, die in 2017 bijzonder langdurig en hevig waren en meer dan 100 doden tot gevolg hadden, alsook de ernstige gevolgen van een aantal orkanen in het Caribische gebied en van hevige stormen en overstromingen in de EU, grote druk uitgeoefend op het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Dit is bijzonder duidelijk gebleken tijdens de grootschalige noodsituaties die een aantal lidstaten tegelijk troffen. In dergelijke omstandigheden is het vrijwillige karakter van de bijdragen van de lidstaten voor rampenrespons al te vaak onvoldoende geweest, en de bestaande leemten in bepaalde kritieke responscapaciteit, zoals beschreven in het verslag inzake de tekorten van de responscapaciteit uit het voorjaar van 2017 3 , zijn maar al te duidelijk gebleken. In dit verband is het meest sprekende voorbeeld het onvermogen van de collectieve capaciteit van de EU om te reageren op alle 17 verzoeken voor bijstand bij bosbranden, waarvan slechts aan 10 kon worden voldaan, soms gehinderd door vertragingen waardoor de respons niet op tijd kwam.

Gezien deze context zijn er gegronde redenen om een gerichte herziening aan te vatten van de bestaande wetgeving inzake het Uniemechanisme om de voornaamste problemen aan te pakken waarvoor het Uniemechanisme zich vandaag gesteld ziet. Concreet betekent dit dat de wijzigingen die in dit voorstel zijn vervat, de volgende doelstellingen willen bereiken:

a) versterking van de doeltreffendheid van preventieve actie als onderdeel van de rampenbeheersingscyclus, versterking van de banden met andere belangrijke EU-beleidsterreinen op het gebied van de rampenpreventie en rampenrespons;

b) versterking van het collectieve vermogen tot rampenrespons van de Unie en de lidstaten, aanpak van steeds weerkerende en van nieuwe capaciteitstekorten, in het bijzonder door het opzetten van een speciale reserve van responscapaciteit op Unieniveau, waarbij de besluiten tot de inzet ervan door de Commissie worden genomen, die de bevelvoering en controle onder haar bevoegdheid houdt (bekend als rescEU). rescEU zal worden uitgerust met uitgelezen noodcapaciteit om in voorkomend geval respons te bieden bij bosbranden, overstromingen, aardbevingen en epidemieën. Na gesprekken met de lidstaten is besloten ook een veldhospitaal op te zetten dat zowel binnen als buiten de Unie snel kan worden ingezet als onderdeel van het Europees medisch korps bij epidemieën als ebola en zika. Daarnaast is Europa ook getroffen door talrijke terroristische aanvallen. Het beschikbaar stellen op EU-niveau van dergelijke capaciteit zal ook schaalvoordelen helpen opleveren, en de verstrekking goedkoper maken vergeleken met dezelfde capaciteit indien individueel verstrekt;

c) ervoor zorgen dat het Uniemechanisme flexibel en doeltreffend is in zijn administratieve procedures voor steun aan noodoperaties.

De noodzaak om de Europese civiele bescherming te versterken in het licht van de evolutie van rampen, met inbegrip van extreme weersomstandigheden, en tegen de achtergrond van de internationale veiligheidsproblemen, is algemeen erkend. Dit voorstel is gebaseerd op verdergaande recente analysen en verdiept nadenken over de geconstateerde tekortkomingen, in samenwerking met de verantwoordelijke civiele-beschermingsautoriteiten.

Verenigbaarheid met bestaande beleidsbepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel draagt bij tot een van de tien politieke prioriteiten die door de Commissie voor de periode 2015-2019 werden vooropgesteld, namelijk het bereiken van een "ruimte van recht en grondrechten op basis van wederzijds vertrouwen". Wederzijds vertrouwen is vervat in het beginsel van solidariteit, dat aan de basis ligt van Besluit nr. 1313/2013/EU, en dat door dit voorstel zal worden versterkt, naast de beginselen van gedeelde verantwoordelijkheid en verantwoordingsplicht.

De voorgestelde wijzigingen zijn volledig in overeenstemming met de bredere doelstelling om te komen tot "een Europa dat beschermt", waarnaar de Commissie de afgelopen jaren voortdurend heeft gestreefd, en waarnaar zij ook in die toekomst zal blijven streven. Het voorstel bouwt voort op de positieve resultaten die het bestaande kader tot dusver heeft geboekt, en beoogt de tekortkomingen ervan te verbeteren door versterkte bepalingen met het oog op verdere steun, coördinatie en aanvulling van de activiteiten van de lidstaten op dit gebied.

Samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie

De geplande acties in het kader van het herziene Uniemechanisme worden afgestemd op de overkoepelende doelstelling van de Unie om te garanderen dat alle relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de EU bijdragen tot een versterking van de capaciteit van de Unie in termen van risicobeheersing, van rampenpreventie tot rampenparaatheid, rampenrespons en herstel na rampen. Het voorstel weerspiegelt ook de doelstelling van artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie om de solidariteit tussen de lidstaten te bevorderen.

Meer bepaald gaat speciale aandacht uit naar nauwe coördinatie en consistentie met de acties die onder andere beleidsterreinen van de EU worden uitgevoerd, zoals aanpassing aan de klimaatverandering, en met instrumenten die actief zijn op het gebied van rampenpreventie en rampenrisicovermindering, zoals cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling, onderzoek, gezondheids-, migratie- en veiligheidsbeleid. Daarnaast streeft het voorstel ernaar sterkere synergieën te verwezenlijken met het humanitaire-steunbeleid, meer bepaald voor respons op rampen buiten de Unie.

Geen wetgevingshandeling in het kader van ander Uniebeleid kan thans de doelstelling van dit voorstel verwezenlijken. Het is ook de bedoeling dat er op dit gebied geen overlapping is van beleidsmaatregelen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 196 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van dit voorstel kunnen niet in voldoende mate door de lidstaten afzonderlijk worden verwezenlijkt. Het Uniemechanisme voor civiele bescherming is ingesteld omdat individuele lidstaten mogelijk niet over voldoende responscapaciteit beschikken om het hoofd te bieden aan grote rampen. Centraal staat een goed gecoördineerde en snelle wederzijdse bijstand onder de lidstaten.

Naast een aantal wijzigingen om te komen tot coherentie en vereenvoudiging, voorziet dit voorstel ook in aanvullende mogelijkheden om de collectieve capaciteit voor rampenparaatheid en rampenrespons te versterken. Dit is van bijzonder belang in het geval van een ramp of van meerdere rampen met een brede impact die de capaciteit van een kritiek aantal lidstaten in één keer overstijgen en de wederzijdse onderlinge bijstand op die manier kunnen verlammen. Dit geldt eveneens voor capaciteit die nodig is in het geval van een scenario van een ernstige ramp met lage waarschijnlijkheid maar grote impact. In dergelijke gevallen is het duidelijk dat de lidstaten niet alleen een voldoende respons kunnen garanderen, en dat bijgevolg steun van de EU is vereist om de activiteiten van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen, overeenkomstig artikel 196 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Gezien de baten in termen van mensenlevens en verminderde milieu-, economische en materiële schade zorgt het voorstel duidelijk voor Europese toegevoegde waarde.

Evenredigheid

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken. Het voorstel vult tekortkomingen aan die werden vastgesteld in de tussentijdse evaluatie en in andere recente documenten ter evaluatie van de prestaties van het Uniemechanisme (Europese Rekenkamer, speciaal verslag over het Uniemechanisme 4 , het eerder genoemde verslag van de Commissie over de vooruitgang met betrekking tot het aanvullen van de resterende tekorten in de EERC 5 , en het EU-overzicht van de risico's 6 ) en het stelt oplossingen voor overeenkomstig de opdracht die was gegeven door de Raad en het Europees Parlement.

De administratieve lasten voor de Unie en de lidstaten zijn gering en beperkt tot wat nodig is om de doelstellingen van dit voorstel te verwezenlijken. Daarnaast zullen de stroomlijning van bepaalde medefinancieringspercentages van de EU en de afschaffing van medefinanciering op bepaalde gebieden de administratieve rompslomp beperken.

Keuze van het instrument

Voorstel voor een besluit tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

De tekortkomingen waarmee dit voorstel komaf wil maken, werden vastgesteld op basis van opgedane ervaringen op het terrein, alsook van de resultaten van de omvattende raadpleging van belanghebbenden die onlangs in het kader van de tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme is doorgevoerd 7 . Het algemene doel van deze raadpleging was alle betrokken belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun standpunten over de prestaties van het Uniemechanisme tijdens de eerste helft van zijn tenuitvoerlegging kenbaar te maken. De specifieke doelstellingen waren de volgende:

(a)standpunten en opvattingen verzamelen van Europese burgers over de tot dusver geboekte resultaten van het Uniemechanisme;

(b)het belang vaststellen van de verschillende prioriteiten voor rampenrisicobeheer in heel de EU;

(c)gerichte feedback en technisch advies krijgen van de belangrijkste belanghebbenden van het Uniemechanisme;

(d)gegevens verzamelen om de tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme te ondersteunen voor elk van de belangrijkste evaluatiecriteria.

Vier belangrijke groepen van belanghebbenden werden bij de raadpleging betrokken:

Entiteiten die het Uniemechanisme ten uitvoer leggen: de civiele-beschermingsautoriteiten van de lidstaten die bijdragen met modules en/of deskundigen aan de Europese responscapaciteit in noodsituaties; andere civiele-beschermingsautoriteiten van de lidstaten; de civiele-beschermingsautoriteiten van de deelnemende landen 8 .

Entiteiten die door het Uniemechanisme worden geholpen: Gastlanden die steun van het Uniemechanisme hebben ontvangen (EU, toetredingslanden, ENB-landen en andere derde landen), Europees Parlement, Comité van de Regio's, lokale autoriteiten.

Entiteiten met een verklaard belang in het Uniemechanisme: Andere autoriteiten van de lidstaten, andere autoriteiten van de deelnemende landen, VN-agentschappen, de Wereldbank, ngo's, de particuliere sector, stichtingen, enz.

Entiteiten die over deskundigheid beschikken, die relevant is voor het Uniemechanisme (bv. rampenrisicobeheer): Universiteiten/onderzoekscentra en denktanks, voornamelijk in de deelnemende landen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

De tussentijdse evaluatie die aan de basis ligt van dit voorstel werd uitgevoerd door een externe evaluator tussen september 2016 en juni 2017. De evaluatie was gebaseerd op discussiebijdragen van de deelnemende landen (Comité voor civiele bescherming, werkgroep van de Raad inzake civiele bescherming, en vergaderingen van de directeuren-generaal) en hield rekening met informatie die is verkregen via de openbare raadpleging, het speciale verslag over het Uniemechanisme van de Europese Rekenkamer, en het verslag van de Commissie over de vooruitgang met betrekking tot het aanvullen van de resterende tekorten in de EERC.

De evaluatie bestond uit drie fasen:

i)de aanvangsfase, omvattend een onderzoek aan de hand van stukken van de activiteiten van het Uniemechanisme en een verkennend gesprek met dossierbeheerders;

ii)de onderzoeksfase, omvattend een gerichte raadpleging van de belangrijkste belanghebbenden van het Uniemechanisme 9 , via online-enquêtes, interviews en telefoon-enquêtes, en drie gevalstudies (bosbranden op Cyprus, Estland-module, migratiecrisis);

iii)de analyse- en synthesefase, omvattend triangulatie van gegevens, het opstellen van conclusies en aanbevelingen, en redactioneel werk.

Voornoemde openbare raadpleging werd online uitgevoerd gedurende drie maanden (november 2016 - februari 2017), met 130 respondenten uit heel Europa die zich over het Uniemechanisme uitspraken. Eind maart 2017 werd een verslag over de resultaten van deze raadpleging gepubliceerd 10 .

Effectbeoordeling

Er is naar aanleiding van dit voorstel geen effectbeoordeling uitgevoerd gezien de extreme urgentie van de voorgestelde wijzigingen om de tekortkomingen van de kritieke capaciteit op Europees niveau aan te vullen, die meer bepaald bij de bosbranden in 2017 zijn gebleken. Dergelijke tekortkomingen hebben de EU-rampenrespons in ernstige mate gehinderd en geleid tot een groot aantal slachtoffers, ernstige economische gevolgen en milieuschade.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De voorgestelde herziening heeft een beperkte uitwerking en aard, houdt rekening met de belangen van de lidstaten en is proportioneel ten aanzien wat operationeel vereist is.

Aangezien het hier de herziening betreft van bestaande wetgeving, heeft de Commissie ernaar gestreefd verplichtingen te vereenvoudigen en te verminderen. Hoewel een aantal vereenvoudigingsmaatregelen zoals hieronder uitgelegd, werden geïdentificeerd, konden deze niet worden gekwantificeerd, gezien de beperkte beschikbaarheid van gegevens in de uiterst beperkte tijdsspanne.

Met dit voorstel worden de administratieve verplichtingen teruggeschroefd door een specifieke referentie in te voeren naar het gebruik van bedragen per eenheid, vaste bedragen en vaste percentages met betrekking tot de medefinanciering van vervoerskosten. Bovendien worden de bestaande administratieve procedures vereenvoudigd door de stroomlijning van de medefinancieringsregels.

Meer in het algemeen streeft dit voorstel ernaar de operationele procedures te actualiseren, zodat zij performant, flexibel en gemakkelijk te begrijpen en toe te passen zijn, en daardoor de lidstaten in staat worden gesteld toegang te krijgen tot steun en hulpverlening van het Uniemechanisme wanneer dat nodig is. De recente rampen hebben bijvoorbeeld duidelijk gemaakt dat de Unie mogelijk niet voldoende uitgerust is voor noodsituaties met een grote impact die meerdere lidstaten tegelijk treffen (bv. bosbranden, extreme weersomstandigheden, grootschalige overstromingen, aardbevingen, epidemieën zoals ebola, terroristische aanvallen). In dergelijke omstandigheden zijn de lidstaten niet altijd in staat om steun te verlenen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Zoals bepaald in artikel 19 van Besluit nr. 1313/2013/EU bedraagt de financiële enveloppe voor de tenuitvoerlegging van het Uniemechanisme in de looptijd van het meerjarige financiële kader 2014-2020 368,40 miljoen euro. Dit bedrag is samengesteld uit een bijdrage van 223,80 miljoen euro uit rubriek 3 "Veiligheid en burgerschap" en een van 144,60 miljoen euro uit rubriek 4 "De EU als mondiale partner". Daarnaast worden de administratieve en personele middelen bestreken door rubriek 5 voor een ongeveer totaal van 52,50 miljoen euro.

Dit geschiedt om de doelstellingen die zijn uiteengezet in punt 1 hierboven, te kunnen verwezenlijken, met name:

versterking van het collectieve vermogen tot rampenrespons van de Unie en de lidstaten, door het opzetten van een speciale reserve van responscapaciteit, waarbij de Commissie de bevelvoering en controle onder haar bevoegdheid houdt (rescEU);

hogere medefinancieringspercentages (75%) van capaciteit die ter beschikking wordt gesteld van de Europese pool. Dit omvat aanpassings-, reparatie-, transport- en operationele kosten;

sterkere concentratie op preventie en betere samenhang met andere belangrijke EU-beleidslijnen; en

sterkere samenwerking met de buurlanden.

Dit voorstel voorziet in een totale algemene toename van de financiële enveloppe van het Uniemechanisme voor de periode 2018-2020 met een extra 280 miljoen euro.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende toezicht, evaluatie en rapportage

Artikel 34, lid 2, van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming is van toepassing. Het voorziet erin dat acties waarvoor financiële bijstand wordt verleend, regelmatig worden geëvalueerd teneinde de uitvoering ervan te bewaken. Er is ook voorzien in meer algemene vereisten voor de Commissie om de toepassing van het besluit te controleren en tussentijdse en ex-post-evaluatieverslagen voor te leggen, naast communicatie over de tenuitvoerlegging. Dergelijke evaluaties dienen te worden gebaseerd op de indicatoren die zijn aangegeven in artikel 3 van het besluit.

Gedetailleerde toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

In dit voorstel wordt een beperkt aantal artikelen van Besluit nr. 1313/2013/EU gewijzigd om de eerder beschreven doelstellingen te verwezenlijken.

In verband met de verwezenlijking van de eerste doelstelling, nl. de versterking van het collectieve vermogen tot rampenrespons en steun aan de lidstaten voor het aanpakken van rampen die de afgelopen jaren meer dan gewoon het sociale weefsel in Europa hebben aangetast (bluscapaciteit bij bosbranden, pompen met hoog debiet voor overstromingen, stedelijke reddingsteams, veldhospitalen en medische noodteams) staan de volgende middelen ter beschikking:

Opzetten van een speciale reserve van responsmiddelen: rescEU. Dit voorstel stelt de Commissie uitdrukkelijk in staat haar eigen operationele capaciteit te verwerven en regelingen op te zetten om een snelle toegang te garanderen tot die capaciteit met het oog op een gerichte reserve van middelen waarmee de bestaande leemten op nationaal niveau kunnen worden aangevuld. rescEU zal capaciteit omvatten die via EU-regelingen wordt gehuurd of geleased of waarvan de aankoop volledig door de EU wordt gefinancierd. Alle kosten in verband met deze capaciteit worden volledig door de EU gedekt, waarbij de Commissie de operationele controle behoudt en besluit over de inzet, zodra het mechanisme is geactiveerd. De vaststelling van aanvullende capaciteit zal geschieden in overleg met een deskundigengroep van rescEU.

De versterking van de Europese responscapaciteit in noodsituaties, waarvoor de lidstaten nationale responscapaciteit vooraf kunnen vastleggen (bv. chemische, biologische, radiologische en nucleaire detectie en monsterneming, waterzuivering, bestrijding van bosbranden vanop de grond, redding van overstromingsslachtoffers met behulp van boten of andere capaciteit zoals mobiele laboratoria), zal een centraal onderdeel blijven van het Uniemechanisme en voortaan bekend staan onder de naam "Europese pool voor civiele bescherming". Dit voorstel omvat een herziening van het systeem van stimulansen om middelen vast te leggen voor de Europese pool voor civiele bescherming, door een opvoeren van de medefinancieringspercentages, alsook van de typen in aanmerking komende kosten. Meer bepaald zullen in het kader van het nieuwe voorstel de middelen die zijn vastgelegd voor de Europese pool voor civiele bescherming, kunnen profiteren van een dekking 75% voor alle kosten die tijdens operaties van het Uniemechanisme binnen de Unie zijn gedaan, met inbegrip van aanpassings-, reparatie-, transport- en operationele kosten.

Capaciteit die op een of andere manier medefinanciering van de EU ontvangt, moet in de Europese pool voor civiele bescherming worden opgenomen. Om het systeem te vereenvoudigen en de beschikbaarheid van de middelen meer voorspelbaar te maken, zal niet langer financiële steun worden verleend voor middelen buiten de Europese pool voor civiele bescherming. Ten slotte werden ook grotere stimulansen voor de samenvoeging van capaciteit (bv. dekking van de vervoerskosten door de Commissie van middelen die voor de pool zijn bestemd, van een lidstaat naar een ander, de betaling van doorvoer- en opslagkosten in derde landen van middelen in de pool) in het voorstel opgenomen.

Wat de tweede doelstelling betreft, werden de verbanden tussen preventie, paraatheid en respons versterkt door de risico-evaluaties te verbinden met de planning van het risicobeheer en de lidstaten te verzoeken hun risicobeheersplannen uiterlijk op 31 januari 2019 bij de Commissie in te dienen. Om te garanderen dat alle lidstaten beschikken over doeltreffende preventiemaatregelen en dat rescEU niet zal worden gebruikt ter vervanging van nationale capaciteit, zal de Commissie van een of meerdere lidstaten specifieke preventie- en paraatheidsplannen kunnen eisen. De preventieplannen moeten naast preventiemaatregelen op de korte termijn ook preventie-inspanningen op de langere termijn omvatten, met aandacht voor de algemene aanpassing aan de groeiende impact van de klimaatverandering. Daarnaast moet toekomstige scenarioplanning zijn gebaseerd op risico-evaluaties en capaciteitsinzet, waardoor een sterkere reële band wordt gecreëerd tussen preventie, paraatheid en respons.

De samenhang met andere Unie-instrumenten inzake rampenrisicopreventie en -beheer wordt ook versterkt door de band tussen het Uniemechanisme en cohesie, plattelandsontwikkeling, gezondheids- en onderzoeksbeleid. De vooruitgang die op het gebied van preventie en paraatheid door de lidstaten wordt gemaakt, zal invloed hebben op de financieringsbesluiten op dit terrein. Daarnaast wordt in verband met de samenhang met ander EU-beleid inzake rampenrespons de complementariteit en/of gelijktijdigheid van financiële steun uit het Uniemechanisme en andere Unie-instrumenten (zoals de verordening betreffende humanitaire hulp) eveneens verbeterd. In dit verband zal een afwijking van artikel 129, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 966/2012 11 een beter gebruik garanderen van de bestaande financieringsmogelijkheden en de doeltreffendheid van de responsoperaties van de lidstaten verbeteren. De zichtbaarheid van de EU wordt ook versterkt door een speciaal artikel.

In verband met de tweede doelstelling, en met het oog op grotere samenhang van het beleid, voorziet dit voorstel ook in maatregelen om binnen de Unie passende zichtbaarheid te geven aan de besteding van EU-middelen via het Uniemechanisme voor civiele bescherming. Dit voorstel biedt in dat verband ook de mogelijkheid om een apart kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming te ontwikkelen, waarbij het onderdeel "training" van het Uniemechanisme voor civiele bescherming zal worden versterkt, op basis van nauwe samenwerking met de desbetreffende nationale structuren.

Ten slotte wordt, in verband met de derde doelstelling, met het voorstel gestreefd naar stroomlijning van de administratieve procedures om de vertraging bij de inzet te verminderen. Het bestaande systeem wordt vereenvoudigd door de invoering van maar één categorie responsmiddelen waarvoor medefinanciering van de lidstaten en de EU-begroting vereist is, namelijk de "Europese pool voor civiele bescherming". Een specifieke verwijzing is toegevoegd naar het gebruik van bedragen per eenheid, vaste bedragen en vaste percentages voor de medefinanciering van de transportkosten om zowel de samenhang als de efficiëntie te vergroten. Voorts omvat het voorstel specifieke bepalingen om de activering van het Uniemechanisme voor civiele bescherming te beperken tot een periode van 90 dagen (uitzonderingen daargelaten) om het toepassingsgebied te verduidelijken en inzet in de fase van onmiddellijke respons te stimuleren.

2017/0309 (COD)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Besluit nr. 1313/2013/EU betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 196,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het EU-mechanisme voor civiele bescherming (hierna "het mechanisme" genoemd), ingesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad 12 is gericht op het versterken van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en het faciliteren van de coördinatie op het terrein van civiele bescherming, om zodoende te komen tot een betere respons van de Unie ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen.

(2)Hoewel erkend wordt dat de voornaamste verantwoordelijkheid voor preventie, paraatheid en respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen bij de lidstaten berust, bevordert het Uniemechanisme solidariteit tussen de lidstaten overeenkomstig artikel 3, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(3)Door de mens of de natuur veroorzaakte rampen kunnen overal ter wereld plaatsvinden, vaak zonder waarschuwing. Of het nu door de mens of door de natuur veroorzaakte rampen betreft, zij komen steeds vaker voor, in steeds extremere en complexere vorm, nog versterkt door de gevolgen van de klimaatverandering, en zonder rekening te houden met nationale grenzen. De gevolgen van rampen voor de mens, het milieu en de economie kunnen aanzienlijk zijn.

(4)Uit recente ervaring is gebleken dat door een beroep te doen op een louter vrijwillig aanbod van wederzijdse bijstand, gecoördineerd en gefaciliteerd door het Uniemechanisme, niet altijd kan worden gegarandeerd dat voldoende capaciteit beschikbaar wordt gesteld om in toereikende mate tegemoet te komen aan de fundamentele behoeften van bevolkingsgroepen die door een ramp worden getroffen, noch dat het milieu en de eigendom in voldoende mate veilig worden gesteld. Dit is speciaal het geval wanneer lidstaten tegelijk worden getroffen door herhaaldelijke rampen en collectieve capaciteit ontoereikend is.

(5)Preventie is van groot belang voor de bescherming tegen rampen en vraagt om verdere actie. Tot dit doel moeten de lidstaten op regelmatige basis risico-evaluaties met elkaar delen, alsook samenvattingen van hun rampenrisicobeheersplanning, met het oog op een geïntegreerde aanpak van rampenbeheersing waarbij preventie-, paraatheids- en responsacties aan elkaar zijn gekoppeld. Daarnaast moet de Commissie in staat worden gesteld om van de lidstaten te eisen hun specifieke preventie- en paraatheidsplannen in verband met specifieke rampen mede te delen, met name om de algemene steunverlening van de Unie voor rampenrisicobeheer te maximaliseren. De administratieve rompslomp moet worden teruggebracht en het preventiebeleid moet worden versterkt, met inbegrip van de noodzakelijke koppelingen met andere essentiële beleidsacties en instrumenten van de Unie, zoals de Europese structuur- en investeringsfondsen die zijn genoemd in overweging 2 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 13 .

(6)Er bestaat een noodzaak om het collectieve vermogen tot rampenparaatheid en rampenrespons te versterken met name door wederzijdse steunverlening in Europa. Naast een versterking van de mogelijkheden die reeds worden geboden door de Europese responscapaciteit voor noodsituaties (EERC, of de vrijwillige pool), vanaf heden de "Europese pool voor civiele bescherming" genoemd, moet de Commissie ook rescEU opzetten. De samenstelling van rescEU moet noodresponscapaciteit omvatten inzake bosbranden, grootschalige overstromingen en aardbevingen, alsook een veldhospitaal en medische teams volgens de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie die snel kunnen worden ontplooid.

(7)De Unie moet in staat zijn om de lidstaten bij te staan indien de beschikbare capaciteit niet volstaat voor een doeltreffende respons op rampen, door bij te dragen aan de financiering van leasing- of verhuringsregelingen, met het oog op een snelle toegang tot dergelijke capaciteit, of door de financiering van de aankoop ervan. Hierdoor zou de doeltreffendheid van het Uniemechanisme aanzienlijk worden vergroot, door de beschikbaarheid te garanderen van capaciteit in gevallen waar een effectieve rampenrespons in andere situaties niet zou kunnen worden verzekerd, met name bij rampen die een wijdverbreide impact hebben of een aanzienlijk aantal lidstaten treffen. Het verstrekken van deze capaciteit door de Unie moet schaalvoordelen opleveren en leiden tot een betere coördinatie bij rampenrespons.

(8)De versterking van de Europese pool voor civiele bescherming vereist meer financiering van de Unie voor de aanpassing en de reparatie van middelen, en voor operationele kosten.

(9)Met het oog op grotere efficiëntie en doelmatigheid van opleiding en oefeningen en op grotere samenwerking tussen de nationale civiele-beschermingsautoriteiten en -diensten van de lidstaten is het noodzakelijk een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming op te zetten dat is gebaseerd op bestaande structuren.

(10)Om het functioneren van de rescEU-capaciteit te verzekeren moeten extra financiële toewijzingen beschikbaar worden gesteld voor financiële acties in het kader van het Uniemechanisme.

(11)Er bestaat behoefte aan een vereenvoudiging van de procedures van het Uniemechanisme om de toegang van de lidstaten te verzekeren tot de steun en de capaciteit die nodig zijn om zo spoedig mogelijk te antwoorden op natuurrampen of door de mens veroorzaakte rampen.

(12)Met het oog op een zo groot mogelijk gebruik van de bestaande financieringsinstrumenten en steun voor de lidstaten bij de hulpverlening, meer bepaald bij rampen buiten de Unie, dient te worden voorzien in een afwijking van artikel 129, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad 14 , in gevallen waarin financiering wordt toegstaan uit hoofde van de artikelen 21, 22, en 23 van Besluit nr. 1313/2013/EU.

(13)Het is van belang te garanderen dat de lidstaten alle noodzakelijke maatregelen treffen om door de natuur of de mens veroorzaakte rampen doeltreffend te voorkomen en hun gevolgen te verminderen. De bepalingen moeten het verband versterken tussen acties voor preventie, paraatheid en respons in het kader van het Uniemechanisme. Er moet ook worden gezorgd voor samenhang met andere relevante wetgeving van de Unie inzake de preventie en het beheer van rampenrisico's, met inbegrip van grensoverschrijdende preventie-activiteiten en respons op bedreigingen zoals ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de volksgezondheid 15 . Evenzo moet de samenhang worden verzekerd met internationale verbintenissen zoals het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030, de overeenkomst van Parijs en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling.

(14)De bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie uit hoofde van Besluit nr. 1313/2013/EU dient te worden aangepast om te voorzien in doeltreffende noodhulpcapaciteit voor de Europese Unie (rescEU). De bevoegdheid om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen, moet aan de Commissie worden overgedragen met het oog op de vaststelling van aanvullende typen van responscapaciteit op basis van vastgestelde risico's en uitgaande van een multirisico-aanpak.

(15)Daar de doelstellingen van dit besluit niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in bedoeld artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(16)Besluit nr. 1313/2013/EU dient daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit nr. 1313/2013/EU wordt als volgt gewijzigd:

1)Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) Aan lid 1 wordt het volgende punt e) toegevoegd:

"e)het vergroten van de beschikbaarheid en het gebruik van wetenschappelijke kennis over rampen."

b) Lid 2, onder a), wordt vervangen door:

"a)vooruitgang in de implementatie van het rampenpreventiekader, die wordt afgemeten aan het aantal lidstaten dat een samenvatting van zijn risicobeoordelingen, een evaluatie van zijn risicobeheersingsvermogen, en een samenvatting van zijn rampenrisicobeheersplanning als bedoeld in artikel 6 ter beschikking van de Commissie heeft gesteld;"

(2)In artikel 4 wordt het volgende lid 12 toegevoegd:

"12. "deelnemend land": een derde land dat deelneemt aan het Uniemechanisme overeenkomstig artikel 28, lid 1;"

3)In artikel 5, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

"a)verbeteren van de kennisbasis betreffende rampenrisico's en vergemakkelijken van de uitwisseling van kennis, de resultaten van wetenschappelijk onderzoek, informatie en beste praktijken, met name onder lidstaten die met dezelfde risico's worden geconfronteerd."

4)Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)De punten a) en b) worden vervangen door:

"a)uiterlijk op 22 december 2018 en vervolgens om de drie jaar opstellen van risicobeoordelingen op nationaal of passend subnationaal niveau en deze aan de Commissie ter beschikking stellen;

b)ontwikkelen en verfijnen van hun risicobeheersingsplanning op nationaal of passend subnationaal niveau, gebaseerd op de risicobeoordelingen als bedoeld onder a), en rekening houdend met de beoordeling van hun risicobeheersingsvermogen als bedoeld onder c), en het overzicht van de risico's als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c)." 

b)De volgende tweede alinea wordt toegevoegd:

"Een samenvatting van de relevante elementen van de risicobeheersingsplanning dient uiterlijk op 31 januari 2019, en vervolgens om de drie jaar, bij de Commissie te worden ingediend, met inbegrip van informatie over de uitgekozen preventie- en paraatheidsmaatregelen. Daarnaast kan de Commissie van de lidstaten vragen specifieke preventie- en paraatheidsplannen mede te delen die zowel de inspanningen op de korte als op de lange termijn moeten bestrijken. De Unie onderzoekt terdege de vooruitgang die door de lidstaten wordt geboekt inzake rampenpreventie en rampenparaatheid als onderdeel van elke toekomstige toepasselijke ex-antevoorwaarde in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen."

c)Het volgende punt e) wordt toegevoegd:

"e)De Commissie kan tevens een specifiek overlegmechanisme opzetten om passende preventie- en paraatheidsplanning en -coördinatie tussen de lidstaten die vaak door rampen worden getroffen, te bevorderen."

4)Artikel 10, lid 1, wordt vervangen door:

"1.De Commissie en de lidstaten werken samen aan het verbeteren van de planning van responsoperaties bij rampen in het kader van het Uniemechanisme, onder meer door het opstellen van scenario’s voor respons op rampen gebaseerd op de risicobeoordelingen als bedoeld in artikel 6, onder a), en het overzicht van risico's als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder c), het in kaart brengen van de beschikbare middelen en het opstellen van plannen voor de inzet van de responscapaciteit."

5)Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)De titel wordt vervangen door:

"Europese pool voor civiele bescherming"

b) De leden 1 en 2 worden vervangen door:

"1.Er wordt een Europese pool voor civiele bescherming opgericht. Deze bestaat uit een pool van vooraf toegezegde responscapaciteit van de lidstaten en omvat modules, andere responscapaciteit en deskundigen.

2.Op basis van geïdentificeerde risico's bepaalt de Commissie het soort en de hoeveelheid cruciale responscapaciteit die nodig is voor de Europese pool voor civiele bescherming (hierna "capaciteitsdoelen" genoemd). De Commissie houdt de vooruitgang bij het realiseren van de capaciteitsdoelen en de resterende tekortkomingen in het oog en spoort de lidstaten aan deze aan te pakken. De Commissie kan conform artikel 20, artikel 21, lid 1, onder i), en artikel 21, lid 2, de lidstaten ondersteunen bij deze activiteiten."

c)De leden 7 en 8 worden vervangen door:

"7.De responscapaciteit die de lidstaten beschikbaar stellen voor de Europese pool voor civiele bescherming wordt beschikbaar gesteld voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het ERCC, tenzij de lidstaten worden geconfronteerd met een uitzonderlijke situatie waardoor de taken in eigen land aanzienlijk in het gedrang zouden komen.

8.Wanneer dergelijke responscapaciteit wordt ingezet, blijft zij onder de leiding en controle van de betrokken lidstaten staan en kan zij, wanneer een lidstaat met een uitzonderlijke situatie wordt geconfronteerd waardoor de taken in eigen land aanzienlijk in het gedrang komen en deze responscapaciteit niet beschikbaar kan worden gehouden, worden teruggetrokken. In dergelijke gevallen wordt overleg gepleegd met de Commissie.

Waar nodig faciliteert de Commissie de coördinatie van de verschillende responscapaciteiten via het ERCC overeenkomstig de artikelen 15 en 16."

d)Het volgende lid 10 wordt toegevoegd:

"10.Verwijzingen naar de Europese responscapaciteit voor noodsituaties, EERC en de vrijwillige pool worden beschouwd als verwijzingen naar de Europese pool voor civiele bescherming."

6)Artikel 12 wordt vervangen door:

"rescEU

1.rescEU wordt opgericht om hulp te verlenen waar de bestaande capaciteit geen doeltreffende respons op rampen mogelijk maakt.

2.rescEU is uit de volgende capaciteit samengesteld:

a)    bestrijding van bosbranden uit de lucht;

b)    pompen met hoog debiet;

c)    stedelijke zoek- en reddingsoperaties;

d)    veldhospitalen en medische noodteams.

3.De Commissie kan capaciteit verwerven, huren, leasen en/of op een andere wijze contracteren om te gebruiken in de in lid 1 bedoelde gevallen, overeenkomstig het Financieel Reglement van de Unie.

4.Op basis van vastgestelde risico's en uitgaande van een multirisico-aanpak is de Commissie bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 30, ten einde de vereiste typen responscapaciteit vast te stellen bovenop de responscapaciteit die bedoeld is in lid 2 van dit artikel, en om de samenstelling van rescEU dienovereenkomstig aan te passen. De samenhang met andere beleidsonderdelen van de Unie wordt gewaarborgd.

Indien dit wegens een ramp of een dreigende ramp om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 31 neergelegde procedure van toepassing op op grond van dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

5.De Commissie stelt kwaliteitseisen vast voor de responscapaciteit die deel uitmaakt van rescEU. De kwaliteitseisen zijn gebaseerd op erkende internationale standaarden voor zover dergelijke standaarden reeds bestaan.

6.De Commissie waarborgt de beschikbaarheid en inzetbaarheid van de capaciteit als bedoeld in lid 2 in het kader van het Uniemechanisme.

7.De rescEU-capaciteit is beschikbaar voor responsoperaties in het kader van het Uniemechanisme naar aanleiding van een verzoek om bijstand via het ERCC. Het besluit tot de inzet ervan wordt door de Commissie genomen, die de bevelvoering en controle over de rescEU-capaciteit onder haar bevoegdheid houdt.

8.In het geval van inzet van de rescEU-capaciteit komt de Commissie met de verzoekende lidstaat de operationele ontplooiing overeen. De verzoekende lidstaat faciliteert de operationele coördinatie van zijn eigen capaciteit met de rescEU-activiteiten tijdens de operaties.

9.Waar nodig faciliteert de Commissie de coördinatie van de verschillende responscapaciteit via het ERCC overeenkomstig de artikelen 15 en 16.

10.Indien de Commissie uitrusting ter beschikking stelt zoals voor de bestrijding van bosbranden uit de lucht, door middel van aanschaf, leasing of verhuring, worden de volgende punten gewaarborgd:

a)In geval van aanschaf van de uitrusting, voorziet een akkoord tussen de Commissie en de lidstaat in de registratie van de uitrusting in die lidstaat.

b)In geval van leasing of verhuring volstaat de registratie van de uitrusting in een lidstaat.

11.De lidstaten worden via CECIS op de hoogte gesteld van de operationele status van de rescEU-capaciteit."

7)Het volgende artikel 12 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 12 bis
Verstrekking van informatie aan het Europees Parlement en de Raad

De Commissie informeert het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar over de vooruitgang met betrekking tot operaties en de vooruitgang die in verband met de artikelen 11 en 12 wordt geboekt."

8)In artikel 13 worden de titel en de eerste zin van de eerste alinea vervangen door:

"Kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming

1. De Commissie zet een netwerk op van relevante actoren en instellingen inzake civiele bescherming en rampenbeheersing, die tezamen met de Commissie een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming vormen.

Het netwerk voert op het gebied van opleiding, oefeningen, geleerde lessen en kennisverspreiding de volgende taken uit, in nauwe coördinatie met de relevante kenniscentra, waar passend:"

9)Artikel 15, lid 1, wordt vervangen door:

"1.Wanneer binnen de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden, kan de getroffen lidstaat via het ERCC om bijstand verzoeken. Dit verzoek dient zo concreet mogelijk te zijn. Een verzoek om bijstand komt te vervallen na een maximum van 90 dagen, tenzij nieuwe elementen bij het ERCC worden ingediend die de noodzaak van voortgezette of aanvullende steun rechtvaardigen."

10)Artikel 16, lid 1, wordt vervangen door:

"1.Wanneer buiten de Unie een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden kan het betrokken land via het ERCC om bijstand verzoeken. Er kan ook om bijstand worden verzocht via of door de Verenigde Naties, een VN-organisatie of een andere bevoegde internationale organisatie. Een verzoek om bijstand komt te vervallen na een maximum van 90 dagen, tenzij nieuwe elementen bij het ERCC worden ingediend die de noodzaak van voortgezette of aanvullende steun rechtvaardigen."

11)Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

"1.De financiële middelen voor de uitvoering van het Uniemechanisme voor de periode 2014 tot en met 2020 bedragen 631.566.000 euro in lopende prijzen.

Het bedrag van 480.630.000 euro in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 3 ("Veiligheid en burgerschap") en 150.936.000 euro in lopende prijzen is afkomstig van rubriek 4 ("De EU als mondiale partner") van het meerjarig financieel kader."

12)Het volgende artikel 20 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 20 bis
Zichtbaarheid

Elke steun of financiering die wordt verstrekt uit hoofde van dit besluit, dient de nodige zichtbaarheid te geven aan de Unie, met inbegrip van het logo van de Unie voor de capaciteit die wordt genoemd onder de artikelen 11, 12 en 21, lid 2, onder c)."

13)Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

a)Lid 1, onder j), wordt vervangen door:

"j)vaststellen, beheren en in stand houden van rescEU overeenkomstig artikel 12;"

b)Lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) Punt c) wordt vervangen door:

"c)kosten die samenhangen met het upgraden of repareren van de responscapaciteiten tot een staat van gereedheid en beschikbaarheid waardoor zij kunnen worden ingezet in het kader van de Europese pool voor civiele bescherming, conform de kwaliteitseisen voor de Europese pool voor civiele bescherming en, voor zover van toepassing, de tijdens het certificeringsproces geformuleerde aanbevelingen ("aanpassingskosten"). Deze kosten kunnen onder meer kosten omvatten die verband houden met de inzetbaarheid, de interoperabiliteit van modules en andere responscapaciteit, de autonomie, zelfvoorziening, vervoerbaarheid, verpakking en andere noodzakelijke kosten, mits deze specifiek samenhangen met de deelname van de capaciteit aan de Europese pool voor civiele bescherming.

Aanpassingskosten kunnen onder meer omvatten:

i) 75% van de in aanmerking komende kosten bij een upgrade, mits dit niet meer bedraagt dan 50% van de gemiddelde kosten van de ontwikkeling van de capaciteit;

ii) 75% van de in aanmerking komende kosten bij een reparatie.

De responscapaciteit die financiering ontvangt uit hoofde van de punten i), en ii), wordt beschikbaar gesteld als onderdeel van de Europese pool voor civiele bescherming voor een minimale termijn van 5, respectievelijk 10 jaar, behalve wanneer de economische levensduur ervan korter is.

De aanpassingskosten kunnen bestaan uit een bijdrage in de kosten per eenheid of uit forfaitaire bedragen per soort capaciteit."

ii) Punt d) wordt geschrapt.

c) De volgende leden worden toegevoegd:

"3.De financiële bijstand voor de activiteiten die zijn genoemd in lid 1, onder j), heeft betrekking op alle kosten die noodzakelijk zijn om de beschikbaarheid en inzetbaarheid van de rescEU-capaciteit in het kader van het Uniemechanisme te garanderen, indien zij wordt ontplooid bij een ramp of dreigende ramp binnen de Unie of een deelnemend land.

De in de eerste alinea bedoelde kosten omvatten, indien passend:

(a)de kosten die betrekking hebben op het aanschaffen, huren en/of leasen van de rescEU-capaciteit;

(b)de kosten die betrekking hebben op de inzet van de rescEU-capaciteit, inclusief het vervoer ervan;

(c)de kosten die betrekking hebben op het verlenen van diensten van openbare of particuliere entiteiten voor de inzet van de rescEU-capaciteit.

4.De kosten die zijn genoemd in lid 3, onder a), kunnen bestaan uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, bepaald volgens de categorie of het type capaciteit, als passend."

14)Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

a) De titel wordt vervangen door:

"Voor financiële bijstand in aanmerking komende acties in verband met uitrusting en operaties"

b) De leden 2, 3 en 4 worden vervangen door:

"2. De financiële steun van de Unie voor middelen die zijn toegewezen aan de Europese pool voor civiele bescherming, bedraagt ten hoogste 75% van de kosten die voor de inzet van de capaciteit, met inbegrip van vervoer, noodzakelijk zijn, bij een ramp of een dreigende ramp binnen de Unie of een deelnemend land.

3. De financiële steun van de Unie voor vervoermiddelen kan oplopen tot maximaal 75% van de totale in aanmerking komende kosten in verband met vervoer van de capaciteit die vooraf is vastgelegd voor de Europese pool voor civiele bescherming, indien zij wordt ingezet bij een ramp of een dreigende ramp buiten de Unie als bedoeld in artikel 16.

4. De financiële steun van de Unie voor vervoer van de capaciteit die vooraf is vastgelegd voor de Europese pool voor civiele bescherming overeenkomstig artikel 11, kan voorts oplopen tot 100% van de totale voor financiering in aanmerking komende kosten als omschreven in de punten a), b), c), en d), indien dit noodzakelijk is om de bijstand van de lidstaten op een operationeel efficiënte manier te bundelen en indien de kosten verband houden met een van de volgende zaken:

a)de huur voor korte tijd van opslagcapaciteit om de bijstand van de lidstaten tijdelijk op te slaan ten einde het gecoördineerde vervoer ervan te vergemakkelijken;

b) het vervoer vanuit de lidstaat die de bijstand verstrekt, naar de lidstaat die het gecoördineerde vervoer ervan te vergemakkelijkt;

c)het herverpakken van de bijstand van de lidstaten om de beschikbare vervoerscapaciteit maximaal te benutten of aan specifieke operationele vereisten te voldoen; of

e)het lokale vervoer, doorvoer en de opslag van gebundelde bijstand met het oog op een gecoördineerde levering op de eindbestemming in het verzoekende land."

e) Het volgende lid wordt toegevoegd:

"8.    De vervoerskosten kunnen bestaan uit eenheidskosten, vaste bedragen of vaste percentages, bepaald volgens de categorie van de kosten."

15) In artikel 26 worden de leden 1 en 2 als volgt vervangen:

"1.    Acties waarvoor uit hoofde van dit besluit financiële bijstand wordt verleend, komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van andere financiële instrumenten van de Unie. In afwijking hiervan verhindert financiële bijstand die uit hoofde van de artikelen 21, 22 en 23 van dit besluit is verleend, niet dat ook financiële bijstand wordt verleend uit hoofde van andere financiële instrumenten van de Unie volgens de daarin vervatte voorwaarden.

De Commissie ziet erop toe dat de aanvragers van financiële bijstand uit hoofde van dit besluit en de ontvangers van die bijstand, haar informatie verstrekken over financiële bijstand uit andere bronnen, inclusief de algemene begroting van de Unie, alsook over lopende aanvragen voor deze bijstand.

2.    Er wordt gestreefd naar synergie en complementariteit met andere instrumenten van de Unie, zoals instrumenten op het gebied van cohesiebeleid, plattelandsontwikkeling, onderzoek, gezondheids-, migratie- en veiligheidsbeleid. Bij optreden in humanitaire crises in derde landen zorgt de Commissie voor complementariteit en samenhang van acties die uit hoofde van dit besluit worden gefinancierd en acties die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1257/96 worden gefinancierd."

16)Artikel 28, lid 3, wordt vervangen door:

"3.    Internationale organisaties, regionale organisaties of landen die deel uitmaken van het Europese nabuurschapsbeleid kunnen deelnemen aan activiteiten in het kader van het Uniemechanisme wanneer relevante bilaterale of multilaterale overeenkomsten in die mogelijkheid voorzien."

17)Artikel 32, lid 1, onder g), en h), wordt vervangen door:

"g)    het opzetten, beheren en in stand houden van rescEU, als bedoeld in artikel 12, met inbegrip van criteria voor besluiten tot inzet en operationele procedures;

h)    het opzetten en organiseren van een kennisnetwerk op het gebied van Europese civiele bescherming, als bedoeld in artikel 13;"

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel tot herziening van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad betreffende een EU-mechanisme voor civiele bescherming

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 16  

23 01 - ADMINISTRATIEVE UITGAVEN VOOR HET BELEIDSTERREIN "HUMANITAIRE HULP EN CIVIELE BESCHERMING"

23 03 - HET UNIEMECHANISME VOOR CIVIELE BESCHERMING

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie. 

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 17  

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Dit besluit heeft tot algemeen doel het versterken van de samenwerking tussen de Unie en de lidstaten en het faciliteren van de coördinatie op het terrein van civiele bescherming, bij de preventie, de paraatheid en de respons ten aanzien van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Specifieke doelstelling nr. 1

Het bereiken van een hoog niveau van bescherming tegen rampen door de potentiële gevolgen ervan te voorkomen of te verminderen, door een preventiecultuur te bevorderen en door de samenwerking tussen de civiele-beschermings- en andere bevoegde diensten te verbeteren;

Specifieke doelstelling nr. 2

Het vergroten van de paraatheid op het niveau van de lidstaten en van de Unie om te kunnen reageren op rampen;

Specifieke doelstelling nr. 3

Het bevorderen van een snelle en efficiënte respons bij rampen of bij dreigende rampen;

Specifieke doelstelling nr. 4

Het vergroten van het bewustzijn en de paraatheid van het publiek met betrekking tot rampen.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

23 01 - ADMINISTRATIEVE UITGAVEN VOOR HET BELEIDSTERREIN "HUMANITAIRE HULP EN CIVIELE BESCHERMING"

23 03 - HET UNIEMECHANISME VOOR CIVIELE BESCHERMING

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Het voorstel zal:    

de Unie in staat stellen om in de periode van het meerjarig financieel kader 2014-2020 de acties van de lidstaten op het gebied van civiele bescherming via het Uniemechanisme te ondersteunen, te coördineren en aan te vullen, in het bijzonder aan de hand van:

a) maatregelen die de gevolgen van rampen moeten voorkomen of verminderen;

b) acties die de rampenparaatheid van de EU moeten vergroten, met inbegrip van inspanningen gericht op bewustmaking van de EU-burgers; alsmede

c) acties op het gebied van bijstandsinterventies bij rampen in het kader van het Uniemechanisme;

Het bestaande mechanisme is een nuttig instrument gebleken voor het mobiliseren en coördineren van de steun die door de deelnemende landen wordt verstrekt als antwoord op een crisissituatie binnen en buiten de Unie. Voortbouwend op deze sterke punten zullen met dit voorstel enkele bepalingen van het bestaande kader worden versterkt, teneinde de collectieve capaciteit voor rampenparaatheid van de lidstaten te verbeteren door het opzetten van een sterkere Europese capaciteit voor civiele bescherming, onder de naam rescEU. Deze nieuwe reservecapaciteit zal, tezamen met hogere medefinancieringspercentages voor de Europese pool voor civiele bescherming (voorheen bekend onder de naam Europese responscapaciteit voor noodsituaties, EERC), structurele en nieuwe tekortkomingen in de respons aanpakken. Dit initiatief zal tevens de interne samenhang van het mechanisme helpen versterken, naast het bereiken van grotere efficiëntie door administratieve vereenvoudiging en stroomlijning van procedures.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Specifieke doelstelling nr. 1: Het bereiken van een hoog niveau van bescherming tegen rampen door de gevolgen ervan te voorkomen of te verminderen en een preventiecultuur te bevorderen:

1.    Aantal lidstaten dat nationale risicobeoordelingen en risicobeheersplannen voor rampen heeft opgesteld.

2.    Aantal lidstaten dat een samenvatting van hun rampenrisicobeheersplanning heeft ingediend.

Specifieke doelstelling nr. 2: Het vergroten van de rampenparaatheid van de Unie:

1.    Aantal deskundigen die werden opgeleid door het Uniemechanisme en bij een responsmissie van het Uniemechanisme worden ingezet.

2.    Aantal uitwisselingen van deskundigen binnen de EU en met nabuurlanden.

3.    Aantal en type middelen dat is aangeschaft om deel uit te maken van rescEU.

4.    Aantal en type middelen dat is gecertificeerd om deel uit te maken van de Europese pool voor civiele bescherming.

5.    Aantal lidstaten dat middelen beschikbaar stelt voor de Europese pool voor civiele bescherming.

6.    Aantal rescEU-missies tegenover het totale aantal responsmissies van de Europese pool voor civiele bescherming.

Specifieke doelstelling nr. 3: Bevorderen van een snelle en efficiënte respons bij grote rampen of de dreiging daarvan:

1.    Uitvoeringssnelheid: de tijd die ligt tussen het verzoek om bijstand en de verlening van die bijstand ter plekke en het volledig operationeel zijn van de beoordelings- en coördinatieteams.

2.    Verhouding tussen de ingezette middelen uit rescEU en de middelen uit Europese pool voor civiele bescherming.

3.    Aantal van de vervoerssubsidies en -diensten.

4.    Bedragen van EU-financiering voor rescEU-operaties binnen en buiten Europa (operationele en vervoerskosten in uitzonderlijke omstandigheden).

5.    Bedragen van EU-financiering voor operaties van de Europese pool voor civiele bescherming binnen en buiten Europa (vervoersoperaties).

6.    Totaalbedrag van de medefinanciering van de EU aan de lidstaten.

7.    Aantal gevallen waarin gebruik is gemaakt van pooling tegenover het totale aantal van missies van het Uniemechanisme.

Specifieke doelstelling nr. 4: "Vergroten van het bewustzijn en de paraatheid van het publiek met betrekking tot rampen"

1.    Aantal deelnemers/websitebezoekers van publiek-private partnerschappen die door het Uniemechanisme worden gefinancierd.

2.    Bekendheid van EU-burgers met het Uniemechanisme (enquête bij EU-burgers).

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

De afgelopen jaren is de Europese civiele bescherming snel geëvolueerd. Sinds het opzetten van het eerste mechanisme in 2001 (het communautair mechanisme voor civiele bescherming) tot vandaag is de rechtsgrondslag voor de civiele bescherming op EU-niveau versterkt (specifieke verwijzing in de verdragen sinds het Verdrag van Lissabon in 2009), en de operationele capaciteit vergroot (oprichting van de Europese responscapaciteit in noodsituaties - EERC, het Europees medisch korps - EMC, het Europees Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties - ERCC, enz.). Het huidige Uniemechanisme heeft meer dan 80 maal bijstand verleend in noodsituaties in Europa en daarbuiten, bijgedragen tot de ontwikkeling en verspreiding van deskundigheid en ervaring inzake rampenbeheersing, en een cultuur van preventie bevorderd in de deelnemende landen.

Toch hebben de recent doorgevoerde tussentijdse beoordeling en een aantal andere sleutelrapporten en documenten diverse gebieden aangemerkt waar verbeteringen mogelijk zijn. In het licht hiervan beoogt dit voorstel de bestaande wetgeving aan te passen om de volgende doelstellingen te bereiken:

a) versterking van het collectieve vermogen tot rampenrespons van de Unie en de lidstaten, aanpak van steeds weerkerende en van nieuwe capaciteitstekorten, in het bijzonder door het opzetten van een speciale reserve van responscapaciteit op Unieniveau, bekend als rescEU;

b) versterking van de doeltreffendheid van preventieve actie als onderdeel van de rampenbeheersingscyclus, versterking van de banden met andere belangrijke EU-beleidsterreinen op het gebied van de rampenpreventie en rampenrespons;

c) ervoor zorgen dat het Uniemechanisme flexibel en doeltreffend is in zijn administratieve procedures voor steun aan noodoperaties.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De toegevoegde waarde van de EU bestaat uit:

- het verminderen van het verlies van mensenlevens en de beperking van milieu-, economische en materiële schade;

- betere coördinatie van de activiteiten voor civiele bescherming aangezien alle aangeboden bijstand centraal bijeengebracht wordt via het ERCC, en daarna aan de instanties van het getroffen land ter goedkeuring wordt voorgelegd;

- kostenbesparing aangezien de door het getroffen land aanvaarde bijstand kan worden gecombineerd met de bijstand van andere landen via de vervoersprocedure;

- verbeterde doelmatigheid door een verhoogd paraatheidsniveau en een meer samenhangend risicobeheersbeleid voor rampen;

- samenhangende en doeltreffende respons door de ontwikkeling van rescEU waarmee in de EU en in deelnemende landen hulp kan worden geboden als dat nodig is;

- betere zichtbaarheid van de EU-respons bij rampen;

- betere benutting van schaarse middelen doordat door de EU gefinancierde middelen worden gedeeld;

- sterkere regionale coördinatie en uitwisseling van kennis door de ontwikkeling van een netwerk van EU-knooppunten voor civiele bescherming.

1.5.3. Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Met deze voorstellen wordt voortgebouwd op:

- de tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme 2014-2016 door een extern consulent; Augustus 2017.

- Europese Rekenkamer, speciaal verslag, Uniemechanisme voor civiele bescherming: de coördinatie van de rampenrespons buiten de EU is over het algemeen doeltreffend geweest, speciaal verslag nr. 33, 2016;

- Werkdocument van de diensten van de Commissie, Overzicht van de risico's op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen waarmee de Unie geconfronteerd kan worden, SWD(2017) 176 final van 23.5.2017;

- Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen en resterende tekorten van de Europese responscapaciteit in noodsituaties, COM(2017)78 final van 17.2.2017;

- ervaring die is opgedaan met eerdere noodsituaties waaraan in het kader van het mechanisme, sinds de instelling ervan in 2001, het hoofd is geboden;

- ervaring die is opgedaan met projecten die gefinancierd zijn in het kader van oproepen die vanaf 2013 zijn gedaan op het gebied van paraatheid en preventie;

- ervaring die is opgedaan met het proefproject dat is gefinancierd in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen in 2008 voor een proefproject om de samenwerking tussen de lidstaten bij de bestrijding van bosbranden op te voeren.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

In overeenstemming met:

- Verordening (EG) nr. 1257/96 van de Raad van 20 juni 1996 betreffende humanitaire hulp;    

- Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid;

- Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad van 11 november 2002 tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie;

- Verordening (EG) nr. 1717/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 tot invoering van een stabiliteitsinstrument;

- Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming;

- Verordening (EU) nr. 375/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 tot oprichting van het Europese vrijwilligerskorps voor humanitaire hulpverlening ("EU-vrijwilligersinitiatief voor humanitaire hulp");

- Verordening (EU) 2016/369 van de Raad van 15 maart 2016 betreffende de verstrekking van noodhulp binnen de Unie.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

◻ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

◻ Financiële gevolgen vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

X Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

X Uitvoering met een opstartperiode vanaf 1/1/2018 tot en met 31/12/2020,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Geplande beheersvorm(en) 18  

X Direct beheerdoor de Commissie

X via haar diensten, met inbegrip van personeel in de delegaties van de Unie;

◻ door de uitvoerende agentschappen

Gedeeld beheer met de lidstaten

X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

X internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

[…]

[…]

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Er wordt regelmatig toegezien op acties en maatregelen waarvoor uit hoofde van deze besluiten financiële bijstand wordt verleend.

De volgende documenten worden door de Commissie opgesteld en bij het Europees Parlement en de Raad ingediend:

- uiterlijk op 30 juni 2017 een tussentijds evaluatieverslag (reeds afgewerkt);

- uiterlijk op 31 december 2018 een mededeling over voortzetting van de tenuitvoerlegging van dit besluit;

- uiterlijk op 31 december 2021 een verslag van de evaluatie achteraf.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Vastgestelde risico's

In het licht van de grotere rol die is toebedeeld aan het Europese Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties, kan een gebrek aan personeel, indien niet wordt voorzien in een voldoende aantal posten, ertoe leiden dat het centrum niet in staat is om:

- in te spelen op alle uitdagingen die voortkomen uit het groeiend aantal civiele-beschermingsoperaties, en op alle politieke vereisten in het kader van de geïntegreerde rapportage over politieke crisissituaties en de solidariteitsclausule;    
- activiteiten te ontwikkelen of toe te voegen;
   
- gebruik te maken van nieuwe technologische systemen die ononderbroken beschikbaarheid waarborgen, of deze te ontwikkelen;
   
- afdoende te reageren op dreigende civiele-beschermingscrises;
   
- het systeem voor interne controle als beschreven in punt 2.2.2. op voldoende wijze te kunnen uitvoeren.

2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle

Er is gepland dat het bestaande systeem voor interne controle van DG ECHO wordt ingezet om te waarborgen dat middelen die uit hoofde van het nieuwe instrument beschikbaar worden gesteld, naar behoren en overeenkomstig de toepasselijke wetgeving worden gebruikt.

Het huidige systeem bestaat uit de volgende componenten:

1. Een team voor interne controle binnen DG ECHO, met het oog op de naleving van de geldende administratieve procedures en van kracht zijnde wet- en regelgeving op het gebied van civiele bescherming. Tot dit doel wordt gebruik gemaakt van het interne-controlekader van de Commissie.

2. Regelmatige controles van subsidies en contracten die uit hoofde van het instrument zijn toegekend, door externe auditeurs van DG ECHO, en volledig geïntegreerd in het jaarlijkse auditplan van DG ECHO.

3. Evaluatie van activiteiten door externe partners.

De activiteiten kunnen ook worden gecontroleerd door OLAF (fraudezaken) en de Rekenkamer.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

De kosten van de controlestrategie van DG ECHO worden geraamd op 1,9% van de begroting 2016. De belangrijkste onderdelen van deze indicator zijn:

- de totale personeelskosten van de deskundigen van DG ECHO ter plaatse, plus die van de financiële en operationele eenheden, vermenigvuldigd met het geraamde aandeel (50%) van de tijd die besteed wordt aan kwaliteitsborging, controle en monitoring;

- de totale middelen die in de sector externe audit van DG ECHO aan audits en controles worden besteed.

Gezien de zeer geringe kosten van dergelijke controles en de daarmee verbonden kwantificeerbare (correcties en terugvorderingen) en niet-kwantificeerbare (afschrikkingseffect en kwaliteitsborgingseffect) voordelen, concludeert de Commissie dat de kwantificeerbare en niet-kwantificeerbare baten van de controles ruimschoots opwegen tegen de kosten ervan.

Dit wordt bevestigd door het meerjarige resterende foutpercentage van 1,02% waarvan de Commissie in 2016 melding maakte voor haar beleidsterrein humanitaire hulp en civiele bescherming.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande of geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

DG ECHO zal zich bij de uitwerking van zijn antifraudestrategie laten leiden door de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (CAFS), om onder andere te verzekeren dat:

- de interne controles van DG ECHO in verband met fraudebestrijding volledig in overeenstemming zijn met de CAFS;

- de aanpak van DG ECHO op het gebied van frauderisicobeheer is toegesneden op het in kaart brengen van frauderisicogebieden en adequate reacties.

De systemen voor de besteding van EU-middelen in derde landen maken het mogelijk om relevante gegevens op te roepen om deze te gebruiken voor het beheer van frauderisico’s (bijv. het opsporen van dubbele financiering).

Indien nodig kunnen er netwerkgroepen en passende IT-instrumenten worden ingevoerd voor onderzoek van aan de sector gerelateerde fraudegevallen.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer en omschrijving

GK/ NGK 19 .

van EVA-landen 20

van kandidaat-lidstaten 21

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

3

23 03 01 01 - Rampenpreventie en

rampenparaatheid binnen de Unie

GK

JA

JA

NEEN

NEEN

4

23 03 01 01 - Rampenpreventie en

rampenparaatheid in derde landen

GK

JA

JA

NEEN

NEEN

3

23 03 02 01 - Snelle en doeltreffende respons in noodsituaties, bij grote rampen binnen de Unie

GK

JA

JA

NEEN

NEEN

4

23 03 02 02 - Snelle en doeltreffende respons in noodsituaties, bij grote rampen in derde landen

GK

JA

JA

NEEN

NEEN

4

23 01 04 - Ondersteunende uitgaven voor operaties en programma’s voor het beleidsterrein "Humanitaire hulp en civiele bescherming"

NGK

NEEN

NEEN

NEEN

NEEN

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel 
kader

Nummer

Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap

DG ECHO – Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp

2018

2019

2020

TOTAAL

•Beleidskredieten

23 03 01 01

Vastleggingen

1)

14.000

105.900

109.279

229,179

Betalingen

2)

7.000

46.560

104,395

157,955

23 03 02 01

Vastleggingen

1a)

5.157

9.300

13.218

27.675

Betalingen

2a)

4.000

10.000

11.000

25.000

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 22  

Nummer begrotingsonderdeel

3)

2018

2019

2020

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor DG ECHO

Vastleggingen

=1+1a +3

19.157

115.200

122.497

256.854

Betalingen

=2+2a

+3

11.000

56.560

115.395

182.955






TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4)

19.157

115.200

122.497

256.854

Betalingen

5)

11.000

56.560

115.395

182.955

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

6)

0

0

0

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 3
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+ 6

19.157

115.200

122.497

256.854

Betalingen

=5+ 6

11.000

56.560

115.395

182.955

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

Nummer

Rubriek 4 - Europa als wereldspeler

DG ECHO – Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp

2018

2019

2020

TOTAAL

•Beleidskredieten

23 03 01 02

Vastleggingen

1)

-

-

-

-

Betalingen

2)

-

-

-

-

23 03 02 02

Vastleggingen

1a)

2

2

2.284

6.284

Betalingen

2a)

0.8

1.8

2.014

4.614

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 23  

Nummer begrotingsonderdeel

3)

2018

2019

2020

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor DG ECHO

Vastleggingen

=1+1a +3

2

2

2.284

6.284

Betalingen

=2+2a

+3

0.8

1.8

2.014

4.614






TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

4)

2

2

2.284

6.284

Betalingen

5)

0.8

1.8

2.014

4.614

•TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten

6)

0

0

0

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 4
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+ 6

2

2

2.284

6.284

Betalingen

=5+ 6

0.8

1.8

2.014

4.614



Rubriek van het meerjarig financieel
kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018

2019

2020

TOTAAL

DG ECHO – Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp

•Personele middelen

1.682

5.034

9.436

16.152

•Andere administratieve uitgaven

0.1500

0.230

0.330

0.710

TOTAAL DG ECHO

Kredieten

1.832

5.264

9.766

16.862

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1.832

5.264

9.766

16.862

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018

2019

2020

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

22.989

122.464

134.547

280.000

Betalingen

13.632

63.624

127.174

204.430

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar
2018

Jaar
2019

Jaar
2020

TOTAAL

OUTPUTS

Soort output 24

Gemiddelde kosten
van de output

Aantal outputs

Kosten

Aantal outputs

Kosten

Aantal outputs

Kosten

Totaal aantal outputs

Totaal
kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 1 - Preventie 25

Aantal projecten gefinancierd voor preventie

Subsidieovereenkomsten

0,3

15

3

15

3

15

3

45

9

Studies

Aantal contracten

0,1

5

0,5

5

0,5

5

0,5

15

1,5

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

20

3,5

20

3,5

20

3,5

60

10,5

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 2 - Paraatheid

Aantal projecten gefinancierd voor paraatheid (incl. opleiding en oefeningen)

Subsidieovereenkomsten en contracten

0,5

100

5

100

5

100

5

300

15

Systemen voor tijdige waarschuwing

Aantal administratieve regelingen

1,25

2

2,5

2

2,5

2

2,5

6

7,5

Responscapaciteit in noodsituaties

Aantal subsidieovereenkomsten en contracten

1

7

7

13

13

20

20

40

40

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

109

14,5

115

20,5

122

27,5

346

62,5

SPECIFIEKE DOELSTELLING nr. 3 - Respons 26

Inzet van deskundigen

Aantal contracten

0,005

200

1

200

1

200

1

600

3

Aantal vervoersoperaties binnen de EU

Subsidieovereenkomst/dienstencontract

0,1

80

8

80

8

80

8

240

24

Aantal vervoersoperaties buiten de EU

Subsidieovereenkomst/dienstencontract

0,13

40

5,2

40

5,2

40

5,2

120

15,6

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3

320

14,2

320

14,2

320

14,2

960

42,6

TOTALE KOSTEN

449

32,2

455

38,2

462

45,2

1366

115,6

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2018

2019

2020

TOTAAL

RUBRIEK 5van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

1.682

5.034

9.436

16.152

Andere administratieve uitgaven

0.15

0.23

0.33

0.710

Subtotaal RUBRIEK 5van het meerjarig financieel kader

1.832

5.264

9.766

16.862

buiten RUBRIEK 5 27 van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere uitgavenvan administratieve aard

Subtotaalbuiten RUBRIEK 5van het meerjarig financieel kader

0

0

0

0

TOTAAL

1.832

5.264

9.766

16.862

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.    

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

X    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:*

Raming in voltijdequivalenten

Jaar
N

Jaar N+1

Jaar N+2

2018

2019

2020

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

23 01 01 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

7

12

16

XX 01 01 02 (Delegaties)

XX 01 05 01 (Onderzoek onder contract)

10 01 05 01 (Eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 28

23 01 02 01 (AC, INT, END van de "totale financiële middelen")

10

24

31

XX 01 02 02 (AC, INT, JED, AL en END in de delegaties)

XX 01 04 jj 29

- in de centrale diensten 30

- in de delegaties

XX 01 05 02 (AC, INT, END – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, INT, END – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

17

36

47

* Deze cijfers kunnen worden aangevuld met 15 extra VTE afkomstig uit andere DG's via een personeelsherschikking op basis van een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling.

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herschikt, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Het extra personeel dat voor de periode 2018-2020 wordt gevraagd, is noodzakelijk voor de volgende taken: a) ontwikkeling en beheer van de pas opgerichte rescEU-capaciteit; b) versterking van de vrijwillige pool; c) ondersteuning van de beleidseenheden, met inbegrip van preventie-activiteiten; d) ontwikkeling van het concept van een Europese civiele-beschermingsacademie; en e) verzekering van beheers- en steunactiviteiten.

Het grootste aandeel van de personeelstoename zal worden gebruikt voor de ontwikkeling van rescEU, zoals het beheer van de aankoop en/of leasing van goederen (contracten), het beheer van de goederen, toezichts- en coördinatietaken, alsook communicatietaken.

Extern personeel

Het draaiend houden van het Centrum voor respons in noodsituaties, vierentwintig uur per dag en zeven dagen per week; benodigde werkzaamheden in het veld; administratieve ondersteuning.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader.

X    Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader. De volgende bedragen zullen worden herschikt:

 

Rubriek 3

2018

2019

2020

Totaal

 

Rechten, gelijkheid en burgerschap

 

 

 

 

33.0201

Toezien op de bescherming van rechten en burgers meer zeggenschap geven

 

1.34

1.55

2.89

33.0202

Bestrijding van discriminatie en bevordering van gelijkheid

 

0.98

1.22

2.2

 

Justitie

 

 

 

 

33.0301

Steun voor en bevordering van justitiële opleiding

 

4.93

5.25

10.18

33.0302

Vergemakkelijken en ondersteunen van justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken

 

4.77

5.02

9.79

 

Totaal rubriek 3

 

12.02

13.04

25.06

 

Rubriek 4

2018

2019

2020

Totaal

21.020703

Menselijke ontwikkeling (DCI)

2.00

 

 

2.00

22.020302

Steun aan Turkije - Economische, sociale en ruimtelijke ontwikkeling en daarmee verband houdende geleidelijke aanpassing aan de wetgeving van de Unie (IPA II - Turkije)

 

2.00

2.28

4.284

 

Totaal rubriek 4

2.00

2.00

2.28

6.284

X    Het voorstel/initiatief vereist toepassing van het flexibiliteitsinstrument.

 

2018

2019

2020

Gebruik van het flexibiliteitsinstrument

19.157

103.18

109.457

3.2.5.Bijdragen van derden

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten



3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

X    Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 31

Jaar
N

Jaar
N+1

Jaar
N+2

Jaar
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

[…]

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[…]

(1)    ICF, Tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming voor de periode 2014-2016, eindverslag, augustus 2017 (hierna "tussentijdse evaluatie" genoemd). Het eindverslag van de tussentijdse evaluatie is hier te vinden: https://publications.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/eb41bfee-78c3-11e7-b2f2-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF
(2)    Europese Rekenkamer, speciaal verslag (2016), Uniemechanisme voor civiele bescherming: de coördinatie van de rampenrespons buiten de EU is over het algemeen doeltreffend geweest. Te vinden op: http://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/SR16_33/SR_DISASTER_RESPONSE_EN.pdf
(3)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de vorderingen en resterende tekorten van de Europese responscapaciteit in noodsituaties, 17.2.2017.
(4)    Zie voetnoot 2.
(5)    Zie voetnoot 3.
(6)    Werkdocument van de diensten van de Commissie, Overzicht van de risico's op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen waarmee de Unie geconfronteerd kan worden, 23.5.2017, SWD(2017)176 final.
(7)    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de tussentijdse evaluatie van het Uniemechanisme voor civiele bescherming voor de periode 2014-2016, 30.8.2017, COM (2017) 460 final.
(8)    De voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, IJsland, Montenegro, Noorwegen, Servië en Turkije.
(9)    De volgende belanghebbenden hebben geantwoord: civiele-beschermingsautoriteiten uit 26 deelnemende landen (online-enquêtes); civiele-beschermingsautoriteiten uit 17 deelnemende landen (interviews); nationale opleidingscoördinatoren uit 21 deelnemende landen (online-enquêtes); 137 deskundigen die hebben deelgenomen aan het uitwisselingsprogramma voor deskundigen en 23 hoofdprojecten die zijn gefinancierd via het Uniemechanisme uit 13 deelnemende landen (online-enquêtes); 14 internationale partners met inbegrip van VN-agentschappen, de OESO, de Wereldbank, het Rode Kruis, enz. (interviews); 15 directoraten-generaal en diensten van de EU (interviews).
(10)    Het verslag is te vinden op: http://ec.europa.eu/echo/EUCPM-consult_en
(11)

   Verordening (EU, Euratom ) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(12)    Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924).
(13)    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
(14)    Verordening (EU, Euratom ) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(15)    Besluit nr. 1082/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 over ernstige grensoverschrijdende bedreigingen van de gezondheid en houdende intrekking van Beschikking nr. 2119/98/EG (PB L 293 van 5.11.2013, blz. 1).
(16)    ABM: activiteitsgestuurd management (activity-based management); ABB: activity-based budgeting (activiteitsgestuurde begroting).
(17)    In de zin van artikel 54, lid 2, onder a), of b), van het Financieel Reglement.
(18)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(19)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(20)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(21)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(22)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(23)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(24)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(25)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(26)    Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…".
(27)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(28)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige);
(29)    Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(30)    Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).
(31)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.
Top